Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 1 oktober 2025, over RES en wind op zee
33 561 Structuurvisie Windenergie op Zee (SV WoZ)
Nr. 97
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 24 oktober 2025
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft op 1 oktober 2025 overleg gevoerd
met mevrouw Hermans, Minister van Klimaat en Groene Groei, Vice-Minister-President,
over:
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 16 mei 2025 inzake ontwikkelingen
tenders windenergie op zee IJmuiden Ver Gamma en Nederwiek I-A (Kamerstuk 33 561, nr. 84);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 26 mei 2025 inzake aanpassing
ontwikkelkader windenergie op zee (Kamerstuk 33 561, nr. 85);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 16 juli 2025 inzake het
Windenergie Infrastructuurplan Noordzee (Kamerstuk 33 561, nr. 87);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 17 juli 2025 inzake publicatie
van het Programma Aansluiting Wind op Zee – Eemshaven (Kamerstuk 33 561, nr. 88);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 7 augustus 2025 inzake vergunningswijziging
windpark op zee IJmuiden Ver Beta (Kamerstuk 33 561, nr. 90);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 16 september 2025 inzake
Actieplan windenergie op zee (Kamerstuk 33 561, nr. 91).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Thijssen
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Thijssen
Griffier: Teske
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Peter de Groot, Kröger, Rooderkerk,
Thijssen en Vermeer,
en mevrouw Hermans, Minister van Klimaat en Groene Groei, Vice-Minister-President.
Aanvang 10.01 uur.
De voorzitter:
We gaan beginnen. Welkom bij deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Klimaat
en Groene Groei. Welkom aan de Minister van Klimaat en Groene Groei. Welkom aan de
leden: de heer Vermeer van BBB, mevrouw Rooderkerk van D66, mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA
en de heer Peter de Groot van de VVD.
Aan de orde is een commissiedebat over de RES, de Regionale Energiestrategie, en wind
op zee. We hebben ruim de tijd, dus de spreektijd is vastgesteld op vijf minuten per
fractie in de eerste termijn. Ik geef snel het woord aan de heer Vermeer. Ga uw gang.
En als het bij vier leden blijft, kunnen we wel zes interrupties doen in de eerste
termijn. Laten we dat nu maar doen. Als er nog heel veel leden bij komen, kan ik er
altijd op terugkomen. Ga uw gang, meneer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Ik heb eerst een punt van orde. Ik ga na mijn inbreng weg, omdat ik de
Algemene Financiële Beschouwingen moet gaan doen. Dat scheelt ook weer interrupties.
Voorzitter. Op 16 september kopte De Telegraaf «Kabinet trekt knip voor windparken
op zee: Minister Hermans haalt miljard uit Klimaatfonds.» Wat BBB betreft is dat een
overbodige uitgave. Wij willen dat eerst de netcongestie opgelost wordt voordat we
nog meer wiebelstroom het net in pompen.
Het zal u niet verbazen dat BBB zeer kritisch is op het nieuwe ontwikkelkader windenergie
op zee. Het valt ons namelijk op dat de visserijsector vrijwel compleet over het hoofd
wordt gezien. Het is onbegrijpelijk dat een sector die zo cruciaal is voor onze voedselvoorziening
en economie hier niet structureel in beeld is. Ik heb eerder schriftelijke vragen
gesteld en het antwoord van de Minister was duidelijk: de visserij komt pas in beeld
bij het Programma Noordzee. Dat vond ik al onbegrijpelijk, maar nu spreken we vandaag
over het Windenergie Infrastructuurplan Noordzee en ook daarin wordt de visserij helemaal
niet als aparte sector of prioriteit genoemd. Er wordt slechts zijdelings verwezen
naar ecologische drukfactoren, waarbij visserij zelfs vooral wordt neergezet als de
veroorzaker van problemen. Het enige dat resteert, is een vage verwijzing naar het
Noordzeeoverleg, waar vissers slechts een van de vele stakeholders zijn. Daarmee worden
de vissers weer naar de zijlijn geduwd en dat is wat ons betreft onverteerbaar.
Het coalitieakkoord noemt de visserij expliciet als prioriteit. Ik kan het me bijna
niet voorstellen, maar voor de zekerheid stel ik de checkvraag: heeft de Minister
die afspraken overboord gegooid? Wij willen geen nieuwe windparken zonder dat de belangen
van onze vissers vooraf volwaardig worden meegewogen en verankerd. Ik vraag ook aandacht
voor de gevolgen voor de scheepvaart, de Kustwacht en de veiligheid. Is er voldoende
capaciteit bij de Kustwacht om de veiligheid in het toenemende aantal parken te waarborgen?
Voorzitter. Dan nog een punt over Duitse windturbines. In de grensregio dreigen Duitse
windturbines van 250 meter hoog pal langs de grens te verrijzen, soms op nog geen
100 meter afstand. Voor Nederlandse bewoners, gemeenten en natuur is dat een regelrechte
aantasting van de leefomgeving. Bezwaar maken kan alleen via dure Duitse advocaten,
terwijl verdragen zoals het Verdrag van Espoo, het Verdrag van Aarhus en het Traktaat
van Meppen juist zouden moeten garanderen dat Nederland inspraak en bescherming heeft.
Ik heb deze vraag gisteren ook gesteld bij het debat over de leefomgeving, maar IenW
verwees weer naar andere ministeries. Die vraag zal dus ook via de Staatssecretaris
naar de Minister toe komen, maar ik wil dit punt toch ook hier aan de orde stellen.
Wat gebeurt hier nou eigenlijk op dit punt? Kan dat concreet tegengehouden worden?
De voorzitter:
Daar krijgt u een vraag over van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de heer Vermeer met heel veel enthousiasme het Verdrag van Aarhus aanhalen.
Heeft de BBB niet vóór de motie gestemd om ons onder dit verdrag vandaan te halen?
De heer Vermeer (BBB):
Ja. Verdragen kunnen zowel voor- als nadelen hebben. Wij zouden op termijn graag van
dat verdrag af willen, omdat het ook allerlei beperkingen oplevert. Maar het verdrag
is op dit moment wel geldig en zou dus wel functioneel ingezet kunnen worden rond
die windmolens. Dat is een van de redenen dat ik niet alleen het Verdrag van Aarhus
noem, maar ook het Verdrag van Espoo en het Traktaat van Meppen. Wij hebben altijd
gezegd dat zolang verdragen of wetten er zijn, je je daaraan hoort te houden. Parallel
daaraan kun je sommige zaken proberen aan te passen of verdragen eventueel opzeggen
als je het er niet mee eens bent.
De voorzitter:
Nog een vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dit is toch een onwaarschijnlijk staaltje van cherrypicking. Het Verdrag van Aarhus
is cruciaal om de belangen van bewoners te beschermen, om de belangen van de natuur
te beschermen, om de belangen van het milieu te beschermen. Het idee is dat mensen
toegang hebben tot de rechter, toegang hebben tot informatie en transparantie krijgen.
Duidelijk is dat de heer Vermeer dat erkent in de context die hij van belang vindt
en er dan ook een punt van maakt, maar daarnaast eigenlijk zegt: nee, ik wil van dat
verdrag af. Waarom dan eigenlijk?
De heer Vermeer (BBB):
Volgens mij gaat het hier om een motie die in het kader van de woningbouw behandeld
is. Zo'n verdrag kan er ook voor zorgen dat procedures veel te lang duren. Daar willen
wij ook wat mee. Zoals gezegd heeft dit verdrag zowel voor- als nadelen. Wij willen
daar op termijn van af, maar op dit moment zou daar in deze casus wel aan gerefereerd
kunnen worden. Dat kunt u cherrypicking noemen of dat kunt u gewoon ... Pardon? Volgens
mij spreken we via de microfoon. Toch, voorzitter?
De voorzitter:
U bent aan het woord. Gaat uw gang.
De heer Vermeer (BBB):
Dat dacht ik. Dat kun je cherrypicking noemen, maar je kunt ook gewoon zeggen: daarmee
laten we zien dat we wetten en verdragen respecteren zolang ze er nog zijn, maar dan
zetten we ze ook maar functioneel in als dat wat ons betreft handig is.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Daarnaast wil ik nog aandacht vragen voor de aanlanding van wind op zee
in de noordelijke provincies. Er is al veel gezegd over de Wantijroute. De planning
is dat die via Schiermonnikoog loopt, vervolgens aanlandt in Groningen en dan dwars
door hoogwaardige landbouwgronden gaat. Dat is toch wel een ding, want onze noordelijke
provincies produceren heel waardevolle pootaardappelen voor de hele wereld. De totale
Nederlandse pootgoedproductie voedt zelfs 800 miljoen mensen in de wereld. Er zijn
grote fytosanitaire gevaren, zoals dat heet, bij het doorkruisen van die percelen,
waarbij ziektes van het ene perceel overgedragen kunnen worden op het andere.
Wij vragen daarom nogmaals aandacht voor de tunnelvariant, die al eerder genoemd is.
Het realiseren daarvan duurt wel langer en die variant is ook duurder. Maar zoals
ik al in mijn eerdere debatbijdrage aangaf, is het wat ons betreft geen probleem dat
dit wat langer duurt, want we moeten eerst de netcongestie oplossen en door het windpark
ten noorden van de Waddeneilanden en het windpark Doordewind zal er waarschijnlijk
toch niet voor 2032 geproduceerd gaan worden. In de technische briefing is gebleken
dat ook een waterstofproject on hold is gezet. Wij zouden dus kunnen kiezen voor in
één keer een goede oplossing, ook voor toekomstige projecten. Ik geloof dat de noordelijke
provincies zelfs iets met CO2 door die tunnel zouden willen, maar in ieder geval waterstof en kabels. Dat zou toch
een betere optie zijn die ook meer recht doet aan de ecologische waarde van het gebied?
Volgens mij is er onder voorbehoud een tweeminutendebat ingepland. Ik zou heel graag
hebben dat we dat tweeminutendebat ook gaan voeren. Daar zou ik heel graag een motie
indienen, opdat er ook een projectprocedure komt met daarin een tunnelvariant. Volgens
mij is daarvoor nodig dat een specifieke projectvennootschap wordt opgericht, zodat
de overheid in een leidende positie kan komen. Daar heb ik een motie voor gemaakt
en die zal ik dan indienen.
De voorzitter:
Dat was het, begrijp ik. Dat is mooi, want uw tijd is op. Dus dank. U krijgt nog een
vraag van de heer Peter de Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik ben ook op werkbezoek geweest in het noorden van Nederland. Ik ben daar op bezoek
geweest bij de boeren met hoogwaardige landbouwgrond. Ik snap uw zorgen. U pleit nu
voor een toch wel dure tunnelvariant, maar ziet u ook nog andere mogelijkheden voor
de aanlanding van stroom van zee, bijvoorbeeld aanleg langs de dijkrand en dus minder
in de landbouwgronden zelf? Ik probeer het een beetje praktisch te maken.
De voorzitter:
We wachten heel even op de bel. Die duurt een minuut. Anders is het debat zo lastig
te volgen. En dan snel een antwoord, want dan is de heer Vermeer nog net op tijd voor
de AFB.
De heer Vermeer (BBB):
Natuurlijk hebben we daarover nagedacht. Een buitendijkse route zou ook een optie
zijn, alhoewel die volgens sommige mensen op ecologische bezwaren stuit, terwijl het
eigenlijk maar eenmalige graafwerkzaamheden zijn. Dat zou dus misschien moeten meevallen.
Maar daarbij lopen we wel het risico op een stuk verzilting. Wat hoger in de dijk
leggen, zou dan een optie kunnen zijn, maar volgens mij is ook die optie al eerder
afgewezen. Ik kan nog niet helemaal helder krijgen waarom dat geen goede optie zou
zijn. De tunnelvariant biedt volgens ons op de echt lange termijn de beste oplossing.
Plus, dan kunnen we ook weer een mooi staaltje ingenieurschap laten zien. Ik weet
dat dat uw vak is geweest is en dat u weet wat daar allemaal bij komt kijken. Het
aquaduct bij Harderwijk de polder in, is ook nog steeds goed bruikbaar. Ik heb daar
dus wel vertrouwen in.
De heer Peter de Groot (VVD):
Door mijn achtergrond weet ik natuurlijk dat dit voor de lange termijn een heel goede
oplossing is, maar ik denk dat de kostenraming die daarvoor nu op tafel ligt, wat
dat aangaat een beetje conservatief is. Daarom stel ik die vraag. Je kunt met bewezen
technieken van een aanlanding op land direct naar een tunnelvariant gaan, maar het
risico is natuurlijk heel erg groot als je onder de grond gaat. Kijk bijvoorbeeld
alleen al naar de kostenoverschrijding bij de Noord/Zuidlijn. Nou, ik zou bijna zeggen
dat dit onontgonnen gebied is. De kans dat het vele miljarden meer kost, is natuurlijk
best groot. Dus vandaar mijn vraag via u, voorzitter, aan de heer Vermeer van BBB:
wilt u die niet inzichtelijk hebben voor zo'n tunnelvariant voordat u via uw aangekondigde
motie daarvoor pleit?
De heer Vermeer (BBB):
Door die tunnelvariant nu in te brengen, hoop ik dat die in ieder geval wordt meegenomen
bij de vergelijking en in de projectprocedure. Of dit uiteindelijk de beste oplossing
is, zullen we zien, maar dan is die optie in ieder geval een van de volwaardige opties
waar we uit kunnen kiezen, en dat is nu nog niet het geval.
De voorzitter:
Ik zie geen leden meer die willen interrumperen. Dan bent u aan het einde van uw betoog.
We wensen u heel veel succes bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Het woord is
aan mevrouw Rooderkerk van D66. Ga uw gang.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. We zitten in de laatste Kamerweek en dat zorgt er toch altijd voor
dat je even gaat terugkijken. Als ik dan kijk naar de afgelopen jaren van dit kabinet,
zie ik helaas vooral stilstand, terwijl duurzame energie onmisbaar is voor de verduurzaming
van Nederland en we met groene energie op eigen bodem minder afhankelijk worden van
fossiele energie uit landen met foute regimes. Het kan wel, want Nederland heeft een
unieke positie. We zijn wereldwijd koploper zon op dak en de Noordzee is de ideale
plek voor windenergie. Dat moeten we vasthouden. Daarom wil ik het vandaag hebben
over wind op zee, over duurzame energie op land en over de opslag van energie.
Eerder deze maand spraken we er al over, maar het blijft een onderwerp dat onze volle
aandacht verdient: wind op zee. De businesscase voor windenergie op zee staat onder
druk en dat is zorgelijk. Daarom moeten we kiezen voor vooruitgang en niet voor stilstand.
Ik ben dan ook blij dat dit kabinet met het Actieplan windenergie op zee en de daarbij
horende reserveringen van bijna 1 miljard laat zien dat hier echt hard aan zal worden
gewerkt. Dat is een belangrijke stap. Wel stel ik de vraag of dit wel genoeg is. Daarom
vraag ik de Minister of zij kan toelichten of dit bedrag naar haar mening genoeg is
voor de 2 gigawatt wind op zee die voor 2026 is voorzien. Zo niet, waar zet zij dan
precies op in?
We kunnen natuurlijk niet pleisters blijven plakken en daarom moeten we ook zorgen
voor zekerheid op de lange termijn. Ik ben dan ook benieuwd wanneer er duidelijkheid
komt over de contracts for difference en de SDE++ vanaf 2027. Daarnaast is de vergelijkende
toets voor het halen van maatschappelijke doelen in de afgelopen tenderronde versoberd.
Dat zorgt voor onduidelijkheid op de markt. Dat brengt mij tot de vraag of de Minister
duidelijkheid kan geven over de rol en de vorm van de vergelijkende toets in de komende
tenders voor wind op zee.
Dan terug naar land. Hierbij wil ik het hebben over de zon- en windprojecten in Nederland
die stilvallen, terwijl we die hard nodig hebben om onze huizen en bedrijven te verduurzamen.
Bedrijven hebben oplossingen en willen aan de slag, maar lopen vast door netcongestie,
regels en ruimtelijke beperkingen. Met slimme combinaties van zon, wind, levering
en opslag kan het wél. Daarom heb ik de volgende vragen. Hoe staat het met de aangekondigde
afstandsnorm voor wind op land, die meer duidelijkheid zou moeten geven aan de sector
en omwonenden? Welke maatregelen neemt het kabinet om de vergunningverlening en bezwaarprocedures
die de opschaling van duurzame energie op land dwarsbomen, te versnellen? Kan de Minister
inzichtelijk maken welke ruimtelijke regels of beschermingsmaatregelen nu het vaakst
projecten blokkeren en hoe de afweging in dat kader sneller kan plaatsvinden of anders
gemaakt kan worden?
Dan moeten we het nog hebben over de RES-regio's. Die zijn succesvol geweest voor
het halen van de doelen voor duurzame energie op land, maar door een kamikazeactie
van de VVD – dat ging om een motie waar we in deze Kamer amper debat over hebben gevoerd – is
daar nu gewoon een streep door gehaald. Dat leidt natuurlijk tot heel veel zorgen
bij gemeenten die graag door willen met wind op land. Gemeenten voelen zich terecht
overvallen en roepen ertoe op het kind niet met het badwater weg te gooien. Het ontbreekt
nu aan concrete afspraken met provincies en gemeenten. Nou heb ik daar heel kort in
een Kamerbrief iets over gezien, maar ik zou heel graag van de Minister horen wat
zij nu van plan is. Gaat zij uitvoering geven aan die motie en hoe wil zij daar dan
uitvoering aan geven? Gaat zij ervoor zorgen dat in lijn met de doelen uit het Nationaal
Plan Energiesysteem afspraken worden gemaakt over de verdere uitrol van zon en wind
op land? Want wat dat betreft mogen we niet vertragen.
Voorzitter, tot slot de energieopslag. De opslag van duurzame energie is essentieel
voor een stabiel energiesysteem, maar de ontwikkeling hiervan blijft achter. Er zijn
nu vooral losse innovatieregelingen, maar een structureel instrumentarium voor de
nationale opslagcapaciteit ontbreekt. Daarom heb ik de volgende twee vragen. Is het
kabinet voornemens om met een structureel instrumentarium te komen om het realiseren
van opslagcapaciteit te stimuleren? En welke maatregelen neemt het kabinet om de opslag
bij energiecoöperaties te stimuleren? Zou zij daar nader op in kunnen gaan?
Voorzitter, tot slot. Stilstand moet weer beweging worden. Net als de wieken van windmolens
moet ook de energietransitie weer gaan draaien. Duurzame energie is van groot belang
voor onze klimaatdoelen, een sterke economie en onze energieautonomie. Het kan wél
met energie van eigen bodem.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het de beurt aan mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Het was één grote goednieuwsshow van deze Minister: 1 miljard voor 2 gigawatt
wind op zee. Dat was het nieuws op Prinsjesdag. Daarmee werd weggeduwd dat dit kabinet
met stilstand en afbraak heeft veroorzaakt dat er nagenoeg geen enkele kans meer is
dat we de klimaatdoelen of de doelen voor duurzame opwek gaan halen. Want wat is er
eigenlijk aan de hand? De routekaart windenergie op zee wordt losgelaten. Dat is feitelijk
wat er aan de hand is. 21 gigawatt in 2030, het oorspronkelijke plan, werd eerder
al verschoven naar 21 gigawatt in 2032, en na wat doorvragen blijkt nu dat er een
gat is van 9 megaton voor het realiseren van dat doel. Klopt dit? Erkent de Minister
dit getal? Klopt het dat die 9 megaton precies is waarover het PBL zegt: dat is wel
wat je nodig hebt om die duurzame-energiedoelen nog binnen bereik te kunnen houden?
Voorzitter. Het loslaten van die routekaart is dramatisch, niet alleen voor het klimaat
en niet alleen voor onze duurzame-energieopwek en alles wat daarmee samenhangt, maar
ook voor de hele keten van belangrijke Nederlandse bedrijven. Ik denk aan Van Oord,
ik denk aan Sif: bedrijven in die keten die plannen maken om die uitrol van wind op
zee te faciliteren. Mijn vraag aan de Minister is dus wat de effecten daarvan zijn
op die bedrijven. Heeft zij daar een beeld van? Ook zien we dat de hele innovatie
rond wind op zee, bijvoorbeeld zon rond windmolens, stilvalt. Die is net uit een tender
gesloopt. Ook daar zit een hele keten achter van bedrijven die ongelofelijk kunnen
innoveren en ook wereldwijd kunnen bijdragen aan het verdienvermogen van Nederland.
Ook dat valt stil. Wat doet de Minister daar nou aan?
Voorzitter. We zien dat wat ons paradepaardje had kunnen zijn, namelijk wind op zee
als motor van onze toekomstige welvaart, onder dit kabinet is stilgevallen. Dat heeft
echt een heel stevige impuls nodig. Wij pleiten voor een Noordzeepact, een pact waarbij
windproducenten, bedrijven die willen elektrificeren, industrie die gaat elektrificeren
en netbeheerders met elkaar heel concrete afspraken maken: welke clusters gaan als
eerste, waar gaan we als eerste bouwen en wie neemt die windenergie af, maar ook dat
we die PPA's echt gaan sluiten. Daar is dus ook dat garantiefonds voor nodig. Daar
heeft de Minister een eerste stap voor gezet. Mijn vraag is waarom zij niet ook geld
uittrekt voor het vullen van dat PPA-fonds, zodat dit echt snel van start kan gaan.
Voorzitter. Het volgende begrijp ik ook niet. Er wordt gepraat over vraagcreatie.
Daar zijn we allemaal voor. We zeggen allemaal: je moet niet alleen de productiekant
van wind op zee stimuleren, maar juist ook de vraag naar duurzame, schone stroom van
de Noordzee aanjagen. Hoe kan het dan dat we een maatwerkafspraak maken – daar is
heel veel over te zeggen; daar gaan we vast nog een ander debat over hebben – met
één grote speler, namelijk Tata, waarin helemaal niks zit voor het aanjagen van de
vraag naar wind op zee? Dan doel ik op: versneld naar groene waterstof. Hoe kan dat
nou? Hoe kan het nou dat we dat nergens zien terugkomen in die maatwerkaanpak? De
Minister noemt de IKC als maatregel voor de vraagcreatie. Nou, ik vind het echt wel
een behoorlijke stretch om iets wat toch een fossiele subsidie is, te promoten als
beleid voor het aanjagen van duurzame energie.
Voorzitter. Het is nodig dat de projecten die nu in de pijplijn zitten echt doorgang
vinden. Daarover zijn zorgen. Er is nu één aangepaste tender. Er zijn toch vragen
over IJmuiden Ver Alpha. Hoe zit dat nou? Gaat dat project snel van start? Kunnen
we er zeker van zijn dat dit in 2028 gewoon tot uitvoer komt? Wat kan de Minister
daarover zeggen? Voor het komend jaar schaalt de Minister de plannen af van 5 megawatt
naar 2 megawatt wind op zee. Erkent de Minister dat daarmee de routekaart los wordt
gelaten? En wat doet dat?
Ik zie dat ik over mijn tijd heen ben, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft nog vijftien seconden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Het is een onderwerp waar ik met liefde ... Ik zal nog heel snel twee vragen stellen.
Ik sluit mij helemaal aan bij de vragen van D66 over de RES'en en het belang daarvan.
Misschien één laatste vraag. De Minister sluit in haar actieplan de coöperatieve route
voor wind op zee ook af, want die vindt zij kostenverhogend. Ik vind dat ongelofelijk
zonde. Ik denk dat juist gemeenten en coöperaties samen ook onderdeel kunnen zijn
van het creëren van die vraag in dat Noordzeepact. Zo kunnen we ervoor zorgen dat
we windstroom blijven produceren, we de bedoelde afname ook echt bereiken en wind
op zee de motor is van onze toekomstige welvaart.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer De Groot van de VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Voor de VVD is energiebeleid in de eerste plaats veiligheidsbeleid.
Als Nederland minder afhankelijk wil worden van onvrije landen, de energierekening
betaalbaar wil houden en zijn bedrijven wil laten floreren, dan is verduurzaming noodzakelijk.
Windenergie hoort dan onmiskenbaar bij onze energiemix, uiteraard naast kernenergie.
Wind op zee moet prioriteit krijgen waar dat technisch en financieel haalbaar is.
Wind op land kan in een dichtbevolkt land alleen onder strikte voorwaarden, met harde
afstands- en geluidsnormen en duidelijke grenzen voor zoekgebieden. We willen geen
compromissen die leiden tot maatschappelijke onrust of vertraging. Zoals ik al aangaf,
vormt wind op zee de ruggengraat van de energietransitie.
Helaas zien we dat de businesscase van wind op zee in Nederland, maar ook in landen
om ons heen, onder druk staat. Wij zijn blij dat de Minister inzet op structurele
oplossingen om te voorkomen dat de ontwikkeling van wind op zee stilvalt. De Minister
heeft de Kamer geïnformeerd over het ontwikkelkader en de opdracht aan TenneT voor
extra netcapaciteit, waaronder Doordewind kavel II. Dat is een belangrijke stap.
Maar de financiering moet zorgvuldig plaatsvinden. De nettarieven lopen de komende
jaren sterk op en de energierekening mag niet onbetaalbaar worden. De stijgende nettarieven
zijn een van de redenen waarom de investeringen in wind op zee achterblijven. Het
kabinet onderzoekt de alternatieven nu amortisatie geen oplossing blijkt. Kan de Minister
inzichtelijk maken hoe het staat met de uitwerking van «Pieken en dalen» en welke
andere mogelijkheden wat dat betreft nog op tafel liggen?
De VVD is blij met de invoering van de contracts voor difference, waarmee ontwikkelaars
prijszekerheid wordt geboden, maar het is wel cruciaal dat de overheid tijdig heldere
eisen formuleert, zodat ondernemers stabiele kaders hebben voor een businesscase.
Hoe wordt de sector op dit moment hierbij betrokken?
Voorzitter. De uitrol van wind op zee staat of valt met de randvoorwaarden. In de
brief over het PAWOZ-Eemshaven wordt de aanlanding via Noord-Nederland toegelicht.
Het is essentieel dat de infrastructuur – kabels en stations – en de conversiecapaciteit
gelijke tred houden met de vraag naar elektriciteit van het bedrijfsleven. Kan de
Minister met een duidelijke planning komen met jaarlijkse mijlpalen, zodat vertragingen
snel zichtbaar worden of snel zichtbaar zijn?
Het is van belang dat de elektrificatie van de industrie gestimuleerd blijft worden.
De VVD is er dan ook blij mee dat de IKC-regeling met vier jaar wordt verlengd. Hoe
zorgt de Minister ervoor dat de energie-intensieve industrie erop kan vertrouwen dat
de stroom op tijd beschikbaar is? En welke compensatie komt er voor regio's die de
aanlanding van kabels en de stations faciliteren? Ik heb daar in eerdere debatten
ook al naar gevraagd.
Ook waterstof, zowel offshore als onshore, is onmisbaar in het kader van onze wind-op-zeeambitie.
Elektrolyse op land kan het net ontlasten door elektriciteit om te zetten in waterstof.
Hoe worden de aanvragers van vergunningen voor elektrolysers ontzorgd en hoe worden
onzekerheden verminderd? Kan dit worden gedaan door alvast gebieden aan te wijzen
of door tenderprogramma's te ontwikkelen? Hoe wordt tijdig ingezet op offshore-elektrolyse,
opdat waterstofleidingen, die tien keer meer energie kunnen vervoeren, bijdragen aan
het halen van onze ambities voor 2040? Hoe creëren we de juiste prikkels om de markt
in dezen verder op gang te helpen? Dat zijn allemaal vragen aan de Minister.
Tot slot, voorzitter...
De voorzitter:
Sorry, meneer De Groot, dat leidt tot een vraag van mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Luisterend naar de bijdrage, komt bij mij vooral één vraag op. Hoe wil de VVD er nou
voor zorgen dat zij niet alleen de oude industrie helpt met een fossiele subsidie
zoals de IKC, maar vooral ook de nieuwe, groene industrie en economie helpt?
De heer Peter de Groot (VVD):
Nou, dat doen we volop. De verduurzaming door de bedrijven betaalt zich ook uit doordat
ze minder energie verbruiken. Dat is dus goed voor die bedrijven zelf. Daar zijn ze,
denk ik, zelf ook heel erg blij mee. Ik denk dat de achterliggende vraag van mevrouw
Rooderkerk van D66 is: hoe zorgen we ervoor dat de verduurzaming van bedrijven doorgaat
en welke rol speelt de IKC daarin? De IKC speelt daar een belangrijke rol in, want
anders verduurzamen bedrijven op dit moment niet. Het hele ecosysteem van verduurzaming
zit anders namelijk op slot. Dat is dus: én de productie van wind op zee op gang houden
én de randvoorwaarden op orde brengen én ervoor zorgen dat bedrijven die investeringen
kunnen doen. Zo houd je het hele treintje aan de gang. De IKC speelt daar dus een
belangrijke rol in.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat is natuurlijk niet de enige manier. Een fossiele subsidie herinvoeren is natuurlijk
niet de enige manier om te verduurzamen en het is wat ons betreft ook niet de juiste
manier. Wij vinden ook dat de nettarieven en de energieprijzen waar bedrijven tegen
aanlopen, omlaag moeten. Daarover luidt de industrie in de Rotterdamse haven terecht
zo'n beetje elke week de noodklok. Wij hebben daar een voorstel voor gedaan dat is
aangenomen door de Kamer, maar door de Minister niet is uitgevoerd. Wij hebben namelijk
voorgesteld om grootschalige investeringen te doen in wind op zee, ook in de toekomst.
Dan hebben wij het over miljarden per jaar. Daarmee zorg je ervoor dat je vergroent
én dat de rekening niet wordt neergelegd bij de huidige gebruikers, maar wordt uitgesmeerd
over de komende generaties. Want deze investeringen in ons land zijn voor de komende
generaties van belang. De heer De Groot schetst nu dat we dit al doen en dat dit de
enige manier is, maar dat is niet zo. Daarom opnieuw mijn vraag: waarom helpt de VVD
vooral de oude industrie met deze maatregel en met het afschaffen van de CO2-heffing in plaats van dat zij de koplopers helpt, de vernieuwers, de nieuwe industrie
van de groene economie?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik maak allereerst bezwaar tegen de term «oude industrie». Het is onze industrie.
En onze industrie is niet een probleem, maar de oplossing voor de toekomst. Onze industrie
moeten we verduurzamen door te investeren in de industrie, zodat de industrie hier
blijft en zorgt voor banen en welvaart. De VVD ziet de industrie dus niet als een
probleem. En als je het «oude industrie» noemt, dan ... Dat wil ik als eerste maar
even gezegd hebben. Zo kijken wij daar niet naar.
Het tweede punt. Wij zijn ook voor het verspreiden van de kosten van de investeringen,
die onder andere in de netten worden gedaan, over de langere termijn. Daar zijn we
het helemaal over eens. Wij vragen de Minister in de debatten al langer hoe het zit
met een andere variant als amortisatie niet kan. Als je zodanig hoge investeringen
doet, moet je ervoor zorgen dat de nettarieven niet nog verder toenemen, want dan
moet er nog meer geld bij om de bedrijven uiteindelijk te kunnen verduurzamen. Dat
is het tweede, voorzitter, het tweede deel van de vraag.
En dan het derde. Ja, de VVD ziet echt dat de bedrijven vertrekken, dat ze de grens
overgaan als we ze op dit moment niet helpen. Dan houden we ze niet hier. Dan is er
niet alleen geen oude, maar ook geen nieuwe industrie. Het enige pad naar de uiteindelijke
verduurzaming dat wij zien, is dat de bedrijven die hier kunnen meemaken. Die bedrijven
hebben op dit moment een handje nodig, een beetje hulp nodig, zodat ze die transitie
wel blijven maken en die investeringen hier doen. De kranten staan vol met berichten
over bedrijven die óf uit de Rotterdamse haven vertrekken óf die duurzame investeringen
niet doen. Daar kun je je ogen niet voor sluiten.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Nee, maar de heer De Groot maakt er nu weer een soort tegenstelling van, zo van «wij
zijn voor de industrie en jullie niet», maar dat is natuurlijk onzin. Wij hebben heel
veel voorstellen gedaan om er juist voor te zorgen dat de industrie door kan, maar
ook kan vergroenen. Het probleem is juist dat de industrie ertegen aanloopt dat de
VVD allemaal plannen voor subsidies voor verduurzaming heeft teruggeschakeld, dat
de VVD de afgelopen jaren met allerlei maatregelen zwabberbeleid – dan weer wel, dan
weer niet – heeft laten zien, waardoor de industrie geen zekerheid heeft. Laten we
daar dus even duidelijk over zijn. Wij vinden het van groot belang dat de industrie
verduurzaamt. Het probleem dat ik schets en waarop ik de heer De Groot niet hoor ingaan,
is dat de VVD niks doet voor de koplopers, voor de nieuwe bedrijven die hier nog niet
zijn, maar die wel heel graag willen meedoen aan die groene economie. Ik geef een
concreet voorbeeld. Die elf plasticrecyclaars zijn over de kop gegaan omdat ze niet
zijn geholpen door de VVD, door dit kabinet, terwijl die natuurlijk juist de toekomst
zijn. Dit zijn in de toekomst ontzettend belangrijke bedrijven voor onze economie,
en die worden niet geholpen met fossiele subsidies.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik weet niet zo goed wat de vraag van mevrouw Rooderkerk is. Kijk, uiteindelijk ...
Sorry, er wordt buiten de microfoon gesproken. Als de vraag is wat de VVD doet voor
bedrijven in Nederland, dan zeg ik dat wij die bedrijven wel degelijk helpen, om ervoor
te zorgen dat zij hier hun verduurzaming kunnen meemaken, dat ze hier hun investeringen
kunnen doen. Dat is hoe de VVD ernaar kijkt. Dat antwoord heb ik net overigens ook
al gegeven.
De voorzitter:
U heeft nog zat interrupties, mevrouw Rooderkerk, dus u kunt het nog een keer proberen,
maar we kunnen ook naar mevrouw Kröger gaan, want zij wil ook een interruptie plegen.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat is goed, want ik krijg niet echt een antwoord op mijn vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De crux is natuurlijk dat we na jaren en jaren van VVD-Ministers op economie en industrie
zien dat de industrie het zwaar heeft, dat onze toekomstige industrie zwaar heeft,
dat wind op zee het zwaar heeft, terwijl dat eigenlijk de motor is van onze toekomstige
welvaart, en dat niemand blij is. En dan vraag ik via de voorzitter toch aan de heer
De Groot: hoe kijkt u daar nou naar?
De voorzitter:
Via de voorzitter, inderdaad. Dank u wel, mevrouw Kröger.
De heer Peter de Groot (VVD):
Over de uitvoering van klimaatbeleid, waar de VVD ook voor staat omdat die belangrijk
is om energie-onafhankelijk te worden, heb ik net al iets gezegd. Dat is ook gewoon
veiligheidsbeleid. Nu komt het erop aan dat beleid op een goede manier met elkaar
tot uitvoering te brengen. Dat is wat weerbarstiger dan elkaar hier in de Kamer overtoepen
over doelen die omhoog moeten of over nog meer geld dat erin moet. Je kunt hier namelijk
met elkaar van alles verzinnen voor wat je zou moeten doen, maar uiteindelijk gaat
het erom of het in de praktijk lukt. We zien gewoon dat er in de praktijk problemen
zijn en dat de ambitie die er is, bijvoorbeeld bij wind op zee, in heel Europa onder
druk staat. Het is heel goed dat deze Minister, op wie ik eigenlijk heel erg trots
ben, daar een realistisch beleid op voert en maatregelen neemt zoals de contracts
for difference om ervoor te zorgen dat die projecten uiteindelijk door kunnen gaan.
Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat de vraag naar groene energie niet wegvalt.
Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat we die ook via het net kunnen transporteren.
En dat is wat weerbarstiger dan we wellicht met elkaar in eerste instantie hadden
gedacht, want ook marktomstandigheden veranderen.
Mevrouw Kröger van GroenLinks-Partij voor de Arbeid vraagt mij hoe ik daarnaar kijk.
Nou, ik kijk met een realistische blik naar wat er nodig is om voortgang te blijven
boeken. Dat wij anders naar de wereld kijken, is wel duidelijk. Maar ik zal mij hier
vol voor blijven inzetten om ervoor te zorgen dat wij vooruitgang boeken en niet blijven
vastlopen door zand in de motor, bijvoorbeeld als het gaat om de vraag of die hele
keten wel op elkaar is aangesloten. Daarom heb ik hier ook namens de VVD al die vragen
gesteld.
De voorzitter:
De stemmingsbel gaat. Daar wachten we heel even op. Andere collega's gaan stemmen
in de plenaire zaal. Er is geen hoofdelijke stemming. Als de bel stopt, wil mevrouw
Kröger nog een vraag stellen. De bel stopt. Ik heb de tijd helemaal volgepraat.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dat de realiteit weerbarstig is, zal iedereen erkennen. De vraag is hoe je daarmee
omgaat. De vraag is of je dan klimaatmaatregelen schrapt, de routekaart loslaat en
eigenlijk alle spelers in die keten met lege handen laat staan – dat is namelijk wat
er nu gebeurt; geen van die partijen is blij – of zegt: nee, we nemen verantwoordelijkheid;
we vinden dat wind op zee de motor is van onze toekomstige welvaart en daarom gaan
we heel concreet stappen zetten. De VVD doet nu alsof dit een plek is om eens lekker
vrijblijvend een beetje te schetsen of te reflecteren op de stand van de wereld, maar
wij zijn de Tweede Kamer. Deze Minister is verantwoordelijk. Zij neemt maatregelen
die ertoe hebben geleid dat we de doelen die we met elkaar gesteld hebben en wettelijk
hebben vastgelegd bij lange na niet halen. Dan moeten wij toch zeggen: hier gaat echt
iets faliekant mis, Minister?
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik ben het er niet mee eens dat er iets faliekant misgaat. Ik ben hier ook niet vrijelijk
aan het bedenken van: goh, wat zal ik hier eens over zeggen? We zijn hier zeker de
Tweede Kamer. Dat is precies de reden waarom ik al deze vragen stel. Dat is waarom
ik vraag hoe de Minister alle randvoorwaarden die nodig zijn gaat verwezenlijken.
Dat is wat de VVD betreft een van de belangrijke dingen die we op dit moment moeten
doen. Mevrouw Kröger kan daar nog tien vragen over stellen, maar de VVD ziet gewoon
dat bedrijven in de Rotterdamse haven het op dit moment ontzettend moeilijk hebben,
dat er bedrijven vertrekken, dat investeringen in duurzame energie niet gedaan worden;
kijk naar Shell. Dan kunnen we hier hoog van de toren blazen omdat we de Tweede Kamer
zijn, maar we zijn als Tweede Kamer niks waard als we daar niet naar kijken, als we
daar niet naar luisteren. Er worden gewoon desinvesteringen gedaan. Bedrijven vertrekken
over de grens. Dat is gewoon de realiteit van de dag. Daarmee verliezen we welvaart.
Daarmee verliezen we banen.
Dat is precies de reden waarom ik pleit voor realistisch klimaatbeleid, mét de ambitie
om vrij te worden van energieleveranties uit landen waar we liever geen energie vandaan
halen. De weg daarnaartoe is om het daadwerkelijk te realiseren en niet om de ambities
nog wat op te schroeven, terwijl er in de praktijk uiteindelijk niks van terechtkomt.
Dat is het grote verschil in hoe we daar vandaag in dit debat naar kijken, denk ik.
De VVD sluit haar ogen niet, ook niet in de Tweede Kamer, voor de bedrijven die het
ontzettend moeilijk hebben om ten minste mee te kunnen doen in de energietransitie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De probleemanalyse delen we. Onze industrie heeft het zwaar. Dat geldt ook voor de
windbouwers en de hele keten. Maar daaronder zit natuurlijk wel het volgende. Hoe
langer we afhankelijk blijven van fossiel, hoe moeilijker die bedrijven het gaan hebben,
want we gaan niet meer terug naar dat hele goedkope gas dat we hadden toen we heel
veel Gronings gas hadden of nog zo veel van Poetin kochten. We gaan daar niet meer
naar terug. Lng is duur. De enige oplossing, de enige doorbraak, is dus meer schone
energie van eigen bodem. Wind op zee is daarbij dé grote kans voor Nederland. Als
je dat niet erkent – dat is eigenlijk wat de VVD doet door gewoon de ambities af te
schalen en dan te zeggen dat dat realisme is – dan doe je niks voor onze industrie,
niks voor ons toekomstig verdienvermogen en niks voor al die bedrijven in de keten
van wind. Dan laat je ons land gewoon vallen. Dat is waar het om gaat. Dan gaat er
echt iets faliekant mis. Dat is wat de VVD doet door de fossiele lock-in keihard vast
te houden.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik vind het helemaal prima dat ik als VVD'er hier van allerlei dingen beticht word,
maar ik lees nog even voor wat ik net gezegd heb. «Zoals ik aangaf, vormt wind op
zee de ruggengraat van de energietransitie.» Ik herhaal: «Zoals ik aangaf, vormt wind
op zee de ruggengraat van de energietransitie.» Ik noem het twee keer. Nu heb ik het
dus drie keer voorgelezen. Ook deze Minister laat overigens zien dat ze inzet op wind
op zee. Mevrouw Kröger van GroenLinks-Partij van de Arbeid kan mij in dit debat van
alles verwijten en aanwrijven, maar ik doe hier allerlei voorstellen en stel allerlei
vragen over de manier waarop we wind op zee ook daadwerkelijk in de benen houden.
Deze Minister heeft ook gezegd: ik hou vast aan het doel van 30 tot 40 gigawattuur
voor wind op zee. Deze Minister schaalt dus helemaal niet af. Deze Minister heeft
alleen een beetje tegenwind. De Kamer heeft ook gevraagd om maatregelen, waaronder
contract for difference, om ervoor te zorgen dat de businesscase wél rondkomt. Het
feit is gewoon dat de tenders onder druk staan, en niet alleen in Nederland. Daar
moeten we mee aan de slag. Daar kunnen we onze ogen niet voor sluiten. Ik probeer
gewoon een realistisch verhaal neer te zetten. Mij hier nu een beetje aanwrijven dat
de VVD daar niet voor wil gaan en daar niet voor is, doet geen recht aan de bijdrage
die ik heb geleverd en ook niet aan de vragen die ik daarover stel en aan mijn inzet.
Ik deel hier namelijk niet alleen een probleemanalyse; ik stel ook oplossingen voor
om ervoor te zorgen dat die projecten voor wind op zee daadwerkelijk vergund gaan
worden. Dat is het belangrijkste: dat ze vergund gaan worden.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, uw laatste interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Je kunt drie keer de zin voorlezen dat wind op zee een ruggengraat is, maar als je
de routekaart loslaat – dat is feitelijk wat deze Minister doet – dan heb je een heel,
heel zwak ruggetje. Dan breekt het hele systeem. Mijn vraag aan de heer De Groot is
dus of hij nog steeds staat voor de routekaart voor wind op zee, naar 21 gigawatt
in 2032, en wat hij vindt dat er moet gebeuren om dat te realiseren.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik heb net aangegeven dat ik zie dat de Minister nog steeds gaat voor de doelstelling
van 30 tot 40 gigawattuur.
Voorzitter, nu wordt er weer iets buiten de microfoon gezegd. Ik vind dat heel vervelend.
Mag ik dat zeggen tegen u, voorzitter?
De voorzitter:
Dat mag u zeker zeggen.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik ben aan het woord; ik ben mijn antwoord aan het geven, maar ik word gewoon onderbroken.
Dat vind ik heel vervelend.
De voorzitter:
U heeft het woord. Gaat uw gang.
De heer Peter de Groot (VVD):
Het antwoord is dus dat ik achter de ambitie van de Minister sta, dat ik heel graag
zou zien dat de eerstvolgende tenders lukken, dat daarvoor nodig is dat we garanties
afgeven, dat ik aan de Minister vraag hoe het daarmee staat en dat ik ook van de Minister
wil horen of dat gaat lukken. De berichten om ons heen over de tenders voor wind op
zee zijn namelijk niet zo rooskleurig. In die zin ... Nou ja, ik kan dat zinnetje
nog vijf of zes keer oplezen, maar dat heeft niet zo veel zin. Dit is het standpunt
van de VVD.
De voorzitter:
U heeft nog bijna twee minuten. Gaat u verder met uw betoog.
De heer Peter de Groot (VVD):
Voorzitter. Ik ben bijna klaar, want ik was aan het slot van mijn bijdrage gekomen.
Ik wil het nog kort hebben over wind op land. Daarbij hanteert de VVD een strakkere
lijn. We willen landelijke normen voor afstand en geluid, een voorafgaande draagvlaktoets
en het schrappen van ongeschikte zoekgebieden. Ik heb een vraag aan de Minister. Kan
de Minister toezeggen dat deze criteria voortaan harde voorwaarden worden bij tenders?
En is zij bereid om zoekgebieden opnieuw te beoordelen, zodat gebieden dichtbij woningen,
dorpen of natuurgebieden worden uitgesloten?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn geen interrupties meer, dus dan zijn we aan het einde gekomen
van de eerste termijn van de kant van de Kamer. We gaan even schorsen, zodat de Minister
zich kan voorbereiden. Om 11.10 uur hervatten we het debat.
De vergadering wordt van 10.45 uur tot 11.13 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Klimaat en Groene Groei.
In dit commissiedebat zijn de Regionale Energiestrategieën en wind op zee aan de orde.
We zijn toe aan de eerste termijn van het kabinet. Ik geef de Minister graag het woord.
We zitten ruim in de tijd. Zes interrupties kunnen volgens mij dus prima. We kijken
later wel of het er misschien nog meer kunnen worden. Het woord is aan de Minister.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank. Dank voor alle gestelde vragen. Ik zal de vragen in twee blokken
beantwoorden. Ik begin met alle vragen die gesteld zijn rondom wind op zee. De vraag
over de aanlanding in Noord-Nederland valt daar bijvoorbeeld ook onder. Daarna komt
een mapje met alle vragen die over zon en wind op land zijn gesteld, zoals de vraag
over de opslag die mevrouw Rooderkerk mij stelde, en de vraag over de RES-regio's.
Voorzitter. Ik begin met wind op zee. Het is vandaag al een paar keer gezegd, maar
ook het kabinet ziet wind op zee als de belangrijkste energiebron voor een betrouwbaar,
betaalbaar en onafhankelijk energiesysteem in de toekomst. Binnen een diverse energiemix
is wind op zee de enige schaalbare, hernieuwbare energiebron. Tegelijkertijd zien
we dat de energietransitie heel erg complex is en lopen we zeker bij de realisatie
van wind op zee tegen allerlei uitdagingen aan. Toen het vorige kabinet ervoor koos
om de ambitie te verdubbelen, is gewaarschuwd voor een aantal risico's, bijvoorbeeld
het risico op een mismatch tussen vraag en aanbod. Nu zien we dat die zich in de praktijk
ook daadwerkelijk voordoen. Dat maakt dat deze sector onder druk staat en het lastig
heeft. Dat is door u allen in verschillende bewoordingen uitgedrukt. Dat leidt ertoe
dat we moeten constateren dat niet alle plannen haalbaar zijn en dat het ook niet
noodzakelijk is dat die worden gerealiseerd in het tempo dat we ooit bedacht hebben.
Daarom heb ik in het WIN beschreven dat we voor 2040 de focus leggen op het in elk
geval realiseren van de onderkant van de bandbreedte van 30 gigawatt en de ruimte
houden om naar 40 gigawatt door te kunnen groeien. Nu, in 2025, is iets meer dan 6
gigawatt wind op zee gerealiseerd. Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Kröger
over de 9 gigawatt zal ik zo meteen ingaan op de stand van zaken bij de routekaart.
Het allerbelangrijkste voor het kabinet was om bij de Miljoenennota keuzes te maken
en alles op alles te zetten om te voorkomen dat de ontwikkeling van wind op zee volgend
jaar stilvalt. Ik denk dat dat het allerergste zou zijn voor de bedrijven die werkzaam
zijn in de windsector. Mevrouw Kröger vroeg daar ook naar; ik zal daar straks nog
nader op ingaan. Daarom is het Actieplan windenergie op zee gemaakt en gepresenteerd.
Daarmee stimuleren we zowel de aanbodkant als de vraagkant. Voor de aanbodkant schrijven
we op de korte termijn een tender met subsidie uit, maar daarmee zijn we er niet.
Dat realiseer ik mij. Daar vroeg mevrouw Rooderkerk ook naar. Je moet ook structureel,
voor de langere termijn, stappen zetten. Dat zit ’m in de contracts for difference,
maar daar zit ook een financieel aspect aan. Daar zal ik straks op doorgaan. De keuzes
die het kabinet maakt, zijn gericht op het voorkomen van stilvallen, want stilvallen
is het allerergste wat ons kan overkomen. Daar ben ik echt van overtuigd. Dat geldt
natuurlijk voor de energietransitie in het algemeen. Zoals ik al zei, zou de windsector
daar zwaar onder lijden en de hogere vertragingskosten die TenneT dan zou maken, zouden
daardoor in onze nettarieven terechtkomen.
Voorzitter. De heer Vermeer zei dat je niet moet doorgaan met wind op zee en er eerst
voor moet zorgen dat de netcongestie wordt opgelost. Hij is hier nu niet meer, maar
ik hecht er wel aan om te zeggen dat ik die twee dingen echt uit elkaar haal. Natuurlijk
moet netcongestie worden opgelost; het probleem moet in elk geval worden verkleind.
De netcongestie pak ik aan via het Landelijk Actieprogramma Netcongestie, via de versnellingsaanpak
die in april is gepresenteerd. Maar we moeten ook doorgaan met het ontwikkelen van
wind op zee, want het is niet zo dat het elektriciteitsgebruik door netcongestie niet
meer zou kunnen groeien. Voor elke tenderronde vraagt het kabinet aan TenneT of de
windparken nog op het net kunnen worden aangesloten. Dat kan, en dat geldt dus ook
voor de volgende tenderronde. Ook Doordewind – de heer Vermeer verwees daarnaar in
zijn bijdrage toen hij inging op de Wantijroute – kan worden aangesloten op het landelijk
elektriciteitsnet. Daarnaast geldt dat windparken vooral dicht bij energieclusters
worden aangeland, zodat die energie het landelijk elektriciteitsnet zo min mogelijk
ophoogt. Tot slot zeg ik op de opmerking van de heer Vermeer dat windparken die in
de komende jaren worden vergund, vanaf 2031 op het net worden aangesloten. In de tussentijd
werken we via het Landelijk Actieprogramma Netcongestie natuurlijk keihard door om
die problematiek verder op te lossen.
Voorzitter. Dan over de routekaart. Mevrouw Kröger vroeg of ik de routekaart loslaat.
Ik laat de routekaart niet los; ik houd de routekaart op gang. Ik zei net al dat stilvallen
het allerergste is wat ons kan gebeuren. Dat betekent wel dat een deel van de routekaart
later zal worden gerealiseerd dan we oorspronkelijk hadden gepland. Mevrouw Kröger
noemde de 9 gigawatt: dat klopt. Even heel precies. Het vorige kabinet kondigde aan
dat de verdubbeling van de ambitie – de huidige routekaart – iets zou opschuiven in
de tijd. Je zou kunnen zeggen dat dit de eerste 4 gigawatt verlating of vertraging
was. Door de keuzes die ik gelet op de huidige situatie in de windsector heb moeten
maken, komt daar nog eens 5 gigawatt bij. De al eerder gecommuniceerde vertraging
plus het effect dat nu optreedt door de afschaling van de omvang van de tenders van
dit jaar en volgend jaar leiden samen tot de vertraging van 9 gigawatt die mevrouw
Kröger ook noemde.
De voorzitter:
Minister, voordat u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Toch om het heel scherp te hebben. De Minister haalt de 2040-termijn erbij en zij
heeft het over de routekaart van het vorige kabinet. Volgens mij zat de partij van
deze Minister daar ook bij, maar goed... De routekaart die in het regeerakkoord wordt
genoemd, gaat over 21 gigawatt in 2032. Zegt de Minister nou: dat gaat niet meer gebeuren?
Minister Hermans:
Je hebt de routekaart waarbij in 2032 21 gigawatt gerealiseerd zou worden. Ik noemde
net de 30 tot 40 gigawatt voor 2040. Die staan daar los van; dat komt daarna. De 21
gigawatt van de huidige routekaart halen we niet in 2032, want ik moet helaas – dat
zeg ik er wel bij – nog wat extra vertragen. Maar dat doe ik om te voorkomen dat het
helemaal stilvalt. Daar komt dus nog een vertraging van 5 gigawatt bij door de keuzes
die we in 2025 en 2026 maken. Daarmee zal de routekaart op z'n vroegst in 2033 gerealiseerd
zijn. Als de tenderronde met die subsidie volgend jaar lukt, als we daarna vanaf 2027
met de contracts for difference gaan werken en als het lukt om dan weer op ons schema
van 4 gigawatt te komen, dan kan je het dus halen om de routekaart in 2033 te realiseren.
Maar de marktsituatie zal daar natuurlijk ook op van invloed zijn: lukt het volgend
jaar om met die subsidietender de 2 gigawatt te vergunnen? Dat gaat een belangrijk
moment worden.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger heeft nog een vraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dit wel een vrij cruciaal punt. Er worden namelijk een aantal keuzes gemaakt – het
afschalen van de ambitie voor komend jaar en het afschalen van wat de afgelopen jaren
is gebeurd – terwijl er nog geen zicht op is, ook niet met het flankerend beleid,
dat de getallen die de Minister net noemde in 2027 of 2028 gerealiseerd kunnen worden.
Daarmee laat de Minister die hele routekaart toch uit haar handen vallen?
Minister Hermans:
Dat zou ik te cynisch vinden. Ik zei net al over deze routekaart: no regret. Het aantal
dat we daarin hebben afgesproken, de 21 gigawatt, hebben we nodig. Sterker nog, alle
scenario's laten zien dat de 30 gigawatt in 2040 echt de onderkant is van wat we nodig
hebben.
Even terug naar deze routekaart, want we zitten volop in de uitvoering van deze routekaart.
Ik heb inderdaad voor 2025 een besluit moeten nemen. Eerst hebben we ervoor gekozen
om de kavels op te knippen en uiteindelijk hebben we ervoor gekozen om maar een kleinere
tender uit te zetten, dit jaar nog subsidievrij. Voor volgend jaar zou ik eigenlijk
ook voor meer moeten tenderen, maar ik doe dit om zowel dit jaar als volgend jaar
de kans van slagen van de tenders zo groot mogelijk te maken. Ik vind het ook pijnlijk;
het is niet dat ik dit met plezier doe. Ik doe dit vanuit de overtuiging dat de kans
dat het helemaal stilvalt en helemaal niet lukt, groter is als ik de getallen die
we ooit bedacht hadden, gewoon maar laat staan. Dan maar liever iets kleinere aantallen,
zodat die beweging er wel in blijft. Dat is voor de windsector ook belangrijk.
Maar ik realiseer mij ook dat we er nog niet zijn met het nu aankondigen van een tender
met subsidie voor volgend jaar. De contracts for difference beginnen met het creëren
van die mogelijkheid in de wet. Daarvoor zullen ook financiën gerealiseerd moeten
worden. Op het verder stimuleren van de vraag, waar mevrouw Kröger terecht vragen
over heeft gesteld, zal ik zo ingaan. Het is hiermee dus niet klaar. Sterker nog,
hiermee begint het pas. Wat ik nu in het actieplan heb gedaan en wat ik het afgelopen
jaar al heb gedaan met de aanpassingen rondom de tender die nu in oktober gaat lopen,
is alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat deze tender en die van volgend jaar
slagen. Daarbij heb ik ook gekeken naar wat er in de landen om ons heen gebeurt en
waar collega's van mij in België, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken mee te maken
hebben. Ze hebben allemaal dezelfde struggle met de lastige marktsituatie.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger? U wacht even. Volgens mij komen er nog allemaal antwoorden op vragen
over wind op zee. De Minister gaat dus verder met haar betoog.
Minister Hermans:
Ja, voorzitter. In het verlengde van deze vraag van mevrouw Kröger en dit interruptiedebat,
beantwoord ik graag de vraag van de heer De Groot. Kan ik met een planning komen met
jaarlijkse mijlpalen voor de aanleg van de netinfrastructuur om vertragingen en investeringsrisico's
vroeg zichtbaar te maken? De planning van de aanleg van het net op zee is onderdeel
van het ontwikkelkader windenergie op zee. Dat ontwikkelkader is met de Kamer gedeeld.
De routekaart naar de 21 gigawatt zit daar ook in en het kabinet heeft aan TenneT
de opdracht gegeven om daarvoor het net op zee aan te leggen. Daarin zijn ook mijlpalen
voor TenneT en de windontwikkelaars opgenomen. Die mijlpalen zijn vervolgens verwerkt
in de contracten die TenneT heeft afgesloten met zijn aannemers en onderaannemers.
Omdat we in 2025 en 2026 bij elkaar opgeteld dus niet 8 gigawatt, maar 3 gigawatt
gaan vergunnen, wordt de 5 gigawatt waar ik het net met mevrouw Kröger over had, vertraagd
gerealiseerd, dus later dan we eerder hadden gedacht. Daarom moeten we de routekaart
wel actualiseren, want ik vind het wel belangrijk dat we daarvan een goed en zo transparant
mogelijk overzicht geven. Daar wordt nu aan gewerkt. In de loop van volgend jaar zal
dat klaar zijn en met de Kamer worden gedeeld. Ik ga natuurlijk wel nog dit jaar aangeven
wat we in 2026 gaan doen. Het is dus niet zo dat we wachten met dat actualiseren en
dan dit jaar verder geen duidelijkheid bieden voor volgend jaar.
Voorzitter. Mevrouw Rooderkerk stelde een vraag over de subsidietender van volgend
jaar. Zij vroeg of de 1 miljard die daarvoor nu is gereserveerd, genoeg is. We zijn
nu hard bezig met het voorbereiden van een subsidietender voor 2 gigawatt op zee,
zodat we die volgend jaar open kunnen stellen. Ik heb in elk geval die 1 miljard in
het Klimaatfonds gereserveerd. Dat was de maximale, te verantwoorden ruimte die ik
daarvoor kon vinden. Ook dit waren geen makkelijke keuzes, maar je moet altijd kiezen
in schaarste. En wat is voor mij nu belangrijk? Nou, alles op alles zetten om die
beweging, de aanleg van wind op zee, in gang te houden. Daarom heb ik dit geld daarvoor
gereserveerd. Tegelijkertijd onderzoeken wij nu hoe je die subsidietender precies
vorm moet geven en welke kosten daarmee gepaard gaan. Daarover vragen we nu advies
aan het PBL. We kijken daarbij ook naar de uitkomsten van de subsidievrije tender
die nu, in oktober, loopt. Ik kan dus nog geen uitspraak doen over de exacte kosten
van die subsidietender of zeggen wat de benodigde middelen exact zijn. Natuurlijk
zal ik de Kamer daarover informeren zodra ik dat weet.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Even voor wat meer scherpte. Het kan toch niet zo zijn dat de Minister zegt: ik trek
gewoon een bedrag uit en we kijken wat het wordt? Of wel? Zij heeft aangegeven dat
de ambitie voor wind op zee is verlaagd. Dat vinden wij ontzettend zonde, maar dat
heeft ze aangegeven. Daarbij heeft ze gezegd: we willen in 2026 2 gigawatt. Klopt
dat met dit bedrag? Wij zijn bang dat dit niet genoeg is; daar maken wij ons zorgen
over.
Minister Hermans:
Ik houd er rekening mee dat dit niet het hele bedrag is. Ik ga nu niet speculeren
over wat het bedrag wel moet zijn, want dan geef ik mogelijk vooruitlopend op die
tender informatie prijs, wat niet helpt bij het goed vormgeven van die tender. Maar
als achter de vraag van mevrouw Rooderkerk de vraag schuilgaat of ik daarmee op de
begroting rekening heb gehouden, dan is het antwoord: ja. Ik moest nu in de Miljoenennota
zichtbaar maken wat je maximaal vanuit het Klimaatfonds kon doen. Als er meer nodig
is, zal ik op mijn eigen begroting naar middelen zoeken en dan kijk ik in eerste instantie
naar middelen voor de SDE. Maar wat de exacte omvang van dat bedrag is? Daarvoor wil
ik echt met het PBL en op basis van het advies van het PBL nagaan hoe we die tender
kwalitatief en kwantitatief goed vorm kunnen geven.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dat betekent dus dat die 2 gigawatt staat en dat de Minister wil zorgen voor het bedrag
dat daarvoor nodig is. Dat kan dus meer zijn dan wat daarvoor nu is vrijgemaakt in
het Klimaatfonds. Check.
Minister Hermans:
Zeker.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Hermans:
Voorzitter. Mevrouw Rooderkerk vroeg mij wanneer er duidelijkheid komt over het budget
voor de contracts for difference en de SDE++ vanaf 2027. Voor de contracts for difference
en/of de SDE++ vanaf 2027 zijn op dit moment geen middelen beschikbaar, maar we hebben
afgesproken dat wij in het voorjaar van 2026 duidelijkheid willen geven over de benodigde
middelen voor de openstelling van de SDE++ en voor de contracts for difference voor
wind op zee in 2027. Naar ik meen, heb ik dat ook bij de Voorjaarsnota aan de Kamer
gemeld. Bij het bepalen van de beschikbare middelen moeten natuurlijk ook alle andere
belangen en onderwerpen waar geld naartoe moet, meegewogen worden. En ik vermoed maar
zo dat dit ook op de formatietafel ligt. Maar voor de markt en iedereen die hierbij
betrokken is, is het natuurlijk belangrijk dat die duidelijkheid er komt.
Mevrouw Rooderkerk vroeg mij ook naar een vergelijkende toets in de toekomstige tenderrondes
voor wind op zee. We gaan volgend jaar de subsidietender openen. Op dit moment is
het niet mogelijk om een vergelijkende toets met subsidie te houden. In de Wet windenergie
op zee zijn de opties los van elkaar gedefinieerd. Je doet dus of een vergelijkende
toets of een subsidie. Bij het aanpassen van de Wet windenergie op zee, waarbij de
contracts for difference ook mogelijk worden gemaakt, willen wij het combineren van
opties wel tot de mogelijkheden laten behoren. Dat moeten we dus juridisch regelen.
Dat kan volgens de wet nu dus niet. Dat over de vergelijkende toets.
De voorzitter:
Een vraag van mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik ga nog kort in op de vorige vraag. Partijen op de markt geven aan dat zij meer
duidelijkheid willen over de contracts for difference en de SDE van 2027. Daar maken
wij ons ook zorgen over. De Minister geeft aan: die wordt in het voorjaar van 2026
gegeven; we hebben daar nu geen geld voor gereserveerd en daar moet een volgende keer
nog over onderhandeld worden. Maar had dat budget niet beter nu al geregeld kunnen
zijn? Wij willen natuurlijk niet dat dingen spaak lopen en projecten niet doorgaan.
Minister Hermans:
Ik snap het belang van zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen. Die openstelling en
de duidelijkheid komen altijd bij de Voorjaarsnota. De eerlijkheid gebiedt te zeggen
dat wij op het moment dat we de Miljoenennota maakten al wisten dat we demissionair
waren, dat een formatie aanstaande is en dat de middelen schaars zijn; daar moet ik
ook gewoon eerlijk over zijn. Je geeft liever zo snel als mogelijk duidelijkheid.
De afgelopen jaren gebeurde dat ook steeds bij de Voorjaarsnota. Dan staan de uitgaven
natuurlijk ook op de agenda.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Hermans:
Voorzitter. De heer De Groot en volgens mij ook mevrouw Rooderkerk vroegen hoe de
sector wordt betrokken bij de vormgeving van de contracts for difference. Om die contracts
for difference mogelijk te maken is een wetswijziging nodig. Daarbij is consultatie
natuurlijk sowieso een vast onderdeel. Verder gaat het in de gesprekken die we hebben
met de sector ook over de vraag hoe je die contracts for difference nou vormgeeft.
Die moeten namelijk voor iedereen gaan werken.
De heer De Groot vroeg hoe het bedrijfsleven erop kan vertrouwen dat de geproduceerde
stroom tijdig wordt geleverd. Ik herhaal nog maar dat echt iedereen, zowel de windsector
als de afnemers uit de industrie, gebaat is bij een stabiele en voorspelbare uitrol
van wind op zee. Met de routekaart en het ontwikkelkader, met daarin natuurlijk de
opdracht aan TenneT, zetten we alles op alles om zo veel mogelijk duidelijkheid over
de planning en de uitrol te geven. Maar we zien ook dat dat niet meer voldoende is,
omdat het onzeker is of windparkontwikkelaars investeren in windparken op zee. Dat
is de hele reden waarom we weer toegaan naar een tender met subsidie. Ik zei net al
iets over de middelen die je dan voor de langere termijn nog moet reserveren of vrij
moet maken. Dat kunnen contracts for difference zijn in 2027. Je zou nog iets extra's
met een subsidietender moeten doen, maar vanaf 2027 moet het echt via contracts for
difference gebeuren; dat zegt ook de Europese Commissie. Het vrijmaken van middelen
daarvoor gaat natuurlijk langjarig een perspectief bieden. Dan heb je niet alleen
het instrument van de contracts for difference, maar ook het geld dat daarbij hoort.
Dat is de kant van het aanbod. Er is natuurlijk ook de kant van de vraag. Het bedrijfsleven
moet verder elektrificeren en die stroom ook daadwerkelijk gaan afnemen. Daarbij focust
het kabinet op dit moment op het wegnemen van knelpunten zodat het bedrijfsleven ook
daadwerkelijk kan elektrificeren. Heel belangrijke punten zijn natuurlijk netcongestie
en de verlenging van de IKC-regeling, maar ook het PPA-garantiefonds waar mevrouw
Kröger naar vroeg.
Misschien gelijk even iets over dat garantiefonds. We hebben nu een klein bedrag vrijgemaakt.
Dat doen we om te onderzoeken hoe je dat nou precies moet vormgeven zodat het ook
gaat doen wat het moet doen. Daarna zal ook daar geld voor vrij moeten worden gemaakt,
zowel aan de overheidskant als natuurlijk aan de marktkant. Invest-NL zal daar ook
een rol in spelen.
Dan kom ik op de vraagcreatie. Die hangt hier natuurlijk nauw mee samen. Ik noemde
al het verlengen van de IKC-regeling en de garantieregeling, maar dat is niet het
enige. We onderzoeken en werken nog aan een aantal andere maatregelen. In Europees
verband zetten we in op maatregelen die de concurrentiepositie van Nederland verbeteren,
zowel ten opzichte van de rest van Europa als van de wereld. Een gelijker speelveld
en een betere concurrentiepositie maken investeren in verduurzaming en elektrificatie
natuurlijk aantrekkelijker. Die zaken moeten op die manier de vraag stimuleren.
Het nieuwe Europese staatssteunkader, het CISAF-kader, geeft ook de mogelijkheid tot
het geven van subsidies voor elektriciteitsprijzen. Dat zou een manier kunnen zijn
om die elektriciteitsprijs te verlagen en daarmee investeringen te stimuleren. Dan
hebben we de contracts for difference. Die kunnen we natuurlijk tweezijdig doen, maar
ook vierzijdig. Dan ga je combinaties tussen aanbod en vraag nog verder stimuleren.
Hoe dat er precies uit kan zien, brengen wij nu in kaart zodat daar voor de toekomst
keuzes in gemaakt kunnen worden. Je zou de IKC's nu tot 2028 kunnen verlengen. Dat
mag Europees gezien tot 2031. Het budget is er nu alleen tot 2028.
Voorzitter. Dan het Noordzeepact, waar mevrouw Kröger mij naar vroeg en mij volgens
mij ook al eens een keer eerder naar gevraagd heeft. Ik ben het heel erg met mevrouw
Kröger eens dat je juist door de situatie waar we nu in zitten dat hele nauwe overleg
en die afstemming nodig hebt tussen alle betrokken partijen. Ik had al toegezegd dat
ik zo'n gesprek zou organiseren. Dat staat nu gepland op 30 oktober. Dan heb ik weer
een stuurgroepvergadering. Ja, dat is een bijzondere datum, maar ik wilde toch maar
gewoon doorgaan, ook op 30 oktober, want dit vraagstuk vraagt om continue aandacht
en doorwerken. Dan staat er dus weer een stuurgroep verduurzaming industrie op de
agenda. Daarvoor is ook de windsector uitgenodigd. TenneT zit daar ook aan tafel.
Dus dan hebben we alle partijen aan tafel. Dan wil ik een eerste gesprek voeren en
ook kijken hoe we er vanaf dan een vervolg aan geven. Ik zal dus indachtig de vraag
van mevrouw Kröger dat gesprek voeren en daarna natuurlijk aan de Kamer laten weten
wat voor mogelijkheden ik zie om daarmee verder te gaan en ook welke mogelijkheden
vanuit de sector gezien worden om daarmee verder te gaan. Sectoren, moet ik zeggen.
Voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg mij ook naar IJmuiden Ver Alpha, hoe we nou zorgen
dat de projecten die al vergund zijn doorgaan en of dit project snel van start gaat.
We zijn in het kader van de verslechterende marktsituatie in gesprek met de partij
die IJmuiden Ver Alpha gaat bouwen of die die tender vergund heeft gekregen. De opleverdatum
in de vergunning voor dit kavel staat voor 2029, maar we zijn, zoals ik al zei, ook
met hen in gesprek, net zoals we bij de andere vergunde tender met Zeevonk gesprekken
gevoerd hebben. Ik zie het belang ervan dat het doorgaat, dus dat doen we.
Voorzitter. Dan kom ik bij de vragen die over elektrolyse zijn gesteld. De heer De
Groot vroeg mij of ik inzet op een tijdige doorontwikkeling hiervan.
De voorzitter:
Heel even. Bent u klaar met wind op zee, met alle vragen over wind op zee?
Minister Hermans:
Ja, ik heb nu twee vragen over elektrolyse en de tunnelroute.
De voorzitter:
Ik heb de mapjes ook niet helemaal in mijn hoofd.
Minister Hermans:
Er is nog een vraag over Tata gesteld.
De voorzitter:
Er komt dus nog meer over wind op zee. Dan wachten we rustig af. Gaat u verder.
Minister Hermans:
Ja, elektrolyse raakt ook aan wind op zee. Vandaar.
De voorzitter:
Ja, je hebt elektriciteit nodig.
Minister Hermans:
Precies.
De voorzitter:
Oké, gaat u verder met uw antwoord aan de heer De Groot.
Minister Hermans:
De energie uit windparken op zee wordt met kabels naar land gebracht. De verwachting
is dat er minder energie uit wind op zee en minder waterstof nodig is om in de vraag
te voorzien. Dat is de reden dat we die aanpassing in dat WIN hebben gedaan voor de
zomer. Daarom is ook de urgentie van waterstof op zee veranderd en heb ik besloten
om die demonstratieprojecten te pauzeren, in elk geval voor vijf jaar. Daarbij heb
ik wel gezegd dat we in 2028 gaan kijken wat de stand is en hoe we daarmee verdergaan.
We zullen de komende jaren wel moeten doorgaan met onderzoek, internationale samenwerking
en het leren uit bestaande projecten zodat we alle kennis in huis hebben om op een
later moment alsnog elektrolyse of elektrolysers bij windparken op zee te kunnen realiseren.
De heer De Groot vroeg mij ook hoe vergunningsaanvragen voor elektrolyse verder kunnen
worden ontzorgd. TNO onderzoekt op dit moment in opdracht van het kabinet de opties
om de kosten en risico's van elektrolyseprojecten te verlagen en kijkt daarbij ook
naar de beschikbare ruimte en de vergunningen. Dat onderzoek volgt weer op een inventarisatie
van ideeën uit de sector die afgelopen jaar door NLHydrogen, de brancheorganisatie,
op verzoek van het kabinet is gedaan. Ik verwacht de resultaten van het onderzoek
komend voorjaar, zodat we ze nog kunnen betrekken bij de derde OWE-elektrolysetender
in het tweede kwartaal van volgend jaar. In de tussentijd helpt het kabinet, waar
dat kan, bedrijven die tegen concrete problemen aanlopen.
Voorzitter. Ik begrijp dat mevrouw Kröger het vroeg, want dit had net ook gekund,
in de Tata-vraag over vraagcreatie. Waarom staat daar niks in over wind op zee? De
maatwerkafspraken met Tata, en meer in het algemeen, gaan over hoe een bedrijf gaat
verduurzamen. De manier waarop zij dat doen, met welke energiedrager en met welke
techniek is aan het bedrijf zelf. Specifiek wat betreft Tata: in de plannen staat
dat Tata gaat overstappen op groene energiebronnen, zoals waterstof en biomethaan.
Zoals de adviescommissie stelt, levert Tata als grote afnemer een belangrijke bijdrage
aan de ontwikkeling van de markt van deze groene energiebronnen. Wij hebben ons gecommitteerd
aan het blijven stimuleren van de markt van waterstof en biomethaan.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Kröger. Doet de microfoon het nu?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja. Ik zal niet ingaan op de specifieke casus van Tata, want daar is echt een heel
apart debat voor nodig. Dit antwoord schetst precies wat er is misgegaan in het industriebeleid
van de afgelopen jaren. De Minister zegt eigenlijk: we maken specifieke maatwerkafspraken
met een bedrijf en dat bedrijf gaat zelf over de techniek die het inzet. De Minister
heeft aan de ene kant een traject van maatwerkafspraken met hele grote gebruikers
van energie en aan de andere kant zegt ze: de routekaart voor wind op zee halen we
niet meer, want er is geen vraag naar. Dit wordt niet bij elkaar gebracht. Wij hebben
de hele tijd gezegd – dat is ook de basis van het Noordzeepact – dat je het bij elkaar
moet brengen, dat je ervoor moet zorgen dat bedrijven elektrificeren en worden gekoppeld
aan de bouwers van windparken. Zorg dat het bij elkaar komt. Mijn hele specifieke
vraag is: als er eindelijk gekozen wordt voor het PPA-garantiefonds, waarom wordt
daar dan niet nu al geld voor gereserveerd, zodat het snel van start kan gaan? Waarom
wordt dat weer op de lange baan geschoven? We hebben haast, zeg ik tegen deze Minister.
Minister Hermans:
Ik maak er echt bezwaar tegen dat de suggestie wordt gewekt dat ik die routekaart
een beetje naast me neerleg. Dat is echt totale onzin, totale nonsens. Die routekaart
is een ongelofelijk belangrijke richting. Maar ik zie me wel geconfronteerd met een
waarschuwing die ook al door het vorige kabinet is gegeven, namelijk dat er een mismatch
tussen vraag en aanbod kan ontstaan. Er kunnen zich in de markt ontwikkelingen voordoen
die maken dat we opnieuw moeten kijken naar de vraag: hoe zorg je dat je die routekaart
realiseert? Dit aanbod van elektriciteit hebben we nodig in ons toekomstige energiesysteem,
maar hoe doen we dat op zo'n manier dat we het allemaal kunnen bijbenen? Dat is wat
ik met die routekaart doe en heb gedaan.
Ik ben het volkomen eens met mevrouw Kröger dat we de vraag moeten blijven stimuleren
en creëren, en dat daar goed overleg en een goede afstemming voor nodig is. Daarom
heb ik haar in het vorige debat toegezegd dat ik dat gesprek zal voeren in de volgende
stuurgroep verduurzaming industrie. Nogmaals, die vindt plaats op 30 oktober. Als
daar een handzame aanpak uitkomt om daarmee verder te gaan, dan doe ik dat graag en
dan ben ik ook bereid om dat op te pakken. De maatwerkafspraken dragen natuurlijk
ook bij aan het creëren van de vraag, maar het zit niet alleen in die maatwerkafspraken.
Het zit ook in alle subsidieregelingen die we hebben om innovatie en verduurzaming
te stimuleren. Daar komt ook elektrificatie uit voort. Dus ja, die vraagcreatie moet
doorgaan en ja, we moeten die vraag heel dicht bij het aanbod gaan krijgen, in de
praktijk, bij de ontwikkeling van windparken en bij het aansluiten en afnemen daarvan,
maar ook in de plannen, de actualisaties die we maken, door de juiste partijen bij
elkaar aan tafel te zetten. En nogmaals, die zitten bij elkaar op 30 oktober.
De voorzitter:
Nog een vraag? Ja, van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De Minister schetst dat het vorige kabinet, waar de partij van deze Minister overigens
ook in zat, gewaarschuwd heeft voor een mismatch tussen vraag en aanbod. Vervolgens
is er een kabinet aangetreden dat die mismatch alleen maar vergroot heeft door de
fossiele lock-in verder in stand te houden en er niet concreet voor te zorgen dat
vraag en aanbod bij elkaar kwamen. Ik zie in het actieplan als enige concrete maatregel
om de vraag te stimuleren de IKC, het verlengen van een fossiele subsidie, dus nogmaals
mijn concrete vraag wat de Minister nog meer gaat doen. Mijn vraag was: komt er dan
geld beschikbaar voor dat PPA-garantiefonds, zodat dat gewoon snel van start gaat?
Gaat de overheid zelf, als launching customer, vraag creëren door het mee te nemen
in aanbestedingen? Gaan concreet contracten afgesloten worden met windbouwers, als
onderdeel van maatwerkafspraken met de grootste energieverbruikers? Als de Minister
erkent dat die mismatch het grote probleem is, wat zijn dan de acties? Het Noordzeepact
is namelijk geen vergadering; het is een lijst met concrete acties om vraag en aanbod
bij elkaar te brengen.
Minister Hermans:
Dat zou een uitkomst kunnen zijn van dat overleg. Ik start met dat overleg op 30 oktober.
De mismatch wordt door meer ontwikkelingen gevoed dan mevrouw Kröger hier suggereert.
Kijk naar wat er aan de hand is met betrekking tot de internationale economie. Daardoor
staat de concurrentiepositie van bedrijven onder druk, en überhaupt de positie van
bedrijven, en schuiven ze investeringen voor zich uit, omdat het op dit moment gewoon
financieel niet uit kan. Dan wil een bedrijf het misschien wel, maar dan kan het het
gewoon even niet. We hebben het al eerder gehad over netcongestie. Dat is daar ook
een factor in.
Dan over het PPA-garantiefonds. Ik geloof echt dat dit een route is die kan helpen
bij het stimuleren van vraag en zeker ook bij het afdekken van risico's. Het is een
constructie waar even goed over nagedacht moet worden en die financieel op een verantwoorde
wijze gevuld moet worden. Wij willen daarin namelijk publiek en privaat geld bij elkaar
brengen. Ik zeg daar ook bij dat daar dus ook vanuit de overheid geld in zal moeten
komen als je dat echt wil laten functioneren, maar wij hebben er nu eerst voor gekozen
om geld beschikbaar te maken voor verder onderzoek, zodat we het kunnen opzetten.
Dan is het aan een volgend kabinet, aan een formatie, om te besluiten of het daar
ook geld in stopt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik zie dat weer een hele hoop vooruit wordt geschoven. Ik realiseer me ook dat ik
te maken heb met een demissionair Minister, maar ik hoop heel snel op een Minister
die wel gewoon concrete stappen kan zetten om vraag en aanbod bij elkaar te brengen.
Maar de vraag die ik concreet had gesteld, ging over vraagcreatie door middel van
een aanbesteding, zodat de overheid zelf ook een rol speelt in het zorgen voor extra
van vraag van duurzaam geproduceerde producten waarbij wind op zee de bron is.
Minister Hermans:
Als mevrouw Kröger het goedvindt, wil ik hier graag in de tweede termijn op terugkomen.
Anders ga ik nu een gok doen. Dat lijkt me nooit goed. Ik zal even kijken wat hierin
de mogelijkheden zijn.
De voorzitter:
Prima. Dan komen we daar in de tweede termijn op terug. Komt er nog meer over wind
op zee? Ik weet het niet zo goed. Zo te horen wel. We gaan ernaar luisteren. De Minister.
Minister Hermans:
Ja. Over innovatie heeft mevrouw Kröger trouwens ook nog een vraag gesteld, maar ik
wil nu eerst iets zeggen over de ... Nee, ik zal die vraag gelijk beantwoorden. De
vraag was hoe we voorkomen dat de innovatie rond wind op zee stilvalt. Mevrouw Kröger
verwees naar de innovatie met zon op zee, wat we nu zien bij Hollandse Kust Noord.
Dat project gaat gewoon door. We zien wel dat daarbij zich een aantal problemen voordoen,
maar dat hoort er ook bij als je zo'n project probeert en kijkt hoe het kan werken.
Maar ik geloof er echt in dat dit de capaciteit van windparken op zee kan vergroten.
Ik vind het dus ook goed dat hiermee wordt doorgegaan.
Ik vind het jammer dat wij aanvullende eisen ten aanzien van innovatie uit de tender
hebben gehaald, maar het is wel een kostenverhogende factor in de businesscase voor
wind op zee. En dan kom ik toch terug bij mijn basispunt: ik wil dat die wind-op-zeeparken
worden gebouwd; ik wil voorkomen dat dat helemaal niet gebeurt en dat partijen zich
niet inschrijven. We hebben dus helaas – dat zeg ik erbij – aan de kwalitatieve kant
moeten versoberen om de kans van slagen van de tenders zo groot als mogelijk te maken.
Dat neemt natuurlijk niet weg dat via het algemene innovatiebeleid en via stimuleringsregelingen
die we daarvoor hebben, zoals de MOOI en de DEI+, innovatie gewoon mogelijk blijft.
Maar als onderdeel, als criterium in de tender, hebben we het nu moeten versoberen.
Voorzitter. Dan vroeg de heer Vermeer mij of er voldoende capaciteit is bij de Kustwacht
om de veiligheid te waarborgen in verband met het toenemend aantal windparken. Bij
het aanwijzen van de windenergiegebieden voor de huidige routekaart, in het Programma
Noordzee, heeft het kabinet een pakket aan maatregelen genomen, waaronder extra inzet
van de Kustwacht. Een van de maatregelen betreft de Vessel Traffic Monitoring. Daarmee
wordt het dreigend gevaar voor de scheepvaart in en rondom windparken vroegtijdig
gesignaleerd. Zo kan de Kustwacht sneller ingrijpen als er iets mis dreigt te gaan.
Momenteel wordt personeel van deze nieuwe Kustwachtdesk opgeleid. Deze manier van
monitoren gaat nog dit jaar van start.
Voorzitter. Dan twee vragen naar aanleiding van de aanlanding van wind op zee. Ik
begin met de vraag van de heer Vermeer, namelijk: waarom niet de tunnelroute in plaats
van de Wantijroute? Kan ik dit in één projectprocedure vatten? Hij vroeg ook nog naar
de dijkvariant. In het Programma Aansluiting Wind Op Zee – Eemshaven, in PAWOZ, zijn
meerdere opties, meerdere routes onderzocht voor de aanlanding van wind op zee. Op
basis van hele uitgebreide onderzoeken, waaronder een planMER en een gezamenlijk onderzoek
naar de effecten op de landbouw, is er een afweging in het programma gemaakt en hebben
we gekozen, ook in het belang van de leveringszekerheid, voor de meest betrouwbare,
tijdige en zekere route. Dat is de Schiermonnikoog-Wantij-route. Door extra onderzoeken
die samen met omgevingspartijen zijn gedaan, blijkt dat de route zonder significant
negatieve effecten kan worden aangelegd, als we daarbij natuurlijk een aantal mitigerende
maatregelen nemen. Dan moet u denken aan gestuurde boringen op land in plaats van
open ontgravingen, maar ook aan het inzetten van de zogenoemde wadtrencher op het
wad om de druk op het wad zo beperkt mogelijk te houden. Ik weet en ik ken de voorkeur
vanuit de regio voor de tunnelroute. We hebben dan ook afgesproken dat we wel samen
verder werken aan en onderzoek doen naar de mogelijkheid van die variant, maar dus
niet op korte termijn voor de aansluiting van Doordewind. De tunnelroute is complex
en risicovol, en het is ook wel echt de vraag of het haalbaar en uitvoerbaar is. Daarom
onderzoeken we ’m als mogelijkheid voor toekomstige windparken in Noord-Nederland.
Waarom doen we dat niet in één procedure? Het afwegen van verschillende alternatieven
gebeurt in een planMER in de verkenningsfase en niet in een projectMER. De planMER
is al afgerond in PAWOZ, op basis van zeer uitgebreide onderzoeken, waar ik al naar
verwees en waar ik de Kamer ook over heb geïnformeerd in de Kamerbrief van afgelopen
juli. In de projectMER, waar we nu dus zijn, wordt één alternatief verder uitgewerkt.
Dat is de Schiermonnikoog-Wantij-route. Het is niet mogelijk om twee alternatieven
in één projectMER te doorlopen.
Dan vroeg de heer De Groot mij nog wat voor compensatie ik voorzie voor regio's zoals
Noord-Groningen en gemeenten bij de aanlanding van kabels en stations en hoe we participatie
organiseren. TenneT is verantwoordelijk voor het compenseren van schade die de aanleg
van infrastructuur veroorzaakt. Daarnaast investeren we ook in de leefbaarheid in
de regio's waar de aanlandingen plaatsvinden, zoals in Noord-Nederland. Voor de gebiedsinvesteringen
heeft het kabinet middelen gereserveerd. Voor specifiek Noord-Nederland geldt dat
we nu werken aan een regiopakket met afspraken over gebiedsinvesteringen. Directe
regionale participatie in windparken is heel complex. Dat komt door hoge investeringskosten
en het risico op staatssteun als het Rijk inspringt. Op 6 oktober – dat is volgende
week – ga ik met de bestuurders in Noord-Nederland in gesprek over dat regiopakket
om nadere afspraken te maken. Natuurlijk blijf ik ook in het verdere proces in gesprek
met de regio, bestuurders en bewoners.
Voorzitter. Dan vroeg de heer De Groot mij nog naar alternatieve opties voor amortisatie.
De VVD wil graag zicht krijgen op wat voor mogelijkheden er nog meer zijn. Ik heb
met Prinsjesdag een brief gestuurd waarin stond dat amortisatie niet de optie is waarmee
we het probleem waar we voor staan, kunnen oplossen. Dat is echt een te grote ingreep
daarvoor. Maar dat neemt niet weg dat het vraagstuk van de hoge nettarieven – en breder
dan dat: de hoge elektriciteitskosten – urgent blijft. Op dit moment werkt een onafhankelijke
ambtelijke werkgroep aan een formatierapport over klimaat en energie om de opties
en keuzes voor 2030 en daarna in beeld te brengen. Daar wordt ook dit vraagstuk bij
betrokken. Ik zei het al: we focussen ons vaak op de nettarieven, maar de energiekosten
en de elektriciteitskosten in het algemeen gaan ook over belastingen en leveringskosten.
Ook dat zijn knoppen om aan te draaien om de rekening voor bedrijven en huishoudens
te dempen. Het is dus de verwachting dat het rapport echt breder kijkt dan alleen
naar de nettarieven.
Voorzitter. Tot slot over wind op zee de visserij, waar de heer Vermeer mij naar vroeg.
De visserij zou niet in beeld zijn. Het tegendeel is waar. De heer Vermeer verwees
naar het ontwikkelkader en het Windenergie Infrastructuurplan Noordzee. Dat zijn hele
technische kaders en plannen waarmee we technisch in beeld brengen wat nodig is om
een windpark aan te kunnen sluiten. Dat heeft dus niks met ruimtelijke keuzes of de
ruimtelijke invulling in de Noordzee te maken. De heer Vermeer heeft er gelijk in
dat op het moment dat die keuzes aan de orde zijn, we moeten kijken naar het ruimtegebruik
voor de visserij. Dat gebeurt dus ook. In het Programma Noordzee en in de nu lopende
partiële herziening is daar rekening mee gehouden, bijvoorbeeld door het schrappen
van het eerder aangewezen windenergiegebied Lagelander. Ook wordt in het aan te wijzen
windenergiegebied 6/7 een open zone ingericht ten bate van de langoustinevisserij.
Verder is het streven om actieve visserij in windenergiegebied Doordewind mogelijk
te maken. We houden dus zeker rekening met de visserij.
Voorzitter, dit was mijn blok over wind op zee.
De voorzitter:
Ik weet niet of er nog gemiste vragen zijn of nog interrupties. Meneer De Groot, gaat
uw gang.
De heer Peter de Groot (VVD):
Meer in algemene zin. Ik heb vragen gesteld over contracts for difference. De Minister
heeft aangegeven dat ze met marktpartijen aan tafel zit, maar ik ben op zoek naar
wat meer antwoorden, zowel over contracts for difference als over de alternatieven
voor amortisatie. Waar gaan we nou eigenlijk heen? Ik heb in mijn bijdrage ook aangegeven
dat ik gezien heb dat er een rapport «Pieken en dalen» over amortisatie op tafel ligt.
Dat geeft mij nog echt onvoldoende grip, net als het antwoord van de Minister. Ze
zei «er wordt gewerkt aan een document», maar hoe kunnen we duidelijkheid geven? Waar
zijn we naar op weg? Hoe kunnen we dat vastpakken? Die beide onderdelen zijn snoeihard
nodig om de randvoorwaarden op orde te brengen. Ik ben heel erg zoekende hoe we als
Kamer wat meer grip kunnen krijgen op de vraag of het echt rond gaat komen.
Minister Hermans:
Ik kan wel een vorm noemen waar je aan kan denken, namelijk het geven van een subsidie,
maar de echte vraag die er natuurlijk achter vandaan komt, is: hoe gaan we dit betalen
en waar komt de rekening terecht? Dat is een dermate groot vraagstuk met financiële
consequenties dat een demissionair kabinet, en ik in deze fase, daarin geen keuze
kan maken. Wat ik wel belangrijk vind, is dat de opties op tafel liggen. Dat geldt
voor de opties hoe je omgaat met elektriciteitskosten, maar ook hoe je ervoor zorgt
dat wind op zee in de toekomst ontwikkeld kan blijven worden en wat er dus voor nodig
is om de contracts for difference vorm en inhoud te kunnen geven, niet alleen wetstechnisch,
maar ook met betrekking tot wat je er financieel voor moet organiseren. Ik vind het
belangrijk dat die opties klaarliggen om keuzes over te maken. Dat vind ik een verantwoordelijkheid
die ik nu heb. Meer duidelijkheid dan dat kan ik niet geven, want het gaat om besluiten
met grote financiële consequenties.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank aan de Minister. Ik denk dat dat ook de situatie is waar we nu in zitten, maar
de Kamer is nooit demissionair; die wil natuurlijk vooruit. Daar zit natuurlijk een
beetje spanning in met betrekking tot welke helderheid je op welk moment kunt geven.
Goed dat de Minister daaraan werkt. Nog één vraag over de gesprekken met de marktpartijen
over contracts for difference. Voor wanneer zouden die gesprekken afgerond moeten
zijn om echt de deadline te halen?
Minister Hermans:
De deadline om het mee te kunnen nemen? We zijn nu met het wetsvoorstel bezig, zodat
we per 2027 die contracts for difference in kunnen zetten. Als u precies wil weten
wanneer die wet in consultatie gaat, dan zal ik dat even checken; daar kan ik zo in
tweede termijn op ingaan. De andere vraag betreft het daadwerkelijk vormgeven van
het instrument: wanneer moet je daarmee beginnen en wanneer moeten de afspraken daarover
duidelijk zijn om het zo snel als mogelijk, als het ook wettelijk mogelijk is, in
te kunnen zetten? Ik zal op die beide planningsvragen even terugkomen.
De voorzitter:
Fijn, dank u wel. Geen interrupties verder? O wel, van mevrouw Kröger. Gaat uw gang.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een niet-beantwoorde vraag over de coöperatieve wind op zee en ik heb nog een
vraag.
De Minister noemde even de aanzienlijke vertragingskosten voor TenneT bij iedere vertraging
van wind op zee. Kan de Minister schetsen welke kosten ermee gemoeid zijn als er toch
onzekerheid bestaat over het op tijd realiseren van IJmuiden Ver Alpha? In hoeverre
is er ook een route om toch voor elkaar te krijgen ... Op welke manier zet de Minister
zich in om ervoor te zorgen dat het gewoon op tijd gerealiseerd wordt?
Minister Hermans:
Ik zet alles op alles om ervoor te zorgen dat wat we vergund hebben, ook daadwerkelijk
gebouwd gaat worden en dat de vertraging zo veel als mogelijk beperkt wordt. Daarom
versober ik, zodat in elk geval een deel door kan gaan volgend jaar. Maar dat er vertragingskosten
gemaakt worden, is inherent aan de vertraging met betrekking tot die 9 gigawatt die
ik eerder in reactie op een vraag van mevrouw Kröger schetste. Nogmaals, we proberen
dat tot een minimum te beperken, maar helemaal niet doorgaan zou natuurlijk nog meer
vertragingskosten opleveren. Het is soms ook schipperen tussen nog erger voorkomen.
Als mevrouw Kröger meer wil weten over de exacte omvang van de vertragingskosten ...
Daar kan ik niet in het openbaar op ingaan, maar er zat ook een vertrouwelijke brief
bij de stukken die op Prinsjesdag verstuurd zijn. Daarin wordt daar nader op ingegaan.
Als mevrouw Kröger daar nog meer vragen over heeft, dan kunnen we die in een vertrouwelijke
setting bespreken, maar ik kan dat niet in het openbaar doen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Hermans:
Ik zei in reactie op een vraag van de heer De Groot kort iets over de participatie
en over hoe we met de regio omgaan in reactie. Bij de aanlanding van Doordewind is
ook gekeken of participatie van de provincie of provincie en gemeenten kon worden
vormgegeven. Dat lukte daarbij niet op die manier, maar als mevrouw Kröger meer wil
weten over welke stappen ik daar wel of niet op zet of nog kan zetten, dan zal ik
daar in tweede termijn op terugkomen; dat moet ik dan heel even nagaan.
De voorzitter:
Graag.
Minister Hermans:
Dan wind en zon op land. Ik begin met de vraag van mevrouw Rooderkerk over de afstandsnormen
voor wind op land. Daarover zijn gisteren ook vragen gesteld aan de Staatssecretaris
van IenW, die verantwoordelijk is voor een AMvB of een voorstel daarvoor. Dat besluit
is nog niet genomen maar staat binnenkort wel op de agenda om besproken te worden.
Zo snel als mogelijk komen we met een nieuw pakket aan milieunormen.
Dan vroeg de heer De Groot mij of bij wind-op-landprojecten naast afstandsnormen ook
vooraf een draagvlaktoets als harde voorwaarde kan worden opgenomen. De betrokkenheid
van inwoners is in het vergunnings- en realisatieproces ingeregeld en geborgd, dus
omwonenden en belanghebbenden zijn vroegtijdig betrokken bij het maken van de RES-afspraken,
waar veel wind-op-landprojecten uit voortgekomen zijn. Participatie is natuurlijk
als vast onderdeel opgenomen in de Omgevingswet. Het is dus de verantwoordelijkheid
van gemeenten en provincies om daar invulling aan te geven, voordat een vergunning
kan worden verstrekt. Om die reden voegt het toevoegen van een draagvlaktoets als
harde eis niet iets toe aan wat we al geregeld hebben. Dat neemt niet weg dat ik het
wel belangrijk vind dat dat proces, zeker bij wind op land, wat gewoon een gevoelig
onderwerp is, op een zorgvuldige manier wordt vormgegeven.
Voorzitter. Dan vroeg de heer De Groot mij ook: gaat u een herziening van zoekgebieden
vormgeven, inclusief voldoende afstandsnormen, zodat ongeschikte gebieden formeel
uit de tenderkaders verdwijnen? De RES-regio's hebben de zoekgebieden voor wind op
land democratisch vastgesteld in gemeenteraden en in de provinciale staten. Daarbij
is rekening gehouden met de wettelijke kaders, dus ook met de gevolgen voor woningen – dan
moet u denken aan geluid – en natuurgebieden; ik noem verstoring voor vogels en het
aanleggen van onderhoudswegen. Ook is er rekening gehouden met de vlieghoogte van
vliegtuigen. Dat gaan we niet herzien. De Staatssecretaris werkt, zoals ik al zei,
aan die nieuwe AMvB. Op het moment dat die nieuwe AMvB ingaat, zullen de regels die
daarin zijn opgenomen, ook gaan gelden voor nieuwe vergunningen. Dat kan natuurlijk
invloed hebben op de zoekgebieden.
Dan vroeg mevrouw Rooderkerk welke maatregelen we nemen om vergunningverlenings- en
bezwaarprocedures die de opschaling van duurzame energie op land dwarsbomen, te versnellen.
De vergunningverlenings- en bezwaarprocedures zijn gericht op zorgvuldige inpassing,
invulling van de participatie en het betrekken van betrokkenen. Tegelijkertijd willen
we onnodig lange procedures voorkomen. Wat we nu vooral in de praktijk zien bij het
opschalen van duurzame opwek op land, is dat netcongestie en de verslechterde businesscase
de grootste belemmering vormen. In de Kamerbrief over decentrale ontwikkelingen, die
volgens mij een maand of twee geleden naar de Kamer is gestuurd, geven we dus ook
aan dat de grootste winst vooral moet gaan zitten in het combineren van vraag en aanbod
om de versnelling op gang te krijgen, naast netcongestie, het creëren van ruimte op
het net, en die businesscase, waarvan we hopen dat die weer beter gaat worden.
Dan vroeg mevrouw Rooderkerk mij ook wanneer en hoe ik, in lijn met de doelen uit
het Nationaal Plan Energiesysteem, afspraken ga maken over de verdere uitrol van zon
en wind op land – dat mag namelijk niet vertragen – en hoe ik omga met de motie over
de RES-regio's. Toen er vragen over werden gesteld in het debat en later een motie
werd ingediend, heb ik ook al gezegd dat ik vind dat die RES-regio's een belangrijke
rol spelen in de energietransitie. Dankzij de inzet van de regio's en de medeoverheden
zijn de RES-doelen die gesteld zijn voor 2030, binnen bereik. Nu is het ook zo dat
we aan het werk zijn met nieuwe interbestuurlijke samenwerkingsafspraken met gemeenten
en provincies, dus met medeoverheden. Wat we vanaf januari ’26 willen gaan doen, is
drie interbestuurlijke programma's, die alle drie zien op de ontwikkeling van dat
decentrale energiesysteem, bij elkaar brengen. Mevrouw Rooderkerk moet daarbij denken
aan het Nationaal Programma RES, het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie en
het Samenwerkingsprogramma Integraal Programmeren van het Energiesysteem. Omdat ze
alle drie nauw met elkaar samenhangen, zien we er winst in om die bij elkaar te brengen,
zodat de RES-regio's, maar bijvoorbeeld ook de energyboards, meer bij elkaar komen
en efficiënter kunnen worden ondersteund en ontzorgd. Dat is de manier waarop ik invulling
wil geven aan de RES-regio's. Nogmaals, ik vind dat zij goed werk hebben gedaan en
nog steeds doen. Ik zie ook in de fase van de transitie waar we in zitten, dat we
efficiënter te werk kunnen gaan door een paar van die programma's bij elkaar te brengen.
Dan vroeg mevrouw Rooderkerk mij naar de opslagcapaciteit en structureel instrumentarium
om die verder te stimuleren. We stimuleren energieopslag op dit moment op verschillende
manieren. We hebben de Flex-e-regeling, een nieuwe subsidieregeling die tot oktober
’25 beschikbaar is om bedrijven te helpen om meer flexibiliteit in de bedrijfsvoering
te vinden. Dit instrument zal ook volgend jaar weer worden opengesteld. Dan hebben
we in de Energie-investeringsaftrek ruim 400 miljoen beschikbaar aan belastingvoordelen
voor bedrijven, voor ondernemers die investeren in de aanschaf van batterijopslag.
Bij thuisbatterijen zien we dat ook zonder de stimulering de aanschaf en het gebruik
sterk aan het toenemen zijn. In algemene zin wordt verdere opschaling van opslag structureel
gestimuleerd via een breed innovatie-instrumentarium, ook weer door de DEI en die
MOOI-regeling die ik eerder ook al noemde. In het kader van het Landelijk Actieprogramma
Netcongestie zijn we eigenlijk continu aan het kijken hoe we grootschalige batterijen
congestieneutraal of congestiepositief – wat een woorden! – kunnen inzetten, wat inhoudt
dat ze echt helpen om de drukte op het stroomnet te verzachten, en wat voor beleidsaanbevelingen
er nog zijn om dat nog verder te stimuleren.
Ik was vorige week in Japan en sprak daar met mijn Japanse collega. Ook daar hebben
ze last van netcongestie. Japan doet veel met batterijen. Ook daar heb ik gevraagd
om meer inzicht te krijgen in hoe ze het daar doen en of we daar ook nog van kunnen
leren. Ook hebben we natuurlijk de motie-Grinwis. Naar aanleiding van die motie kijken
we samen met netbeheerders wat de geschikte opslaglocaties in het land zijn. De uitkomst
daarvan zal ik eind van het jaar met de Kamer delen.
De voorzitter:
Dit leidt tot een vraag van mevrouw Rooderkerk.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Die vraag gaat over de openstelling, dus om het mogelijk te maken dat de tenders voor
wind op zee gaan lopen. Ik zat daar even wat informatie over terug te zoeken. Mijn
vragen gingen erover dat er nog niet voldoende geld is voor de komende jaren. Toen
gaf de Minister aan dat dit van de formatie afhangt en van volgend jaar et cetera.
Maar volgens mij is het probleem ook dat er in het hoofdlijnenakkoord een bezuiniging
op de prijsrisicobuffer zit en dat ook in de KEV is aangegeven dat de beschikbare
middelen voor SDE verlaagd zijn tot 2,2 miljard. Dit soort zaken zorgen ervoor dat
er minder zekerheid is over toekomstige financiering. Ik hoor de Minister zeggen dat
dit aan een volgend kabinet is, maar het is toch eigenlijk heel erg zonde dat er door
dit kabinet niet genoeg zekerheid wordt geboden om te zorgen dat die projecten van
de grond komen?
Minister Hermans:
Dit gaat even terug naar een vraag over wind op zee. Ik was met opslag bezig, dus
ik dacht het daarover ging. Dat geeft helemaal niet, maar het gaat erom dat ik nu
niet zelf twee dingen door elkaar haal.
Voor de tender voor volgend jaar, voor die 2 gigawatt, heb ik geld uit het Klimaatfonds
beschikbaar gemaakt, gereserveerd, tussen haken gezet of hoe u het ook wilt noemen.
Ik realiseer me dat er hoogstwaarschijnlijk meer nodig is. Daarvoor zal ik op mijn
eigen begroting kijken. Dan is het logisch om naar de SDE te kijken. Dat is even voor
de tender van volgend jaar. Mevrouw Rooderkerk heeft volkomen gelijk dat je daarmee
alleen in 2026 de 2 gigawatttender geregeld hebt, mocht dat allemaal goed gaan en
mochten partijen zich daarop inschrijven. Je wilt dan ook voor de langere termijn
zekerheid geven, aan de ene kant voor wind op zee en aan de andere kant op het gebied
van de SDE++-subsidie, die gewoon een hele belangrijke subsidie is in ons verduurzamingsbeleid.
Voor komend jaar hebben we natuurlijk de openstelling van de SDE++. Die gaat komende
maand open voor 8 miljard; die zekerheid is er. De openstelling voor ’27 bekijken
we in het voorjaar. Maar het liefst – dat ben ik met mevrouw Rooderkerk eens – geef
je langjariger inzicht. De situatie is wel, even los van de bezuiniging op de prijsrisicobuffer,
dat de financiële situatie anders is dan een aantal jaar geleden, dus dat er wel keuzes
gemaakt zullen worden.
Het volgende is iets wat ik een opvolger zou toewensen of wat ik belangrijk zou vinden
in de formatie. Ik zou zeggen: kijk of je voor dit soort subsidies, en dan bedoel
ik de SDE++, inderdaad langjariger perspectief kan geven. We zijn immers met een langjarige
transitie bezig, dus ik zie het belang van die langjarige zekerheid. Maar ik zie ook
dat we financieel in een andere situatie zitten dan een paar jaar geleden en dat we
daarmee te dealen hebben.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Ik ben blij dat de Minister dat aangeeft en toegeeft. Ieder jaar weer onzekerheid
en pleisters plakken, geeft gewoon investeringsonzekerheid, en dat wil je niet. Daarmee
loopt de energietransitie spaak, terwijl het nu juist zo van belang is dat we die
van de grond krijgen. De reden die wordt gegeven, is dat we in een financieel moeilijke
situatie zitten. Nee, het gaat erom waar je als kabinet het geld voor uittrekt. Als
je bezuinigt op klimaatbeleid, als je bezuinigt op subsidies, als je daar allerlei
trucs uithaalt waardoor je niet genoeg investeert, is dat wat die onzekerheid geeft.
Ik vind het dan wel te makkelijk om te wijzen naar een volgend kabinet om het op te
lossen. Het is goed dat de Minister dat miljard vrijmaakt, maar het is niet genoeg
voor de lange termijn. Ik constateer dat dit heel zonde is.
Minister Hermans:
Dat heb ik ook bij herhaling gezegd. Die 1 miljard zal op zichzelf ook niet voldoende
zijn om de tender die ik voor volgend jaar wil openstellen, vorm te geven. Ik weet
nog niet precies wat het exacte bedrag zal zijn, maar ik zei wel dat ik de 2 gigawatttender
wil vormgeven. Ik zal voor de aanvullende middelen die nodig zijn, op mijn eigen begroting
kijken. Daarbij ligt het voor de hand om naar de SDE++ te kijken.
Dan over het langjarig perspectief. Ik heb al gesproken over het belang daarvan. De
financiële situatie vind ik daarbij wel degelijk een factor van belang. Het afgelopen
heeft de geopolitieke situatie ons laten zien dat ook op andere vlakken fors geïnvesteerd
moet worden. Dan zul je altijd keuzes moeten maken, keuzes in schaarste, zoals je
het als kabinet ook belangrijk vindt om de staatsschuld en de overheidsbegroting netjes
te houden en daarvan geen rekening door te schuiven, en zoals je het ook belangrijk
vindt om de lasten voor bedrijven en huishoudens onder controle te houden. Dat zijn
keuzes en afwegingen die door dit kabinet gemaakt zijn.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Tot slot daarop. Ik krijg weer een verhaal over keuzes maken, dat ik heel vaak hoor
van de VVD. Wat mij betreft zijn dat gewoon de verkeerde keuzes. Als je zegt dat je
veiligheid van belang vindt, moet je zorgen dat je voor olie onafhankelijk wordt van
regimes en moet je zorgen dat je je eigen energie van eigen bodem opwekt. Dat zijn
wat mij betreft de keuzes die hadden moeten worden gemaakt. Die zijn weer aan een
volgend kabinet, maar dat is wel wat ik daarover wil zeggen.
Minister Hermans:
Zeker. Die energieonafhankelijkheid is van groot belang. Daarom zet ik alles op alles
om die ontwikkeling van wind op zee ondanks de tegenwind in de businesscase en ondanks
de problemen die we zien bij de vraagontwikkeling toch op gang te houden. Vandaar
de subsidietender voor volgend jaar.
Voorzitter. Dan de vraag van mevrouw Rooderkerk wat wij doen om opslag bij energiecoöperaties
te stimuleren. Wij ondersteunen energiegemeenschappen op verschillende manieren, bijvoorbeeld
via de SCE-regeling, de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking, en het Ontwikkelfonds
Opwek. Afgelopen maandag heb ik een brief aan de Kamer gestuurd over de rol van energiegemeenschappen
in het energiesysteem naar aanleiding van het notaoverleg over de initiatiefnota van
mevrouw Kröger en de daarin ingediende motie door de heer Thijssen. Daarin schets
ik de rol, de positie en het belang van energiegemeenschappen. Over de energiegemeenschappen
en het belang van lokale energiesystemen heb ik overigens gisteren ook nog uitgebreid
van gedachten gewisseld met de Eerste Kamer, maar dat is even een side step. In die
brief ga ik ook in op het volgende. Ik zie ook wel een aantal barrières of belemmeringen
waar de energiegemeenschap tegenaan loopt. Hoe kan je ze nou verder versterken in
de toekomst? Daar hoort ook de financiële positie bij. Ik ben het ermee eens dat coöperaties
gestimuleerd moeten worden. Zoals ik al zei, zijn die twee regelingen daarvoor beschikbaar,
en de routes die ik ook in de brief schetste afgelopen maandag.
Voorzitter. Dan de windturbines op de grens tussen Duitsland en Nederland, waar de
heer Vermeer naar vroeg, ook naar aanleiding van de motie-Vermeer/Postma. Ook dit
is gisteren aan de orde geweest in het debat met de Staatssecretaris van IenW. Hij
heeft verwezen naar het Ministerie van VRO – dat zal ik ook doen – want dat is samen
met het Ministerie van Buitenlandse Zaken in gesprek met de Duitse autoriteiten over
windturbines aan de grens. Dat loopt onder andere via de Nederlands-Duitse Commissie
voor Ruimtelijke Ordening, de NDCRO. Nog deze week stuurt de Minister van VRO antwoorden
op Kamervragen van mevrouw Rooderkerk naar de Tweede Kamer, waarin ook wordt ingegaan
op dit vraagstuk.
Voorzitter. Dat waren de aan mij gestelde vragen, met uitzondering van de twee waar
ik in de tweede termijn nog op terugkom.
De voorzitter:
Hartstikke goed. Zijn er nog openstaande vragen? Dat check ik even bij de Kamerleden.
Nee. Dan vraag ik aan de Kamer of we meteen door kunnen met de tweede termijn. Ja?
U heeft 1 minuut en 40 seconden de tijd voor uw inbreng. We beginnen bij mevrouw Rooderkerk.
Gaat uw gang.
Mevrouw Rooderkerk (D66):
Dank, voorzitter. Terugkijkend op dit debat heb ik toch het gevoel dat de Minister
welwillend is, maar pleisters plakt en niet zorgt voor langetermijnzekerheid. Er wordt
wel 1 miljard vrijgemaakt voor wind op zee volgend jaar, maar dat is niet genoeg voor
de 2 gigawatt die we daar moeten opwekken. Er wordt wel gezegd door de VVD dat het
«de ruggengraat» is. Dat soort woorden worden gebruikt. Maar op de lange termijn is
er heel veel onzekerheid als het gaat om het op gang krijgen van projecten, want ook
daar is geen geld voor beschikbaar. Dat soort zaken zorgen er natuurlijk voor dat
de energietransitie niet snel genoeg gaat en dat ambities moeten worden teruggeschroefd.
Dat is gewoon ontzettend zonde.
Over de contracts for difference – daar hebben we het nu al jaren over – is ook nog
steeds niet genoeg duidelijkheid en ook niet ten aanzien van de voorwaarden van de
tenders. Dat zijn allemaal zaken die wij gewoon heel veel terughoren vanuit de markt.
Dat zijn ook zaken die maken dat wij de doelen die zijn gesteld niet halen, dat we
de afspraken uit Parijs niet halen. Dat is toch wel een hele trieste constatering
over deze afgelopen periode.
Dat is eigenlijk het enige wat ik erover kan zeggen. Ik zou graag met een positieve
noot eindigen, zoals mijn partij vaak doet, door te zeggen: het kan wel. Maar ik vrees
dat het met wat er nu ligt, niet kan.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Volgens mij moet ik beginnen met het aanvragen van een tweeminutendebat,
want anders gaat dat vanavond niet door. Er is nogal wat reden om een tweeminutendebat
te voeren, want ik maak me grote zorgen. Wind op zee is echt de motor achter onze
toekomstige welvaart. Onder dit kabinet was er sprake van stilstand en het afschroeven
van cruciaal beleid. Die 1 miljard uit de Miljoenennota is een pleister. Dat is een
belangrijke pleister, maar echt niet genoeg.
Ik heb een aantal specifieke vragen over vraagcreatie gesteld. Ik denk dat het echt
cruciaal is dat we een Noordzeepact krijgen, met daarin concrete afspraken over vraagcreatie.
Ik zou graag nog horen over de rol van coöperatief eigendom in wind op zee. Ik had
ook een specifieke vraag gesteld over hoe we ervoor zorgen dat al vergunde capaciteit
ook echt uitgerold wordt. Gaat de Minister alles op alles zetten om dat voor elkaar
te krijgen?
Tot slot, voorzitter. Voor komend jaar is er nu 1 miljard uitgetrokken voor die 2
gigawatt. Mijn vraag is eigenlijk: ziet de Minister ruimte, juist ook omdat TenneT
zo veel vertragingskosten maakt, om als er nou extra opbrengsten zouden zijn van de
verkoop van TenneT Duitsland – daarvoor loopt natuurlijk nog een traject, zoals Minister
Heinen heeft geschetst – dat geld eventueel deels ook in te zetten om aan te jagen
dat wind op zee doorgang vindt? Dat is nog een concrete suggestie.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Voorzitter. Allereerst dank aan de Minister voor de beantwoording van alle vragen.
De VVD heeft al aangegeven dat wind op zee de ruggengraat van de energietransitie
is. Het is ook goed dat de Minister nu maatregelen neemt om de randvoorwaarden om
dat door te zetten op orde te brengen. Ik kijk in tweede termijn uit naar de antwoorden
op de vragen die ik nog heb gesteld over contract for difference. Dat komt dan straks
wel. Ik snap ook in welke situatie de Minister zit als het gaat om het vormgeven van
alternatieven voor de amortisatie. Als derde had ik hier nog staan dat ik graag zou
zien dat we beter kijken hoe we de aanlanding van kabels in het noorden van Nederland,
onder andere in Groningen, samen met de omgeving kunnen vormgeven.
Voorzitter. Als laatste zou ik willen zeggen dat ik nog even ga nadenken over de antwoorden
die de Minister heeft gegeven over wind op land. Daarvoor heb ik nog de tijd tot het
tweeminutendebat van vanavond.
Dank u wel.
De voorzitter:
Zo is dat. Ik stel voor om vijf minuten te schorsen. Ja? Helemaal goed. Dan gaan we
over vijf minuten verder.
De vergadering wordt van 12.28 uur tot 12.33 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering van de vaste Kamercommissie voor Klimaat en Groene Groei.
Aan de orde is de tweede termijn van de zijde van het kabinet in het commissiedebat
RES en wind op zee. Ik geef graag het woord aan de Minister.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank. De vraag van mevrouw Kröger was nog of de overheid de aanbesteding
zo vorm kan geven dat het afnemen van duurzame energie wordt gestimuleerd. Het ging
om de overheid als launching customer; volgens mij formuleerde mevrouw Kröger het
zo. De overheid kan in publieke aanbestedingen via kwalitatieve criteria sturen op
het gebruik van producten die op groene wijze zijn geproduceerd, bijvoorbeeld met
hernieuwbare elektriciteit. In de Kamerbrief over het toekomstperspectief voor de
industrie heb ik een beleidskader voor groenemarktcreatie gepresenteerd, waarin dergelijke
maatregelen zijn opgenomen, om dit verder te stimuleren. Ik hoop dat ik hiermee antwoord
heb gegeven op de vraag van mevrouw Kröger.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dat is natuurlijk de onherroepelijke vervolgvraag. Het is zoals bij alles wat de Minister
zegt. Ze constateert dat er een mismatch is tussen vraag en aanbod. We hebben dat
aanbod keihard nodig en we zien een routekaart die eigenlijk niet meer levert. Is
wat er in al dat beleid staat dan genoeg aan de vraagkant? Ik zie één zinnetje in
de brief over wind op zee. Aan de vraagkant staat gewoon: we bieden de IKC. Nu wordt
bijvoorbeeld iets geschetst over het aanjagen via aanbestedingen. Ziet de Minister
daar kans om er een tandje bij te zetten en er echt voor te zorgen dat ook de overheid
gewoon een betrouwbare afnemer wordt van wind op zee? Daar gaat het om.
Minister Hermans:
Wat ik schets, is dat wij in die aanbestedingen eisen kunnen opnemen voor duurzame
producten, die dus met duurzame elektriciteit, groene elektriciteit, zijn geproduceerd.
Nu gaat mevrouw Kröger nog een stap verder. Ze wil dat wij zelf ook een afnemer worden
van wind op zee. Ik hoorde niet wat mevrouw Kröger buiten de microfoon zei, maar daar
zou ik dan naar moeten kijken. Dat verschilt natuurlijk per type aanbesteding. Niet
in elke aanbesteding neem je direct wind op zee af. In die industriebrief, in dat
beleidskader voor vraagcreatie, heb ik daar een aantal dingen over opgenomen. Ik kan
het volgende toezeggen. Wat je vanuit de overheid kan doen, niet alleen vanuit KGG,
maar ook vanuit bijvoorbeeld Rijkswaterstaat en misschien ook medeoverheden – dat
schiet mij nu even te binnen – is ... Ik vind deze gedachte interessant, dus ik wil
daar best eens nader in duiken en kijken of we daar verdere stappen in kunnen zetten,
maar dat moet ik echt even uitzoeken. Dat kan ik nu niet zo een-twee-drie toezeggen,
maar ik kan wel toezeggen dat ik dat in kaart breng, want vraag is vraag, waar die
ook vandaan komt. Dat ben ik met mevrouw Kröger eens.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Fijn, zeg ik tegen de Minister. Het gaat mij zowel om de directe vraag naar groene
stroom, dus stroom van wind op zee, als om de vraag naar producten geproduceerd met
stroom van wind op zee. Je hebt natuurlijk twee manieren om vraag te creëren. Ik kan
me voorstellen dat de rijksoverheid, maar ook al die lokale overheden daar een grote
afnemer van zouden kunnen zijn en dat we dat veel beter kunnen mobiliseren. Wat mij
betreft hoort dat bij een Noordzeepact.
Minister Hermans:
Dat zou kunnen. Ik voer dat gesprek en op basis van dat gesprek wil ik de aanpak voor
het vervolg maken. Daar zou dit een onderdeel van kunnen zijn. Ik heb toch al beloofd
om aan de Kamer te laten weten wat de uitkomsten van dat gesprek zijn. Misschien is
het een idee dat ik daarbij ook specifieker inga op de rol van de overheid en dit
punt van de vraagstimulering. Overigens zeg ik er toch bij dat de contracts for difference
daar in de toekomst natuurlijk ook een rol in kunnen gaan spelen. Daarbij zijn we
ook een matchmaker van vraag en aanbod, zou je kunnen zeggen.
Over die contracts for difference gesproken: de heer De Groot vroeg mij naar het proces
en de planning. Ik zei al dat de ontwikkeling van de contracts for difference plaatsvindt
in continue dialoog met de sector. Op dit moment vindt er een informele consultatieronde
plaats over de vormgeving van de contracts for difference, waar veel ontwikkelaars
actief aan deelnemen. De internetconsultatie voor de contracts for difference zal
vermoedelijk aan het einde van het jaar starten. Dat is gewoon een formele internetconsultatie
over het wetsvoorstel. Ik stuur dat op hele korte termijn naar de ministerraad, zodat
daar besloten kan worden dat de internetconsultatie kan starten. Zo ontwikkelt het
wetsvoorstel zich. Als er een conceptregeling ligt voor hoe de contracts for difference
eruit gaan zien, dan zal ook daar weer een consultatieronde over plaatsvinden. De
exacte planning wordt nu bepaald, maar het is de verwachting dat dat in de loop van
2026 is zodat openstelling in 2027 mogelijk is, ervan uitgaande dat het wetsvoorstel
dan ook in beide Kamers is behandeld en is aangenomen.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Precies hierover gaan mijn zorgen. Ik ben niet zo van de zorgen, maar meer van het
grijpen van kansen. Ik denk dat we 1 januari 2027 moeten halen, maar dat is best een
kort tijdspad, zeker als er veel verwachtingen en eisen van marktpartijen op tafel
liggen om het echt te laten werken. Ik denk dat ze die input echt zullen geven. Ik
kijk erg uit naar de planning en naar welke buffers qua tijd daarin zijn opgenomen.
Het is allemaal heel kort.
Minister Hermans:
Zeker. In zo'n transitie kun je aanlopen tegen een probleem, een knelpunt, een barrière
of hoe je het ook wilt noemen. Daar wil je snel op kunnen acteren om de transitie
in beweging te houden. De contracts for difference zijn daar een voorbeeld van. Het
is vanaf 2027 ook de enige manier waarop je nog steun kan geven. De subsidietender
kan dan niet meer. Met het wetsvoorstel creëren we de wettelijke mogelijkheid om het
volgend jaar te regelen. Daarom hoop ik dat dat heel snel in internetconsultatie kan
gaan. Als het terugkomt, dan zullen we de reacties snel verwerken, zodat het naar
de Raad van State kan en daarna naar de Kamer. Het kabinet – ik vermoed dat dat het
volgende kabinet is – zal ongetwijfeld een beroep doen op de Kamer om het spoedig
te behandelen. Ik ben het met de heer De Groot eens dat je de zekerheid nodig hebt
dat die mogelijkheid er daadwerkelijk is.
Mevrouw Kröger vroeg nog naar het coöperatief eigendom. Ik had beloofd om daar nog
op terug te komen. Dat heb ik gedaan in het actieplan. Ik geloof dat mevrouw Kröger
daar ook naar verwees. Daarin zeg ik: omdat we zien dat de businesscase zo onder druk
staat, zijn we op dit moment niet voornemens om dat als randvoorwaarde op te nemen
in de komende tenders. Er is een voorbeeld van een tender in België waar dit in zat,
met een verstorend effect als gevolg. Dat kan weer een nadelig effect hebben op de
slagingskansen van de tenders. Tegelijkertijd denk ik wel dat dit een optie is die
we continu... Laat ik het zo zeggen: hij mag niet uit de kast vallen. Ik vind het
belangrijk dat we de ontwikkelingen in de gaten blijven houden, zowel nationaal als
internationaal, en dat we met de markt blijven bespreken: zien we kansen om dit toe
te voegen? Het kan ook bijdragen aan het vergroten van het draagvlak. Ik heb deze
discussie niet voor niks gevoerd met de bestuurders in Groningen en Friesland, in
het kader van de Wantijroute. Maar op dit moment maakt het de businesscase ingewikkelder
en vind ik: dat moet ik niet doen, want ik wil voorkomen dat de tender niet slaagt.
Maar het is geen vorm die ik geen warm hart toedraag.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog één vraag of gedachte hierover. Vraagcreatie is precies het voordeel van
een coöperatieve route. Degene die de windproductie in eigendom heeft, is dan ook
meteen deels de afnemer. Daarom zoek ik hiernaar. Misschien kan de Minister in het
kader van de vraagcreatie... Op het moment dat energiecoöperaties zelf onderdeel kunnen
zijn van het bouwen en meteen ook de afnemers zijn, is dat wellicht een deel van de
oplossing.
Minister Hermans:
Ja, op zich zie ik dat verband. Tegelijkertijd zien we nu dat het juist verstoort.
Dat kan ook komen door de manier waarop het op dit moment wordt vormgegeven en de
manier van constructie in België. Die verstoring willen we volgens mij ook niet. We
zullen de ontwikkeling in de gaten houden. In dat kader zal ik maximaal creatief bekijken,
ook in overleg met buurlanden, of je dit misschien op een andere manier kunt vormgeven,
zodat het wel slaagt en de tender niet onnodig onder druk wordt gezet.
Voorzitter. Dan stelde mevrouw Kröger mij nog een vraag over het inzetten van mogelijke
opbrengsten van de verkoop van TenneT. Ze vroeg of we de opbrengsten daarvan kunnen
inzetten voor wind op zee. De Minister van Financiën heeft een uitgebreide brief gestuurd
over de stand van zaken. Met de toezegging van private investeerders is de kapitaalbehoefte
nu ingevuld. Het bedrag van 7,3 miljard, zeg ik uit mijn hoofd, dat wij op onze begroting
gereserveerd hadden, valt dus vrij. Maar dat zijn middelen die gereserveerd stonden;
niet kaderrelevant, niet EMU-saldorelevant... Ik zal u verder alle begrotingsregels
besparen. Het is echter niet zo dat er nu met het vrijvallen van die middelen extra
budgettaire ruimte is vrijgekomen.
De voorzitter:
Dat leidt nog tot een vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Mijn vraag was net een andere. Het ging niet om wat er nu al is vrijgekomen. In de
brief van de Minister wordt de suggestie gewekt dat er wellicht nog een stap gezet
zal worden op het moment dat Duitsland ook nog zou instappen. Als er op dat moment
extra ruimte zou komen, zou dan niet verkend kunnen worden of dat geld deels ingezet
kan worden voor wind op zee, aangezien dat ook kostenbesparend is?
Minister Hermans:
Excuus, dan begreep ik de vraag van mevrouw Kröger verkeerd. Ik dacht dat het om deze
stap ging, maar dan gaat het echt om een als-danscenario. De volgende stap moet namelijk
eerst gezet worden en daarna komt er daadwerkelijk geld beschikbaar. Ja, dan zul je
moeten bekijken waar je dat in investeert. Op zichzelf vind ik de gedachte die mevrouw
Kröger schetst niet gek, maar het is niet aan mij om daar nu op vooruit te lopen,
gelet op de demissionaire status.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Hermans:
Volgens mij heb ik alle vragen beantwoord.
De voorzitter:
Ik kijk even of de leden dat ook vinden. Ik geloof het wel, dus dan komen we aan het
einde van dit debat. Er is een tweeminutendebat aangevraagd door mevrouw Kröger en
ook al door mevrouw Postma. Volgens mij wil de hele commissie dat. Het staat ook al
ingepland voor vanavond, dus vanavond gaan wij moties indienen en dan gaan we daar
morgen over stemmen.
Er is een tweetal toezeggingen. De eerste:
– Medio 2026 wordt de routekaart windenergie op zee geactualiseerd.
Minister Hermans:
Ja, die wordt geactualiseerd en komt in de loop van 2026 naar de Kamer.
De voorzitter:
Dan de tweede toezegging.
– De Kamer wordt per brief geïnformeerd over de uitkomsten van het stuurgroepoverleg
verduurzaming industrie op 30 oktober aanstaande. In deze brief gaat de Minister ook
in op de rol van de overheid bij vraagcreatie. Dat is een toezegging aan mevrouw Kröger.
Een deadline? 15 november?
Minister Hermans:
Dan ben ik bij de COP in Brazilië, voorzitter.
De voorzitter:
Het is een lange vlucht daarnaartoe.
Minister Hermans:
Ja, dat is waar. Dus als er dan een concept...
De voorzitter:
Nee, sorry. We hebben gewoon een deadline nodig.
Minister Hermans:
Dat snap ik.
De voorzitter:
Het maakt mij niet heel veel uit, maar...
Minister Hermans:
Uiterlijk eind november.
De voorzitter:
1 december schrijven we op, maar het mag altijd eerder. Hartstikke goed.
Ik dank de leden. Ik dank de Minister. Ik dank de ondersteuning en de collega's van
de Tweede Kamer.
Sluiting 12.47 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier