Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 781 Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de invoering 36van een meld- en vergewisplicht bij arbeidsongevallen voor degene die een werknemer ter beschikking heeft gesteld aan een werkgever voor het verrichten van arbeid (Wet invoering meld- en vergewisplicht arbeidsongevallen voor uitleners)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 1 oktober 2025
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
I
Algemene toelichting
1
1.
Inleiding
2
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
2
3.
Verhouding tot hoger recht en nationale wetgeving
3
4.
Gevolgen
3
5.
Uitvoering, toezicht en handhaving
4
6.
Consultatie, adviezen en uitvoering
5
7.
Inwerkingtreding
5
8.
Evaluatie
5
Algemene toelichting
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wet. Deze leden hebben
hier verschillende vragen over.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Deze leden zijn zeer
verheugd dat de aanbeveling van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten om een
meld- en vergewisplicht voor uitleners in te voeren, nu eindelijk in wetgeving wordt
vastgelegd. Dit is hard nodig, omdat één op de vier geregistreerde slachtoffers van
een arbeidsongeval een uitzendkracht of een zelfstandige is en het aantal gemelde
arbeidsongevallen in Nederland nog steeds stijgt. Volgens het jaarverslag 2024 van
de Nederlandse Arbeidsinspectie gaat het om een toename van 11%, met name in de sectoren
bouw, industrie en logistiek. Daar komt bij dat uit een scan van de Arbeidsinspectie
blijkt dat meer dan 50% van de arbeidsongevallen niet bij de Arbeidsinspectie wordt
gemeld. Deze leden ondersteunen dan ook van harte de maatregelen die in dit wetsvoorstel
worden voorgesteld.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven
van harte het doel om de veiligheid van ter beschikking gestelde werknemers te verbeteren.
Hier zijn nog te vaak misstanden, zeker bij arbeidsmigranten. Wel hebben deze leden
enkele vragen over de effectiviteit, proportionaliteit en de administratieve lasten
van de voorgestelde maatregelen.
1. Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe het onderscheid wordt gedefinieerd tussen enerzijds werknemers die ter
beschikking worden gesteld aan een derde voor het verrichten van arbeid die deze derde
gewoonlijk laat verrichten en anderzijds werknemers die ter beschikking worden gesteld
aan een derde voor het verrichten van andersoortige arbeid. Deze leden vragen hoe
dit onderscheid bij de introductie hiervan in de Arbeidsomstandighedenwet destijds
is onderbouwd.
2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering om een appreciatie van het voorstel om de meldplicht van een arbeidsongeval
uit te breiden zodat ook arbeidsongevallen waarvoor een arts geraadpleegd moet worden
hieronder valt. Deze leden vragen of de regering ervoor open staat om deze maatregel
te nemen als aanvulling op de voorliggende wet.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er onevenredig veel ongevallen met
uitzendkrachten plaatsvinden in de sectoren zakelijke dienstverlening, groot- en detailhandel,
landbouw en transport en logistiek. Deze leden vragen de regering de bijbehorende
cijfers hierbij te presenteren en of deze cijfers verder uitgesplitst kunnen worden
in sub-sectoren.
Ook hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie een vraag over ondermelding. Deze
leden lezen dat de Arbeidsinspectie hier onderzoek naar heeft gedaan en dat er diverse
redenen zijn waarom er niet gemeld wordt. Deze leden vragen om nadere duiding welk
aandeel van de redenen te maken heeft met opzet of verwijtbaarheid en of dit uit de
cijfers te ontwaren is. Zij vragen om, als deze cijfers er niet zijn, hier nader onderzoek
naar te doen.
Tevens vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wat de Arbeidsinspectie doet
als er sprake is van opzet of verwijtbaarheid. Deze leden vragen de beleidsinzet hieromtrent
te omschrijven. Ook vragen zij of de regering deze inzet voldoende acht of van mening
is dat er aanvullende actie nodig is.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat er met het voorliggende wetsvoorstel
zowel een plicht komt voor een uitlener als voor de inlener om meldingsplichtige arbeidsongevallen
te melden bij de toezichthouder. Deze leden vragen of de Arbeidsinspectie daarmee
ook gaat handelen naar de entiteit die deze melding niet heeft gedaan, als één van
deze meldingen uitblijft. Zij vragen de regering hoe de Arbeidsinspectie zich in dit
geval zou moeten opstellen.
Tevens lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat het voor de uitzendkracht/arbeidsmigrant
niet verplicht is om een melding te doen. Deze leden vragen of een vrijwillige melding
wel mogelijk is. Zij vragen welke processen hiervoor zijn ingericht en hoe personen
die te maken krijgen met arbeidsongevallen wel op een laagdrempelige en beschermde
manier kunnen aankloppen bij de toezichthouder.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de vergewisplicht.
Deze leden vragen wie er bepaalt welk type onderzoek er plaatsvindt na een arbeidsongeval
en wanneer dit wordt bepaald. Ook vragen zij de inschatting van de regering over in
welk aandeel van de gevallen uit het ongevalsonderzoek naar voren zal komen dat er
geen maatregelen nodig zijn. Daarnaast vragen zij hoe de toets plaatsvindt op de werkgeversrapportage
door de Arbeidsinspectie. Vindt er een inhoudelijke toets plaats of betreft een procedurele
toets, waarbij gekeken wordt of alle te nemen stappen zijn genomen? In het bijzonder
vragen zij naar de mogelijkheid voor de Arbeidsinspectie om een inhoudelijke oplossing
of maatregel voor te stellen dan wel te verplichten. Als deze mogelijk niet bestaat
vragen zij om een appreciatie te geven op het voorstel om een dergelijke mogelijkheid
wel (wettelijk) in te bouwen.
De leden van de NSC-fractie vinden het van groot belang dat misbruik van arbeidsmigranten stevig wordt aangepakt.
Daar hoort ook het zoveel mogelijk voorkomen van arbeidsongevallen bij. Deze leden
onderschrijven dan ook het standpunt van de regering dat met dit voorstel een belangrijke
stap wordt gezet in het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van ter beschikking
gestelde werknemers.
De leden van de NSC-fractie hebben nog een aantal vragen over de te nemen maatregelen.
Deze leden merken op dat de regering op de vraag van de Raad van State of er voor
de invulling van de verplichtingen in de praktijk andere instrumenten zijn overwogen,
aangeeft dat deze vraag nu niet aan de orde is. Kan de regering aangeven waarom dit
zo is en waarom er kennelijk geen andere maatregelen zijn overwogen? Kan de regering
aangeven wat zij precies voor effect verwacht van de voorgestelde maatregelen? Wanneer
zijn in de ogen van de regering deze maatregelen een succes? In welke mate verwacht
de regering dat het aantal ondermeldingen van arbeidsongevallen zal afnemen?
De leden van de D66-fractie delen de ambitie van de regering om de veiligheid op de werkvloer te vergroten, maar
constateren dat het sanctie-instrumentarium in dit wetsvoorstel beperkt blijft tot
uitsluitend een bestuurlijke boete. Een boete kan voor kwaadwillende bedrijven echter
worden gezien als een ingecalculeerd bedrijfsrisico. Heeft de regering overwogen om,
naast de boete, ook andere, zwaardere sancties mogelijk te maken voor hardnekkige
of ernstige overtredingen?
3. Verhouding tot hoger recht en nationale wetgeving
4. Gevolgen
De leden van de D66-fractie vragen de regering naar de proportionaliteit van het wetsvoorstel. Het Adviescollege
toetsing regeldruk (ATR) adviseerde de maatregelen te beperken tot hoog risicosectoren.
Door dit advies naast zich neer te leggen, wordt nu ook een aanzienlijke administratieve
last gelegd op uitleners in sectoren met een verwaarloosbaar fysiek risico. Hoe verhoudt
deze brede, generieke aanpak zich tot het principe dat regelgeving gericht en proportioneel
moet zijn?
5. Uitvoering, toezicht en handhaving
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat uitzendkrachten waaronder arbeidsmigranten goed geïnformeerd
en beschermd moeten worden tegen mogelijke arbeidsongevallen en hiervoor aanvullende
maatregelen nodig zijn. Hiervoor is een volledige risico-inventarisatie en-evaluatie
(RI&E) van groot belang. De inlener dient een beschrijving uit de RI&E voor de specifieke
risico’s die een werknemer loopt te verstrekken aan de uitlener opdat deze de informatie
verstrekt aan de betrokken werknemer. Deze informatie moet aantoonbaar worden verstrekt,
in een voor de werknemer begrijpelijke taal. Ook moet dit achteraf te bewijzen zijn
zodat de Arbeidsinspectie hierop kan toetsen. Is de Minister bereid om deze verplichting
op deze manier op te nemen in de handhaving? Is de Minister het met deze leden eens
dat alleen op deze manier effectief de voorgestelde wijziging van lid 5 onder de Arbowet
tot verbetering leidt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering heeft overwogen aanvullende
middelen beschikbaar te stellen voor handhavingscapaciteit. Zo ja, vragen deze leden
om deze overwegingen te delen. Zo nee, vragen zij om dit alsnog te overwegen en de
Kamer mee te nemen in deze afwegingen.
De leden van de NSC-fractie merken op dat om deze wetgeving tot een succes te maken en de inleners en uitleners
hun verantwoordelijkheid te laten nemen een goede RI&E van groot belang is. Uit onderzoek
blijkt echter dat slechts 35% van alle bedrijven een RI&E heeft waarin ook daadwerkelijk
alle risico’s zijn geïnventariseerd. Handhaving van de RI&E-verplichting achten deze
leden dan ook van groot belang. Kan de regering aangeven of en hoe zij de handhaving
van deze verplichting gaat intensiveren?
De leden van de D66-fractie vernemen dat er structureel € 2,3 miljoen wordt vrijgemaakt voor de Arbeidsinspectie.
Is dit bedrag berekend op basis van het verwerken van een dubbel aantal meldingen
en het extra toezicht op de vergewisplicht? Is de regering ervan overtuigd dat de
Arbeidsinspectie, gezien de reeds bestaande druk op de capaciteit, deze extra taken
effectief kan uitvoeren?
De leden van de D66-fractie hechten aan een gelijk speelveld, waarbij alle uitleners
die op de Nederlandse markt actief zijn, zich aan dezelfde regels houden en op dezelfde
manier gehandhaafd kunnen worden. De toelichting stelt echter dat het innen van boetes
bij buitenlandse uitleners «in principe» hetzelfde verloopt als bij nationale vorderingen.
Deze formulering baart deze leden zorgen over de praktische werkbaarheid en de effectiviteit
van de handhaving over de grens. Kan de regering daarom concreet toelichten welke
juridische instrumenten de Arbeidsinspectie ter beschikking staan om boetes te innen
bij een uitlener die in een andere EU-lidstaat is gevestigd en geen bezittingen in
Nederland heeft? Kan de regering tevens inzicht geven in de huidige slagingspercentages
van dergelijke grensoverschrijdende vorderingen, zodat de Kamer kan beoordelen in
hoe verre de handhaving haalbaar is?
6. Consultatie, adviezen en toetsing
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de uitvoeringstoets van de Arbeidsinspectie. Deze leden
vragen waarom de regering er niet voor heeft gekozen om op te nemen in de wet dat
de uitlener zich aantoonbaar moet vergewissen.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de regering expliciet in te gaan
op de punten die de Arbeidsinspectie heeft ingebracht. Deze leden vinden dat de reactie
op de punten van de Arbeidsinspectie op drie punten onvoldoende duidelijk naar voren
komt in de memorie van toelichting, namelijk als het gaat om de punten dat (i) de
vergewisplicht voor aanvang van het werk te beperkt wordt ingevuld door het onderdeel
voorlichting en onderricht, (ii) de missende afbakening van de vergewisplicht leidt
tot vragen over een keten van uitleners en (iii) de voorliggende wet niet de handhaving
op de doorgeleidingsplicht van de inlener naar de uitlener regelt. Deze leden vragen
op elk van deze onderdelen los te reageren en daarbij te benoemen op welke manier
dit heeft geleid tot aanpassing van het wetsvoorstel, dan wel welke precieze aanpassing
er in wet- en regelgeving of daarbuiten nodig zou zijn om dit knelpunt te verhelpen.
Tevens vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie om nadere toelichting over dat
een boete voor het niet houden aan de doorgeleidingsplicht niet binnen het gedachtegoed
van dit wetsvoorstel past.
Ten slotte vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de € 2,3 miljoen structureel
voldoende capaciteit vrijmaakt om dit wetsvoorstel uit te voeren.
De leden van de D66-fractie constateren dat de Arbeidsinspectie het een «gemiste kans» noemt dat de uitlener
de RI&E niet hoeft te controleren. De regering stelt dat de uitlener de expertise
hiervoor mist. Hoe kan de vergewisplicht dan een effectief instrument zijn? Creëert
de regering hiermee geen schijnverantwoordelijkheid, waarbij de uitlener wel een plicht
heeft, maar niet de instrumenten om deze zinvol in te vullen?
7. Inwerkingtreding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de inwerkingtreding via koninklijk besluit bepaald wordt. Deze leden vragen
welke datum de regering op dit moment beoogt.
8. Evaluatie
De leden van de D66-fractie vragen, gezien de fundamentele twijfels over de effectiviteit en de doelmatigheid
van dit wetsvoorstel die door meerdere adviesorganen zijn geuit, waarom de regering
vasthoudt aan een evaluatietermijn van vijf jaar. Deelt de regering de mening dat
een eerdere, bindende evaluatie na bijvoorbeeld drie jaar noodzakelijk is om te voorkomen
dat een potentieel ineffectieve wet onnodig lang voor extra regeldruk zorgt?
De voorzitter van de commissie, Van der Burg
Adjunct-griffier van de commissie, Morrin
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
C.E. Morrin, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.