Lijst van vragen : Lijst van vragen over de mestcrisis (o.a. Kamerstukken 33037-523, 33037-528 en 30525-152)
2024D08997 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft een aantal
vragen voorgelegd aan de Minister van LNV over enkele Kamerbrieven over de mestcrisis
(Kamerstukken 33 037, nr. 523, Kamerstuk 33 037, nr. 528 en Kamerstuk 30 525, nr. 152).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Graus
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
Nr
Vraag
1
Hoe groot was het mestoverschot over 2023 op landelijk niveau (de mest waar geen plaatsingsruimte
voor was als percentage van de totale mestproductie)?
2
Hoe groot zal het mestoverschot naar schatting zijn op landelijke niveau over 2024
op basis van het huidige reeds ingezette beleid (dus zonder aanvullende maatregelen)?
3
Hoe groot zal het mestoverschot naar schatting zijn op landelijke niveau over 2025
op basis van het huidige reeds ingezette beleid?
4
Hoe groot zal het mestoverschot naar schatting zijn op landelijke niveau over 2026
op basis van het huidige reeds ingezette beleid?
5
Hoe breed zijn de bemestingsvrije stroken langs waterwegen die moeten worden aangehouden
op basis van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn, de derogatiebeschikking, als
conditionaliteit voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en voor de ecoregeling
voor het GLB?
6
Zijn er veehouders die als gevolg van de invoering van de bemestingsvrije bufferstroken
ook minder mest zijn gaan produceren? Zo ja, welk aandeel deed dat (eventueel naar
schatting)?
7
Zijn er veehouders die als gevolg van de afbouw van de derogatie ook minder mest zijn
gaan produceren? Zo ja, welk aandeel deed dat (eventueel naar schatting)?
8
Moet Nederland nog volgende actieprogramma’s voor de Nitraatrichtlijn maken indien
Nederland landelijk het doel van maximaal 50 mg nitraat per liter grondwater zou halen?
9
Klopt het dat de dierlijke bemestingsnormen voor alle gewassen gelden (dus grasland
en akkerbouw), maar dat de totale bemestingsnormen variëren afhankelijk van het gewas?
Tussen welke waarden variëren de totale bemestingsnormen?
10
Als in 2026 overal de bemestingsnorm van 170 kg stikstof per hectare geldt, voor de
mest van hoeveel minder melkkoeien is er dan plaatsingsruimte ten opzichte van 2022?
11
Naar welke niveaus worden de mestexcretieplafonds verlaagd in 2024 en welk krimppercentage
is dat ten opzichte van 2023?
12
Naar welke niveaus worden de mestexcretieplafonds verlaagd in 2025 en welk krimppercentage
is dat ten opzichte van 2024?
13
Naar welke niveaus worden de mestexcretieplafonds verlaagd in 2026 en welk krimppercentage
is dat ten opzichte van 2025?
14
Klopt het dat om te kunnen voldoen aan de verlaagde mestexcretieplafonds de enige
maatregelen het proberen te sturen op het veevoer en door minder dieren te houden,
zijn?
15
Met welk percentage zou het aantal melkkoeien moeten krimpen in 2024 om onder de mestplafonds
voor dit jaar te blijven (als wordt gekozen dit via krimp te bereiken)?
16
Met welk percentage zou het aantal melkkoeien moeten krimpen in 2025 om onder de mestplafonds
voor dat jaar te blijven?
17
Met welk percentage zou het aantal melkkoeien moeten krimpen in 2026 om onder de mestplafonds
voor dat jaar te blijven?
18
Hoe lang leven melkkoeien gemiddeld voordat deze koeien worden geslacht?
19
Indien wordt gekozen om de krimppercentages uit de hierboven genoemde vragen (om onder
de mestplafonds te blijven) op een diervriendelijke manier te bereiken, dus door minder
dieren te fokken en niet te kiezen voor vervroegde slacht, welk percentage melkkoeien
zou er dan in 2024 minder gefokt moeten worden om onder de mestplafonds te blijven?
20
Als vervolgens voor 2025 en 2026 op dezelfde manier aan de mestplafonds zou worden
voldaan, welke percentages minder melkkoeien zouden er dan moeten worden gefokt in
2025 en 2026?
21
Wat is het effect van de fokbeperkingen genoemd in bovenstaande vragen op de totale
melkproductie in 2024, 2025 en 2026?
22
Klopt het dat de komende verlagingen van de mestplafonds gelden voor de nationale
plafonds en dus niet sectoraal worden voorgeschreven? Bent u voornemens om de mestplafonds
voor de verschillende dierlijke sectoren evenredig te laten krimpen? Zo nee, op welke
manier verdeelt u de krimp dan?
23
Klopt het dat dus ook door krimp van het aantal varkens, kippen en de sector «overig»
kan worden voldaan aan de verlaagde mestplafonds?
24
Stel dat wordt gekozen om volledig door krimp van het aantal varkens te voldoen aan
het verlaagde mestplafond voor 2024 en dat dit op diervriendelijke manier gebeurt
door minder varkens te fokken, welk percentage varkens zou er dan in 2024 minder gefokt
moeten worden om onder de mestplafonds te blijven?
25
Als vervolgens voor 2025 en 2026 op dezelfde manier aan de mestplafonds zou worden
voldaan, welke percentages minder varkens zouden er dan moeten worden gefokt in 2025
en 2026?
26
Stel dat wordt gekozen om volledig door krimp van het aantal kippen te voldoen aan
het verlaagde mestplafond voor 2024 en dat dit op diervriendelijke manier gebeurt
door minder kippen te fokken, welk percentage kippen zou er dan in 2024 minder gefokt
moeten worden om onder de mestplafonds te blijven?
27
Als vervolgens voor 2025 en 2026 op dezelfde manier aan de mestplafonds zou worden
voldaan, welke percentages minder kippen zouden er dan moeten worden gefokt in 2025
en 2026?
28
Indien geen aanvullend (diervriendelijk) beleid wordt gevoerd om onder de verlaagde
mestplafonds te komen, welke consequenties heeft dat als aan het eind van 2024 de
mestplafonds worden overschreden? Moet dan elke melkveehouder een bepaald percentage
van zijn melkkoeien vervroegd naar de slacht sturen? Om welk percentage zou dat naar
schatting gaan?
29
Is de alternatieve consequentie dat de derogatie direct per 2025 zou vervallen?
30
Klopt het dat ook wanneer de derogatie is vervallen de mestplafonds in de wet blijven
staan? Wat is in dat geval de consequentie wanneer de mestplafonds worden overschreden
na het vervallen van de derogatie?
31
Uit welke wetenschappelijke studies blijkt dat stikstof uit dierlijke mest meer af-
en uitspoelt naar het water dan stikstofkunstmest?
32
Wat is het energetisch rendement van mono-mestvergisting?
33
Wat is het energetisch rendement van co-vergisting?
34
Klopt het dat voor en na vergisting de hoeveelheid stikstof en fosfaat in de mest
gelijk is en dus niet «verdwijnt»?
35
Welke delen van de mest nemen wél aanzienlijk af door vergisting? Is dat onder andere
water?
36
Is er bewijs dat er op een «natuurlijke» manier amfetamine kan ontstaan tijdens mestvergisting?
37
Welk percentage van de geproduceerde mest (eventueel naar schatting) wordt geëxporteerd?
Welk deel hiervan is onverwerkte mest en welk deel is verwerkt, bijvoorbeeld door
mestvergisting?
38
Welk percentage van het digestaat dat uit mestvergisters komt, wordt momenteel in
Nederland op het land gebruikt voor bemesting? Welk percentage wordt geëxporteerd?
39
Naar welke landen wordt mest geëxporteerd en in welke percentages?
40
Aan welke eisen qua productiemethode of samenstelling moet verwerkte mest voldoen
om te voldoen aan de definitie voor Recovered Nitrogene from Manure (RENURE)?
41
Klopt het dat het bij de zuiverheid van RENURE gaat om de stikstofwerkingscoëfficiënt,
die zo hoog mogelijk moet zijn? Zo nee, wat bepaalt dan de uitspoelingsgevoeligheid?
42
Is er momenteel een kwaliteitskeurmerk voor RENURE dat waarborgt dat de samenstelling
overeenkomt met de kwaliteit van kunstmest?
43
Hoeveel energie kost het om één ton stikstofkunstmest te produceren? Hoeveel kost
één ton stikstofkunstmest momenteel?
44
Hoeveel energie kost het om één ton digestaat na vergisting zó te verwerken dat het
qua zuiverheid en uitspoelingsgevoeligheid vergelijkbaar is met kunstmest? Hoeveel
zou een boer moeten betalen voor één ton van een dergelijk zuivere RENURE?
45
Hoeveel broeikasgassen en stikstof worden gemiddeld uitgestoten bij transport en productie
van RENURE en hoe verhoudt dat zich tot de productie van kunstmest?
46
Wat zijn de afvalproducten/reststromen die ontstaan bij de productie van RENURE en
wat wordt hiermee gedaan?
47
Ontstaat er geurhinder bij de productie of toepassing van RENURE?
48
Wat is de nawerking van RENURE in vergelijking met dierlijke mest en kunstmest?
49
Welke belemmeringen zijn er momenteel om RENURE toe te passen onder de norm voor dierlijke
mest?
50
Wat zal het te verwachten effect zijn (positief of negatief) van het toestaan van
RENURE als kunstmest op het behalen van de doelen van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn
Water?
51
Wat zal het te verwachten effect (positief of negatief) zijn van het toestaan van
RENURE als kunstmest op de omvang van de veestapel in Nederland en het behalen van
de stikstof- en klimaatdoelen voor de landbouw?
52
Heeft u een wetenschappelijke onderbouwing dat de derogatie die in 2024 en 2025 nog
geldt, het behalen van de doelen uit de Kaderrichtlijn Water niet in de weg staat?
Zo ja, kunt u die delen? Zo nee, waarom heeft u dit niet onderzocht?
53
Hebben meer boeren sloten gedempt in 2022 en 2023, met als mogelijke motivatie om
zo de verplichte mestvrije bufferstroken te ontwijken, in vergelijking met de jaren
ervoor?
54
Worden slootdempingen op landelijk niveau geregistreerd of gemonitord?
55
Is het voor waterschappen mogelijk om met de zuiveringsheffing de fosfaatbelasting
in het water zwaarder te belasten voor agrariërs, met als doel een prikkel te geven
om minder mest te produceren? Zo nee, welke wet zou aangepast moeten worden om dat
wel mogelijk te maken?
56
Zijn er EU-lidstaten die doelsturing hebben ingevoerd voor de landbouw op het gebied
van mest en waterkwaliteit?
57
Hoe ziet de bewegingsruimte voor bemesting er per agrarisch bedrijf uit in een scenario
van doelsturing, gezien de grote opgaven voor stikstof en waterkwaliteit?
58
Wat is het effect van doelsturing op mest en waterkwaliteit voor de administratieve
lasten van een agrarische bedrijf en de handhaafbaarheid van de regels door toezichthouders?
59
Met welke organisaties bent u momenteel in gesprek om een oplossing te vinden voor
de mestcrisis op korte termijn?
60
Indien als krimpmaatregel (alleen) wordt gekozen voor een verhoging van het afromingspercentage
bij de handel in fosfaatrechten van 30 procent, met welk percentage zou het aantal
melkkoeien dan (naar schatting) gekrompen zijn in 2025, in 2027, in 2030 en in 2035?
61
Indien als krimpmaatregel gekozen wordt voor een verhoging van het afromingspercentage
bij de handel in fosfaatrechten van 50 procent, met welk percentage zou het aantal
melkkoeien dan (naar schatting) gekrompen zijn in 2025, in 2027, in 2030 en in 2035?
62
Zijn er inmiddels al gesprekken gehouden over de hoogte van de sectorale mestplafonds
en zo ja, wat kunt u daar nu over zeggen?
63
Zijn er anderen EU-lidstaten die in een vergelijkbare situatie verkeren met betrekking
tot de mestmarkt, het hanteren van een mestproductieplafond en een derogatie op de
Nitraatrichtlijn?
64
Kunt u een prognose geven van de effecten van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties
met piekbelasting (Lbv)- en Lbv+ -regelingen bij een X aantal inschrijvingen op het
nationale mestproductieplafond (in percentages in 2025) (zie bijlage 523)?
65
Wat zijn de gevolgen van het starten van een infractieprocedure, hoe ziet een dergelijke
procedure eruit en zijn hier landbouw gerelateerde voorbeelden van in Nederland, dan
wel in andere Europese landen (zie bijlage 523)?
66
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak voor het verschil in stikstofexcretie van
melkvee in 2022 en 2023 (respectievelijk 269,2 en 276,3 volgens de Kamerbrief van
5 december jl.): een toename van het aantal stuks melkvee of een toename van de gemiddelde
stikstofexcretie per koe (zie Bijlage 523)?
67
Klopt het dat de afspraak met de melkveesector om het ruw eiwitgehalte (RE-gehalte)
in het melkveevoerrantsoen te verlagen en deze in 2025 niet hoger te laten zijn dan
160 gram RE/kg droge stof, niet wettelijk vastgelegd kan worden? Zo ja, op welke wijze
wordt geborgd dat melkveehouders deze afspraak nakomen?
68
Welk effect verwacht u van de onder maatschappelijke druk veranderende vraag naar
producten met meer aandacht voor dierenwelzijn op de omvang van de mestproductie,
zoals genoemd in Kamerstuk 33037–523? Kunt u dit toelichten?
69
Wat zijn, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking 2022–2025
(Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022) en het
feit dat Nederland rapporteerde op grond van artikel 10 van richtlijn 91/676/EEG-gegevens,
waaruit blijkt dat voor de periode 2016 tot 2019 ongeveer 14 procent van de meetstations
voor grondwater in Nederland gemiddelde nitraatconcentraties van meer dan 50 ml/L
hebben opgetekend, de coördinaten van die stations die een gemiddelde nitraatconcentraties
van meer dan 50 ml/L hebben opgetekend en op welke diepte werden die concentraties
gemeten?
70
Wat zijn, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking 2022–2025
(Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022) en het
feit dat uit de meetgegevens voor de periode van 2016 tot 2019 bleek dat 99 procent
van de meetstations voor oppervlaktewater in Nederland nitraatconcentraties van minder
dan 50 mg/L heeft opgetekend, gelet op het feit dat 96 procent van de meetstations
zelfs een gemiddelde nitraatconcentratie van minder dan 25 mg/L optekende en de nitraatconcentraties
van oppervlaktewater dus zeer ruim onder de door Europa gestelde norm bleef en gelet
op het feit dat toch 58 procent van het oppervlaktewater als «eutroof» werd bestempeld,
voor die enorme tegenstelling de meest waarschijnlijke oorzaken en is er wetenschappelijk
bewijs voor die oorzaken? Is er met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te
zeggen dat de oorzaak landbouw gerelateerd is? Is rekening gehouden met oorzaken zoals
het voorkomen van de Amerikaanse rivierkreeft?
71
Bij welke meetstations werd, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking
2022–2025 (Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022),
een overschrijding gevonden van de fosfornormen voor oppervlaktewater? Waarom worden,
gelet op het feit dat het fosforbodemoverschot in Nederland laag is, overschrijdingen
toegewezen aan de landbouw?
72
Over hoeveel waarden is gemiddeld berekend en wat was de spreiding en de mediaan,
gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking 2022–2025 (Uitvoeringsbesluit
(EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022) en het feit dat in het zuiden
en oosten van het zandgebied de gemiddelde nitraatconcentratie in de bovenste meter
van het grondwater in 2021 67 mg/L bedroeg? Op welke diepte zijn deze waarden exact
gemeten, wat is de exacte diepte waarop volgens de EU zou moeten worden gemeten en
hoeveel spreiding is daarbij toegestaan? Wat is de exacte locatie van de meetpunten
waar deze waarden zijn gemeten?
73
In hoeverre is, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking
2022–2025 (Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022),
en het feit dat sinds 2017 de nitraatconcentratie in het grondwater in het zuiden
en oosten van het zandgebied is verdubbeld, die verdubbeling toe te schrijven aan
de droogte van de jaren na 2017 en in hoeverre is die stijging met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid toe te schrijven aan de landbouw? Hoe snel kunnen de metingen opnieuw
worden gedaan om te controleren of de waarden met het huidige grondwaterpeil anders
zijn?
74
Is, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking 2022–2025
(Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022), en het
feit dat uit meetgegevens bleek dat het van landbouwbedrijven afkomstige water in
de wortelzone in het meetnetwerk voor de derogatie vaak de nitraatconcentratienormen
overschreed, de concentratie van nitraten in de wortelzone voor de toewijzing van
mestderogatie voor de EU leidend? Is de concentratie van nitraat in de wortelzone
veelzeggend voor de mate van uitspoeling naar dieper gelegen grondwater of oppervlaktewater?
Zo ja, is er een wetenschappelijke onderbouwing wat de norm is voor de hoeveelheid
nitraten in de wortelzone waarbij de uitspoeling zodanig wordt dat het waarschijnlijk
is dat de normen voor nitraatconcentraties in het diepere grondwater en/of het oppervlaktewater
overschreden worden?
75
Klopt het, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking 2022–2025
(Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022), dat voor
het aanvragen van de eerste derogatiebeschikking in 2005 (voor 2006) meer wetenschappelijk
onderzoek is overlegd om aan te tonen dat de stikstof- en fosforbelasting van grond-
en oppervlaktewater niet van de landbouw afkomstig was dan de afgelopen jaren? Zo
ja, wat is daarvoor de reden geweest en waarom worden nu andere onderzoeken gebruikt?
76
Waarom is, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking 2022–2025
(Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022), ervoor
gekozen om onder de Nutriënten Verontreinigde (NV)-gebieden ook stroomgebieden te
laten vallen die slechts «het gevaar lopen te worden verontreinigd», terwijl op dit
moment geen overschrijding van normen wordt gevonden?
77
Waarom is, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking 2022–2025
(Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022), ervoor
gekozen om onder de NV-gebieden ook stroomgebieden te laten vallen waarvan de meetpunten
aangeven dat grond- of oppervlaktewateren slechts «een stijgende tendens» laten zien,
terwijl op dit moment geen overschrijding van normen gevonden wordt? Welke NV-gebieden
zijn op basis hiervan aangewezen tot NV-gebied?
78
Waarom is, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking 2022–2025
(Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022), ervoor
gekozen om onder de NV-gebieden alle stroomgebieden te laten vallen waarvan de meetpunten
aangeven dat grond- of oppervlaktewater slechts «incidenteel met nitraten verontreinigd»
zijn en welke NV-gebieden zijn op deze basis aangewezen tot NV-gebied?
79
Klopt het, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking 2022–2025
(Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022), dat ook
gebieden waarvan de metingen geen verhoogde nitraatconcentraties laten zien in grond-
of oppervlaktewateren aangewezen zijn als NV-gebied alleen omdat sprake is van eutrofiering?
Om welke gebieden gaat het dan?
80
Klopt het, gelet op de verwijzing in de eerste zin naar de derogatiebeschikking 2022–2025
(Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2069 van de Commissie van 30 september 2022), dat zelfs
gebieden waarvan de metingen geen verhoogde nitraatconcentraties laten zien in grond-
of oppervlaktewateren aangewezen zijn als NV-gebied, alleen omdat sprake is van mogelijk
dreigende eutrofiering? Om welke gebieden gaat het dan?
81
Kunt u, gelet op het feit dat onder het kopje «nationaal mestproductieplafond» wordt
uitgelegd wat de omvang van de jaarlijkse productie van meststoffen op dit moment
volgens de Meststoffenwet (MSW) zou mogen zijn en het in dit geval gaat om dierlijke
mest, waarvoor in de MSW staat dat de gebruiksnorm 170 kilogram stikstof is per hectare
van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, uitleggen wat de wetenschappelijke
achtergrond is van het vaststellen van die norm?
82
Kunt u een kwantitatieve beschrijving geven van de situatie op de mestmarkt: is er
in heel Nederland sprake van een mestoverschot of zijn er ook gebieden met tekorten?
83
Hoeveel mest blijft in Nederland, hoeveel mest gaat naar het buitenland en naar welke
landen gaat de mest toe?
84
Wat is het verwachte resultaat van de Lbv- en Lbv-plus-regelingen op het verlagen
van de totale nationale mestproductie?
85
Wat is, op basis van gegevens van de afgelopen jaren, het verwachte effect van de
bestaande afromingsregeling bij overdracht van fosfaatrechten op de totale nationale
mestproductie?
86
Wat is het verwachte resultaat op de totale nationale mestproductie bij 10 procentpunt
extra afroming bij overdracht van fosfaatrechten? Wat is het verwachte resultaat bij
nog eens 10 procentpunt meer afroming?
87
Boven welke stikstofconcentratie vindt, gelet op het feit dat u in uw brief schrijft
dat de maatregelen zien op verbetering van de waterkwaliteit, eutrofiëring plaats
in oppervlaktewater en wat is daarvan de wetenschappelijke onderbouwing? Klopt het
voorts dat de «50-mg»-norm in de Kaderrichtlijn Water oorspronkelijk bedoeld was voor
de kwaliteit van water voor drinkwaterwinning? Zo ja, is er een wetenschappelijke
onderbouwing voor het overnemen van die norm naar de oppervlaktewaternorm voor het
voorkomen van eutrofiëring?
88
Is er een reden, gelet op het feit dat bovendien er bij de bepaling van de «50-mg»-norm
in de Kaderrichtlijn Water geen rekening gehouden is met natuurlijke verschillen tussen
de verschillende EU-landen, waarom geen rekening is gehouden met die natuurlijke verschillen
in bijvoorbeeld waterdiepte van oppervlaktewaterlichamen en mate van stratificatie
binnen die waterlichamen in relatie tot van nature voorkomende stikstofconcentraties?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.