Stenogram : Midden-Oosten
9 Midden-Oosten
Vergaderjaar 2024-2025
Vergaderingnummer 44
Te raadplegen sinds
2025-04-11Inhoudsopgave
Gerelateerde informatie
Toon alle items in vergaderingHandelingen TK 2024-2025, 44
Midden-Oosten
Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Midden-Oosten (CD d.d. 21/01).
De voorzitter:
Ik heropen. Het woord is aan de minister.
Minister Veldkamp:
Dank u, voorzitter. Diverse Kamerleden wezen op het staakt-het-vuren in Gaza dat tot hun opluchting eindelijk tot stand is gekomen. Dat leidt immers tot het vrijlaten van de gijzelaars en massief meer humanitaire hulp richting de Gazastrook. Het kan ook een einde aan de oorlog maken. De inzet van Nederland, zo kan ik u verzekeren, is er echt op gericht om dat staakt-het-vuren te doen slagen. Dat betekent dat we er voortdurend op duwen, samen met anderen, juist ook met de grote bemiddelaars van het staakt-het-vuren, te weten Qatar, Egypte en de Verenigde Staten. Dat doen wij bij Israël, in alle contacten en op alle niveaus. We hebben geen contacten met de terreurorganisatie Hamas, die met de verschrikkelijke daden op 7 oktober is begonnen, maar we hebben wel contact met gesprekspartners, met landen die wel contacten met Hamas hebben. Wij zijn daarin ook consequent.
Voorzitter. Als ik de moties mag appreciëren. De eerste motie, die op stuk nr. 547 van Piri, Kahraman en Paternotte, over het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten: oordeel Kamer.
In de tweede motie, die op stuk nr. 548 van Dobbe, Piri, Van Baarle over verzekeraars en pensioenfondsen, staat ook het woord "sanctioneren". Ik wijs op het ontmoedigingsbeleid. Dat wordt uitgevoerd en het is de verantwoordelijkheid van bedrijven en dergelijke, hun internationale maatschappelijke verantwoordelijkheid, om goed te opereren. Daarom ontraad ik de motie.
De motie van de heer Paternotte op stuk nr. 549 bevat het verzoek om te bezien hoe de overheid garant kan staan voor Nederlandse hulporganisaties bij de wederopbouw van Gaza. Als ik de motie zo mag interpreteren dat we bezien of dat inderdaad mogelijk is, krijgt ze oordeel Kamer.
Voorzitter. Dan de motie van Dassen en Paternotte op stuk nr. 550 over UNRWA en het overmaken van de toegezegde middelen. Ik verklaar deze motie ontijdig. Ik geef de motie de appreciatie "ontijdig", want het is in de eerste plaats aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Ik heb wel de toezegging gedaan in het commissiedebat dat ik dit met haar op zal nemen en dat we in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken hierop terugkomen.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Dassen. Ik doe slechts één interruptie per motie.
De heer Dassen (Volt):
Ik probeer even beter te begrijpen waarom dit dan ontijdig is. Volgens mij ligt deze discussie nu voor. Er is nu een staakt-het-vuren, dat geld is nu nodig. Dat er pas na de RBZ op teruggekomen wordt, maakt niet dat de motie ontijdig is. Volgens mij is dat een discussie in het kabinet, maar in de Kamer kunnen wij daar prima een uitspraak over doen, zoals de minister in het debat zelf ook al aangaf.
Minister Veldkamp:
Ik verklaar 'm ontijdig omdat de definitie van "ontijdig" zoals ik die begrijp in het kader van de appreciatiemogelijkheden, er ook op ziet dat de verantwoordelijkheid bij een andere minister ligt.
De voorzitter:
Klopt.
Minister Veldkamp:
Dat klopt in dit geval. Het is de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp die over UNRWA gaat. Maar nogmaals, ik heb de toezegging gedaan om dit met haar op te nemen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 551.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 551 van de heer Van Baarle gaat over voorbereiding van de wederopbouw van Gaza. Ja, daar wordt ook echt al aan gedacht en gewerkt. Nederland zit onder andere in de G7-wederopbouwgroep daarover. Ik kan de motie daarom oordeel Kamer geven.
Over de volgende motie, die op stuk nr. 552 van de heer Van Baarle: als ik die zo mag interpreteren dat … Nee, laat ik het zo zeggen. Ik apprecieer die als overbodig, omdat in de EU op het gebied van etikettering al nader wordt gesproken, inclusief de uitvoering, de implementatie en de effectiviteit daarvan in het licht van het ontmoedigingsbeleid.
De heer Van Baarle (DENK):
Kijk, dat er in de EU over wordt gesproken, is iets anders dan de Nederlandse verantwoordelijkheid om de uitvoering van dat beleid te toetsen. De Adviesraad Internationale Vraagstukken constateert — in mijn motie verwijs ik ook naar die constatering — dat er veel ineffectiviteit in dat beleid kan schuilen en wijst ook naar een manier om dat te ontlopen. Daarom is het goed als Nederland — de uitvoering ligt onder andere bij de NVWA — ook de uitvoering van het beleid zelf toetst. Als de minister de motie zo kan lezen, denk ik toch dat dit een te honoreren verzoek vanuit de Kamer kan zijn.
Minister Veldkamp:
Dan zou ik 'm ontijdig moeten verklaren, want ik wil wel graag eerst die Europese discussie uitlopen waarin wel degelijk wordt gekeken naar hoe die nationale implementaties verlopen, of ze effectief zijn en of er best en worst practices zijn. In die zin wil ik dat traject eerst aflopen, dus hoe dat in de EU gaat en hoe we er in de EU over spreken. Die gesprekken vinden namelijk al plaats.
De voorzitter:
Wat is dus het uiteindelijke oordeel van de minister?
Minister Veldkamp:
Ontijdig.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 553.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 553 is van de heer Stoffer. Die ontraad ik, omdat subsidieontvangers al moeten voldoen aan kwaliteitseisen inzake organisatiecapaciteit en dergelijke. Er wordt ook transparantie verwacht van die subsidiepartners. Uiteraard staan we altijd open voor de suggestie om de vindbaarheid van informatie over door Nederland verstrekte subsidies te versterken. Maar daarvoor verwijs ik graag door naar de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
De voorzitter:
We gaan naar de motie op stuk nr. 554.
Minister Veldkamp:
De motie op stuk nr. 554 is van de heren Vermeer en Stoffer. Ook die is ontijdig, omdat men nog niet zover is in de planning. Ik onderschrijf uiteraard zeer sterk dat hulp, waar die geleverd zal gaan worden, bedoeld moet zijn voor het wederopbouwen en dat die niet verkeerd wordt aangewend. Dat moet een positieve bijdrage leveren. Maar de plannen zijn nog helemaal niet zover. Dat komt pas in de derde fase van het staakt-het-vuren aan de orde. Het is ook hier een kwestie van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Zij zal te zijner tijd de Kamer hierover nader informeren.
De voorzitter:
Er is één korte vraag van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Hoe kan de minister hier ontijdig op geven, terwijl hij bij de motie op stuk nr. 551, die verzoekt om aan te vangen met wederopbouw en fondsenwerving, oordeel Kamer geeft? Hoe kan hij juist het stellen van voorwaarden daaraan dan ontijdig noemen? Na het geven van hulp voorwaarden stellen, zou pas ontijdig zijn, wat mij betreft. Hoe ziet de minister dat?
Minister Veldkamp:
Er is nog geen assessment of plan voor de werkverdeling voor de wederopbouw. Nogmaals, daar gaan ook anderen over. Als ik 'm zo mag lezen dat dit de inzet is van het beleid, namelijk dat wij echt willen dat de hulp op de juiste plaats terechtkomt en er alles aan gedaan wordt dat die niet verkeerd wordt aangewend, kan ik de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Bij dezen dan. Er is nog één vraag van mevrouw Piri. Kort.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik was eigenlijk verrast door het oordeel ontijdig en vroeg me af waarom de motie niet ontraden werd. Hier staat namelijk …
De voorzitter:
Welke motie bedoelt u?
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Nog steeds dezelfde motie. Dat is de motie op stuk nr. 554 van de heren …
De voorzitter:
Ja, oké. Heel kort.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
… Vermeer en Stoffer. Daarin staat "verzoekt de regering om eventuele directe en indirecte Nederlandse hulp aan de wederopbouw van Gaza aan Nederlandse bedrijven te koppelen (…)". We gaan toch niet serieus zeggen dat de wederopbouw in Gaza per se door Nederlandse bedrijven moet worden gedaan en dat we anders geen hulp leveren?
Minister Veldkamp:
Ik heb 'm ook zo niet gelezen.
De voorzitter:
Prima.
Minister Veldkamp:
Misschien had ik 'm nog beter moeten lezen. Ik interpreteer 'm als hulp waar die dan aan Nederlandse bedrijven plaatsvindt. Ik zou niet direct de koppeling willen leggen dat er via Nederlandse bedrijven gewerkt moet worden, want dan wordt de hulp niet effectief.
De voorzitter:
Helder, helder. Tot zover dit debat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Morgen stemmen wij over de moties.