Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2023 (Kamerstuk 36560-X)
36 560 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2023
Nr. 9
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 juni 2024
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2023 (Kamerstuk
36 560 X, nr. 1) en over de Slotwet Ministerie van Defensie 2023 (Kamerstuk 36 560 X, nrs. 3 en 4).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 juni 2024 aan de Minister van Defensie voorgelegd.
Bij brief van 26 juni 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben de jaarverslagen en slotwetten over het jaar 2023
met interesse gelezen en hebben op dit moment geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
stukken behorende bij het Jaarverslag en Slotwet 2023. Deze leden willen het belang
van Defensie benadrukken; de tomeloze inzet van het Defensiepersoneel verdient niet
alleen bewondering, maar ook voortdurende steun. Het is daarom goed om te zien dat
er blijvend in Defensie wordt geïnvesteerd. Deze leden hebben hier nog enkele vragen
en opmerkingen bij.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de totale vulling van 85,6% is gedaald
naar 83,2% vanwege de groeiende formatie. Is bij het vaststellen van de streefcijfers
rekening gehouden met die groei?
Bij het vaststellen van de streefcijfers is rekening gehouden met de groei.
Verder zien deze leden dat de instroom van burgerpersoneel fors hoger ligt dan de
streefwaarde, terwijl de instroom van militair personeel juist onder de ambitie blijft.
Kan de Minister dit verklaren en zijn er succesfactoren in het aantrekken van burgerpersoneel
die ook toe te passen zijn bij het aantrekken van militair personeel? Verder zijn
deze leden benieuwd wat de leeftijdsopbouw is van het huidige personeelsbestand en
of de te verwachten uitstroom op grond van leeftijd is meegenomen in de prognoses.
De fysieke, mentale en inzetbaarheidseisen die we aan militairen stellen, gelden niet
voor burgerpersoneel. De pool van geschikte kandidaten is voor burgerpersoneel aanzienlijk
groter dan voor militair personeel, al zijn er ook moeilijk te werven categorieën
personeel bij burgerfuncties.
In onderstaande tabel is de leeftijdsopbouw van het huidige personeelsbestand te zien.
In de prognoses wordt rekening gehouden met uitstroom op grond van leeftijd (reguliere
uitstroom).
Aantal
Burgerpersoneel
Beroepsmilitairen
Reservisten
Defensie
00–20
90
1.051
91
1.232
20–25
701
7.654
665
9.020
25–30
1.817
8.348
1.043
11.208
30–35
2.365
6.386
1.067
9.818
35–40
2.645
4.192
1.053
7.890
40–45
2.377
3.464
860
6.701
45–50
2.348
3.232
652
6.232
50–55
2.675
3.423
784
6.882
55–60
2.984
3.302
631
6.917
60+
4.542
599
235
5.376
Totaal
22.544
41.651
7.081
71.276
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het kritische
verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer. De Algemene Rekenkamer constateert
al jaren vele tekortkomingen bij Defensie en constateert deze keer dat er nog altijd
weinig urgentie is in het op orde brengen van de bedrijfsvoering en het oplossen van
veiligheidsproblemen. Erkent de Minister de urgentie, zo vragen de leden. Zo ja, wat
is de inzet van de Minister om deze tekortkomingen serieus aan te pakken? De leden
van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat het op orde brengen van de bedrijfsvoering
van essentieel belang is voor de slagvaardigheid van Defensie. Wanneer de basis niet
op orde is, straalt dit uit naar de rest van de organisatie. Klopt het dat een van
de belangrijkste redenen voor de uitstroom van personeel de wijze is waarop de organisatie
bestuurd wordt? Hangt dit samen met de tekortkomingen in de bedrijfsvoering, zo vragen
de leden.
Defensie onderschrijft de constateringen van de Algemene Rekenkamer dat bij 5 van
de 7 onvolkomenheden onvoldoende voortgang is aangetoond en zal zich intensief blijven
inzetten om verbeteringen in de interne bedrijfsvoering te realiseren met als doel
de onvolkomenheden duurzaam op te lossen. Voor de onvolkomenheden inkoopbeheer en
vastgoedbeheer is er in het afgelopen jaar wel voldoende ontwikkeling aangetoond.
Defensie zal zich dan ook blijven inspannen om deze positieve trend voort te zetten.
In 2024 zijn verschillende projectleiders aangesteld en is extra capaciteit vrijgemaakt,
wordt per onvolkomenheid een verbeterplan opgesteld of bestaande plannen van aanpak
herijkt en monitort Defensie strakker de voortgang van de (meerjarige) plannen. Daarbij
zal Defensie de Rekenkamer periodiek inzicht bieden in de voortgang van de onvolkomenheden.
Daarbij zal Defensie prioriteren op wat nodig is voor hoofdtaak 1.
Uit onderzoek naar vertrekintentie onder Defensiepersoneel komt naar voren dat de
wijze waarop de organisatie wordt bestuurd de belangrijkste vertrekintentiereden is.
Uit de verdieping bij dit thema is op te maken dat het «verschil tussen besluitvorming
aan de top en uitvoerbaarheid op de werkvloer» en de «trage besluitvorming» het vaakst
genoemd worden. Daaruit kan worden afgeleid dat er een verband is tussen de bedrijfsvoering
en uitstroom. Dit komt onder andere voort uit jarenlange bezuinigingen en krimp. Dat
heeft gevolgen gehad voor de sturing van de organisatie waarbij controle en beheer
leidend waren en verantwoordelijkheden hoog in de organisatie belegd werden. De organisatie
moet dan ook, om klaar te zijn voor hoofdtaak 1, een cultuurverandering doormaken
waarbij we uitgaan van vertrouwen en verantwoordelijkheid van onze mensen. Dit is
ook belangrijk voor de wijze waarop we werken aan de onvolkomenheden. De invoering
van een nieuwe meetmethode van vertrekredenen van medewerkers zal in 2024 tot betrouwbare
Defensiebrede onderzoeksresultaten leiden en moet ons beter in staat stellen om de
belangrijkste vertrekredenen te adresseren.
De tekortkomingen op het gebied van cryptografiemiddelen baren de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
de meeste zorgen. Deze leden hechten er namelijk grote waarde aan dat de cryptografie
van Defensie op orde is, om zo de veiligheid van Nederland, ons Defensiepersoneel
en onze bondgenoten te garanderen. Volgens de Algemene Rekenkamer bestaat nu het risico
dat buitenstaanders fysiek en digitaal toegang kunnen krijgen tot militaire objecten,
geheime communicatie of zelfs de aansturing van wapensystemen. In de beantwoording
op feitelijke vragen geeft de Minister echter aan dat de vertrouwelijkheid van communicatie
is gewaarborgd door de beveiligingsmaatregelen in het proces en dat die vertrouwelijkheid
dus niet direct in het geding is. Betekent dit dat de vertrouwelijkheid van communicatie
wel indirect in het geding is? Hoe rijmt de Minister haar eigen uitspraak met de kritische
kanttekeningen van de Algemene Rekenkamer? Een beveiligingsketen is enkel zo sterk
als de zwakste schakel. Hoe kan de Minister garanderen dat de vertrouwelijkheid niet,
direct of indirect, in het geding is als het beheer naar eigen zeggen zowel organisatorisch
als administratief tekortschiet? Bestaat het risico dat derden zullen proberen deze
tekortkomingen te misbruiken? Kan de Minister aangeven welke knelpunten in het oplossen
van de onvolkomenheden in het beheer van cryptografiemiddelen ervoor hebben gezorgd
dat er niet meer voortgang is geboekt, zo vragen de leden.
De noodzaak voor het borgen van de vertrouwelijkheid van communicatie is evident voor
de uitvoering van hoofdtaak 1. Het correcte beheer van cryptografiemiddelen is hiervoor
van groot belang. Het cryptobeheerproces is daarom aan strenge beveiligingsmaatregelen
onderhevig die in de Defensievoorschriften zijn vastgelegd. De uitvoer van deze voorschriften
is in de zogenaamde «commandantenlijn» belegd en daarbinnen wordt deze ook gehandhaafd.
Er is geen sprake van geconstateerde voorvallen binnen het cryptobeheerproces waardoor
vertrouwelijkheid van communicatie in het geding is, dan wel dat derden in staat worden
geacht een tekortkoming uit te buiten.
De AR is echter terecht kritisch op Defensie, omdat Defensie nog niet in staat is
gebleken verbeteringen door te voeren in de aansturing van de crypto-organisatie en
de governance in lijn te brengen met het besturingsmodel van Defensie. Daarnaast zijn
de IT middelen die de organisatie moeten ondersteunen bij de controle op de uitvoer
van het cryptobeheerproces verouderd. Het gaat daarmee echter niet om tekortkomingen
waarmee de vertrouwelijkheid van communicatie zelf in het geding is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Jaarverslag en de Slotwet.
Hierover hebben zij nog een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de Slotwet dat € 928,5 miljoen minder verplichtingsruimte
is gebruikt dan begroot in verband met een grillige wapenmarkt. De leden van de VVD-fractie
achten de steun aan Oekraïne van belang en vragen op welke vlakken de markt grillig
was. De leden van de VVD-fractie vragen of dit niet het belang van het opzetten van
een eigen defensie-industrie onderstreept. Deze leden vragen ook of er is gekeken
naar andere mogelijkheden tot steun. Zij vragen hoe Nederland in 2024 de extra budgetten
zal gebruiken.
De wapenindustrie kampt met een tekort aan grondstoffen, problemen met opschaling
door de industrie en personeelstekorten. Dat leidt ertoe dat fabrikanten pas op een
later moment aan de vraag kunnen voldoen en levertijden voor de productie van materieel
moeilijk zijn in te schatten. Mede hierom heeft dit kabinet de doelstelling uitgesproken
om een actieve industrie- en innovatieaanpak op te zetten en uit te voeren. Op korte
termijn kiest Defensie voor opschaling in Europa bij bestaande partijen die beschikken
over de capaciteit en kennis die snel geleverd kan worden; inspelend op de behoefte
van Oekraïne. Daarnaast zet het kabinet in op versterking van de eigen industriële
en technologische basis, ter versterking van de leveringszekerheid en technologische
voorsprong van de krijgsmacht, en in bijdrage aan de Europese strategische autonomie
en interoperabiliteit van de EU en NAVO krijgsmachten. In de recente brief Actieagenda
Productiezekerheid (Kamerstuk 36 410-X, nr. 93) zet dit kabinet de contouren uit door focus te leggen op vijf prioritaire technologiegebieden.
We werken deze publiek-private samenwerking de komende periode nader uit in een nieuwe
Defensie Industrie Strategie (DIS). Het stimuleren van grensoverschrijdende samenwerking
in Europa moet daarnaast bijdragen aan standaardisering van wapensystemen die nodig
is voor een schaalsprong en lagere kosten. Nederland heeft zich daar, met succes,
voor ingezet bij de onderhandelingen van de diverse EU Defensie programma’s. De verschuiving
van € 928 miljoen aan verplichtingenruimte van 2023 naar 2024 betreft geen nieuw budget
maar een verplaatsing van bestaande middelen over de jaargrens. De voorziene realisatie
van de onderliggende plannen verschuift ook van 2023 naar 2024.
De leden van de VVD-fractie hebben kunnen lezen dat het aanvullen van de voorraden
voor onder andere munitie tot topprioriteit behoren voor het kabinet. Helaas zou met
de gezette stappen vooralsnog de inzetvoorraad niet volledig worden zijn aangevuld
tot een eerste hoofdtaak niveau. Op welke termijn zouden de voorraden voldoende moeten
zijn aangevuld? Welke versnelling is haalbaar? Hoe verhoudt Nederland zich tot andere
lidstaten? Hoe wordt voorkomen dat regeringen van EU-landen met elkaar op een onwenselijke
manier concurreren om voorraden, zo vragen de leden.
De Kamer is in de vertrouwelijke bijlage bij de Kamerbrief «Aanvullende bestelling
munitievoorraden voorjaar 2024» (Kamerstuk 27 830, nr. 434 van 14 mei 2024) geïnformeerd tot welk percentage van de opgedragen NAVO-normering
de inzetvoorraad munitie met de hiervoor gealloceerde financiële middelen van Defensienota
2022 en de voorjaarsnota 2024 (Kamerstuk 36 550-X, nr. 3 van 16 april 2024) aangevuld kan worden. Het gemandateerde programma «Aanvulling
inzetvoorraad munitie» (Kamerstuk 27 830, nr. 395 van 18 april 2023) kent een looptijd tot en met 2031, maar kan verlengd worden wanneer
dit programma met additionele munitiebestellingen uitgebreid wordt.
Tijdens de NAVO-top in Vilnius medio 2023 heeft de NAVO tussentijds de opgedragen
voorraadnormen voor de strategische voorraad munitie naar boven bijgesteld, op basis
van de geanalyseerde verbruiksgegevens uit Oekraïne (Kamerstuk 27 830, nr. 425 van 25 januari 2024). Net als andere NAVO-bondgenoten zet Nederland stappen om de
strategische voorraad stapsgewijs op norm te brengen voor de eerste hoofdtaak. Bestellingen
voor hoogtechnologische en NAVO-genormeerde categorie Battle Decisive Munitions (BDM) moeten voor een slot in de productielijn ingepland worden. Versnelling op deze categorie BDM’s is met
name mogelijk door bestellingen eerder en voor grotere aantallen te plaatsen. Vraagperspectief
en -zekerheid zullen er mede aan bijdragen dat de productiecapaciteit door fabrikanten
van hoogtechnologische munitie opgeschaald wordt. Een voorbeeld van geslaagde opschaling
is de nieuwe Europese assemblagelijn voor Patriot-raketten, mede dankzij gezamenlijke
orders vanuit onder meer Nederland, Duitsland, Spanje en Roemenië (Kamerstuk 36 410-X, nr. 93 van 7 juni 2024).
Naast de ruimte in de eigen raamcontracten, maakt Defensie om snelle verwerving te
faciliteren ook gebruik van de bestaande contracten die de NATO Supply and Procurement Agency (NSPA) aan lidstaten biedt. Verder wordt via het door de Verenigde Staten gefaciliteerde
Foreign Military Sales (FMS) proces hoogtechnologische BDM’s verworven, waaronder luchtverdedigingsraketten.
Een recente voorbeelden van gezamenlijke verwerving via het NAVO-agentschap NSPA betreft
de order voor lichte anti-tank raketten, waarvoor NSPA in 2022 namens 13 lidstaten
het contract getekend heeft (Kamerstuk 27 830, nr. 374 van 20 september 2022). Hierdoor worden de eerste systemen een jaar eerder aan de
eenheden geleverd. Raamcontracten en vraagbundeling hebben binnen een Europese context
ook een dempend effect op concurrentie om voorraden.
De leden van de VVD-fractie zijn blij met de grote toename van het aantal mensen dat
bij Defensie werkt, zeker met het oog op de krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt.
In hoeverre verwacht het kabinet dat er snel nog veel meer personeel aangenomen dient
te worden in de nabije toekomst? Welke opties zijn er om deze opties in te vullen?
In de Stand van Defensie zijn plancijfers en prognoses voor de groei van het militair
personeel opgenomen. Om de groeiplannen van Defensie te realiseren moet de personele
gereedheid fors omhoog. Met de opschaling van het dienjaar, de inspanningen om het
percentage vrouwen bij Defensie te verhogen en een verbetering van het rendement van
het selectie- en keuringstraject verwacht Defensie de instroom van militairen verder
te verhogen. Tegelijkertijd moet de output van militaire opleidingen worden vergroot
om de (forse) groei van het militair personeelbestand mogelijk te maken. Hiertoe is
een deltaplan Militaire Opleidingen opgesteld.
Welke rol kunnen verbeterde arbeidsvoorwaarden en veteranenzorg spelen bij de aantrekkelijkheid
van Defensie als werkgever?
De arbeidsvoorwaarden moeten bovenal concurrerend blijven om de instroom op pijl te
houden en het zittende personeel voor langere tijd aan Defensie te binden. De zorg
voor veteranen is een belangrijke pijler van goed werkgeverschap. Graag verwijs ik
u hiervoor naar de onlangs gepubliceerde Veteranennota 2023–2024 (Kamerstuk 30 139 nr. 274).
Waar het gaat om werving van vrouwen loopt Defensie achter. Nu is het percentage dat
vrouw is bij Defensie zo’n 18 procent. Als je alleen militairen rekent, en dus het
burgerpersoneel buiten beschouwing laat, komt het uit op 12 procent vrouwen. Hoe kijkt
het kabinet hiernaar en hoe kan het kabinet de wervingsstrategie verbeteren op dit
punt, zo vragen de leden.
Het is duidelijk dat we meer mannen én veel meer vrouwen nodig hebben om de Defensieorganisatie
te vullen. Voor wat betreft de wervingsstrategie, werkt Defensie aan het actief integreren
van diversiteit en inclusiviteit (D&I) in arbeidsmarktcommunicatie. Dit doen we bijvoorbeeld
door gerichte D&I-arbeidsmarktcampagnes te ontwikkelen. In de zomer van 2023 werd
bijvoorbeeld als onderdeel van de Generatie D-campagne een specifieke D&l wervingscampagne
ingezet, die zich richt op verschillende diversiteitsdoelgroepen (vrouwen, LHBTIQ+
en mensen met een bi-culturele achtergrond). Deze campagne heeft bijgedragen aan het
beeld van Defensie als aantrekkelijke en diverse organisatie.
Daarnaast organiseert Defensie speciale kennismakingsdagen en wervingsdagen voor vrouwen.
Tijdens deze «Ladies Only»-dagen krijgen deelnemers een beleving mee door middel van
exercitie, een appèl, groepsopdrachten en militaire sport. De groepen worden tijdens
die dag begeleid door vrouwelijke recruiters. De feedback van deelnemers op deze dagen
is doorgaans zeer positief.
Alleen inzetten op het verhogen van instroom is niet voldoende, behoud van vrouwelijk
personeel is minstens zo belangrijk. Daarom wordt er blijvend gewerkt aan diversiteit
en inclusie over de gehele breedte, zoals op het gebied van cultuur en omgangsvormen,
leiderschap, de beschikbaarheid van passende uniformen en uitrusting, en de doorontwikkeling
van regelgeving en personeelsbeleid.
De leden van de VVD-fractie hebben kunnen lezen en zien dat het kabinet meer samenwerking
met de Europese Unie heeft gezocht sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne.
Wat de leden van de VVD-fractie betreft moeten er vooral grote stappen worden gezet
op het gebied van samenwerking in de Europese defensie-industrie. Hoe heeft het kabinet
ervoor gezorgd dat de toenemende samenwerking in EU-verband complementair is aan de
samenwerking binnen de NAVO? Welke specialiseringsslag en harmoniseringslag met betrekking
tot de defensie-industrie met andere westerse landen zijn al in 2023 ingezet en hoe
kunnen deze worden uitgebouwd in 2024, zo vragen de leden.
Het Kabinet heeft recent in de Kamerbrief Actieplan Productiezekerheid aangegeven
hoe opschaling, standaardisatie en interoperabiliteit samen met EU en NAVO partners
kan worden vergroot. Nederland is voorstander van sterke coördinatie tussen EU/NAVO,
ook op het gebied van industriesamenwerking. Het Kabinet ondersteunt de vraagbundelingsinitiatieven
vanuit de NAVO actief, bijvoorbeeld bij uitbreiding Patriot-productielijnen in Duitsland.
Aanvullend heeft het Kabinet zich binnen de Europese Unie een voorstander getoond
van instrumenten waar lidstaten financiële prikkels ontvangen die bijdragen aan productieopschaling,
vraagbundeling en/of specialisatie, zoals ASAP en EDIRPA. Dit heeft tussentijds al
tot resultaat geleid. Zo werkt Nederland samen met EU partners in het opstellen van
raamcontracten voor munitie en wapensystemen waar zowel in Oekraïne als in de eigen
krijgsmacht grote behoefte aan bestaat. Voorbeelden hiervan zijn de uitbreiding van
de productie van hoog kaliber munitie in Tsjechië, maar ook Multi Missie Radar bouw
door Thales. Het uitgangspunt is dat productie daar wordt opgeschaald waar expertise,
kennis en capaciteit voorhanden is, zodat snel kan worden geleverd. Hetzelfde geld
voor munitie en wapensystemen van NAVO partners buiten de EU. Het uitgangspunt is
tevens dat Nederland zich binnen de EU en de NAVO inzet op specialisatie en het opschalen
op de meest logische plek, ten behoeve van de vergroting van interoperabiliteit, en
de effectieve en doelmatige besteding van middelen.
Het Kabinet voorziet dat de instrumenten vanuit de EU zullen worden voortgezet en
uitgebreid, zoals de Commissie reeds heeft voorgesteld in de Europese Defensie-industrie
Strategie en het wetgevende voorstel Europese Defensie-industrie Programma (EDIP).
Nederlands zet in op complementariteit tussen de EU- en NAVO-initiatieven waar een
sterke industriesamenwerking wordt omarmt (EDIS en DPAP).
Ten behoeve van de borging van strategische autonomie en technologische voorsprong
van de eigen krijgsmacht, zullen de Nederlandse industriële en technologische belangen
een prominentere rol gaan spelen bij bepalen van de beleidsinzet. Hierbij wordt ook
gekeken naar wat Nederland kan doen om de toeleveringsketen robuuster te maken, bijvoorbeeld
door productie van componenten/halffabricaten te verzorgen (zoals bij de CV90), door
bij te dragen aan productie onder licentie en door gezamenlijke ontwikkeling van nieuwe
wapensystemen.
Ten slotte blijft Nederlands zich in 2024 onverminderd inzetten voor gedegen aansluiting
tussen de initiatieven vanuit de NAVO en EU.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de jaarverslagen, slotwetten
en overige documenten en hebben nog enkele vragen.
De lichte daling in vulling, door de stijging van het aantal werkplaatsen interesseert
de leden van de SGP-fractie. Kan het kabinet in de toekomst bij personeelsbrieven
en ontwikkelingen binnen Defensie laten weten wat de implicaties zijn voor het aantal
arbeidsplaatsen en de vulling voor zover dit nog niet gebeurt, zo vragen de leden
van de SGP-fractie. Nu krijgen deze leden een goed algemeen overzicht en zien zij
het soms in A-brieven, maar de voorgenoemde leden zouden graag vaker personele overwegingen
kunnen meenemen.
Via de Stand van Defensie wordt de Kamer periodiek geïnformeerd over personele ontwikkelingen
waaronder de instroom en uitstroom van personeel en de ontwikkeling van de personele
vulling en de formatie.
Wanneer verwacht het kabinet de overige drie luchthavenbesluiten vast te stellen en
welke relatie heeft dit tot het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD), zo
vragen de leden van de SGP-fractie.
In 2029 dienen de luchthavenbesluiten te zijn vastgesteld en in te zijn werking getreden.
In december 2023 is de notitie reikwijdte en detailniveau van het Nationaal Programma
Ruimte voor Defensie (NPRD) ter inzage gelegd. Met dit programma vindt onder meer
een nationale afweging plaats over de locaties voor de sorties van jachtvliegtuigen.
De voorbereidingen van de luchthavenbesluiten voor De Peel en voor Gilze-Rijen zijn
hierom gepauzeerd. Na en afhankelijk van besluitvorming over het NPRD worden de werkzaamheden
aan deze besluiten weer gestart.
Zijn er knelpunten tussen de personele vulling en de diversiteits- en inclusieambities
waar het kabinet tegenaan loopt, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Zijn er consequenties
voor het niet halen van streefcijfers?
Diversiteit en inclusie (D&I) zijn randvoorwaardelijk voor het kunnen beschikken over
voldoende, goed en gemotiveerd personeel. D&I gaat ook over vrijheid. De vrijheid
om jezelf te mogen zijn. Een krijgsmacht waar iedereen het beste uit zichzelf kan
halen, in dienst van het team. Dit is niet alleen een morele noodzaak, maar ook een
operationele noodzaak. Actief diversiteitsbeleid versterkt de legitimiteit van de
krijgsmacht, vergroot de kwaliteit en draagt bij aan het wegnemen van knelpunten in
de personele vulling. We kunnen het ons immers niet permitteren waardevolle talenten
mis te lopen wanneer het gaat om de veiligheid van ons land. Defensie streeft er daarom
naar een krijgsmacht te zijn die iedereen gelijke kansen biedt, ongeacht geslacht,
achtergrond of afkomst.
Er is nog een grote groep onbenut arbeidspotentieel op de arbeidsmarkt. Zo is slechts
12.5% van de militairen vrouw. Het aandeel vrouwen bij Defensie stijgt langzaam: van
13% in 2017 naar zo’n 18.5% per 1 maart 2024. Maar de voortgang is nog onvoldoende
om de gestelde doelstelling van 30% te halen in 2030. Daarom blijft Defensie zich
inzetten om een inhaalslag te maken op zowel de instroom als het behoud van onder
andere vrouwen. Qua cijfers rapporteren we alleen over vrouwen, omdat andere gegevens
vanuit privacywetgeving niet geregistreerd mogen worden en dus niet te meten zijn.
Het D&I-beleid is echter breder en zet zich in voor meer ondervertegenwoordigde groepen.
Defensie heeft bewust gekozen voor het uitspreken van een ambitieuze doelstelling;
een ambitie die een inspanningsverplichting met zich meebrengt om aan te tonen wat
Defensie doet om vrouwen te werven en behouden. Dit is dus geen dwingend quotum. Met
andere woorden, het streefcijfer is een middel om representatiever te worden, niet
het doel.
Defensie neemt maatregelen die ertoe bijdragen dat de organisatie inclusiever wordt
en het aandeel vrouwen groeit. Dat gaat bijvoorbeeld over maatregelen gericht op het
wegnemen van barrières, waardoor onder andere vrouwen mogelijk niet solliciteren of
op basis van vooroordelen (on)bewust worden uitgesloten. Tevens kan alleen bij gelijke
geschiktheid de voorkeur worden gegeven aan de kandidaat uit de ondervertegenwoordigde
groep. Er wordt dus niet aan de eisen getornd.
De uitvoering van het D&I-beleid is opgenomen in de Aanwijzing Gereedstelling Defensie,
waarmee de Commandant der Strijdkrachten jaarlijks opdrachten geeft aan de Defensieonderdelen.
Op deze manier wordt van Defensieonderdelen verwacht dat zij uitleggen welke maatregelen
zij nemen om aan de inspanningsverplichting te voldoen. Daarnaast kan op deze manier
in de komende jaren ook specifiek gemonitord worden waar wel en geen progressie gemaakt
wordt en daar waar nodig het gesprek aan te gaan om de stagnatie aan te pakken. Want
een inclusieve organisatie komt niet vanzelf en vereist leiderschap op alle niveaus.
Daarbij gaat het zowel om het erkennen en waarderen van verschillen als kijken naar
wat verbindt, zodat ieders talenten zo goed mogelijk kunnen worden ingezet in een
sterke krijgsmacht: leave no one behind.
De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet aan te geven waarom het uitvoeren van
de verbeteringen omtrent munitiebeheer niet versneld kunnen worden. Wat zijn de belangrijkste
knelpunten daarbij en zijn die niet te mitigeren, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Is het kabinet het met de voorgenoemde leden eens dat munitiebeheer op orde een belangrijke
factor is als we meer munitie willen inkopen?
Defensie onderschrijft de constatering van de AR dat ondanks positieve verbeteringen,
onvoldoende vooruitgang geboekt is in 2023. Defensie heeft in 2022 een verbeterplan
opgesteld. Dit is ook belangrijk in het licht van hoofdtaak 1. Het plan richt zich
op personele versterking, verbeteren van kennis en kunde, positief beïnvloeden van
gedrag, vereenvoudiging van processen en vermindering van administratieve lasten.
De AR geeft aan dat de samenhang tussen het plan en de onderliggende deelprojecten
nog niet in voldoende mate aanwezig is. Bij die deelprojecten ontbreken in sommige
gevallen oorzaakanalyses en zijn de deelprojecten niet voldoende geconcretiseerd.
Ook ontbreekt er volgens de AR toezicht vanuit de tweede lijn op de betrouwbaarheid
van de ingevulde MKM (Monitor Kwaliteit Materieelbeheer). De AR geeft daarnaast aan
dat het de CDS ontbreekt aan voldoende inzicht in de feitelijke realisatie en vastlegging
van de verbeteractiviteiten door de Defensieonderdelen. Defensie gaat aan de slag
met het structureel oppakken van deze aanbevelingen. Er zal een projectleider onvolkomenheid
munitiebeheer worden aangesteld waarbij het structureel oplossen van de onvolkomenheid
een meerjarig proces is.
In de afgelopen periode zijn de positieve acties gerealiseerd. Zo zijn 180 VTE’en
toegevoegd aan de munitieketen waarbij de volledige vulling van deze functies eind
2026 wordt verwacht. Daarnaast zijn er acties ondernomen om de administratieve lasten
te verminderen en de veiligheidsbewustwording te verbeteren. Daarnaast is er een pilot
gestart om niet afgeschoten of gevonden munitie gecontroleerd te laten inleveren.
Eind Q4 2024 worden de uitkomsten van deze pilot verwacht. Andere voorbeelden zitten
in aspecten van gedrag en meer tijd en capaciteit beschikbaar stellen. Defensie deelt
de mening van de leden dat het op orde hebben van munitiebeheer belangrijk is, niet
alleen als er meer munitie wordt ingekocht maar te allen tijden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de stukken op
de agenda van het schriftelijk overleg over het Jaarverslag en de Slotwet 2023 van
het Ministerie van Defensie. Zij hebben daarover enkele vragen.
Allereerst zouden deze leden de Minister willen vragen hoe zij reageert op de kritiek
van de Algemene Rekenkamer dat er te weinig urgentie is voor het op orde brengen van
de bedrijfsvoering.
Zoals u reeds heeft gelezen in het antwoord aan de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
onderschrijft Defensie de constateringen van de Algemene Rekenkamer dat bij 5 van
de 7 onvolkomenheden onvoldoende voortgang is aangetoond en zal zich intensief blijven
inzetten om verbeteringen in de interne bedrijfsvoering te realiseren met als doel
de onvolkomenheden duurzaam op te lossen. Ook voor de onvolkomenheden inkoopbeheer
en vastgoedbeheer, waar wel voldoende ontwikkeling is aangetoond, doet Defensie er
alles aan om deze positieve trend voort te zetten. In 2024 zijn verschillende projectleiders
aangesteld en is extra capaciteit vrijgemaakt, wordt per onvolkomenheid een verbeterplan
opgesteld of bestaande plannen van aanpak herijkt en monitort Defensie strakker de
voortgang van de (meerjarige) plannen. Daarbij zal Defensie de Rekenkamer periodiek
inzicht bieden in de voortgang van de onvolkomenheden.
Verder zouden de leden van de fractie van de ChristenUnie willen vragen of de Minister
het belang erkent van een goed inzicht in de ontwikkeling van de gereedheid ten opzichte
van voorgaande periodes. Op welke manieren ziet zij de mogelijkheid dit inzicht voor
de Kamer te verbeteren?
Ik erken het belang van goed inzicht in (de ontwikkeling van) de gereedheid, nodig
om aan alle inzet- en stand-by verplichtingen te voldoen. Gereedheid wordt o.a. beïnvloed door de beschikbaarheid
van personeel, vervangingsprogramma’s en periodiek onderhoud van materieel, steunverleningen
aan Oekraïne en beschikbaarheid van oefenruimte, maar ook door inzet. Immers, ingezette
eenheden zijn vaak zeer specifiek met een deel van hun taakstelling bezig, waardoor
andere delen tijdelijk minder worden beheerst. Grotendeels geldt dat gereedheid het
resultaat is van veel grootheden, waarvan personele gereedheid, materiele gereedheid
en geoefendheid de belangrijkste zijn. Daarnaast hebben inzetgerede eenheden inzetvoorraden
nodig om ingezet te kunnen worden. Omdat deze grootheden het meest representatief
zijn om de ontwikkeling van de gereedheid te duiden, rapporteert Defensie daarover
periodiek in de vertrouwelijke bijlage bij de Stand van Defensie.
Deze leden zijn ongerust over het feit dat de Algemene Rekenkamer constateert dat
er geen verbetering is in de beveiliging van militaire objecten, dat eerdere aanbevelingen
niet opgevolgd zijn en dat er pas dit jaar begonnen is met het inventariseren van
beveiligingsrisico’s. Zij vragen zich af of dit niet getuigt van een gebrek aan gevoel
voor urgentie, gezien de situatie waarin Nederland en Europa als gevolg van de oorlog
in Oekraïne verkeren. Zij doelen daarbij op Russische spionage- en sabotageactiviteiten
die in Europa geconstateerd zijn. Deze leden vragen zich af of Nederlandse militaire
objecten hiertegen eigenlijk wel voldoende beveiligd worden en vragen de Minister
wat zij gaat doen om dit op de kortst mogelijke termijn in orde te brengen.
Het Ministerie van Defensie erkent en onderschrijft de conclusie van de Algemene Rekenkamer
in het Verantwoordingsonderzoek 2023. Het plan voor het oplossen van de onvolkomenheden
is volgens de AR ontoereikend en de 4 aanbevelingen uit mei 2023 om de beveiliging
van militaire objecten te verbeteren zijn niet in voldoende mate opgevolgd. Ook de
twee aanvullende aanbevelingen en het signaal van de AR over het gebrek aan urgentie
wordt herkend. De jarenlange bezuinigingen hebben een enorme invloed gehad op het
ministerie. De opgave om te groeien is een uitdaging voor het ministerie en in het
bijzonder op meer niet-operationele onderwerpen zoals de beveiligingsketen.
Door deze uitdagingen is het oplossen van de onvolkomenheid een traject van de lange
adem. Het is niet mogelijk om de grondoorzaken op de korte termijn gedegen en structureel
op te lossen. Defensie pakt de onvolkomenheid nu wel projectmatig aan. Om te borgen
dat grondoorzaken juist en volledig in beeld zijn wordt een oorzaakanalyse uitgevoerd.
Deze moet de juistheid en volledigheid van de aanpak borgen. Op basis van de oorzaakanalyse
wordt het plan geactualiseerd en gecompleteerd. De analyse zal voortbouwen op eerder
uitgevoerde onderzoeken naar knelpunten. Vervolgens zal uitvoering gegeven worden
aan het aangepaste plan van aanpak en via een projectmatige aanpak worden opgelopen.
Een sinds maart 2024 aangestelde dedicated projectleider zorgt voor coördinatie en bewaakt de voortgang van het project.
Uit de Slotwet valt op te maken dat 928 miljoen euro aan lagere verplichtingen, bedoeld
voor ondersteuning voor Oekraïne, doorschuift naar 2024. Kan de Minister dit toelichten,
zo vragen deze leden.
Hiervoor verwijs ik u graag naar het antwoord op de eerste vraag van de VVD-fractie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
N.E. Manten, adjunct-griffier