Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 3 april 2025, over Mijnbouw
32 849 Mijnbouw
Nr. 272
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 16 mei 2025
De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft op 3 april 2025 overleg gevoerd
met mevrouw Hermans, Minister van Klimaat en Groene Groei, Vice-Minister-President,
over:
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 9 december 2024 inzake advies
landsadvocaat met betrekking tot interpretatie en reikwijdte van artikel 24w, tweede
lid, van de Mijnbouwwet (Kamerstuk 35 531, nr. 41);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 13 december 2024 inzake
adviezen Auditcommissies gas- en zoutwinning onder de Waddenzee monitoringsjaar 2023
en Auditcommissie Ameland (Kamerstuk 32 849, nr. 255);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 20 december 2024 inzake
beslissing SodM over niet gedogen van gaswinning bij Warffum (Kamerstuk 33 529, nr. 1268);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 20 december 2024 inzake
jaarplan 2025 van het Staatstoezicht op de Mijnen (Kamerstuk 36 600 XXIII, nr. 66);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 31 januari 2025 inzake rechtsvorm
organisatie afhandeling mijnbouwschade Limburg (Kamerstuk 32 849, nr. 265);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 31 januari 2025 inzake herziening
Mijnbouwwet (Kamerstuk 32 849, nr. 266);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 6 maart 2025 inzake vonnis
over voorlopige voorzieningen transparantie- en controleverplichtingen uit het Akkoord
op Hoofdlijnen (Kamerstuk 33 529, nr. 1277);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 5 maart 2025 inzake stand
van zaken gaswinning Noordzee (Kamerstuk 33 529, nr. 1276);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 18 maart 2025 inzake evaluaties
Commissie Mijnbouwschade (Kamerstuk 32 849, nr. 267);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 26 maart 2025 inzake definitief
besluit op het winningsplan gaswinning Warffum (Kamerstuk 33 529, nr. 1281);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 27 maart 2025 inzake vervolgstappen
motie van de leden Beckerman en Bushoff over het bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten
in Nederland laten gelden (Kamerstuk 33 529, nr. 1219) (Kamerstuk 33 529, nr. 1284);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 27 maart 2025 inzake voortgang
programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond (Kamerstuk 32 849, nr. 268);
− de brief van de Minister van Klimaat en Groene Groei d.d. 31 maart 2025 inzake appreciatie
rechtvaardige batenverdeling van de mijnbouw (Kamerstuk 32 849, nr. 270);
− de brief van de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
d.d. 1 april 2025 inzake uitvoering motie van het lid Kostić c.s. over alle juridische
mogelijkheden aangrijpen om uitvoering te geven aan de wens van de Kamer dat er daadwerkelijk
geen gaswinning in Ternaard gaat plaatsvinden (Kamerstuk 32 849, nr. 262) (Kamerstuk 33 529, nr. 1287).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Thijssen
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Valize
Griffier: Nava
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Beckerman, Peter de Groot, Kröger,
Postma, Teunissen, Valize en Vermeer,
en mevrouw Hermans, Minister van Klimaat en Groene Groei, Vice-Minister-President.
Aanvang 13.30 uur.
De voorzitter:
Een hele goede middag, allemaal. Welkom bij de vaste commissie voor Klimaat en Groene
Groei. Het is een mooie donderdagmiddag, het zonnetje schijnt, de lucht is blauw en
op de agenda staat landbouw. Nee, sorry, excuseer: mijnbouw, het debat Mijnbouw. Aan
de zijde van de Kamer zijn aangeschoven mevrouw Beckerman namens de SP, mevrouw Teunissen
namens de Partij voor de Dieren, de heer De Groot namens de VVD en mevrouw Postma
namens Nieuw Sociaal Contract. Aan de zijde van het kabinet is aangeschoven Minister
Hermans van Klimaat en Groene Groei. We hebben vijf minuten spreektijd per persoon
en er worden in de eerste termijn vier interrupties per persoon toegestaan. Dan zou
ik graag het woord willen geven aan mevrouw Beckerman namens de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank u wel. Er is een hele grote opkomst op de tribune, maar toch een
beperkte opkomst in de zaal. Dat is wel schrijnend, want ik denk dat dit onderwerp
veel mensen diep raakt.
Laat ik beginnen met de drie nieuwe vergunningen die de Minister geeft voor gaswinning
in Groningen. 18.713 mensen staan nog in de wachtrij in Groningen voor schadeafhandeling,
en dat nummer is niet compleet. Ruim 11.000 mensen wachten nog in een onveilig huis.
De parlementaire enquête over Groningen was vernietigend. De belangen van inwoners
van Groningen zijn structureel genegeerd. Er is sprake van een ongekend systeemfalen.
Leveringszekerheid is gebruikt als rookgordijn door de Nederlandse Staat en de oliemaatschappijen.
Geld was de belangrijkste overweging bij het boren naar gas.
Deze Minister doet het weer, kiest weer voor gas boven Groningers, voor winst boven
veiligheid, terwijl haar eigen toezichthouder SodM duidelijk is. Zij weigerden gaswinning
zonder vergunning te gedogen bij Warffum en ze zeggen, en ik denk dat dat het cruciale
punt is voor het debat van vandaag: wij zouden nu, na de parlementaire enquête, anders
adviseren over nieuwe gaswinning. Maar de Minister gaat door met het oude advies van
SodM. De vraag aan de Minister is dan ook: waarom duwt de Minister door op basis van
oude adviezen van Staatstoezicht op de Mijnen, waarom leert zij niet van de parlementaire
enquête zoals haar eigen toezichthouder wél doet en waarom vraagt de Minister niet
een nieuw advies?
Voorzitter. Dan de brief die de Minister hierover stuurde. De Minister schrijft hierin
dat de winning wordt stilgelegd na een beving in het Warffumerveld groter dan 2,5
op de schaal van Richter, dat pas na akkoord van het Ministerie van Klimaat en Groene
Groei de NAM de winning weer kan hervatten en dat bij een beving groter dan 3,0 in
het gasveld de NAM het veld definitief sluit. Voor de mensen die dat niet weten: zo’n
beving in Groningen met de slappe ondergrond en de ondiepte waarop ze plaatsvinden,
betekent heel veel schade, en dat in een dorp en een omgeving waar al heel veel schade
is. Ziet de Minister zo’n zware beving als reële mogelijkheid, als ze het zo opneemt
in een brief? Anders neem je dat toch niet op? Als je dat ziet als een reële mogelijkheid,
waarom zet je dan bewust door terwijl de Minister weet welke vernieling en leed dit
kan aanrichten? Waarom wil de Minister problemen niet voorkomen, maar pas ingrijpen
nadat ze zijn ontstaan? Wat hebben bewoners hieraan? Want die boodschap is een hele
pijnlijke: eerst schade aan je huis en dan gaan we pas wat doen in plaats van andersom.
Voorzitter. Dan over de schadeafhandeling. Altijd als de Minister of haar voorgangers
voornamelijk mijnbouw toestaan, dan wordt ons bezworen dat eventuele schades heus
wel netjes worden opgelost: nee, daar hoeven we niet bang voor te zijn. En dan Limburg.
Het pijnlijkste voorbeeld dat dit, in onparlementaire taal, gelul is, is Limburg.
De mijnbouw daar is al decennia geleden gestopt en toch wachten bewoners in beschadigde
huizen nog steeds op schadeafhandeling. Hoezo «we regelen dat netjes»? Eindelijk zou
er in 2024 – dat was de belofte – een goede regeling komen voor Limburg. En nu? Nu
wachten we nog. Vanuit Limburg is er hard gewerkt. Zij gaven nuttige adviezen over
hoe een goede regeling eruit moet zien. Maar wat doet de Minister? Die schuift een
heel groot deel van die adviezen terzijde. Nu komt ze met een pilot voor tien mensen.
Dat lijkt vooral een vertragingstactiek, want de rest moet weer langer wachten, twee
tot drie jaar misschien wel. Hoe kan dit, vragen we aan de Minister. Waarom een pilot
als er al zo lang ervaring is met schade in Limburg? Waarom wordt er niks gedaan met
de regiospecifieke voorstellen die Limburg wil, maar kiest de Minister voor een centrale
regeling? Wil zij alsnog terug naar wat er in 2023 in Limburg afgesproken is? Wanneer
krijg je de schade vergoed? Als het aannemelijk is? Of gaan we gedupeerden weer eindeloos
opzadelen met onderzoeken en rapporten? We lezen dat er een jaarbudget komt voor schades.
Wat als dat budget niet genoeg is? Moeten mensen dan opnieuw wachten?
Voorzitter. De Tweede Kamer was duidelijk: voer het bewijsvermoeden in heel Nederland
in. Ook dat weigert de Minister uit te voeren. Wel willen verdienen aan mijnbouw,
maar niet de gedupeerden met schade eenvoudig willen helpen. Gerrit Dijkstra en Frits
van der Meer schreven in het Nederlands Juristenblad en S&D een vurig pleidooi om
de aangenomen motie-Beckerman/Bushoff wel uit te voeren. Mijn vragen zijn dan ook
als volgt. Herkent de Minister dat het draagvlak voor mijnbouw echt vernacheld wordt
als je niet zorgt dat schades goed worden opgelost? Dit jaar wordt de Mijnbouwwet
meermalig gewijzigd. Wil de Minister direct de schaderegeling voor gedupeerden verbeteren?
Voorts zijn wij van mening dat gaswinning onder de Wadden koste wat kost voorkomen
dient te worden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u voor uw inbreng. Mevrouw Kröger van GroenLinks-PvdA heeft gehoor gegeven
aan uw oproep, evenals de heer Vermeer van BBB. U heeft nog een interruptie, van de
heer De Groot, namens de VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik dacht: ik wacht even tot het eind van de bijdrage van mevrouw Beckerman, ook omdat
we vaak samen het debat voeren over het herstel van Groningen. Ik was benieuwd wat
mevrouw Beckerman zou gaan vragen over het herstel in Limburg. Daar ga ik straks zelf
ook nog iets over zeggen.
Ik wil nog even terugkomen op het eerste statement over de gaswinning in Warffum.
Natuurlijk heeft het impact op de omgeving als de gaswinning daar doorgaat. Maar mevrouw
Beckerman zei iets interessants, namelijk: er moet een nieuwe beoordeling door het
SodM plaatsvinden. Wat is er volgens mevrouw Beckerman anders in de technische situatie
van het veld waardoor die herbeoordeling zou moeten plaatsvinden? Ik heb het niet
over de maatschappelijke verantwoordelijkheidszin, want dat is aan de Minister. Het
gaat mij echt even over de techniciteit van het veld.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is precies het probleem. Dat is precies het probleem! Al die tijd dat ik in Groningen
in de provinciale staten zat, werd gaswinning gezien als iets technisch. Het leed
van mensen werd jarenlang genegeerd. De toezichthouder – dat is zo uniek – leert van
de parlementaire enquête. Die zegt: «Wij kijken niet langer alleen met een technische
bril; wij kijken ook naar wat het doet. Wij kijken wat het doet als je continu leeft
met de angst dat er een beving komt. Als je continu leeft in een kapot huis. Als je
continu leeft in onveiligheid. Als de overheid continu zegt dat ze het gaat aanpakken,
maar die jaar op jaar op jaar op jaar haar beloftes niet nakomt.»
Gaswinning gaat niet alleen over techniek. Dit gaat over een gebied waarin mensen
wonen – mensen die heel lang belazerd zijn door de overheid. Het pijnlijke is dit,
en dat is mijn wedervraag aan de VVD. Waarom leert een toezichthouder wél, maar blijven
partijen doorzetten op dezelfde weg? Waarom leert een toezichthouder wél van die rake
conclusies van de parlementaire enquête, maar politieke partijen niet? Is winst dan
toch elke keer weer belangrijker?
De voorzitter:
U heeft een tweede interruptie van de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dit is natuurlijk een beetje flauw. Ik stel een vraag die omgeven is met dezelfde
gevoeligheden die mevrouw Beckerman aan het daglicht brengt. Ik noemde nog dat wij
samenwerken om te kijken hoe we het herstel van de schade en de versterking in Groningen
kunnen verbeteren met elkaar. Maar daar richtte mijn vraag niet op, en mevrouw Beckerman
geeft daar dan ook geen antwoord op. Mijn vraag gaat heel specifiek over welke rol
het SodM zichzelf zou moeten aanmeten vanuit de parlementaire enquête en vanuit haar
bevoegdheden. Daar gaat deze discussie ook over. Het gaat ook over de bevoegdheden
die zij heeft. Welke rol moet zij zichzelf aanmeten zodat zij tot een hernieuwd advies
moet en kan overgaan, waar dan een andere uitkomst uit komt? Daar gaat de vraag over.
Het is natuurlijk heel makkelijk om een wedervraag te stellen en allerlei kwalificaties
op mij te plakken, maar het is een oprechte vraag, om te kijken of we daar met elkaar
uit kunnen komen. Het gaat niet over een jij-bakken. Het gaat er niet over dat wij
niet de gevoeligheid snappen. Het gaat er niet over dat we ervoor moeten zorgen dat
herstel en versterking beter gaat. Het gaat hier over een veld waarvoor een hernieuwde
winning afgegeven wordt, en waar de afgelopen jaren op gewonnen is. Die beoordeling,
daar gaat het over.
De voorzitter:
In het vervolg graag korte interrupties, meneer De Groot. Het woord is aan mevrouw
Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Het gaat niet over jij-bakken. Het probleem is dat dit jarenlang echt als een technische
discussie is gezien. Dat zie ik eigenlijk ook terug in die vraag. De meetlat is elke
keer de techniek. Het interessante is dat maatschappelijke gevolgen nooit werden gewogen.
Dat staat misschien wel op honderden pagina’s in het parlementaire-enquêterapport.
Dat gaat niet over nu. SodM heeft daarover eerder gezegd dat er geen maatschappelijk
toezichthouder was. Er bestaat in de Mijnbouwwet niet zoiets als een maatschappelijk
toezichthouder, dus iemand die ook kijkt naar wat dit betekent voor de mensen. Er
is alleen een technisch toezichthouder. Dat is juist het interessante: we leren niet
van de parlementaire enquête door te kijken hoe we de maatschappelijke gevolgen kunnen
meewegen. De heer De Groot weet hoe slecht het gaat met schadeafhandeling en versterking.
Maar die jaren dat je als inwoner elke keer actie moest voeren, wat mensen uit Warffum
nu opnieuw moeten doen, laten sporen na. Daarom is er alle reden om juist die maatschappelijke
gevolgen mee te wegen voordat je toestemming geeft voor gaswinning. Ik hoop dat de
VVD nu ook zegt: hé, dat is niet gebeurd, en daarom gaan wij ook als VVD onze toestemming
heroverwegen.
De voorzitter:
Dat lokt een interruptie uit van de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik zal het korter doen. Een heel groot deel van het antwoord van mevrouw Beckerman
over hoe het is om in onzekerheid te leven, begrijp ik. Dat zie ik ook. Dat wil ik
nogmaals benadrukken. Dat zie ik ook, en daar moeten we rekening mee houden. Maar
ik ben ook blij met het antwoord van mevrouw Beckerman. Zij zegt dat Staatstoezicht
op de Mijnen het raamwerk niet heeft om dat te toetsen. Sterker nog: ik denk dat het
de Minister is die in de wet de maatschappelijke verantwoordelijkheidszin moet toetsen.
De vraag aan mevrouw Beckerman aan de SP is dus of dat wat haar betreft ligt bij het
Staatstoezicht op de Mijnen. Want dan kunnen we dat met elkaar uitklaren en uitboren.
Of is dat een rol die bij de Minister belegd is, en moeten we daar dus de Minister
op aanspreken?
Mevrouw Beckerman (SP):
Nu wordt ie fraai. SodM zou het raamwerk niet hebben. Nee, zij hebben een wettelijke
taak en komen zelf al jarenlang tot de conclusie dat zij moeten leren, en zij hebben
dus ook harde lessen geleerd. Hoewel ik vind dat we SodM niet politiek moeten kleuren,
roem ik SodM omdat zij keer op keer heeft ingegrepen op momenten waarop het moeilijk
was. Ik noem bijvoorbeeld de aardbeving bij Huizinge, toen hun verloven werden ingetrokken,
ze gingen rekenen en ze zich helemaal het leplazarus schrokken. Ik noem ook het moment
waarop SodM, na een heftig debat hier, waarbij de Kamer gaswinning in Warffum steunde
en zelfs het gedogen van winnen zonder vergunning steunde, haar nek heeft uitgestoken
en heeft gezegd: «Dit gaan wij niet doen. Wij gaan dit niet gedogen.» Het pijnlijke
is – daarvoor kijk ik toch naar de VVD – dat een toezichthouder dus zijn nek uitsteekt,
maar dat de Kamer en het kabinet niet leren van de parlementaire enquête, doorgaan
op dezelfde weg, en de maatschappelijke impact niet voldoende meewegen. Tenzij u zegt:
ik leer er wel van. Dan hoop ik op een nieuwe stemming, en dan houden we alsnog de
gaswinning bij Warffum tegen.
De voorzitter:
Dan komt de heer De Groot met een laatste interruptie.
De heer Peter de Groot (VVD):
Nou, het is wat mij betreft geen interruptie, voorzitter. Ik had namelijk een vraag
gesteld of de maatschappelijke verantwoordelijkheid bij de Minister ligt. Ik wil mijn
vierde interruptie best gebruiken hoor, voorzitter. Dat maakt me niet zoveel uit.
Mevrouw Beckerman moet zich realiseren dat ze het hiermee zelf ook politiek maakt,
door te zeggen dat ze hoopt dat de VVD erachter gaat staan om de opdracht aan het
SodM te verlenen. Ik wil die vraag stellen aan de Minister. De Minister moet naar
die maatschappelijke verantwoordelijkheidszin kijken. We zitten in dezelfde discussie
over hoe dat is voor de omgeving en de regio, hoe je dat met elkaar weegt en hoe je
goede schadeafhandeling regelt als er echt wat aan de hand is. Maar mevrouw Beckerman
doet zelf mee door die rol toe te delen aan SodM, terwijl in de ogen van de VVD de
maatschappelijke verantwoordelijkheidszin ligt bij de Minister. Dat was mijn vraag:
is mevrouw Beckerman het daarmee eens?
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik vind dat de Minister de maatschappelijke gevolgen onvoldoende heeft meegewogen.
Dat is waarom we dit debat opnieuw aangaan. Dat is waarom mensen op de tribune zitten.
Dat is waarom mensen zich zulke grote zorgen maken en dus ook juridische stappen gaan
zetten. Ik zou juist aan de VVD willen vragen: vindt de VVD dat de Minister dit voldoende
heeft meegewogen? Want er is weer een besluit genomen in een dorp waar in februari
nog een beving was, in een dorp waarin heel veel mensen wachten op schadeafhandeling,
in een dorp waar woningen versterkt moeten worden omdat ze onveilig zijn. Daar gaan
we opnieuw gas winnen, na de mooie beloftes van de parlementaire enquête, na de mooie
belofte in het coalitieakkoord: geen Gronings gas meer. Weeg niet alleen de gaswinning,
maar ook het gevolg van een overheid die belofte op belofte breekt. Dus nee, ik vind
niet dat de Minister dat maatschappelijke effect voldoende heeft meegewogen. Ik hoop
dat de VVD die conclusie deelt en we deze gaswinning gaan heroverwegen.
De voorzitter:
Dank voor het korte antwoord. Onthoud uw vraag even voor een interruptie op de heer
De Groot. U heeft nog een interruptie van mevrouw Postma, Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Dit is een belangrijke discussie die we met elkaar hebben. Zoals u weet, hecht ik
grote waarde aan het advies van het SodM als het gaat om veiligheid; daar was mijn
motie over Ternaard ook op gebaseerd. Als het niet veilig kan, moeten we het niet
doen. Het advies dat het SodM over de verlenging van Warffum heeft gegeven in 2022
was gebaseerd op – zo concludeer ik ook uit dit interruptiegesprek – wat ik even de
technische veiligheid noem. Die was goed geanalyseerd. Het rapport was goed, deugdelijk
en uitgebreid. Het advies dat in december, vlak voor de kerst, tot ons kwam, ging
over een ander soort veiligheid. Het is ook heel belangrijk om die mee te nemen. Is
mevrouw Beckerman het met ons eens dat we de twee veiligheden niet met elkaar moeten
verwarren en dat het advies van 2022 echt waarde heeft? Is ze het met ons eens dat
het veiligheidsadvies waar het SodM zo goed in is, dus met betrekking tot de technische
veiligheid, echt waarde heeft, en dat we die echt overeind moeten houden?
Mevrouw Beckerman (SP):
De parlementaire enquête heeft voor mij extreem veel waarde omdat die na een jarenlange
strijd de erkenning gaf dat we niet gek waren, dat we niet voor niks jarenlang die
acties hebben gevoerd, dat we niet voor niks keer op keer naar de Raad van State gingen
om acties te organiseren. De waarde daarvan wordt ook erkend bij SodM. Zij zeggen:
«Je mag niet alleen maar kijken naar die technische kant. Je moet ook kijken naar
de menselijke kant.» Ook die veiligheid moet je zwaar laten wegen. Wij hebben dat
voordat we gingen stemmen over de gaswinning bij Warffum ook keer op keer beargumenteerd.
Toch werd ermee ingestemd. Toch heeft de Minister ermee ingestemd. Ik hoop dat ook
de fractie van NSC nu denkt: hé wacht eens even, als zelfs een toezichthouder haar
nek uitsteekt en zegt dat ze leren van zo’n rapport en van een parlementaire enquête,
en dat ze niet meer enkel gaan kijken naar die technische veiligheid, maar ook naar
de maatschappelijke gevolgen, dan zou het heel pijnlijk zijn als wij dat als Kamer
niet zouden doen. Ik hoop dat de fractie van NSC dat ook erkent.
De voorzitter:
Ik zie geen verdere interrupties. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Teunissen
namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. Het kabinet wil meer en sneller gas winnen onder de Waddenzee, in Groningen
en in de Noordzee. Dat is ongelofelijk schadelijk midden in een klimaatcatastrofe.
Meer gas in Nederland betekent misschien wel minder import, maar niet minder gas.
In de VS zal nu zelfs meer gas worden gewonnen door Trump. Meer gas in Nederland betekent
dus wereldwijd meer uitstoot. Dat gaat ook nog eens samen met de vergiftiging van
onze bodem als we doen wat de VVD wil, namelijk naar schaliegas boren. We zitten vast
in een groeisysteem van meer en meer. Dat is het fundamentele onderliggende probleem.
Sommige mensen lijken hier te verkondigen dat we voor de energietransitie nog wel
even flink wat fossiele infrastructuur kunnen aanleggen, omdat dat noodzakelijk zou
zijn. Nou, die ruimte en tijd hebben we niet meer. Ook na de energietransitie kunnen
we niet nog oneindig energie gebruiken, zoals sommige mensen hier pretenderen, want
daarvoor zijn ruimte en grondstoffen nodig. Als ons productie- en consumptieniveau
nog verder stijgt, kan de aarde dat gewoonweg niet aan. Bovendien kunnen we in Nederland
helemaal niet genoeg gas winnen om de huidige economie te laten draaien. Ik wil dus
dat er zeer grondig wordt onderzocht door de Minister, voordat er überhaupt een sectorakkoord
voor gaswinning in de Noordzee komt, of de nieuwe boringen niet regelrecht in strijd
zijn met de klimaatverplichtingen van Nederland én of gaswinning in Nederland daadwerkelijk
leidt tot minder lng, wat hier steeds gepretendeerd wordt. Kan de Minister dit onderzoek
toezeggen?
Voorzitter. Meer gas is geen oplossing. De enige manier om de klimaatcatastrofe tegen
te gaan, om natuurvernietiging snel genoeg af te remmen, is door heel veel energie
te besparen en door de productie en consumptie te beperken. Zo kan onze toekomst bloeien:
snoeien om te bloeien dus. De Minister heeft op 26 maart besloten dat de NAM tot 2032
mag doorgaan met gaswinning in Groningen. Daarmee schoffeert ze Groningen, gaat ze
regelrecht in tegen de aanbeveling van de parlementaire enquêtecommissie in het rapport
Groningers boven gas, legt ze de bezwaren van de bewoners naast zich neer en draagt
ze ook nog eens bij aan verdere klimaatopwarming. De bewoners gaan gelukkig tegen
dit besluit in beroep, maar ik roep de Minister op om daar niet op te wachten. Trek
die vergunning in en draai het besluit terug! Al die mooie klimaatpraatjes en praatjes
over het herstel van Groningen zijn namelijk gebakken lucht als dit besluit wordt
doorgezet.
Bovendien zorgt de extra uitstoot door gaswinning er niet alleen voor dat er ontzettend
veel schade wordt aangericht aan de mensen in Groningen, maar ook aan de planeet.
Ik wil de Minister dus oproepen om een nieuw advies te vragen aan het Staatstoezicht
op de Mijnen over de winning in Groningen. Het is onbegrijpelijk. Van provincie en
omwonenden tot Tweede Kamer: iedereen vraagt om een nieuw advies. Dus waarom komt
de Minister niet met die vraag richting het Staatstoezicht op de Mijnen? De Minister
kiest weer voor geld boven veiligheid. Ik wil dus van haar weten: hoe is dit besluit
nou verenigbaar met de conclusies die de parlementaire enquêtecommissie in het rapport
Groningers boven gas heeft getrokken?
Voorzitter. Dan de Waddenzee. Daar win je geen gas. Daar hebben namelijk andere belangen
voorrang, namelijk die van de natuur en die van zeedieren. De Minister laat in de
brief gewoon weten onze motie, die met een grote meerderheid is aangenomen en waarin
wij verzoeken om alle juridische mogelijkheden aan te grijpen om de gaswinning niet
door te zetten, niet uit te gaan voeren. Kan de Minister in vredesnaam uitleggen waarom
zij die motie niet uitvoert? Waarom concludeert zij dat er geen significante negatieve
effecten voor de natuur optreden? Het onafhankelijk juridisch advies aan de Tweede
Kamer is namelijk: het kan niet. Ook het advies van de landsadvocaat aan het kabinet
is: het kan niet. Waar baseert de Minister dan haar oordeel op? Er moet echt een deugdelijke
onderbouwing komen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Is mevrouw Teunissen ook van mening dat diezelfde risico’s gelden voor windparken
op zee?
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik zal mijn best doen om deze vraag heel serieus te beantwoorden. De Partij voor de
Dieren heeft altijd gezegd dat we in eerste instantie veel energie moeten besparen.
Dat heb ik net ook heel uitgebreid betoogd. Dat is namelijk het beste voor de planeet.
We hebben gewoonweg veel te veel productie en consumptie in Nederland. Daarvoor hebben
we bijvoorbeeld ook een motie ingediend – die aangenomen is – waarin de Minister wordt
verzocht om met een industrievisie te komen waarin duidelijk wordt welke industrie
de industrie van de toekomst is en welke industrie we niet meer nodig hebben. Er moet
ook een energiebesparingsplan komen. Daar hebben we de Minister ook om gevraagd. Dat
is er nog steeds niet. Daar vragen we, ook samen met andere partijen, al vier jaar
om. Als je die energie bespaart, dan heb je ook minder windmolens nodig. Dan heb je
minder schade aan de natuur. Als je dan toch windmolens nodig hebt – die heb je nodig,
want de klimaatgevolgen zijn nog veel schadelijker als we niks doen – dan moet je
zorgen dat die windmolens goed worden neergezet. Je hoeft daar trouwens niet zo veel
voor te doen. Dan ontstaan er tussen die windmolens allerlei kraamkamers voor vissen.
Het kan dus ook heel veel goeds doen voor de biodiversiteit. Daarmee bagatelliseer
ik de negatieve effecten niet. Ik zeg dat we eerst energie moeten besparen. Dan hebben
we minder windmolens nodig. Maar als er helemaal geen windmolens worden neergezet,
dan zijn de gevolgen van de klimaatverandering nog veel erger.
De voorzitter:
U krijgt een vervolgvraag van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dat was eigenlijk nauwelijks een antwoord op mijn vraag. Uiteraard hoeven we elke
hoeveelheid energie die we besparen, niet op een andere manier op te wekken. Wij zijn
dus een hartgrondig voorstander van dat pleidooi. Mevrouw Teunissen noemt de negatieve
aspecten van winning van gas op zee voor de natuur, het bodemleven en het leven in
de zee. Mijn vraag was of die bij het plaatsen van windparken op zee niet precies
hetzelfde zijn.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het antwoord is: nee, dat is niet hetzelfde. Bij beide vormen van winning ontstaat
even schade aan de zeebodem. Maar het winnen van gas is een proces waarbij de bodem
continu wordt uitgeput. Dan zijn er veel meer schadelijke effecten. Wat de VVD nu
voorstelt, namelijk het doorbreken van het taboe op schaliegas, is het allerschadelijkste
wat je kunt doen, want daardoor raakt ons drinkwater vervuild. Verder is nog niet
helemaal zeker wat de economische en ecologische effecten daarvan zijn en we krijgen
daardoor wéér verzakkingen. We voeren hier nu de discussie over de ellende die door
deze verzakkingen wordt veroorzaakt. Als we het nu ook nog eens over schaliegas gaan
hebben, dan is echt het end zoek. Dus: ja, gaswinning is vele malen schadelijker dan
windmolens.
De voorzitter:
U mag uw betoog continueren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, hoeveel tijd heb ik nog?
De voorzitter:
U heeft nog 43 seconden.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Kijk! Dat is heel mooi. Dan wil ik die laatste 43 seconden besteden aan Limburg, want
Limburgers hebben te maken met verzakkingen en met overstroming doordat de grond instort
en is verzwakt door mijnbouw. De Minister vindt dat zij nog wel een jaar kan wachten
met schadevergoeding, terwijl vorig jaar al een regeling was beloofd. De Minister
zegt nu nog te zoeken naar een rechtsvorm. De Limburgers maken zich grote zorgen over
dit uitstel. Hoe is het mogelijk dat de Minister niet aanstuurt op een omkering van
de bewijslast? Na jarenlang leuren hebben we dat wel voor Groningen gedaan. Decennialang
heeft Nederland geprofiteerd van de mijnbouw in Limburg. De Staat heeft heel veel
inkomsten uit die mijnbouw gehad, maar nu lukt het niet eens om het minimale voor
die mensen te regelen. Het is een schande. Is de Minister bereid om een omkering van
de bewijslast regelen? Waarom moet dit zo lang duren?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor uw betoog. Ik zie geen leden meer die nog willen interrumperen.
Dan geef ik gaarne het woord aan mevrouw Kröger, die namens de partij GroenLinks-PvdA
het woord zal voeren.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
De fractie van GroenLinks-PvdA. Het is nog geen partij.
Voorzitter. Een commissiedebat Mijnbouw gaat altijd over het fossiele verleden en
over de groene toekomst. Ik begin met het verste verleden: Limburg. Ik dank de kwartiermakers
voor hun adviezen. Helaas zijn die gevolgd door niet één, maar twee teleurstellende
brieven van de Minister. Weer meer vertraging. Mensen wachten al 50 jaar. Dit is echt
heel moeilijk uit te leggen. In oktober 2023 zette het toenmalige kabinet zijn handtekening
onder de afspraak over een algemene mijnbouwschaderegeling. In 2024 zou nog een loket
worden geopend voor alle schades: licht, regulier en zwaar. Maar nu, in de lente van
2025, is het nog steeds niet geregeld. Dit jaar komt er wel een loket, maar alleen
voor lichte schades. Mensen met zware schades moeten volgens de Minister wachten totdat
een zbo is opgericht, iets wat jaren kan duren. En dat terwijl de afspraak was dat
juist deze mensen als eerste geholpen zouden worden. Wil de Minister hen echt nog
jaren laten bungelen? Of moeten zij zich wenden tot de bestaande Stichting Calamiteitenfonds
Mijn(water)schade? In dat geval ontstaan twee loketten, wat tot chaos en meer frustratie
leidt, zeker als mensen niet kunnen inschatten of zij een lichte of zware schade hebben.
Wat als de genoemde 1 miljoen vanaf 2030 niet volstaat om én een organisatie te runnen
én schade af te handelen? Wordt de schadeafhandeling dan uitgesteld of moet er wat
de Minister betreft dan geld bij?
Voorzitter. Dan van het verre fossiele verleden naar de mijnbouw van de toekomst:
geothermie. De winning van aardwarmte stagneert. Hoe staat het met het aanjaagteam
en welke stappen zet de Minister om de doelstellingen voor 2030 wél te halen? Als
geothermie bijdraagt aan het verzachten van netcongestie, kan dat dan ook meegewogen
worden bij de herziening van het prioriteringskader? Wanneer kunnen we het voorstel
tot wijziging van de Mijnbouwwet verwachten, met daarin een betere borging inzake
de impact op grondwaterwinning? Kunnen we een kaart krijgen met daarop de potentiële
geothermieprojecten en grondwaterwinningsgebieden, zodat de schaal van het probleem
duidelijk wordt?
Voorzitter. Terwijl de uitrol van groen onder dit kabinet stagneert, heeft het kabinet
wel allerlei fossiele plannen. De vraag naar gas en de gaswinning worden weer aangejaagd.
In Friesland hebben mensen grote zorgen over schade. Alle kleine gasvelden samen maken
dat «gasveld Friesland» nu de grootste winningslocatie van Nederland is. De mensen
in Warffum, en wij met hen, zijn verbijsterd over het feit dat er een vergunning is
verleend, ondanks de belofte «geen Gronings gas meer», ondanks al het verzet van gemeenten,
provincie en bewonersgroepen en ondanks de uitspraak van Staatstoezicht op de Mijnen
dat het met de kennis van nu een ander advies zou hebben gegeven. Waarom kiest de
Minister voor deze ramkoers?
De Noordzee. Al drie jaar wordt er gewerkt aan een versnellingsplan, en nu is er een
vertraagd sectorakkoord. Kennelijk wil niemand investeren, en dus moeten nu investeringsrisico’s
weggenomen worden. Om welke bedragen gaat dit en bij wie komen die risico’s dan wel
te liggen?
Ten slotte, voorzitter, de Waddenzee. Ons meest kwetsbare en unieke natuurgebied is
nu de inzet van een keiharde onderhandeling met Shell en Exxon. Pijnlijker dan dit
wordt de fossiele lock-in niet. Hoe staat het nu met de onderhandelingen over Ternaard?
Kan de Minister ons garanderen dat er een uitkomst is vóór de UNESCO-vergadering van
6 tot 16 juli? De dramatische impact van de gaswinning op de Wadden wordt steeds duidelijker.
De bodem bij Ameland is nu al bijna een halve meter gedaald. Zelfs als de winning
stopt, gaat die bodemdaling nog decennia door. De duinvalleien vernatten en verzilten
en er is een sterke afname van de populatie steltlopers. Nestplekken van de kleine
mantelmeeuw, de eidereend en de visdief – een vogel op de rode lijst – overstromen.
Er is decennia aan gepeerreviewd wetenschappelijk onderzoek verzameld, waaronder talloze
deelonderzoeken en eindeloze datasets. Dat is wetenschap, maar die wordt nu afgedaan
met een consultantsrapport van vijf kantjes waarin aantoonbaar fout wordt geciteerd
en alle wetenschap aan de kant wordt gezet.
Voorzitter. Ik wil deze Minister echt vragen om te staan voor wetenschappelijk onderzoek
en om dat wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van gaswinning op de Wadden
serieus te betrekken bij alle verdere besluitvorming. Kan zij toezeggen het voortschrijdend
inzicht in schade aan de natuur door mijnbouw te gebruiken voor een herbeoordeling
van bestaande gaswinning en zeker ook van een uitbreiding van de zoutwinning onder
de Waddenzee? We moeten staan voor de wetenschap. We moeten de wetenschap hooghouden,
zeker in dit populistische afbraaktijdperk.
Hoeveel tijd heb ik nog, voorzitter?
De voorzitter:
Vijf seconden.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
In die vijf seconden spreek ik nogmaals de hoop uit dat deze mijnbouwdebatten steeds
meer gaan over de grijze krimp en dat groene groei betekent dat we inzetten op de
mijnbouw van de toekomst, en niet op het verder aanjagen van fossiele winning.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk voor uw bijdrage. Ik zie geen leden die willen interrumperen.
We kunnen dus meteen door naar de volgende spreker en dat is de heer De Groot van
de VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De VVD is van mening dat in Nederland mijnbouw en in het bijzonder
gaswinning en een versnelling van de winning van gas op de Noordzee hard nodig zijn
om ervoor te zorgen dat we onafhankelijker worden van onvrije regimes – zeker gezien
de huidige geopolitieke situatie – én onafhankelijker worden op het gebied van de
eigen energievoorziening tijdens de transitie naar duurzame energie.
We werken aan betaalbaarheid van de energierekening en we hebben voldoende voorraad.
Dat doen we op een manier die zo schoon mogelijk is. We kunnen ervan wegkijken, maar
gas winnen in eigen land is schoner dan lng uit Amerika importeren. Door de nieuwe
regering in Amerika, de regering-Trump, ontstaan hierbij op dit moment ook allerlei
onzekerheden. Een eigen productie heeft als bijvangst inkomsten voor de staatskas.
De VVD kijkt daarom reikhalzend uit naar het sectorakkoord voor de versnelling van
gaswinning op de Noordzee. Dat akkoord vordert, zo begrepen wij, maar er zijn wel
specifieke uitdagingen die in de afgelopen decennia niet zijn voorgekomen. De toekomstige
winputten zijn kleiner en dat brengt risico’s voor exploitatie met zich mee. Ik heb
daar nog wel een aantal vragen over aan de Minister. Is het zo dat het moelijker wordt
om een sectorakkoord te sluiten omdat er specifieke uitdagingen zijn die nog nooit
eerder zijn voorgekomen? Kan de Minister aangeven of dit met name te maken heeft met
de dure infrastructuur die moet worden afgeschreven over een opbrengst die lager is
doordat de velden kleiner zijn, of met het gegeven dat het risico groot is dat er
een mislukte exploitatie is of dat boringen mislukken? Hoe wordt de achtervang op
het gebied van de generieke infrastructuur die door de sector gezamenlijk wordt gebruikt,
zoals buisleidingen naar land, gegarandeerd? Ik wil graag van de Minister weten of
het afdekken van risico’s, bijvoorbeeld door middel van een risicoregeling of op een
andere manier, vordert en welke uitdagingen er nog op tafel liggen om een definitief
akkoord te kunnen sluiten.
Voorzitter. Gaswinning op land. De Minister heeft besloten om de winning in het kleine
veld van Warffum te verlengen tot 2032. De VVD vindt dat belangrijk nieuws. We snappen
zeker de zorgen die in Groningen leven. Daarom is het positief te noemen dat de Minister
op basis van die maatschappelijke verantwoordelijkheid, van die weging, met de NAM
heeft afgesproken om de winning eerder stil te leggen, namelijk bij een beving van
2,5 in plaats van 3 op schaal van Richter. Gisteravond konden we nog bij EenVandaag
van hoogleraar Smeulders horen dat kleine velden echt een andere materie zijn dan
het grote Groningenveld, waar het in de Kamer ook heel vaak over gegaan is. De heer
Smeulders noemde dat het Saudi-Arabiëveld van Nederland; en dat is echt wat anders
dan de kleine velden. Kleine velden geven een kleinere kans op aardbevingen, als ook
kleinere aardbevingen. Het SodM heeft daar eerder een advies over gegeven. De VVD
ziet niet dat sindsdien grote technische veranderingen hebben plaatsgevonden. Daar
ging het interruptiedebatje net ook al over. Daarmee is er eigenlijk ook geen grondslag
voor een hernieuwd advies. Partijen die zich nu wel over uitspreken – het willen hebben
van een hernieuwd advies – lopen daarmee natuurlijk ook vooruit op de uitkomst van
het hernieuwd advies en geven mensen hoop op een andere uitkomst. Dat wakkert onrust
aan. Wat de VVD betreft is dat dus onverstandig.
Voorzitter. Het laatste punt gaat over het schadeherstel in Limburg. In oktober 2024
heb ik al gevraagd naar de stand van zaken bij de schadeafhandeling in Limburg. Het
vormgeven van de definitieve organisatie zal nog twee tot drie jaar duren, zo lezen
we nu. Het is goed dat het kabinet daar met de tijdelijke organisatie eigenlijk niet
op wacht. Er komt namelijk een digitaal loket omdat het fysieke loket pas in januari
2026 open kan. Dat duurt wel erg lang. Dat komt natuurlijk omdat het tussen 2020 en
2024 niet is gelukt om tot een passende oplossing te komen met de voormalige mijnbouwbedrijven
of om een regeling op te zetten. Desalniettemin vraagt de VVD zich af of er echt geen
alternatieven zijn waardoor dit sneller kan. Kijk bijvoorbeeld naar het neerleggen
van de uitvoering bij de provincie. Mensen met een zware mijnbouwschade moeten nu
nog minstens twee jaar wachten voordat zij aan de beurt zijn. Daarnaast leidt de komst
van twee loketten, zowel een fysiek als een digitaal loket, wellicht ook tot verwarring
in de provincie. Hoe wordt ervoor gezorgd dat voor bewoners duidelijk is bij welk
loket zij uiteindelijk terechtkunnen? Graag hoor ik van de Minister hoe zij daarnaar
kijkt.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw bijdrage. Mevrouw Postma wil u interrumperen.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik hoor mijn collega Peter de Groot van de VVD zeggen dat gaswinning op de Noordzee
moeilijk tot stand komt. Hij noemde zaken zoals een risicoafdekking die misschien
nodig is, of het op een andere manier afschrijven van de pijpleiding die daarnaartoe
gaat. Hoor ik goed dat de heer Peter de Groot wil dat er een subsidie komt voor het
winnen van gas?
De heer Peter de Groot (VVD):
Dat is eigenlijk mijn vraag aan de Minister. Ik heb vernomen dat er meer risico’s
zijn doordat de velden kleiner zijn. Ik denk dat het daarom wat langer duurt voordat
het sectorakkoord wordt gesloten. Mijn vraag aan de Minister is juist wat er extra
nodig is. Ik opteer hier niet voor een subsidie. Deze discussies gaan natuurlijk altijd
over risico’s en risicoafdekkingen. Ik ben gewoon benieuwd hoe het daarmee staat.
Ik ben benieuwd of de Minister een inkijkje kan geven: wanneer kunnen die laatste
slagen worden gemaakt? En liggen deze technische uitdagingen ook echt op tafel? Klopt
dat? Want dat heeft natuurlijk wel impact op het totale sectorakkoord. Je sluit zo’n
akkoord omdat je de productie weer snel wilt laten stijgen, want die productie daalt
nu een beetje. De VVD wil dus kijken wat daar verder voor nodig is. Vandaar dus de
vraag aan de Minister.
De voorzitter:
U krijgt een vervolgvraag van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Door de hogere prijs van gas zou winning hier toch echt mogelijk moeten zijn. Het
afdekken van risico kan natuurlijk een flinke hap uit je begroting nemen als dat risico
inderdaad de kant van de Minister op valt. We zitten op dit moment ook met wind op
zee. Ook daarvoor hebben we een risicoafdekking nodig. Ik heb uw collega Erkens toch
altijd wel een warm pleidooi horen voeren voor de groene groei, net als uw Minister.
Als u nou zou moeten kiezen, waar zouden uw geld of uw risicoafdekkende middelen dan
heen gaan? Naar wind op zee of naar nieuwe fossiele winningen op de Noordzee?
De voorzitter:
Het woord is aan de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik zou mijn geld in ieder geval niet alleen maar willen zetten op import van gas uit
Amerika. Dat is misschien niet het antwoord dat mevrouw Postma wil horen, en dat is
ook niet waar mevrouw Postma naar vroeg – dat erken ik zeker, wellicht ten overvloede.
Het serieuze antwoord is dat de VVD zich zorgen maakt over de afname van de gasproductie
op de Noordzee. Dat moeten we keren. Wij zullen zeker kijken wat ervoor nodig is om
dat te organiseren.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van de heer Vermeer, BBB.
De heer Vermeer (BBB):
VVD-collega Erkens heeft over het winnen van gas op land al eerder gezegd dat hij
van plan was om weer aan de slag te gaan met het winnen van schaliegas. Maar wij hebben
ook een brief van de Minister gehad waarin staat dat zij voornemens is om in de Mijnbouwwet
te verankeren dat we geen winning van schaliegas op land toestaan. Ik wil graag van
de VVD weten welke positie zij daarbij gaat innemen. Wil de VVD de Minister eigenlijk
oproepen om het verankeren hiervan in de Mijnbouwwet achterwege te laten?
De heer Peter de Groot (VVD):
Als ik het goed heb gevolgd, heeft mijn collega Erkens in het debat over gas of het
debat over leveringszekerheid gevraagd om te onderzoeken wat vandaag de stand van
zaken is op het gebied van het winnen van schaliegas. Ik snap dat ik mij daar zo met
een jantje-van-leiden van af probeer te maken, maar ik heb dat debat niet zelf gedaan.
Dat is dus maar iets wat ik hierbij moet zeggen. Kijk, de VVD ziet gewoon dat de gaswinning
op de Noordzee afneemt, dat we moeite hebben met het op orde hebben van onze gasvoorraden
en dat het moeite kost om ervoor te zorgen dat voldoende gas uit het buitenland hierheen
komt. Vanuit dat perspectief is kijken naar wat wel mogelijk is de inzet van de VVD
geweest. Dat is op dit moment nog niet anders.
De voorzitter:
Dat lokt een vierde en laatste interruptie van de heer Vermeer uit.
De heer Vermeer (BBB):
Ja, want dat is wederom geen antwoord. Gisteren hebben we het over de eenheid van
kabinetsbeleid gehad; misschien moeten we het vandaag over de eenheid van partijbeleid
hebben. De VVD wil dit laten onderzoeken. Gaat u het verzoek om een onderzoek dan
intrekken op het moment dat in de Mijnbouwwet wordt verankerd dat schaliegas niet
gewonnen mag worden? Of gaan we die verankering tegenhouden? Wat wil de VVD nou echt?
De heer Peter de Groot (VVD):
Het is heel simpel: wij willen graag dat onderzoek. Dat is het standpunt van de VVD.
Het laatste onderzoek dateert van 2015. We leven in 2025. De Minister zegt «ik ga
dat niet doen», maar de fractie van de VVD ziet de noodzaak om dat te onderzoeken.
Dat is een eigenstandig standpunt van de fractie; dat is een fractiestandpunt. Wij
zouden graag willen weten op welke wijze schaliegas in Nederland wel degelijk veilig
kan worden gewonnen.
De voorzitter:
De bel gaat. We wachten heel even op het einde van de bel, en dan is er nog een interruptie
van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik wil wel even verder ingaan op schaliegas. Het laatste onderzoek is van 2015, zegt
de heer De Groot, maar sinds die tijd is er niet zoveel veranderd, hoor. Schaliegaswinning
is nog steeds enorm destructief. Je moet er veel chemicaliën voor gebruiken en het
kost veel water en enorm veel kracht. De illusie dat niemand daar last van gaat krijgen,
zou ik dus maar wegnemen. Zoals de heer De Groot weet, is een onderzoek toch eigenlijk
altijd het openzetten van de deur. Dat is die deur op een kier zetten en eigenlijk
naar binnen willen. De Minister is op dit moment bezig met het wijzigen van de Mijnbouwwet.
Als het goed is, komt die wet over een jaar of twee, hoop ik, naar de Kamer. Dat betekent
dat je nu moet besluiten of je dat daar wel of niet in opneemt. Nou, wat mijn fractie
betreft winnen we schaliegas absoluut niet en blijft die deur dicht. En dan is dat
dure onderzoek natuurlijk helemaal niet nodig. Waar kiest de heer De Groot voor?
De voorzitter:
Een korte vraag vergt een kort antwoord.
De heer Peter de Groot (VVD):
Het is heel goed om te horen dat mevrouw Postma van NSC een expert is op het gebied
van schaliegas, maar de techniek heeft de afgelopen tien jaar niet stilgestaan. Ik
zal niet zeggen dat het een schone techniek is, maar schaliegas importeren uit Amerika
is ook niet schoon. Het is dus een beetje hypocriet om hier te zeggen dat je het in
eigen land niet wil winnen, terwijl je het wel koopt in Amerika. En dat doen we op
dit moment ontzettend veel. De VVD wil zien hoe het kan. Daarover gaat het onderzoek.
Wij willen de nieuwste stand der techniek zien en daarna maken we weer de balans op.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Het woord «hypocriet» resoneert wel even als ik dit hoor. Voor mij is het onwaarschijnlijk
dat een partij die het ene fossiele besluit na het andere door de Kamer wil jagen
en onze afhankelijkheid van gas vergroot in plaats van verkleint, nu ook nog zegt
dat we een heel groot publiek risico moeten gaan lopen om de financiële risico’s af
te dekken van mijnbouwbedrijven – dat zijn de bedrijven die Groningen hebben vernacheld,
die ons een poot hebben uitgedraaid – omdat we hier anders niet zelf gas kunnen gaan
winnen. Dat is echt volslagen hypocriet. Ik ga er maar één interruptie aan wijden.
Mijn vraag aan de heer De Groot is: hoe zou hij de woorden «drill, baby, drill» van
Trump waarderen?
De heer Peter de Groot (VVD):
Die woorden zijn van Trump, niet van de Minister van de VVD. Mevrouw Kröger kan een
hele interruptie zo uitweiden, maar die schepen met schaliegas varen wel hierheen,
want wij willen Nederland verzekeren van een betaalbare energierekening en van voldoende
gas en wij willen onafhankelijk zijn van regimes zoals in Rusland. Dus, ja, op dit
moment is dat de praktijk. De VVD blijft kijken en voorstellen doen, zoals winnen
op de Noordzee, om daar minder afhankelijk van te zijn. Vanuit dat gedachtegoed komt
ook de vraag op of we niet nog eens goed moeten kijken naar schaliegas en daar onderzoek
naar moeten doen: kan dat schoner, en wat is de stand der techniek op dit moment?
Daar kun je het mee eens zijn of niet, maar dat is wat de VVD-fractie zegt. En wat
de heer Trump zegt, is van hem.
De voorzitter:
Ik zie geen leden meer die nog willen interrumperen. Dan geef ik gaarne het woord
aan mevrouw Postma van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank u, voorzitter. Ik wil beginnen met het punt dat bij het stellen van prioriteiten
elke keer onderaan lijkt te staan: de afhandeling van de mijnbouwschade. Zo voelt
het althans voor veel Limburgers. Deze afhandeling speelt al heel lang. Daar refereerden
anderen ook aan. Er zijn beloftes gedaan aan de oostelijke en westelijke mijnstreek
die nooit zijn nagekomen. Den Haag hoort dichtbij te zijn en als dichtbij te voelen
voor iedereen.
NSC is blij dat de kwartiermakers met een aantal adviezen zijn gekomen. De Minister
geeft in haar brief aan, welke zij gaat implementeren, maar heeft zij alle adviezen
overgenomen en, zo nee, welke ontbreken dan in die brief? In januari 2026 wordt een
tijdelijk loket geopend en over twee of drie jaar het definitieve. Hoeveel schademeldingen
kunnen daar worden gedaan? Er wordt gesproken over tien pilotprojecten, maar wanneer
is de rest dan aan de beurt? Dit duurt echt al heel erg lang. Ziet de Minister nog
kans om de zaak te versnellen?
Dan de herziening van de Mijnbouwwet. Uw VVD-partijgenoot lanceerde in het vorige
debat het onzaligmakende plan om in Nederland schaliegas te gaan winnen. We hadden
het er net al over. NRC is daartegen. In uw brief geeft u aan geen CO2-opslag of het winnen van schaliegas op land toe te staan en dat door middel van de
herziening van de Mijnbouwwet te verankeren. Is de Minister dat nog steeds voornemens,
of gaat zij mee met het plan van de VVD?
Voorzitter. NSC is blij met het nee-tenzijprincipe. Kan de Minister nader toelichten
hoe invulling wordt gegeven aan de herziening van de Mijnbouwwet? Geldt dit bijvoorbeeld
ook bij het verlengen van een vergunning? Kennen alle vergunningen die worden afgegeven
een maximumtermijn, en vindt verlenging alleen plaats met hantering van een nee-tenzijprincipe?
Voorzitter. Dan de verdeling van de baten en lusten. Er is nog geen plan waaruit blijkt
hoe de baten goed verdeeld kunnen worden, terwijl dat wel nodig is. In het vorige
debat is toegezegd dat speciale aandacht zou moeten worden besteed aan het meeprofiteren
van omwonenden. Tot mijn spijt zie ik dat onvoldoende terug in het rapport Rechtvaardige
batenverdeling van de mijnbouw. Op pagina 20 staat: «Ook is iedereen het erover eens,
dat de baten niet aan individuele huishoudens moeten worden toegekend.» Daar zijn
wij het niet mee eens. Waarom zouden die niet direct toe kunnen vloeien naar inwoners,
zodat zij het kunnen uitgeven op een manier die bij hen past, zoals aan het verduurzamen
van hun huis of aan heel iets anders? Waarom moet het per se aan de centrale overheid
of aan een buurthuis worden gegeven? Dat zijn immers taken die bij de gemeente horen.
Laat mensen ook direct zelf profiteren. Kan de Minister de optie meenemen dat het
direct aan huishoudens wordt uitgekeerd?
In de huidige Mijnbouwwet is opgenomen dat platforms altijd verwijderd dienen te worden.
Platforms blijken onder water echter een prachtige versterking van biodiversiteit
te geven, met mooie riffen vol anemonen, mosselen en misschien zelfs oesters, die
als kraamkamers fungeren voor onderzeeleven. Kan de Minister in de herziening van
de Mijnbouwwet opnemen dat boorplatforms net als pijpleidingen kunnen blijven staan
als dit voor de ecologie beter is?
Voorzitter. Dan Warffum. We zien dat de Minister de vergunning heeft verleend voor
Warffum. In haar brief geeft ze aan extra waarborgen ingesteld te hebben. Kan de Minister
dit nader toelichten? Wat gebeurt er precies bij een beving van 2,5 of 3,0 op de schaal
van Richter? Geldt dit ook voor bevingen met een hypocentrum in het gasveld van Warffum
of in het Groningenveld? En waarom is er gekozen voor die 2,5 en die 3,0? SodM kwam
in december met het oordeel dat er toch niet moet worden gedoogd. In de brief lezen
we dat er enkele gesprekken gevoerd zijn, maar ik ga ervan uit dat daar een grote
analyse onder ligt. Mogen wij als Kamer de analyse ontvangen die hierbij als grondslag
is gebruikt? Wie zijn er bijvoorbeeld gehoord? Waarop is het oordeel gebaseerd dat
er niet goed geluisterd is? En, belangrijk, welke factoren zijn hierin meegenomen
en wat is er niet gehoord?
Voorzitter. Dan Ternaard. De vorige keer is mijn motie om ...
De voorzitter:
Excuus. U heeft nog een kleine interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik heb net de VVD-collega laten lopen, ook omdat ik daar iets minder van verwacht,
maar ik hoop met deze interruptie iets meer te winnen! Er wordt nu gelachen door de
collega’s. Laten we deze vrolijkheid behouden, maar vooral voor Warffum. Ik hoorde
mevrouw Postma zeggen dat ze heel erg blij is met het nee-tenzijprincipe. Moet «nee,
tenzij» dan niet ook gelden voor Warffum?
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Dat nee-tenzijprincipe kan op verschillende manieren uitgelegd worden. Daar ging mijn
vraag ook over. Ik vind het nog niet duidelijk geëxpliceerd. Hoe zit dit principe
in de wet? Volgens mij kan je dat nee-tenzijprincipe volgens de Mijnbouwwet alleen
maar hanteren op nieuwe vergunningen, als je de wet niet verandert. Dus hoe graag
ik het ook zou willen, ik zie nog niet hoe het zou kunnen passen voor een bestaande
vergunning, die onder de oude Mijnbouwwet valt. Maar dat is vast niet wat mevrouw
Beckerman bedoelt, mevrouw Beckerman kennende.
De voorzitter:
Dan mag mevrouw Beckerman daar een tweede interruptie aan wijden als ze wil.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik blijf positief, want ik hoor het zinnetje «hoe graag ik het ook zou willen». Als
ik dat zinnetje nou interpreteer als «ik zou graag willen dat ik Warffum nog kon stoppen»,
staat mevrouw Postma daar dan achter?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik vind het enorm belangrijk dat we alle adviezen die er zijn serieus beoordelen.
In een interruptie van mij op mevrouw Beckerman hadden we het er zonet al over dat
SodM adviseert op de technische veiligheid. TNO AGE wordt ook vaak gevraagd. Daar
komt een rapport van en daar is een analyse uit gekomen. We hebben het daar de vorige
keer in het debat ook over gehad. Toen heb ik ook gezegd dat de technische veiligheid
– zo noem ik het even, zodat we het niet gaan verwarren – bij Ternaard niet op orde
was. Dat gaf SodM toen aan. Toen hebben wij die motie ingediend waarin staat: als
de technische veiligheid niet op orde is, moet je het gewoon niet doen. Ik ben nog
even zoekend naar het volgende. SodM is een nieuwe rol aan het ingaan; dat staat ook
in het jaarverslag. Daarin zegt SodM ook: we krijgen het steeds meer tussen de vingers.
Dat is de letterlijke tekst uit het jaarverslag. Ik ben even zoekend hoe hieraan vorm
wordt gegeven. Advies geven op het gebied van de veiligheid van omwonenden en hoe
die ervaren wordt, lijkt mij namelijk veel moeilijker en complexer dan een technisch
advies geven. Het is ook van een hele andere onderzoeksorde. U gaf terecht aan dat
SodM bij de beving van Huizinge direct alle verloven heeft ingetrokken en is gaan
rekenen. Dat is ook de kracht die zij hadden. Ze waren toen geschrokken. Dat waren
ook uw woorden. Toen hebben zij conclusies kunnen trekken, en dat ging toen over de
technische veiligheid. Daar zie ik die expertise. Ik ben nog even zoekend, vandaar
dat ik aan de Minister gevraagd heb of wij die analyse eens kunnen inzien die SodM
heeft gemaakt en waarop SodM de uitspraak heeft gebaseerd die we vlak voor de kerst
ontvingen. Kunnen wij daar eens naar kijken? Daar wil ik namelijk graag een antwoord
op hebben.
Mevrouw Beckerman (SP):
Toen SodM dat advies gaf in 2012, was een van de pijnlijkste dingen die daarna gebeurden
dat het advies jarenlang werd genegeerd. Ik zou niet opnieuw in die situatie willen
komen. SodM heeft nu een voor een toezichthouder heel stevigs iets gedaan. Het heeft
namelijk gezegd: «Wij leren van de parlementaire enquête. Wij leren dat dit niet alleen
maar gaat over techniek, en zeker niet alleen maar over geld. Het gaat niet alleen
maar over leveringszekerheid. Het gaat niet alleen maar over de fysieke kant, maar
ook over de menselijke kant en wat mensen is aangedaan.» In 2012 werd dat advies lange
tijd genegeerd. Daar hebben we hele pijnlijke verhoren over gezien en daar moeten
we van leren. Ik vraag aan NSC: gaan we dan nu niet opnieuw die fout maken? Of gaan
we nu zeggen: wacht even, wij stoppen met dit proces dat nu is ingezet en het geven
van die vergunningen, en we gaan eens heel goed luisteren en kijken of dit wel zo
kan doorgaan? Is NSC daartoe bereid? Want als je nu alleen maar zegt «de vergunning
is gegeven; we gaan door en we gaan nog eens kijken hoe we dit later beter kunnen
doen», dan is het te laat. Dat is de vraag.
Mevrouw Postma (NSC):
Ja, dank, voorzitter.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
O, sorry, ik doe het weer! Sorry, geachte voorzitter. In het advies dat in 2012 is
gegeven, was een van de constateringen dat er een maximum zat op de bevingen maar
niet op de frequentie van de bevingen. Dat was eigenlijk het voornaamste probleem.
Dat was op dat moment niet inzichtelijk en daar werd ook niet naar geluisterd. Het
duurde heel lang voordat dat letterlijk en figuurlijk in Den Haag gehoord werd. Dat
is een technisch advies op een technische expertise, waarvan wij allemaal zeggen:
had dat inderdaad gezien. De vraag die ik aan de Minister stel, is of ik alsjeblieft
de analyse van SodM mag zien die onder de uitspraak ligt die vlak voor de kerst is
gedaan, want dan kan ik zelf kijken wat daarin gezegd is en hoe dat stand is gekomen.
Dat geeft mij juist het extra onderzoek dat ik nodig heb. Daarmee geef ik volgens
mij juist aan dat ik daarnaar wil kijken en luisteren om te zien wat we daarmee kunnen.
De voorzitter:
Dan heeft u een interruptie van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ben nog even zoekende waar NSC nu precies staat in dit debat. Ik hoor mevrouw Postma
zeggen dat je alle adviezen goed moet beoordelen. Daar ben ik het helemaal mee eens.
Ze zegt ook: geef ons de analyse van SodM. Dat lijkt me ook goed. Maar heel even terug,
want we hebben natuurlijk een enorme analyse liggen, namelijk die van de parlementaire
enquête. Daarin wordt geconcludeerd dat het kabinet het advies van het Staatstoezicht
op de Mijnen naast zich neer heeft gelegd. Maar er wordt ook geconcludeerd dat de
veiligheid van de Groningers nu voorop moet worden gezet, in plaats van alleen maar
«technisch» en «leveringszekerheid». Mijn vraag is dus: waar staat mevrouw Postma?
Moeten we niet op basis van alleen al de conclusies die de parlementaire enquêtecommissie
destijds heeft getrokken en het feit dat de Kamer heeft gezegd «geen gas meer uit
Groningen» concluderen dat deze vergunningverlening door de Minister zeer onterecht
is?
Mevrouw Postma (NSC):
Dat zou ik juist te onnauwkeurig vinden. Juist maatwerk is hierin belangrijk. Als
je alles over één kam scheert en zegt dat we alles moeten pakken, dan beoordeel je
het volgens mij niet goed. Het is onze rol om die adviezen goed te bestuderen. Dat
heb ik toen ook gedaan. Ik zit iets minder lang in het mijnbouwdebat dan jullie, maar
met Ternaard ben ik dat gaan doen. Ik heb de adviezen doorgenomen, van TNO AGE maar
ook van SodM, en ben tot een bepaalde conclusie gekomen. Het kon daar niet veilig,
dus dan moet je het niet doen. Het advies over Warffum in 2022 was anders. Daar kon
het wel veilig. Daar hadden we dat debat ook over begin december. Toen kwam vlak voor
de kerst dat veranderde advies van SodM, over een ander thema. Maar dat advies heb
ik zelf nooit kunnen inzien. Het advies over Ternaard van SodM wel; dat is toen naar
de Kamer gestuurd, dus dat hebben we kunnen doornemen. Ik vind het juist heel zorgvuldig
dat we elke keer die adviezen lezen, bestuderen en bekijken. Het politieke besluit
ligt hier, in de Kamer. Dat ligt niet bij een ander orgaan; dat moet ook niet zo zijn.
Daarom vind ik het juist zo belangrijk om daar goed naar te kijken en om maatwerk
te leveren voor elke vergunning die er is.
De voorzitter:
U heeft nog een vervolgvraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Als mevrouw Postma pleit voor zorgvuldigheid en tegelijkertijd die analyse van SodM
niet scherp heeft, snap ik dat zij ernaar vraagt, maar dan is het toch onzorgvuldig
om die vergunning nu al te verlenen?
Maar goed, ik wil nog heel even door op een ander punt. Er is een nieuw advies van
het Staatstoezicht op de Mijnen. Er werd net in het debat steeds gezegd: dat gaat
om de technische kant. Maar is mevrouw Postma het met mij eens dat het SodM – dat
is niet iets wat ik zeg, maar dat zegt het SodM gewoon zelf; dat staat in de kaders
– juist die maatschappelijke belangen meewegen? We hebben gezien dat er sinds 2022
geen nieuw advies meer is geweest. In 2023 was er een rapport van de parlementaire
enquêtecommissie. Daarna is er alsnog besloten om door te gaan met de gaswinning,
terwijl we allemaal nieuwe inzichten hadden. Is mevrouw Postma het met mij eens dat
we op basis van die nieuwe inzichten op z’n minst een nieuw advies moeten vragen aan
het SodM en niet alleen maar uit moeten gaan van de oude analyses?
Mevrouw Postma (NSC):
Dit zijn heel veel vragen ineen, dus ik ga mijn best doen om ze even uit elkaar te
pellen en te beantwoorden. Ten eerste over een adviesvraag. Volgens mij mag het SodM
volgens de Mijnbouwwet zelf een advies geven, als het SodM vindt dat dat moet. Zij
mogen volgens mij gevraagd en ongevraagd advies leveren. Dat is één. Het feit dat
wij er niet om vragen of wel om vragen, hoort niet tot ongerustheid te leiden, als
het SodM er anders over denkt.
Dan het andere punt. Zoals ik de oude Mijnbouwwet lees – daarom is het misschien ook
goed dat er een herziening komt – is de expertise van het SodM met name ontwikkeld
op het gebied van de technische veiligheid. Dat doen ze ontzettend goed. Daar zou
ik echt niets aan af willen doen. Zij geven aan: we zijn een andere transitie aan
het doorgaan, richting sociale veiligheid. Ik noem het even «sociale veiligheid»,
maar dat is misschien het verkeerde woord. Het gaat om het meenemen van wat er in
de omgeving gebeurt. Het gaat erom of een goed geluisterd wordt naar de angsten of
bezwaren die er misschien zijn. Zij geven in hun jaarverslag letterlijk aan: we beginnen
het iets meer in de vingers te krijgen. Maar ze zijn er nog helemaal niet; dat is
wat ze ook zelf zeggen. Daarom is het heel belangrijk om met elkaar te gaan kijken
naar die adviezen. Ik vind echt dat het onze taak als Kamerleden is om gewoon alle
rapporten en onderzoeken die gedaan worden, te lezen, keer op keer. Die moeten we
niet klakkeloos overdoen, in geen enkel geval. Dat is, vind ik, een fout die wij als
politiek weleens maken. Ik bedoel dat wij klakkeloos dingen overnemen zonder zelf
onderzoek te doen. Ik vind het altijd heel erg belangrijk om alle rapporten goed te
lezen. Dat is de reden waarom ik deze analyse graag zou willen. Ik heb die nog niet
gezien, maar u misschien wel.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen heeft nog een vervolgvraag.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Nee, die analyse heb ik niet gezien. Die zie ik ook heel graag. In het kader van zorgvuldigheid
hebben we het natuurlijk wel over verouderde rapporten van het SodM, behalve wat betreft
dat ene punt; daar heeft u gelijk in. Maar dat was puur en alleen voor het niet gedogen
van de vergunning. Sinds 2022 is er geen nieuw advies meer geweest. U zegt: het SodM
wordt steeds beter in het meenemen van de maatschappelijke belangen. Dit is wel het
enige onafhankelijke instituut dat we momenteel hebben om die belangen goed te kunnen
wegen. Er is nogal een cumulatief effect, want mensen in Warffum hebben te maken met
schade en met bevingen in de buurt, in de omgeving. Alles in het kader van de zorgvuldigheid
wijst erop dat er een nieuw advies nodig is. Dat is ook waar de provincies, de Tweede
Kamer en de gemeenteraden eerder om hebben gevraagd. Dus waarom zou mevrouw Postma
dan zeggen: dat nieuwe advies vind ik op dit moment niet nodig?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik hoor mevrouw Teunissen zeggen: het SodM is het enige instituut dat dit kan. Dat
is al niet waar. Volgens mij is het KEM zich daarvoor aan het ontwikkelen. Maar belangrijker
nog, dit is ook iets waar de decentrale overheid naar moet kijken, waar wij als politiek
naar moeten kijken. Het is ook onze rol om draagvlak te verkrijgen en te horen wat
er leeft. Dat is bij uitstek de rol van een raadslid, een wethouder, een Statenlid
of een Kamerlid. Dat is hetgeen wij moeten doen. Ik vind niet dat wij die verantwoordelijkheid
af kunnen schuiven op een ander instituut. Dat is ónze rol.
De voorzitter:
Continueert u uw betoog. U heeft nog 59 seconden.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. Ik was bij de Wadden.
De voorzitter:
Excusez, u heeft nog een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Postma (NSC):
Het wordt gezellig!
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik heb het gevoel dat er een soort gekke spraakverwarring dreigt te ontstaan. Mevrouw
Postma zegt de hele tijd: ik wil het onderliggende rapport lezen. Maar het kan toch
ook een uitspraak zijn van het SodM, dat zij met de kennis van nu een ander advies
zouden hebben gegeven? Dan kan toch juist een vraag van de Kamer zijn om het SodM
nogmaals om advies te vragen, aangezien we de kennis van nu hebben en aangezien de
Kamer ziet hoe erg de onrust is, wat er in Warffum speelt, hoe groot de zorgen zijn
en dat de veiligheid in het geding is? Interpreteert mevrouw Postma die uitspraak
over de kennis van nu als een oproep om te vragen om een nieuw advies? Steunt zij
die oproep dan ook?
Mevrouw Postma (NSC):
Waar ik aan refereer, is de brief uit december, van vlak voor de kerst. Daarin geeft
het SodM aan dat het niet akkoord gaat met het gedogen van Warffum. Daarin geven zij
enkele argumentatie. Mijn vraag aan de Minister is: mag ik alsjeblieft een onderliggende
analyse daarvan zien? Ik ben namelijk benieuwd hoe zij daartoe zijn gekomen. Dat heeft
er ook mee te maken dat er een eerder advies lag, dat we in het debat van december
hebben besproken. Dat ging erover dat het technisch juist wel veilig kon. De uitspraak
waar mevrouw Kröger nu volgens mij op doelt, namelijk of ik het anders zou doen, was
volgens mij van februari. Daar doelde ik op met mijn uitspraak dat het SodM gevraagd
en ongevraagd advies mag geven omdat dat zo in de wet staat. Als zij dat willen, waarom
doen ze het dan niet?
De voorzitter:
U stelt een wedervraag, maar het was een interruptie. Wilt u nog interrumperen, mevrouw
Kröger? U heeft nog twee interrupties.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Postma legt de bal nu bij het SodM. Ik zou heel graag de bal bij ons als Kamer
leggen. Ik bedoel dat wij met elkaar zeggen: wij vinden het belangrijk dat er opnieuw
een advies moet komen, dat die vergunning niet zomaar gegeven kan worden. Ik beluister
mevrouw Postma. Zij wil de rapporten van december hebben en zien. Als die oproep er
ligt, kunnen we met elkaar tegen de Minister zeggen: wij willen opnieuw advies, want
die vergunning is nu gebaseerd op een advies waarvan de toezichthouder zelf zegt dat
die het anders zou doen met de kennis van nu.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik wil eerst echt heel graag die rapporten, die analyse, van december hebben. Het
is voor mij heel belangrijk om die door te nemen.
De voorzitter:
Dat was niet de vraag, geloof ik. De vraag is of u een nieuw advies wil laten uitbrengen.
Mevrouw Postma (NSC):
Sorry, maar dit is mijn tussenstap. Ik heb die nodig om daar een oordeel over te kunnen
vellen; misschien moet ik het zo zeggen. Is het dan helder? Nee, ook niet?
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dit is mijn laatste interruptie. Ik had nog een heleboel andere vragen, onder meer
over Noordzeegas. Luister, mevrouw Postma. Ik vind het prima dat u even verstoppertje
speelt, want dat is dit wel een beetje. Dat rapport uit december is niet nodig om
dat te lezen, om te luisteren naar wat het Staatstoezicht op de Mijnen zelf zegt over
wat ze zouden willen met de kennis van nu. Het is dus niet nodig om die rapporten
gezien te hebben. Die gaan namelijk deels over een andere kwestie. De vraag is gewoon:
volgen wij die oproep op door de Minister hierom te vragen? Dat is de simpele vraag.
Mevrouw Postma (NSC):
Dit is meer een oordeel met het vingertje erbij. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd.
Ik begrijp dat mevrouw Kröger het niet eens is met mijn antwoord en een ander antwoord
had gewild, maar dit is mijn antwoord.
De voorzitter:
Continueert u uw betoog.
Mevrouw Postma (NSC):
Voorzitter. Even checken: had ik de vraag over Ternaard al gesteld? Ik kijk even of
ze op hebben gelet! Ik heb niet opgeschreven waar ik was gebleven. Ik stel ’m nog
maar een keer. Ik wil het even hebben over Ternaard. De vorige keer is mijn motie
over geen vergunning afgeven voor boren onder het wad bij Ternaard, met een ruime
meerderheid aangenomen. Ik wil graag weten hoe het staat met de uitvoering daarvan.
Kan de Minister daar een update van geven?
Als we toch bij de Wadden zijn, wil ik het hebben over de zoutwinning op de Waddenzee.
Frisia is voornemens om extra zout te winnen. De zeespiegelstijging lijkt voor station
Harlingen groter dan de gemiddelde landelijke trend. De Minister adviseert het bedrijf
om nader onderzoek te doen, zodat hierin rekening gehouden kan worden met de nieuwe
gebruiksruimte. Maar waarom kan het bedrijf zelf het onderzoek doen? Een slager moet
zijn eigen vlees niet keuren. Is de Minister het met NSC eens dat dit een onafhankelijk
onderzoek moet zijn? Graag een reactie.
Tot slot het sectorakkoord. Zijn de ambities van de Minister hetzelfde gebleven als
we het hebben over winning op land en zee? Of heeft de geopolitieke situatie daarin
verandering gebracht en wil ze meer gaan winnen? Wordt dit meegenomen in de gesprekken?
Hoe staat de Minister hierin? Graag een reactie.
Kan de Minister voor land ook kijken naar het exploiteren van gebieden die niet alleen
in Noord-Nederland liggen? Kan de Minister ook kijken naar gebieden als Zuid-Holland,
Noord-Holland, Brabant en andere plekken waar we kleine velden hebben, zodat ook hier
een evenwicht in komt?
Volgens mij ben ik door mijn tijd, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
U bent ruim door uw tijd heen. Ik heb het even toegestaan, omdat er net even wat verwarring
was. Er zijn geen verdere interrupties. Dan kunnen we doorgaan naar de heer Vermeer,
die namens de BBB het woord zal voeren. De stand van zaken is dat er nog één interruptie
is voor mevrouw Beckerman en één interruptie voor mevrouw Teunissen. Ik geef gaarne
het woord aan de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Het belang van mijnbouw wordt vandaag de dag steeds duidelijker.
Nederland en de Europese Unie moeten alles op alles zetten om op het gebied van grondstoffen
onafhankelijk te worden. Afgelopen week heeft de Europese Commissie een lijst van
47 strategische projecten gepresenteerd waarmee we onze afhankelijkheid van zeldzame
grondstoffen gaan verminderen. Van de 47 projecten zijn er 25 voor winning, 24 voor
verwerking en 10 voor recycling.
Er wordt fors geïnvesteerd in de economie van dertien lidstaten, waar Nederland niet
onder valt. BBB ziet dit als een enorme gemiste kans. Het gaat hierbij om grote investeringen
in waardevolle ketens, sectoren en banen, wat ook voor onze economie waardevol kan
zijn. Natuurlijk kun je hier geen mijnen openen voor platina of kobalt, maar in 2023
heeft de TU Delft bijvoorbeeld wel lithium in Nederland gevonden. Dat is een cruciale
grondstof, die de EU ook als zodanig heeft bestempeld. Maar los van het delven van
grondstoffen kan hier absoluut geïnvesteerd worden in andere delen van de ketens,
zoals recycling. Mijn vraag aan de Minister is: waarom is Nederland niet een van de
dertien landen waarin geïnvesteerd wordt? Wat was de inzet van de Minister in deze
discussie aangaande dit plan? Welke rol was hierin bedacht voor Nederland? Is er draagvlak,
bijvoorbeeld vanuit de provincie Limburg, waar lithium gevonden is?
BBB ziet graag dat we investeren in een goede en gelijkwaardige relatie met andere
landen waar we mee bevriend zijn, zoals Suriname. Is er een mogelijkheid om de banden
daarmee aan te halen en te kijken hoe wij het winnen van grondstof in dat land kunnen
combineren met het ondersteunen van de ontwikkeling op andere gebieden in dat land,
uiteraard met respect voor de bevolking en de omgeving?
Afrondend wil ik het nog hebben over de afhandeling van de mijnbouwschade in Limburg.
Het is goed om in de beantwoording van mijn vragen te lezen dat de Minister zich maximaal
gaat inspannen om ervoor te zorgen dat de schadeafhandeling nog eind dit jaar wordt
opengesteld. Ik lees dat in de verdere beantwoording van de vragen ook terug, maar
tegelijkertijd zie ik niet een echte toezegging, en dat vind ik jammer. Ik heb nogal
wat vragen. Kunt u toezeggen dat u alle Limburgers met mijnbouwschade in hun woning
die aannemelijk verband houdt met de voormalige mijnbouw, een volledige schadevergoeding
zal geven? Waarom negeert u in het beleid de keuze van de stuurgroep I3ML, oftewel
het Instituut voor Mens, Milieu en Mijnbouw Limburg? Waarom negeert u de keuze van
de stuurgroep, een herbevestiging van het beleid in de Kamerbrief van Vijlbrief, om
schade boven € 10.000 via een aannemer te laten herstellen? Hoe rechtvaardigt de Minister
dat er sinds de Kamerbrief van oktober 2023 nog geen aannemers zijn gecontracteerd
en dat dit pas over twee à drie jaar in een definitieve structuur kan worden geregeld,
terwijl gedupeerden hierdoor langer op schadeherstel moeten wachten? En is de Minister
bereid het adviesrecht dat de regio Zuid-Limburg en de provincie Limburg vragen, zowel
in de tijdelijke als in de definitieve structuur, volledig te omarmen en hier een
duidelijke toezegging over te doen?
Dan als laatste, voorzitter. Waarom wordt mijnbouwschade bij woningcorporaties in
Groningen wel erkend en in Limburg expliciet uitgesloten, terwijl volgens de laatste
informatie beide provincies in Nederland liggen? Bent u bereid dit gelijk te trekken
en ook corporaties in Limburg in aanmerking te laten komen voor een bijdrage?
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u voor uw bijdrage. U heeft nog een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dit zijn de laatste interrupties van dit debat, dus ik hoop dat er in
één vraag een heel duidelijk antwoord komt. BBB profileert zich natuurlijk als partij
voor de regio. In Groningen is BBB tegen nieuwe vergunningen voor gaswinning en ook
voor het stoppen van winning uit de kleine velden. Dat is een heel mooi en duidelijk
standpunt. Veel bewoners zijn tegen de nieuwe gaswinning bij bijvoorbeeld Warffum.
SodM heeft nu gezegd: wij leren van de parlementaire enquête en zouden nu een heel
ander advies hebben gegeven. Leert BBB ook van die parlementaire enquête en zou ze
dus nu ook anders stemmen over de voorgenomen nieuwe vergunning voor Warffum?
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter, ik zal proberen zo duidelijk mogelijk te antwoorden. Als het toch niet
duidelijk genoeg is, kunt u misschien coulant zijn, omdat dit een belangrijke vraag
is, en me een extra poging laten wagen. Maar ik hoop het in één keer goed te kunnen
doen.
BBB is zowel in Groningen als in Nederland tegen gaswinning in Groningen. Dat hebben
we altijd gezegd. We hebben in het hoofdlijnenakkoord echter afgesproken dat wij het
verbod op gaswinning in Groningen beperken tot het Groningenveld. Dat impliceert dat
wij door het akkoord dat wij afgesproken hebben, impliciet akkoord gegaan zijn met
winning in andere gasvelden, waar volgens het SodM wel op een veilige manier gas gewonnen
zou kunnen worden. Zolang wij in deze coalitie zitten, stemmen we volgens het akkoord
dat wij afgesloten hebben, en dat zitten wij nog steeds. Als er op dit moment een
stemming over komt, dan zullen wij dus conform onze afspraken in het hoofdlijnenakkoord
stemmen. Ook al zullen we dat niet met grote vreugde doen, integendeel.
De voorzitter:
En dan nog de allerlaatste interruptie, van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het is een heel betreurenswaardig antwoord. Maar ik heb de laatste tijd geleerd dat
er toch nog een soort grijs gebied zit tussen afspraken in hoofdlijnakkoorden en dingen
die uiteindelijk wel of niet doorgaan. Denk bijvoorbeeld aan de bni-koppeling bij
ontwikkelingssamenwerking. Daar zijn in ieder geval afspraken over gemaakt die uiteindelijk
niet zijn doorgegaan. Toch even binnen de context. Vanuit verschillende hoeken, met
name vanuit de regio, dus de gemeenteraden en de provincies, is er opgeroepen om juist
over de gebieden buiten het Groningenveld met een nieuw advies te komen. Het Staatstoezicht
op de Mijnen heeft zelf ook aangegeven: wij zouden het nu anders hebben gedaan. Ik
snap nu, naar aanleiding van het vorige antwoord van de heer Vermeer, dat hij zegt:
wij zullen moeten instemmen met die gaswinning. Is het, naar aanleiding van al die
geluiden die we hebben ontvangen, ook vanuit de regio, mogelijk dat de BBB toch wel
voor dat onderzoek zou kunnen zijn?
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dat zal ik in overweging moeten nemen. We moeten dan ook goed bekijken hoe zich dat
verhoudt tot afspraken die al gemaakt zijn met de NAM et cetera, om te zien of dat
überhaupt zinvol is en hoe zich dat juridisch tot elkaar verhoudt. Ik zou het wel
in overweging willen nemen. Dan het verhaal van mevrouw Teunissen over de bni-afspraken
in het hoofdlijnenakkoord en dat die vaag zijn. Dat is misschien voor bepaalde partijen
vaag, maar het staat precies vermeld in de tabel bij het hoofdlijnenakkoord. Er staat
in het hoofdlijnenakkoord zelf dat, als er een verschil is tussen de tekst en de tabel,
de tabel leidend is. In de tabel staat een vast bedrag, zonder indexatie. Wat mij
betreft is het dus helemaal niet ingewikkeld en wordt het vaag gemaakt. Ik snap dat
u daar graag in meegaat omdat u er een ander idee over heeft, maar dit is hoe we het
met elkaar hebben afgesproken.
De voorzitter:
Dan dank ik u allen voor uw bijdragen. Ik had net even kort overleg. De Kamer heeft
behoefte aan een halfuurtje schorsing. Ik stel voor dat we allen hier weer zijn om
15.20 uur. Voor nu schors ik dit commissiedebat.
De vergadering wordt van 14.50 uur tot 15.21 uur geschorst.
De voorzitter:
Een hele goede middag, allemaal. Welkom terug bij het commissiedebat van de vaste
commissie voor Klimaat en Groene Groei over de mijnbouw. We hebben zojuist de eerste
termijn van de Kamer gehad. We gaan nu door naar de beantwoording van de zijde van
het kabinet. Ik zou weer vier interrupties per persoon willen voorstellen. Ik zou
willen voorstellen om de interrupties nog even te bewaren tot na de afronding van
een blokje. Er zijn in totaal vijf blokjes: Warffum, Limburg, Mijnbouwwet, Noordzee
en overig. Als het goed is, heeft u die inmiddels allemaal kunnen opschrijven. Ik
stel voor dat ik meteen het woord geef aan de Minister, mevrouw Hermans, voor haar
eerste termijn.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank u wel. Ik begin, zoals de volgorde van de blokjes zegt, met alle
vragen die gesteld zijn over Warffum. Laat ik beginnen te zeggen, ook tegen de mensen
uit Warffum op de publieke tribune, dat het kabinet dit besluit niet lichtzinnig genomen
heeft. Daarom ben ik in de zomer en in december in Warffum geweest, om in gesprek
te gaan met een aantal inwoners uit Warffum. Die gesprekken waren indrukwekkend en
intens. Ik begrijp ook heel goed de teleurstelling en boosheid bij de inwoners van
Warffum, omdat het kabinet een besluit heeft genomen dat zij, begrijpelijkerwijs vanuit
hun positie en standpunt, heel graag anders hadden gezien.
Zoals ik al zei: het besluit is niet lichtzinnig genomen. We hebben de vergunningsverlengingsaanvraag
heel zorgvuldig bekeken. Daarvoor hebben we de adviezen van TNO, SodM, de Mijnraad
en de regio goed bestudeerd. Op basis van de adviseurs van TNO, SodM en de Mijnraad
concludeert het kabinet dat de winning technisch veilig – die woorden gebruikte mevrouw
Postma – kan plaatsvinden. Dat is de reden dat ik dat besluit in december heb genomen.
Daarna is natuurlijk de periode geweest dat zienswijzen konden worden ingediend. Die
zijn bestudeerd door het ministerie. Die zienswijzen en de zorgen die ik in het laatste
gesprek heb gehoord dat ik in december had over het bredere begrip «veiligheid» –
ik heb het dan niet alleen over de technische veiligheid maar ook over de maatschappelijke
en sociale veiligheid – zijn voor mij reden geweest om het gesprek met de NAM aan
te gaan. Ik heb met de NAM de afspraak kunnen maken dat zij hun risicobeheersplan
aanpassen. Dat is gebeurd. Nadat dat gebeurd is, is eind maart het definitieve besluit
gepubliceerd. Dat neemt niet weg dat ik nog steeds begrijp dat dat tot zorgen en onrust
leidt. Maar het kabinet neemt dit soort besluiten alleen als wij op basis van adviezen
het oordeel hebben dat het veilig en verantwoord kan. Op basis van het oordeel, van
de zienswijzen en van het gesprek daarna met de NAM over de aangepaste voorwaarden
is het kabinet die mening toegedaan. Daarom hebben wij dit besluit genomen.
Voorzitter. Mevrouw Beckerman vroeg in het kader van het besluit hoe de lessen van
de enquête zijn toegepast bij het nemen van dit besluit. Ik heb daar net al een paar
dingen over gezegd, maar laat ik het expliciet maken. De parlementaire enquête heeft
ons ongelofelijk duidelijk gemaakt dat het belang van veiligheid voorop moet staan
en dat de zorgen van omwonenden serieus moeten worden genomen. Het is precies die
combinatie, die les, dat inzicht, die conclusie, uit de parlementaire enquête die
heeft geleid tot het proces dat ik zojuist schetste: het wegen van de adviezen, het
voeren van gesprekken in de regio, het beoordelen van de zienswijzen, en op basis
daarvan het gesprek met de NAM voeren. Ik denk dat dat in de kern de vertaling is
van wat mij betreft de belangrijkste les uit het enquêterapport om met dit soort aanvragen
om te gaan.
Voorzitter. Mevrouw Beckerman vroeg mij ook of ik een nieuw advies aan SodM ga vragen.
Het korte antwoord daarop is nee. Het kabinet heeft de aanvraag van de NAM om langer
gas te mogen winnen uit het gasveld Warffum – ik herhaal het nogmaals – heel zorgvuldig
bekeken. Onder meer TNO, SodM en de Mijnraad zijn om advies gevraagd. Zij geven aan
dat de winning technisch veilig kan plaatsvinden. Om die reden heb ik geen nieuw advies
gevraagd, maar heb ik mij ook niet doof getoond voor de reacties in de omgeving. Vandaar
mijn gesprek met de NAM en de aanpassing van het risicobeheersplan.
Voorzitter. Mevrouw Beckerman vroeg mij ook: waarom grijpt de Minister pas in als
er een beving heeft plaatsgevonden? Deze vraag interpreteer ik even in het verlengde
van wat mevrouw Beckerman zei over het aanpassen van het risicobeheersplan, namelijk
dat winning wordt stilgelegd mocht er zich een beving voordoen met een magnitude van
2,5. Op basis van de adviezen heeft het kabinet besloten om de vergunning te verlenen.
Op basis van die adviezen zegt het kabinet: het kan veilig en verantwoord. De NAM
heeft in het risicobeheersplan wel iets willen opnemen om het moment van ingrijpen
– ik hoop natuurlijk dat dit nooit nodig is en dat het zich nooit gaat voordoen –
op een lager niveau te zetten, namelijk op een beving met een magnitude van 2,5. De
kans op een beving op deze schaal is klein maar kan niet worden uitgesloten; daar
moet ik natuurlijk ook eerlijk over zijn. In Warffum is eerder een beving geweest
met een magnitude van 1,1 ... Hoor ik buiten de microfoon dat die hoger was? Oké,
excuses. Mocht zich een beving van deze omvang voordoen dan moet de winning worden
stilgelegd met de voorwaarde die nu gesteld is. Winning kan dan pas weer doorgang
vinden nadat erover gesproken is en het ministerie er opnieuw toestemming voor heeft
gegeven. Bij een beving van 3,0 op de schaal van Richter wordt de winning definitief
stilgelegd.
Dan vroeg mevrouw Postma mij of ik de onderliggende documentatie met de Kamer kan
delen over het besluit van het SodM om niet te gedogen zolang er geen definitief besluit
was. Ik heb in het debat in december ook gezegd dat het besluit om al dan niet over
te gaan tot gedogen aan SodM is. Ik ga daar niet over. Ik zal SodM vragen of de brief
met dat besluit openbaar gemaakt kan worden die ze daarover aan de NAM heeft gestuurd.
Ik heb die zelf ook niet. Ik heb de Kamer in december alleen erover geïnformeerd dat
SodM dit besluit genomen had.
Dan vroeg mevrouw Postma: stel dat er zich een beving voordoet van meer dan 2,5 op
de schaal van Richter, welke stappen worden er dan gezet? Bij een beving van meer
dan 2,5 legt de NAM de productie van het veld stil. Dan vindt er overleg plaats met
toezichthouder SodM over het eventuele schadebeeld en productiemaatregelen die je
mogelijk zou kunnen nemen. Er wordt dan ook gecommuniceerd met de omgeving. De NAM
mag, zoals ik net ook zei, de productie pas hervatten na toestemming van de Minister
van Klimaat en Groene Groei, in dit geval de bevoegde Minister. Bij een beving van
meer dan 3,0 – ik herhaal het – moet de productie van het veld definitief en direct
stoppen.
Mevrouw Postma vroeg: gebeurt er hetzelfde als de beving onder het Groningenveld ligt,
of moet die echt onder het Warffumveld plaatsvinden? Het aangepaste risicobeheersplan
van de NAM, dat hoort bij dit besluit, ziet toe op het gasveld Warffum en treedt in
werking als er een beving onder dat gasveld heeft plaatsgevonden. Het KNMI toetst
waar de beving heeft plaatsgevonden. In Warffum is uitgebreide monitoring aanwezig,
waardoor goed in te schatten is of de beving veroorzaakt is door het Warffumveld of
niet.
Dan vroeg mevrouw Postma mij nog of ik ook kijk naar het exploiteren van gasvelden
buiten Noord-Nederland, bijvoorbeeld in Zuid-Holland, Noord-Holland en Brabant. Op
dit moment wordt er gas gewonnen in meerdere delen van Nederland, zoals in Noord-
en Zuid-Holland en in Noord-Brabant. Dat is nu dus ook gaande. Ik streef er nog steeds
naar, zoals ik in eerdere debatten ook al heb gezegd, om voor de zomer afspraken met
sectorpartijen te maken over een verantwoorde afbouw van de gaswinning op land en
de voorwaarden waaronder die gaswinning nog kan plaatsvinden in de periode van de
transitie waarin we nog gas nodig hebben. Die afspraken gaan onder meer over het inzichtelijk
maken van waar wel en geen gas meer gewonnen kan worden in heel Nederland, dus niet
alleen in Noord-Nederland. Ik heb aan EBN gevraagd om dat inzichtelijk te maken. Zij
zijn daar mee bezig. Ik vertrouw er dus ook op dat we in die analyse, en daarmee ook
in de afspraken met de sectorpartijen, alle velden meenemen en zo een totaalbeeld
kunnen schetsen.
De voorzitter:
U bent nog niet aan het einde van het blokje, dus wellicht kan de interruptie nog
even wachten.
Minister Hermans:
Maar dit waren wel alle vragen over Warffum, voorzitter. Ik kom nu nog bij twee vragen
over Ternaard. Als het helpt, kan ik die zo meteen doen.
De voorzitter:
Dan krijgt u nu de interrupties over Warffum.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik had natuurlijk eigenlijk gehoopt dat we in dit debat verder zouden komen, vooral
ook omdat toezichthouder SodM opmerkte dat ze dit advies na de parlementaire enquête
niet zo hadden gegeven. Het is eigenlijk gek dat de Minister zegt: ik baseer me daarop.
De toezichthouder zegt eigenlijk: leer nou van die parlementaire enquête. Ik hoor
de Minister zeggen dat ze de zorgen van de omwonenden serieus neemt. Is de Minister
van mening dat ze die echt serieus genoeg neemt als ze dit plan doorzet, waar bewoners
en provinciebestuur heel negatief tegenover staan, en dus ook haar eigen en enige
in de wet genoemde toezichthouder?
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister.
Minister Hermans:
De vraag is of ik vind dat ik de zorgen serieus genoeg heb genomen. In mijn inleiding
zei ik ook dat ik begrijp dat het besluit van het kabinet, waaronder mijn handtekening
staat, tot teleurstelling en ook boosheid leidt en heeft geleid. Ik heb dat zelf ook
ervaren in het gesprek dat ik in december in Warffum gevoerd heb. Maar zowel dat gesprek
als het gesprek in de zomer ... Nee, laat ik er nog één ding aan toevoegen. Ik snap
dat het gevoel bestaat dat ik die zorgen bij het nemen van dit besluit op die manier
niet gehoord heb, omdat ik niet het besluit heb genomen dat de mensen in Warffum graag
gewild hadden. Dat neemt niet weg dat de gesprekken die ik gevoerd heb in de zomer
en in december mij wel aan het denken hebben gezet. Sterker nog, de terugweg van het
gesprek in de zomer was voor mij het moment dat ik dacht: we moeten afspraken gaan
maken met sectorpartijen die bezig zijn met de gaswinning op land om te bekijken hoe
we het in de komende jaren afbouwen, op welke plekken en onder welke voorwaarden we
het nog gaan doen, tot wanneer, hoe we omgaan met de verdeling van lusten en lasten.
Ik ben van mening dat ik op die manier die zorgen wel degelijk serieus neem. Ik begrijp
dat dit niet direct zo ervaren wordt bij dit besluit, maar bij alle stappen die we
nu zetten gebeurt dat wel. Het sectorakkoord is er daar een van. Ook het programma
Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond hoort daarbij, evenals de herziening van de Mijnbouwwet.
Dat zijn allemaal trajecten naast elkaar die meer ruimte moeten geven om juist ook
de zorgen waaraan mevrouw Beckerman refereert meer een plek te kunnen geven.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Maar in het zinnetje «niet direct in dit besluit» als antwoord op de vraag of de Minister
de zorgen van omwonenden serieus heeft genomen, zit toch de kern? Dit is een dorp
waar heel veel woningen al onveilig zijn. Dit is een dorp waar heel veel mensen al
schade hebben. Als je in dit besluit dan niet direct die zorg van omwonenden serieus
neemt, voorkom je op geen enkele manier dat er schade ontstaat, maar grijp je pas
in nadat de overheid dus wéér woningen bewust de kans laat lopen op schade – en daarmee
ook mensen. Waarom willen we dat risico opnieuw lopen, na alles wat Groningen al is
aangedaan?
Minister Hermans:
Ik zei dat ik mij kan voorstellen dat de mensen in Warffum de manier waarop ik dit
besluit heb genomen, niet ervaren alsof ik de zorgen en wat ik heb gehoord in Warffum
serieus heb genomen. De inwoners van Warffum hadden namelijk heel graag een ander
besluit gehoord, en dat begríjp ik ook! Heb ik er helemaal niks mee gedaan? Nee, dat
vind ik niet. Ik schetste net mijn overweging om afspraken met de sectorpartijen over
gaswinning op land te maken. Maar om bij het definitieve besluit het gesprek aan te
gaan met de NAM om in dat risicobeheersplan die getallen naar beneden bij te stellen,
is mijns inziens echt een stap om aan die zorgen tegemoet te komen. Kan ik daarmee
het gevoel helemaal wegnemen? Nee, want het besluit om het niet te doen, wat de mensen
in Warffum graag hadden gewild, is niet het besluit dat door dit kabinet genomen is.
De voorzitter:
Nog een vervolgvraag voor mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
SodM heeft een belangrijke plek in de Mijnbouwwet. Het is niet zomaar iemand die advies
geeft, maar SodM heeft een hele centrale plek in de Mijnbouwwet. Laat ik de vraag
dus vooral heel technisch stellen, zonder emotie. Wat zegt het nou dat een toezichthouder
met zo’n centrale plek eigenlijk zegt: ja, maar het advies is te oud en zouden we
niet opnieuw op deze manier geven na de parlementaire enquête? Is het wel rechtmatig
om zo’n besluit te nemen als een toezichthouder, die, nogmaals, als enige centraal
in de wet staat, op deze manier zich daarover uitlaat en daarover oordeelt?
Minister Hermans:
Heel feitelijk: ook TNO en de Mijnraad staan als adviseurs in de wet genoemd. Maar
dat doet niks af aan de vraag die mevrouw Beckerman mij stelde. Daarvoor vind ik het
belangrijk om te vermelden over het citaat van SodM van 6 december 2022 waar mevrouw
Beckerman aan refereert, de dag waarop het ontwerpbesluit naar buiten kwam, dat er
ook nog iets anders stond. Daar stond: «SodM heeft al in 2022 geadviseerd dat de winning
uit het Warffumer gasveld in Groningen veilig kan doorgaan. De risico’s zijn vergelijkbaar
met die van andere kleine gasvelden in Nederland.» Iets verderop is de quote van een
directeur van SodM opgenomen. Daarin wordt inderdaad verwezen naar de enquêtecommissie
en wordt de opmerking gemaakt dat deze directeur zich goed kon voorstellen dat Warffumers
ook graag in dit veld de winning gestopt hadden gezien, maar dat het advies van voor
die tijd stamt. Dit heeft iets te maken met de technische veiligheid, waar we het
al even over hadden, en ook dat andere aspect van veiligheid: van sociale veiligheid,
van maatschappelijke veiligheid. Ik kan me heel goed voorstellen en ik kan goed begrijpen
dat we daar meer mee willen doen in de toekomst, omdat dit direct raakt aan het draagvlak
voor gaswinning, maar überhaupt voor activiteiten in de ondergrond. Dat is ook de
reden dat we aan de herziening van de Mijnbouwwet werken en aan dat programma dat
ik net noemde, en ik de afspraken met de sectorpartijen wil maken. Juist omdat de
herziening nog lang op zich laat wachten, wil ik met die afspraken met sectorpartijen,
al vooruitlopend op de herziening, op die manier kunnen gaan werken.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een vierde en laatste interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik besteed ’m hier toch aan. Waarom herzien we de Mijnbouwwet? Omdat het gruwelijk
misgegaan is in Groningen. Dat is een belangrijke reden. Dus daarom herzien we de
Mijnbouwwet, de manier waarop we hiermee omgaan. En dan zeg je dus precies tegen die
provincie en die plek: helaas, die nieuwe wet laat nog op zich wachten, maar als de
nieuwe wet er is, gaan we wel sociale en maatschappelijke veiligheid meenemen. Is
het wel eerlijk – ik zou er nog hele andere kwalificaties aan kunnen geven – dat je
juist tegen de provincie die er al zo veel onder heeft geleden, zegt: helaas, we hebben
opnieuw deze hele heftige boodschap voor u? Zou je niet moeten zeggen: «We werken
aan een nieuwe Mijnbouwwet, want we hebben als overheid een provincie en mensen gruwelijk
in de steek gelaten. Tot die tijd, totdat we een kader hebben waarmee we sociale en
maatschappelijke veiligheid ook eerder kunnen meewegen, doen we helemaal niks.»?
Minister Hermans:
We herzien de Mijnbouwwet omdat we zien dat de diepe ondergrond, niet alleen in het
verleden, maar ook nog in de toekomst, een hele belangrijke rol speelt in hoe we energie
opwekken en opslaan, maar ook omdat we zien dat het perspectief op het gebruik van
de diepe ondergrond, maar ook het draagvlak voor activiteiten in die ondergrond, niet
meer vanzelfsprekend zijn, zeker niet als het op gaswinning aankomt. Daarom wilde
het vorige kabinet en wil ook dit kabinet de herziening doorzetten, zodat we meer
regie en duidelijkheid kunnen geven vanuit de overheid, we aanvullende voorwaarden
kunnen stellen aan het gebruik van de ondergrond op het gebied van veiligheid en financiën
en we ook ruimte kunnen geven aan nieuwe ontwikkelingen die de energietransitie mogelijk
maken. Mevrouw Kröger stelde een aantal vragen over geothermie; daar zal ik zo meteen
nog op ingaan. Dat is waarom we de Mijnbouwwet herzien. Dat is een lang traject. Mevrouw
Kröger vroeg mij naar de planning. Daar zal ik zo preciezer op ingaan. Maar ik vind
het belangrijk om al in aanloop daarnaartoe op een andere manier afspraken te kunnen
maken met sectorpartijen. Dat is de reden waarom ik dat sectorakkoord wil gaan sluiten,
waarin je dus vooruitlopend op de herziening van de Mijnbouwwet al afspraken kunt
maken met elkaar over een andere manier van werken.
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Wat mij betreft raken we hier de kern van het debat van vandaag. Het gaat over het
borgen van de sociale en maatschappelijke veiligheid in het besluit dat nu is genomen
om de gaswinning toch door te zetten op drie plekken in Groningen. Dus de vraag is:
zijn die sociale en maatschappelijke veiligheid op een goede manier geborgd in dit
besluit? Ik heb goed geluisterd naar de Minister. Zij heeft gezegd: «Ik ben naar de
bewoners gegaan en ik heb met een aantal bewoners gesproken. Ik heb daar teleurstelling
en boosheid ervaren. Dat begrijp ik ook.» Daarna heeft zij afspraken met sectorpartijen
gemaakt. Die sectorpartijen hebben jarenlang laten zien dat ze winst boven de Groningers
hebben laten gaan. Dus de vraag is: is dit nou een betrouwbare partij om afspraken
te maken over de borging van het maatschappelijk belang? Of zou je dat naar aanleiding
van een actueel advies van het Staatstoezicht op de Mijnen moeten doen, zodat je echt
daadwerkelijk dat maatschappelijk en sociaal belang hebt geborgd in je besluit?
Minister Hermans:
De afspraken met de sectorpartijen moeten nog gemaakt worden. Daarover lopen nu de
gesprekken. Die zijn er juist op gericht om over wat we graag in de Mijnbouwwet willen
vastleggen, maar wat dus nog even duurt, al afspraken te kunnen maken. Die gaan over
de voorwaarden waaronder de gaswinning op land nog kan plaatsvinden in de transitieperiode
waar we nu in zitten, dus in de afbouwperiode van het gebruik van gas. Maar we hebben
het gas nog wel even nodig. Die afspraken gaan dus over waar je het doet, over de
termijn waarop dat nog op kan, over de voorwaarden waaronder dat kan plaatsvinden
en over de lusten-lastenverdeling, waar we het al vaker over gehad hebben. Die zaken moet in die afspraken
een plek krijgen. Op die manier moeten we gehoor geven aan dat gevoelen van sociale
veiligheid.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Nee, de Minister spreekt zichzelf hier echt tegen. Het gaat niet over «we gaan nog
afspraken maken». De Minister heeft zojuist gezegd: «Ik ben met sectorpartijen om
tafel gegaan en we hebben gekeken hoe we die sociale en maatschappelijke veiligheid
hebben geborgd. We hebben daar technisch advies op gekregen en vervolgens afgesproken
dat we bij 2,5 op de schaal van Richter de gaswinning tijdelijk stopzetten. Als het
3 op de schaal van Richter is, zetten we die helemaal stop.» Dat zijn kennelijk de
afspraken die de Minister heeft gemaakt om het maatschappelijk belang te borgen. Klopt
dat?
Minister Hermans:
Hier lopen twee dingen door elkaar. Ik ben met sectorpartijen in gesprek om een sectorakkoord
gaswinning op land te sluiten, waarin we die afspraken maken, zoals ik dat net gezegd
heb. Naar aanleiding van de zienswijze, op basis van de zorgen die ik gehoord heb
in het gesprek, ben ik in gesprek gegaan met de NAM om te kijken of we voor dit specifieke
besluit in het risicobeheersplan iets konden opnemen om deels aan de zorgen tegemoet
te komen. Daar is de aanpassing in het risicobeheersplan van de NAM uit gekomen, waarin zij nu hebben opgenomen dat zij niet bij een aardbeving
van 3 op de schaal van Richter, maar bij een van 2,5 op de schaal van Richter de productie
stilleggen en in overleg gaan.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van mevrouw Teunissen. Het is haar derde.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Eigenlijk is dit niet het antwoord op de kern van mijn vraag. De kern van mijn vraag
was: op welke manier heeft de Minister dat maatschappelijk belang goed gewogen in
haar besluit om toch de gaswinning door te zetten? Dan hoor ik dat ze afspraken heeft
gemaakt met sectorpartijen en dat ze nog afspraken met hen gaat maken. De sectorpartijen:
dat is de NAM. Dat is een commerciële partij, die jarenlang heeft laten zien, zegt
ook de parlementaire enquêtecommissie, dat winst boven de Groningers is gegaan. Tegelijk
hoor ik de Minister zeggen dat zij de zorgen van de mensen serieus heeft genomen.
Dan is de vraag: hoe? Heeft zij inderdaad actueel advies ingewonnen? In februari was
er een aardbeving in Usquert, naast Warffum, van 2,2 op de schaal van Richter. Het
huis van mensen stond te beven. Dat is precies het maatschappelijk belang waar ik
het over heb: die angst dat er weer een beving plaatsvindt. Het is niet alleen maar
angst, het is ook gewoon de realiteit dat er enorm veel risico op schade is aan de
huizen van mensen, op verzakkingen. Juist dat is een aanleiding om te zeggen: wij
moeten dat maatschappelijk belang beter borgen. Het Staatstoezicht op de Mijnen zegt
dat zelf: «Wij hebben dat toen niet goed gezien. Als we het nu zouden toetsen, zouden
we daar anders naar kijken.» De vraag aan de Minister is dus: op welke manier heeft
zij dat maatschappelijk belang goed geborgd in haar besluit?
Minister Hermans:
We kunnen van mening verschillen of er nog gaswinning nodig is en hoe je adviezen
weegt, maar ik vind het wel belangrijk dat we in dit debat de feiten helder en scherp
houden. De aardbeving waar mevrouw Teunissen en ik, en ik meen ook mevrouw Beckerman,
eerder naar verwezen, waardoor ik net even haperde in mijn inbreng, was een aardbeving
van 2,2 op de schaal van Richter. Maar die kwam uit het Groningenveld. Dat maakt de
aardbeving niet minder ernstig en niet minder heftig en impactvol voor de mensen die
daar wonen. Daar wil ik helemaal niets aan afdoen. Maar het gaat mij om de feiten
hier in het debat. Die zijn belangrijk, ook voor het politieke debat dat wij voeren
en de afweging die wij maken. Wij kunnen aan het einde van het debat een andere afweging
maken – dat doen wij ook – maar dan wel op basis van de goede feiten. Dit was geen
beving van 2,2 uit het Warffumerveld. Ik heb gehoor gegeven aan de zorgen van de inwoners
van Warffum door met de NAM in gesprek te gaan en door in dat risicobeheersplan de
hoogte van de aardbeving naar beneden bij te stellen, dus naar 2,5 op de schaal van
Richter. De inschatting is dat de kans klein is dat zo’n aardbeving plaatsvindt. Ik
hoop ook echt oprecht dat die niet plaatsvindt; laat daar geen spoor van twijfel over
bestaan. Dus bij een beving van 2,5 op de schaal van Richter komt de winning stil
te leggen en vindt direct overleg plaats. Daarnaast worden er gesprekken gevoerd met
de sectorpartijen, juist omdat ik vind dat er voor toekomstige winningsbesluiten in
heel Nederland, maar zeker ook voor de kleine velden in Groningen, hele duidelijke
afspraken moeten worden gemaakt over de voorwaarden waaronder we dat doen en wat het
afbouwpad is.
De voorzitter:
Een laatste interruptie van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het antwoord van de Minister geeft precies het probleem aan. Zij zegt: we moeten de
feiten goed op orde hebben; die 2,2 op de schaal van Richter kwam uit het Groningenveld.
Ja, technisch gezien klopt dat. Maar dat is nu precies waarom het belangrijk is om
het maatschappelijk belang goed te wegen bij zo’n besluit. Dat is dus kennelijk niet
goed gebeurd. Het enige wat er is gedaan, is technisch kijken naar waar precies die
beving vandaan komt. Tegelijkertijd zitten we met afspraken met de sector dat áls
er een aardbeving komt ... De Minister zei: ál bij een beving van 2,5 op de schaal
van Richter. Nou, dat is een behoorlijke beving, want de huizen staan al te beven
bij 2,2 en minder. Maar we hebben nu dus een afspraak waar de bewoners helemaal niks
aan hebben, want nog steeds hangen hun de bevingen boven het hoofd. En pas als de
schade aangericht is, gaan we ingrijpen. Ik concludeer hier dat er een onafhankelijk
advies móét komen van het Staatstoezicht op de Mijnen om dat maatschappelijk belang
te wegen. Dat heeft de Minister níét in haar advies meegenomen. Daarmee heeft ze het
maatschappelijk belang onvoldoende meegewogen.
Minister Hermans:
Ik heb net geschetst hoe ik dat belang heb meegewogen, hoe dat op dit moment geregeld
is in de wet, hoe ik dat straks wil aanpassen en waarom ik op weg daarnaartoe daarover
afspraken met de sector wil maken. Ik hecht eraan om nog één ding toe te voegen. In
de gesprekken met de NAM heb ik afgesproken om in het risicobeheersplan de 2,5 op
de schaal van Richter op te nemen. In het kader van de gesprekken die we met de sectorpartijen
nu voeren om tot dat sectorakkoord te komen heb ik aan het SodM gevraagd of het een
beleidsadvies kan maken of in het risicobeheersplan die profielen kunnen worden bijgesteld,
of die anders kunnen worden gemaakt. Dat staat ook in mijn brief van vorige week.
Daarover heb ik met de NAM afgesproken dat als uit dat advies komt dat zij op een
lager getal uitkomen dan 2,5, we dat ook aanpassen in het risicobeheersplan van Warffum.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van mevrouw Kröger. Zij stond net te popelen. Ik weet
niet of haar vraag inmiddels beantwoord is of dat die er nog is.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij heeft een groot deel van de oppositie al haar interrupties gebruikt om
dit boven tafel te krijgen. Ik vind het onbegrijpelijk – ik wil toch dat de Minister
dit nog één keer probeert uit te leggen – dat we eigenlijk het volgende zeggen. We
hebben een Groningenenquête gehad met snoei-, snoei-, snoeiharde conclusies. Daarvan
zegt het SodM zelf: «We gaan nu anders toetsen, we gaan anders toezicht houden, we
gaan anders adviseren. Met de kennis van de parlementaire enquête zouden we het ook
anders gedaan hebben.» Dat is precies het citaat in dat artikel. Vervolgens zegt de
Minister: dat neem ik mee in de toekomst en ik ga in een sectorakkoord al in de geest
van die toekomstige wet handelen. Ze zegt: oké, die wet duurt te lang; ik ga in de
geest van die wet handelen. En dan ga je net in het gebied waar mensen keihard geraakt
zijn door het Groningenveld – dan gaat het om de mensen die eigenlijk beschreven worden
in de parlementaire enquête – níét in de geest van die toekomstige wet handelen. Hoe
kan dat nou? Dat is toch niet uit te leggen? Dat is toch gewoon een mate van rechtsongelijkheid?
Dat is toch gewoon geen gelijke monniken, gelijke kappen? Als de Minister zegt dat
ze in de geest van de toekomstige wet afspraken wil maken, dat ze hoort wat Staatstoezicht
op de Mijnen zegt en dat ze erkent dat we het anders moeten doen, dan moet zij nu
toch ook anders kijken naar Warffum? Dan kan je toch op z’n minst nu nog een advies
vragen?
Minister Hermans:
Ik heb anders gekeken naar Warffum. Ik heb de ervaringen uit de gesprekken en de input
uit de zienswijzen gebruikt. Ik ben met de NAM in gesprek gegaan. Ik vind het echt
cruciaal dat we hier oppassen hoe de woorden van SodM worden neergezet. Ja, SodM heeft
een opmerking gemaakt dat hun advies van voor de parlementaire enquêtecommissie stamde.
Zij hebben gezegd dat zij zich kunnen voorstellen dat de Warffumers ook graag de gaswinning
in dit veld gestopt hadden gezien. Maar in datzelfde artikel zegt SodM ook dat zij
geadviseerd hebben dat de winning veilig kan doorgaan en dat de risico’s vergelijkbaar
zijn. Laten we nou niet die twee dingen met elkaar vermengen. Ja, zij hebben iets
gezegd over de tijd waarin het advies gegeven is, dat er in de tijd na de enquêtecommissie
natuurlijk ook gevoelens bij de inwoners van Warffum zijn. Maar het is niet zo dat
het daarmee onveilig is en het is ook niet zo dat ik dit besluit lichtzinnig genomen
heb, dat ik niet naar die adviezen gekeken heb van drie adviseurs en dat ik niet in
het gesprek met de NAM een aanpassing in het risicobeheersprofiel heb voorgesteld.
De voorzitter:
Dan denk ik dat u verder kunt met uw beantwoording.
Minister Hermans:
Voorzitter. Dan was er nog een vraag van mevrouw Kröger over het verlenen van vergunningen
in Friesland en Warffum, maar meer in algemene zin. Daarvoor geldt – dat is niet anders
dan wat ik net schetste over Warffum – dat elke aanvraag per geval zorgvuldig wordt
beoordeeld door de adviezen van de drie adviseurs en van de medeoverheden te bestuderen.
Alleen als het veilig en verantwoord kan, wordt de vergunning verleend. Die vergunning
kan ik ook niet zomaar weigeren. Dat hele debat hebben wij ook in december met elkaar
gevoerd, mede naar aanleiding van Ternaard. Ik ken de zorgen van de inwoners van Friesland.
Ik weet niet of mevrouw Kröger expliciet naar de Mijnbouwtafel in Friesland verwees,
maar daar komen die zorgen en vragen ook ter sprake. In het kader van het sectorakkoord,
waar ik het net al over had, wordt ook met de decentrale overheden gesproken, waaronder
Friesland. Al die input zal meegenomen worden in het maken van de afspraken.
Voorzitter. Dan vroegen mevrouw Postma en mevrouw Kröger nog naar de stand van zaken
bij de uitvoering van de motie-Postma ten aanzien van Ternaard. Zoals ik in december
heb aangekondigd, proberen we in goed overleg met de aandeelhouders van NAM, Shell
en Exxon, tot een oplossing te komen voor Ternaard, waarbij mijn inzet is dat de NAM
afziet van gaswinning. De gesprekken lopen en zijn constructief, maar de vertrekpunten
liggen natuurlijk wel uit elkaar. Die gesprekken zijn dus nog niet afgerond. Ik kan
ook niet nu de garantie geven hoe dat afloopt. Maar zodra daar iets over te melden
is, laat ik de Kamer dat uiteraard weten.
Voorzitter. Dat was wat er gevraagd was over Warffum en dus een heel klein beetje
Ternaard. Dan kom ik nu bij Limburg. Mevrouw Kröger kijkt mij vragend aan. Misschien
ben ik een vraag van haar vergeten. Ik kom zo nog bij de Mijnbouwwet en de vragen
die daarover gesteld zijn, onder anderen door mevrouw Kröger.
Voorzitter. Dan Limburg. Eigenlijk iedereen die mij daar vragen over stelde, zei het
in soortgelijke woorden: waarom duurt het zo lang? Ik ben het ermee eens dat dit te
lang duurt. Het duurt al lang en het duurt te lang. Al een paar jaar geleden is toegezegd
dat er een schadeafhandeling voor Limburg zou worden opgezet. In 2024 is geprobeerd
om de gehele schadeafhandeling onder te brengen bij een bestaande organisatie. Dat
is helaas niet gelukt. Op basis van het advies van de kwartiermakers zijn we nu de
hele schadeafhandeling aan het inrichten. Mij is echt alles eraan gelegen dat die
dit jaar van start gaat. Het digitale loket start aan het einde van het jaar, in december,
en in januari volgt het fysieke loket. Om zo snel als mogelijk aan de slag te kunnen
gaan – dat zeg ik ook in de richting de heer De Groot – wordt nu eerst een tijdelijke
organisatie opgezet, zodat er een organisatie is die kan gaan uitvoeren. We hebben
echt gekeken waar je nog verder kan versnellen, ook in de procedure. Ik geloof dat
het mevrouw Postma was die zei dat er één deel van het advies van de kwartiermakers
is dat de Minister niet heeft overgenomen. Dat klopt. Dat is het advies om in september
te starten met de schadeafhandeling. Hoewel mijn collega’s en ik, maar ook de RVO,
die de tijdelijke organisatie gaat invullen, niks liever zouden willen, moeten we
ook eerlijk zijn en geen verwachtingen wekken die we niet waar kunnen maken. Het is
echt een complex proces om zo’n schadeafhandeling op een goede manier op te zetten,
waarbij we kunnen waarmaken wat we beloven. Dat heeft gewoon langer tijd nodig. Vandaar
ook dat het digitale loket in december opengaat en we niet op het advies van de kwartiermakers
hebben kunnen ingaan om dat al in september te doen.
Mevrouw Beckerman vroeg naar de pilot met de tien gezinnen in Limburg: waarom moet
je nou een pilot doen, terwijl er eigenlijk al zo veel ervaring is? Die pilot is juist
bedoeld om vertraging te voorkomen. Er wordt nu een schaderegeling gemaakt waarin
ook het begrip «voldoende aannemelijk», dat mevrouw Beckerman noemde, is uitgewerkt.
We willen juist met deze mensen, met deze gezinnen, met hun specifieke schadegevallen,
kijken hoe die regeling werkt. Werkt die goed en waar moeten we die eventueel nog
aanpassen of aanscherpen? Het is dus geen vertragingstactiek, om de woorden van mevrouw
Beckerman te gebruiken, maar juist een manier om te zorgen dat we tot een regeling
komen die goed werkt. We zetten dus een tijdelijke organisatie op. In de tussentijd
ben ik met de Minister van BZK in gesprek over de vraag of de definitieve organisatie
een zbo kan worden. Dat moet ik met de Minister van BZK doen, want zij is voor dat
deel verantwoordelijk. Daarover hoop ik in de zomer een besluit te kunnen nemen.
Mevrouw Beckerman vroeg mij waarom ik niks doe met de regiospecifieke voorstellen
uit Limburg, maar kies voor een centrale regeling. Ik ben heel intensief in overleg
met de regio en ik gebruik ook de voorstellen uit de regio. Het was wel een nadrukkelijk
verzoek vanuit de provincie en de betrokken gemeenten om het centraal te regelen,
dus met een zbo en een schaderegeling waar we samen aan werken. Binnen de Commissie
Mijnbouwschade komt een Limburg Kamer, zodat er ook echt een eigen plek is voor deze
schadegevallen. De voorzitter van die Limburg Kamer is benoemd en daarbij is de regio
ook betrokken. We zoeken nu nog twee technische commissieleden. Dat dus over de regiospecifieke
voorstellen.
Mevrouw Beckerman vroeg mij: krijgen mensen schade vergoed als het aannemelijk is,
of moeten de mensen opnieuw wachten? Ik zei net al dat mensen helaas nog even moeten
wachten tot dat digitale loket opengaat aan het eind van dit jaar. Dan wordt de schade
onderzocht door de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade. Die Limburg Kamer
gebruikt het criterium «voldoende aannemelijk» en niet causaliteit, dus mensen hoeven
niet zelf iets aan te tonen.
Mevrouw Teunissen vroeg waarom ik in Limburg ook niet kies voor de omkering van de
bewijslast, zoals die in Groningen geldt. In Limburg is de situatie zo dat bewoners
in veel gevallen geen recht meer hebben op vergoeding van hun schade, of dat het heel
lastig is om het te verhalen op de rechtsopvolgers. Het kabinet wil dat particuliere
huiseigenaren niet met mijnbouwschade blijven zitten. Daarom hebben we die coulanceregeling
gemaakt. De Limburg Kamer van de commissie zal advies uitbrengen over de aard en de
oorzaak van de schade en over de bijbehorende herstelkosten. Daarmee neemt de commissie
de bewijslast van bewoners dus over. Zoals ik net ook tegen mevrouw Beckerman zei,
geldt daarbij dus die voldoende aannemelijkheid in plaats van een causaal verband.
Voorzitter. De heer De Groot zei: er komen nu twee loketten; dat leidt tot verwarring.
Ik las dat ook in de media. Die verwarring wil ik heel graag wegnemen, want er komt
één loket. Er is wel een digitaal en een fysiek loket, maar die vormen één loket.
Dat digitale loket gaat in december open en het fysieke loket heel snel daarna, begin
januari. Dan kun je je dus of via internet of fysiek bij het loket aanmelden. Om die
verwarring weg te nemen: er komen dus niet twee loketten.
Voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg ook naar die twee loketten. Ik hoop dat ik die verwarring
hiermee heb weggenomen.
Mevrouw Kröger refereerde ook nog even aan die tijdelijke organisatie. Die stellen
we dus in om die schadeafhandeling zo snel mogelijk te kunnen starten, want het oprichten
van een zbo is een langer traject, omdat dat ook in de wet moet worden geregeld.
Mensen met grote schades – daar vroeg mevrouw Kröger ook naar – kunnen zich tot het
einde van het jaar melden bij de Stichting Calamiteitenfonds. Eind 2025, als de regeling
operationeel is, is de taak van de stichting klaar. Dan kunnen mensen met schade,
of dat nou grote of kleine schade is, zich melden bij I3ML.
Mevrouw Kröger vroeg naar de financiering en ze vroeg wat er gebeurt als die genoemde
1 miljoen niet volstaat. Dat budget van 1 miljoen geldt vanaf 2030. In de jaren daarvoor,
dus vanaf nu, is er meer budget beschikbaar, namelijk 19,7 miljoen. Wij zullen dat
de komende jaren monitoren en evalueren en als er aanpassing nodig is, ook van die
reeks van 1 miljoen vanaf 2030, waar mevrouw Kröger naar verwees, zullen we daarnaar
kijken.
Voorzitter. Ik heb al antwoord gegeven op de vraag van de heer De Groot of er nou
geen alternatieven zijn waardoor de regeling sneller open kan, omwille van die complexiteit
en zorgvuldigheid en omdat we geen valse verwachtingen willen wekken. De heer De Groot
vroeg mij ook: betekent het nou dat mensen met zware mijnbouwschade nog twee jaar
moeten wachten voordat ze aan de beurt zijn? Het is zo dat de tijdelijke organisatie
de kleine schadegevallen gaat afhandelen. De verwachting is ook dat dat het grootste
deel van de schadegevallen is. Maar, zeg ik daar direct bij, voor de grote schadegevallen
gaat er begin 2026 een proefproject – zo noem ik het maar even – van start. Daar zal
de zwaardere casuïstiek behandeld worden. Die gevallen zullen afgehandeld worden en
als dat goed werkt, wil ik het project voortzetten, totdat we het echt goed hebben
ingeregeld. Ik kom zo nog op de vraag van de heer Vermeer waarom er nog geen aannemers
zijn gecontracteerd.
Mevrouw Postma vroeg: hoeveel schademeldingen kunnen terecht bij de loketten? Het
is op dit moment nog onduidelijk hoeveel schadegevallen er precies zijn in Limburg.
Dat maakt het organiseren van de afhandeling complex. Dat geldt ook voor de vraag
hoeveel er terechtkunnen bij de loketten. We gaan de schadeafhandeling in delen openstellen.
Dat gaat in delen van ongeveer 1.250 adressen. De gedachte is dat er zo’n zeven groepen
van 1.250 adressen per jaar kunnen worden opengesteld. In de afgelopen jaren hebben
zich natuurlijk al mensen gemeld bij de gemeenten. Ik heb met de regio afgesproken
dat zij, net als de tien deelnemers aan het pilotproject, voorrang krijgen bij de
schadeafhandeling.
Dan vroeg de heer Vermeer of ik kan toezeggen dat alle Limburgers met schade aan hun
woning die aannemelijk verband houdt met de voormalige mijnbouw, een volledige schadevergoeding
kunnen krijgen. Ik herhaal nog maar eens dat het uitgangspunt van het kabinet is dat
geen enkele particuliere huiseigenaar in Zuid-Limburg met mijnbouwschade blijft zitten.
Voor de jaren ’25 tot en met ’29 is daarvoor 19,7 miljoen beschikbaar en in de jaren
daarna structureel 1 miljoen. Het is aan de Commissie Mijnbouwschade om mij te adviseren
over de aannemelijkheid van de schade en het schadebedrag. Uitgangspunt blijft dat
we willen helpen en ontzorgen. Daarom zullen we dit ook heel goed monitoren en evalueren.
Voorzitter. Dan de vraag van de heer Vermeer over het herstellen via een aannemer
van een schade boven € 10.000. Negeer ik het advies van de stuurgroep van I3ML, vraagt
hij. Ik ben van mening dat ik de keuze van de stuurgroep niet negeer. Het komt alleen
later in de tijd. Ik wil die schadeafhandeling echt zo snel mogelijk starten; daarom
dat digitale loket eind dit jaar. Die tijdelijke organisatie zal zich gaan richten
op de kleine schades. Nogmaals, dat is naar verwachting ook de grootste groep. Het
organiseren van herstel door een aannemer is moeilijker. De inrichting ervan kost
meer tijd. Ik wil dat goed en zorgvuldig doen. Maar ik start dus wel dat proefproject
volgend jaar. Op die manier kan ook al wel volgend jaar met het herstel van die schades
begonnen worden.
Dan de vraag van de heer Vermeer hoe ik nou rechtvaardig dat er sinds 2023 nog geen
aannemers zijn gecontracteerd. Daar zit wat ik net schetste achter, net als het feit
dat de organisatie van de schadeafhandeling te lang heeft geduurd. Er wordt nu keihard
gewerkt aan de inrichting van die tijdelijke organisatie. Om de reden die ik noemde,
hebben wij de keuze gemaakt om te starten met kleine schades in groepen van 1.250
adressen en tegelijkertijd al wel te beginnen met een proefproject met een tiental
grote schades.
Dan vroeg de heer Vermeer mij naar het adviesrecht waar de regio Zuid-Limburg om vraagt.
Kan ik dat toezeggen? Ik kan zeggen dat ik met de regio hierover in gesprek ben. Ik
vind de inbreng van de regio bij het organiseren van de schadeafhandeling en ook bij
het vormgeven van de regeling heel belangrijk. Hun inbreng neem ik juist om die reden
dan ook heel graag mee bij de tijdelijke organisatie en ook bij de definitieve organisatie
straks. Ik heb de regio in een gesprek met de gedeputeerde en de wethouder al toegezegd
dat zij bij de aanstelling van de leden van de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade
actief betrokken worden. Wat de definitieve organisatie betreft, wij zullen goed moeten
bespreken wat precies de status is van een advies. Dat geldt overigens zowel voor
een advies van de regio als voor een advies van het kabinet.
Voorzitter. Tot slot is er over Limburg een vraag van de heer Vermeer: waarom wordt
mijnbouwschade bij woningcorporaties in Groningen wel erkend en in Limburg uitgesloten?
In Groningen heeft de Staat de rol van het mijnbouwbedrijf overgenomen, vanwege de
ernst en omvang van de schades. In Limburg heeft het kabinet besloten om de claims
van de particulieren huiseigenaren op de rechtsopvolgers over te nemen. Het kabinet
geeft vervolgens een tegemoetkoming voor de schade. Huiseigenaren worden ontzorgd
en kunnen hun huizen herstellen. Het kabinet zal die claims dan bundelen en proberen
te verhalen op de rechtsopvolgers van de voormalige mijnbouwbedrijven. Woningcorporaties
zijn bedrijven en die worden in het besluit van het kabinet geacht die claim zelf
richting de rechtsopvolgers in te dienen.
De voorzitter:
Ik dank u voor dit blokje. Er zijn interrupties van de heer De Groot en van de heer
Vermeer. Ik begin bij de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ja, dank u wel, voorzitter. Hartelijk dank aan de Minister voor de beantwoording.
Ik denk dat veel duidelijk is geworden over de schadeafhandeling in Limburg. Ik heb
nog één vraag. De Minister geeft aan dat we nu een tijdelijke organisatie gaan oprichten
en dat RVO daarbij betrokken is. Ik had al heel lichtjes in mijn bijdrage de mogelijkheid
genoemd om het via de provincie te doen en gevraagd of daarnaar gekeken is. Nu gebeurt
dat centraal, vanuit Den Haag, zou je kunnen zeggen. Maar het gaat natuurlijk om een
heel specifieke plek in Nederland. Ik zou graag van de Minister willen weten of ernaar
is gekeken om het via het provincieloket te gaan opzetten, zodat het dichter bij de
mensen is. Want dat is eigenlijk de reden achter de vraag, dichter bij de mensen.
Zo’n organisatie moet toch opgezet worden, dus dat is de vraag.
Minister Hermans:
Ik snap het. Het feit dat we het vanuit Den Haag centraal organiseren, is natuurlijk
nog wel iets anders dan waar het fysieke loket daadwerkelijk terechtkomt. Dat wij
het vanuit Den Haag organiseren, in eerste instantie tijdelijk via de RVO en later
via een zbo, is de bedoeling, is wat anders dan waar het fysieke loket terechtkomt.
Dat gebeurt vanzelfsprekend in de regio. Dat moet een plek zijn dicht in de buurt
bij de mensen voor wie we deze regeling opzetten.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ja, voorzitter, een korte vervolgvraag. De Minister heeft dus niet naar de mogelijkheid
gekeken om die stap nu in één keer te zetten naar de provincie toe of naar de plek
in de provincie waar het terechtkomt? Ik bedoel dan met hulp ook van de bestuurslaag
provincie, laat ik het zo zeggen. Want het duurt nu natuurlijk een tijdje voordat
het in werking komt. Dat doen we eerst met een tijdelijke locatie met een loket en
RVO. Je had er natuurlijk ook voor kunnen kiezen om te zeggen: wellicht kunnen we
het met hulp van de provincie in één keer regelen. Daardoor kan je die zwaardere gevallen
ook niet in een proefproject plaatsen, maar gelijk inregelen. Is er dus ook naar die
organisatorische vraag?
Minister Hermans:
Er zijn heel veel vormen de revue gepasseerd. Maar dit was ook een expliciete wens
vanuit de regio, dat die tijdelijke organisatie, naar onze intentie uitmondend in
een zbo, ook echt door het Rijk zou worden opgepakt. Maar nogmaals, de plek waar het
fysieke loket komt is ook direct in de regio. De verwachting is nu dat het in Heerlen
komt en op 2 januari daar opengaat. Het digitale loket kan natuurlijk vanuit elke
plek in Nederland bezocht worden.
De voorzitter:
Dan had u ook nog een interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ik wil de Minister en haar medewerkers bedanken voor de antwoorden. Ik heb nog wel
die ene vraag over het adviesrecht. Het is fijn dat hierover met de regio in gesprek
gegaan wordt. Die noteer ik graag als een toezegging. Maar ik zou ook willen weten
wanneer dat plaatsvindt en of wij ook automatisch vanuit het ministerie terugkoppeling
krijgen over de uitkomsten hiervan.
Minister Hermans:
Die gesprekken zijn eigenlijk doorlopend gaande. Ik was zelf in maart in Limburg en
heb toen met de gedeputeerde en de wethouder gesproken die eerder bij mij in Den Haag
langs zijn geweest. Ik weet nu even niet uit mijn hoofd wanneer precies, maar er volgt
in de komende periode natuurlijk ook weer een gesprek waarbij ikzelf aansluit. Mijn
collega’s hebben heel regelmatig contact. Ik zit even te denken wat een goed moment
is om weer een update te sturen. Ik denk zo rond mei, in elk geval voor het volgende
commissiedebat. Als er een echt noemenswaardige stap, een mijlpaal, bereikt is, zullen
we u daar uiteraard ook over informeren.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik heb heel veel antwoorden gehoord, maar mijn vraag was gewoon:
kunnen we ervoor zorgen dat de mensen met de zwaarste schade als eersten geholpen
worden? Kunnen we ervoor zorgen dat we zeker weten dat dat gewoon goed geregeld is?
Ik heb de antwoorden op de vragen van collega Beckerman gelezen. Daarin lees ik eigenlijk
dat er toch gewoon snel aan de slag gegaan wordt met lichte schade en dat de zware
schade nu in een pilotverhaal terechtkomt. Dan doe je dus eigenlijk precies wat iedereen
niet wou. Dus ik stel mijn vraag nogmaals: waarom moeten mensen met zware schade voor
een echte oplossing wachten totdat dat zbo er is, terwijl je gewoon snel en als eerste
zekerheid wilt voor die mensen?
Minister Hermans:
Ik wil voor iedereen die met schade te maken heeft, of die nou groot of klein is,
zo snel mogelijk zekerheid, en dat er nu echt wat gaat gebeuren. We zijn het namelijk
echt met elkaar eens dat dit al veel te lang duurt. Of iets groot of klein is, ik
wil niet dat je daar zelf over na moet denken als je schade hebt. Je kan je schade
gewoon melden op het moment dat het digitale loket opengaat. In de beoordeling door
de commissie van wat voor soort schade er sprake is, zal een onderscheid gemaakt worden
tussen groot en klein. Om snel van start te kunnen gaan is de keuze gemaakt om te
starten met de kleinere schades in de fases, de delen die ik al tegen mevrouw Postma
noemde. En we starten met dat proefproject van tien zware gevallen. Het is mijn inzet
dat als dat goed loopt en we dat met die zwaardere schadegevallen goed georganiseerd
en uitgevoerd krijgen, we daarmee doorgaan. Daar hoef je dus niet mee te wachten tot
de definitieve organisatie er is.
Ik wil bij niemand valse verwachtingen wekken. In gesprekken met RVO, maar ook juist
op basis van de ervaringen in Groningen is voor deze opzet en aanpak gekozen. Dat
dat betekent dat je misschien toch weer wat langer moet wachten dan je zou willen ...
Nogmaals, dat is niet iets waar ik bewust op stuur, maar ik vind wel dat ik keuzes
moet maken in de vormgeving en de inrichting van die tijdelijke organisatie, in hoe
we daar mensen helpen en hoe we die zo snel mogelijk willen helpen, die we ook waar
kunnen maken. Dat is de achterliggende reden van hoe we dit georganiseerd hebben.
De voorzitter:
Dan kijk ik nog even rond. Ik denk dat we door kunnen naar het volgende kopje, de
Mijnbouwwet.
Minister Hermans:
Ja, voorzitter, dan de Mijnbouwwet. Ik begin met een vraag van mevrouw Beckerman.
Zij vraagt of ik het beeld herken dat het draagvlak voor mijnbouwactiviteiten wegvloeit
als de schade niet opgelost wordt. Ik ben hartgrondig met mevrouw Beckerman eens dat
het essentieel is dat die mijnbouwschade vergoed wordt, omdat dat randvoorwaardelijk
is voor het draagvlak. Maar wat mij betreft is dat nog belangrijker omdat ik het niet
eerlijk vind als mensen met mijnbouwschade blijven zitten. Dat is dan ook de reden
dat we, naast het IMG, de landelijke Commissie Mijnbouwschade hebben ingesteld, die
mensen ontzorgt bij mijnbouwschade.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Kröger wanneer de herziene Mijnbouwwet, waarin de grondwaterwinning beter geborgd is, naar de Kamer komt. De herziening
van de Mijnbouwwet is een uitvoerig en groot proces. Die totale herziening zal dus
pas in het begin van volgend jaar, in het eerste kwartaal van 2026, voor internetconsultatie
klaar zijn. Maar er is een tijdje geleden een amendement aangenomen van de heer Erkens
en de heer Grinwis, zeg ik tegen mevrouw Kröger. Daar heeft even correspondentie over
plaatsgevonden, namelijk over de vraag of dat nou op de strikte manier of de iets
minder strikte manier geïnterpreteerd moet worden. Het bleek dat dat op de strikte
manier geïnterpreteerd moest worden. Dat wordt meegenomen in een veegwet waarin we
al een aantal kleinere aanpassingen – ik noem het maar even zo – in de Mijnbouwwet
vormgeven. Die komt dit jaar. Nu gaat mevrouw Kröger mij vragen wanneer die precies
komt; daar ga ik zo antwoord op geven.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Beckerman naar de uitbreiding van het wettelijk bewijsvermoeden
en of ik dat wil regelen via de herziening van de Mijnbouwwet. Vorige week, zeg ik
uit mijn hoofd, heb ik de Tweede Kamer een brief gestuurd over uw motie die u samen
met de heer Bushoff heeft ingediend over de uitbreiding van het wettelijke bewijsvermoeden
en de voorlichting van de Raad van State daarover. Mijn voorganger, de Staatssecretaris,
heeft advies gevraagd aan de Raad van State over of dit juridisch houdbaar is en of
dit een begaanbaar pad is. Als ik de toelichting van de Raad van State lees, dan zie
ik dat de Raad van State daar twijfels over heeft. Ik vind dat ik dat advies moet
volgen, omdat ik met het invoeren van het wettelijk bewijsvermoeden in heel Nederland
niet doe wat mevrouw Beckerman en de heer Bushoff volgens mij beogen, namelijk de
positie van de gedupeerden versterken. Sterker nog, die maak ik onzekerder, omdat
de kans dat operators en mijnbouwbedrijven een schadegeval aanvechten en dat ook winnen,
heel aannemelijk is. Ik vind dan dat je eigenlijk meer onzekerheid dan duidelijkheid
of zekerheid creëert. Vandaar dat we dit advies hebben overgenomen en dat we dat wettelijk
bewijsvermoeden niet verder breder implementeren. Dat neemt niet weg dat het kabinet
eigenlijk de belangrijkste overweging in de motie, namelijk het versterken van de
positie van gedupeerden, onderschrijft en ook bezig is om de positie van schademelders
via andere wegen te versterken. Een voorbeeld daarvan is dat we het takenpakket van
de commissie uitbreiden naar alle mijnbouwsectoren.
Dan vroeg mevrouw Postma mij wat ik versta onder het nee-tenzijprincipe. De gedachte daarachter is dat je aan de voorkant veel meer duidelijkheid
gaat bieden over welke activiteiten er nodig zijn om in onze energiebehoefte te kunnen
voorzien, waar die kunnen plaatsvinden en welke voorwaarden je daarbij van toepassing
moet verklaren ten aanzien van veilig, financieel en maatschappelijk verantwoord gebruik.
Daarom werken we ook aan het programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond en aan de
herziening van de Mijnbouwwet. Zo is het nee-tenzijprincipe bedoeld, namelijk dat
het ons echt dwingt om heel precies per activiteit die afweging te kunnen maken en
over die voorwaarden na te kunnen denken.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Postma mij of ik nog steeds voornemens ben om schaliegas
niet toe te staan en om dit te verankeren in de Mijnbouwwet. De winning van schaliegas
op land is uitgesloten op basis van dat onderzoek uit 2015, waar ook naar verwezen
werd. Ik heb onlangs in mijn brief van eind januari bevestigd dat ik datgene wat nu
in de Structuurvisie Ondergrond is vastgelegd, wettelijk zal verankeren. Dat is dus
nog steeds de inzet van dit kabinet.
Mevrouw Postma vroeg mij of ik in de herziene Mijnbouwwet kan opnemen dat boorplatforms
kunnen blijven staan als dat beter is voor de ecologie. Dat kan ik op dit moment niet
toezeggen. In het internationale verdrag OSPAR is namelijk afgesproken welke gevallen
platforms eventueel zouden kunnen blijven bestaan. De platforms die op het Nederlandse
deel van de Noordzee staan, voldoen niet aan die voorwaarden. Er is dus eerst een
wijziging van dat verdrag nodig om die platforms te kunnen laten staan als dat beter
is voor de ecologie. Daarna kunnen we dat overnemen in de Mijnbouwwet.
Voorzitter. Dan vroeg mevrouw Teunissen mij of ik vergunningen kan intrekken. Dat
kan ik niet zomaar. Ik heb me te houden aan de Mijnbouwwet en die kent ook gronden
voor het intrekken van vergunningen. In de hele herziening van de Mijnbouwwet gaan
we ook kijken hoe we meer regie krijgen en onder welke voorwaarden we welke activiteiten
doen in de diepe ondergrond. Daarbij kijken we ook hoe het zit met de weigeringsgronden
en de intrekkingsgronden. Maar ik kan het dus niet zomaar doen; ik heb mij wel te
houden aan het geldende wettelijke kader.
Voorzitter. Dan de vraag van mevrouw Postma over het generieke herverdeelmodel in
het kader van de eerlijke verdeling van lusten en lasten. Mevrouw Postma vroeg mij
waarom het niet direct zou kunnen terugvloeien naar inwoners. Dan zou je dus eigenlijk
een fonds vormgeven waar inwoners zelf over kunnen beslissen, als ik uw woorden goed
heb begrepen. Die variant van het direct verstrekken van middelen aan omwonenden is
niet meegenomen in het onderzoek waar mevrouw Postma ook naar verwees, het onderzoek
van Berenschot. De insteek was: kunnen we tot een model komen voor duurzame investeringen
in de regio? De conclusies zijn helder. Maar ik zou wel willen kijken of we in de
gesprekken die we nu voeren met de sectorpartijen, waarin we ook hierover afspraken
willen maken, dit idee van een fonds als richting mee kunnen nemen.
Voorzitter, daarmee heb ik alle vragen beantwoord.
De voorzitter:
Dan mag u de microfoon even uitzetten. Er zijn een aantal interrupties, allereerst
van de heer Vermeer. Die had zich daarstraks al gemeld. Daarna is het woord aan mevrouw
Postma.
De heer Vermeer (BBB):
Naar aanleiding van mijn interruptiedebatje met de heer De Groot over de winning van
schaliegas en de opname van een verbod daarop in de Mijnbouwwet, heb ik nog wel even
de vraag of daar in de veegwet nog iets over gemeld gaat worden. Komen CO2-opslag en een verbod op schaliegas in de veegwet of zijn die echt pas volgend voorjaar
aan de orde?
Minister Hermans:
Voorzitter ...
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister.
Minister Hermans:
Excuus, voorzitter. Die komen echt in de herziening van de Mijnbouwwet. Als de heer
Vermeer dat op prijs stelt, kan ik voor hem nog wel even nagaan wat er nog meer in
de veegwet zit. Ik kan wel alvast tegen mevrouw Kröger zeggen dat de veegwet begin
mei wordt ingediend. Het advies van de Raad van State zijn we nu aan het verwerken.
Mevrouw Postma (NSC):
Eerst even over de batenverdeling en de lusten. We hebben het hier eerder, in een
ander debat, ook met elkaar over gehad. Het punt dat ik toen namens mijn partij heb
ingebracht is dat die verdeling juist zo dicht mogelijk bij mensen zelf moet komen.
Die moet dus bij de huishoudens komen en die moet niet bij decentrale overheden worden
neergelegd, om hun begroting te dichten. Ik zei net ook al dat ik vind dat dat bij
bijvoorbeeld een buurtcentrum of iets anders de taak van een decentrale overheid is.
Die gaten moeten wij niet gaan vullen. Ik zou graag zien dat er een fonds komt waarbij
bewoners zelf mogen besluiten wat ze willen gaan doen, en het dus als iets extra’s
zien, of dat we zelfs de optie onderzoeken om het direct uit te keren aan huishoudens,
zodat zij zelf kunnen bepalen wat ze ermee gaan doen. Dan kunnen zij ook zelf maatregelen
nemen om bijvoorbeeld hun huis te verduurzamen of kunnen ze er juist iets heel anders
mee doen als ze dat zelf willen. Maar op die manier zit er geen overheidslaag tussen,
want anders heb je nog niet het gevoel dat je meedeelt in de baten.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister.
Minister Hermans:
Dat ben ik met mevrouw Postma eens. We willen dit doen om overlast, zorgen die er
zijn, op een bepaalde manier wat te verzachten. Die investeringen moeten dan ook echt
naar iets gaan wat daaraan bijdraagt. Ik zal dus die optie van dat fonds, van dat
het echt direct dicht bij de mensen die het betreft terechtkomt, inbrengen in die
gesprekken, als optie om met die lusten-lastenverdeling om te gaan. Nogmaals, vanuit
het kabinet is echt de inzet, zetten wij alles op alles, om hier echt goede afspraken
over te maken. Ik zie dit als een heel belangrijke voorwaarde of belangrijk element
om draagvlak te behouden en ook te versterken voor activiteiten in de ondergrond in
de toekomst.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Mijn tweede vraag gaat over de platformen, maar ik mis hier het antwoord over het
direct doorgeven aan huishoudens zonder een fonds.
Minister Hermans:
Mag ik dat even checken? Ik zou willen zeggen dat ik die optie ook mee wil nemen in
de gesprekken, maar ik wil even checken of dat zomaar kan. Dat fonds sowieso, maar
op dat direct naar huishoudens zou ik even in tweede termijn op terug willen komen
als dat kan.
Mevrouw Postma (NSC):
Dan mijn tweede vraag.
De voorzitter:
Ja, uw interruptie.
Mevrouw Postma (NSC):
Die gaat over de gasplatformen die in zee staan. Volgens mij biedt dat OSPAR-verdrag
veel meer ruimte dan wij denken. Zou de Minister toch kunnen kijken of wij niet alvast
een haakje kunnen maken om die decommissioningwet hier beter in te borgen? Ik weet
echt dat er projecten zijn die die platformen laten staan waar dat echt een meerwaarde
heeft. Ik heb dit één keer laten onderzoeken en toe kwam ik erachter dat er meer ruimte
is dan wij als wetgevers denken.
Minister Hermans:
Wat ik wil toezeggen, is dat wij nog een keer naar dat verdrag kijken, ook indachtig
de vraag van mevrouw Postma, om te bezien of er mogelijk haakjes zijn die meer ruimte
bieden. Ik wil niet op voorhand garanderen dat dat gaat lukken, maar ik wil zeker
toezeggen dat ik daar nog een poging toe doe. Als we dat gedaan hebben, informeer
ik daar natuurlijk de Kamer over.
De voorzitter:
Dan zie ik geen verdere interrupties van de Kamer. Dan kan u doorgaan met het een
na laatste blokje, de Noordzee.
Minister Hermans:
Ja, gaswinning op de Noordzee. De heer De Groot vroeg of het moeilijker wordt om zo’n
sectorakkoord te sluiten, omdat er specifieke uitdagingen zijn die eerder nooit zijn
voorgekomen. De huidige situatie waarin de Nederlandse gaswinning zich bevindt, kent
unieke uitdagingen. We zijn meer dan 50 jaar geleden begonnen met gaswinning en we
zitten inmiddels in een late fase. Dus het perspectief is daarmee nu echt anders dan
toen we al die jaren geleden begonnen, want de verwachting is dat het richting 2045
op zijn eind zal lopen. Nieuwe velden zijn vaak ook kleiner en technisch of economisch
moeilijker te ontwikkelen, dus dat vraagt een andere aanpak van de sector en van het
Rijk. Daarop zetten we dus ook in in dat sectorakkoord gaswinning Noordzee. Dat doen
we omdat het technisch potentieel van gaswinning op de Noordzee echt aanzienlijk is.
In het totaal is het potentieel nog ongeveer 200 miljard kuub, waarvan 150 op de Noordzee
en 50 op land.
Dan vroeg de heer De Groot nog naar de dure infrastructuur, het afschrijven daarvan,
en hoe ik de achtervang door de generieke infrastructuur die in gezamenlijkheid door
de sector wordt gebruikt garandeer. De gasinfrastructuur op de Noordzee, of op het
Nederlandse deel van de Noordzee moet ik zeggen, is sterk geïntegreerd, waarbij gasproducenten
gebruikmaken van elkaars installaties en pijpleidingen. Dat stelt ons ook in staat
om het gewonnen gas op een efficiënte wijze aan land te brengen. Maar met het afnemen
van productievolumes wordt het gebruik van de infrastructuur natuurlijk relatief duurder.
De exploratie en vervolgens de productie van nieuwe velden kan bijdragen aan het dragen
van de kosten van de infrastructuur. Partijen binnen de sector kijken samen naar verdere
optimalisatie van hun eigen infrastructuur.
De heer De Groot vroeg mij naar een risicoregeling en hij vroeg wat er nog aan uitdagingen
op tafel ligt om tot sluiting van het akkoord te komen. De gesprekken over het akkoord
bevinden zich in een afrondende fase. Ik verwacht het echt op korte termijn aan de
Kamer te kunnen sturen. In het akkoord is ook aandacht voor de mitigatie van financiële
risico’s. Op dat onderwerp trek ik samen met de Minister van Financiën op. Er wordt
onder andere gekeken naar de mogelijkheid om EBN in specifieke gevallen onder hele
nadrukkelijke voorwaarden een aandeel van maximaal 85% te kunnen laten nemen in exploratieprojecten
op de Noordzee. Een voorstel hiertoe is ook opgenomen in het wetsvoorstel Bestrijden
energieleveringscrisis. Dat wetsvoorstel heeft net ter consultatie voorgelegen. Daarmee
heb ik volgens mij de vraag van de heer De Groot beantwoord.
Mevrouw Kröger vroeg het volgende. Er is drie jaar gewerkt aan dat versnellingsplan.
Niemand wil investeren, dus nu moeten wij de investeringsrisico’s wegnemen. Om welke
bedragen gaat dat nou en bij wie komen die bedragen dan te liggen? Zoals gezegd, is
in het akkoord aandacht voor het verlagen van financiële risico’s. Ik noemde al dat
we in dat wetsvoorstel kijken of EBN daar onder voorwaarden een rol in kan spelen.
Dat betekent dat operators bij een succesvolle boring verplicht zijn om zich terug
te kopen in het project, inclusief een extra premie die ervoor zorgt dat onder andere
het risico dat EBN loopt bij een droge put – excuus voor dit jargon – collectief wordt
afgedekt.
Voorzitter. Mevrouw Teunissen vroeg mij of gas winnen op de Noordzee niet in strijd
is met de klimaatdoelen van het kabinet, of de gaswinning gaat leiden tot minder import
van lng en of ik daar een onderzoek naar kan doen. Op dit moment gebruiken we in Nederland
nog ongeveer 30 miljard kuub aardgas. Hoe meer we van die gasvraag kunnen afdekken
door dat zelf te produceren, hoe minder buitenlands lng we natuurlijk hoeven te importeren.
Ik ben het direct met mevrouw Teunissen eens dat dat schadelijk is. De laatste kerncijfers
van EBN laten dat ook wel heel duidelijk zien. De klimaatafspraken staan overeind,
dus het is mij daarmee ook een lief ding waard dat we wat we nog gebruiken dicht bij
huis winnen, zodat we het niet hoeven te importeren. Maar het is ook zo dat onze vraag
nog altijd wel groter is, dus we zullen ook nog wel iets van die import nodig hebben.
Dat we in Nederland niet meer gaan produceren dan wat we gebruiken, was al een afspraak
en die blijft gewoon staan.
Tot slot heb ik in dit blokje de vraag van mevrouw Postma of de geopolitieke situatie
er iets aan veranderd heeft hoe we kijken naar de winning op land en zee. Die ambities
zijn onveranderd. De geopolitieke situatie laat mijns inziens wel zien hoe belangrijk
het is dat we doorgaan met de energietransitie en dat we onafhankelijk worden in onze
energievoorziening. In die transitie hebben we gas nog wel een tijdje nodig. We hebben
het nodig om die transitie door te kunnen maken. Daarom vind ik die versnelling en
die opschaling van gaswinning op de Noordzee belangrijk.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor de beantwoording in dit blokje. Dan is er aan de zijde van de Kamer nog
een interruptie van mevrouw Kröger en daarna nog een van mevrouw Postma.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Er is volgens mij heel veel te zeggen over wat de Minister net heeft gezegd over gaswinning
op de Noordzee, over de klimaatschade en over de keuze om meer fossiele winning in
te zetten en daar moedwillig voor te kiezen, maar mijn vraag gaat over de financiële
constructie die nu opgetuigd wordt. Als ik het goed begrijp, heeft de Minister het
opeens over 200 bcm die gewonnen kan worden. In eerdere brieven heeft ze het over
100 bcm. Kennelijk kan er meer gewonnen worden als je meer financiële risico’s afdekt.
Maar zegt de Minister nou werkelijk dat we EBN met publiek geld de financiële risico’s
laten nemen, opdat vervolgens private partijen, partijen waarmee wij toch een uitermate
slecht trackrecord hebben als we kijken naar Groningen, de winst mogen cashen?
Minister Hermans:
Even om verwarring te voorkomen. Het is terecht dat mevrouw Kröger daarnaar vraagt.
Die 150 bcm op de Noordzee is wat er technisch mogelijk is, maar 100 bcm is wat er
economisch mogelijk is en wat we verwachten dat er echt maximaal gewonnen kan worden;
misschien moet ik het zo zeggen. Over die 100 heeft u dus gelijk, maar ik meen mij
te herinneren dat mij naar het technisch potentieel gevraagd werd. Vandaar dat ik
die 150 noemde. Maar u heeft gelijk: het is 100.
Dan over die garanties. Zoals ik al zei, ga ik de Kamer op hele korte termijn informeren
over de afspraken die we maken, waarin ik ook hier uitvoerig op in zal gaan. Ik wil
dus eigenlijk aan mevrouw Kröger vragen of het akkoord is dat ik dat doe in die brief,
of dat ik daarmee onvoldoende aandacht besteed aan een zorg die zij nu met mij wil
uitdiscussiëren. Dit is echt even een verhelderende vraag.
De voorzitter:
Dan telt het niet als interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Als de Minister het nu kan toelichten, is dat goed, maar ik vind het ook goed als
het op papier staat en dat we dan het debat erover gaan voeren. Want ik vind het echt
een uitermate kwetsbare aangelegenheid als we in een tijd met alleen maar sunk cost
risks, die we hebben met overal ter wereld fossiele installaties, publiek garant gaan
staan voor nog meer fossiele winning.
Minister Hermans:
Wat ik in elk geval kan zeggen, is dat we geen directe financiële steun leveren, maar
dat we kijken hoe we die versnelling van die gaswinning ook financieel mogelijk kunnen
maken zonder die directe steun. Toch hecht ik eraan om te blijven zeggen: ja, we gaan
het gebruik van fossiele brandstoffen afbouwen – dat is een afspraak die we gemaakt
hebben en daar sta ik ook achter – maar om die transitie door te komen, om die transitie
te kunnen maken, hebben we nog een tijdje gas nodig. Ik weet dat mevrouw Kröger dat
liever niet wil, of dat ze het misschien nog wel sneller wil, maar ik vind dat ik
hier ook realistisch in moet zijn. Ik moet er ook voor zorgen dat we, met zowel leveringszekerheid
op het gebied van gas als op het gebied van elektriciteit, de komende jaren, ook in
die transitie, de Nederlandse samenleving, mensen thuis en ondernemers, onze industrie,
kunnen laten draaien.
De voorzitter:
De laatste interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Als we het hebben over realistisch zijn: ik zit hier tegenover een Minister die het
ene na het andere besluit neemt dat actief het gebruik van gas aanjaagt. Als er nou
dus een enorm plan lag dat er echt om draaide de vraag naar gas actief te verminderen,
hadden we alweer een heel ander gesprek, maar er ligt gewoon het ene na het andere
besluit van deze Minister. Ze maakt plannen met minder dan 5% kans dat we de klimaatdoelen
halen. Ze draait allerlei beleid terug. Ze faciliteert CCS, wat de facto nog langer
gebruik van fossiel betekent. En dan zegt ze: o ja, maar het is echt heel erg nodig
dat we nog heel veel gas blijven winnen. Ik vind het gewoon op geen enkele manier
een zorgzaam verhaal. Het is niet zorgzaam, niet naar de planeet, niet naar mensen
hier in Warffum en nergens naar. Het is niet zorgzaam. Maar goed, mijn concrete vraag
is: gaat deze Minister in die Mijnbouwwet, in het sectorakkoord en in alle afspraken
die ze nu maakt met mijnbouwbedrijven hard een einddatum van fossiele winning vastleggen?
Een einddatum: dan is het klaar.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister.
Minister Hermans:
De afwegingen die ik maak, zijn gericht op realistisch klimaat- en energiebeleid.
We hebben een aantal jaar geleden met elkaar heel veel ambities gesteld. Het is niet
zo dat ik niet achter die ambities sta, integendeel. Maar ik heb ook te maken met
de realiteit van vandaag de dag, namelijk de enorme geopolitieke onrust aan de rand
van Europa, een overvol stroomnet waardoor bedrijven die dolgraag willen verduurzamen
niet kunnen verduurzamen en de hoge elektriciteitskosten die investeringen in de weg
staan. Dan kan je met je kop in het zand, stoïcijns en met oogkleppen op doorduwen
en het onmogelijke van mensen of van bedrijven vragen, maar dat doe ik niet. Zonder
de doelen en de redenen waarom we dit doen uit het oog te verliezen, namelijk onafhankelijk
worden in onze energievoorziening en dit land schoon doorgeven, vind ik ook dat we
realistisch moeten zijn. Dat is wat «ze» – om met de woorden van mevrouw Kröger te
spreken – aan het doen is. Dat doe ik vol overtuiging en vol motivatie, want realistisch
en ambitieus gaan prima samen.
Dan de vraag over een harde deadline. Ik wil dat in het sectorakkoord voor de Noordzee
en in het sectorakkoord voor gaswinning op land duidelijk wordt waarnaar we afbouwen.
In een brief is al eerder – volgens mij was dat aan het einde van het vorige kabinet
– het jaartal 2045 genoemd. Daar is voor dit kabinet niks aan veranderd.
De voorzitter:
U heeft nog een interruptie van mevrouw Postma. Daarna komt de heer De Groot.
Mevrouw Postma (NSC):
Ook ik moet even wennen aan het feit dat we via EBN garant willen staan voor financiële
risico’s van gasboring op de Noordzee. Ik kan me voorstellen dat er op dit moment
geen complete update gegeven kan worden, maar ik zou de Minister graag willen vragen
om hier in de brief die zij gaat sturen over het sectorakkoord uitvoerig op in te
gaan. Ik zou haar ook graag willen vragen om in te gaan op wat er gebeurt als er wel
weer grote winsten gemaakt worden. Komen die dan weer bij ons terug? Of gaan we, zoals
net bij het CCS-project, dan zien dat de maatschappij zelf de grote rendementen krijgt?
Ik vraag dus om een uitvoerige omschrijving van wat precies de risico’s zijn en hoe
die worden afgedekt. Ik heb het even opgeschreven. Hoe groot zijn de boorrisico’s,
de risico’s van een lege put, op de Noordzee? Ik dacht dat redelijk goed uitgekristalliseerd
was waar de velden lagen. Kan daar, als dat nu niet kan, in de brief gewoon echt veel
inzicht in gegeven worden?
Minister Hermans:
Misschien nog even voor de duidelijkheid: we leveren dus geen directe financiële steun.
Het afdekken van risico’s gebeurt op de markt, op een manier waarbij de operator een
premie betaalt. Zij dekken dus zelf die kosten collectief en dat gebeurt niet door
de Staat. Ik zal in de brief uitgebreid toelichten hoe dat er precies uitziet en ik
zal daarin ook de afspraken die daarover op dit moment worden gemaakt, uitgebreid
toelichten. We gaan daar vanzelfsprekend nog het debat over voeren, maar ik zeg dit
even om onduidelijkheid of verwarring weg te nemen, als die door mijn beantwoording
is ontstaan.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Misschien is het volgende een ander geluid. De VVD vraagt natuurlijk al heel lang
naar de versnelling van gaswinning op de Noordzee, omdat we moeten zorgen dat op het
moment dat de mensen die nu nog op gas koken hun gaskraan opendraaien, er gas uit
komt dat ook nog een beetje te betalen is. Dat is hard nodig in de tussenliggende
periode, zolang de energietransitie duurt. We importeren netto gewoon meer gas in
Nederland dan dat we zelf opwekken. We hebben dus nog wel wat te doen en daarom ben
ik blij dat de Minister aangeeft dat er bijna een sectorakkoord is. Eigenlijk zijn
de vragen die ik nog had over de risicoborging al gesteld en er komt dan nog een brief.
Ik heb nog één andere vraag. Die gaat over de samenwerking met Duitsland in dat sectorakkoord.
Duitsland werkt ook aan gasboringen op de Noordzee. Is er in het sectorakkoord ook
gekeken of er samen met Duitsland efficiëntievoordelen te halen zijn of maken we het
daarmee dan heel complex? Wellicht komt dat ook terug in de brief die komt over het
sectorakkoord.
De voorzitter:
Het woord is aan de Minister.
Minister Hermans:
Het akkoord gaat echt over het Nederlandse deel van de Noordzee, maar het is natuurlijk
niet zo dat er geen overleg of contact over is. Ik was toevallig vorige week of twee
weken geleden in Noordrijn-Westfalen. Ik had daar een gesprek met mijn Duitse collega.
Daarbij hebben we het wel over activiteit op de Noordzee in het algemeen gehad. We
hebben het ook gehad over wind-op-zee-projecten en gaswinning – die liggen eigenlijk
heel dicht bij elkaar – en waar we daar meer op kunnen samenwerken. Dat staat los
van de afspraken die in het akkoord zijn gemaakt.
De voorzitter:
Dan mag u door naar het laatste blokje.
Minister Hermans:
Dat is het blokje overig. Ik begin met een paar vragen die zijn gesteld over de Waddenzee.
Ik begin met de vraag van mevrouw Teunissen. Zij vroeg waarom ik concludeer dat er
geen significante negatieve effecten optreden bij mijnbouw onder de Waddenzee. Jaarlijks
informeert het kabinet de Kamer over adviezen van de Auditcommissies gas- en zoutwinning
over monitoringsrapportages van de NAM en Frisia op de Waddenzee. Beide adviezen zijn
in december 2024 met de Kamer gedeeld. Uit die rapporten blijkt dat de NAM en Frisia
de winning onder het wad veilig en verantwoord uitvoeren. De commissie doet in haar
advies ook aanbevelingen om de monitoringsrapportage te verbeteren. Het Rijk is op
dit moment in overleg met zowel de NAM als Frisia om dat ook te doen en die verbeteringen
aan te brengen op basis van de aanbevelingen.
Dan vroeg mevrouw Kröger: staat de Minister nou voor wetenschappelijk onderzoek? Als
ik het mij goed herinner, refereerde mevrouw Kröger ook aan eerdere debatten die we
daarover gehad hebben. Laat ik daar dus nogmaals in algemene zin iets over zeggen:
ik sta honderd procent voor en achter wetenschappelijk onderzoek. Ik vind het ongelofelijk
belangrijk dat dat vrij en onafhankelijk kan en dat we ons daar ook op baseren. Ik
betrek dat dus altijd waar dat kan, waar dat moet en waar dat aan de orde is serieus
bij besluitvorming.
Dan vroeg mevrouw Kröger in het verlengde daarvan of ik kan toezeggen om voortschrijdend
inzicht te gebruiken voor de herbeoordeling voor bestaande gaswinning en uitbreiding
van zoutwinning onder de Waddenzee. Ook daarvoor wordt advies gevraagd aan de wettelijk
adviseurs. Zij nemen alle wetenschappelijke inzichten mee in hun advies, zodat ik
die ook meeneem in het besluit van het kabinet. De vergunninghouder rapporteert jaarlijks
over alle effecten van de bestaande gaswinning. Dat komt dan dus weer via die auditcommissie
– daar refereerde ik net aan – naar de Tweede Kamer. Ook daarin worden de meest recente
wetenschappelijke inzichten meegenomen. Ik vind het, nogmaals, ongelofelijk belangrijk
dat dat gebeurt.
Dan vroeg mevrouw Kröger mij of ik kan garanderen dat er voor de UNESCO-vergadering
in juli een uitkomst is over Ternaard. Ik streef daarnaar. Ik hoop dat dat lukt, maar
ik weet niet zeker of dat gaat lukken. Ik zal in elk geval voor die vergadering verslag
uitbrengen van de stand van zaken.
Dan vroeg mevrouw Teunissen waarom ik de motie-Kostić niet uitvoer, die betrekking
heeft op gaswinning op de Waddenzee. We zijn in overleg met de aandeelhouders van
de NAM, Shell en Exxon met als doel om af te zien van winning bij Ternaard. Dat is
dus wat ik op dit moment doe om daarvan af te kunnen zien; u kent mijn intentie. Op
1 april – dat was eergisteren – heeft de Staatssecretaris van LVVN u nader geïnformeerd
over de uitvoering van de motie-Kostić. Mijns inziens is de inzet van het kabinet
daarmee in lijn met de moties waarmee het kabinet wordt opgeroepen om nieuwe winning
onder de Waddenzee te voorkomen.
Dan vroeg mevrouw Kröger mij naar geothermie. Zij vroeg: als dat nou bijdraagt aan
het verzachten van netcongestie, kan het dan ook meegewogen worden bij het prioriteringskader
of bij de herziening daarvan? Op de lange termijn kan geothermie zeker een congestieverzachter
worden. Op dit moment zien we dat het bij het verkrijgen van een aansluiting op het
net problemen oplevert tijdens de boorfase. We zijn in gesprek met de ACM over de
rol van warmtebronnen in dat prioriteringskader en hoe dat vorm kan krijgen.
Dan vroeg mevrouw Kröger of er kaarten kunnen komen met geothermie en drinkwater.
Binnen het programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond wordt gewerkt aan een ruimtelijke
verkenning, waarbij kaarten worden gemaakt met de potentie van geothermie. Dat doen
we samen met het Ministerie van IenW, om ook inzicht te krijgen in de overlap tussen
drinkwater en geothermie. Ik zal met de Minister van IenW nagaan wat ik daarover aan
de Kamer kan sturen en op welk moment. Er staat hier dat dat na de zomer zal zijn,
maar ik vermoed dat mevrouw Kröger dat mogelijk wat eerder wil. Ik ga dus even na
of we een soort tussenrapportage of zoiets kunnen sturen.
Dan het aanjaagteam geothermie. Met het aanjaagteam en ook een taskforce geothermie
zijn de obstakels voor de ontwikkeling ervan in beeld gebracht. We kijken nu hoe we
met die obstakels om kunnen gaan. Voor de zomer kom ik daarover met een Kamerbrief,
gericht op het halen van de doelstelling om in 2030 15 petajoule aan energie uit geothermie
te halen.
Dan de vraag van de heer Vermeer over de Europese Commissie en de 47 projecten in
13 landen die zijn aangewezen als strategisch project: wat had Nederland hier nou
voor rol in kunnen spelen? Het is goed om te melden dat dit de eerste ronde was. Hiervoor
hadden zich vier Nederlandse bedrijven aangemeld en volgens de Europese Commissie
hebben die bedrijven – de projecten van die bedrijven, moet ik zeggen – nog meer ontwikkeltijd
nodig. Rond de zomer start een nieuwe ronde en het kabinet moedigt Nederlandse bedrijven
aan om zich hiervoor aan te melden en ondersteunt die waar mogelijk ook bij de aanmeldprocedure.
De voorzitter:
Minister, kunt u nog even terugkoppelen wat precies werd toegezegd met betrekking
tot geothermie?
Minister Hermans:
Dat ik voor de zomer met een Kamerbrief kom over het wegnemen van de obstakels zoals
geïdentificeerd door het aanjaagteam en de taskforce en hoe dat wegnemen van die obstakels
moet bijdragen aan het halen van het doel in 2030. Dus een brief voor de zomer over
geothermie.
De heer Vermeer vroeg nog of Suriname ons kan helpen in de grondstoffentransitie,
met respect voor bewoners en omgeving. Samenwerking met grondstofrijke landen is van
belang om de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen te vergroten en ook om het
aanbod daarvan te diversifiëren. Omwille van de slagkracht en kostenbesparingen en
ook van de interne verwevenheid van onze industrie richten we ons in eerste instantie
op partnerschappen en samenwerkingen in EU-verband. Met Suriname worden op dit moment
geen bilaterale gesprekken gevoerd over grondstoffensamenwerking.
Dan werd gevraagd of er al meer bekend is over de potentie van het delven van lithium
in Limburg. Dat was ook een vraag van de heer Vermeer. Op 19 december 2023 is een
brief aan de Kamer gestuurd waarin stond dat lithiumwinning uit geothermiewater vooralsnog
economisch niet haalbaar was. Dat was, zie ik aan de non-verbale communicatie van
mevrouw Kröger, een motie van mevrouw Kröger. Energiebeheer Nederland heeft van het
kabinet de taak gekregen om ontwikkelingen te blijven volgen. Mochten nieuwe ontwikkelingen
daar aanleiding toe geven, zullen we opnieuw kijken naar de mogelijkheden. Maar dat
is dus nu niet aan de orde.
Dan tot slot een vraag van mevrouw Postma over Frisia, over dat ik Frisia heb gevraagd
nader onderzoek te doen naar de afwijking van de relatieve zeespiegelstijging van
het meetstation Harlingen. Zij vroeg waarom het bedrijf zelf onderzoek doet en waarom
dat niet onafhankelijk gebeurt. Het klopt dat een van mijn voorgangers in 2021 – dat
was toenmalig Minister Stef Blok – aan Frisia heeft gevraagd om onderzoek te doen.
Daarbovenop is in het werkprogramma van Deltares dit jaar een onderzoek opgenomen
om onderzoek te doen naar de afwijkingen in het meetstation of, nee, de meetresultaten
bij het meetstation in Harlingen. Als dit onderzoek is afgerond, zal ik de Kamer daar
natuurlijk over informeren. Dat is naar verwachting in 2026, want het staat dit jaar
in hun onderzoeksprogramma. Ik vraag dus niet alleen Frisia om dat onderzoek te doen,
maar ook om een onafhankelijk onderzoek door Deltares.
Voorzitter, daarmee heb ik de vragen beantwoord.
De voorzitter:
Dan heeft u nog een interruptie van de heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Ik snap dat wij ons bij grondstoffen in eerste instantie op EU-landen richten, maar
ik heb zelf het gevoel, als ik al het tromgeroffel hoor over waar we strategisch aan
de slag moeten en hoe hoog de risico’s overal zijn, dat je dit soort opties dan niet
moet uitsluiten. Bilateraal overleg met Suriname zou toch juist heel verstandig zijn,
zeker omdat we daar gewoon ook banden mee hebben.
Minister Hermans:
Voor het afsluiten van die partnerschappen kijken we in eerste instantie in EU-verband
en trekken we in EU-verband op. Dat wil niet zeggen dat we uitsluitend binnen de EU
partnerschappen aangaan, maar in EU-verband zoeken we dus naar die partnerschappen.
Aansluitend kijkt het kabinet naar wat je bilateraal kan doen. Er zijn bilaterale
samenwerkingsverbanden afgesloten met Vietnam, Zuid-Korea, Canada, de provincie Quebec,
en met Chili. Dus dat gebeurt ook. En het verder afsluiten, of überhaupt afsluiten
van dit soort samenwerkingsverbanden met landen buiten de EU, ligt bij de Minister
voor BHO. Dus als u daar echt meer over wilt weten, dan zou ik u toch willen vragen
om die vragen aan die Minister te stellen, of ik kan ze natuurlijk ook doorgeleiden.
Maar dit is wat ik kan zeggen over de samenwerking op het gebied van grondstoffen.
De voorzitter:
Dan denk ik dat we door de vragen heen zijn, en kunnen we direct door naar de tweede
termijn. We hebben 1 minuut en 20 seconden per spreker. Ik zou willen voorstellen
om niet te interrumperen, want we zijn al bijna door de tijd heen. En dan zou ik graag
als eerste het woord willen geven aan mevrouw Beckerman, namens de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, voorzitter. Ik wil meteen een tweeminutendebat aanvragen.
Ik heb geluisterd naar de antwoorden en zag dat de Minister één keer geraakt was,
boos werd of geagiteerd reageerde, en dat was als reactie op de vraag over dat de
doelen niet worden gehaald omdat er te veel winning wordt toegestaan. Toen zei zij:
ik heb te maken met de realiteit van alledag. Maar die realiteit van alledag is dat
er, als we in een Groningendebat zitten, onvoldoende geld is om de ongelijkheid aan
te pakken, en dat die aanpak van ongelijkheid juist zit op verduurzaming van gebouwen.
En de realiteit van alledag is dat als we in dit debat zitten, er weer nieuwe gaswinning
wordt toegestaan. Zo zit je vast in een cirkeltje, want als we niet verduurzamen,
komen we nooit meer af van die gaswinning. En ik vind het heel pijnlijk dat we met
dit debat niet heel veel stappen vooruit hebben kunnen zetten. Want het pijnlijke
hieraan is dat je wel publiek geld hebt om risico’s voor de Shells en Exxons van deze
wereld af te dekken met gaswinning, maar niet genoeg geld hebt om die ongelijkheid
in Groningen aan te pakken, na alles wat daar is aangericht. Intussen zitten daar
zo veel mensen te wachten en is er zo veel ongelijkheid, en zeg je doodleuk: ja, als
we een nieuwe wet hebben, dan geldt «nee, tenzij»; en als we een nieuwe wet hebben,
dan wegen we de sociale en maatschappelijke veiligheid mee, maar nu kan dat niet,
want die nieuwe wet is er niet. Ik vind dat een uitermate pijnlijke realiteit. Dit
debat maakt mij strijdbaar. Daarom zetten we door en gaan we absoluut hier met een
tweeminutendebat vervolg aan geven.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Mevrouw Teunissen namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter. In relatie tot Groningen sprak de Minister over bredere veiligheid. Nou,
gas winnen is niet veilig voor de wereld; het maakt de wereld alleen maar gevaarlijker.
Gisteren was er een natuurbrand in mijn achtertuin, het Westduinpark, het duingebied
hier. Je ziet het, klimaatverandering is om ons heen, en die bredere veiligheid betekent:
stop met gaswinnen. Helaas is dat in het debat niet verder gekomen nu. Ik vind het
wel heel erg hoopvol dat er twee collega’s zijn van NSC en BBB die overwegen om in
ieder geval meer informatie van het Staatstoezicht op de Mijnen te verkrijgen. Ik
zou graag nog van de Minister twee antwoorden willen op twee vragen. Het onderzoek naar de gaswinning in Nederland, leidt
dat echt tot minder import van lng? Kan de Minister dat onderzoek toezeggen? En de
Minister zei in een antwoord dat de motie-Kostić is uitgevoerd. Die motie vroeg om
de mogelijkheden te onderzoeken om die vergunning in te trekken. Maar het antwoord
zegt alleen maar: ik heb het gewogen, en het kan niet. Ik vraag dus om de onderbouwing
daarbij, waarom dat dan niet kan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dan gaan we door naar mevrouw Kröger, die namens GroenLinks-PvdA
spreekt.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter. Dit is echt een diep, diep teleurstellend debat. Ik vind een Minister
die doodleuk zegt «ik sta voor realistisch en ambitieus beleid, maar het moet ook
realistisch zijn» ... Minder dan 5% kans dat je je doelen haalt, het ene fossiele
besluit na het andere nemen, dat is noch realistisch noch ambitieus; dat is gewoon
fossiel beleid. En we hebben het er al zo vaak over gehad: deze mijnbouwdebatten zouden
steeds meer moeten draaien om het afhandelen van de schade van een fossiel verleden
en het vol inzetten op een groene toekomst. Geothermie, de echt groene toekomst, valt
stil. Waar is het beleid? Waar wordt het geregeld? Het is er niet. Ik vind het een
diepe teleurstelling naar de natuur. Ik heb vragen gesteld over de wetenschap. Ik
krijg het antwoord dat de Minister altijd voor de wetenschap is. Dit gaat erom dat
er ongelooflijk goed gepeerreviewd wetenschappelijk onderzoek ligt over de impact
van gaswinning op de ecologie op Ameland, en de NAM laat een vijfpagina-consultancyrapportje schrijven en het is van tafel. Die wetenschapper heeft tienduizenden monsters
genomen om te laten aantonen wat er gebeurt op die Wadden, en het is weg en deze Minister
kijkt er niet naar. Dus nogmaals de indringende oproep: alsjeblieft, voor die Wadden,
kijk naar wat daar echt aan de hand is en betrek dat meest recente wetenschappelijke
onderzoek bij alle besluiten die nu nog genomen worden. En ik denk dat het debat over
de fossiele afbouw pas net is begonnen, en zo gaan we ook naar dat sectorakkoord kijken.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. De heer De Groot namens de VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank, voorzitter. Het realisme van de Minister bevalt me wel. Ik ben blij om te horen
dat het Noordzeesectorakkoord erbij is, want daar vragen we al lang om. We hebben
vandaag wat inkleuring gekregen, en we zien dat graag snel tegemoet. Ik denk dat het
goed is dat de Minister in de discussie over Warffum het onderscheid heeft gemaakt
in waar die bevingen nou vandaan komen, vanuit het gesloten Groningenveld, en wat
het risico voor Warffum is. Ik denk dat het goed is dat de Minister dat feitelijk
nog eens even hier in het debat benoemd heeft.
Ik heb een nieuwe vraag, die gaat over de batendeling. Ik heb de brief van de Minister
gelezen. De VVD is altijd voorstander geweest van kijken naar hoe we dat model van
batendeling voor de omgeving, dus hoe de omgeving kan meedelen als er mijnbouwactiviteiten
zijn, landelijk kunnen vormgeven. Nou, we hebben gelezen dat dat moeilijk te regelen
is. We hebben het voorbeeld uit Schoonebeek. Mijn enige vraag aan de Minister is:
hoe kunnen we wel borgen dat er toch een voldoende of substantieel deel van die baten
uiteindelijk ook in die omgeving, door gesprekken met elkaar, terecht gaat komen?
Want als we dat al niet eens kunnen borgen, dan weten we dus niet of die baten uiteindelijk
in die regio komen, en de mensen die daar wonen ook mee gaan delen op het moment dat
daar mijnbouwactiviteiten zijn.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Mevrouw Postma namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank, voorzitter. We hebben het over veel onderwerpen gehad. Ik ben mijn verhaal begonnen
met de situatie in Limburg. Ik heb de antwoorden van de Minister gehoord. Ik zou er
bij de Minister op willen blijven aandringen om vaart te blijven maken om die afwikkeling
zo goed mogelijk te doen, en zo snel mogelijk. Ik begrijp wel uit haar antwoorden
dat ze de kwaliteit van de afwikkeling goed wil hebben, zodat mensen juist goed geholpen
zijn. Voor de rest hebben wij het gehad over de herziening van de Mijnbouwwet. Ik
ben heel erg blij dat is bevestigd dat schaliegas op land uitgezonderd wordt, dus
dat dat gewoon niet meer mogelijk is als de mijnbouw er is. We hebben het gehad over
de batenverdeling. Daar heb ik nog wat vragen over, en daar zal ik ook een motie over
indienen om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat dat echt bij de omwonenden terechtkomt.
We hebben het gehad over de boorplatformen en de mooie biodiversiteit die zij kunnen
leveren. Ook daarbij wil ik met een motie nog even verder kijken of we toch niet een
mooi haakje in die wet kunnen neerzetten. We hebben het gehad over Warffum, waarbij
de Minister aangeeft dat ze gaat vragen of de brief openbaar gemaakt kan worden die
SodM aan de NAM heeft gestuurd. Daar zal ik naar gaan kijken. Ik hoorde van mijn collega’s
dat zij aangeven dat NSC openstaat voor een nieuwe adviesaanvraag. Daarbij wil ik
toch even aangeven dat het debat hier voor mij wel duidelijk maakte dat technische
en sociale veiligheid veel door elkaar worden gehaald. Dat vind ik verontrustend,
want juist die technische veiligheid, die expertise van SodM, waardeer ik zozeer.
En die moet goed blijven, dus ik ga, nogmaals, naar dat advies kijken, maar het is
niet gezegd dat dat betekent dat wij meegaan met die nieuwe adviesaanvraag. En tot
slot hebben we het gehad over het sectorakkoord. De Minister gaat daar nog een goede
toelichting op geven in haar brief.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer toch even te begrijpen wat mevrouw Postma hier zegt. Zegt zij eigenlijk
dat waar SodM zelf aangeeft de bredere veiligheid meer te willen meenemen in zijn
adviezen, zij vindt dat ze dat niet moeten doen? Is dat wat mevrouw Postma nu zegt?
Dat zou ik wel zorgelijk vinden, want dat is nou juist ook de les uit de parlementaire
enquête. Het is ook precies waarin SodM met zijn tijd meegaat.
De voorzitter:
Mevrouw Postma op deze verhelderende vraag.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik vind brede veiligheid iets heel anders dan technische veiligheid. We hebben het
er met elkaar over gehad waartoe SodM de ruimte heeft in de Mijnbouwwet; vandaar dat
ik echt naar dat advies wil kijken. Hoe is dat nou onderbouwd en hoe doen ze die analyse,
en past het ook bij die organisatie om dat te doen? We hebben hier een interruptiedebat
gehad waarin we eigenlijk met elkaar constateerden dat de geëigende organisatie om
ervoor te zorgen dat het geluid van omwonenden wordt meegenomen, de politiek is. Dat
zijn de raadsleden, die daar lokaal wonen. Het zijn ook de leden van provinciale staten
en de leden van de Tweede Kamer. Je moet oppassen dat je niet de verkeerde dingen
bij een instituut belegt, dus dingen die eigenlijk politiek moeten zijn. Daar wil
ik echt nog even heel goed naar kijken.
De voorzitter:
Dan nog een verhelderende vraag van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik zoek dan oprecht naar de mogelijkheid om juist die sociale en die maatschappelijke
veiligheid goed te toetsen als SodM zelf zegt: dat zouden we nu anders doen. Welke
instantie zou dat dus anders moeten doen, behalve de politiek? Ik heb het namelijk
niet over de politiek, maar over een onafhankelijk onderzoek, juist los van de politiek.
Dus wie anders zou dat dan moeten doen?
Mevrouw Postma (NSC):
Volgens mij zijn we het debat aan het herhalen, hoor, maar dat doe ik met alle liefde.
Ik zei daarnet al dat het erom gaat dat je de geluiden uit de omgeving en de angsten
die er leven, die bij elk project anders zijn, moet opvangen. Daarin hebben wij als
politici een taak. Er zijn ook andere organisaties die daarover adviezen kunnen geven.
Mijn vraag is of dit bij SodM past, gezien hun historie in het technische domein.
Dat is een hele andere vorm van expertise. Ik heb daarom aan de Minister gevraagd
of ik mag zien wat SodM aan de NAM heeft geadviseerd, zodat ik ook kan kijken hoe
het die analyse heeft opgebouwd. Met wie hebben ze gesproken? Hebben ze iedereen gesproken?
Hebben ze hoor en wederhoor gedaan bij verschillende partijen? Zijn alle geluiden
meegenomen? Dat is voor mij echt ontzettend belangrijk om te zien of dit advies daarbij
kan horen. Maar nogmaals, die technische veiligheid hebben ze in het verleden altijd
erg goed gedaan. Daarin zit echt hun kracht. Ik vind een advies over de sociale veiligheid
gewoon een ander soort advies. Ik vind het dus ook belangrijk in de rol die wij hebben
dat wij goed kijken of dit de geëigende verdeling is.
De voorzitter:
Een laatste verhelderende vraag van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan probeer ik tot een soort oplossing te komen. Laten we de discussie over wat SodM
moet zijn, even parkeren. Die komt vast terug. Maar mevrouw Postma zegt ook heel duidelijk
dat wij als Kamer, als Kamerleden, ook de rol hebben om te toetsen aan die sociale
en die maatschappelijke veiligheid. Is dat volgens mevrouw Postma dan al voldoende
gebeurd? Of ziet zij die oproep van SodM, die later kwam dan het besluit van de Kamer,
echt als oproep om zelf, als Kamer, nóg een keer goed te kijken of die maatschappelijke
en die sociale veiligheid afdoende geborgd zijn? Dan gaan we dus opnieuw stemmen over
die nieuwe gaswinning.
Mevrouw Postma (NSC):
We zijn echt het debat aan het herhalen, voorzitter. Er ligt een advies uit 2022 van
SodM over de technische veiligheid. Daar hebben we allemaal naar gekeken. We hebben
de hele discussie gehad over de bevingen, waarin de Minister sprak over een beving
van 1,1. Dat klopt; dat was die in het Warffumerveld. Kleine gasvelden hebben per
definitie vaak kleinere bevingen en minder grote risico’s. Het Groningenveld daarentegen
heeft helaas nog nabevingen. Dat zijn die bevingen van 2,2, maar dat werd hier al
door elkaar gehaald. Ik snap dat het voor een omwonende eigenlijk helemaal niet uitmaakt
waar die beving vandaan komt. Het is een beving, punt, en het huis of de omwonende
zelf heeft daar last van. Dat snap ik. Juist dat geluid moet dichtbij komen. Ik geloof
er heel erg in dat juist raadsleden daarin de kracht zijn. Zij vangen dat dichtbij
op. Daar moet je gaan kijken wat de geluiden zijn en wat er leeft. Dat is belangrijk.
De voorzitter:
De heer Vermeer, BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik bedank de Minister en haar team voor de antwoorden die
we gekregen hebben. Ik vind zelf het antwoord nog wat onbevredigend op mijn vraag
over de mijnbouwschade in Limburg en de volledige schadevergoeding. Ik hoor namelijk
eigenlijk toch een budgettaire beperking, terwijl het volgens mij de bedoeling is
dat de schade hersteld wordt. Als dat niet kan binnen het huidige budget, zou ik graag
willen horen wat er dan gebeurt, dus wat dan de stappen zijn. Dat is het eerste punt.
Dan mijn tweede punt. Ik snap dat lithium in Limburg in 2023 niet rendabel te winnen
was. Dat heb ik ook gelezen. Maar het was ook niet rendabel om in Nederland mondkapjes
te maken, en toch hadden we ze op een gegeven moment wel nodig en moesten we daar
noodmaatregelen voor treffen. Volgens mij gaat het dus bij strategische onafhankelijkheid
niet alleen om de actuele prijs van een product. Dan hoeven wij hier namelijk waarschijnlijk
helemaal niets meer te produceren behalve voedsel. Dat kunnen wij een stuk voordeliger
dan een hoop andere landen en dat moeten dan we helemaal niet gaan weggooien, want
dat is dan het laatste wat we overhouden.
Daar wou ik het bij houden.
De voorzitter:
Dank voor de bijdrage. Dan kijk ik of de Minister direct kan antwoorden. Vijf minuutjes?
Dat kan. We schorsen voor vijf minuten.
De vergadering wordt van 17.15 uur tot 17.23 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug, allemaal. Ik heropen dit commissiedebat. Aan het woord is de Minister
van Klimaat en Groene Groei voor haar tweede termijn.
Minister Hermans:
Voorzitter, dank. Mevrouw Teunissen vraagt of ik de onderbouwing uit de brief van
de Staatssecretaris van LVVN van eerder deze week, kan delen met de Kamer. Althans,
zo heb ik haar vraag beluisterd. Ik ga zelf niet over die natuurvergunning. Dat is
echt een bevoegdheid van de Staatssecretaris. Die nadere beschouwing is ook onder
zijn bevoegdheid gedaan. Maar ik zal hem deze vraag stellen en dan de Kamer laten
weten of die nadere onderbouwing gedeeld kan worden.
Voorzitter. Mevrouw Teunissen vroeg mij ook of de Nederlandse gaswinning op de Noordzee
tot minder lng-import leidt en of ik daar onderzoek naar wil doen. Ik denk dat een
onderzoek op dit moment niet zinvol is, omdat het een vrij complex geheel is. Het
is van heel veel factoren afhankelijk hoe je import er uiteindelijk uitziet. Het is
logisch dat je minder hoeft te importeren als we in Nederland meer gas gaan winnen
in de Noordzee, maar het is geen garantie. Als Noorwegen minder gas aan ons gaat leveren,
zit je al in een andere situatie. Als alle omstandigheden gelijk blijven, dan kun
je daarvan uitgaan, maar het is van zo veel factoren afhankelijk dat ik dat niet kan
garanderen. Ik herhaal: wij zijn sinds een aantal jaar een netto-importeur van gas.
Ook bij een hogere gaswinning en lagere gasvraag blijft Nederland importeur. Dat blijkt
ook uit dat jaarverslag waar ik eerder in het debat naar verwees. We gaan dus niet
meer produceren dan we verbruiken. Dus worden we minder afhankelijk van lng als we
meer produceren in eigen land. Die vooropstelling en verwachting zitten daarachter.
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen heeft een verhelderende vraag.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik begrijp het gewoon niet meer. Dit wordt steeds genoemd als een van de belangrijkste
argumenten om tot gaswinning in de Noordzee over te gaan: als we zelf gas gaan winnen,
leidt dat tot minder lng-import. Dat is een van de belangrijkste dingen die ik hoor.
Hoe kunnen we hier nou een goede afweging maken over of we gas gaan winnen, als dat
niet gebaseerd is op wat dan ook, maar dat gewoon een bewering is? De Minister zegt
hier nu: dat is van verschillende factoren afhankelijk. Ik hoor allerlei beweringen
hierover, ook van de VVD, die zegt dat het tot meer betaalbaar gas leidt. Dat is ook
van allerlei factoren afhankelijk. De vraag is: hoe gaan we tot een goed besluit komen
als we geen feitelijke onderbouwing hebben van de bewering dat gaswinning in Nederland
tot minder import van lng uit het buitenland leidt?
Minister Hermans:
Omdat dat wel degelijk het doel is. Als je zelf meer eigen gas wint op eigen bodem,
dan ben je minder afhankelijk en heb je het in eigen hand. Lng uit de VS is niet alleen
viezer – je stoot meer CO2 uit om het te importeren – maar het is ook nog eens duur. Dus als we daar minder
van kunnen importeren omdat we hier meer winnen, dan is dat me om heel veel redenen
een lief ding waard. Dat is de reden waarom we meer gas willen winnen in onze eigen
Noordzee. Dan is het dichtbij. Het lijkt ook heel logisch en het is ook de verwachting
dat je dan minder importeert. Dat stoot minder CO2 uit en is goedkoper.
De voorzitter:
Eén interruptie nog.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik wens de Eerste Kamer heel veel succes met dit besluit toetsen op doelmatigheid.
Want de Minister zegt dat het doel is dat we minder afhankelijk worden van de import
van lng, maar ze kan op geen enkele manier aantonen waarom dat zou gebeuren. Dat wil
ik even vastgesteld hebben hier in het debat.
De voorzitter:
Dat was geen vraag, dus de Minister kan verder met de beantwoording.
Minister Hermans:
Dat we anders over iets denken, hoeft niet direct te leiden tot de bewering dat er
geen onderbouwing is. Ik vind dit echt een vervelende manier van argumenten uitwisselen.
Voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg of ik het wetenschappelijk onderzoek van Ameland
erbij wil betrekken. Dat gebeurt. De auditcommissie neemt alle rapporten mee, zowel
van de wetenschap als van de NAM. Zij geven alles afwegende een advies. Ik baseer
mij dus niet alleen op het rapport van de NAM, maar op al die inzichten die ook in
die auditcommissie terecht zijn gekomen.
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, uw interruptie.
Mevrouw Kröger (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter, een opmerking. Ik vind dat vijf jaar gepeerreviewd wetenschappelijk
onderzoek en vijf pagina’s van een consultant echt wel een ander gewicht hebben en
ook niet anders gewogen zouden moeten worden. Maar mijn vraag gaat over de import
van lng, waar we ons allemaal zorgen over maken, absoluut. Wat is nou het plan van
de Minister om tot een einde aan gas te komen? En daarbij is eigenlijk mijn heel concrete
vraag: kan zij nou garanderen dat die einddatum van 2045, die ze net in het debat
weer heeft genoemd, de einddatum is voor alle vergunningen die afgegeven gaan worden,
zowel op zee als op land? Dus dat dat echt het einde is van de gaswinning? Want dat
was dat afbouwpad op basis waarvan ... Nou ja, goed, die eindeloze andere discussies
met de vorige Minister.
De voorzitter:
Ik zie dat maar als een verhelderende vraag, zodat we niet die hele discussie van
de eerste en tweede termijn overdoen. Het woord is aan de Minister.
Minister Hermans:
In dat sectorakkoord, waarover die gesprekken plaatsvinden, gaat het ook over het
afbouwpad naar een jaartal toe. En het is nu, op dit moment, al zo dat wij geen vergunningen
afgeven die langer doorlopen dan 2045.
Voorzitter. Dan de heer De Groot: hoe kunnen we nou borgen dat een substantieel deel
van de baten bij de regio terechtkomt? Dat is dus echt onderdeel van het gesprek dat
ik met de sectorpartijen wil voeren. We hebben net dat onderzoek gehad dat laat zien
dat een generiek model niet kan. Dat vind ik jammer, en daar leg ik me ook niet bij
neer. Of laat ik het zo zeggen: dat mag er niet toe leiden dat we hier niet een andere
constructie voor vinden. In Schoonebeek – de heer De Groot verwees daar zelf ook naar
– hebben we natuurlijk in gesprekken met de omgeving afspraken kunnen maken. Dat is
zeker ook een voorbeeld waar we hopelijk randvoorwaarden en succesfactoren uit kunnen
destilleren die we breder kunnen gaan inzetten.
Mevrouw Postma vroeg mij nog of ik in die gesprekken over de verdeling van lusten
en lasten, dat batenmodel, ook wil kijken of geld niet alleen naar het fonds maar
ook direct naar omwonenden zou kunnen. Ik kan toezeggen dat ik in die gesprekken,
waarin ik ook die richting van het fonds zal inbrengen, zal bespreken hoe de bewoners
zo veel mogelijk direct profijt kunnen hebben van de batendeling.
Dan de heer Vermeer over het budget voor de schadeafhandeling in Limburg: wat als
het niet voldoende is? De regeling, de werking van de regeling en dus ook de kosten
worden periodiek geëvalueerd. Daarin neem ik ook mee of er voldoende middelen zijn
en blijven. En als de evaluatie daartoe aanleiding geeft of er onvoldoende middelen
zijn, zal ik dat natuurlijk bespreken in het kabinet, en ik zal de Kamer überhaupt
van de evaluaties maar ook van dit specifieke punt op de hoogte brengen.
Dan over de lithiumwinning nog een vraag van de heer Vermeer. Ik refereerde al aan
de brief uit 2023 naar aanleiding van de motie van mevrouw Kröger. Ook volgens de
laatste, huidige, inzichten lijkt het weinig kansrijk om dit te doen. Ook in de toekomst
niet overigens. Dit vraagstuk van strategische onafhankelijkheid voor grondstoffen
zit bij mijn collega-minister Beljaarts. Wat ik zal doen, is hem erop attenderen dat
wij dit debat hebben gehad en dat, als hij hierover ontwikkelingen heeft, die met
de Kamer gedeeld worden.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Minister. Ik zie
dat er geen vragen onbeantwoord zijn gebleven, dus dan kunnen we meteen door naar
het recapituleren van dit debat. Er is een tweeminutendebat aangevraagd door het lid
Beckerman van de SP. Zij zal daarvoor als eerste spreker worden aangemeld. Vervolgens
zijn er een aantal toezeggingen gedaan.
− In een brief ten behoeve van een volgend commissiedebat over mijnbouw zal de Kamer
worden geïnformeerd over het adviesrecht van regio’s bij de schadeafhandeling van
Limburg. Een toezegging aan de heer Vermeer.
− Vervolgens komt in diezelfde brief ook de stand van zaken met betrekking tot Ternaard.
− Er is een toezegging gedaan door de Minister dat de Kamer wordt geïnformeerd over
de ecologische aspecten van het OSPAR-verdrag. Dat is een toezegging aan mevrouw Postma.
− Dan is er nog de toezegging gedaan dat in de brief over het sectorakkoord gaswinning
Noordzee nader wordt ingegaan op de afdekking van de risico’s. Ook een toezegging
aan mevrouw Postma.
− Dan is er nog een brief die voor de zomer zal worden toegezonden aan de Kamer, over
geothermie. Dat is een toezegging aan mevrouw Kröger.
Mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ja, over de uitvoering van de motie-Kostić zou de Minister nog even informeren bij
haar collega om de onderbouwing daarvan te sturen naar de Kamer.
De voorzitter:
Dan neem ik aan dat daar een brief op volgt binnen een bepaalde termijn?
Minister Hermans:
Ik zal die vraag stellen en ik vraag de Staatssecretaris om dat dan zo snel mogelijk
te laten weten, ja.
De voorzitter:
Dan is dat geen formele toezegging. Het wordt gewoon doorgeleid.
Minister Hermans:
Voorzitter, ik ga daar gelijk achteraan.
De voorzitter:
Dan hebben wij verder alle punten afgehamerd. Ik zie geen verontwaardigde gezichten,
dus dan hebben we alles behandeld en kan ik iedereen danken voor hun inbreng in het
debat. Het was een pittig debat bij tijden. Ik wil de Minister danken voor haar terugkoppeling,
en natuurlijk de ambtelijke organisatie die daarachter nog hard gewerkt heeft. Ik
wil de mensen op de tribune graag danken voor hun aanwezigheid en de mensen van de
Bodedienst. En de mensen thuis natuurlijk ook: allemaal hartelijk dank voor het kijken.
Ik sluit dit commissiedebat.
Sluiting 17.35 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Thijssen, voorzitter van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.