Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. COVID-19 en mogelijke relatie met dieren (Kamerstuk 28286/25295-1088)
2020D19801 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over COVID-19 en de mogelijke relatie met dieren en over
de gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren (Kamerstukken
28 286 en 25 295, nr. 1088)
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, De Leau-Kolkman
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
0
II
Antwoord / Reactie van de Minister
0
III
Volledige agenda
0
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven rond de mogelijke
relatie van COVID-19 met dieren en de gevolgen van de COVID-19 crisis op de land-,
tuinbouw- en visserijsectoren. Deze leden hebben zorgen over de ontwikkelingen rond
het SARS-CoV-2-virus en (huis)dieren. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Voorafgaand aan de inbreng constateren zij dat er sinds de brief van 19 mei, 23.36 uur
(2020D19388), weer een nieuwe, zorgelijke ontwikkeling is. Zij hebben inmiddels een verzoek gedaan
tot het houden van een technische briefing. Vooruitlopend op deze briefing hebben
zij ook op dit punt al enkele vragen.
Brief COVID-19 en mogelijke relatie met dieren
De leden van de VVD-fractie willen hun waardering uitspreken voor de flexibiliteit
en de grote bereidheid van de verschillende partijen in het veterinaire veld om samen
de impact van COVID-19 op de Nederlandse samenleving zo klein mogelijk te maken.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat er geen aanwijzingen zijn dat dieren
een rol spelen in de verspreiding van COVID-19. Deze leden begrijpen dat er nog onvoldoende
kennis is over het virus en de wijze waarop verspreiding plaatsvindt. Kan de Minister
aangeven op basis van welke wetenschappelijke onderbouwde informatie deze stelling
is ingenomen? Zij vragen dit gezien de gerapporteerde bevindingen in dezen en de ontwikkelingen
van de laatste weken. Zij vragen de Minister om een uitgebreide toelichting.
De leden van de VVD-fractie lezen over een aantal besmette dieren wereldwijd en enkele
meldingen van zieke huisdieren uit gezinnen waar vermoedelijk het SARS-CoV-2 virus
circuleert in Nederland. Deze leden vragen of de zieke huisdieren waarover gesproken
wordt in de bijlage bij de brief (Kamerstuk 28 286, nr. 1088) getest zijn. Indien deze niet getest zijn, waarom zijn ze dat niet? Deelt de Minister
de mening dat het bij de onzekerheid die er rondom dit virus heerst van belang is
om zo veel mogelijk onderzoek te doen en dat testen daarvoor een belangrijk onderdeel
is? Zo nee, waarom niet, temeer omdat het Deskundigenberaad Zoönosen (DB-Z) aangeeft
dat er te weinig publicaties zijn en er beperkt onderzoek is gedaan?
De leden van de VVD-fractie vragen welke onderzoeken er momenteel lopen naar de mogelijke
relatie tussen COVID-19 met dieren en de mogelijke relatie tussen luchtkwaliteit,
veehouderij en COVID-19 en wanneer de uitkomsten van deze onderzoeken worden verwacht.
Naar welke dieren heeft het DB-Z inmiddels onderzoek gedaan, inclusief de diersoorten
zoals in de bijlage beschreven? Waarom is er specifiek voor deze dieren gekozen? Welke
conclusies zijn er getrokken? Bij welke diersoorten is de kans op overdragen van het
virus verwaarloosbaar en bij welke diersoorten is deze wel aanwezig?
De leden van de VVD-fractie vragen een overzicht van het aantal meldingen door (huis)dierartsen
of andere erfbetreders van verdenkingen van COVID-19. De leden vragen naar het aantal
vragen om advies en daadwerkelijke aantal besmettingen (positief getest of aanwezigheid
antistoffen). Zij ontvangen graag een uitsplitsing per diersoort.
Brief over de infectie van nertsen met SARS-CoV-2
De leden van de VVD-fractie zijn geschrokken van de vaststelling van een besmetting
met het SARS-CoV-2 virus op een tweetal nertsenbedrijven. Deze leden leven mee met
de nertsenhouders, hun gezinnen en de medewerkers. Zij achten het verstandig dat de
regering heeft besloten over te gaan tot een meldplicht voor nertsenhouders, dierenartsen
en voor personen in onderzoeksinstellingen voor verschijnselen van besmetting met
SARS-CoV-2 op nertsenbedrijven. Wat is het aantal meldingen als gevolg van deze meldplicht?
Brief update corona bij dieren
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van 15 mei dat de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) dierenartsen heeft gevraagd verdenkingen van het
SARS-CoV-2-virus bij dieren (waaronder ook huisdieren) door te geven aan de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De leden lezen dat de NVWA de meldingen zal beoordelen.
Zij hebben hierover de volgende vragen. Hoeveel meldingen van verdenkingen van COVID-19
hebben er sinds 27 februari (eerste geteste menselijke besmetting in Nederland) plaatsgevonden
en bij welke dieren? Welke beoordelingen door de NVWA hebben hierbij plaatsgevonden
en wat was de uitkomst? Hoe vaak heeft er vervolgonderzoek plaatsgevonden en bij welke
dieren?
De leden van de VVD-fractie lezen over commerciële aanbieders van COVID-19 testen
bij dieren. Voldoen deze testen aan de eisen die hieraan gesteld worden, zodat een
uitkomst ook betrouwbaar is? Hoeveel testuitslagen van deze commerciële aanbiedingen
heeft de NVWA ontvangen? Bij welke dieren zijn deze tests afgenomen en wat was de
uitslag?
De leden van de VVD-fractie lezen over de verschillende besmettingen van nertsen,
katten en een hond in Nederland. Deze leden vragen op welke manier nertsen en andere
marterachtigen COVID-19 kunnen overdragen en op welke manier dit verschilt van de
manier waarop het SARS-CoV-2-virus van mens op mens wordt overgedragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister onderscheid maakt tussen een meldplicht
en het verzoek om mogelijke besmettingen door te geven. De meldplicht geldt voor nertsen
en het verzoek geldt voor overige diersoorten. Deze leden zijn hierover bezorgd. Een
verzoek om mogelijke besmettingen door te geven is vrijblijvend en geeft ruimte om
bewust of onbewust mogelijke besmettingen niet door te geven. Kan de Minister aangeven
waarom zij het verantwoord vindt om alleen bij nertsenhouders over te gaan tot een
meldplicht? Zoals ook aangegeven in de brief «Infectie van nertsen met SARS-CoV-2»
(2020D16080) maakt de meldplicht bij nertsen het mogelijk om meer onderzoek te doen en meer epidemiologische
kennis te vergaren over de relatie tussen dieren en COVID-19 en de verspreiding daarvan.
De Minister schreef in de brieven van 22 april (Kamerstuk 28 286, nr. 1088) en 26 april (2020D16080) dat een algehele meldplicht niet nodig is en dat andere dieren in de veehouderij
niet gevoelig lijken voor SARS-CoV-2. Deze leden wijzen de Minister op de aanwezigheid
van het SARS-CoV-2-virus bij dieren buiten de veehouderij en benadrukken dat het inzichtelijk
maken van de verspreiding van het virus, zowel onder mensen als onder dieren, cruciaal
is voor de bestrijding daarvan. Is de Minister het met deze leden eens dat (tijdig)
testen een belangrijke voorwaarde is om de kennis en informatie over COVID-19 bij
(huis)dieren te vergroten? Zo nee, kan de Minister hierop een uitgebreide toelichting
geven?
De leden van de VVD-fractie zien de meldplicht voor nertsenhouders als een belangrijke
en goede eerste stap. Deze leden verzoeken de regering echter ook een meldplicht in
te voeren voor alle (huis)dierartsen en laboratoria. Is zij bereid het wettelijk kader
hiervoor voor te bereiden? Zo nee, waarom niet?
Brief stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 19 mei 2020 over
de stand van zaken van het onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven. Over deze brief
hebben deze leden op dit moment enkele prangende vragen. Zij lezen in de brief dat
het belangrijk is om de rol van katten bij potentiele virusoverdracht tussen bedrijven
verder te onderzoeken. Hiermee lijkt het onderzoek beperkt te worden tot bedrijven
waar katten verblijven (de zogenaamde boerderijkatten). Waarom worden de katten in
andere situaties niet betrokken bij dit onderzoek? Waarom worden andere huisdieren
(zoals bijvoorbeeld honden of cavia’s) niet betrokken bij dit onderzoek? Deze leden
vragen of er (internationaal) onderzoek bekend is of katten en of andere huisdieren
subklinisch COVID-19 kunnen doormaken. Zo ja, kan de Minister dit toelichten? Zo nee,
wordt dit verder onderzocht? Deze leden vragen ook hoeveel locaties (nertsenhouderijen)
verplicht worden gescreend op COVID-19. Wordt voor deze screening extra capaciteit
ingezet zodat de doorlooptijd beperkt blijft? Wat is de verwachte doorlooptijd van
deze screening?
Brief over de gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren
De leden van de VVD-fractie juichen de tijdelijke verruiming van de Borgstelling MKB-landbouwkredieten
toe. Deze leden vragen hoeveel ondernemers tot op heden gebruik hebben gemaakt van
de (kortlopende kredieten in de) regeling Borgstelling MKB-landbouwkredieten en voor
welk bedrag ondernemers hebben geleend. Welke afspraken zijn er gemaakt voor het terugbetalen
van de kredieten? Wanneer moet daarmee worden begonnen en is er voor ondernemers nog
de mogelijkheid om, afhankelijk van de situatie, enige uitstel te krijgen? Deze leden
ontvangen signalen dat de looptijd van kortlopende kredieten (BL-C) onder de regeling
Borgstelling MKB-landbouwkredieten voor een aantal bedrijven te kort is. Herkent de
Minister deze signalen? Zo ja, is zij bereid om met de Minister van Economische Zaken
en Klimaat in overleg te treden om te kijken of de looptijd van kortlopende kredieten
(BL-C) onder de regeling Borgstelling MKB-landbouwkredieten verlengd kan worden? Zo
nee, is zij bereid de komende maand signalen en ervaringen uit de praktijk met de
Kamer te delen?
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat de Minister het initiatief heeft genomen
om onze boeren tegemoet te komen met een voorschotbetaling uit het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB). Deze leden betreuren de houding van de Europese Commissie in
dezen. Kan de Minister aangeven waarom de Europese Commissie vasthoudt aan de datum
van 16 oktober 2020 voor het uitbetalen van de directe betalingen? Kan de Minister
aangeven wanneer de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over kan gaan tot
de voorschotbetaling? Deze leden hebben bij het schriftelijk overleg over de videoconferentie
van de EU Landbouw- en Visserijministers op 13 mei 2020 ook een aantal vragen gesteld
over de voorschotbetaling. Wanneer kan de Kamer de antwoorden tegemoet zien?
De leden van de VVD-fractie delen de mening dat het pakket aan maatregelen op EU-niveau
nog niet compleet is. Deze leden herkennen de constatering dat de bestaande nationale
noodmaatregelen zoals bijvoorbeeld de Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)
niet altijd voldoende toereikend zijn. Zij zijn positief over de bestaande tegemoetkomingen
in de sierteelt, voedingstuinbouw en fritesaardappelen. Zij willen benadrukken dat
er meer sectoren binnen de agrofoodsector zwaar zijn geraakt en dat ook voor hen de
NOW of andere genomen maatregelen rond COVID-19 niet voldoende toereikend zijn. Zij
zien op dit moment vooral in dierlijke sectoren grote problemen en nog geen tot weinig
oplossingsgerichte maatregelen. Zij maken zich grote zorgen om de verschillende sectoren
zoals de (melk)veehouderij, de kalversector, de eendensector, de pluimveesector, de
paardensector, de nertsenhouderijen. Zij verzoeken de Minister om ook voor de dierlijke
sectoren toe te zien op (financiële) maatregelen en maatwerk in zowel nationaal als
Europees verband. Welke stappen heeft de regering in Europees en nationaal verband
gezet om te komen tot een (financiële) oplossing en maatwerk voor de verschillende
sectoren en welke stappen is de regering voornemens nog te gaan zetten om ook andere
zwaar geraakte sectoren in de agrofoodsector te helpen de COVID-19-crisis te overleven?
Deze leden wachten de beantwoording van deze en eerder gestelde vragen tijdens het
schriftelijk overleg over de videoconferentie van de EU Landbouw- en Visserijministers
op 13 mei 2020 over dit onderwerp, af. Zij willen benadrukken dat hun zorgen over
agrarische ondernemers in de deze sectoren groot zijn.
De leden van de VVD-fractie lezen over toezicht door de NVWA en vragen op welk vlak
de NVWA niet dezelfde (mate van) controle kan uitvoeren in vergelijking met de periode
voor COVID-19. In welke sectoren en binnen welke divisies heeft het toezicht stilgelegen?
Wat zijn de gevolgen geweest voor de sectoren en op welke manier is de Minister met
de sectoren in gesprek (gegaan) om te komen tot mogelijke oplossingen?
Met betrekking tot de gevolgen van de coronacrisis op de visserij- en aquacultuur-sector
ondersteunen de leden van de VVD-fractie de maatregelen die de Minister genomen heeft
om vissers die noodgedwongen aan de wal moeten blijven, tegemoet te komen. Hoeveel
vissers hebben tot dusver een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming? Klopt het
dat als gevolg van Europese bepalingen bij de aanvraag van tegemoetkomingen de eis
is gesteld dat deze aanvraag in de laatste week van de vijf stilligweken ingediend
moet worden? Zo ja, is de Minister bekend met situaties waarin vissers als gevolg
van deze eis een week vergoeding zijn misgelopen? Welke verwachtingen zijn er ten
aanzien van de termijn van toekenning en uitbetaling van de tegemoetkoming?
Met betrekking tot de steunmaatregelen voor de tuinbouwsector vragen de leden van
de VVD-fractie naar de eerste ervaringen van ondernemers met de indiening en toekenning
van aanvragen. Hoe ervaren indieners tot dusver het proces van het onderbouwen van
de gemelde omzetderving? Zijn er tot dusver bepaalde vragen of problemen waar ondernemers
in dit proces met regelmaat tegen aanlopen? Zo ja, welke zijn dit? Bestaat hierbij
een verschil tussen ondernemers met een relatief grotere en kleinere omzet? Zo ja,
welke specifieke problemen ervaren ondernemers met een relatief grote omzet (en daarmee
een relatief groot omzetverlies)? In hoeverre bestaat er onduidelijkheid over de precieze
definities en voorwaarden gehanteerd in de regeling? Op welke wijze worden deze onduidelijkheden
weggenomen? Hoeveel aanvragen voor een tegemoetkoming zijn tot dusver ingediend en
is aan te geven wat de gemiddelde gemelde omzetderving per bedrijf is? Kan de Minister
aangeven hoeveel van het voor de regeling geraamde bedrag op basis van de tot dusver
ingediende aanvragen uitgekeerd zal worden? Wordt er gesproken met de sector over
vervolgstappen of eventuele aanpassingen aan de regeling?
Daarnaast geldt voor zowel de tuinbouw als de visserij dat een belangrijke voorwaarde
voor herstel van de omzet in de betrokken sectoren is dat het internationale goederenverkeer
en de internationale handelsstromen zo snel mogelijk weer op gang komen. In dit verband
is het zorgelijk dat een recente enquête van NLinBusiness aantoont dat ruim 60% van
de internationaal opererende ondernemers groeiende handelsbarrières ervaart. De leden
van de VVD-fractie vragen om deze reden op welke wijze wordt gewerkt aan een inventarisatie
van deze ervaren barrières onder met name ondernemers in de tuinbouw en op welke wijze
wordt gehandeld om deze barrières weg te nemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vinden het goed dat de regering noodlijdende sectoren
steunt in deze tijden van crisis, zodat zij niet door de coronacrisis het loodje leggen.
Deze leden hebben de volgende vragen. Nu vooral de export stilvalt zal Nederland van
de landen in de Europese Unie (EU) relatief het hardst worden geraakt. Hoeveel geld
gaat er meer naar de agrarische sector vanuit de EU vanwege de coronacrisis? Kan de
Minister toelichten of Nederland een «fair share» krijgt? Kan de Kamer worden geïnformeerd
over de extra EU-landbouwsteun per land als gevolg van de coronacrisis? Is er zicht
op hervatting van de export van bloemen en planten? Is de Minister in overleg met
haar EU-collega's om de export snel weer op peil te brengen? Hoe staat het met de
veiligheid in de vleesverwerkende sector nu er in Duitsland groot besmettingsgevaar
is gebleken?
De leden van de PVV-fractie hebben een noodoproep gekregen dat de situatie in de nertsenhouderij
kritiek is en dat deze sector vooralsnog niet kan rekenen op enige steun.
Is de Minister zich van de situatie bewust dat vanwege de coronacrisis de verkoop
van pelzen vrijwel volledig is stilgevallen en dat een voerleverancier heeft aangekondigd
te stoppen met het leveren van voer? Wat gaat de Minister ondernemen om deze zwaar
getroffen sector te steunen? Is de Minister bereid om de ambitie van het uitfaseren
van de nertsenhouderij in Nederland te bespoedigen nu blijkt dat nertsen het coronavirus
kunnen overdragen? Welke problemen ziet de Minister bij een eventueel snellere afbouw
van de overgebleven nertsenhouders? Is de Minister van mening dat de nertsenhouders
de afgelopen jaren goed begeleid zijn bij het staken van de ondernemingen en/of in
een eventuele doorstart in een andere sector?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
de stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven en hebben hierover nog
vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het aannemelijk is dat één medewerker van een
besmet nertsenbedrijf door nertsen is besmet met COVID-19. Zij vragen de Minister
of er ook informatie beschikbaar is over op welke wijze deze medewerker door de nertsen
is besmet. Is het aannemelijk dat dit door fysiek contact met de nertsen is gebeurd
of juist door het inademen van druppeltjes in de lucht?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de screening van nertsenbedrijven wordt
uitgebreid naar alle nertsenbedrijven in Nederland en wordt verplicht. Deze leden
vragen de Minister op welke termijn deze screening bij alle nertsenbedrijven in Nederland
kan worden uitgevoerd. Om hoeveel bedrijven gaat het in totaal en hoeveel bedrijven
kunnen er per dag worden gescreend? Welke mogelijkheden ziet de Minister om deze screening
zo veel mogelijk te versnellen en wat is daarvoor nodig?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) de kans dat een kat met COVID-19 een mens kan besmetten nog steeds als heel
klein beoordeelt en dat adviezen over de omgang met dieren ongewijzigd blijven. Deze
leden zijn van mening dat het van belang is om te zorgen voor goede publieksvoorlichting
op dit punt en dat adviezen over de omgang met dieren goed onder de aandacht van inwoners
moeten worden gebracht. Zij vragen de Minister in hoeverre deze adviezen op dit moment
actief gecommuniceerd worden en welke mogelijkheden zij ziet om de publieksvoorlichting
over COVID-19 en de omgang met dieren te intensiveren.
COVID-19 en dieren
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
COVID-19 en mogelijke relatie met dieren en hebben hierover nog enkele vragen. Deze
leden vragen de Minister in hoeverre het met zekerheid te stellen is dat de overdracht
van corona bij huisdieren van baas naar hond of kat is gegaan en niet andersom. Wat
kunnen we op dit vlak leren van buitenlandse ervaringen en in hoeverre is er op dit
vlak sprake van internationale samenwerking?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister ook om duidelijk te maken hoe de algemene
voorlichting plaatsvindt over besmetting van dieren en daarbij tevens in te gaan op
hoe diereigenaren met corona op de hoogte zijn gesteld van het besmettingsrisico.
Zijn mensen die in contact komen met coronapatiënten gewezen op besmettingsrisico
van mogelijk aanwezige huisdieren, zoals katten, honden en fretten? Hoe worden dierenartsen
geïnformeerd over de besmettingsrisico's bij huisdieren? Zijn dierenartsen verplicht
om bij coronaverschijnselen of positieve testen van huisdieren dit aan de overheid
te melden? Zo ja, op basis van welke regelgeving is dit het geval. Zo nee, waarom
niet?
De leden van de CDA-fractie vragen tevens welke informatie beschikbaar is over besmettingen
bij muizen en ratten. Daarnaast vragen deze leden of mopshonden gezien hun korte snuit
en mogelijk achterliggende ademhalingsproblemen gevoeliger zijn voor corona. Zij vragen
de Minister ook in te gaan op de rol die (kamer)vliegen al dan niet zouden kunnen
spelen bij het verspreiden van het coronavirus. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) zijn kamervliegen dragers van bijvoorbeeld diarreeziektes en huid- en ooginfecties.
Hoewel kamervliegen geen bijtende insecten zijn, kunnen zij wel indirecte overbrengers
van deze ziektes zijn. In hoeverre is in het kader van COVID-19 onderzoek gedaan naar
het indirect overbrengen van deze ziekte door vliegen en wat zijn daar de uitkomsten
van?
Gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
de gevolgen van de COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren en hebben
hierover nog enkele vragen. De Minister merkt terecht op dat hoe langer de crisis
aanhoudt, hoe nijpender de financiële situatie voor agrarische ondernemers en vissers
wordt. Deze leden vragen de Minister om aan te geven in welke sectoren de financiële
situatie het meeste nijpend is en in welke mate de in de brief genoemde maatregelen
de situatie in deze sectoren zal verbeteren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister ook langetermijneffecten van de
coronacrisis verwacht, hetgeen een grote impact kan hebben op de land- en tuinbouw.
Deze leden vragen de Minister toe te lichten om welke langetermijneffecten het hier
gaat, welke omvang de te verwachten impact daarvan op de land- en tuinbouw zou kunnen
hebben en waar de Minister aan denkt qua maatregelen om de negatieve langetermijnimpact
zo klein mogelijk te houden.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de regeling voor de sierteelt en onderdelen
van de voedingstuinbouw en fritesaardappelen via een spoedprocedure voor goedkeuring
aan de Europese Commissie is voorgelegd. Zijn alle goedkeuringen door de Europese
Commissie voor deze regeling binnen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat boeren die geen gebruik kunnen maken van de
maximale de-minimis ruimte een beroep kunnen doen op de tijdelijk verruimde Borgstelling
Landbouw (BL-C). Kan de Minister aangeven in welke gevallen boeren geen gebruik zouden
kunnen maken van de maximale de-minimisruimte? Om hoeveel gevallen zal dit naar verwachting
gaan?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister aangeeft dat de kalversector
zelf verantwoordelijk is voor het voorkomen van dierenwelzijnsproblemen en dat de
NVWA handhaaft indien nodig. Deze leden vragen of de Minister signalen heeft ontvangen
van dierenwelzijnsproblemen in deze sector en of er tot op heden gevallen zijn geweest
waarbij de NVWA tot handhaving heeft moeten overgaan. In de Kamerbrief van 7 mei 2020
geeft de Minister aan: «Ik vind het belangrijk dat eventuele steunmaatregelen voor
de kalfsvleessector hand in hand gaan met verbetering van het dierenwelzijn.». Deze
leden verwonderen zich erover dat de Minister ondanks de crisissituatie juist nu extra
eisen stelt aan particulier opslag van kalfsvlees, terwijl er nog geen nieuwe Europese
wetgeving voorligt en steunmaatregelen vanuit de EU een EU-bevoegdheid betreft. Zij
ontvangen graag een reactie van de Minister of zij nu voornemens is om Nederlandse
koppen op EU regelgeving is te plaatsen. Heeft de Minister ook zicht op de situatie
van de zogenoemde «vrije kalvermesters» die niet in een integratieverband zijn aangesloten?
De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat Nederland, de Europese Commissie en
andere lidstaten de ontwikkelingen in de verschillende landbouwsectoren nauwgezet
monitoren. Kan de Minister aangeven wat de monitoring aan informatie al heeft opgeleverd?
Op welke wijze wordt voorkomen dat problemen in land-, tuinbouw- en visserijsectoren
ontstaan of verergeren?
De eendenhouderij in Nederland is een relatief kleine gespecialiseerde sector die
zwaar getroffen is vanwege de genomen overheidsmaatregelen die stillegging van de
horeca tot gevolg had. Medio maart heeft deze sector besloten de productie op een
ordentelijke manier af te bouwen. Op welke wijze denkt de Minister een toekomst voor
deze sector in Nederland te kunnen garanderen?
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat de situatie met betrekking tot de
nertsenhouderij door de coronacrisis penibel is geworden. De internationale markt
is ingestort doordat kopers onder andere niet kunnen reizen en daarmee is de verkoop
tot stilstand gekomen. Deze leden hebben vernomen dat de overheden van Denemarken
en Finland hulpprogramma’s in het leven hebben geroepen voor de nertsenhouders. Is
de Minister dit bekend? Waaruit bestaan deze hulpprogramma’s? Wat is de Minister voornemens
voor de nertsenhouders in Nederland te ondernemen?
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat verzekeraars bij afloop van bijvoorbeeld
een brandverzekering geen nieuwe dekking aangaan omdat een bedrijfsbezoek (inspectie)
vanwege corona niet plaatsvindt. Is de Minister hiervan op de hoogte? Zo ja, welke
actie kan de Minister hierop ondernemen?
De leden van de CDA-fractie horen graag van de Minister hoe de NVWA de exportcertificering
vorm blijft geven de komende maanden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de
Verenigde Naties waarschuwt dat door de coronacrisis het aantal mensen in acute hongersnood
nagenoeg zal verdubbelen van 135 naar 260 miljoen aan het eind van dit jaar. Deze
leden vragen of de Minister in beeld heeft waar een dergelijk «dubbele pandemie» (na
corona een van honger) in de wereld ontstaan is of dreigt te ontstaan. Heeft de Minister
ook in beeld welke landen protectionistische maatregelen met betrekking tot voedsel
hebben ingesteld? Welke mogelijkheden ziet de Minister om deze dreigende dubbele crisis
te voorkomen? Heeft de Minister in beeld hoe overschotten van voedsel die hier ontstaan
kunnen worden ingezet daar op de wereld waar hongersnoden zijn? Hoe kan de kennis
van onze agrarische sector worden ingezet in de crisis van landen met voedseltekorten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten
behoeve van het schriftelijk overleg over de mogelijke relatie van COVID-19 met dieren
en de gevolgen van de COVID-19-crisis op de land-, tuinbouw- en visserijsectoren op
20 mei 2020. Deze leden hebben nog vragen over de desbetreffende stukken.
De leden van de D66-fractie hebben de brief van de Minister inzake de mogelijke relatie
tussen corona en dieren ((Kamerstuk 28 286, nr. 1088) gelezen en hebben hier nog enkele vragen over. Deze leden lezen in de brief dat
de Minister erkent dat veel verschillende factoren invloed hebben op de problematiek
rondom zoönosen. Zo noemt de Minister de manier waarop we met wilde dieren omgaan,
het verlies van biodiversiteit wereldwijd en dieren in de veehouderij als factoren
die een rol spelen bij het verspreiden van virussen. Deze leden zijn positief dat
de Minister deze factoren als invloedrijk erkent. Zij constateren dat de illegale
internationale handel in planten en dieren immers wordt gezien als groot risico voor
de wereldvolksgezondheid. Zo zijn er de laatste twee decennia meerdere virusuitbraken
geweest die te herleiden zijn tot de handel en consumptie van wilde dieren. Voorbeelden
hiervan zijn SARS, MERS, ebola en het nieuwe coronavirus SARS-CoV-2. Deze leden zijn
van mening dat het van groot belang is dat de internationale illegale handel in planten
en dieren wordt gestopt om het verdere verlies van biodiversiteit te voorkomen en
om mogelijke verspreiding van ziektes in de toekomst te voorkomen. Daarbij is Nederland
een belangrijk knooppunt waar illegale handel Europa binnenkomt. Is de Minister het
met deze leden eens dat er zo snel mogelijk stappen moeten worden gezet om de illegale
internationale handel in planten en dieren te stoppen om nieuwe virusuitbraken te
voorkomen, zowel op nationaal als Europees niveau? Zo ja, welke stappen gaat zij zetten
om dit doel te bereiken?
De leden van de D66-fractie lezen dat China een verbod heeft ingesteld op de consumptie
van wilde dieren na de uitbraak van het coronavirus. Deze leden zijn van mening dat
dit verbod een stap in de goede richting is, maar hebben nog wel zorgen over de situatie
in het land. Zo blijft Traditional Chinese Medicine (TCM) buiten schot, waardoor zogenaamde
loopholes in de illegale handel in wilde dieren blijven bestaan, en dus ook een verhoogde
kans op verspreiding van zoönosen. Zij zijn niet tegen het gebruik van TCM maar wel
wanneer hiervoor wilde dieren worden gebruikt die de volksgezondheid en biodiversiteit
in gevaar brengen. Slechts zo’n 3% van TCM is van dierlijke oorsprong. Echter, deze
3% heeft wel grote gevolgen. Zo worden er vaak bedreigde en wilde diersoorten gedood
om deze te verwerken in medicijnen. De handel in deze bedreigde diersoorten is soms
legaal maar ook vaak illegaal. Zo is een van de meest verhandelde dieren ter wereld
de pangolin, het dier waar waarschijnlijk ook de oorsprong ligt van het coronavirus.
De Chinese overheid stelt dat zij strikte voorwaardes hanteert voor het gebruik van
wilde dieren zoals pangolins in TCM. Alleen farmaceutische bedrijven die erkend worden
door de regering mogen dit soort medicijnen verkopen om de boel zo te reguleren. Onderzoek
maakt echter inzichtelijk dat de grote vraag naar pangolinschubben het aanbod vele
malen overtreft, met als gevolg; illegale handel in dit dier. Daarbij schrijft de
Chinese regering soms openlijk medicijnen voor die helend zouden werken tegen het
coronavirus, zoals injecties die berengal bevatten. Hoewel de meeste beren op zogenaamde
«farms» gefokt worden, stellen natuurbeschermers dat hiermee ook een illegale handel
gevoed wordt. Is de Minister bereid om zich in Europees verband in te zetten voor
een verbod op het gebruik van wilde dieren bij TCM, zodat de kans op zoönose wordt
ingeperkt en het verlies van biodiversiteit wordt voorkomen? Wat wordt de inzet van
de Minister op Europees niveau om ervoor te zorgen dat China haar markten met wilde
dieren nu voorgoed sluit, zodat zij niet opnieuw opengaan zoals na SARS het geval
was?
De leden van de D66-fractie zien de risico’s van habitatverlies door ontbossing, klimaatverandering
en verlies van biodiversiteit als groot risico voor de volksgezondheid. Zo zijn gebieden
waar tropische bossen worden gekapt plekken waar infectieziekten kunnen overspringen
omdat mens en dier steeds dichter op elkaar leven. Kan de Minister toelichten of zij
de risico’s van ontbossing, klimaatverandering en verlies van biodiversiteit ook ziet
in relatie tot het verspreiden van virussen? Zo ja, welke acties gaat zij ondernemen
om deze risico’s te voorkomen?
De leden van de D66-fractie achten naast habitatverlies en de internationale illegale
handel in wilde dieren en planten ook de intensieve veehouderij een belangrijke factor
in het verspreiden van ziektes. Zo zijn deze leden van mening dat de Q-koortsepidemie
die ontstond in 2007 helaas een illustratie van dit risico was. De Q-koortsepidemie
groeide immers uit tot de grootste Q-koortsepidemie wereldwijd en naar schatting waren
er 50.000 besmettingen in Nederland. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat mensen
die vandaag de dag vlakbij geitenhouderijen wonen nog steeds een verhoogde kans hebben
op longontsteking. Het RIVM gaat onderzoek doen naar het verband tussen het coronavirus
en de veehouderij. Is de Minister bereid voor alle type veehouderijen te onderzoeken
welke gezondheidsrisico’s zij meebrengen voor omwonenden, niet alleen betreffende
het coronavirus, maar ook in het algemeen? Op dit moment zijn er in Nederland steeds
meer pluimveehouderijen met buiten-uitloop. Deze leden zien dit als een zeer positieve
ontwikkeling voor het welzijn van het dier en staan hier positief tegenover. Wel vragen
zij zich af hoe pluimvee wordt behoed voor eventuele influenzavirussen die afkomstig
zijn van trekvogels. Op dit moment is de vogelinfluenza nog niet zo gevaarlijk voor
de mens maar dit kan in de toekomst veranderen. Deskundigen zijn namelijk bezorgd
dat het virus in de toekomst erfelijke informatie uitwisselt met een menselijk virus.
Er ontstaat dan een nieuwe variant die wel dodelijk is voor de mens. Hoe anticipeert
de Minister op dit soort situaties?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat op een aantal nertsenbedrijven
dieren en medewerkers met het coronavirus besmet zijn geraakt. Deze leden hebben de
Kamerbrief van 19 mei gelezen, met daarin een actuele stand van zaken. De Minister
geeft aan dat uit onderzoek is gebleken dat het aannemelijk is dat één medewerker
van een besmet nertsenbedrijf door nertsen is besmet, terwijl tot nu toe werd aangenomen
dat mensen dieren besmetten en niet andersom. Wat betekent dit voor de getroffen boerderijen?
Worden er nertsen geruimd? Zo nee, waarom niet en welke argumenten heeft de Minister
om deze dieren niet te ruimen? Zo ja, hoe gaat de Minister dierenwelzijn waarborgen
bij het ruimen? Hoe voorkomt de Minister dat er infectiehaarden ontstaan? Welke controle
vindt plaats om te onderzoeken of de medewerkers op nertsenbedrijven de voorzorgsmaatregelen
goed in acht nemen? Waarom sluit het kabinet alleen bedrijven voor bezoekers waar
besmettingen al zijn geconstateerd, gelet op het risico dat het virus ook subklinisch
kan voorkomen (ziek zonder symptomen)? Wat betekent dit voor onze huisdieren, gezien
ook fretten en konijnen vatbaar zouden zijn voor het coronavirus? D66 heeft in 2018
een motie ingediend over het chippen van katten (Kamerstuk 28 286, nr. 958). Gaat deze aangenomen motie nu versneld worden uitgevoerd? Gaat de Minister een
landelijke chipplicht van katten invoeren? Het RIVM oordeelt dat het risico op blootstelling
van mensen aan het virus buiten de stal nog steeds verwaarloosbaar is en door deze
nieuwe onderzoeksresultaten niet is veranderd. Op basis van welke gegevens komt het
RIVM tot deze conclusie? Daarnaast wordt de nertsenhouderij per 2024 verboden. Wordt
overwogen om dit verbod naar voren te halen?
De leden van de D66-fractie vragen aandacht voor de boeren op de Waddeneilanden. Deze
ondernemers zijn gericht op multifunctionele landbouw, waarbij ze volledig afhankelijk
zijn van de inkomsten uit het toerisme. Deze leden hebben signalen ontvangen dat deze
boeren het water aan de lippen staat en vragen de Minister wat zij gaat doen om deze
boeren te helpen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote zorg kennisgenomen van de Kamerbrieven
over COVID-19 en de relatie met dieren en de landbouw. Deze leden hebben daarom nog
een aantal vragen over dier-op-menstransmissies, de situatie bij nertsenhouders, de
invloed van slachterijen op de verspreiding van zoönosen, de rol van ontbossing en
aantasting van natuurgebieden in de verspreiding van zoönosen, en de invloed van luchtkwaliteit
op de verspreiding van COVID-19. Deze vragen worden hieronder nader toegelicht.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister recentelijk heeft laten
weten dat het aannemelijk is dat een nerts een mens met COVID-19 heeft besmet1. Desondanks wordt de rol van dieren bij de pandemie nog steeds als klein beschouwd
en kiest de Minister ervoor om de nertsenhouderijen niet te ruimen, omdat zij eerst
wil onderzoeken hoe de dier-op-menstransmissies verlopen. Deze leden vinden dit onbegrijpelijk
en vragen zich ten zeerste af waarom de Minister het voorzorgprincipe niet hanteert.
Hoe kan het dat de Minister «besmette» bedrijven niet ruimt en geen preventieve maatregelen
voor overige nertsenbedrijven opstelt? Heeft de Minister onderzocht of de Wet publieke
gezondheid haar de mogelijkheid biedt om in te grijpen en over te gaan tot ontruiming?
Waarom stelt de Minister het economische belang voor deze houderijen boven het algemeen
belang van de volksgezondheid? Is de Minister bekend met het feit dat er met regelmaat
nertsen ontsnappen en dat zij ook andere dieren kunnen besmetten?2 Deze leden raden de Minister daarom ten zeerste af om dit risico te nemen en vragen
haar om zo snel mogelijk over te gaan tot het sluiten van de besmette nertsenhouderijen.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af hoe er gesteld kan worden
dat de rol van dieren bij de COVID-19 pandemie klein is terwijl er nog weinig over
dier-op-menstransmissies bekend is en het aannemelijk wordt geacht dat een nerts een
mens heeft besmet. Hoe kan dit gesteld worden zonder dat de Minister over deze informatie
beschikt? Kunnen dier-op-menstransmissies in een later stadium niet mogelijk alsnog
een belangrijke besmettingsbron vormen als het virus bij mensen onder controle is,
als het virus zich dusdanig ontwikkelt dat het dier-op-menstransmissies faciliteert
of als het virus bijvoorbeeld op een andere diersoort overspringt die het gemakkelijker
op mensen overbrengt? Is hier al voldoende kennis over om überhaupt iets over de rol
van dieren te concluderen? Vindt de Minister het niet voorbarig om de rol van dieren
als klein te bestempelen indien de bovengenoemde scenario’s niet uitgesloten kunnen
worden? Heeft de Minister de rol van boerderijkatten in het mogelijk besmetten van
mensen en andere dieren goed in beeld? In hoeverre vormen deze boerderijkatten een
risico voor de volksgezondheid en de verspreiding van COVID-19? Kan de Minister haar
antwoord toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister met betrekking tot
het mogelijk ontstaan van zoönosen in de veehouderij in haar eerdere brieven voornamelijk
ingaat op het huidige beleid waarin veterinaire en humanitaire zorg beter met elkaar
samenwerken om virusuitbraken sneller te voorkomen, te ontdekken, te beheersen of
te bestrijden. Dit beleid zou een virusuitbraak op grote schaal in de toekomst moeten
voorkomen. Ook al vinden deze leden dit een goed streven, met dit antwoord biedt de
Minister volgens hen een bepaalde mate van schijnveiligheid zonder het probleem bij
de bron aan te pakken. COVID-19 heeft namelijk juist laten zien hoe kwetsbaar onze
wereldbevolking is bij dergelijke virusuitbraken en wat voor uitdaging het is om deze
virussen in te dammen. Het indammen van virussen veroorzaakt door zoönosen kan daarom
niet worden gegarandeerd door in te zetten op verspreidingspreventie zonder hiernaast
ook de veehouderij in te perken of anders in te richten om het ontwikkelingsrisico
van dergelijke zoönosen te reduceren. Deze leden missen dergelijke maatregelen die
het risico bij de bron aanpakken en vragen zich daarom af hoe de Minister van plan
is het ontwikkelingsrisico van zoönosen in de veehouderij aan banden te leggen en
of zij bereid is de intensieve veehouderij in te perken of anders in te richten om
dit risico te verkleinen. Hoe is de Minister van plan dit te bewerkstelligen? Wat
kan de NVWA hierin betekenen? Wat heeft de Minister geleerd van andere uitbraken zoals
die van de Q-koorts? Kan de Minister haar antwoorden nader toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren daarnaast dat de rol van ontbossing
en biodiversiteitsverlies in het ontwikkelen van zoönosen buiten beschouwing wordt
gelaten, ondanks het feit dat wetenschappers het erover eens zijn dat deze processen
bijdragen aan de ontwikkeling van zoönosen en dat we hierdoor steeds meer epidemieën
moeten verwachten3. Is de Minister bekend met deze informatie en beaamt zij dat deze processen een rol
spelen bij het ontstaan en overspringen van zoönosen? Wat voor maatregelen gaat de
Minister treffen om het tegengaan van ontbossing en aantasting van natuurgebieden
mee te nemen in het preventiebeleid omtrent de ontwikkeling van zoönosen? Kan de Minister
haar antwoord toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vernomen dat slachthuizen in Duitsland
grote coronabesmettingshaarden vormen4. De coronabesmettingen worden hierbij voornamelijk in verband gebracht met de huisvesting
van Oost-Europese werknemers die met velen in een huis wonen en in kleine busjes naar
hun werk worden vervoerd. In hoeverre verschilt de situatie in Duitsland met die in
Nederland? Hoe is het met de huisvesting van Oost-Europese werknemers in de Nederlandse
landbouwsector gesteld? Vormt de huisvesting van deze groep werknemers ook een besmettingsrisico
in Nederland en heeft de Minister dit risico goed in beeld?
De leden van GroenLinks-fractie vragen zich daarnaast af of de rol van slachthuizen
als coronabesmettingshaarden alleen te verklaren is door de werkomstandigheden of
dat hierbij ook de luchtkwaliteit een rol speelt. Verschillende onderzoeken van onder
anderen Harvard University en de World Bank tonen aan dat er een verband lijkt te
zijn tussen de regionale luchtkwaliteit, de ernst van het verloop en de besmettingsgraad
van COVID-195, 6. Hiervoor is onder andere Nederland bestudeerd. Ook lijkt er een overlap te zijn
tussen de gebieden die relatief het hardst worden geraakt door het coronavirus en
gebieden die relatief hard door de Q-koorts en de varkenspest getroffen zijn. De Minister
laat weten dat zij het RIVM de opdracht gegeven heeft om het verband tussen COVID-19
en de luchtkwaliteit nader te onderzoeken. Deze leden zijn content met dit verzoek.
Zij vragen zich echter af welke maatregelen de Minister bereid is te treffen indien
dit onderzoek aantoont dat er een verband tussen COVID-19 en de luchtkwaliteit is.
Is de Minister bereid de luchtvervuiling versneld te reduceren om de verspreiding
van COVID-19 en andere virussen in de toekomst te beperken? Zo ja, hoe wil de Minister
dit in de praktijk realiseren?
Ten slotte constateren de leden van de GroenLinks-fractie dat er een aanvullende tegemoetkoming
van 650 miljoen euro beschikbaar is voor sierteelt, onderdelen van de voedingstuinbouw
en fritesaardappelen. Deze leden vinden het een gemiste kans dat de steun voor zowel
deze sectoren als de bio en zuivelindustrie niet gekoppeld wordt aan duurzaamheidsdoelen
en verzoeken de Minister om bij toekomstige steunpakketten wel duurzaamheidseisen
te stellen. De Minister zou hier op verschillende manieren invulling aan kunnen geven,
waarbij financiële compensatie gecombineerd zou kunnen worden met sanering van sectoren.
Sanering ligt voor de hand omdat er waarschijnlijk meerdere maanden en mogelijk zelfs
jaren uitval van vraag zal zijn op de internationale markt. Het is derhalve te overwegen
om alle sectoren waaraan steun wordt verleend te laten krimpen. Zo kan steun aan een
sector ook bijdragen aan herstel van evenwicht van vraag en aanbod op de verschillende
markten. Daarnaast zou de Minister ook andere financiële middelen aan de verduurzaming
van de sectoren kunnen koppelen. Zo kan de Minister subsidies voor verduurzamingsmaatregelen
aanbieden die aantrekkelijker zijn dan de compensatie van omzetverlies, kan de compensatie
voor het geleden omzetverlies gekoppeld worden aan de duurzaamheid van de huidige
bedrijfsvoering of kan de compensatie voor het geleden omzetverlies gekoppeld worden
aan afspraken over een duurzamere bedrijfsvoering in de toekomst. Hierbij kunnen bijvoorbeeld
eisen vastgesteld worden die nodig zijn voor het behalen van PlanetProof certificering7. Deze vorm zou bij uitstek moeten worden overwogen voor steun aan de sierteeltsector,
waarbij het aantrekkelijk kan zijn om de financiële compensatie aan te bieden in de
vorm van een lening die deels kan worden kwijtgescholden als de gemaakte afspraken
worden nagekomen. Deze leden verzoeken de Minister om de mogelijkheid tot het stellen
van duurzaamheidseisen bij het opstellen van steunpakketten nader te onderzoeken.
Is de Minister bereid dit te overwegen? Zo ja, wat voor middelen en duurzaamheidsvoorwaarden
is de Minister bereid aan de steunpakketten in de land- en tuinbouwsector te koppelen?
Kan de Minister haar antwoord toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda voor
het schriftelijk overleg over COVID-19 en de mogelijke relatie met dieren en over
de gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren. Hierbij hebben
deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
COVID-19 en mogelijke relatie met dieren
Het baart de leden van de SP-fractie zorgen dat COVID-19 is aangetroffen bij dieren.
Deze leden vragen zich af in hoeverre dieren een rol kunnen spelen bij de overdracht
van het virus en zijn verheugd om te constateren dat de Deskundigengroep Dierziekten
en het Deskundigenberaad Zoönosen spoedig zijn geraadpleegd om hier meer helderheid
over te verkrijgen.
Zoönosen en de veehouderij
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de aard, intensiteit en omvang van
de veehouderijsector in ons land. Niet voor niets pleiten deze leden reeds geruime
tijd voor het inperken van de bio-industrie, met name in de meest veedichte gebieden.
Naar hun mening zou de huidige crisis een uitgelezen moment zijn om op zijn minst
de luchtvervuiling die de veehouderij met zich meebrengt met voorrang aan te pakken,
ongeacht de rol die dieren in de veehouderij mogelijk vervullen bij het verspreiden
van virussen. Zij wijzen daarbij op de waarschuwingen die diverse deskundigen hebben
geuit omtrent toekomstige virussen die op den duur nieuwe pandemieën met zich mee
kunnen brengen. Daarnaast zijn zij bezorgd over de effecten van de intensieve veehouderij
op de kwaliteit van leven voor zowel mens, dier als natuur.
De leden van de SP-fractie achten het van belang dat mensen die werkzaam zijn in de
veterinaire zorg op veilige wijze hun werk kunnen blijven uitoefenen gedurende de
COVID-19-crisis. Deze leden benadrukken daarbij graag dat zij deze beroepsgroep als
vitaal aangemerkt willen zien zodra de lockdownmaatregelen van dien aard zijn dat
werkzaamheden in de veterinaire zorg in het geding zouden komen. Zij erkennen dat
hier momenteel nog geen noodzaak toe is. Daarnaast vernemen zij gaarne of er bij de
NVWA thans belemmeringen worden ervaren bij de controle en handhaving op het gebied
van dierenwelzijn en diergezondheid, zeker gezien de krapte aan beschikbare dierenartsen
en inspecteurs binnen deze organisatie.
Veterinaire inzet t.b.v. humane gezondheidszorg
Het verdient wat de leden van de SP-fractie betreft een groot compliment dat de veterinaire
zorg meedenkt en meewerkt bij de ondersteuning van de humane gezondheidszorg in de
vorm van het ter beschikking stellen van geneesmiddelen, expertise en medische apparatuur.
Deze leden vernemen graag van de Minister of er signalen vanuit het veterinaire werkveld
bekend zijn die wijzen op (dreigende) tekorten aan diergeneesmiddelen nu aanvoerlijnen
mogelijk problematischer zijn vanwege lockdownmaatregelen en het wegvallen van importmogelijkheden.
De bevinding van infecties met SARS-CoV-2
De leden van de SP-fractie vragen of bekend is waarom de werknemers van de nertsenhouderij
in de gemeenten Gemert-Bakel en Beek en Donk niet zijn getest op COVID-19. Verder
zijn deze leden benieuwd in hoeverre het risico van besmetting van dieren op de humane
gezondheid nog steeds kan worden aangemerkt als verwaarloosbaar. Ook zouden zij graag
vernemen welk deel van de nertsenpopulatie met het virus is besmet en hoe groot de
verhoogde sterfte onder de dieren is geweest die aan deze ontdekking ten grondslag
heeft gelegen. Zij ontvangen hier graag een reactie op van de Minister. Zij onderschrijven
het belang van de blokkade die op de betreffende bedrijven heeft plaatsgevonden en
spreken de verwachting uit dat dergelijke veiligheidsmaatregelen ook bij andere besmettingen
in de veehouderij gangbaar blijven.
Voorts wensen de leden van de SP-fractie te benadrukken dat nertsenhouderijen waar
besmettingen zijn geconstateerd wat hen betreft versneld zouden moeten worden afgebouwd
qua bedrijfsactiviteiten, teneinde verdere verspreiding van het virus zo veel mogelijk
te voorkomen. Zij zouden graag vernemen in hoeverre hier mogelijkheden toe zijn.
Gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren
De leden van de SP-fractie realiseren zich dat de huidige crisis pijnlijke gevolgen
met zich meebrengt voor veel bedrijven in de land- en tuinbouwsectoren. Zowel logistieke
problemen als het wegvallen van vraag op de markt vormen voor producenten een grote
belemmering en deze leden achten de aangekondigde pakketten met steunmaatregelen noodzakelijk.
Het is zeer onwenselijk dat kwalitatief hoogstaande voedselproducten moeten worden
weggegooid of vernietigd terwijl grote groepen mensen kampen met onverwacht verlies
van werk en inkomen als gevolg van de huidige crisis. De leden van de SP-fractie horen
graag wat de Minister heeft ondernomen om producenten te helpen bij het afzetten van
plotselinge overschotten. Zij vragen of de Minister de mening deelt dat donaties aan
voedselbanken en supermarkten te allen tijde de voorkeur genieten boven vernietiging
van voedselvoorraden. Daarbij herinneren zij de Minister graag aan haar ambitie om
ervoor te zorgen dat een groter aandeel van de omzet uit de voedselketen terecht komt
bij de producenten.
De leden van de SP-fractie vragen daarnaast of een overzicht kan worden geschetst
van het aantal aanspraken dat bedrijven tot op heden hebben gemaakt op de diverse
ingestelde krediet- en steunregelingen. Voorts zijn deze leden benieuwd waarom bij
voorschotbetalingen wordt vastgehouden aan een forfait per subsidiabele hectare. Wat
hen betreft behoort de systematiek voor verdeling van fondsen per strekkende meter
tot het verleden en doet deze geen recht aan bijdrages die bedrijven leveren op het
gebied van milieu, landschapsbeheer en dierenwelzijn. Zij zijn dan ook benieuwd in
hoeverre bedrijven bij verdeling van publiek gefinancierde steunfondsen worden beoordeeld
op de bijdrage die zij leveren op deze terreinen. Wellicht kan de Minister daarover
uitweiden.
In haar brief schrijft de Minister daarnaast dat eventuele steunmaatregelen voor de
kalversector gepaard dienen te gaan met verbeteringen van dierenwelzijn. De leden
van de SP-fractie onderschrijven de noodzaak tot verbetering op dit vlak van harte
en zij vernemen graag van de Minister welke eisen derhalve gesteld zullen worden aan
partijen uit deze sector, naast het reduceren van transporttijden. Tevens achten deze
leden de tijd rijp voor een gereguleerde stop op de import van kalveren, zoals zij
eerder in diverse debatten hebben bepleit. Zij wijzen daarnaast op de oproep vanuit
de vleessector om de import van buiten de Europese Unie te beperken om overaanbod
en voedselverspilling te voorkomen. Gezien de uitzonderlijke situatie achten zij noodmaatregelen
hiertoe proportioneel.
Situatie in de dierlijke sectoren
De leden van de SP-fractie achten het verstandig en wenselijk dat bedrijven in de
diverse dierlijke sectoren maatregelen treffen om hun productiecapaciteit te beperken.
Deze leden vernemen graag in hoeveel gevallen de NVWA in de sector controles heeft
uitgevoerd op overbevolking van dieren in stallen nu de afzet van veel bedrijven krimpt
of stagneert en producenten zich geconfronteerd zien met grotere achterblijvende veestapels
dan gebruikelijk is. Voorts zijn zij van mening dat productiebeperkende maatregelen
op hun plaats zijn zolang bedrijven grote delen van hun afzetmarkt zien wegvallen
en niet volledig uitgesloten kan worden dat besmettingen door dieren worden doorgegeven.
Dierenwelzijn
De leden van de SP-fractie zijn verontrust over het nieuws dat in de Nederlandse en
Duitse vleessector meerdere malen grootschalige uitbraken van corona zijn geconstateerd.
Deze leden vrezen voor de gezondheid van de medewerkers in deze sector. Daarnaast
vragen zij zich af of slachterijen gegeven de huidige condities in staat zijn om het
welzijn van de dieren voldoende te borgen. Zij roepen de Minister dan ook op om haast
te maken met haar voornemen om het slachttempo omlaag te brengen en achten het van
groot belang dat de NVWA onverkort toezicht blijft uitoefenen op de slachthuizen en
diertransporten. Voorts zijn zij benieuwd of er gevallen bekend zijn waarin de NVWA-medewerkers
controles met betrekking tot de certificering ter plaatse niet hebben kunnen uitvoeren
conform de RIVM-richtlijnen. Zo ja, hoe vaak dit is voortgekomen?
Stand van zaken corona en dieren
De leden van de SP-fractie zijn het van harte eens met het besluit om RIVM onderzoek
te laten doen naar de relatie tussen luchtkwaliteit en de kwetsbaarheid van mensen
voor COVID-19. Deze leden wijzen de Minister op de hoge urgentie van dit onderzoek
voor de regio’s die het hardst zijn getroffen door de coronacrisis. Er dient zo spoedig
mogelijk duidelijkheid te komen over een eventueel verband tussen bevattelijkheid
van mensen voor COVID-19 en de aanwezigheid van grootschalige intensieve veehouderij.
Zij vernemen graag van de Minister hoe lang dit onderzoek bij benadering gaat duren.
Daarnaast verwachten zij dat in afwachting van de resultaten van het onderzoek reeds
wordt gestart met het aanzienlijk verbeteren van de luchtkwaliteit in Oost-Brabant
en Noord-Limburg. Het inkrimpen van de veestapel in deze gebieden heeft daarbij wat
hen betreft voorrang. Zij benadrukken dat de gevolgen van de intensieve veehouderij
voor deze regio reeds geruime tijd bekend zijn als het gaat om de natuurkwaliteit
en de bevattelijkheid van mensen voor fijnstof en zoönosen.
Stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven
De leden van de SP-fractie zijn bevreesd voor de gevolgen die het professioneel houden
van nertsen kan hebben voor de volksgezondheid nu bekend is geworden dat het aannemelijk
is dat COVID-19 verspreidt van dier op mens. De Minister schrijft in haar brief van
19 mei 2020 niet verrast te zijn door dit nieuws. Bij deze leden is op basis van haar
eerdere brieven over besmettingen op nertsenhouderijen echter een andere indruk ontstaan.
Hoewel zij de aangekondigde aanvullende maatregelen steunen, zijn de aangekondigde
beperkingen voor hen niet voldoende. Alleen directe sluitingen van de besmette bedrijven
biedt volgens hen voldoende zekerheid om verdere verspreiding van het virus onder
mens en dier tegen te gaan. Zij wijzen hierbij graag op de wettelijk vastgelegde beëindiging
van de bedrijfsactiviteiten van de nertsenhouderij per 2024 en vragen hoe de Minister
ervoor gaat zorgen dat de betreffende bedrijven in aanloop naar deze peildatum vervroegd
gesloten kunnen worden. Tevens verwachten zij dat bedrijven waar besmettingen worden
geconstateerd altijd per direct geblokkeerd worden en dat daarbij ook het afvoeren
van mest wordt verboden. Kan de Minister bevestigen of hiervan standaard sprake is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over COVID-19 en de mogelijke
relatie met dieren en over de gevolgen van de COVID-19-crisis op land-, tuinbouw-
en visserijsectoren. Daarover hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie lezen in brief van de Minister van 22 april jongstleden
dat onderzoek wordt verricht naar het risico van overdracht van het coronavirus naar
varkens. Zijn inmiddels (tussen)resultaten van dit onderzoek bekend? Zo nee, wanneer
worden deze verwacht? Meer in het algemeen constateren deze leden dat over de jaren
heen met regelmaat mensen in veedichte gebieden worden blootgesteld aan zoönosen en
uitstoot van stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid, waarbij gedacht
kan worden aan de overdracht van vogelgriep, die een besmette dierenarts fataal is
geworden, de uitbraak van Q-koorts die geleid heeft tot dodelijke slachtoffers en
veel chronisch zieken, de MRSA-overdracht en luchtwegklachten en ziektes veroorzaakt
door fijnstof. Hoewel dit telkens een incidenteel karakter lijkt te hebben, is er
naar het oordeel van deze leden sprake van een repeterend patroon en een voortdurend
risico voor de volksgezondheid. Is er naar het oordeel van de Minister reden om een
breed onderzoek te laten verrichten naar de langjarige invloed van veehouderij in
veedichte gebieden op de volksgezondheid en de risico’s die voortvloeien uit blootstelling
aan zoönosen, de uitbraken van dierziekten en overdracht van ziektekiemen tussen dier
en mens? Zo nee, waarom niet? Kan de Onderzoeksraad voor Veiligheid hierom worden
verzocht? Zo nee, waarom niet?
In de brief van de Minister van 19 mei jongstleden lezen de leden van de PvdA-fractie
over een aantal maatregelen die aanvullend worden getroffen naar aanleiding van het
gegeven dat zich bij ten minste één persoon COVID-19 heeft ontwikkeld door overdracht
van het coronavirus door nertsen. Tot deze maatregelen behoren kennelijk niet het
instellen van een fokverbod, het houden van nieuwe lichtingen nertsen en het ruimen
van nertsen. Waarom niet? Hoewel het ruimen van nertsen een ingrijpende maatregel
is, kan dit verdedigbaar zijn door toepassing van het voorzorgsprincipe en in het
licht van het gegeven dat de dieren te kampen hebben met forse dierenwelzijnsproblemen
en het lot treft om later toch te worden gedood om bedrijfseconomische redenen. In
hoeverre hebben deze overwegingen een rol gespeeld in de afweging van de Minister
over de te treffen maatregelen? Is er voor de Minister aanleiding om het wettelijk
verbod tot het houden van nertsen vervroegd te effectueren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de meest recente brief van de Minister
geen melding gemaakt wordt van het risico dat het virus in nertsen muteert tot een
gevaarlijker variant. Is dat risico afwezig? Kan dat risico volledig worden uitgesloten?
Zo nee, zijn de getroffen maatregelen dan wel voldoende, bezien vanuit het oogpunt
van het beschermen van de bevolking?
Tot slot onderschrijven de leden van de PvdA-fractie met betrekking tot de steunmaatregelen
om ondernemingen in de agrarische sectoren bij te staan in het opvangen van de gevolgen
van de coronacrisis, de noodzaak om in de kern gezonde bedrijven te helpen door ze
te behoeden voor omvallen. Deze leden vragen wel wat de rechtvaardiging is voor het
verlenen van steun aan ondernemers die kampen met vrijwel onverkoopbare voorraden
(friet)aardappelen. Dit in het licht van het gegeven dat ondernemers de mogelijkheid
hebben om dit risico te vermijden door te kiezen voor contractteelt, waardoor afzet
en prijzen zijn gegarandeerd of voor het afdekken van risico’s op de aardappeltermijnmarkt.
Wat is de rechtvaardiging voor de Minister om risico’s over te nemen die ondernemers
welbewust for better and worse hebben genomen, terwijl deze met gangbare middelen nagenoeg volledig waren af te
dekken? Is hier sprake van het overnemen van risico’s die voortkomen uit speculatie?
Ware het in deze situatie niet gepaster geweest om steun te verlenen in de vorm van
overbruggingskredieten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister
over COVID-19 bij dieren en de gevolgen van de coronacrisis voor de Nederlandse agrarische
sector. Deze leden waarderen de voortvarende aanpak van de Minister in monitoring
en onderzoek van besmetting van COVID-19 bij dieren. Zij zijn geschrokken van de meest
recente berichten over de waarschijnlijke besmettingen van dier naar mens. Zij begrijpen
de zorgen die dit met zich meebrengt voor boeren en omwonenden. Zij steunen de Minister
in de reeds genomen maatregelen. Zij hebben nog enkele vragen.
Kan de Minister verder toelichten hoe de besmetting waarschijnlijk heeft plaatsgevonden:
was dat vanwege de aanraking met de besmette omgeving of door het directe contact
met de dieren zelf? Heeft de grote hoeveelheid dieren in een besloten omgeving een
rol gespeeld in de waarschijnlijkheid van een besmetting? Kan de Minister voorts uitleggen
hoe nertsen mensen wel kunnen besmetten, maar katten niet? Worden er naast nertsenbedrijven
ook andere sectoren getest op uitbraken, ook wanneer er geen ziektesymptomen bij de
dieren aanwezig zijn? Wanneer verwacht de Minister de resultaten van het onderzoek
naar COVID-19 bij katten? Is het aannemelijk dat de katten elkaar onderling hebben
besmet? Zo ja, wat betekent dit in de praktijk voor besmette katten die niet binnengehouden
kunnen worden, zoals boerderijkatten?
De leden van de ChristenUnie-fractie vrezen voor de businesscase van besmette bedrijven.
Deze leden vragen zich af hoe verstandig het is om een voorziening te treffen voor
inkomstenderving nu al duidelijk is dat deze sector over enkele jaren in ons land
niet meer zal bestaan, waarvoor dit kabinet reeds middelen heeft vrijgemaakt. Ziet
de Minister mogelijkheden om in overleg met de sector middelen slim in te zetten en
te komen tot een warme sanering voor bedrijven die daar nu voor open staan?
De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen de inzet van de keten en de Minister
om uitbraken van besmettelijke zieken te voorkomen. Uit de berichten over COVID-19
en uit eerdere voorbeelden als de Q-koorts-uitbraak blijkt echter dat de risico’s
ondanks de vele voorzorgsmaatregelen reëel zijn. Het houden van grote aantallen dieren
op kleine oppervlakten en de directe nabijheid van mensen zijn belangrijke risicofactoren
voor het verspreiden van infectieziekten. Welk langetermijnbeleid kan deze risicofactoren
verminderen? In hoeverre kan kringlooplandbouw hierin een rol spelen?
In haar brief is de Minister niet verder ingegaan op de relatie tussen zoönosen en
exotische dieren. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben hier nog enkele vragen
over. Een groot gedeelte van de te treffen preventiemaatregelen zal in het buitenland
moeten plaatsvinden, zoals de bescherming van het leefgebied van wilde dieren en het
stoppen met handel in en de verkoop van wilde dieren op markten. Is de Minister bereid
met haar collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking te overleggen
om deze ontwikkelingen in haar beleid zo veel mogelijk te steunen? Heeft de Minister
inzicht in hoe groot de rol van Nederland is in de handel van exotische dieren? Is
de Minister tevens bereid om te onderzoeken welke maatregelen ze kan treffen die de
handel van exotische dieren in en door Nederland zo veel mogelijk beperken?
De leden van de ChristenUnie-fractie delen de grote zorgen van de Minister over de
ongekende economische terugval door de coronacrisis, die ook de land- en tuinbouwsector
en de visserij- en aquacultuursector hard raakt. Deze leden zijn blij met alle lokale
initiatieven die boeren een goed verdienmodel bieden en voedselverspilling tegengaan.
Zij zijn ook blij met de steun van de Minister daarvoor. Op welke wijze kan de Minister
deze initiatieven verder ondersteunen?
Daarnaast hebben de leden van de ChristenUnie-fractie nog vragen over de steun voor
de sector vanuit Europa. Deze leden delen de conclusie van de Minister dat de Europese
steunmaatregelen vooralsnog ontoereikend zijn en zijn blij te lezen dat de Europese
Commissie schriftelijk akkoord is gegaan met de vervroeging van een nationale vooruitbetaling
van 80%. Zal dit naar het inzicht van de Minister wel afdoende zijn, in combinatie
van de verdere aangekondigde steunmaatregelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen ook met instemming over de maatregelen
van particuliere opslag en opkoop van producten door de Europese Commissie, aangezien
deze ook voedselverspilling tegengaan. Deze leden vragen zich af of de interventieprijs
hoog genoeg is om een bedrijf financieel overeind te houden, aangezien de Minister
aangeeft dat deze lager ligt dan de huidige marktprijs waarin de huidige omstandigheden
al in gereflecteerd zijn. Heeft de Minister daar inzicht in? Kan de Minister de mogelijkheden
onderzoeken om deze maatregelen ook nationaal te steunen, mocht Europese steun onvoldoende
blijken te zijn? Welke binnenlandse afzetmogelijkheden zijn er voor overschotten – deze
leden denken hierbij bijvoorbeeld aan de voedselbank – en wat kan de Minister doen
om deze (verder) te ondersteunen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming over het toestaan van crisiskartels
door de Europese Unie vanwege de belangen van verschillende deelsectoren binnen de
agrarische sector. Deze leden vragen zich af of de toegestane zes maanden voldoende
zijn en voldoende aansluiten bij de realiteit van het boerenerf.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben enkele vragen over de nationale steunpakketten.
Op welke termijn verwacht de Minister een definitief akkoord van de Europese Commissie
voor het aanvullende steunpakket voor de sierteelt, onderdelen van de voedingstuinbouw
en fritesaardappelen? Deze leden hebben veel waardering voor de vindingrijkheid in
de agrarische sector om het gebrek aan arbeidskrachten op te lossen. Ze zijn opgelucht
dat de beelden in de media niet altijd lijken te kloppen. Wat voor gevolgen gaat de
anderhalvemetereconomie hebben voor het kunnen oogsten? Heeft de Minister daar inzicht
in?
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen met instemming vast dat een bepaalde
supermarkt in Nederland gedurende twee weken producten uit de Nederlandse land- en
tuinbouw gaat promoten. Deze leden zouden graag zien dat alle supermarkten hieraan
meedoen, en dan niet voor twee weken maar voor altijd. Hoe lopen de gesprekken van
de Minister met de supermarkten hierover? Gaat de Nederlandse handelsmissie in eigen
land deze zomer door ondanks de coronamaatregelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie verwachten tot slot dat de heropbouw van de economie
na de coronacrisis een hoop uitdagingen met zich meebrengt maar ook kansen biedt voor
een toekomstbestendigere sector. Hoe kan de agrarische sector weerbaarder worden zodat
we minder afhankelijk zijn van export van producten en kunnen we de focus verschuiven
naar export van kennis? Kan de Minister hierop reflecteren? Deelt de Minister de visie
van deze leden dat het coronavirus kwetsbaarheden in het landbouwsysteem blootlegt,
zoals de export van miljoenen kuikens per vliegtuig? Hoe kan de Nederlandse land-
en tuinbouw zich door de crisis heen ontwikkelen richting de kringlooplandbouwvisie?
Welke stappen onderneemt de Minister om de Nederlandse land- en tuinbouw samen met
de boeren en tuinders toekomstbestendiger te maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met de nodige verbazing kennisgenomen
van de brieven van de Minister over de relatie tussen onze omgang met dieren en de
coronacrisis waar we nu middenin zitten en over de gevolgen van deze crisis voor dieren
in de veehouderij, en ook van de beantwoording van de schriftelijke vragen die deze
leden over deze onderwerpen hebben gesteld. Het is veelzeggend dat de Minister in
de gevraagde brief over de gevolgen van de coronamaatregelen voor dieren in de veehouderij
begint met de opmerking «Hoe langer de crisis aanhoudt, hoe nijpender de financiële
situatie voor agrarische ondernemers en vissers wordt.» Pas op pagina 6 komt de nijpende
situatie voor de dieren aan bod.
Al in maart, na het afkondigen van de maatregelen, waarschuwde de leden van de Partij
voor de Dieren-fractie voor de problemen die zouden ontstaan in de veehouderij als
gevolg van de maatregelen tegen het coronavirus. Deze leden riepen op tot snel ingrijpen
om ellende te voorkomen: stel fokbeperkingen in, verlaag de slachttempo’s om medewerkers
te beschermen en grote risico’s voor de voedselveiligheid en dierenwelzijn te voorkomen
en kondig een stop af op de langeafstandsdiertransporten. Sindsdien zagen zij dat
er door de grenscontroles direct lange files ontstonden, waardoor vrachtwagens vol
levende dieren nog veel langer onderweg waren. Een groep van maar liefst 36 Europese
dierenbeschermingsorganisaties deed een oproep om onder deze omstandigheden de transporten
naar landen buiten Europa stil te leggen en ook transporten binnen Europa stil te
leggen wanneer zij meer dan acht uur zouden duren. Ook ontstonden er al snel «overschotten»
aan dieren. Door het sluiten van horecagelegenheden en beperkte exportmogelijkheden
kelderde de vraag naar een aantal dierlijke producten, zoals kalfsvlees, eendenvlees,
plofkippenvlees en kooieieren. Er ontstond een «overschot» aan kalfjes die daardoor
langer in de stallen bleven staan, terwijl in de melkveehouderij ondertussen nieuwe
kalfjes geboren bleven worden om de melkproductie op gang te houden. Varkensslachterijen
kregen meer varkens aangeboden dan ze door het slachthuis konden jagen. Pluimveeslachterijen
raakten het kippenvlees niet meer kwijt en riepen pluimveehouders op minder dieren
te fokken. Er was geen vraag meer naar eendenvlees, waarop de fok van eenden werd
stilgelegd. Veel van het vlees van deze dieren is regelrecht de vriezer in gegaan.
Door uitval van slachthuismedewerkers, NVWA-toezichthouders en keuringsmedewerkers
stond ook het slachtproces onder druk. Zelfs in Noord-Brabant, waar het coronavirus
zich razendsnel verspreidde, bleven dagelijks tienduizenden varkens naar slachthuizen
gestuurd worden, waar medewerkers schouder aan schouder moesten doorwerken om het
hoge slachttempo te kunnen bijbenen. Inmiddels hebben we gezien dat in slachthuizen
en bij vleesverwerkende bedrijven over de hele wereld al tienduizenden medewerkers
zijn besmet en tientallen slachthuizen hun deuren daardoor hebben gesloten, met in
de Verenigde Staten als gevolg dat er miljoenen levende dieren zijn vernietigd en
hun karkassen werden begraven of verbrand.
En wat deed de Minister? De Minister steunde de oproep om de langeafstandsdiertransporten
stil te leggen niet en ging hier dus ook niet op aandringen bij de Europese Commissie.
Ze wees er hierbij op dat transporten langer dan 8 uur zijn toegestaan binnen Europa.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of zij zich herinnert
dat het beperken van de duur van diertransporten binnen Europa tot maximaal acht uur
één van de speerpunten is van haar beleid. Erkent de Minister dat ze hiermee haar
eigen belofte heeft verbroken? Terwijl stallen vol dreigden te lopen met dieren en
er naarstig werd gezocht naar extra vriezers om al het onverkochte vlees in op te
slaan, weigerde de Minister in te grijpen. Ze verschool zich achter het feit dat er
in deze situatie geen wettelijke mogelijkheden zouden zijn om verplichte fokbeperkingen
op te leggen, omdat COVID-19 geen besmettelijke dierziekte is. Ze hield het bij het
verkennen van de mogelijkheden met de sectoren om op vrijwillige en tijdelijke basis
productiebeperkende maatregelen te treffen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben hierover enkele vragen. Heeft
de Minister onderzocht op welke manier het wel wettelijk mogelijk zou zijn om verplichte
fokbeperkingen in te stellen? Zo ja, wat waren hierbij haar bevindingen? Zo nee, waarom
niet? Welke sectoren en hoeveel veehouders zijn overgegaan op vrijwillige productiebeperking?
Hoeveel dieren zijn er hierdoor minder gefokt in de afgelopen maanden? Hoe houdt de
Minister hier zicht op en wat is haar rol hierbij? Hoeveel kilo vlees, uitgesplitst
per diersoort, exporteerde Nederland in 2019 en naar welke landen ging dit? Hoeveel
kippenvlees, hoeveel eendenvlees, hoeveel kalfsvlees, hoeveel varkensvlees, hoeveel
geitenbokjesvlees, hoeveel schapenvlees en hoeveel rundvlees ligt er op dit moment
al in de vriezers? Hoeveel vlees ligt er verder nog opgeslagen in Europese vriezers?
Om hoeveel dieren gaat het hierbij in totaal, uitgesplitst per diersoort? Hoeveel
vlees zal hier naar verwachting de komende maanden nog bij komen? Hoeveel ruimte is
er nog voor het invriezen van vlees? Hoe lang zou het, uitgesplitst naar vleessoort,
duren voordat deze voorraad volledig is verkocht? Hoe lang kunnen deze voorraden,
uitgesplitst per vleessoort, worden bewaard voordat ze moeten worden vernietigd? Erkent
de Minister, die ook verantwoordelijk is voor het tegengaan van voedselverspilling,
dat dit een geschikt moment is om te bezien of Nederland nog wel zulke enorme aantallen
plofkippen, (blank) vleeskalfjes en kooikippen moet blijven fokken, gebruiken en doden
voor de export? Heeft de Minister gezien dat vrieshuizen voor kippenvlees onder andere
vol zitten doordat de markt voor kippenvlees van gangbare vleeskuikens, oftewel plofkippen,
is ingestort omdat de vraag vanuit de horeca en extra (!) consumptie via fastfoodketens
en snackbars is weggevallen nu «mensen wel chips eten voor de tv, maar om 22.00 uur
geen kippenvleugels in het vet gooien»?8 Beschouwt de Minister het snacken van kippenvleugels als noodzakelijk voedsel? Kan
de Minister bevestigen dat de gemiddelde Nederlander sowieso te veel eiwitten consumeert
en dat daarbinnen het aandeel dierlijke eiwitten te hoog is? Erkent de Minister dat
dit een geschikt moment is om te bezien of Nederland nog wel zulke enorme aantallen
plofkippen moet blijven fokken, gebruiken en doden voor fastfood?
Over de coronabesmettingen in slachthuizen en bij vleesverwerkende bedrijven hebben
de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een aantal sets schriftelijke vragen
gesteld. Deze leden verzoeken de Minister deze spoedig te beantwoorden. Op 7 mei nam
de Kamer tevens de motie van de leden Van Esch en Ouwehand aan (Kamerstuk 25 295, nr. 345) die de regering verzocht af te dwingen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd
in alle slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven. De Kamer heeft nog altijd geen
brief ontvangen van de Minister met uitleg op welke wijze ze deze motie uitvoert.
Deze leden ontvangen deze graag per ommegaande.
Eendenhouderij
Een van de sectoren waarvan bekend is dat hij is overgegaan op productiebeperking,
is de eendenhouderij. Eendenvlees wordt in Nederland nauwelijks gegeten en het vlees
van de meer dan 8,5 miljoen eenden die jaarlijks worden gefokt, gebruikt en gedood
wordt voornamelijk geëxporteerd voor de horeca elders. Hoewel de eendensector dus
nagenoeg geen bijdrage levert aan de Nederlandse voedselvoorziening, levert hij wel
enorme dierenwelzijnsproblemen op. De eenden worden binnen gehouden in stallen met
stro, komen nooit buiten en kunnen niet zwemmen, niet op een natuurlijke manier voedsel
zoeken, niet poetsen en niet vliegen. Terwijl eenden van nature een groot deel van
de tijd in het water doorbrengen en er niet op zijn gebouwd om de hele dag op het
droge door te brengen. De eenden in de vleeseendenhouderij zijn dat al helemaal niet,
omdat ze net als de plofkip zijn doorgefokt om extra veel borstvlees te ontwikkelen
en snel te groeien. In zeven weken tijd wordt een eendenkuikentje vetgemest tot een
gewicht van meer dan drie kilo, met gewrichtsontstekingen en botafwijkingen als gevolg.
Als ze vervolgens ruw worden gevangen en in kratten naar het slachthuis worden afgevoerd,
worden ze daar bij volledig bewustzijn ondersteboven aan hun poten opgehangen aan
haken. Dit is in strijd met de aangenomen motie van het lid Thieme uit 2013 (Kamerstuk
28 286, nr. 688). Vervolgens gaan de eenden met hun kop door een elektrisch waterbad, wat lang niet
altijd leidt tot een volledige bedwelming. NVWA-inspecteurs constateren dan ook regelmatig
dat eenden bij bewustzijn worden aangesneden bij eendenslachterij Tomassen, de enige
eendenslachterij in Nederland9. Voorgangers van deze Minister beloofden al sinds 2009 dat deze methode zou worden
uitgefaseerd. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of
hun indruk klopt dat zij deze ambitie volledig heeft losgelaten. Naast enorm dierenleed
voor de eenden, levert de sector ook grote risico’s op voor de gezondheid van mens
en dier, aangezien eenden vatbaarder zijn voor vogelgriep dan kippen. In de periode
2014–2018 zijn er in de eendenhouderij maar liefst zeven uitbraken geweest van de
zeer besmettelijke vogelgriep. Volgens Wageningen University and Research is vogelgriep
een voortdurende en onvoorspelbare bedreiging. Virologen van het Erasmus MC hebben
aangetoond dat vogelgriep zich kan ontwikkelen tot een variant die makkelijk van mens
op mens overdraagbaar is.
Nu de sector heeft besloten om voorlopig geen nieuwe dieren meer te houden en de laatste
eenden op 8 mei zijn geslacht, staan we wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
betreft voor een keuze: gaan we deze sector weer opnieuw optuigen of grijpen we dit
moment aan om een volgende stap te zetten in de richting van een diervriendelijke,
natuurinclusieve kringlooplandbouw die binnen de milieu- en klimaatgrenzen past? Wat
deze leden betreft wordt dit moment dan ook benut om over te gaan tot beëindiging
van de eendenhouderij.
Is de Minister nog steeds met de sector in gesprek over financiële steun? Is de Minister
ervan op de hoogte dat het bedrijf Tomassen Duck-To, dat alle schakels in de eendensector
in handen heeft, beursgenoteerd is in Thailand? Klopt het dat het bedrijf een omzet
heeft van 20 miljoen euro per jaar en dat het hele concern waar Tomassen Duck-To onderdeel
van is, een omzet heeft van een kwart miljard euro per jaar? Deelt de Minister de
mening dat de eendensector in ieder geval geen steun zou moeten krijgen als de aandeelhouders
niet eerst zelf meebetalen? Indien de Minister overgaat tot het bieden van financiële
steun, kan deze wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft worden gebruikt
voor een warme sanering. Deze leden roepen de Minister nogmaals op om dit scenario
serieus te onderzoeken.
Uitbraak bij nertsenfokkerijen
Nederland heeft de dubieuze eer om als eerste land ter wereld een uitbraak van het
coronavirus te hebben in de veehouderij. Inmiddels zijn al op vijf bedrijven nertsen
aangetroffen die zijn besmet met het coronavirus, en daar soms al aan overleden zijn.
Gisteravond laat kwam hier het nieuws bij dat het virus van nertsen op mensen overdraagbaar
blijkt te zijn. Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft is dit een
zeer dringende reden om over te gaan tot versnelde beëindiging van deze sector. Deze
leden gaan hierover graag zeer spoedig in debat met de Minister. Vooruitlopend daarop
hebben zij alvast een aantal vragen. Erkent de Minister dat de adviezen die zij heeft
gekregen, waarin werd geconcludeerd dat de impact van besmettingen bij dieren op de
humane gezondheid verwaarloosbaar werd geacht, er drie weken later compleet naast
bleken te zitten? Gaat de Minister, nu SARS-CoV-2 wordt aangewezen als besmettelijke
dierziekte volgens artikel 15 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, per
direct over tot het instellen van een fokverbod, gevolgd door definitieve vervroegde
beëindiging van de sector vanuit het voorzorgsbeginsel?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren-fractie hebben op 28 april schriftelijke
vragen gesteld over de eerste besmettingen bij nertsenfokkerijen en hebben de Minister
verzocht deze vragen voorafgaand aan de eerstvolgende persconferentie te beantwoorden.
De antwoorden zijn echter nog steeds niet binnengekomen. Deze leden verzoeken de Minister
deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden. Ook hebben zij nog enkele aanvullende
vragen. Is het virus rechtstreeks van nertsen op de medewerker overgesprongen? Wat
hebben deze sprongen tussen diersoorten voor mogelijke gevolgen? Is er al meer bekend
over de besmettelijkheid van het virus dat is gevonden stofdeeltjes in de stallen?
Zijn de drie katten die het coronavirus hebben opgelopen bij een van de nertsenbedrijven
besmet via de stofdeeltjes waarin het virus is aangetroffen of rechtstreeks via de
besmette nertsen?
Konijnenhouderij
In de brief over de eerste twee nertsenfokkerijen waar het coronavirus werd aangetroffen,
schreef de Minister dat ook de konijnenhouderijen in de omgeving zullen worden onderzocht.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister om hoeveel bedrijven
dit gaat. Wat is er tot nu toe bekend over de vatbaarheid van konijnen voor het coronavirus?
Op welke manier wordt hier nu onderzoek naar gedaan en wat zijn tot nu toe de bevindingen?
Steun aan kalversector
De Minister schreef in haar brief van 7 mei dat ze van mening is dat ook voor kalfsvlees
op Europees niveau maatregelen nodig zijn. Voor wat voor steunmaatregelen voor de
kalverhouderij pleit de Minister in Brussel, vragen de leden van de Partij voor de
Dieren-fractie haar. Daarbij schrijft de Minister «Ik vind het belangrijk dat eventuele
steunmaatregelen voor de kalfsvleessector hand in hand gaan met verbetering van het
dierenwelzijn.» Waar doelt de Minister hier op? Wat zou er concreet moeten worden
verbeterd? Welke eisen stelt ze hierbij? Gaat de Minister dan ook steunmaatregelen
afwijzen als deze verbeteringen hierbij niet als eis worden gesteld door de Europese
Commissie? Kan de Minister bevestigen dat er al miljoenen euro’s steun gaan naar de
kalversector? Kan de Minister bevestigen dat voor de jaren 2015 tot en met 2020 in
totaal 50 miljoen euro van de voor de plattelandsgelden bestemde middelen zijn aangewend
om het besluit om de kalversector minder inkomenssteun te geven vanuit het GLB de
facto (grotendeels) teniet te doen? Erkent de Minister dat het een heel vreemd en
onwenselijk signaal is naar alle ondernemers die op dit moment met veel moeite deze
crisis proberen door te komen als het kabinet zich inzet voor steun voor een sector
waar één bedrijf alle onderdelen van de keten in handen heeft, met een eigen vermogen
van 1 miljard, geleid door een familie die op nummer 7 staat in de Quote 500? Wat
heeft de Minister tot nu toe gedaan om de aangenomen motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk,
nr. 25 295, nr. 346) uit te voeren, die de regering opriep om de import van kalfjes tot een minimum te
beperken? Is de Minister bereid zich in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in
de melkveehouderij, om daarmee zowel de overschotten aan zuivelproducten als aan kalfsvlees
niet nog verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid zich
in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in de varkenshouderij om het overschot
aan varkensvlees niet verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister
bereid zich in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in de pluimveehouderij om het
overschot aan kippenvlees niet verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet?
Europese importstop vlees uit derde landen
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen de regering er nadrukkelijk op
wijzen dat door een opeenstapeling van handelsverdragen, in dit specifieke geval met
name de verdragen met Oekraïne en de op handen zijnde deals met Thailand en de Mercosur-landen,
boeren over de hele wereld meer en meer tegen elkaar uitgespeeld worden en gedwongen
worden tot een keiharde strijd op de wereldmarkt. Dit leidt tot een concurrentie op
kostprijs, met als gevolg schaalvergroting en intensivering, met desastreuze gevolgen
voor de dieren, het klimaat en de natuur in zowel Europa als elders. Ook voor het
welzijn en inkomen van Nederlandse boeren en boeren elders pakt deze concurrentiestrijd
erg slecht uit.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen erop dat van kringlooplandbouw
geen sprake kan zijn zolang de Europese markt wagenwijd wordt opengezet voor spotgoedkope
landbouwproducten van buiten de EU, terwijl er voor de eigen Nederlandse landbouwsector
wordt ingezet op een agressieve exportstrategie. Deze leden vragen de regering hoe
eerlijk het is om van de Nederlandse boeren een inspanning te vragen om het stikstofprobleem
helpen op te lossen, terwijl die boeren tegelijkertijd steeds meer worden blootgesteld
aan oneerlijke concurrentie van boeren van buiten Europa.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het niet uit te leggen dat de
import van kippenvlees uit landen als Brazilië, Oekraïne en Thailand gewoon doorgaat,
terwijl er in Nederland en andere Europese landen duidelijke aanwijzingen zijn dat
door het wegvallen van de vraag naar kippenvlees de stallen met vleeskuikens overbevolkt
raken. Daarover hebben deze leden de volgende vragen. Is de regering bereid om zich
in Europa hard te maken voor een volledige invoerbeperking van kippenvlees van buiten
de EU? Is de regering bereid om alle mogelijkheden hiertoe te onderzoeken? Wat wil
de regering zeggen tegen boerenbelangenorganisaties die pleiten voor het aan banden
leggen van de import van kippenvlees van buiten Europa? Is de regering bereid om bij
de regeringen van Brazilië, Oekraïne en Thailand op bilaterale of multilaterale basis
te pleiten voor fokbeperkingen van in ieder geval kippen in die landen, mede om te
voorkomen dat ook in die landen de stallen overvol raken?
Zoönosen
De coronapandemie waar we nu middenin zitten, is het zoveelste voorbeeld van een zoönose:
een dierziekte die op mensen overdraagbaar is. Zo’n 75% van de infectieziekten van
de afgelopen tien jaar zijn zoönosen; denk aan SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse
griep, HIV, ebola, zika en nu het coronavirus COVID-19. Wetenschappers en de Wereldgezondheidsorganisatie
waarschuwen al jaren dat het wachten was op de volgende ontwrichtende pandemie. Een
alomvattend aanvalsplan is nodig om virusuitbraken als die van COVID-19 te voorkomen.
De nietsontziende exploitatie van dieren en natuur door de mens heeft het risico op
pandemieën aanzienlijk vergroot. De veehouderij moet op de schop, de ontbossing moet
een halt toegeroepen worden en de handel in dieren moet worden aangepakt. In haar
brief van 22 april beschrijft de Minister echter vooral de rol van dieren in de verspreiding
van corona en gaat ze in op de vraag of dieren die door mensen zijn besmet, op hun
beurt weer andere mensen kunnen besmetten. Over het ontstaan van zoönosen, het aanpakken
van de oorzaken en dus het voorkomen van een volgende wereldwijde pandemie, rept de
Minister met geen woord. Dat verbaast de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
zeer, want signaleren en bestrijden is één ding maar het gaat vooral om voorkomen.
En de Landbouwminister van het meest veedichte land ter wereld, met een veehouderij
die door de Minister zelf «omvangrijk en intensief» wordt genoemd, heeft hier nogal
een grote verantwoordelijkheid in, vinden deze leden. De nuchtere stelling dat dieren
een rol spelen bij de problematiek van zoönosen, boezemt hen niet veel vertrouwen
in.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben dan ook een aantal vragen over
de door de Minister geschetste «zoönosestructuur». Hoeveel mensen bij het Ministerie
van LNV houden zich bezig met zoönosen? Hoeveel fte is dit? Hoe is het personeelsverloop
op dit dossier? Hoeveel mensen bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Soport (VWS) houden zich bezig met zoönosen? Hoeveel fte is dit? Hoe is het personeelsverloop
op dit dossier? Hoe vaak vinden de genoemde signaleringsoverleggen plaats binnen de
zoönosenstructuur? Wie nemen er deel aan deze overleggen? Hoe vaak is de Minister
zelf op jaarbasis bezig met dit onderwerp? Waarom laat de beantwoording van de schriftelijke
vragen die de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op 24 april hebben gesteld
over zoönosen zo lang op zich wachten? Heeft de Minister niet eerder kennisgenomen
van de in de vragen genoemde onderzoeksrapporten en bevindingen van deskundigen? Kan
de Minister bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt
dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen wordt vergroot
door de grootschalige en intensieve veehouderij, door ontbossing, door de toename
van contact tussen mensen en wilde dieren, door de illegale handel in wilde dieren,
het gebruik van antibiotica in de veehouderij en klimaatverandering? Kan de Minister
bevestigen dat tussen 2009 en 2015, met een gemiddelde van één per jaar, wereldwijd
zes grote uitbraken zijn geweest van zoönosen, te weten: Q-koorts, het Schmallenbergvirus,
MERS, vogelgriep, ebola en zika?10
De nachtmerrie is dat er nog zo’n virus ontstaat, en de vogelgriep wordt al sinds
lang aangewezen als het rampscenario met een dodelijkheid van 60% volgens de WHO.
Voordat het ook kan overspringen van mens naar mens, is een mutatie van het virus
nodig. De WHO stelt dat als dat gebeurt, dit «zeer serieuze consequenties heeft voor
de volksgezondheid»11.
Wetenschappers van het Erasmus MC hebben in 2011 al aangetoond dat vogelgriep via
mutaties kan uitgroeien tot een zeer besmettelijke variant, die via de lucht van mens
op mens overdraagbaar is. 12 Deze mutaties zouden ook op natuurlijke wijze kunnen ontstaan. Kan de Minister bevestigen
dat er tussen 2014 en 2018 bij zeventien Nederlandse pluimveebedrijven uitbraken van
hoog-pathogene vogelgriep zijn geweest, waarvan er zeven uitbraken waren bij vier
eendenbedrijven?13 Kan de Minister bevestigen dat dit in totaal dus ten minste twintig uitbraken waren
bij vier eendenbedrijven en dertien kippenbedrijven? Zo nee, hoeveel waren dit er
dan? Kan de Minister bevestigen dat bij minstens één van deze kippenbedrijven twee
keer een uitbraak van vogelgriep is geweest? Kan de Minister bevestigen dat minstens
zeven van deze uitbraken van vogelgriep plaatsvonden op zes gesloten kippenbedrijven
of bedrijven waar de kippen helemaal niet buiten kwamen? Kan de Minister bevestigen
dat slechts vier van deze kippenbedrijven vrije uitloop hadden? Kan de Minister bevestigen
dat dit betekent dat van de zeventien bedrijven met uitbraken van vogelgriep, er tien
waren waar de dieren niet buiten kwamen? Zo nee, hoe zit dit dan? Kan de Minister
bevestigen dat het aantal geiten sinds de Q-koorts epidemie die aan 95 mensen het
leven kostte en daarnaast nog 500 mensen chronisch ziek heeft gemaakt, het aantal
geiten nog veel verder is toegenomen, van 352.828 in 2010 naar 614.645 geiten in 2019?
Kan de Minister bevestigen dat, ondanks de provinciale geitenstops, het aantal geiten
in 2019 wederom is toegenomen, ook in Gelderland en Noord-Brabant?14 Waarom is de Minister nog altijd niet overgegaan tot het invoeren van een rechtenstelsel
voor de geitenhouderij, zodat deze explosieve groei was voorkomen? Erkent de Minister
dat omwonenden hierdoor nog altijd extra worden blootgesteld aan gezondheidsrisico’s,
zoals een verhoogde kans op longontstekingen, waardoor deze groep extra kwetsbaar
is bij besmetting met het coronavirus?
Voorwaarden aan steun voor de sierteelt en fritesaardappelsector
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de COVID-19-crisis verschillende
problemen van het geglobaliseerde voedselsysteem heeft blootgelegd. De Nederlandse
landbouwsector, in het verleden vaak geprezen om zijn exportrecords, blijkt nu zeer
kwetsbaar te zijn. Er zijn producenten die vrijwel uitsluitend voor de horeca produceren
(fritesaardappelen, maar ook kooieieren) en er zijn hele sectoren die nagenoeg compleet
afhankelijk zijn van de export (onder andere de sierteelt en eendenfokkerijen). Wanneer
de export moeizaam gaat of geheel wegvalt door internationale ontwikkelingen, zoals
nu de COVID-19-crisis, komen deze sectoren stil te liggen. Ook wordt in de huidige
situatie (nogmaals) duidelijk dat deze sectoren bepaald niet cruciaal zijn voor de
voedselzekerheid in Nederland.
De sierteeltsector, onderdelen van de voedingstuinbouw die exclusief voor de horeca
telen en de fritesaardappelensector hebben hun problemen door vraaguitval tijdig en
succesvol kenbaar gemaakt bij de Minister en zij ontvangen een steunpakket van het
kabinet om de verliezen te compenseren. Voor de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
is het onbegrijpelijk dat er aan die steunpakketten geen voorwaarden verbonden zijn
voor verduurzaming, in het belang van de volksgezondheid, de biodiversiteit en de
waterkwaliteit. Daarnaast zijn deze leden onaangenaam getroffen door het feit dat
de regeling reeds is opengesteld, nog voordat de Tweede Kamer deze heeft kunnen behandelen.
Erkent de Minister dat zij de Kamer hiermee heeft gepasseerd? Op welke manier gaat
zij de inbreng van de Tweede Kamer alsnog integreren in de reeds opengestelde regelingen
voor financiële steun?
De teelt van consumptieaardappelen en de sierteelt (voornamelijk lelies en tulpen)
zijn precies de sectoren waarin het meeste landbouwgif wordt gebruikt15. In 2016 werd 40% van alle landbouwgif in Nederland gebruikt voor de teelt van aardappelen.
Op de tweede plek staan de bloembollen. Al jarenlang worden telers, hun gezinnen en
omwonenden van percelen blootgesteld aan landbouwgif wanneer er wordt gespoten16, terwijl consumenten de resten van het gif op hun bord vinden (op 9% van de Nederlandse
aardappelen zijn hormoonverstorende stoffen gevonden, terwijl die al sinds 2009 verboden
zijn)17. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie herinneren de Minister eraan dat insectenpopulaties
op het Nederlandse platteland in hoog tempo afnemen18, onder meer door het grote gebruik van landbouwgif. Daarnaast is de ecologische kwaliteit
van ons oppervlaktewater slechts op 1% goed en ook hier speelt de vervuiling door
landbouwgif een grote rol.19
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat de Minister de problemen
rondom het gebruik van landbouwgif wel lijkt te erkennen, maar dat zij er nog niet
in geslaagd is deze op te lossen. In haar Toekomstvisie gewasbescherming 2030 schrijft
de Minister dat de gehele landbouwsector in 2030 het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
zo veel mogelijk moet voorkomen.20 Daarvoor wil zij inzetten op weerbare plant- en teeltsystemen, het verbinden van
landbouw en natuur, en het nagenoeg uitsluiten van emissies naar het milieu en residuen
op producten. De tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst door het
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) maakt echter duidelijk dat reductiedoelen er
op papier mooi uit kunnen zien, maar dat deze zonder verplichtende maatregelen voor
telers (tot nu toe) niet gehaald worden. Deze leden vragen zich daarbij af of de vertraging
die het uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 heeft (deze
stond gepland voor voorjaar 2019) erop duidt dat het maken van afspraken met de sector
waarmee de doelen daadwerkelijk gehaald zullen worden, stroef verloopt. Zij ontvangen
hier graag een reactie op van de Minister.
Daarbij merken de leden van de Partij voor de Dierenfractie op dat bijna 90% van de
bloemen, planten en fritesaardappelen voor het buitenland wordt geproduceerd, terwijl
de schadelijke gevolgen voor de natuur en omwonenden van het gifgebruik in Nederland
achterblijven21, 22. Door de vraaguitval uit het buitenland door de COVID-19-crisis hebben deze sectoren
te maken met een gigantische overproductie. Deze leden wijzen de Minister op de pessimistische
economische vooruitzichten voor de komende jaren, als gevolg van de COVID-19-crisis.
Dit wijst erop dat de internationale handel niet spoedig aan zal trekken en er dus
een langdurige disbalans zal zijn tussen vraag en aanbod. Deze leden zouden het als
een gemiste kans beschouwen als deze crisis niet zou worden aangegrepen om dit deel
van de tuinbouwsector ingrijpend te veranderen. In de transitie naar natuurinclusieve
kringlooplandbouw is het belangrijk dat het landbouwareaal zo efficiënt mogelijk ingezet
wordt om de lokale bevolking, op duurzame wijze, te voeden. Een omschakeling van een
areaal bollenteelt (dat de afgelopen jaren sterk is toegenomen) naar duurzame voedingstuinbouw
past in deze ontwikkeling. Voedingstuinbouw draagt bij aan de voedselzekerheid en
heeft daarmee meer maatschappelijke waarde dan de op export georiënteerde sierteelt.
Deze ontwikkelingen beschouwend, stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
dat een steunpakket voor de aardappel- en sierteelt vanwege de coronacrisis voorwaarden
moet bevatten voor het toekomstbestendig maken van de sectoren, onder andere door
het in balans brengen van de lokale vraag en aanbod en het drastisch terugdringen
van gifgebruik. Juist het geven van financiële steun biedt een uitgelezen kans om
ook andere maatschappelijke doelen dichterbij te brengen. Deze leden ontvangen hier
graag een reactie op van de Minister.
Wat betreft de sierteeltsector stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
dat de gangbare overproductie niet in stand gehouden moet worden met gemeenschapsgeld.
De financiële steun die de sector ontvangt moet ingezet worden door telers om hun
activiteit af te bouwen en om te schakelen op duurzame voedingstuinbouw. Voor siertelers
die voor de lokale markt willen blijven produceren, stellen deze leden de voorwaarde
dat zij alleen steun kunnen ontvangen wanneer zij hun gifgebruik drastisch verminderen.
Zo moeten zij verplicht de principes van geïntegreerde gewasbescherming toepassen
en mogen zij tot 250 meter van woningen, speelplekken en scholen niet spuiten. De
milieukwaliteitsdoelen en drinkwaternormen mogen niet meer overschreden worden: de
kwaliteit van het oppervlaktewater rond percelen zal daartoe veel strenger gecontroleerd
moeten worden. Deze leden vragen waarom de Minister geen voorwaarden heeft verbonden
aan de financiële steun voor de sierteeltsector.
Wat betreft de fritesaardappelen pleiten de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
voor de voorwaarde aan het steunpakket dat telers niet vaker dan eens in de vijf jaar
aardappels op een perceel telen. Door deze ruimere vruchtrotatie krijgen bodem, milieu
en biodiversiteit meer tijd om te herstellen van deze (relatief intensieve) teelt.
De afname van de productie van fritesaardappelen die hierdoor zal ontstaan, zal de
lokale vraag en aanbod meer in balans brengen. Daarnaast stellen deze leden dezelfde
voorwaarde met betrekking tot een drastische reductie van het gifgebruik zoals hierboven
uiteengezet voor de sierteelt. Zij vragen waarom de Minister geen verduurzamingsvoorwaarden
heeft verbonden aan de financiële steun voor de fritesaardappelsector en of zij voornemens
is dit alsnog te doen.
Visserij
Wat betreft de visserijsector vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
het onaanvaardbaar dat overbevissing en natuurvernietiging in Nederlandse en Europese
wateren in stand worden gehouden en zelfs worden gefaciliteerd met belastinggeld.
Ook vissenleed in de aquacultuursector en bijvangst en doding van vissen zou niet
in stand gehouden mogen worden met belastinggeld. Deze leden pleiten ervoor dat elke
vorm van financiële steun, zowel bestaande subsidies als de steun die gegeven wordt
om de gevolgen van de coronacrisis te bestrijden, nooit zonder voorwaarden gegeven
wordt en alleen gekoppeld is aan substantiële verbeteringen op het gebied van natuurbescherming,
verkleining van de vloot en het tegengaan van overbevissing.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien mogelijkheden om in deze moeilijke
periode de vloot versneld te verkleinen, zodat deze binnen de grenzen van de draagkracht
van het mariene ecosysteem blijft. Zo mag de steun niet gaan naar het vergroten van
de capaciteit van de vloot of naar grote pelagische bedrijven, noch naar kotters met
sleepnetten. Is de Minister bereid financiële steun te koppelen aan verkleining van
de vloot en de capaciteit? Is de Minister bereid in ieder geval grote pelagische bedrijven
uit te zonderen van de steunmaatregelen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid
om een stillegregeling te koppelen aan warm saneren voor vissers die daar juist nu
behoefte aan hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn is de Minister van
plan dit te doen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat tijdelijk ecologisch herstel
kan plaatsvinden gedurende de coronacrisis en het stilliggen van de schepen. Tijdens
deze periode kan daarom goed en gedegen onderzoek verricht worden naar de effecten
van de visserij op de ecologie. Is de Minister bereid om een onderzoek naar de impact
van de visserij op de ecologie in te stellen?
De Partij voor de Dieren-fractie vragen ook waarom de regeling afhankelijk is van
het motorvermogen van de schepen. Deze leden zijn van mening dat de Minister hiermee
juist overbevissing stimuleert, omdat er meer geld gaat naar grote schepen, die meer
vissen. Dit betekent dat Nederland juist die sectoren steunt die de meeste schade
aanrichten aan de vissenstand en ecologie, zoals grote pelagische bedrijven en demersale
kotters. Kan de Minister aangeven waarom de stillegregeling gekoppeld wordt aan het
motorvermogen? Kan de Minister aangeven welke andere voorwaarden er gelden om in aanmerking
te kunnen komen voor de stillegregeling?
Ten slotte maken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich zorgen over de
periode na de stillegregeling, wanneer de vraag waarschijnlijk weer aantrekt. Deze
leden vragen zich af wat de impact zal zijn op de visbestanden en ecologie wanneer
vissers hun jaarlijkse quota in een kortere tijd zullen opvissen. Uit voorzorg pleiten
zij daarom voor het bijstellen van de quota naar rato voor de maanden die overblijven
na de stillegregeling. Kan de Minister aangeven wat de mogelijke schadelijke ecologische
gevolgen zijn van het opvissen van de jaarlijkse quota in een kortere tijd? Kan de
Minister onderzoek instellen om deze impact te monitoren? Kan de Minister uit voorzorg
de huidige quota naar rato bijstellen voor de maanden die overblijven? Zo niet, waarom
niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende
stukken en hebben nog enkele vragen over de gevolgen van de coronacrisis voor enkele
veehouderijsectoren.
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een inschatting van de gevolgen van de
coronacrisis voor kalverhouders die niet verbonden zijn aan een integratie en niet
op contract leveren en voor eendenhouders die inmiddels hun stallen leeghouden. Is
de Minister voornemens te voorzien in gerichte ondersteuning?
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor landbouwbedrijven op de Waddeneilanden.
Zij bedrijven veelal multifunctionele landbouw en zijn afhankelijk van het toerisme.
Deze leden hebben begrepen dat zij forse omzetverliezen lijden, terwijl zij niet altijd
aanspraak kunnen maken op algemene steunregelingen. Overweegt de Minister gerichte
ondersteuning?
II Antwoord / Reactie van de Minister
III Volledige agenda
COVID-19 en mogelijke relatie met dieren. Kamerstuk 28 286, nr. 1088 – Brief regering d.d. 22-04-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
De bevinding van infecties met SARS-CoV-2. Kamerstuk 28 286, nr. 1089 – Brief regering d.d. 26-04-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren. Kamerstuk 35 420, nr. 30 – Brief regering d.d. 07-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Stand van zaken corona en dieren. Zaaknummer 2020Z08280 – Brief regering d.d. 08-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Update corona bij dieren. Zaaknummer 2020Z08824 – Brief regering d.d. 15-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven. Zaaknummer 2020Z09040 – Brief regering d.d. 19-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
I.J. Leau-Kolkman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.