Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Maximaal haalbare kwaliteit van het adresgegeven in de Basisregistratie Personen (BRP) (Kamerstuk 27859-170)
27 859 Modernisering Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA)
Nr. 181 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 februari 2025
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brieven
d.d. 6 november 2023 «Stand van zaken Basisregistratie personen 2023» (Kamerstuk 27 859, nr. 178), d.d. 25 oktober 2023 «Antwoorden op vragen commissie over de reactie op de motie
van het lid Leijten over de Kamer informeren over wetten, pilots en andere alternatieven
die zijn ontstaan in de ministeriële commissie aanpak fraude (Kamerstuk 35 772, nr. 41), d.d. 13 juli 2023 «Advies AcICT (Adviescollege ICT) Toekomst Basisregistratie Personen
(BRP)» (Kamerstuk 27 859, nr. 176), d.d. 5 juli 2023 «Onderzoek naar de (on)mogelijkheden en risico’s van digitale
identiteitsvaststelling en -verificatie (Kamerstuk 25 764, nr. 142), d.d. 23 mei 2023 «Advies Raad van State inzake Derdenbesluit BRP (Kamerstuk 27 859, nr. 174), d.d. 1 mei 2023 «Inwerkingtreding wetswijziging BRP Landelijke Aanpak Adreskwaliteit
(Kamerstuk 35 772, nr. 40), d.d. 13 april 2023 «Openbaarmaking van informatie over Landelijke Aanpak Adreskwaliteit
(Kamerstuk 27 859, nr. 173), d.d. 5 april 2023 «Reactie op verzoek commissie over een afschrift brief aan de
Nationale ombudsman inzake het beleid voor briefadressen in de Basisregistratie Personen
(BRP)» (Kamerstuk 27 859, nr. 171), d.d. 5 april 2023 «Uitkomsten onderzoek risicoprofiel project Landelijke Aanpak
Adreskwaliteit (LAA) 2015» (Kamerstuk 27 859, nr. 172) en d.d. 23 december 2022 «Maximaal haalbare kwaliteit van het adresgegeven in de
Basisregistratie Personen (BRP)» (Kamerstuk 27 859, nr. 170).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 december 2024 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 11 februari 2025 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Wingelaar
Adjunct-griffier van de commissie, Van der Haas
A. Toekomst BRP en doorontwikkeling
De leden van de VVD-fractie vragen naar de verhouding tussen doorontwikkeling van
de BRP tot de plannen voor de ontwikkeling van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
en het digitale Huis van Thorbecke.
Met de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) willen we als één overheid gezamenlijk
werken aan een aantal prioriteiten binnen digitalisering. Deze prioriteiten richten
zich op onderwerpen waar een extra impuls nodig is om impasses te doorbreken of efficiënter
te werken.
De Basisregistratie Personen (BRP) is een essentiële basisvoorwaarde voor het functioneren
van de digitale overheid en bovendien een goed voorbeeld van waar al succesvol wordt
samengewerkt tussen overheidslagen om gegevens actueel en accuraat te houden en verantwoord
te delen.
De doorontwikkeling van de BRP is nauw verbonden met de plannen voor de NDS en maakt
deel uit van de ontwikkeling naar een federatief datastelsel (FDS). Dit federatief
datastelsel vormt een cruciale pijler voor betrouwbare en efficiënte gegevensuitwisseling,
die essentieel is voor de werking van veel publieke diensten. De NDS-ambities op het
gebied van data zullen in april worden vastgesteld, de doorontwikkeling van de BRP
zal bijdragen aan die ambities.
De leden van de GroenLinks-PvdA- fractie vragen om een toelichting op welke punten
de Ontwikkelagenda concreet is veranderd na de herijking.
Twee hoofdonderwerpen zijn buiten scope van het programma en de Ontwikkelagenda geplaatst.
Dit betreft het Ontwikkelpunt «Vernieuwen van financieringssystematiek» en het Ontwikkelpunt
«Samenhang BRP en Burgerlijke stand». Het eerste omdat daarvan geconstateerd is dat
het een opdracht is voor beleid en Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) als
beheerder. AcICT adviseert doorontwikkeling en beheer te onderscheiden. Het tweede
omdat uit overleg met het Ministerie van JenV en gemeenten bleek dat gedurende de
looptijd van het programma geen aanpassingen in de BRP voorzien zijn die het programma
kan realiseren.
Buiten scope plaatsen betekent niet dat er niet meer aan deze onderwerpen gewerkt
wordt, maar wel dat het programma hier geen initiatieven meer voor oppakt.
Dit helpt het programma focus te houden op resultaten die wel gerealiseerd kunnen
worden gedurende de looptijd van het programma (maximaal tot eind 2026).
Daarnaast is het ontwikkelpunt «Meerdere adressen» versmald. In het kader van het
programma is met stakeholders een brede oriëntatie uitgevoerd op de aard en omvang
van de problematiek rondom personen die op meerdere adressen verblijven of post zouden
willen ontvangen. Daaruit is gebleken dat het toevoegen van een correspondentieadres
in de BRP de problemen niet oplost.
De focus wordt nu gelegd op een oplossing voor tijdelijk verblijf in het buitenland.
Op de website van RvIG staat de actuele versie van de Ontwikkelagenda1.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar een verdere toelichting op de
realisatiekracht binnen het programma toekomst BRP en hoe ervoor wordt gezorgd dat
deze bij de herijkte Ontwikkelagenda wel op orde is.
De realisatiekracht van het programma blijft een aandachtspunt. Het programma loopt
nog tot maximaal eind 2026. De herijking van de Ontwikkelagenda helpt om focus te
houden op wat binnen het programma past: het programma is er niet voor beheertaken
en het programma kan alleen dat realiseren waarvan al duidelijk is wat er moet worden
gerealiseerd.
Ondanks de geboekte resultaten heeft de combinatie van de complexiteit van het BRP-stelsel
en een tekort aan expertise en capaciteit, zowel intern als extern, geleid tot vertragingen
en is er minder gerealiseerd dan gewenst. De gekozen aanpak met stapsgewijze verbeteringen
maakt het ondanks dat wel mogelijk om belangrijke verbeteringen door te voeren in
een dynamische en complexe omgeving.
Naast de in de Kamerbrieven genoemde resultaten, zijn ook begin 2025 weer aanpassingen
live gegaan. Voor Ontwikkelagendapunt Verbeteren gezagsregistratie is een grote stap
gezet door aansluiting van Politie, Koninklijke Marechaussee en Veilig Thuis organisaties
op de BRP-API, waarmee een vraag over het gezag kan worden gesteld. Via deze functionaliteit
kunnen de organisaties sneller en beter vaststellen wie het gezag over een kind heeft.
Daarnaast per 1 januari 2025 de mogelijkheid om slim te zoeken binnen de BRP verruimd.
Afnemers kunnen zoekwaarden aan het eind voorzien van een zogenaamde «wildcard». Een
wildcard betekent dat in de zoekvraag één of meerdere letters of tekens vervangen
kunnen worden door een asterisk. De zoekopdracht «jans*» zoekt dan: Jans, Jansen,
Janssen, Janszen, Jansma. Zo wordt voorkomen dat een gebruiker door een spelfout een
persoon niet kan vinden in de BRP. Dit is een resultaat voor Ontwikkelagendapunt «Uitbreiden
zoekfunctie».
De leden van de VVD-fractie vragen om een duiding van het Ontwikkelprogramma BRP en
de toekomst van het programma.
Het programma beweegt zich dit jaar naar een nieuwe fase, waarin de doorontwikkeling
moet worden verankerd in de reguliere organisatie. Het programma loopt immers nog
tot maximaal eind 2026.
Gerealiseerde voorzieningen moeten in beheer worden genomen binnen de reguliere organisatie
(en zijn dat ook al voor een deel). Kennis moet worden geborgd.
Doorontwikkeling van de BRP blijft immers ook na afloop van het programma nodig, maar
zal dan in de reguliere lijn en indien nodig in projecten gebeuren.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen om een nadere uiteenzetting welke rol
de Staatssecretaris als coördinerend bewindspersoon binnen de regering speelt om zorg
te dragen voor de verdere ontwikkeling van de BRP. Ook vragen zij welke collega-bewindspersonen
zijn betrokken bij dit proces en van welk departement ik op welk moment actie verwacht.
Als coördinerend bewindspersoon draag ik de verantwoordelijkheid voor de strategische
koers van de doorontwikkeling van de BRP. Daarnaast ben ik verantwoordelijk voor RvIG
die optreedt als opdrachtnemer van het programma Toekomst BRP en die beheerder van
de centrale voorzieningen van de BRP is. Ook valt de registratie van niet-ingezetenen
(RNI) onder mijn verantwoordelijkheid.
Om de gestelde doelen te realiseren, werk ik nauw samen met collega-bewindspersonen,
waaronder de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en
Veiligheid, en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, evenals andere departementen die
een direct belang hebben bij het functioneren van het BRP-stelsel. Samenwerking met
uitvoeringsorganisaties en belangenorganisaties, zoals de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB), is cruciaal
om een effectieve en efficiënte gegevensuitwisseling te waarborgen.
Om de interdepartementale en interbestuurlijke samenwerking goed te coördineren, worden
belangrijke ontwikkelingen en besluitvorming binnen het programma afgestemd en geaccordeerd
in de Interbestuurlijke Programmaraad Toekomst BRP. Deze raad omvat vertegenwoordigers
van diverse belanghebbenden, waaronder de VNG, de Belastingdienst, het CBS, de NVVB
en de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid.
De leden van de NSC-fractie merken op dat onvolledige of foutieve registraties vaak
een grote impact hebben op de rechten van burgers, zoals toegang tot zorg, onderwijs
en sociale voorzieningen. Welke verbeteringen worden er op dit moment door de Staatssecretaris
doorgevoerd om de kwaliteit en juistheid van gegevens in de BRP te waarborgen, met
name in complexe situaties zoals echtscheidingen, geboorten en overlijdens in het
buitenland?
Kwaliteit registratie
Ik ben het met de leden van de NSC-fractie eens dat volledige, juiste en actuele persoonsgegevens
van groot belang zijn voor het uitvoeren van maatschappelijke taken. De BRP draagt
daaraan bij doordat persoonsgegevens centraal worden bijgehouden, zodat (semi-)overheidsorganisaties
zoveel mogelijk dezelfde gegevens gebruiken voor hun taken. Verschillende voorzieningen
dienen ertoe om de juistheid en actualiteit van BRP-gegevens te waarborgen.
Een voorbeeld hiervan is de terugmelding: bestuursorganen die gerede twijfel hebben
over de juistheid van een verstrekt authentiek BRP-gegeven, moeten hiervan melding
doen aan de bijhoudingsgemeente. De gemeente kan dan onderzoek instellen naar het
betreffende gegeven.
Om de volledigheid, actualiteit en juistheid van gegevens te kunnen blijven waarborgen,
bereid ik – in aanvulling op de al bestaande voorzieningen – de volgende verbeteringen
in de bijhouding van BRP-gegevens voor:
Gegevens over gerelateerden van niet-ingezetenen
Op dit moment kunnen niet-ingezetenen2 gegevens over gerelateerden (zoals over kinderen en (ex-)partners) niet laten registeren
of wijzigen in de BRP. De achtergrond hiervan is onder meer dat de registratie van
gegevens over huwelijken, echtscheidingen en geboortes in het buitenland – zoals de
leden ook aangeven – complexer is. Bijvoorbeeld omdat de vaststelling van identiteit
(op afstand) moeilijker is, en doordat brondocumenten uit het buitenland moeilijker
te beoordelen of niet voorhanden zijn. Niet-ingezetenen zelf zijn bovendien niet verplicht
om gegevens door te geven aan de BRP, omdat zij niet (langdurig) in Nederland verblijven.
Bovendien is de groep niet-ingezetenen zeer divers, variërend van personen die veel
contact met de Nederlandse overheid hebben tot personen die nauwelijks met de Nederlandse
overheid van doen hebben.
Dat neemt niet weg dat verschillende uitvoeringsorganisaties gegevens over gerelateerden
van bepaalde groepen niet-ingezetenen nodig hebben bij de uitvoering van hun taken.
Die gegevens moeten – door al deze instanties worden bijgehouden in de eigen registratie.
Dit is omslachtig voor de niet-ingezetene en BRP-gebruikers en er kunnen verschillen
ontstaan in de afzonderlijke overheidsregistraties ten aanzien van dezelfde persoon.
Om hiervoor een oplossing te bieden, onderzoek ik of en hoe bijhouding van deze gegevens
in de BRP uitvoerbaar is en welke regels daaromtrent moeten gaan gelden. Gelet op
de complexiteit hecht ik er belang aan om samen met de RvIG, aangewezen bestuursorganen
(zoals de SVB, DUO en de Belastingdienst) en gebruikers van de BRP te onderzoeken
hoe de registratie van gegevens zo kan worden geregeld dat zij de gegevens met voldoende
zekerheid kunnen gebruiken. Daarom heb ik de betrokken organisaties gevraagd een uitvoeringstoets
uit te voeren op een eerste concepttekst voor een wijziging van de Wet BRP op dit
punt.
Aan de hand van de uitkomsten van de uitvoeringstoets zal ik bepalen of een wetswijziging
haalbaar en uitvoerbaar is.
Overlijden van niet-ingezetenen
Ten aanzien van de registratie van het overlijden in het buitenland verken ik of verbetering
mogelijk is. Het overlijden van een niet-ingezetene wordt geregistreerd op basis van
een opgave van een aangewezen bestuursorgaan, of op basis van een mededeling van de
ambtenaar van de burgerlijke stand, indien de betrokkene in Nederland is overleden.
In de praktijk komt het ook voor dat een persoon die als niet-ingezetene in de BRP
is opgenomen en geen relatie heeft met een aangewezen bestuursorgaan, in het buitenland
komt te overlijden. Ik onderzoek of het overlijden van een niet-ingezetene in het
buitenland ook ambtshalve kan worden geregistreerd.
Tijdelijke verblijfsadressen en contactgegevens
Tot slot bereid ik een wijziging van de Wet BRP voor in verband met de invoering van
de mogelijkheid tot ambtshalve beëindiging van de geldigheid van tijdelijke verblijfsadressen
en tot de (ambtshalve) verwijdering van contactgegevens van niet-ingezetenen voor.
Dit zijn gegevens die snel wijzigen en daardoor moeilijk actueel kunnen worden gehouden.
Het beëindigen van de geldigheid en het verwijderen van deze gegevens draagt bij aan
de actualiteit en juistheid van de registratie van deze gegevens.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen ook of de Staatssecretaris een stand
van zaken kan geven over de invoering van het burgerservicenummer (BSN) op de BES-eilanden?
Het versterken van de digitale overheid en identiteitsinfrastructuur in Caribisch
Nederland acht ik van groot belang. Hier komen mijn twee portefeuilles – digitalisering
en mijn coördinerende taak voor Caribisch Nederland – samen. Op dit moment wordt de
invoering van het BSN voor alle inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba voorbereid.
Het lid Bromet c.s. diende daar een motie over in (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 19). Met het BSN wordt de basis gelegd voor de verdere digitalisering van overheidsdienstverlening
voor burgers. Het wetsvoorstel in verband met het invoeren van het BSN en de voorzieningen
van de digitale overheid is inmiddels aangeboden aan uw Kamer3.
Naast de noodzakelijke wetswijzigingen zal de komende periode verder worden gewerkt
aan publieksvoorlichting en aanpassingen van ICT-systemen. Het streven is om het BSN
in 2025 in te voeren in Caribisch Nederland.
B. Dataminimalisatie bij verwerking van gegevens
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Application Programming Interface
(API), die het mogelijk maakt om minimale BRP-gegevens op te roepen, in plaats van
alle losse gegevens, nu gereed is. Zo niet, wanneer is dit wel het geval en wordt
het gebruik hiervan verplicht, zo vragen deze leden.
Sinds 22 april 2024 kunnen organisaties op grond van het Besluit experiment Dataminimalisatie
informatie (minimale set BRP-gegevens) opvragen via de BRP-API. Het gebruik van informatie
in plaats van losse gegevens is gedurende de looptijd van het experiment niet verplicht.
Het experiment heeft namelijk als doel te onderzoeken of en hoe organisaties hun taken
kunnen uitvoeren met informatie in plaats van losse gegevens. Het is in de experimentele
fase nog niet zeker of deelnemers uit de voeten kunnen met enkel informatie. BRP-gebruikers
moeten in dat geval kunnen terugvallen op de gegevens uit de BRP. Als het experiment
slaagt, is het de bedoeling dat gebruikers, indien de informatiebehoefte kan worden
vervuld met een antwoord op een informatievraag, alleen worden geautoriseerd voor
een informatievraag, en niet voor de onderliggende gegevens4.
Begin 2025 zijn er 42 organisaties aangesloten op de BRP-API, waarvan 37 gemeenten
en 5 andere organisaties, te weten de provincie Zuid-Holland, de Koninklijke Marechaussee,
de Raad voor de Rechtspraak, Veilig Thuis Gelderland Midden en Logius.
Zij maken gebruik van de BRP-API voor de uitvoering van hun taken. Daarnaast zijn
er organisaties aangesloten op de testomgeving. Dit is een belangrijke stap ter voorbereiding
op de aansluiting op de productieomgeving.
De leden vragen op welke termijn de Staatssecretaris verwacht dat de API overal in
gebruik is? De leden vragen tevens welke instanties maken nu expliciet géén gebruik
van de API maken en of zij hiervoor een goede reden hebben?
De BRP-API kan op twee manieren worden gebruikt, namelijk voor het bevragen van gegevens
zoals ze in de BRP geregistreerd staan, en voor het opvragen van informatie. Ik ga
ervan uit dat de leden van GroenLinks-PvdA-fractie doelen op het opvragen van informatie
via de BRP-API. Dit valt onder het experimentbesluit, waarbinnen het aantal deelnemers
is begrensd tot 75 autorisatiebesluiten (voor overheidsorganisaties en derden). Op
korte termijn zal het onderdeel van de BRP-API waarmee informatie kan worden opgehaald,
dus niet breed in gebruik zijn. Ik heb geen signalen ontvangen dat bepaalde BRP-gebruikers
ook in toekomst in het geheel geen gebruik zouden willen maken van de BRP-API. Organisaties
die deel willen nemen aan het experiment, geven dat aan bij de RvIG. Daarna wordt
bekeken op welke informatieproducten de BRP-gebruiker kan aansluiten.
De leden vragen, in het geval de BRP-API niet wordt gebruikt, hoe wordt erop toegezien
dat losse gegevens die wel ontvangen worden maar niets te maken hebben met de gestelde
vraag niet alsnog worden gebruikt als rechtvaardiging om iemand te onderzoeken en
meer data te koppelen?
BRP-gebruikers mogen alleen gegevens ontvangen die zij nodig hebben voor de uitvoering
van hun takenpakket. Dit wordt geregeld via een autorisatiebesluit, waarin nauwkeurig
wordt vastgelegd welke gegevens mogen worden gebruikt. De gebruiker van de BRP is
er vervolgens zelf voor verantwoordelijk dat de gegevens worden verwerkt binnen de
kaders van de publieke taak of taken (principe van doelbinding).
Met het experiment Dataminimalisatie wordt onderzocht of het verstrekken van informatie
in plaats van BRP-gegevens ertoe leidt dat BRP-gebruikers minder gegevens nodig hebben
om hun taak uit te kunnen voeren. Met andere woorden, onderzocht wordt of de toegang
tot BRP-gegevens kan worden beperkt, terwijl de BRP-gebruiker nog steeds alle informatie
krijgt die hij nodig heeft. Bijvoorbeeld door alleen het antwoord op een vraag te
geven (woonachtig op hetzelfde adres: ja/nee) of door gegevens te vertalen naar een
kant-en-klaar informatieproduct (Persoon X heeft gezag over minderjarige Y). Daarmee
wordt het risico van onjuist gebruik van gegevens na verkrijging uit de BRP verkleind.
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of hij de Kamer kan informeren
over de experimenten die vallen onder het Besluit experiment Dataminimalisatie, en
zo ja, wanneer de kamer daarover een brief kan verwachten.
De leden van de NSC-fractie zien dat het Experiment Dataminimalisatie BRP een stap
vooruit is. Zij vragen of de Staatssecretaris toelichten welke resultaten tot nu toe
zijn behaald en hoe deze principes breder worden toegepast om de privacy van burgers
te waarborgen en de administratieve lasten te verminderen?
Het experiment Dataminimalisatie heeft een looptijd van vier jaar. Het eerste jaar
wordt momenteel gemonitord en geëvalueerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau.
Ik verwacht de resultaten van dat onderzoek in het tweede kwartaal van 2025. Ik zal
uw Kamer over de uitkomsten informeren in de eerstvolgende Kamerbrief over de stand
van zaken van de BRP. Bij die gelegenheid zal ik uw Kamer ook informeren over de behaalde
resultaten tot dan toe en de toepassing van het principe van dataminimalisatie in
de praktijk. De uitkomsten zullen tevens worden gebruikt bij de voorbereiding van
de wetswijziging die nodig is om het experiment structureel in de Wet BRP op te nemen.
Er zijn inmiddels meerdere informatieproducten beschikbaar, zoals gezag, leeftijd,
voorletters en adressering (briefpost en digitaal). Daarnaast is RvIG in gesprek met
een aantal potentiële deelnemers en op zoek naar nieuwe deelnemers voor het experiment,
zodat dataminimalisatie verder kan worden toegepast.
C. Inschrijving van arbeidsmigranten
De leden van de VVD-fractie vragen wat de status is van het experiment met vijf gemeentes
om tijdelijke verblijfadressen van niet-ingezetenen te registreren en deze op te geven
bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Kan de Kamer een
brief ontvangen met de uitkomsten van dit experiment en de betekenis ervan voor de
BRP?
In het vierjarig experiment wordt gekeken of gemeenten, ondanks de verantwoordelijkheid
van de Minister van BZK, ook een rol kunnen spelen in het bijhouden van de gegevens
over niet-ingezetenen. Het experiment is gestart op 1 oktober 2023. De vijf gemeenten
die aan het experiment meedoen, hebben de bevoegdheid gekregen om wijzigingen in het
tijdelijk verblijfsadres van niet-ingezetenen door te geven aan de Minister van BZK.
Door de vijf gemeenten zijn ondertussen meer dan 6.000 wijzigingen van tijdelijk verblijfsadressen
doorgeven. Ook leidt het experiment bij de deelnemende gemeenten tot nieuwe inzichten
over de mensen die in hun gemeenten verblijven. Daarnaast kunnen gemeenten beter handhaven
op woningen waar te veel mensen wonen.
Een eerste inzicht is gegeven door middel van een interview met twee deelnemende gemeenten.5 Zij zijn positief over het experiment en geven aan dat het bijdraagt aan het zicht
op arbeidsmigranten in hun gemeenten. Op basis van de uitkomsten van het experiment
zal in samenspraak met gemeenten worden besloten of de bevoegdheid wordt opgenomen
in de Wet BRP en wordt uitgebreid naar andere gemeenten. Het experiment loopt door
tot 2027, daarna zal ik de uitkomsten hiervan delen met uw Kamer.
De leden van de NSC-fractie vragen welke stappen de Staatssecretaris onderneemt om
de informatievoorziening over de registratie en het verschil tussen ingezetenen en
niet-ingezetenen te verbeteren, zowel voor burgers als de betrokken instanties?
Ik werk samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om de informatievoorziening
rondom registratie te verbeteren. In 2022 is er een wijziging van de Wet BRP in werking
getreden, waardoor contactgegevens (e-mail en telefoonnummer) van niet-ingezetenen
kunnen worden geregistreerd. Dit jaar zal ook gekeken worden naar de mogelijkheden
om via de opgegeven contactgegevens met niet-ingezetenen te communiceren over hun
rechten en plichten rondom registratie. Daarnaast zorgt het project «Work in NL» ook
voor verbetering op dit vlak6. Bij de verschillende fysieke en mobiele punten die in de verschillende arbeidsmarktregio’s
tot stand gebracht zijn, worden arbeidsmigranten actief geholpen met een juiste inschrijving.
Daarbij worden ook werkgevers en huisvesters betrokken; partijen die veelal direct
bekend zijn met de verblijflocaties van arbeidsmigranten. Naast de fysieke dienstverlening
is de toegang tot adequate digitale informatie en/of hulp ook belangrijk. Daarom wordt
op de website www.workinnl.nl, in negen talen informatie aangeboden over het wonen, werken en leven in Nederland.
Hier is ook informatie over een juiste registratie in de BRP opgenomen.
D. Inschrijving van asielzoekers
De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel mensen er momenteel wachten inschrijving.
Tevens vragen deze leden of er wachttijden in bepaalde gemeenten zijn.
Op 1 januari 2025 bedroeg het aantal personen (asielzoekers en statushouders) dat
wacht op een inschrijving in de BRP: 12.986. Dit was op 1 december 2024 nog 15.498.
Sinds 1 november 2024 loopt er voor de inschrijving van asielzoekers en statushouders
een inhaalproject in de gemeenten Amsterdam en Gilze en Rijen.
Er zijn in Nederland momenteel vijf gemeenten die alle inschrijvingen van asielzoekers
en statushouders doen voor het hele land. Er zijn geen wachttijden in bepaalde gemeenten.
De in te schrijven personen worden door de landelijke planningstafel in de gemeente
Westerwolde (locatie Ter Apel) ingepland voor inschrijving in een van de BRP-straten.
Voor het eerder genoemde inhaalproject in gemeenten Amsterdam en Gilze en Rijen doen
deze gemeenten zelf de planning.
De leden van de VVD-fractie vragen of de achterstand alleen voor de vijf BRP-straatgemeenten
bestaat.
De andere gemeenten merken wel dat er achterstand is als zij in de gemeente asielzoekers
of statushouders hebben wonen die in aanmerking komen voor inschrijving maar hier
nog op wachten waardoor zij nog geen BSN hebben.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen per wanneer de Staatssecretaris verwacht
dat de registratieketen op orde is?
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de problemen bij het inschrijven naar verwachting
zij opgelost.
Momenteel loopt er een inhaalproject in de gemeenten Amsterdam en Gilze en Rijen,
die samen bijna alle achterstand bij de inschrijving van asielzoekers en statushouders
inlopen door extra capaciteit en een extra locatie. Naar verwachting zal de achterstand
zijn ingelopen medio 2025. Om te voorkomen dat een nieuwe achterstand ontstaat, zal
de structurele capaciteit van BRP-straten worden verhoogd, door uitbreiding van het
aantal gemeenten met een BRP-straat.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd hoe de recente investeringen
bij enkele gemeenten om sneller arbeidsmigranten, statushouders en asielzoekers in
te kunnen schrijven tot stand zijn gekomen.
De leden van de VVD-fractie vragen of er extra geld is uitgetrokken voor deze operatie.
Voor het inhaalproject m.b.t. de achterstand bij de inschrijving van asielzoekers
en statushouders door Amsterdam en Gilze en Rijen zijn Specifieke Uitkeringen betaald
aan beide gemeenten van in totaal € 2.550.000. Hiervan is € 1 miljoen bijgedragen
door het Ministerie van Asiel en Migratie en de rest komt van mijn ministerie. Voor
de structurele verhoging van de inschrijfcapaciteit van de BRP-straten is de uitkering
uit het Gemeentefonds voor de BRP-straatgemeenten herijkt. Deze gemeenten ontvangen
voor hun landelijke taak elk een decentralisatie uitkering uit het Gemeentefonds.
Vanaf 2017 was het totale budget ongeveer € 4,7 miljoen. In 2025 zal dat bedrag ongeveer
€ 8 miljoen zijn. Ten aanzien van arbeidsmigranten geldt dat de uitdaging ziet op
het realiseren van een juiste inschrijving als niet-ingezetene (bij een verblijf van
korter dan vier maanden in Nederland) of als ingezetene (bij een verblijf van langer
dan vier uit zes maanden in Nederland). Bij deze groep is geen sprake van een achterstand
van de inschrijvingen zoals bij asielzoekers en statushouders.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Staatssecretaris nadenkt over
een grootschalige aanpak, zodat elke gemeente de achterstanden in kan halen?
Nee. Inschrijving van asielzoekers en statushouders gebeurt door enkele gemeenten
die daarvoor samenwerken met de IND en het COA. Het is dus niet zo dat elke gemeente
achterstand heeft.
De leden van de VVD-fractie vragen of de achterstand alleen asielzoekers en statushouders
betreft of dat hier ook bij andere groepen sprake van is.
De achterstand betreft louter asielzoekers en statushouders. Het betreft hier geen
andere groepen.
E. De landelijke aanpak adreskwaliteit
Door uw leden zijn meerdere vragen gesteld over de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit
(hierna: LAA), verschillende leden hebben gevraagd naar de status van de invoeringstoets.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen in dat verband welke zorgen de Staatssecretaris
precies heeft over de uitvoerbaarheid van de landelijke aanpak?
Hierover kan ik melden dat de start van het onderzoek vertraging opliep omdat de oorspronkelijke
opdrachtnemer afgelopen maart heeft laten weten de opdracht toch niet uit te kunnen
voeren. De VNG is bereid gevonden om de invoeringstoets bij de gemeenten uit te voeren.
Voor het onderzoek bij signaalleveranciers en de Rijksdienst voor identiteitsgegevens
moest een inkooptraject gestart worden.
Dat kostte extra tijd. Het onderzoek is feitelijk dus pas in juli 2024 begonnen en
wordt nog dit kwartaal afgerond. In mijn volgende brief aan uw Kamer (naar verwachting
in maart 2025) zal ik u over de uitkomsten van de invoeringstoets informeren. Het
is overigens geen uitvoerige evaluatie; deze volgt pas 3 jaar na inwerkingtreding
van de wet, dus in 2026.
De invoeringstoets heeft met name tot doel om de uitvoerbaarheid van de nieuwe wetgeving
en eventuele, onbedoelde effecten op burgers te toetsen. De invoeringstoets is een
breed toegepast instrument bij nieuwe wetgeving en is niet gestart naar aanleiding
van concrete zorgen over de uitvoering van LAA.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar de consequenties van onjuiste
adresgegevens voor de werkzaamheden van publieke instanties en naar de onderlinge
gegevensuitwisseling.
Onjuiste adresgegevens zijn zeer onwenselijk omdat de overheid haar taken jegens burgers
niet goed meer kan uitvoeren. Niet alleen zijn burgers (per post) dan onbereikbaar
(bijvoorbeeld bij verkiezingen), ze zijn ook voor de overheid onvindbaar (bijvoorbeeld
bij calamiteiten).
Daarnaast is de adresinformatie uit de BRP cruciaal voor het uitvoeren van tal van
adresgerelateerde regelingen waarbij bijvoorbeeld een huishoudinkomen moet worden
vastgesteld.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen in dit verband of instanties het bespreken
van een adrescasus als rechtvaardiging zien om meer gegevens met elkaar te delen.
Als instanties denken dat een BRP-gegeven niet klopt – bijvoorbeeld omdat zij door
contact met de burger over informatie beschikken – zijn zij wettelijk verplicht daarvan
melding te doen aan de betreffende gemeente, afdeling Burgerzaken.
Dit is een belangrijk instrument om de kwaliteit van de adresgegevens hoog te houden.7 Deze wettelijke terugmeldplicht is op zichzelf geen grond voor andere gegevensdelingen,
bijvoorbeeld tussen BRP-gebruikers onderling.
De leden van de GroenLinks-PvdA- en de NSC-fractie hebben voorts enkele vragen gesteld
over de wettelijke regeling en de werkwijze LAA. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
noemen daarbij artikel 2.37c van de Wet BRP en vragen naar de ruimte in de toepassing
van dit artikel.
Dit artikel biedt sinds 15 mei 2023 de wettelijke grondslag voor de Minister van BZK
om persoonsgegevens te verwerken in het kader van LAA.
In de memorie van toelichting bij de wetswijziging8 en in de brieven van de Staatssecretaris van BZK van 25 maart 20229 en 1 mei 202310 is de werkwijze van LAA uitgebreid toegelicht.
Het doel van LAA is om de adreskwaliteit van de BRP te verbeteren. Dit gebeurt door
gericht adresonderzoek te doen, op basis van kennis van veelvoorkomende situaties
waarin adresgegevens onjuist zijn. Deze kennis is vervat in zogenaamde risicoprofielen:
een set selectieregels waarmee uit de centrale BRP11 adressen worden geselecteerd voor een melding aan de gemeente. Een voorbeeld is het
profiel Veelverhuizers. Met dit profiel wordt gekeken naar het aantal verhuisaangiftes.
De ervaring leert dat een persoon wiens adres in de BRP in korte tijd vaak wijzigt,
vaker niet goed ingeschreven staat. De gemeente ontvangt hierover een melding («signaal»)
van de Minister. Daarmee kan de gemeente adresonderzoek doen om de feitelijke situatie
ter plaatse vast te stellen en als nodig de BRP te corrigeren.
Het door de leden genoemde artikel 2.37c biedt de wettelijke grondslag voor de Minister
van BZK om een dergelijk profiel toe te passen en persoonsgegevens te verwerken.
Het artikel stelt namelijk dat de Minister in ieder geval gegevens verwerkt aan de
hand van profielen en in het kader van een onderzoek naar patronen. Met de frase «in
ieder geval» wordt ruimte gelaten voor de andere verwerkingen die worden uitgevoerd
door de Minister, zoals het verzenden van het onderzoekssignaal aan de gemeente.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Staatssecretaris concreet kan
maken in welke gevallen gegevens uit de BRP opgeroepen mogen worden, bijvoorbeeld
aan zogenaamde «casustafels.»
Op grond van dit artikel 2.37c is enkel de Minister bevoegd om gegevens uit de BRP
op te roepen bij de ontwikkeling of toepassing van een profiel.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe hier invulling wordt gegeven aan
dataminimalisatie?
Er wordt invulling gegeven aan het beginsel van dataminimalisatie doordat alleen de
persoonsgegevens worden verwerkt die nodig zijn om het onderzoekssignaal te kunnen
genereren. In regelgeving is begrensd en daarmee ook transparant welke gegevens dit
zijn: daarbuiten is geen gegevensverwerking toegestaan.12
De verwerking van een persoonsgegeven moet noodzakelijk zijn om onjuiste adresgegevens
te kunnen signaleren. Bij iedere uitbreiding van de gegevensverwerking zal eerst de
regelgeving gewijzigd moeten worden, waarbij de Autoriteit Persoonsgegevens de regelgeving
toetst, onder andere aan het beginsel van dataminimalisatie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of twijfel over de juistheid van een
adres genoeg is reden om een heel profiel van iemand te verstrekken aan instanties?
Ook vragen zij of besluit om gegevens te verwerken voldoende gerechtvaardigd onder
artikel 2.37c?
De gegevensverwerking op grond van artikel 2.37c is gerechtvaardigd als het bijdraagt
aan de adreskwaliteit: het moet steeds gaan om twijfel over de juistheid van een adresgegeven
in de BRP. Verder geldt dat er niet een «heel profiel van iemand» gedeeld wordt met
instanties. Alleen de Minister gebruikt het profiel en stuurt de uitkomst (het signaal
over een mogelijke fout in de BRP) alleen naar de betreffende gemeente.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of burgers een melding krijgen als
hun gegevens zijn opgeroepen of worden verwerkt? Zo niet, vindt de Staatssecretaris
dit wel wenselijk?
Zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij wetswijziging voor LAA, krijgt
de burger niet vooraf een melding dat zijn BRP-gegevens worden verwerkt in het kader
van LAA.
Daarmee is aangesloten bij het algemene uitgangspunt dat burgers niet actief worden
geïnformeerd (een melding krijgen) wanneer hun BRP-gegevens door een (overheids)instantie
worden geraadpleegd. Zodra de gemeente een LAA-signaal in onderzoek neemt, probeert
zij in contact te komen met de betreffende persoon. Juist het contact met de burger
is cruciaal om de registratie op orde te houden.
Met betrekking tot de werkwijze van LAA vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
voorts naar de menselijke tussenkomst bij de verwerking van persoonsgegevens.
Dit is op verschillende manieren geborgd. Een vooronderzoek en een huisbezoek worden
altijd door een gemeenteambtenaar uitgevoerd en een gegeven in de BRP wordt pas gewijzigd
wanneer een ambtenaar daartoe beslist. Deze beslissing geschiedt op basis van de informatie
uit het adresonderzoek (over de feitelijke situatie op het adres) of op aangifte van
de burger zelf. Voor de inzet van een risicoprofiel, geldt op grond van artikel 28d
van het Besluit BRP, dat menselijke tussenkomst vereist is.
In dat artikel is bepaald dat er pas een nieuw profiel onderzocht mag worden, nadat
door de Minister van BZK-overleg is gepleegd met representatieve vertegenwoordigingen
van de gemeenten en de deelnemende overheidsorganisaties aan LAA (de «signaalleveranciers»).
Zo is wettelijk geborgd dat reeds bij de (eerste) ontwikkeling van een risicoprofiel
sprake is van wezenlijke menselijke tussenkomst; er worden geen persoonsgegevens verwerkt
(geanalyseerd) voordat dit is besproken met de betrokken partijen (gemeenten en signaalleveranciers).
De leden van de NSC-fractie vragen hoe de Staatssecretaris ervoor wil zorgen dat profielen
transparant en toetsbaar blijven en dat negatieve effecten voor burgers worden geminimaliseerd.
Ook deze leden zijn ook benieuwd welke extra waarborgen er sinds de eerdere evaluaties
zijn toegevoegd.
De Wet BRP vereist dat de gegevensverwerking voor LAA zeer precies is vastgelegd in
lagere regelgeving, waaronder de door de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie genoemde
algemene maatregel van bestuur (het Besluit BRP). In het Besluit BRP is limitatief
vastgelegd welke categorieën persoonsgegevens ten hoogste kunnen worden verwerkt bij
LAA. De gegevensverwerking is nader uitgewerkt in (de bijlagen bij) de Regeling BRP.
In antwoord op deze vragen van de leden van de NSC-fractie geldt dat deze vastlegging
van de gegevensverwerking in regelgeving niet alleen zorgt voor transparantie, maar
ook voor voorafgaande onafhankelijke toetsing door de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP).
Bovendien wordt voor iedere wijziging van de regelgeving ten behoeve van een nieuw
risicoprofiel een openbare internetconsultatie uitgevoerd en zijn alle actieve profielen
online vindbaar in een algoritmeregister.13
Dit zijn, samen met de genoemde regeling voor menselijke tussenkomst, extra waarborgen
voor een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welk onafhankelijk toezicht er is op
de juiste verwerking en het naleven van dataminimalisatie
De AP toetst iedere wijziging in de regelgeving voor LAA, onder andere aan het beginsel
van dataminimalisatie. Daarnaast is de AP toezichthouder voor de verwerking van persoonsgegevens
door de Minister van BZK en de gemeenten in het kader van LAA.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toezeggen
dat hij aanpassingen in de profileringsbevoegdheid tijdig en expliciet aan de Kamer
vermeldt, met een degelijke onderbouwing van het nut en de noodzaak hiervan?
Ook vragen zij welke mogelijkheid de Staatssecretaris de Kamer biedt om daarop bij
te sturen?
Voor iedere aanpassing van het Besluit BRP voor LAA geldt een voorhangprocedure.14 Zo is uw Kamer in de gelegenheid is om zich vooraf over de wijziging (de voorgenomen
gegevensverwerking) uit te spreken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
N.T.P. Wingelaar, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
J.P. van der Haas, adjunct-griffier