Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 676 Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken in verband met de invoering van een locatiegebonden verklaring van geen bezwaar en enkele andere wijzigingen ter verbetering van de uitvoerbaarheid van deze wet (Wet verbetering uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken)
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 11 februari 2025
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Algemene toelichting
2
1.
Inleiding
2
2.
Hoofdlijnen van het voorstel
2
3.
Voorgestelde wijzigingen
2
3.1
De locatiegebonden VGB
2
3.2
Aanwijzen locatie
3
3.3
Consequenties voor het veiligheidsonderzoek
3
3.4
Aan- en afmeldplicht
3
3.5
Register
4
3.6
Invordering door middel van een dwangbevel
5
3.7
Veiligheidsonderzoek op grond van artikel 13, tweede lid (nieuw)
5
3.8
Bestuursrechtelijke handhaving
5
4.
Gevolgen, uitvoering, toezicht en handhaving
6
4.1
Gevolgen van het wetsvoorstel
6
4.2
Administratieve lastendruk
6
5.
Advies en consultatie
6
5.1
Internetconsultatie en uitvoeringstoets
6
Artikelsgewijze toelichting
7
Artikel I
7
Algemene toelichting
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel.
Deze leden willen benadrukken dat digitale dreigingen blijven toenemen en dat daarmee
de Nederlandse (veiligheids)belangen in zowel nationaal als internationaal verband verder onder druk komen
te staan. Ook de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) waarschuwt in
zijn jaarverslag over 2023 voor het steeds acuter worden van de dreiging van onder
andere cyberaanvallen en spionage, waardoor deze leden constateren dat er dus sneller
gereageerd moet worden op dreiging en aanvallen. Daarom achten zij het ook noodzakelijk
om de juiste randvoorwaarden te scheppen voor de effectieve en efficiënte uitvoering
van de taken van vertrouwenspersonen. Zij zijn van mening dat voorliggend wetsvoorstel
kan helpen in het flexibeler inzetten van personen met een vertrouwensfunctie die
veelvuldig van werkgever wisselen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wet verbetering
uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken. Deze leden erkennen de noodzaak om de uitvoering
van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) te verbeteren en begrijpen de beoogde efficiëntievoordelen.
Tegelijkertijd roept het wetsvoorstel bij hen vragen op over de precieze uitwerking,
juridische afbakening, rechtsbescherming en internationale implicaties.
De leden van de SP-fractie hebben de Wet verbetering uitvoering Wet veiligheidsonderzoeken
gelezen. De leden hebben hier nog een vraag over.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
Het stemt de leden van de VVD-fractie positief dat er uitvoering wordt gegeven aan
de wens om flexibelere inzetbaarheid van personeel op een en dezelfde locatie mogelijk
te maken. Deze leden vragen zich in het verlengde hiervan af of er wellicht een soortgelijke
uitvoering gegeven kan worden aan motie-Rajkowski over het mogelijk maken dat noodzakelijke
dreigingsinformatie vanuit de veiligheidsdiensten sneller en specifieker gedeeld wordt
met hightechbedrijven (Kamerstuk 26 643, nr. 1193). Zij constateren namelijk dat veel Nederlandse hightechbedrijven onmisbaar zijn
voor de Nederlandse economie en de strategische geopolitieke positie van Nederland.
De leden van de NSC-fractie vragen zijn benieuwd naar het tijdspad van dit wetsvoorstel.
Wat is de verwachte datum van inwerkingtreding en welke uitvoeringsstappen moeten
nog worden gezet om de hele wetswijziging uit te kunnen voeren? In hoeverre vindt
afstemming plaats met de betrokken private partijen om een helder tijdpad te garanderen,
zo vragen deze leden.
3. Voorgestelde wijzigingen
3.1. De locatiegebonden VGB
De leden van de NSC-fractie vragen de regering om een nadere toelichting op de criteria
die bepalen of een niet-vertrouwensfunctie toch een veiligheidsonderzoek vereist.
Welke objectieve criteria worden er gehanteerd en hoe wordt gewaarborgd dat deze onderzoeken
proportioneel en noodzakelijk blijven?
3.2. Aanwijzen locatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de vakministers besluiten welke locaties aangewezen
worden en dat het aanwijzingsbesluit niet gepubliceerd wordt. Deze leden begrijpen
dat alleen de betreffende sectoren of de betreffende bedrijven te horen krijgen wanneer
zij aangewezen zijn. Gelet op het steeds acuter worden van de dreiging van onder andere
cyberaanvallen en spionage vragen deze leden zich af hoe er wordt besloten welke locaties
zullen worden aangewezen. Op welke manier wordt hierbij veiligheidsinformatie meegewogen?
Hebben de vakministers toegang tot de juiste veiligheidsinformatie om hier een gewogen
besluit over te nemen in het belang van Nederland? Waar ligt het zwaartepunt? Kunnen
sectoren of bedrijven zich ook zelf melden? Worden recente cyberaanvallen – zoals
die op de Technische Universiteit Eindhoven, de Universiteit van Amsterdam en hogeschool
Fontys – ook meegenomen in de besluiten? Zijn recente aanvallen meegenomen in de beoogde
toenames van regeldruk en lastenverzwaring? Hoe verhouden deze locaties zich tot de
Europese Network and Information Security 2-richtlijn (NIS2)?
De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting (MvT) dat er uitvoering
gegeven wordt aan de wens om flexibelere inzetbaarheid van personeel op een en dezelfde
locatie mogelijk te maken, door naast de bestaande systematiek van een functiegebonden
verklaring van geen bezwaar (VGB) een locatiegebonden VGB te introduceren. Deze leden
zijn van mening dat de juridische afbakening onvoldoende duidelijk is en dat onvoldoende
zichtbaar is wat de reikwijdte is van het voorstel. Daarom vragen zij op basis van
welke criteria een dergelijk aanwijsbesluit zal berusten. Moeten de totstandkoming
en criteria van een aanwijsbesluit niet specifieker in het wetsvoorstel worden opgenomen?
De leden van de NSC-fractie lezen ook dat de locatiegebonden VGB onder andere relevant
is voor sectoren zoals de burgerluchtvaart. Gezien de strikte Europese en internationale
regelgeving op het gebied van luchtvaartveiligheid vragen deze leden de regering om
een nadere toelichting te geven op hoe de invoering van een locatiegebonden VGB zich
verhoudt tot bestaande EU-verordeningen en internationale afspraken. Zijn er hierbij
risico’s op conflicten en hoe worden deze ondervangen in het huidige wetsvoorstel?
3.3. Consequenties voor het veiligheidsonderzoek
De leden van de BBB-fractie lezen dat er een aanvulling op de huidige A-, B- en C-onderzoeken
zal worden geïmplementeerd. Kan de regering uitleggen wat voor aanvulling dit zal
zijn? Op welke manier wordt deze aanvulling geïmplementeerd? En hoe kan de regering
garanderen dat de huidige doorlooptijden daar geen gevolgen van ondervinden?
3.4. Aan- en afmeldplicht
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het aanmelden van vertrouwensfunctionarissen
een aanzienlijke administratieve belasting is voor werkgevers en de veiligheidsdiensten.
Het stemt deze leden positief dat er een in overleg een proces wordt voorzien om vrijwillig
gefaseerd aan te melden. Zij vragen zich hierbij af hoe dit proces wordt vormgegeven.
Wordt dit proces bijvoorbeeld verschillend per sector? Hoe wordt ervoor gezorgd dat
dit niet teveel tijd zal kosten en niet voor onnodige complexiteit zal zorgen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het wetsvoorstel geen gevolgen heeft voor de
reguliere aanmelding voor een vertrouwensfunctie als bedoeld in artikel 4, eerste
lid, van de Wvo. Deze leden hebben over de reguliere aanmelding een vraag met betrekking
tot de beoordeling. Indien een werknemer met een locatiegebonden VGB een functie op
hoger veiligheidsniveau krijgt, is het niet helder of een nieuw veiligheidsonderzoek
verplicht is. Ligt de beoordeling in dit geval bij de werkgever of wordt dit centraal
gemonitord door de AIVD of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)?
Hoe wordt de eenheid tussen de verschillende VGB-niveaus gewaarborgd?
De leden van de NSC-fractie lezen bovendien dat een afmeldplicht voor vertrouwensfunctionarissen
wordt geïntroduceerd. Kan de regering duidelijk maken hoe er wordt gecontroleerd dat
een afmelding ook daadwerkelijk gebeurt als een werknemer overstapt naar een andere
werkgever binnen dezelfde sector? Hoe wordt dit praktisch ingeregeld en wie draagt
hiervoor de verantwoordelijkheid?
De leden van de BBB-fractie lezen dat een aanzienlijke administratieve belasting voor
zowel de werkgevers als de veiligheidsdiensten wordt verwacht op het moment dat het
wetsvoorstel zou ingaan. Deze leden steunen de regering in haar voornemen om vooruitlopend
op de inwerkingtreding in overleg met (vertegenwoordigers van) de werkgevers te voorzien
in een proces waarmee op vrijwillige basis gefaseerd aangemeld kan worden. Kan de
regering ingaan op hoe dit proces er uit komt te zien? En waarom is er voor gekozen
om op vrijwillige basis gefaseerd te laten aanmelden?
De leden van de BBB-fractie lezen dat werkgevers een afmeldplicht hebben en dat zij
een termijn van vijf weken hebben om aan die afmeldplicht te voldoen. Kan de regering
uitleggen waarom er voor een termijn van vijf weken is gekozen? Is deze periode niet
te lang? Begrijpt de regering dat deze leden het misschien wel onwenselijk vinden
dat een werknemer met een vertrouwensfunctie na zijn ontheffing voor een periode van
vijf weken nog in het register staat? Begrijpen zij het goed dat na een ontslag op
staande voet, indien de reden voor ontslag niet te maken heeft met nationale veiligheid,
een vertrouwensfunctionaris nog voor een periode van vijf weken in het register kan
blijven staan? En begrijpen zij het goed dat na een ontslag op staande voet, of een
andere reden van het ontbinden van de arbeidsovereenkomst, indien dit te maken heeft
met nationale veiligheid en er dus een spoedeisend belang is, dat alleen dan de betrokkene
direct uit het register dient te worden verwijderd? Kan de regering dit toelichten?
Wie controleert of werkgevers zich aan de afmeldplicht houden? En hoe worden deze
controles uitgevoerd?
3.5. Register
De leden van de VVD-fractie lezen dat de AIVD en de MIVD door middel van de aan- en
afmeldplicht een actueel en volledig bestand van (actieve) vertrouwensfunctionarissen
krijgen in de vorm van een register (artikel 10a nieuw). Op welke manier kan gegarandeerd
worden dat het register met vertrouwensfunctionarissen niet wordt gehackt of misbruikt?
Deze leden vragen zich, in lijn met de Afdeling advisering van de Raad van State,
af hoe cyberveiligheidsrisico’s in acht worden genomen, aangezien werkgevers toegang
krijgen tot vertrouwelijke gegevens. Wie krijgt er toegang tot het register en hoe
wordt ongeoorloofde toegang voorkomen? Welke cyberbeveiligingsmaatregelen worden genomen
tegen eventuele datalekken? Zijn hier voldoende capaciteit en middelen voor en zo
ja, welke?
De leden van NSC-fractie hebben nog enkele vragen over de introductie van een verplicht
register van actieve vertrouwensfunctionarissen dat door werkgevers kan worden geraadpleegd.
Welke voorbereidingen worden hier nu al voor getroffen en kan inzicht worden gegeven
in de structuur en werkwijze die de regering voornemens is te hanteren? Gezien de
privacygevoelige aard van deze gegevens brengt dit potentiële veiligheidsrisico’s
met zich mee. Welke concrete maatregelen worden er getroffen om misbruik van dit register
te voorkomen? En hoe wordt de beveiliging van de systemen van toezichthoudende instanties
zoals de AIVD en MIVD gewaarborgd, nu ook werkgevers toegang krijgen tot deze gegevens
en systemen?
De leden van de BBB-fractie vragen de regering wie binnen een organisatie, zoals bijvoorbeeld
Schiphol, bepaalt welke personen toegang mogen krijgen tot het (internet)kanaal. Wat
zijn de regels hieromtrent? Moeten werknemers die toegang krijgen aan bepaalde vereisten
voldoen? En zal er monitoring plaatsvinden op het gebruik door werknemers? En op welke
manier houdt de overheid hier toezicht op?
3.6. Invordering door middel van een dwangbevel
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een dwangbevel kan worden toegekend om kosten
te verhalen op de werkgevers. Gezien de veranderingen die werkgevers moeten doorvoeren
naar aanleiding van de wet vragen deze leden zich af of zij hier voldoende tijd voor
en hulp bij krijgen, zodat zij eventuele extra kosten en dwangbevelen bij invoering
van de wet kunnen voorkomen. Waar blijkt dit uit?
3.7. Veiligheidsonderzoek op grond van artikel 13, tweede lid (nieuw)
Het stemt de leden van de VVD-fractie positief te lezen dat er rekening wordt gehouden
met risico’s voor de aantasting van de continuïteit van vitale processen, de aantasting
van de integriteit en exclusiviteit van kennis en informatie, en het ontstaan van
strategische afhankelijkheden. Deze leden lezen dat er op het terrein van economische
veiligheid situaties kunnen zijn waarin het op voorhand aanwijzen van een functie
als vertrouwensfunctie niet mogelijk is, terwijl het wel nodig is om te weten of deze
geen risico vormt voor de nationale veiligheid. Waarom is de uitbreiding van veiligheidsonderzoeken
naar niet-vertrouwensfunctionarissen nu beperkt tot economische veiligheid? Is dit voldoende om bredere
risico’s als spionage en infiltratie in vitale sectoren te voorkomen? Wat betekent
dit voor de uitvoering van motie-Rajkowski over mogelijk maken dat noodzakelijke dreigingsinformatie
vanuit de veiligheidsdiensten sneller en specifieker gedeeld wordt met hightechbedrijven
(Kamerstuk 26 643, nr. 1193)?
3.8. Bestuursrechtelijke handhaving
De leden van de BBB-fractie schrikken van het schrijven van de regering over het feit
dat het overtreden van de in artikel 14 genoemde strafbare bepalingen wel plaatsvindt,
maar dat strafrechtelijke handhaving niet plaatsvindt. Deze leden horen graag van
de regering hoe vaak in het verleden deze overtredingen van de Wvo hebben plaatsgevonden.
Ook horen zij graag wie verantwoordelijk was voor de opsporing van de in artikel 14
genoemde strafbare feiten. Tot slot horen zij graag van de regering bij wie de keuze
lag om wel of niet te vervolgen en wat daarvoor de reden was. Zij willen wel graag
opgemerkt hebben dat zij een bestuursrechtelijke handhaving beter op zijn plaats vinden,
net zoals in de MvT van de oude Wvo staat. Zeker gelet op de mogelijkheid om lichte
overtredingen met een herstelsanctie op te kunnen lossen. Zij steunen dan ook deze
verschuiving van strafrechtelijke naar bestuursrechtelijke handhaving.
4. Gevolgen, uitvoering, toezicht en handhaving
4.1. Gevolgen van het wetsvoorstel
Het valt de leden van de NSC-fractie op dat er bij de gevolgen van het wetsvoorstel
niet ingegaan wordt op de gevolgen voor gemeenten en andere overheden. Het is daarmee
volgens deze leden onvoldoende duidelijk wat de uitwerking van dit wetsvoorstel op
de medeoverheden is. Kan de regering daarom aangeven in hoeverre gemeenten en andere
overheden door dit wetsvoorstel geraakt worden? Zijn zij ook een werkgever zoals bedoeld
in de wet? Zo ja, om welke aantallen medewerkers verwacht de regering dat dit gaat?
En is het wetsvoorstel dan ook met die werkgevers en/of hun koepels besproken?
4.2. Administratieve lastendruk
De leden van de VVD-fractie lezen in de MvT dat het wetsvoorstel ook een (beperkte)
lastenverzwaring met zich meebrengt. In de reacties van bijvoorbeeld de Air Cargo
Netherlands (ACN) en het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) lezen deze leden dat
er een behoefte is aan goed gefaciliteerde aan- en afmeldprocedures. Zij vragen zich
af wat de verwachte impact van de lastenverzwaring op mkb-bedrijven is gezien de kleinere
capaciteit zie zij hebben om deze verplichtingen uit te voeren? Zijn er vrijstellingen
of versimpelingen mogelijk voor kleine bedrijven en ondernemers? Op welke manier wordt
er ondersteuning geboden aan deze (en andere) bedrijven?
De leden van de NSC-fractie merken op dat in de MvT wordt aangegeven dat de invoerings-
en uitvoeringskosten zijn opgenomen in de begrotingen van de veiligheidsdiensten.
Kan de regering aangeven waar deze specifiek zijn terug te vinden en op welke jaarschijven
dit betrekking heeft? Tevens vragen deze leden welke kosten er al in het lopende jaar
gemaakt worden.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de initiële kosten voor het (internet)kanaal
en register worden geschat op 600.000 euro. Kan de regering nader toelichten op basis
waarvan tot dit bedrag gekomen is? Hoeveel van deze middelen zijn reeds besteed? Hoe
ver is men met het opzetten van dit (internet)kanaal en register? Ligt men op schema
voor wat betreft wanneer het (internet)kanaal en register operationeel moeten zijn?
Wanneer moet het uiterlijk operationeel zijn volgens de planning? En hoe zorgt de
regering ervoor dat het geschatte bedrag en tijdspad gehaald worden? Kan de regering
ook nader ingaan op de jaarlijkse operationele en personeelskosten van 350.000 euro?
Waarop is dit gebaseerd? En kan de regering toelichten of er ook extra fte’s begroot
zijn binnen die 350.000 euro? Tot slot lezen deze leden dat deze kosten zijn opgenomen
in de begroting van de diensten. Kan de regering toezeggen dat deze kosten dus niet
voor rekening komen van werkgevers?
5. Advies en consultatie
5.1. Internetconsultatie en uitvoeringstoets
De leden van de VVD-fractie lezen dat Schiphol zorgen uitspreekt over het risico van
het niet op elkaar aansluiten van de informatie van de AIVD en het toegangsbeheersysteem
van de luchthaven. Deze leden begrijpen dat de diensten niet verantwoordelijk zijn
voor de beveiliging van de luchthaven en de bijbehorende administratie, maar vragen
zich wel af of er meer soortgelijke voorbeelden zijn van verschillende toegangsbeheersystemen?
Zorgt dit niet voor meer administratie en lastenverzwaring bij (mkb-)bedrijven? Is
er een manier om deze systemen meer op elkaar te laten aansluiten en efficiënter te
maken?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het ATR opmerkt dat de lastentoename en reductie
van de regeldruk niet volledig in kaart zijn gebracht. De extra administratieve lasten,
met name door de aan- en afmeldplicht van vertrouwensfunctionarissen, lijken onvoldoende
te zijn meegenomen. Kan de regering aangeven hoe deze lasten in verhouding staan tot
de beoogde efficiëntie?
De leden van de SP-fractie constateren dat de gegevens die zijn verworven voor het
uitvoeren van veiligheidsonderzoeken zijn vastgelegd in de Selectielijst voor de archiefbescheiden
van de AIVD en voorgangers en dat de vernietigingstermijn is vastgesteld op tien jaar.
Dit betreft ook bijzondere persoonsgegevens die bescherming behoeven. Deze leden vragen
zich af waarom deze gegevens zo lang bewaard moeten worden als de persoon in kwestie
geen veiligheidsfunctie meer bekleedt en de gegevens niet langer van belang zijn.
Zij vragen de regering hierop te reflecteren in het licht van het recht op bescherming
van de persoonlijke levenssfeer.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
De leden van de NSC-fractie lezen in de artikelsgewijze toelichting van artikel I,
onderdeel C, dat werkgevers verplicht worden om, op basis van artikel 3, inzicht te
geven in het personeelsverloop. Deze leden vragen waarom daar een wettelijke basis
voor nodig is, als het wordt voorgesteld als informele uitwisseling. Als een wettelijke
basis nodig is, kan de regering dan aan deze leden aangeven hoe dit concreet wordt
vormgegeven en welke consequenties er zitten aan het niet naleven van deze van deze
verplichting?
De voorzitter van de commissie, De Vree
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Haas
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
J.P. van der Haas, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.