Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 4 maart 2025, over externe veiligheid
28 089 Gezondheid en milieu
22 343
Handhaving milieuwetgeving
Nr. 333
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 8 april 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 4 maart 2025 overleg
gevoerd met de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, over:
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 17 oktober 2024 inzake
verzamelbrief vuurwerk (Kamerstuk 28 684, nr. 745);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 15 november 2024
inzake RIVM-rapport Radon in Nederlandse woningen, op reguliere werkplekken en voor
het publiek toegankelijke gebouwen. Resultaten meetcampagne 2022–2023 (Kamerstuk 25 422, nr. 305);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 12 december 2024
inzake verzamelbrief nucleaire veiligheid en stralingsbescherming Q4 2024 (Kamerstuk
25 422, nr. 306);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 6 december 2024 inzake
kabinetsreactie tweede advies Expertgroep Gezondheid IJmond (Kamerstuk 28 089, nr. 331);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 21 januari 2025 inzake
uitvoering van verschillende acties bij beleid chemische stoffen (Kamerstuk 22 343, nr. 408);
– de brief van de Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu d.d. 18 februari 2025
inzake reactie op toezeggingen gedaan tijdens het debat van 28 januari 2025 over ongeregeldheden
jaarwisseling 2025 (Kamerstuk 28 684, nr. 771).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, P. de Groot
De griffier van de commissie, Schukkink
Voorzitter: Heutink
Griffier: Koerselman
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bamenga, Boutkan, Buijsse, Gabriëls,
Heutink en Kostić,
en de heer Jansen, Staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu.
Aanvang 16.37 uur.
De voorzitter:
Een hele goede middag. Wij beginnen iets later aan dit debat over externe veiligheid
in verband met wat plenaire verplichtingen. Daar is op dit moment een afscheid gaande.
De verwachting is dat we zo rond 16.45 uur gaan starten. Ik zie u allen zo meteen
terug.
De vergadering wordt van 16.37 uur tot 16.49 uur geschorst.
De voorzitter:
Een hele goede middag gewenst. Welkom bij dit commissiedebat Externe veiligheid. Ik
open hiermee de vergadering. Allereerst van harte welkom aan de Staatssecretaris van
Infrastructuur en Waterstaat, die de vragen van de commissie zal beantwoorden. Ook
van harte welkom aan alle leden, de mensen op de tribune en de mensen die thuis meekijken.
We gaan zo meteen beginnen met de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik wil
met jullie afspreken dat ik in de eerste termijn van de Kamer drie interrupties toesta.
In de termijn van de kant van het kabinet wil ik vijf interrupties toestaan. Zo kunnen
we er volgens mij een mooi debat van maken met elkaar.
Ik wil beginnen met de eerste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is meneer Boutkan
van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Gaat uw gang.
De heer Boutkan (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik lees in de brief van de Staatssecretaris met de titel «Handhaving
milieuwetgeving» van 21 januari 2025 het volgende. «Het Ministerie van IenW werkt,
in samenwerking met het Ministerie van Klimaat en Groene Groei, aan een wetsvoorstel
voor een circulairplasticnorm. Het oogmerk van het wetsvoorstel is vanaf 2027 verwerkers
van polymeren te verplichten om een minimumpercentage fossiele polymeren te vervangen
door gerecycleerde of biogebaseerde polymeren.» Complimenten aan de Staatssecretaris,
want het Engels is eruit gesloopt, lees ik. Keurig! Mijn vraag is: hoe moet de PVV
dit, wat ik zojuist heb voorgelezen, nu lezen ten opzichte van het verbod per 1 januari
’26 met betrekking tot kartonnen bekers voorzien van een biogebaseerde polymeer?
Voorzitter. Ik lees in dezelfde brief: «De circulairplasticnorm biedt recyclers en
producenten van circulair plastic perspectief door een afzetmarkt te creëren voor
circulair plastic.» Mijn vraag aan de Staatssecretaris is hoe deze zin rijmt met de
praktijk van alledag, waarin wij regelmatig lezen dat juist bedrijven in deze sector
failliet gaan. Op eerdere vragen van de PVV over deze materie antwoordde de Staatssecretaris
nog dat dit tijdelijk zou zijn. Mijn vraag is of de Staatssecretaris nog steeds van
mening is dat het een tijdelijke situatie betreft.
Dan mijn volgende onderwerp. De Staatssecretaris schrijft in de beantwoording op het
tweede advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond onder andere het volgende. «In
de regelgeving zorgen we voor aanscherpingen, waardoor het bevoegd gezag beter in
staat is om verbeteringen voor omwonenden die niet nu met de maatwerkafspraak worden
gerealiseerd, via vergunningverlening, toezicht en handhaving af te dwingen.» Voor
alle duidelijkheid: de PVV is géén tegenstander van verbeteringen voor omwonenden
met betrekking tot de gezondheid. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is middels welke
regelgeving hij de aanscherpingen wil realiseren en binnen welk tijdvak hij dat wil
doen. Daarop aansluitend vraag ik hoe dit zich verhoudt tot de zorgelijke ontwikkeling
van onze industrie ten opzichte van het buitenland.
Voorzitter. In dezelfde brief spreekt de Staatssecretaris over de door de PVV aangehaalde
koppen, en wordt er een technische toelichting gegeven hoe het nu precies zit. Maar
hoe zit het nou eigenlijk precies? Zijn deze koppen, zoals wij die genoemd hebben,
nou koppen van het vorige kabinet bovenop Europees beleid? Worden die nu dus uitgevoerd?
Hoe verhoudt zich dat nu tot de gemaakte afspraken?
Tot zover in eerste termijn, voorzitter.
De voorzitter:
Keurig binnen de tijd, meneer Boutkan. Dank u wel voor uw inbreng. Ik zie dat u geen
interrupties heeft. Dan wil ik graag door met de volgende spreker van de zijde van
de Kamer. Dat is meneer Gabriëls namens de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dit keer wil ik beginnen met een compliment ten aanzien van
de brief over chemische stoffen. Die brief was duidelijk en laat ook zien dat er vorderingen
zijn op het gebied van kennisontwikkeling, waardoor omgevingsdiensten beter kunnen
handhaven ten gunste van ons leefmilieu. Er staat ook in dat het juridisch onderzoek
naar het beter verankeren van het voorzorgsprincipe in de wet is afgerond. Die toezegging
hebben we al heel vaak gevraagd. Mijn vraag is dan ook wanneer het voorstel ter versterking
van het voorzorgsprincipe in de wet, zoals in oktober 2023 via de motie gevraagd is,
naar de Kamer komt.
Vorig jaar bleek dat er ondanks de minimalisatieplicht bij uitstoot van zeer zorgwekkende
stoffen toch meer zeer zorgwekkende stoffen werden uitgestoten bij 125 bedrijven.
De Kamer nam daarop een motie aan om in gesprek te gaan met de provincies over het
handhaven op deze bedrijven. Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering
van die motie? In het verlengde daarvan: ook vorig jaar kwam het goede nieuws dat
alle pfas op de lijst met zeer zorgwekkende stoffen worden gezet en dat daar dus per
direct een minimalisatieplicht voor gaat gelden. Hoe gaat het met de implementatie
en de handhaving van die verplichting? Kan de Staatssecretaris ook iets vertellen
over de Rijkscoördinator PFAS die is aangesteld voor de werkzaamheden en hoe dat gaat?
Dan Tata Steel. Bijna een jaar geleden is er een motie aangenomen om per direct te
starten met het opstellen van een GER, een gezondheidseffectrapportage, en een tweede
motie om die GER ook randvoorwaardelijk te verankeren in de afspraken die met Tata
gemaakt worden. Het lijkt erop dat er nog geen openbare, volwaardige MER ligt, laat
staan een GER. Hoe kan het kabinet dan nog volhouden dat het thema gezondheid concreet
meegenomen wordt in de onderhandelingen? Wij zijn daar niet van overtuigd, maar de
Kamer heeft er wel om gevraagd en de expertgroep staat er klaar voor. Kan de Staatssecretaris
toezeggen dat er zo snel mogelijk een GER komt op basis van de concept-MER en de methodiek
van het RIVM, en dat die GER als harde voorwaarde verankerd wordt in de maatwerkafspraken
zoals gevraagd in die moties?
De extra gezondheidsafspraken die zullen volgen uit de gezondheidseffectrapportage
moeten natuurlijk ook juridisch geborgd zijn. Onder de huidige wet- en regelgeving
kunnen de omgevingsdiensten toezicht houden en handhaven, maar er volgen straks ook
bovenwettelijke extra gezondheidseisen via de maatwerkafspraken. Hoe worden die extra
gezondheidseisen dan juridisch geborgd? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij
per brief inzicht geeft in hoe hij die gezondheidseisen juridisch gaat borgen?
Dan nog een blik naar de toekomst. Wat zijn de consequenties als een bedrijf na het
afronden van de maatwerkafspraken toch afspraken overtreedt of als blijkt dat de gezondheid
in de praktijk niet geborgd wordt? Kan de Staatssecretaris toezeggen met een brief
te komen waarin al die consequenties staan? Je wilt voorkomen dat, als alles straks
op papier heel goed geregeld is, er in de praktijk niet veel verandert en dat de omgevingsdiensten
met de rug tegen de muur staan, omdat niet duidelijk is hoe zij kunnen handhaven of
wat zij dan in de praktijk nog kunnen. Is het na de maatwerkdeal straks mogelijk om
vergunningen in te trekken of aan te scherpen? En hoe beïnvloedt dat de maatwerkafspraken?
We hebben het nogal schokkend gevonden dat de Staatssecretaris in zijn brief schreef
dat hij niet alle adviezen van de expertgroep wil overnemen. Hij schrijft dat het
kabinet geen verwachtingen wil wekken die niet waar te maken zijn. Dat is niet wat
de Kamer heeft gevraagd en het komt over alsof er bij voorbaat al water bij de wijn
wordt gedaan op het gebied van gezondheid. Dat is gewoon onacceptabel, zeker in combinatie
met het ontbreken van de MER en de GER.
Dan alle regelgeving rondom bodemas. De krantenartikelen vliegen ons om de oren. In
Limburg pfas in Beaumix, in Gelderland gebruik van immobilisaat, in West Betuwe gebruik
van Duomix en in Beetsterzwaag problemen met menggranulaat. Het voldoet aan de regels,
maar toch zien we tranende ogen, hoestbuien, bloedneuzen, plastic in bossen en pH-waardes
in bossen die net zo hoog zijn als die van gootsteenontstopper. En dan wordt er gezegd
«het is circulair gebruik» en «het kan gebruikt worden, mits goed toegepast». Die
opmerkingen zijn heel storend. Introduceer een vergunningsplicht die per direct ingaat
bij gebruik van bijvoorbeeld staalslakken, menggranulaat, immobilisaat, Beaumix en
Duomix.
In de zomer, zo hebben we gelezen, wordt de Kamer geïnformeerd over de nieuwe regelgeving.
Mijn vraag aan de Staatssecretaris is wat we precies kunnen verwachten. Een aanscherping
om het milieu te beschermen? Kan de Staatssecretaris dan toezeggen dat hij de voorbeelden
van waar het nu mis is gegaan, meeneemt in de brief die de Kamer gaat krijgen over
nieuwe bodemregelgeving? Gewassen bodemas schijnt veiliger te zijn dan niet-gewassen
bodemas. Kunt u toezeggen dat u de regels dusdanig gaat herzien dat het gebruik van
de veilige variant, dus de gewassen bodemas, bevorderd wordt ten opzichte van de onveiligere
variant?
Tot slot. Het overleg fysieke leefomgeving dat gestart is na de presentatie van het
rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid lijkt te zijn mislukt. Die dialoog is
gestrand, zo schrijven de inwoners die deelnemen. Letterlijk schrijven ze: er zijn
geen fundamenten gevonden voor een structureel gelijkwaardig, effectief en veilig
overleg. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat de
omwonenden een serieuze stem blijven houden in dit overleg?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. U heeft vijftien seconden gesmokkeld, maar dat tellen
we voor deze ene keer dan maar goed. De volgende spreker aan de zijde van de Kamer
is het lid Kostić namens de Partij voor de Dieren. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Ik wil toch weer beginnen met uitspreken wat een mooi voorbeeld het is
dat we, als het gaat om Tata Steel en omwonenden, samen optrokken met onder andere
de PVV, NSC, maar ook de progressieve partijen om de gezondheid van omwonenden goed
te borgen. Dat hebben we laten zien in 2024. We hebben een duidelijke boodschap meegegeven
aan het kabinet: dat moet gewoon goed geborgd worden in de maatwerkafspraken. De Expertgroep
IJmond is daar gewoon de autoriteit voor. Daar moet je gewoon strikt naar luisteren.
De GER is daar randvoorwaardelijk voor. We zien nu onderhandelingen achter de schermen,
waar de Kamer eigenlijk nauwelijks meer een vinger op kan leggen, terwijl het kabinet
tegenstribbelt ten opzichte van de Kamer.
Ik vraag me tegelijk iets af. Ik benadruk het wel vaker, omdat het, denk ik, wel relevant
is: ik heb heel veel met Tata Steel samengewerkt, met het dossier, vanuit Noord-Holland.
Daarin zag ik een Tata Steel dat tegenstribbelt, dat zich verzet tegen elke mogelijke
dwangsom van de provincie. Ik zag dat een burger zich moet verzetten tegen de overheid
en Tata Steel om maar iets van bescherming van de gezondheid af te dwingen. Gelukkig
zijn daar stappen in genomen. Dit is echter wel al een hele tijd de houding van het
bedrijf. In de jaren negentig zijn er met het bedrijf afspraken gemaakt over de concrete
reductie van giftige stoffen, van sommige stoffen tot 90%. Die doelen zijn nog steeds
niet gehaald. Dat is hoe Tata Steel werkt en hoe het normaal gesproken met afspraken
gaat. Dat wil de Partij voor de Dieren in ieder geval voorkomen. We zien ook dat ze
stellen dat ze de hoeveelheid zeer zorgwekkende stoffen, met name de kankerverwekkende
paks, in het verleden met 50% hebben gereduceerd. Dat is een van de zaken die we zijn
tegengekomen. Dan blijkt, zegt ook de Reclame Code Commissie, dat Tata Steel heeft
gelogen en er nu zelf op terug moest komen. Hun paks zijn zelfs vermeerderd. Dat is
het bedrijf waar we mee te maken hebben.
Voorzitter. Ik benoem dit omdat we daar ook een motie over hebben aangenomen, die
ertoe oproept ervoor te zorgen dat de metingen echt onafhankelijk, met afstand van
Tata Steel, worden geborgd en ervoor te zorgen dat we dat goed kunnen controleren.
Dat zegt ook de Expertgroep IJmond. Dat is nog onvoldoende meegenomen. Ik vraag dus
de Staatssecretaris nogmaals om dat sterker te borgen dan nu in de brief lijkt te
staan.
Een milieueffectrapportage is een belangrijke indicatie van wat nou de plannen van
Tata, en dus de deal die we gaan maken, gaan doen met de leefomgeving. Alleen had
die MER in december geleverd moeten worden door Tata. Die is niet geleverd; er kwam
opeens een concept-MER. En terwijl Tata tegen omwonenden zei «geen probleem, dat delen
we met jullie», zei Tata toen het puntje bij het paaltje kwam «nee, dat gaan we niet
delen.» Er ligt dus een concept-MER, die heel belangrijk is om de gezondheidseffectrapportage
te doen, die belangrijk is voor de onderhandelingen, om te kijken welke kant het op
gaat en wat de plannen waarover we nu aan het onderhandelen zijn eigenlijk überhaupt
opleveren qua gezondheidswinst, qua milieuwinst. De MER wil niet geleverd worden.
Ik weet dat er bepaalde gangbare procedures hieromtrent zijn, maar de maatwerkafspraken
zijn bovenwettelijk, dus we kunnen ook hier aan Tata vragen om die MER alvast te delen,
desnoods onder embargo, zodat we daarmee alvast kunnen rekenen. Dat delen hoeft niet
met ons, maar juist met degenen die de MER moeten hebben. Dat zijn de gezondheidsexpertgroep,
het RIVM en onze eigen onderhandelaars van de Kamer. Ik vraag de Staatssecretaris
daarover echt een toezegging te doen, want anders moet ik daar natuurlijk een ander
instrument voor inzetten. Dat zou jammer zijn, gezien het verleden en de wens van
de Kamer.
Voorzitter. Dan over de toezeggingen richting de Kamer. Ik had een toezegging over
een schriftelijke reactie op het rapport van expert Coenrady over de vraag of overkapping
bij Tata Steel juridisch afdwingbaar is. Die heb ik nog niet ontvangen. Ik ontvang
die graag zo snel mogelijk, hopelijk deze maand nog. Ik had ook een toezegging om
terug te komen op wat de Greenpeace-uitspraak betekent voor Tata Steel en eventueel
voor de maatwerkafspraken.
Voorzitter. Dan de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Dat is een hele belangrijke
agenda op basis van het OVV-rapport, waaruit bleek dat omwonenden inderdaad jarenlang
zijn achtergesteld. Daar is een actieagenda uit voortgekomen en er zijn moties aangenomen
om die actieagenda ongeveer nu, medio 2025, aan te scherpen. Ik vraag de Staatssecretaris
wanneer dat gebeurt. Er zitten nogal wat onderzoeken onder. Er is ook een motie van
de heer Grinwis aangenomen om aan die hele actieagenda een soort tijdlijn te koppelen.
We hebben alleen nog steeds geen tijdlijn van wanneer die acties uitgevoerd worden,
van wanneer er tussenrapporten komen, van wat we daarmee gaan doen. Ten slotte: hoe
worden de omwonenden betrokken? Dus mijn vraag aan de Staatssecretaris: kan hij deze
maand nog komen met inderdaad een duidelijke tijdlijn van wanneer wat wordt uitgevoerd
en een plan van hoe de omwonenden betekenisvol worden betrokken? Ik verwijs nogmaals
naar de brief die is gestuurd naar de Staatssecretaris en de Kamerleden: omwonenden
zien dat het centrale punt van het OVV-rapport, namelijk dat omwonenden een stem moeten
hebben in het besluitvormingsproces, nu totaal niet aan de orde is.
De voorzitter:
Ik ga u nu ook onderbreken, maar ik neem aan dat u ook hebt afgerond nu. Helemaal
goed. Dank u wel voor inbreng. Dan wil ik het woord geven aan de volgende spreker
van de zijde van de Kamer. Dat is meneer Buijsse namens de fractie van de VVD. Gaat
uw gang.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil dit debat graag aangrijpen om dieper in te gaan op
vuurwerk. Ik weet dat er veel meer agendastukken zijn, maar de Tweede Kamer is op
dit moment in gesprek over de initiatiefwet van de leden Klaver en Ouwehand. Wij hebben
daar nog vragen over en de agendastukken geven er aanleiding toe om die vragen in
dit debat te stellen.
In het verlengde van dit debat wil ik vragen stellen over twee thema's op het Europese
speelveld, namelijk het gebruik van de pyro-pass en de inzet op Europees vlak tegen
de productie van en illegale handel in zwaar F4-vuurwerk. Allereerst moet er wat de
VVD betreft zo snel mogelijk een geharmoniseerd Europees speelveld van aangescherpte
regelgeving zijn op het gebied van de verkoop van consumentenvuurwerk, zodat dit leidt
tot versnelde actie voor in het bijzonder België en Duitsland. De pyro-pass voor professioneel
vuurwerk is vanaf 1 oktober jongstleden in werking getreden in de Benelux. Wat zijn
hiermee de ervaringen geweest bij onszelf en, nog belangrijker, bij onze zuiderburen
rond de jaarwisseling en de maanden daarna? Hoe zijn de contacten met Duitsland over
de pyro-pass? Worden er stappen gezet? Zijn er al indicaties die erop wijzen dat de
pyro-pass ervoor zorgt dat er minder zwaar vuurwerk wordt verkocht in onze buurlanden?
We vinden het daarnaast goed dat het kabinet zich inzet tegen de productie van en
illegale handel in zwaar F4-vuurwerk. Momenteel loopt er een evaluatie van de Pyrorichtlijn.
Kan de Staatssecretaris een inschatting geven van hoe hij de situatie beoordeelt?
Is er op korte termijn zicht op strakkere regelgeving op dit vlak vanuit Europa? Zal
er een verbod komen op de productie van zwaar vuurwerk en de verkoop daarvan aan consumenten
in heel Europa? Hoe ziet het proces vanaf nu eruit? Wil de Staatssecretaris de Kamer
specifiek informeren over dit onderwerp, zodra er meer vanuit Brussel beschikbaar
komt over de evaluatie en/of de besluitvorming in het kader van de Pyrorichtlijn?
Wat is de inzet van Nederland en wie zijn onze partners bij deze agenda?
Voorzitter. Als laatste heb ik een specifieke vraag aan de Staatssecretaris naar aanleiding
van het overleg dat hij op verzoek van de VVD heeft opgepakt met zowel het Veiligheidsberaad,
dat de brandweer aanstuurt, als de vuurwerkbranche. Daarom werd verzocht in het vorige
commissiedebat Externe veiligheid. Dit overleg is ontstaan nadat de VVD vragen heeft
gesteld over de omissies in de interpretatie van wetgeving rondom de vuurwerkopslag
in wijken. Deze omissies lijken nog niet volledig opgelost te zijn. Zo blijft de Staatssecretaris
er bijvoorbeeld op inzetten dat alle gemeentes in Nederland hun APV dienen aan te
passen voor het borgen van de regels. Dit zal tot onwerkbare en onwenselijke situaties
leiden voor zowel de gemeentes, in het kader van aansprakelijkheidsproblemen, als
de branche, als het gaat om de willekeur tussen gemeentes. De Staatssecretaris moet
hier wat de VVD betreft een duidelijke handreiking doen. De vraag is wat zijn gedachtes
hier op dit moment over zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. U bent nog niet klaar, want ik zie dat er nog een
aantal vragen zijn richting u, allereerst van meneer Boutkan namens de PVV. Gaat uw
gang.
De heer Boutkan (PVV):
Ik heb een vraag aan de heer Buijsse van de VVD. Zijn vraag gaat over de pyro-pass.
Bereidt de VVD zich daarmee voor op een algeheel vuurwerkverbod voor particulieren?
De heer Buijsse (VVD):
Deze vraag had ik ergens natuurlijk wel verwacht. Zoals bekend voeren we in de Kamer
een debat over de initiatiefwet die de heer Klaver en mevrouw Ouwehand ondernomen
hebben. De VVD heeft hierover op dit moment nog geen standpunt. We hebben nog heel
veel vragen en we grijpen dit debat aan om meer antwoorden te krijgen, zodat we een
standpunt kunnen innemen. We hebben nu dus nog geen standpunt.
De voorzitter:
Meneer Boutkan heeft een vervolgvraag.
De heer Boutkan (PVV):
Het is duidelijk dat de VVD op dit moment nog geen standpunt heeft ingenomen, gezien
de verzoeken om uitstel en dergelijke. Maar ik ga hier toch op door. Heeft u de antwoorden
over de pyro-pass echt nodig of is dat de excuustruus om te komen tot een algeheel
vuurwerkverbod?
De heer Buijsse (VVD):
Die antwoorden hebben we zeker nodig. We hebben een breed pakket aan vragen, die zijn
onderverdeeld in een aantal classificaties. Maar let wel: de Europese regelgeving,
waaronder de pyro-pass, is voor ons van groot belang als het gaat over vuurwerk. Als
we in Nederland overgaan tot een verbod, dan kan er in Europa nog steeds heel veel
vrijelijk beschikbaar zijn, zodat het vuurwerk alsnog via wegen ons land in komt.
Wij willen hierin afgewogen keuzes kunnen maken en serieus nadenken over de rol van
Europese regelgeving bij een mogelijk verbod.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer Gabriëls. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik zou graag van de heer Buijsse van de VVD willen weten hoe hij denkt over het juridisch
borgen van gezondheidsafspraken in de maatwerkafspraken met Tata.
De heer Buijsse (VVD):
Ik heb me niet voorbereid op deze vraag, maar ik denk dat de maatwerkafspraken als
zodanig al een hele goede en belangrijke stap vooruit zijn om de gezondheid van omwonenden
te borgen. Dat geldt voor de medewerkers natuurlijk net zo goed. Er is een Expertgroep
IJmond, die tot tweemaal toe advies heeft uitgebracht. Het kabinet heeft daar een
reactie op gegeven. Wij volgen het kabinet daarin. We zijn ook geïnteresseerd in hoe
het kabinet reageert op wat juridisch haalbaar is. Het is niet aan mij om daar een
oordeel over te hebben, maar we kijken met interesse uit naar de reactie van de Staatssecretaris.
De voorzitter:
Er is nog een vervolgvraag van de heer Gabriëls.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel voor het antwoord, maar de maatwerkafspraken van Tata borgen niet direct
de gezondheid, zoals in de brief staat die de Staatssecretaris naar ons heeft gestuurd.
De Kamer heeft daar wel om gevraagd. Hoe denkt de VVD over, laten we zeggen, de gezondheid
van de omwonenden van Tata en de juridische borging in de maatwerkafspraken? Moeten
die worden afgedwongen of laten we dat, zoals nu in de brief staat, vrij en nog niet
concreet? Gaan we wachten omdat er nog geen MER en GER zijn? Hoe denkt de heer Buijsse
over het feit dat de maatwerkafspraken lopen, maar dat er nog niets bekend is over
gezondheid? Is dat voldoende voor de VVD?
De heer Buijsse (VVD):
Of het voldoende is of niet hangt natuurlijk af van hoe de maatwerkafspraken tot een
vervolg komen. Nogmaals, ik denk dat de maatwerkafspraken een serieuze bijdrage gaan
leveren aan de gezondheid van medewerkers en omwonenden. Ik heb natuurlijk zelf ook
ervaring met gezondheidsdossiers, vooral in het buitengebied, in veehouderijrijke
gebieden. Als je heel hoge en ambitieuze doelen gaat nastreven, bijvoorbeeld omdat
er vanuit de WHO criteria voor zijn opgesteld, dan snap ik enerzijds de behoefte om
daarnaar te streven. Dat zijn namelijk onderbouwde criteria. Tegelijkertijd kan het
misschien ook een goede afweging zijn als je iets van de criteria af blijft, maar
dan wel de zekerheid kan creëren dat er zaken op gang komen. Die afweging ligt op
dit moment bij het kabinet. Ik heb het gevoel en de informatie dat daar op een serieuze
manier naar wordt gekeken. Ik wil niemand onnodig in de wielen rijden door hier te
specifiek op te antwoorden.
De voorzitter:
Meneer Gabriëls, uw derde en laatste interruptie. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Uit de brief blijkt dat er nog weinig concreet is. Er ligt geen milieueffectrapportage
en geen gezondheidseffectrapportage. We zijn wel al bezig met afspraken. Hoe concreet
is voor u de wens om gezondheid daadwerkelijk als juridisch bindend op te nemen in
de maatwerkafspraken?
De heer Buijsse (VVD):
Ik denk dat het voor de VVD relevant is om te weten wat de potentiële gezondheidseffecten
zijn op basis van de maatwerkafspraken. Voor ons is het helemaal niet uitgesproken
dat dit geborgd moet worden in een GER. Dat ga ik hier ook niet doen. Het is aan het
kabinet om ons daar nader over te informeren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Kijk, het stereotype beeld van de VVD is dat ze er zijn voor de grote vervuilers.
Maar ik weiger dat te geloven. Het is 2025. Ik heb hier een aardige man naast me zitten.
We lachen er een beetje om, maar ik ken een omwonende die twintig jaar lang heeft
aangeklopt bij de provincie om aan iedereen die er misschien iets mee te maken heeft
uit te leggen: «Die rauwe cokes is iets technisch. Dat is een overtreding van Tata.
Daarin zitten schadelijke stoffen. Dat moet je gaan aanpakken. Dat is gewoon een overtreding
van de wet.» Die werd jarenlang genegeerd, ook door de provincie. Uiteindelijk heeft
die omwonende na twintig jaar toch gewonnen. Daardoor wordt Tata Steel ook wat strenger
aangepakt en worden er dwangsommen opgelegd. We zien dat mensen zich zorgen maken,
daadwerkelijk minder lang leven en een verhoogd risico lopen op kanker. Dat is allemaal
bewezen door het RIVM.
De voorzitter:
Komt u tot een vraag?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat in acht nemende: ik hoor de VVD zeggen «dat vinden we belangrijk; die maatwerkafspraken
gaan daar op zich al een goede bijdrage aan leveren». Maar dan is mijn vraag aan de
VVD: hoe weet u dat? Want we hebben die gegevens niet. De milieueffectrapportage is
er niet. De GER is er niet. We hebben geen idee. Waar haalt de VVD dus de informatie
vandaan dat het met die maatwerkafspraken sowieso beter wordt?
De voorzitter:
Duidelijk. Hoe weet u dat, meneer Buijsse?
De heer Buijsse (VVD):
Ik probeer het goed onder woorden te brengen. Mijn indruk is weleens – misschien zit
ik ernaast – dat aan een GER dezelfde status wordt toegekend als aan de MER, onder
andere door uw partij. In een stelsel zoals we dat op dit moment kennen, is dat raar.
De status is namelijk niet dezelfde. We willen dat ergens wel als het over deze specifieke
situatie rondom Tata gaat. Wij hebben er moeite mee om dat dan zomaar te doen. Ik
wil niet zeggen dat we niet naar die gezondheidseffecten zouden streven. Alleen, onze
zorg zit bij het voortgangsproces van die maatwerkafspraken, bij de juridische borging
die erachter schuilgaat en bij de effecten daarop. Het mag wat ons betreft niet zo
zijn dat als iets niet gezond genoeg zou zijn... Ik gaf zojuist het voorbeeld van
hoe het in het buitengebied ook kan gaan. Als je hele hoge ambities nastreeft, dan
zouden die in de wielen kunnen rijden van maatwerkafspraken waarmee je al hele grote
stappen zou kunnen zetten. Dan heb je uiteindelijk stilstand. Daar is niemand bij
gebaat. Daar zit onze zorg. U gebruikt steeds het woord GER. De associatie aan onze
kant is dat dat gelijkgesteld wordt aan de MER. Dat betekent: juridische consequenties.
Wat ons betreft mag dat er nooit toe leiden dat die maatwerkafspraken daardoor niet
doorgaan. Dan heeft namelijk helemaal niemand er iets aan gehad. Daar zit het ’m in.
De voorzitter:
Ik zou toch even willen benadrukken dat de interrupties kort en bondig moeten zijn.
We zijn nu echt hele verhalen met elkaar aan het delen. Dat is niet de bedoeling.
Dat wil ik hier toch even benadrukken. Lid Kostić, gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoor eigenlijk nog steeds geen antwoord op mijn simpele vraag: waar baseert u op
dat het sowieso beter gaat worden met die maatwerkafspraken? Maar goed, u heeft het
erover dat de GER niet past binnen het systeem. We hebben iets anders. Maar de maatwerkafspraken
zijn ook niet een standaard binnen het systeem. Maatwerkafspraken gaan over iets bovenwettelijk
regelen. Daarom adviseert de expertgroep en zegt de Tweede Kamer: zorg ervoor dat
die gezondheid dan nu echt wordt geborgd. Dat doe je door de MER op orde te hebben
en vervolgens de GER goed in te vullen. Dat is gewoon volgens het advies van experts.
Waarom bent u dan niet bereid om in dit geval – het is toch al bovenwettelijk – te
kijken naar wat de experts zeggen, zodat we die gezondheid goed kunnen borgen? Dan
kunt u daar nog in zoeken wat dan bij de VVD past. Maar u lijkt dat nu helemaal te
negeren.
De heer Buijsse (VVD):
Ik weet gewoon simpelweg niet welke eisen u stelt aan een GER als het gaat over gezondheidsdoelstellingen.
Daarom ga ik daar niet specifiek op in. Want stel dat u bedoelt dat er in een GER
hele hoge, ambitieuze gezondheidsdoelstellingen staan, dan kan het zomaar zijn dat
de hele maatwerkafspraken uiteindelijk niet door kunnen gaan. Niet alleen voor het
belang van Tata Steel, maar ook voor heel veel economieën rondom Tata Steel is het
natuurlijk wel belangrijk dat er gewoon maatwerkafspraken komen. Daarmee wil ik ook
meegeven dat je in een MER al dusdanig veel kan afleiden voor die gezondheid, niet
alleen als het gaat over milieuzaken, maar dus bijvoorbeeld ook over luchtkwaliteit,
die uiteindelijk ook gezondheidseffecten heeft. Daar zit het ’m gewoon in.
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, lid Kostić. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Wat mijn mening is over de GER en hoe die ingevuld moet worden, doet er niet toe.
Daarvoor hebben we...
De heer Buijsse (VVD):
Nou, wel.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Daarvoor hebben we dus het advies van de Expertgroep Gezondheid IJmond. Die heeft
daarover geadviseerd. Die kan daar samen met het RIVM invulling aan geven. Dat is
hoe het zit. Dat is wat de VVD nu negeert.
Maar goed, over de MER vraag ik de VVD, als ze op z'n minst erkent dat die MER belangrijk
is en dat die past binnen dat gewone systeem, of ze onze oproep richting de Staatssecretaris
wil steunen om Tata Steel op te roepen ervoor te zorgen dat het concept van die MER
wordt gedeeld met de relevante instanties, volgens het proces dat we nu hebben ingericht.
Zo kunnen de expertgroep en het RIVM het in ieder geval inzien en kijken wat voor
effect het huidige plan van Tata op die gezondheid heeft.
De voorzitter:
Ik denk dat de vraag duidelijk is. Meneer Buijsse, kunt u die wellicht kort beantwoorden?
De heer Buijsse (VVD):
Ik ben geen expert op het gebied van de MER en op de procesgang op dat vlak. Ik zal
daarin het advies van de Staatssecretaris volgen. Dus als de Staatssecretaris zegt
dat het goed is om dat al te doen, dan is dat oké. Is het advies dat we vanwege juridische
bezwaren het pad stap voor stap moeten bewandelen en het zorgvuldig moeten doen, dan
snap ik hem ook.
De voorzitter:
Tot slot zag ik nog een vraag van meneer Bamenga. Graag kort en bondig, maar dat kunt
u als de beste.
De heer Bamenga (D66):
Ook ik weiger eigenlijk te geloven, om de woorden van het lid Kostić over te nemen,
dat de VVD er is voor de vervuiler. Daarom mijn vraag: hoe kijkt de VVD naar het feit
dat Chemours op dit moment ontzettend veel vervuilt? We zien in België bijvoorbeeld
dat 3M helpt bij het opruimen van de vervuiling. Hoe kijkt de VVD ertegen aan als
we dat soort overeenkomsten hier zouden treffen?
De heer Buijsse (VVD):
Even voor mezelf: u verwijst nu naar Chemours, neem ik aan? Ja. Het zou me een lief
ding waard zijn als Chemours poogt om mee te helpen om het schoner te maken. Nu ik
het zo uitspreek, vind ik het ergens ook wel ironisch, zeg ik bijna op persoonlijke
titel. Dit weekend is er een initiatief geweest om schone moestuintjes te helpen aanbieden,
maar daar is weer commotie over ontstaan. Ik merk gewoon dat de sfeer op dit moment
niet oké is. Ik zie dat er investeringen gedaan worden door Chemours om te pogen die
sfeer te verbeteren, maar tegelijkertijd, terwijl ik het uitspreek, zie ik bij de
omwonenden dat dat nog niet echt lukt. Het wantrouwen blijft en men kijkt er met een
bepaald cynisme naar. Ik vind het heel belangrijk dat we uit deze situatie komen,
want die is voor niemand vruchtbaar. Voor Chemours is dit zeer demotiverend en voor
de omwonenden is het ook zeer ontmoedigend. Het zou me oprecht een lief ding waard
zijn om hier in een betere dialoog uit te komen. Dat heb ik in mijn werkbezoeken ook
aangegeven, bij Chemours, bij gemeenten en bij omwonenden. Ik zie de inspanningen
die ze plegen en daar heb ik bewondering voor, maar, zo zeg ik concluderend, ik zie
ook dat we er nog niet zijn. Ik doe dus de oproep dat zowel omwonenden als gemeenten
als Chemours zich ervoor blijven inspannen om tot een verbetering van de situatie
te komen.
De voorzitter:
Duidelijk. Heeft u nog een vervolgvraag, meneer Bamenga? Gaat uw gang.
De heer Bamenga (D66):
Dank voor de reactie. U zegt dat u wilt dat mensen zich ervoor blijven inspannen dat
het beter gaat. Bent u het dan met D66 eens dat er een soort pfas-saneringsplan moet
komen, zoals in België gebeurt, om dit op te ruimen?
De heer Buijsse (VVD):
In de basis denk ik «wie de rotzooi maakt, moet die opruimen», om het zo maar te zeggen.
Het is mij ook wel wat waard om daar meer over te weten, dus als u daar zo meteen
in uw termijn vragen over stelt, ga ik met interesse luisteren en neem ik uw vraag
verder mee in mijn overwegingen.
De voorzitter:
Helemaal goed. Dank u wel voor uw bijdrage. Dan ga ik naar de volgende spreker van
de Kamer en dat is de heer Bamenga, van de fractie van D66. Gaat uw gang.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Op 52 plekken in Nederland is inmiddels pfas in het grondwater
aangetroffen. De kosten om dit op te ruimen lopen op tot tientallen miljoenen en dat
is nog maar het topje van de ijsberg, dus hoe houdt de Staatssecretaris bedrijven
verantwoordelijk voor de vervuiling die zij veroorzaken? 3M in België moet dit jaar
een pfas-opruimplan aanleveren. Dat Chemours nu het schoonmaken van omliggende moestuinen
gaat betalen, is een begin, al hebben omwonenden daar niet zo veel aan als het bedrijf
giftige pfas blijft uitstoten of illegaal blijft lozen, zoals recent bekend werd.
Hoe kan het dat onze Vlaamse collega's al tot zo'n overeenkomst zijn gekomen en wij
nog niet? Kan de Staatssecretaris toezeggen het principe van «de vervuiler betaalt»
toe te passen en te onderzoeken of de kosten voor het opruimen van pfas uit onze leefomgeving
kunnen worden verhaald op de bedrijven, zoals in België? Wanneer wordt de motie over
het stoppen met de pfas-productie in Dordrecht nou uitgevoerd? De Kamer zou eerst
voor de zomer, toen in oktober en toen begin 2025 een brief ontvangen over het stoppen
met de pfas-productie in 2025. Het is nu begin 2025 en de pfas-productie is nog niet
stopgezet en we hebben ook nog geen brief. Graag een reactie van de Staatssecretaris.
Voorzitter. Opruimen is één ding, maar je wil toch ook weten waar de gevaarlijke stoffen
vandaan komen? Ook dat doen de Belgen beter. Zij hebben een overzicht, maar dit kabinet
vindt het blijkbaar acceptabel om nog zeven jaar te wachten om dit op een rij te zetten.
Waarom heeft België wel een overzicht van lozingen van pfas en zeer zorgwekkende stoffen
en zijn wij daar niet toe in staat? Welke lessen trekt de Staatssecretaris uit de
aanpak van onze zuiderburen? Kan hij toezeggen deze toe te passen, zodat we uiterlijk
2027 weten waar giftige stoffen onze leefomgeving in stromen?
Van blusschuim weten we wel dat het een bron is. Niet alleen het Amsterdamse Bos raakt
vergiftigd. Op een vliegbasis in Leeuwarden werden door het gebruik van blusschuim
concentraties gevonden die meer dan 2.000 keer hoger lagen dan de norm. Ik herhaal:
2.000 keer. En dat terwijl de Kamer al langer oproept om met alternatieven te komen.
Hoe staat het daarmee? Kan de Staatssecretaris toezeggen pfas-houdend blusschuim uit
te faseren tot 2030?
Niet alleen Chemours ging in de fout. Ook bij Tata Steel was het weer raak. Tata Steel
stoot op dit moment twintig keer te veel uit. Ik ben dan ook blij om te zien dat de
omgevingsdienst daarop gaat handhaven en dat de Staatssecretaris zich ervoor inzet
om de gezondheidsadviezen van de Expertgroep Gezondheid IJmond zo veel mogelijk over
te nemen. Een van de adviezen die hij laat liggen, is om de gezondheidseisen voor
Tata Steel te vergelijken de eisen die gelden in andere steden. Dat zou niet kunnen
omdat elke stad zo anders is. Eerlijk gezegd begrijp ik dat niet echt. Ik zou graag
een toelichting hierop krijgen van de Staatssecretaris. Hoe staat het verder met de
GER-methodiek, die begin dit jaar naar de Kamer zou komen?
Verder wil ik me aansluiten bij wat zojuist gezegd is door de Partij voor de Dieren.
Ook vanuit D66 vraag ik of de overkappingen juridisch afdwingbaar zijn. Kan de Staatssecretaris
toezeggen 90% uitstootreductie daadwerkelijk randvoorwaardelijk te laten zijn voor
de maatwerkafspraken, waar de motie-Thijssen toe oproept?
Voorzitter. Met de kennis dat bijna 5% van de totale ziektelasten door een ongezond
milieu komt, is weer eens duidelijk dat uitstel geen optie meer is.
Dank u wel.
De voorzitter:
Helemaal goed. Dank u wel voor uw inbreng. Ik heb gehoord dat de Staatssecretaris
minimaal een halfuur nodig heeft voor het voorbereiden van de beantwoording. Dat betekent
dat we eerst overgaan tot de dinerpauze. We schorsen deze vergadering daarom tot 18.20
uur, om elkaar daarna weer te treffen voor de beantwoording van de Staatssecretaris.
Ik schors hierbij de vergadering.
De vergadering wordt van 17.27 uur tot 18.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen hierbij het commissiedebat Externe veiligheid. Aan de orde is de eerste
termijn aan de kant van het kabinet. Ik zou graag aan de Staatssecretaris willen vragen
of hij, voordat hij begint met de beantwoording, kan aangeven welke blokjes hij voor
ons heeft. Voorafgaand aan het debat hebben we afgesproken dat we vijf interrupties
hebben vanuit de Kamer richting het kabinet. Ik wil daar ook graag aan vasthouden.
Ik verzoek de leden om interrupties kort en bondig te houden. Als de Staatssecretaris
dat ook kan doen, zou dat heel erg mooi zijn. Dan wil ik hierbij het woord aan de
Staatssecretaris geven voor de beantwoording in de eerste termijn aan de kant van
het kabinet.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter, mag ik een punt van orde maken? We missen nu drie Kamerleden en het zijn
er al weinig. Het gaat om belangrijke onderwerpen. Ik zou willen voorstellen om op
z'n minst twee minuten te wachten. Het is nu precies twintig over.
De voorzitter:
Ik snap het voorstel, maar we hebben net 50 minuten geschorst. Het is aan iedereen
om zelf te bepalen of ze hier op tijd voor dit debat weer aanwezig zijn. De Staatssecretaris
is aan het begin van het debat ook al heel erg coulant geweest en heeft bijna een
halfuur op ons gewacht. Ik vind het goed als we nu gewoon verdergaan met dit debat.
Het is aan ieder afzonderlijk om wel of niet op tijd aanwezig te zijn voor de hervatting.
Ik zou graag het woord willen geven aan de Staatssecretaris voor zijn beantwoording
in de eerste termijn. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Jansen:
Dank u wel, voorzitter. Conform uw wens wil ik aangeven dat ik vier mapjes heb. Het
eerste gaat over Tata Steel en de omgevingsdienst voor de veiligheid. Het tweede gaat
over zeer zorgwekkende stoffen, waaronder pfas. Het derde mapje gaat over vuurwerk.
Het vierde mapje betreft overige onderwerpen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zou ook willen voorstellen dat we de interrupties doen aan het einde
van ieder blokje. Dan wil ik de Staatssecretaris vragen om te beginnen met het eerste
blokje.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Ook dank aan de commissie voor de discussie en de vragen die gesteld
zijn in eerste termijn.
De eerste vraag die ik wil beantwoorden is van het lid Boutkan van de PVV: middels
welke regelgeving en binnen welk tijdvak gaat de Staatssecretaris de regels voor VTH
rond Tata aanscherpen en hoe zit het met nationale koppen? We onderzoeken op dit moment
of strengere normering zou kunnen helpen om het gezondheids- en milieuprobleem in
de IJmond aan te pakken. Het gaat dan om het verbeteren of opstellen van wetgeving,
bijvoorbeeld via de implementatie van de Europese en nationale normen op het gebied
van luchtkwaliteit en industriële emissies. Het uitgangspunt hierbij was dat nieuwe
nationale koppen worden vermeden, oftewel: dat gaan we niet meer doen.
Dan heb ik een vraag van de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid: «De
dialoog is volgens de omgevingsdienst voor de veiligheid mislukt. Er zijn geen fundamenten
voor een effectief overleg. Kan de Staatssecretaris hierop ingaan? Hoe krijgen inwoners
een serieuze stem in dit overleg?» Wij waarderen – laat ik dat vooropstellen – de
betrokkenheid in dit proces van alle omwonenden natuurlijk enorm. We betreuren ook
dat omwonenden het gevoel hebben dat het proces niet goed loopt. Die zorgen begrijpen
we natuurlijk wel. Wij proberen natuurlijk ook om daarop te reageren. Alles is wat
ons betreft gericht op wat ons verbindt: een gezonde leefomgeving. Daarom heb ik vertrouwen
in het bereiken van een betere dialoog met omwonenden, bedrijven en overheidsorganisaties.
Het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving, dat het proces begeleidt, komt in april met
een advies. Dat wachten we dan ook af. Uiteraard komen we voor de zomer met een terugkoppeling
richting de Kamer.
Dan heb ik een vraag van het lid Kostić van de Partij voor de Dieren: kan de Staatssecretaris
deze maandag komen met een duidelijke tijdlijn waarin staat wanneer welke acties uit
de actieagenda worden uitgevoerd, zodat omwonenden kunnen zien dat het centrale punt
van het OVV-rapport wordt geborgd, namelijk dat omwonenden een stem moeten hebben
in het besluitvormingsproces? Het antwoord is: de tijdlijn voor de acties in de actieagenda
zal in april worden geleverd in een voortgangsbrief, waar onder andere de Actieagenda
Industrie en Omwonenden aan de orde komt. Omwonenden zijn bij de actieagenda betrokken
via de klankbordgroep omwonenden. Hun opmerkingen en suggesties bij deze acties worden
daarin zo veel mogelijk meegenomen.
Er was nog een vraag van het lid Kostić: «Er is een motie aangenomen die stelt dat
metingen onafhankelijk van Tata moeten worden gecontroleerd. De Expertgroep IJmond
vindt dit ook. Dit is onvoldoende meegenomen. Kan de Staatssecretaris dit sterker
borgen dan nu uit de brief blijkt?» In de Actieagenda Industrie en Omwonenden wordt
een onderzoek uitgevoerd dat in kaart brengt welke verbeteringen er mogelijk zijn
ten aanzien van het meten en het controleren van schadelijke emissies bij bedrijven.
Geldende wetgeving legt de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van geaccrediteerde
metingen bij de bedrijven zelf. Daarmee is op voorhand al duidelijk dat het aanpassen
van de systematiek een groot aantal technische, financiële, maar ook juridische en
operationele uitdagingen zal kennen. Daarom wil ik bovengenoemde onderzoeksuitkomsten
eerst afwachten, voordat er verdere stappen worden gezet in de uitvoering van deze
motie. We zijn er dus wel mee bezig, maar we willen wel eerst het onderzoek afwachten,
voordat we daarin concreet stappen zetten.
Dan heb ik een vraag van de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid, het
lid Kostić van de Partij voor de Dieren en de heer Bamenga van D66. Kan ik toezeggen
dat er z.s.m. een GER komt op basis van de concept-MER? Sorry voor alle afkortingen,
zeg ik tegen de mensen thuis. In de eerste termijn zijn ze al helemaal uitgesproken.
Ik zal omwille van de tijd proberen om dat nu niet te doen. Kan ik aangeven wanneer
er een GER komt op basis van de concept-MER en de methodiek van het RIVM? Het RIVM
zal een dezer dagen het methodisch kader voor de GER afronden. Uw Kamer zal dit naar
alle waarschijnlijkheid in april ontvangen. Parallel daaraan zal het ministerie de
uitvoering van de GER voorbereiden. Hiervoor wordt een adviesbureau gecontracteerd.
Indien nodig kan daarbij gebruik worden gemaakt van de concept-MER. Daarnaast is de
verwachting dat voor de zomer de definitieve MER wordt afgerond en dan kan die ook
worden benut.
Ik vervolg met een vraag van de heer Gabriëls: hoe kan het kabinet volhouden dat gezondheid
als harde voorwaarde meegenomen wordt in de maatwerkafspraken als er nog geen volwaardige
MER is, laat staan een GER? Zoals het lid Gabriëls aangeeft, is de MER vertraagd.
Die is inderdaad wel nodig om de pilot-GER uit te voeren voor Tata. Het RIVM zal een
dezer dagen het methodisch kader voor de GER afronden. Zoals ik net al aangaf, gaan
we die richting de Kamer sturen. De maatwerkafspraak kent overigens verschillende
fases. We werken nu aan een joint letter of intent – sorry voor het Engels, meneer
Boutkan – waar de Expertgroep Gezondheid IJmond in gezamenlijkheid met de Adviescommissie
Maatwerkafspraken Verduurzaming Industrie naar zal kijken. Op deze manier borgen we
dat gezondheid ook in de komende fases goed wordt geborgd.
Er was nog een vraag van het lid Kostić en de heer Bamenga, van de Partij voor de
Dieren en D66. Wanneer komt de schriftelijke reflectie op het rapport van Coenrady
over de vraag of de overkappingen bij Tata Steel afdwingbaar zijn? Deze reactie ontvangt
u uiterlijk in april, dus mogelijk al eerder.
Ik ben bij een vraag van de heer Gabriëls, van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Kan
ik per brief aangeven hoe de maatwerkafspraken juridisch geborgd worden en wat de
consequenties zijn als deze afspraken niet worden nagekomen? Laat ik vooropstellen
dat ik natuurlijk ook de zorgen van de heer Gabriëls begrijp. Dit zijn onderwerpen
die worden opgepakt in de joint letter of intent. Daaraan wordt nu gewerkt. Zodra
die in concept klaar is, zal hij met de Adviescommissie Maatwerk Verduurzaming Industrie
en de Expertgroep Gezondheid IJmond gedeeld worden voor advies. Na ontvangst van dat
advies zullen wij de joint letter of intent finaliseren en gezamenlijk met het advies
en de begeleidende brief delen met de Kamer.
Voorzitter. De laatste vraag in dit blokje is van de heer Bamenga, van D66. Er staat:
«Wat laat de Staatssecretaris liggen bij Tata in vergelijking met andere steden? Graag
een toelichting.» Het was een wat cryptische vraag, maar ik ga proberen erop in te
gaan, zeg ik richting de heer Bamenga. Zoals ook aangegeven in de kabinetsreactie
kent het vergelijken van de situatie rondom Tata met andere steden haken en ogen.
Hoe vergelijk je verschillende waarden in verschillende aspecten, bijvoorbeeld typen
stof, hinder, emissie, immissie en deposito, met elkaar? Er is geen eenduidige manier
om de verschillende aspecten van de gezondheid tegen elkaar af te wegen, zo stelt
ook het RIVM. Dat maakt het een gecompliceerde exercitie die niet makkelijk meer inzicht
gaat bieden. Daarom lijkt het ons beter om ons voor nu te richten op de specifieke
casus met betrekking tot Tata Steel en de gezondheidseffectrapportage, dan om nu al
een vergelijking te maken met andere plekken, omdat dat gewoon heel lastig is. Appels
en peren.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb als eerste op mijn lijstje voor vragen aan de Staatssecretaris
het lid Kostić staan. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ja, voorzitter. De Staatssecretaris noemde een aantal stappen in de GER en de MER.
De opzet, het kader, van de GER komt in april en dan komt voor de zomer de MER. Maar
wij hebben als Kamer afgesproken dat die MER en die GER er moeten zijn voordat die
maatwerkafspraken op wat voor manier dan ook op papier komen. Zo krijgen we namelijk
inzicht in welke effecten die plannen van Tata Steel, waar we belastinggeld tegenaan
willen gooien, hebben op het gebied van gezondheid. Mijn concrete vraag aan de Staatssecretaris
is dus: wachten we met die maatwerkafspraken op papier zetten totdat die MER en GER
inzicht geven in de gezondheidseffecten van de plannen van Tata Steel?
Staatssecretaris Jansen:
Het antwoord zal ongetwijfeld onbevredigend zijn voor het lid Kostić. Het is namelijk
niet afgesproken. Het kabinet heeft steeds gezegd dat de GER zo goed mogelijk mee
wordt genomen. Er zit geen afhankelijkheid in. We wachten met het een niet op het
ander. Het wordt zo goed mogelijk meegenomen, maar er is geen afspraak gemaakt met
de Kamer dat we het aan elkaar verbinden.
De voorzitter:
Een vervolgvraag. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het is een aangenomen motie van de Kamer. Maar nog even los daarvan, het uitgangspunt
is – dat was ook de les van het OVV-rapport – dat we de gezondheid goed moeten borgen.
Dat omarmt het kabinet ook. Dat kunnen we pas doen als we weten wat de effecten zijn.
Dan moet je niet alvast van alles op papier gaan zetten. Mijn vraag aan de Staatssecretaris
is dus de volgende. Tata Steel heeft ervoor gezorgd dat de MER niet op tijd kwam.
Opeens is het een concept-MER geworden. Zij hebben tegen omwonenden gezegd: die concept-MER
willen wij best met jullie delen. En nu willen ze dat weer niet. De Staatssecretaris
kan namens ons, als Tweede Kamer, gewoon vragen: Tata, laat je een keer van je goede
kant zien en geef die MER onder embargo vrij aan die instanties, zoals Expertgroep
Gezondheid IJmond en RIVM, zodat zij ermee aan de slag kunnen gaan. Dat is misschien
buiten de standaardprocedures om, maar we hebben het hier ook over buitengewone procedures
als het gaat om de maatwerkafspraak. Mijn concrete vraag was dus of de Staatssecretaris
ertoe bereid is om er op zijn minst op aan te sturen dat wij die concept-MER krijgen.
Dan hoeven wij het niet te krijgen, maar die experts in ieder geval wel, zodat ze
alvast aan de onderhandelingstafel inzicht krijgen in wat voor effecten dat plan van
Tata of die maatwerkafspraken hebben op de gezondheid.
De voorzitter:
Dat is een duidelijke vraag, denk ik, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap de vraag. Hij is ook al ter sprake gekomen toen ik ongeveer anderhalve maand
geleden op bezoek was in de IJmond en daar met de omwonenden sprak. Ook daar heb ik
aangegeven dat ik dat verzoek natuurlijk kan doen bij Tata, maar dat ik niet kan afdwingen
dat het gebeurt. De motie noemt de GER. Dat is ook wat wij gaan doen. Wij hebben altijd,
al meerdere keren in de vergadering, aangegeven dat gezondheid voor ons een absolute
randvoorwaarde in de afspraken met Tata Steel. Daarmee proberen we het te borgen.
Dat is de manier waarop wij dat hebben opgepakt. Ik kan het bedrijf niet dwingen om
iets te delen. Volgens mij zijn we met de tijdlijn die ik net schetste, de GER in
april en de MER voor de zomer, redelijk in lijn met hetgeen wij willen bereiken. Ik
zie de maatwerkafspraken namelijk echt niet eerder gereed zijn. Wat dat betreft komen
we volgens mij met de documenten redelijk uit qua tijd.
De voorzitter:
Er is toch nog een vervolgvraag, zie ik. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het is misschien ook goed als de Staatssecretaris dit op papier zet, want zoals ik
hem nu hoor, komt het allemaal ruim op tijd, voordat we die maatwerkafspraken op papier
hebben gezet. Het is goed als de Kamer dat even goed hoort. Dat is ook wat omwonenden
willen, omdat ze dan zekerheid hebben over de effecten daarvan. Ik hoor de Staatssecretaris
zeggen «ik kan Tata niet dwingen», maar we zijn die maatwerkafspraken aan het maken,
dus je kan er wel over praten met Tata. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat hij
Tata daar best toe wil oproepen. Nou, dat is precies mijn vraag: wil de Staatssecretaris
dat doen en daarover terugkoppeling geven aan de Kamer, opdat die MER deze maand wordt
vrijgegeven aan de gezondheidsexpertgroep en het RIVM, zodat die er al naar kunnen
kijken? Dat zou fijn zijn.
De voorzitter:
Duidelijk. De Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Ik kan toezeggen dat ik zorg dat bij de GER ook de concept-MER beschikbaar is. Dat
is dus in april. Dat is wat ik kan toezeggen.
De voorzitter:
Dan zie ik... Sorry, meneer Gabriëls, meneer Boutkan stak eerst zijn vinger op, dus
die wil ik eerst het woord geven. Gaat uw gang.
De heer Boutkan (PVV):
Een interessante discussie over de MER, maar mijn eerste interruptie voor de Staatssecretaris
gaat over mijn vraag hoe het zit met de verscherping van de regelgeving. Mijn vraag
was: welke regelgeving? Dan krijg ik als antwoord: onze nationale wetgeving en de
Europese wetgeving, en er komen geen nieuwe koppen op. De vraag over het tijdpad heb
ik niet beantwoord gekregen. Welk tijdpad ziet de Staatssecretaris? In de maatwerkafspraken
worden het uiteindelijk bovenwettelijke maatregelen, want anders gaat het weer om
Europese staatssteun en dan krijgen we boetes. Hoe ziet de Staatssecretaris deze bovenwettelijke
maatregelen? Waarom zijn die geen nieuwe kop?
Staatssecretaris Jansen:
Dat is precies de uitdaging die wij ook voor ons zien, zeg ik tegen de heer Boutkan.
Overigens is het tijdpad waar de heer Boutkan naar vraagt een continu proces. Dus
ik kan nu niet aangeven waar we over praten, want daarmee wek ik misschien een bepaalde
verwachting die ik uiteindelijk niet kan inlossen. Het is een continu proces. De discussie
gaat nu inderdaad over de vraag hoe je, als je bovenwettelijke taken hierin wilt opnemen,
voorkomt dat je opnieuw met nationale koppen gaat werken, want dat willen we juist
niet.
De heer Boutkan (PVV):
En dan toch even over die MER, want ik heb het nieuws gevolgd. Er is een afspraak
geweest tussen de omgevingsdienst en Tata Steel over het aanleveren van de verbeterplannen
«in het kader van», en op een later tijdstip van de MER. Vervolgens is de MER aangeleverd
aan de omgevingsdienst, op verzoek in concept, omdat de omgevingsdienst het anders
niet op tijd kon beoordelen. Is die informatie ook bekend bij de Staatssecretaris?
En zo ja, zou de Staatssecretaris ons willen informeren over hoe het precies gegaan
is met die afspraken?
Staatssecretaris Jansen:
Die informatie is wel bekend en we kunnen de Kamer er ook over informeren, maar het
is wel zo dat Tata in december heeft gereageerd op de concept-MER. Dat was voor ons
een nieuwe situatie. Daarop anticiperen we dan weer.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even of de heer Boutkan nog een vervolgvraag wil stellen. Anders
ga ik naar meneer Gabriëls, voor een vraag aan de Staatssecretaris. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Er zijn vorig jaar twee moties ingediend. Een daarvan ging over per direct starten
met een gezondheidseffectrapportage. De tweede ging over de gezondheidseffectrapportage
als harde voorwaarde meenemen in de maatwerkafspraken. Nu zegt de Staatssecretaris
dat de methodiek van de GER, waar het RIVM mee klaar is, in april komt. Dan komt de
MER voor de zomer. En de maatwerkafspraken zijn er niet eerder dan op dat moment.
Er is een motie aangenomen over per direct een GER maken. Dan is mijn eerste vraag
of die GER dan ook voor de zomer komt. Als de MER af is, kan de GER ook gemaakt worden.
Eerder is ook gezegd dat de GER al af zou moeten zijn. En eerder is gezegd dat de
GER niet kan meelopen met de maatwerkafspraken, omdat die langer duurt. Maar nou zijn
die maatwerkafspraken vertraagd. Dan kun je zeggen, precies wat de Kamer wil, dat
de GER moet meelopen in de maatwerkafspraken, want anders kun je namelijk nooit concretiseren
welke extra gezondheidseisen je wilt. We hebben met z'n allen getracht om extra gezondheidseisen
te concretiseren. Dat kan via de Expertgroep Gezondheid IJmond, die gezegd heeft dat
ze een GER kunnen maken. Dan concretiseren we de extra eisen. Dus dit is wettelijk.
Daarbovenop komt bovenwettelijk. Dat concretiseren we met een GER. Dan kunnen we dat
concretiseren en het bedrijf er ook aan houden. Als én de MER er niet is, én de GER
er niet is, hoe kunnen we dan überhaupt over gezondheid spreken? Hoe kunnen we dan
überhaupt ooit concretiseren en als Kamer het vertrouwen krijgen dat die gezondheidseisen
meegenomen worden in de maatwerkafspraken? Wat zijn die woorden dan waard? En wat
is dan de vraag? De vraag is dus: wanneer komt de GER, die per motie vorig jaar is
afgedwongen?
Staatssecretaris Jansen:
Die komt in ieder geval niet voor de zomer, zeg ik richting de heer Gabriëls.
De voorzitter:
Even kijken of meneer Gabriëls nog een vervolgvraag wil stellen. Ik zie hem druk pennen,
maar ik denk het wel.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat wil ik zeker. De GER komt dus niet voor de zomer. Die motie vindt u blijkbaar
niet belangrijk genoeg. Dan komt de tweede motie, met het verzoek om gezondheidseisen
en de GER-eisen concreet mee te nemen in de maatwerkafspraken. Zal de GER dan wel
meegenomen worden in de maatwerkafspraken als harde, concrete randvoorwaarde, zoals
in de motie-Thijssen is gesteld? Die motie is ook door de PVV en door NSC gesteund.
Staatssecretaris Jansen:
Laten we dan ook even heel duidelijk de feiten op elkaar afstemmen. In de motie stond
over de GER: per direct starten. Dat hebben we ook gedaan. Daarvoor is een methode
nodig. Die is nu bijna klaar. In april komt daarover informatie naar u toe. Zo hebben
wij het opgepakt, dus de bewering dat wij de motie niet belangrijk vinden, klopt niet
helemaal, denk ik, want we proberen ’m uit te voeren, maar dan wel in volgordelijkheid.
Dat is heel duidelijk. Tussentijds nemen we de inzichten natuurlijk steeds zo goed
mogelijk mee in de onderhandelingen die wij voeren. De Kamer kan meekijken bij het
eindresultaat van de onderhandelingen en bij de joint letter of intent. Overigens
is er nog iets van belang; anders vergeet ik dat misschien te zeggen. «Bovenwettelijke
maatregelen» betekent ook dat het verder gaat dan de wettelijke kaders, want anders
kun je er geen staatssteun aan geven. Dat is wel een heel duidelijk punt dat van belang
is en dat ik hier wil melden, want anders komen we straks in een andere discussie
terecht.
De voorzitter:
Meneer Gabriëls heeft een vervolgvraag.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De GER komt niet voor de zomer. Kan de Staatssecretaris nog ingaan op de vraag of
de GER dan wel randvoorwaardelijk meegenomen wordt bij het maken van de maatwerkafspraken?
Hoe worden die bovenwettelijke zaken, die bovenwettelijke gezondheidseisen, die dus
boven het VTH-stelsel zitten – daar subsidiëren we immers voor – juridisch geborgd?
Dus één: wordt de motie-Thijssen uitgevoerd? Daar wil ik gewoon een antwoord op. En
twee: hoe wordt dat dan geborgd? Hoe worden de bovenwettelijke gezondheidseisen geborgd?
Ik moet zeggen dat het antwoord tot nu toe vrij teleurstellend is, omdat de vragen
over de moties nu eigenlijk niet concreet en goed beantwoord worden. Dat doet wat
met mij; dat vind ik vervelend. Normaal ben ik heel meegaand, maar dit voelt echt
niet goed.
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap wel wat de heer Gabriëls vraagt, maar ik kan niet voldoen aan de stappen die
wij moeten zetten om tot het goede resultaat te komen. Ik heb continu richting uw
Kamer gecommuniceerd dat gezondheid een randvoorwaarde is voor de maatwerkafspraak
met Tata Steel. Daarnaast is de GER natuurlijk niet het enige instrument om gezondheid
te borgen in de afspraken die wij maken. Er zijn ook andere rapporten en inzichten
die relevant zijn. Denk bijvoorbeeld aan het onderzoek van het RIVM uit 2023 en de
rapporten van de expertgroep. Maar we hebben wel gezegd: wat er uiteindelijk uit de
GER gaat komen, nemen we zo goed mogelijk mee in het uiteindelijke resultaat. Dat
is de manier waarop wij het proberen te borgen, maar dan nog zit ik gewoon met de
tijd die zaken nou eenmaal vergen. Ik kan dingen niet versnellen, omdat we daarmee
hetgeen we willen bereiken inhoudelijk tekortdoen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
De Staatssecretaris heeft geen antwoord gegeven op de vraag die ik al twee keer gesteld
heb, namelijk: hoe borgt het kabinet dan de extra gezondheidseisen in de maatwerkafspraken?
Hoe gaat het die juridisch borgen? Op die vraag heb ik nog geen antwoord gekregen.
De Staatssecretaris zegt: we nemen gezondheid mee. Dan heb ik wel de vraag: hoe concretiseert
u dat dan en hoe borgt u dat vervolgens juridisch?
De voorzitter:
Het kabinet gaat natuurlijk wel over zijn eigen antwoorden, al snap ik dat dat vervelend
kan zijn, maar ik hoop dat de Staatssecretaris op beide vragen van meneer Gabriëls
antwoord zal geven, voor zover hij dat kan.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik net aangegeven hoe we dat proberen te borgen op de manier die wij
voor ogen hebben. We proberen de methodiek van de GER mee te nemen bij het vormgeven
van de vervolgstappen. Ik noem ten tweede het rapport van het RIVM uit 2023 en de
rapporten van de expertgroep. Op die manier proberen we dat te borgen. Als de heer
Gabriëls vindt dat ik de motie daarmee niet helemaal uitvoer, dan vind ik dat heel
jammer. We proberen het juridisch in ieder geval te borgen met de joint letter of
intent. Die komt ook naar uw Kamer toe, net als het uiteindelijke onderhandelingsresultaat.
Volgens mij hebben we daarmee alle instrumenten en mogelijkheden geboden aan de Kamer
om hierin op een goede manier een afweging te kunnen maken.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar meneer Gabriëls. Nee? Helemaal prima. Dan gaan we door naar
het lid Kostić. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik weet niet waarom de Staatssecretaris nu zit te schermen met: we hebben andere rapporten,
van het RIVM en van de gezondheidsexpertgroep. Mijn collega wijst erop dat de GER
een integraal onderdeel is van het advies van de gezondheidsexpertgroep, die wij collectief
hebben aangewezen als de partij die voor ons de randvoorwaarden voor de gezondheid
duidt. Die kunnen we hier niet zomaar zelf bedenken. Daar hebben we die expertgroep
voor aangesteld en die zegt: dit en dit heb je nodig, waaronder de GER. Die hoort
bij het advies. Onze vraag is: gaat u alle adviezen van de gezondheidsexpertgroep,
die u zelf net quootte, opvolgen, dus inclusief het eerst rondkrijgen van de GER,
voordat de maatwerkafspraken op papier liggen?
Staatssecretaris Jansen:
Ik denk dat ik nu al drie keer heb gezegd hoe wij dit als kabinet willen oppakken
en hoe wij dit naar de Kamer willen brengen. Dat is het antwoord dat u van mij krijgt.
De afspraak kan ook geborgd worden via privaatrechtelijke weg in een vergunning of
met boeteclausules. Dat is ook een optie.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dit is echt vervelend. Hiervoor is een meerderheid in de Kamer. Wat gaat het kabinet
dan borgen als het niet weet wat de gezondheidsvoorwaarden zijn? De expertgroep zegt:
je moet eerst in kaart brengen wat het gevolg van het Tataplan is, dus hoeveel gezondheidswinst
je ermee behaalt. Vervolgens kijk je naar wat er volgens de gezondheidsexpertgroep
voldoende is en dat breng je samen. Dat was het uitgangspunt van de Kamer, van het
kabinet en van de motie. Daar gaat het om. Nogmaals, u moet eerst de GER laten uitvoeren
en het advies van de gezondheidsexpertgroep opvolgen, en pas daarna de maatwerkafspraken
op papier zetten.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik het proces waar we mee bezig zijn, net geschetst. De expertgroep
is nadrukkelijk betrokken bij alle stappen die wij zetten. Zij denken mee met onze
methodiek en met de uitvoering. De expertgroep adviseert straks ook over de concrete
afspraken die worden uitgewerkt in de joint letter of intent. Dat is de manier waarop
wij het hebben aangevlogen. Ik begrijp dat het lid Kostić dat onbevredigend vindt,
maar dit is wel de manier waarop wij het hebben opgepakt. Wij denken dat we daarmee
ook de gezondheidsaspecten meenemen, op de meest vergaande wijze die mogelijk is.
Ik ben afhankelijk van de juiste documentatie op de juiste momenten. Ik heb u een
tijdpad geschetst en daar zult u het mee moeten doen.
De voorzitter:
Sorry, lid Kostić, maar u hebt inmiddels al vijf interrupties gehad. We zitten redelijk
binnen de tijd, maar ik wil eerst even kijken of we uitlopen bij de volgende blokjes.
Ik wil namelijk ook voldoende ruimte geven voor een tweede termijn. Ik wil nu eerst
het woord geven aan meneer Buijsse namens de VVD. Gaat uw gang.
De heer Buijsse (VVD):
Ik wil het eigenlijk omdraaien. Stel dat de Kamer u uiteindelijk toch dwingt om een
GER te gebruiken. Komen de maatwerkafspraken dan onder druk te staan? Stel dat we
dat instrument zo belangrijk vinden, zoals geschetst is, en we die GER er gewoon doorheen
duwen, wat voor effect heeft dat dan op de maatwerkafspraken? Mijn zorg is dat die
maatwerkafspraken mogelijk onder druk komen te staan vanwege een te zwaar juridisch
instrument, dat ook te lang duurt om te ontwikkelen. Daardoor kan het uiteindelijk
die hele maatwerkafspraken hinderen.
Staatssecretaris Jansen:
Ik had ’m bijna zelf kunnen inkoppen. Als we inderdaad van die situatie uit moeten
gaan, dan vertraagt dat uiteindelijk de afspraken en dus mogelijk ook de gezondheidswinst
die wij willen bereiken.
De voorzitter:
Dan wil ik de Staatssecretaris bedanken voor de toelichting in dit eerste blokje.
Ik zou graag willen dat we hier met elkaar de aandacht erbij houden. Dank u wel. Dan
gaan we de Staatssecretaris vragen om te vervolgen met zijn tweede blokje.
Staatssecretaris Jansen:
De heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid en de heer Bamenga van D66 vroegen
wat de overheid gaat doen om het juridisch onderzoek beter te verankeren en toepasbaar
te maken in de praktijk. Het juridisch onderzoek naar onder andere de verankering
van het voorzorgsbeginsel is afgerond. De resultaten verwachten we in april richting
de Tweede Kamer te sturen. Op de invulling van de verankering wil ik nu niet vooruitlopen.
Daarnaast ontwikkelen we ook een routekaart voor het toepassen van het voorzorgsbeginsel,
zodat het voorzorgsbeginsel beter toepasbaar wordt in de praktijk. Die verwachten
we voor de zomer van dit jaar.
Dan een vraag, wederom van de heer Gabriëls van de Partij van de Arbeid-GroenLinks,
over zeer zorgwekkende stoffen. Hij zei dat er toch meer uitstoot is bij 125 bedrijven,
als ik me het goed herinner. Hij vroeg wat de status is van de motie die verzoekt
om in overleg te gaan met provincies over de handhaving bij bedrijven. Ter uitvoering
van de motie-Thijssen/Gabriëls en de motie-Kostić/Bamenga hebben we het gesprek met
bevoegde gezagen verder geïntensiveerd, oftewel: vaker en diepgaander contact. Daarvoor
heeft het IPO namens hen een aantal knelpunten aangedragen, bijvoorbeeld over de wens
voor een uniform toetsingskader voor de vermijdings- en reductieprogramma's, de VRP's,
en over de versterking van ZZS-kennis, de kennis over zeer zorgwekkende stoffen, bij
omgevingsdiensten. Daarnaast werken we actief samen met alle overheidspartijen en
het bedrijfsleven aan het oplossen van de knelpunten door de gezamenlijke uitvoeringstafel.
Ook verkennen we de mogelijkheden voor een landelijke handreiking voor bevoegde gezagen
en bedrijven ter ondersteuning van de beoordeling van die VRP's.
De heer Bamenga van D66 zei: «De Kamer zou een brief ontvangen over het stoppen met
pfas, maar er is nog niet met pfas gestopt. Ook hebben we nog geen brief ontvangen.
Ik wil daar graag een reactie op.» Op verzoek van de Kamer kijken we naar de mogelijkheid
van een nationaal productie- en lozingsverbod voor pfas. Daar informeren wij u later
dit voorjaar over per brief, zoals we ook hebben aangegeven. Daarnaast zijn we in
gesprek met het bedrijf over de motie-«nul uit de pijp» en over aansprakelijkheid.
Hier kan ik in het belang van de Staat op dit moment niet meer over zeggen. Ik informeer
de Kamer natuurlijk wel wanneer dat wel kan.
Er was nog een vraag van de heer Bamenga. Hij vroeg hoe ik de bedrijven die verantwoordelijk
zijn voor pfas-vervuiling verantwoordelijk houd voor de opruiming daarvan. In principe
geldt bij alle bodemverontreiniging dat de vervuiler betaalt. Dat is het uitgangspunt.
Als de veroorzaker niet aan te spreken is, dan wordt de terreineigenaar aangesproken.
Voor pfas geldt meestal de zorgplicht uit het overgangsrecht Wet bodembescherming.
Onderdeel hiervan is dat de vervuiler wist of redelijkerwijs kon weten dat hij de
bodem vervuilde. Dit is ter beoordeling aan het bevoegde gezag voor het overgangsrecht,
de 12 provincies en de 29 gemeenten. Indien de veroorzaker, dan wel eigenaar, niet
aan te spreken is, staat vaak het bevoegd gezag aan de lat voor de aanpak van onaanvaardbare
risico's. Om hen daarbij te ondersteunen, stellen wij de middelen beschikbaar via
de specifieke uitkering bodem, de SPUK.
Een vraag van heer Gabriëls, GroenLinks-Partij van de Arbeid: «Zeer zorgwekkende stoffen
en ook alle pfas staan nu op de ZZS-lijst. Hier gaat direct een minimalisatieplicht
voor gelden. Hoe gaat het met de implementatie en de handhaving van die verplichting?»
Voor ZZS-emissies geldt die minimalisatieplicht, dus inderdaad ook voor pfas. Daarover
heb ik uw Kamer geïnformeerd. Vermijdings- en reductieprogramma's voor pfas moeten
nu door bedrijven worden opgesteld. Deze worden gecontroleerd door het bevoegd gezag.
Deze maand zijn die gesprekken ook geïntensiveerd met de bevoegde gezagen en het bedrijfsleven.
In deze gesprekken worden de knelpunten uit de praktijk besproken.
Nog een vraag van de heer Gabriëls: hoe gaat het met de Rijkscoördinator PFAS? In
november is de rijkscoördinator gestart voor de pfas-verontreiniging in de regio Dordrecht.
De rijkscoördinator zit naast mij. Dus mocht u het nog niet hebben geweten: het gaat
om deze dame. Voor alle helderheid: dit gaat om een rijkscoördinator voor alleen de
problematiek rondom Chemours. De rijkscoördinator is het aanspreekpunt voor zowel
de provincie als de gemeenten. De afgelopen periode stond met name in het teken van
de kennismaking en het samen bekijken wat er nodig is voor een goede invulling van
deze opdracht. Er wordt in goede afstemming met zowel de provincie als de gemeenten
gewerkt aan een werkplan. Dat zal uiteindelijk voor de zomer richting de Kamer gaan.
Ik heb nog twee vragen, voorzitter.
Een vraag van de heer Bamenga, D66. Kan ik toezeggen pfas-houdend blusschuim uit te
faseren voor 2030? Er ligt een voorstel van de Europese Commissie aan de lidstaten
om pfas in brandblusschuim te verbieden. In het voorstel zijn overgangsperioden van
achttien maanden tot vijf jaar voorgesteld voor de meeste sectoren en het meeste gebruik.
Voor sommige sectoren, zoals militaire schepen, sevesobedrijven en de olie- en gassector,
wordt zelfs tien jaar voorgesteld. Eind dit voorjaar kan ik iets meer duidelijkheid
geven over de uitkomsten van dit voorstel op Europees niveau, maar er zijn dus wel
verschillende termijnen voor verschillende sectoren.
De laatste vraag, wederom van de heer Bamenga. Waarom heeft België wel een overzicht
van pfas-lozingen en ZZS-lozingen en zijn wij daar niet toe in staat? Welke lessen
trekken we uit de aanpak van onze zuiderburen? En kan ik toezeggen deze lessen toe
te passen, zodat we uiterlijk in 2027 weten waar giftige stoffen onze leefomgeving
instromen? Alle lozingsvergunningen die relevant zijn voor de Kaderrichtlijn Water
worden bezien en herzien voor 2027. Overige vergunningen worden voor 2032 bezien.
Alle beschikbare expertise wordt ingezet, maar helaas is ook die schaars. We doen
het wel zo snel als mogelijk is.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk even naar de leden. Ik zie het lid Kostić. Ik wil dus coulant
zijn en u krijgt nog één extra interruptie, maar het is wel direct uw laatste. Ik
hoop dus dat u die goed gebruikt. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik ga dan terug naar Tata Steel, een cruciaal onderwerp. We moeten de discussie wel
zuiver houden. Aan de ene kant wordt er gezegd dat de maatwerkafspraken er zo snel
mogelijk moeten komen vanwege de economie et cetera. Daar kan dus opeens wel versnelling
in komen. Maar als het gewoon gaat om het proces van het borgen van de gezondheid
en het opstellen van een GER en een MER, dan horen we dat het niet sneller kan. Tegelijkertijd
schreef de Staatssecretaris eerder: de gezondheidseffectrapportage van Tata Steel
wordt naar verwachting in de eerste helft van 2025 opgeleverd, na de MER. Dat was
een eerdere toezegging. Die MER is er nog niet, omdat Tata die vertraagt. Ik heb het
zonet allemaal uitgebreid uitgelegd. Dat laat de Staatssecretaris nu gewoon gebeuren,
terwijl er aan de andere kant wordt gezegd dat we moeten opschieten met maatwerkafspraken.
Tata moet opschieten, met het opleveren van gegevens over de gezondheid! Dan kunnen
we die afspraken pas maken. Is de Staatssecretaris dat met ons eens? En is hij dus
bereid om Tata Steel hierop aan te spreken en ervoor te zorgen dat die MER uiterlijk
deze maand in ieder geval terechtkomt bij de experts die meekijken? Daar wil ik echt
graag een toezegging over. Prima als dat onder embargo is; wij hoeven het dan niet
te zien. Maar dan is het in ieder geval daar en kan het proces van de borging van
de gezondheid in ieder geval worden versneld.
Staatssecretaris Jansen:
Ik begrijp dat het lid Kostić hier meer duiding in wil en dat snap ik ook heel goed.
Wat wij wel kunnen doen, is het volgende. Wij kunnen in april een procesbrief aan
de Kamer sturen, waarin wij heel duidelijk aangeven welke verschillende stappen en
advies- en inspraakmomenten er zijn. Dan kunnen we die natuurlijk ook delen met de
expertgroep. Dat kan ik u toezeggen, maar dat is ook de enige duiding die ik hieraan
kan geven. U suggereert dat het bedrijf vertraagt. Zo kun je ertegen aankijken, maar
wij zijn als kabinet alleen maar bezig om goede afspraken te maken met het bedrijf
en daardoor uiteindelijk op termijn de maximale gezondheidswinst te behalen. Dat is
de insteek van dit kabinet. Als het daardoor misschien iets langer duurt, zeg ik:
liever een maand langer en een perfect rendement dan heel snel en iets minder rendement.
Dat zeg ik heel eerlijk.
De heer Bamenga (D66):
Ik keek natuurlijk uit naar dit moment waarop we in debat kunnen gaan met de Staatssecretaris
over belangrijke onderwerpen. Dan vind ik het jammer dat we hier procesmatige en hele
korte, summiere antwoorden krijgen over zaken die toch heel belangrijk zijn. Dat wil
ik eerst even gezegd hebben. De Staatssecretaris geeft aan dat hij het eens is met
het principe dat de vervuiler betaalt, maar wanneer ik dat concreet koppel aan het
specifieke voorbeeld van Chemours en aangeef dat onze zuiderburen daar concrete afspraken
over hebben gemaakt, krijg ik eigenlijk geen duidelijk antwoord. Ik wil gewoon van
de Staatssecretaris weten of hij van plan is om net zoals onze zuiderburen met een
saneringsplan te komen in samenwerking met Chemours, om te zorgen dat hetgeen is vervuild,
opgeruimd wordt.
Staatssecretaris Jansen:
Zoals u weet, ben ik ook bij Chemours geweest, zeg ik richting de heer Bamenga. Daar
hebben wij inderdaad gesproken over welke concrete stappen kunnen worden gezet en
welke concrete maatregelen kunnen worden genomen. Dit kwam daar ook ter sprake. We
zijn ook met Chemours aan het kijken hoe we daar op de juiste manier goede afspraken
mee kunnen maken. Ze hebben op dit moment een reductie van 99%. Ik zeg altijd heel
eerlijk: dat is hartstikke mooi, dat is heel goed, maar het is nog geen 100. Dat is
natuurlijk uiteindelijk het streven, maar er worden wel stappen gezet. Ik heb net
de onderlinge discussie tussen een aantal Kamerleden gehoord, volgens mij tussen de
heer Buijsse en de heer Bamenga. Het vervelende zit ’m inderdaad in het feit dat een
aantal situaties uit het verleden zijn blijven hangen, zowel bij het bedrijf als bij
omwonenden en andere betrokkenen. Het vertrouwen in elkaar is gewoon relatief laag.
Op het moment dat je überhaupt moeilijk met elkaar aan tafel komt, kun je ook niet
gaan werken aan structurele oplossingen. Alleen, het komt van twee kanten. Als ik
daarin kan bemiddelen, doe ik dat zeker. Uiteindelijk moeten we zorgen dat al die
partijen met elkaar aan tafel komen en met elkaar gaan samenwerken aan concrete oplossingen.
Dat is de enige manier. Dat betekent inderdaad dat we allemaal af en toe helaas –
nou ja, helaas – een streep moeten zetten door wat er in het verleden gebeurd is.
We moeten kijken naar welke stappen met het oog op de toekomst worden gezet, want
dat is volgens mij de enige manier waarop we uit deze situatie met dit soort voorbeelden
kunnen komen. Het is volgens mij de enige manier. Het klinkt heel makkelijk: zet een
streep door hetgeen er gebeurd is en ga met elkaar kijken naar de toekomst.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel voor de antwoorden. Ook hierin hoor ik nog steeds veel vrijblijvendheid.
We zijn stappen aan het zetten, we zijn in gesprek met elkaar, maar ik hoor nog niet
hele duidelijke opdrachten. Ik hoor nog niet dat de Staatssecretaris zegt: wij komen
met een saneringsplan. Ik hoor nog niet dat de Staatssecretaris zegt: wij zorgen ervoor
dat de productie bij Chemours nu stopt. Ik vraag me af – ik stel de vraag eigenlijk
nog een keer – of de Staatssecretaris bereid is, net als onze zuiderburen, te komen
met een duidelijk plan, een saneringsplan in het geval van Chemours.
Staatssecretaris Jansen:
In dit geval is de gemeente het bevoegd gezag. Die zijn juist op dit moment bezig
met het maken van afspraken met het bedrijf. Het bevoegd gezag is wel de gemeente.
Wij proberen natuurlijk vanuit onze positie daarin te ondersteunen, te helpen en te
kijken of we de partijen goed met elkaar aan tafel kunnen krijgen, maar uiteindelijk
moet de gemeente hier ook stappen in zetten. Ik ben heel blij dat dat op dit moment
ook gebeurt.
De voorzitter:
Ik kijk even naar meneer Bamenga. U heeft nog een vervolgvraag? Gaat uw gang.
De heer Bamenga (D66):
Ik vind het zelf altijd jammer als er door de Staatssecretaris heel erg verwezen wordt
naar andere partijen zoals de gemeente, Europa of wat dan ook. Ik vraag aan de Staatssecretaris
vooral om verantwoordelijkheid te nemen, gebruik te maken van de middelen die hij
heeft om iets wat heel erg belangrijk is aan te pakken en onze gezondheid op één te
zetten. We hebben gesproken over de motie over de productie die eerder is ingediend.
Daarover is gezegd dat we in juli te horen krijgen hoe verder. Later werd het oktober,
later werd het Q1 en nu hoor ik «voorjaar». Het is inmiddels maart. Gaat het uiteindelijk
komen? Het gaat niet alleen maar om gesprekken. Volgens mij gaat de motie ook over
het uiteenzetten van de juridische mogelijkheden en het in kaart brengen van de wetgevingsmogelijkheden.
Gaat het uiteindelijk lukken om nog in maart, neem ik aan, de Kamer hierover te informeren?
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap het ongeduld van de heer Bamenga heel goed. Het lijkt alsof het allemaal wordt
opgeschoven, maar we proberen zo snel mogelijk de stappen te zetten die we kunnen
zetten. Chemours is nu bezig met een saneringsplan. Wij komen in beeld met een speciaal
fonds, als er niets te verhalen valt bij het bedrijf. Dan komen wij in beeld. Op dit
moment is dat niet de situatie. Het bedrijf is er nog en op dit moment worden daar
afspraken mee gemaakt. Zou het bedrijf er niet zijn, dan kom je in de situatie die
ik net noemde. Dan is er een andere constructie. Maar zolang het bedrijf er is, worden
er afspraken gemaakt en kijken we hoe ze kunnen saneren.
De voorzitter:
Ik kijk even naar meneer Gabriëls voor een vervolgvraag. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Die gaat over... Ik vind het soms heel moeilijk om de beantwoording van de Staatssecretaris
te begrijpen. Laat ik de hand in eigen boezem steken. Het zal waarschijnlijk aan mij
liggen, maar door de snelheid van het voorlezen snap ik soms niet wat hij bedoelt.
Dat vind ik ingewikkeld en dan ben ik weer een interruptie kwijt; laat ik dat even
vooropstellen. Het zal vast volledig aan mij liggen. Maar goed, dat is één.
Twee. Ik wil het volgende vragen over het beter in de wet verankeren van het voorzorgsprincipe.
Kunt u dat antwoord alstublieft nog een keer herhalen? Volgens mij hebben wij hierover
in oktober 2023 een motie ingediend. Het betreft de motie-De Hoop c.s. waarin Kamerbreed
wordt gezegd dat we het voorzorgsprincipe beter willen verankeren in de wet. Staatssecretaris
Heijnen heeft toen gezegd: er komt een juridisch onderzoek naar of dat kan. Ik heb
toen gevraagd of die toezegging op papier kon worden gezet. Dat is gebeurd. Het zou
eind 2024 gepresenteerd worden, maar het werd uitgesteld naar het voorjaar van 2025.
In de brief staat dat het juridisch onderzoek is afgerond. Komt er een voorstel om
het voorzorgsprincipe beter in de wet te verankeren, ja of nee? Kunt u uw antwoord
daarop alstublieft nog een keer herhalen? Dan weet ik of we alleen het resultaat van
het onderzoek krijgen of dat we ook daadwerkelijk een voorstel krijgen tot verandering
van de wet- en regelgeving.
Staatssecretaris Jansen:
Dit is een hele concrete vraag van de heer Gabriëls. Ik zal proberen om die zo te
beantwoorden dat hij hiervoor geen interrupties hoeft op te offeren. Volgens mij spelen
hier twee zaken. Of en hoe we het in de regelgeving verwerken beslissen we na de uitkomst
van het onderzoek. Daarnaast werken we nu al aan een handreiking die de praktijk kan
helpen. Op die twee manieren proberen we de motie van de heer Gabriëls over het voorzorgsbeginsel
op te pakken. Ik hoop dat dit u iets meer duiding geeft, maar ik zie u al nee schudden.
Op die twee manieren proberen we het voor u op te pakken.
De voorzitter:
Ik heb op de toezeggingenlijst genoteerd: in april komen de resultaten van het onderzoek
naar de verankering van het voorzorgsbeginsel naar de Kamer en voor de zomer ontvangt
de Kamer de routekaart over het beter toepassen van het voorzorgsbeginsel. Ik hoop
dat de Staatssecretaris mij kan corrigeren als dit niet klopt. Dit is een toezegging
aan u, meneer Gabriëls. Ik hoop dat het klopt. Misschien helpt dit en hoeft u geen
interruptie te verspillen. Toch wel? Dat mag. Gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik wil de voorzitter bedanken voor deze duidelijke weergave van de toezeggingen. We
hebben al heel lang een discussie over de toepassing in de praktijk. We krijgen een
handreiking om het beter te kunnen toepassen. We kunnen meer informatie gebruiken
voor de omgevingsdiensten, zodat ze het voorzorgsprincipe beter kunnen toepassen.
Dat is waar. Dank daarvoor, maar de motie hield in... De omgevingsdiensten zeggen
zelf: wij vinden het heel moeilijk om het voorzorgsprincipe toe te passen in de wet-
en regelgeving die er nu is. Enerzijds is er een informatiebehoefte. Dat is wat u
al een jaar telkens zegt. Maar aan de andere kant zeggen de omgevingsdiensten: de
wet- en regelgeving moet beter, nog los van die informatie, want die kunnen wij niet
goed genoeg inzetten.
Er is toen gevraagd: hoe gaat u het voorzorgsprincipe beter verankeren in de wet?
Nu krijg ik het antwoord dat er een handreiking komt. Prima. Daar ben ik heel blij
mee. Maar de hoofdvraag van de motie, die Kamerbreed is aangenomen, was om daadwerkelijk
met een voorstel te komen om de wet- en regelgeving aan te passen. U zegt dat u nog
niet weet of de wet- en regelgeving daadwerkelijk aangepast gaat worden. Wat is het
nou? Want anders blijven we dit gesprek de hele tijd voeren en neemt de frustratie
bij mij een beetje toe. Mijn excuses daarvoor, maar dat komt omdat we hier niet tot
een duidelijk antwoord komen. Ik hoop dat ik dat nu wel krijg.
Staatssecretaris Jansen:
Of we het op die manier moeten borgen is afhankelijk van de resultaten van het onderzoek.
Dat onderzoek hebben wij nodig om te kunnen onderbouwen hoe we het willen borgen.
De voorzitter:
Duidelijk. We gaan hier niet onderling buiten de microfoon vragen stellen en beantwoorden.
Daar ga ik echt scherper op zijn, ook als de emoties wat hoger oplopen. Ik kijk even
naar meneer Buijsse namens de VVD. Gaat uw gang.
De heer Buijsse (VVD):
Ik reageer nog even op de pfas-toelichting van de Staatssecretaris, waarvoor dank.
Want eigenlijk ... Ja, weet je, het is natuurlijk een moeilijke situatie en ik probeer
als lid van de Kamer ook gewoon een weg te zoeken die voor iedereen werkt, dus zowel
voor de omwonenden als voor het bedrijf. Ik ben bemoedigd doordat er een rijkscoördinator
aan de slag is gegaan, Chemours met een saneringsplan bezig is en de gemeente bezig
is. Er komt voor de zomer dus een werkplan. Eigenlijk wil ik vragen of de Staatssecretaris
iets meer toelichting kan geven over wat wij mogen verwachten van dat werkplan dat
voor de zomer aan ons toegezonden zal worden. Dan zijn we een klein beetje voorbereid
in de verwachtingensfeer. Dank u wel.
De voorzitter:
Kan de Staatssecretaris dat?
Staatssecretaris Jansen:
We overleggen heel even, voorzitter, bij wie de vraag precies terechtkomt.
Voorzitter. Ik heb net even overleg gehad met de rijkscoördinator. Zo zeg ik het maar
even. Het gesprek met de gemeente gaat juist over hoe we hier op de juiste manier
mee omgaan. Dat voeren we op dit moment, dus het zou niet goed zijn om daar nu mee
naar buiten te komen, zeg ik richting de heer Buijsse.
De heer Buijsse (VVD):
Oké. Ik probeer toch iets los te weken. Het gaat er dus om dat u samen met de gemeentes
een werkplan aan het maken bent. En een onderdeel daarvan is onder andere de sanering.
Ik hoorde de heer Bamenga daarover namelijk iets in mijn oor fluisteren, dus ik vraag
het ook een beetje namens hem. Kunnen we van dat saneringsdeel verwachten dat dat
meegenomen wordt in het werkplan?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik dat inderdaad net in twee losse zinnen aan u gemeld. Ja, dat wordt
meegenomen in het werkplan, waar op dit moment gesprekken over plaatsvinden.
De voorzitter:
Ik kijk even naar meneer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Ik blijf natuurlijk de hele tijd de vraag stellen: wanneer kunnen wij dat als Kamer
verwachten?
Staatssecretaris Jansen:
Het tweede kwartaal van dit jaar, zeg ik. Dan hou ik een beetje een slag om de arm.
Het kan al eerder zijn, misschien in april. «April» wordt mij nu ook ingefluisterd,
maar laat ik voor de zekerheid zeggen: in het tweede kwartaal.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de leden. Ik zie verder geen vervolgvragen. Dan zou ik de Staatssecretaris
willen verzoeken om te continueren met zijn derde blokje. Daar zijn we inmiddels.
Staatssecretaris Jansen:
Ja, voorzitter. Dat is het blokje vuurwerk. De heer Buijsse vroeg naar de pyro-pass,
die vanaf 1 oktober in werking is getreden in de Benelux. Hij vroeg wat de ervaringen
bij onszelf en onze zuiderburen waren bij de jaarwisseling en in de maanden erna.
Luxemburg komt trouwens ook op een later moment. Dat heb ik volgens mij al eerder
gezegd. Vanaf 1 januari van dit jaar zijn verkopers in Nederland van onder andere
professioneel vuurwerk verplicht om die pyro-pass te checken. Er zijn in Nederland
op dit moment 25 pyro-passes verstrekt. Het aanvraagproces verloopt dus goed. In Benelux-verband
worden op regelmatige basis ervaringen uitgewisseld. Maar het is nog wel erg vroeg
om iets te kunnen zeggen over de effecten van de pyro-pass, zeg ik tegen de heer Buijsse.
Daarvoor is de tijdspanne waar we het over hebben, gewoon te kort.
Dan heb ik wederom een vraag van de heer Buijsse, van de VVD. Hij vroeg: hoe zijn
de contacten met Duitsland over de pyro-pass en worden hierin stappen gezet? De deelstaat
Noordrijn-Westfalen neemt deel aan de werkgroep die zich in Benelux-verband bezighoudt
met vuurwerk. Zij staan positief tegenover de pyro-pass. Samen met mijn collega de
Minister van Justitie en Veiligheid en met Frankrijk lopen we Europees gezien ook
voorop om te komen tot scherpe maatregelen om de illegaliteit van vuurwerk uit de
F4-klasse aan te pakken. Ook met Duitsland wordt over dit onderwerp gesproken. Op
die manier proberen we de landen om ons heen dus mee te krijgen. Want anders krijg
je hier nog steeds vuurwerk dat eigenlijk verboden is, bijvoorbeeld F4, als het in
landen om ons heen niet is afgedekt. Dat was ook een discussie tussen Kamerleden onderling.
Ik heb nog een vraag van de heer Buijsse: kan de Staatssecretaris inschatten of er
zicht is op strakke Europese regelgeving tegen de productie en illegale handel van
zwaar F4-vuurwerk op korte termijn? De evaluatie van de Pyrorichtlijn wordt binnenkort
door de Europese Commissie afgerond. Het is nog niet duidelijk of deze evaluatie gaat
leiden tot een herziening. Dat is wel de wens van Nederland. Dat is onze inzet. Samen
met mijn collega de Minister van JenV voer ik binnen de EU diverse gesprekken om de
problematiek aan te kaarten en te proberen die op te lossen. We trekken daarin overigens
samen op met Frankrijk. Het maken van afspraken is wel een proces van een lange adem,
maar er lijkt gelukkig langzaamaan steeds meer beweging in te komen. Zodra er meer
bekend is over de uitkomsten en het vervolg van de evaluatie van de Pyrorichtlijn
zullen we u daarvan op de hoogte stellen. De verwachting is dat dat voor de zomer
gebeurt.
Er is nog een vraag van de heer Buijsse: zal er een verbod komen voor de productie
dan wel verkoop van zwaar vuurwerk aan consumenten in heel Europa? Op dit moment is
er al een verbod om professioneel vuurwerk te verkopen aan consumenten. Europees zetten
wij ons er ook voor in om de productie van de zogenoemde flashbangers – sorry, meneer
Boutkan, het is wederom Engels – binnen de Europese Unie te verbieden, omdat deze
vrijwel geen professionele markt kennen. Of dat lukt, is mede afhankelijke van de
evaluatie van de Pyrorichtlijn en de opvolging die de Europese Commissie daaraan geeft.
Vanuit Nederland is dat wel de inzet die wij plegen.
Er is nóg een vraag van de heer Buijsse. Volgens mij was hij de enige die hier heel
veel vragen over stelde. Hij vroeg hoe het proces in het kader van de evaluatie van
de Pyrorichtlijn er vanaf nu uitziet en of ik de Kamer specifiek over dit onderwerp
wil informeren wanneer hierover meer informatie uit Brussel beschikbaar komt. Nou,
ik heb net al gezegd dat de evaluatie voor de zomer wordt afgerond door de Europese
Commissie. Vanuit Nederland is er ook actief bijgedragen aan deze evaluatie. Of dat
een herziening gaat opleveren, moeten we natuurlijk nog afwachten. Mijn collega van
JenV en ik zullen u wel blijven informeren over de ontwikkelingen. De Europese Commissie
zal naar verwachting in 2025 hierover een besluit nemen.
Een andere vraag is wat de inzet van Nederland op Europees niveau is. Ik gaf net al
in andere woorden aan wat onze inzet is. Eigenlijk praten we over twee prioritaire
onderwerpen. Enerzijds is dat het verbeteren van de kwaliteit van het consumentenvuurwerk,
onder andere door samenwerking tussen lidstaten en het met elkaar afspreken van conformiteitsprocedures.
En het tweede punt waarop we inzetten, is het aanpakken van illegale handel en het
illegale gebruik van zwaar, professioneel vuurwerk. De flashbangers heb ik net al
genoemd, maar het gaat bijvoorbeeld ook over het maximeren van kruitgewicht, flitspoeder,
track-and-tracesystemen en het invoeren van een Europese pyro-pass.
Ik heb nog drie vragen, voorzitter.
Wie zijn de partners van Nederland bij de inzet op Europees niveau? Volgens mij heb
ik net al iets gezegd over hoe we daarvoor in Benelux-verband optreden en dat we natuurlijk
ook proberen om daarin op te trekken met Frankrijk en Duitsland. In het verder brengen
van de Nederlandse inzet op EU-niveau wordt ook door de Minister van Justitie en Veiligheid
en mijzelf samengewerkt met onder andere de Inspectie Leefomgeving en Transport, maar
ook met de politie.
Een andere vraag was of ik van plan ben om een duidelijke handreiking op te stellen
voor gemeenten om hen te helpen bij het eenduidig borgen van vuurwerkopslag binnen
de gemeentegrenzen. Tja, u zal er niet blij van worden, want het is een procesantwoord.
Dat zeg ik maar heel eerlijk. Zowel in het gesprek met het Veiligheidsberaad als in
de brief van 18 februari jongstleden zijn de mogelijkheden benoemd voor de gemeenten
om in het omgevingsplan vuurwerkopslagplaatsen uit woonwijken te weren. Dat is maatwerk
en is natuurlijk afhankelijk van de situatie, dus een afweging die de gemeente zelf
moet maken. Op dit moment voert het RIVM overigens wel onderzoek uit naar het huidige
pakket aan veiligheidsmaatregelen. De onderzoeksresultaten wachten wij af om te kijken
of we aanvullende maatregelen moeten opstellen, bijvoorbeeld het uitwerken van die
handreiking. Maar ik wil daar niet op vooruitlopen. Dat heb ik al meerdere keren gezegd.
Dan ben ik bij de laatste vraag van de heer Buijsse. Hij vraagt of ik objectieve informatie
heb die kan helpen bij het vaststellen van een compensatie en of ik een idee heb van
hoe scenario's voor compensatie eruit kunnen zien. Volgens mij hebben we daar op 19 februari
een debat over gehad. Daarin heb ik aangegeven dat wij met drie scenario's gaan komen.
Volgens mij heeft u dan een aardig beeld van wat er speelt.
De voorzitter:
Zo meneer Buijsse, een heel blokje helemaal voor uzelf. Dat zien we ook niet elke
dag. Maar u heeft vast nog wel een beetje vuurwerk voor ons in petto. Ik geef u graag
het woord.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel. Ook dank aan de Staatssecretaris voor dit deel van zijn beantwoording.
Ik heb eigenlijk nog drie kleine vragen.
Die pyro-pass. Er zijn dus 25 pyro-passes verstrekt. Dat is al een goed begin, denk
ik. Maar wat denkt u dat het potentieel is om uit te reiken? Gaat dat naar de 100
toe? Of is dat 200? En wat doet u eraan om naar dat potentieel toe te werken?
Dan even over de Europese richtlijn. De evaluatie loopt. Daar horen we voor de zomer
meer over...
De voorzitter:
Meneer Buijsse, was dat uw eerste vraag en bent u nu al bezig met uw tweede interruptie?
Want anders doen we eerst...
De heer Buijsse (VVD):
Nee, ik heb gewoon drie vraagjes.
De voorzitter:
Oké. Dat gaan we niet in één interruptie doen.
De heer Buijsse (VVD):
O, zijn dat dan drie interrupties?
De voorzitter:
We doen één vraag per interruptie. Ik wil de Staatssecretaris dus vragen om in ieder
geval te reageren op die eerste vraag.
Staatssecretaris Jansen:
Het is niet het doel op zich om een bepaald aantal te halen. We hebben natuurlijk
wel een discussie gehad, ook laatst in het plenaire debat, over werken met uitzonderingen.
Als je dat zou doen, dan heb je professionele afstekers nodig, om het zo maar even
te noemen. Hoeveel zijn dat er dan? Op dit moment zitten we op 25, dus daar zijn we
heel blij mee, maar als ik met 40 alles afdek, ben ik ook heel blij. En als het er
100 zijn, ben ik net zo blij. Maar uiteindelijk is het natuurlijk wel het idee om
het gewoon helemaal af te dekken.
De heer Buijsse (VVD):
Oké. We zitten in deze ordegroottes te praten, dus dat is dan even waar het over gaat.
Dan de tweede interruptie, voorzitter. Die gaat over de Europese richtlijn en de aanpak
van Nederland. Ik waardeer de inzet. Ik waardeer ook de inzet op dat het samen met
Frankrijk verloopt. De vraag is eigenlijk: steunt Duitsland jullie daar ook in? Welke
landen zijn nou eigenlijk zo lastig? Want uiteindelijk zouden we toch allemaal de
inzet die Nederland doet, moeten omarmen?
Staatssecretaris Jansen:
Noordrijn-Westfalen noemde ik ook, maar zij trekken hierin met ons op, dus wij hopen
ook de rest van Duitsland erbij te betrekken. Ik zal niet zeggen dat landen lastig
zijn, maar je ziet wel verplaatsingen. Op het moment dat het in een land strikter
wordt aangepakt, zie je een verplaatsing. Afgelopen periode zag je bijvoorbeeld dat
een deel van het zeer zware vuurwerk uit Italië kwam, maar op het moment dat ook daar
de duimschroeven worden aangedraaid, zie je een verplaatsing naar een land in Oost-Europa.
Het is dus net een kat-en-muisspel. Zolang wij hiermee Europees niet met z'n allen
op één lijn komen, zul je zien dat een deel van de aanlevering vanuit landen gaat
komen waarmee er nog geen overeenstemming is of die niet op dezelfde lijn zitten.
De voorzitter:
Ik kijk even naar meneer Buijsse. Is het voldoende beantwoord?
De heer Buijsse (VVD):
Op deze vraag is het voldoende. Maar hoeveel heb ik er nog?
De voorzitter:
U heeft nog één interruptie.
De heer Buijsse (VVD):
Nou, dan wil ik die graag besteden aan de laatste vraag die ik had, over de gemeentes
en de brandweer. Bent u het uiteindelijk met mij eens dat aan de ene kant de brandweer
afgaat op zwaardere criteria voor het opmaken van een brandinstructie – zoals dat
volgens mij heet – terwijl de gemeentes daar lichter over denken? Sorry, ik bedoel:
de branche. Daar zit dus ook gewoon een omissie. Dat onderzoek van het RIVM moet ons
eigenlijk helpen om die omissie op te lossen. Klopt dat? Misschien is het dan namelijk
ook de moeite om even te wachten op dat onderzoek van het RIVM, voordat we iets aangeven
richting de gemeentes en het Veiligheidsberaad. Stel, dat onderzoek kan een antwoord
geven in de trant van: maar dit is het en hiermee is de verwarring ook uit de lucht,
want er is een duidelijke misinterpretatie tussen zaken. Dan zou ik ontzettend geholpen
zijn, om het zo maar te zeggen.
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap uw vraag, hoor. Die vraag is ook gesteld in het overleg dat ik hierover heb
gehad met het Veiligheidsberaad en de burgemeesters. Ik heb aan hen toegezegd dat
ik in ieder geval met ze ga kijken wat er nodig is om dit gemeentelijk te uniformeren.
Dat is wat ik richting hen heb toegezegd. Maar ik heb net ook genoemd dat het op dit
moment vanuit gemeentelijk oogpunt al mogelijk is om daar zelf via de omgevingsvisie
regels voor op te stellen. Alleen, ik snap ook wel dat er wordt gevraagd om meer uniformiteit.
Ik ben daar niet blind voor. Vandaar ook de toezegging die ik gedaan heb.
De voorzitter:
Oké, dank u wel. Dan zie ik dat er geen vragen meer zijn. Dan wil ik de Staatssecretaris
vragen om te starten met het blokje overig. Dank u wel.
Staatssecretaris Jansen:
Dat is gelukkig een dun mapje, voorzitter, maar dun is niet bijna niks. Een vraag
van de heer Boutkan over de koppen in de brief van 21 januari. Kan het zijn dat er
een kop uit het vorige kabinet zit boven op het EU-beleid en hoe verhoudt dit zich
tot eerder gemaakte afspraken? Het platte antwoord is: nee, er zijn geen nationale
koppen, zoals in de brief is toegelicht. Technisch: een nationale kop is Nederlandse
regelgeving die verder gaat dan waartoe een Europese richtlijn die precies dezelfde
materie regelt, verplicht. Nederland heeft een aantal middelen gekozen om een Europees
bepaalde milieukwaliteit te realiseren. Wij hebben in het hoofdlijnenakkoord afgesproken
om daar geen nationale koppen bovenop te zetten. Als er nu onduidelijkheid over is
of iets een nationale kop is of nationaal beleid ... Wij hebben gezegd: vanaf nu geen
nationale koppen erop. Dat wil niet zeggen dat er in het verleden in nationaal beleid
niet een kop heeft gezeten, maar dan is dat op dit moment wel nationaal beleid. We
hebben daar in het hoofdlijnenakkoord over afgesproken dat we niet tornen aan de huidige
al bestaande nationale koppen. Er komen alleen geen nieuwe bij.
De tweede vraag van de heer Boutkan was hoe de circulairplasticnorm rijmt met het
verbod per 2026 van plastic bekers met bioplastics daarin. Het gaat hier om twee verschillende
zaken, zeg ik richting de heer Boutkan. In beide gevallen gaat het wel om plastic,
maar het gaat om hele andere maatregelen. Het ene voorbeeld gaat over de samenstelling
van plastic zelf, dat deels gemaakt moet worden van gerecycled of biogebaseerd plastic;
dat is de circulairplasticnorm. Het andere voorbeeld reguleert het gebruik van plastic
in beperkte en hele specifieke situaties en producten en het bestaande verbod op het
gebruik van wegwerpplastic, -bekers en -bakjes in bijvoorbeeld kantoren. Dit bijt
elkaar verder niet. Het zijn twee gescheiden zaken, maar dit zal ongetwijfeld een
vervolgvraag opleveren.
De volgende vraag van de heer Boutkan was hoe de zin over de afzetmarkt voor circulaire
plastics rijmt met de praktijk van alledag, waarin we regelmatig lezen dat juist bedrijven
in deze sector failliet gaan. Heel plat is het antwoord dat we donderdag een tweeminutendebat
hebben en op 16 april een commissiedebat Circulair, maar ik wil de heer Boutkan wel
aangeven dat de circulairplasticnorm geen kortetermijnoplossing biedt voor de moeilijke
situatie op de recyclemarkt. Het doel van de norm is om bij te dragen aan de grondstoffentransitie.
Op de middellange termijn biedt de norm wél perspectief aan recyclers door de grotere
afname van recyclaat, maar de moeilijke situatie op de markt en de transitie naar
circulair plastic moeten natuurlijk wel in samenhang met elkaar worden gezien. Bij
de verdere besluitvorming hebben we dan ook oog voor beide ontwikkelingen. Heb ik
daarmee op korte termijn een oplossing voor de sector? Nee, die kan ik u op dit moment
niet pasklaar geven.
Nog een vraag van de heer Boutkan: ben ik nog steeds van mening dat de situatie in
de afzetmarkt in verband met de circulairplasticnorm een tijdelijke situatie is? Daarvoor
geldt eigenlijk hetzelfde als wat ik zojuist heb geantwoord: donderdag is het tweeminutendebat
en op 16 april is het commissiedebat Circulair.
Een vraag van de heer Gabriëls van GroenLinks-Partij van de Arbeid: wat kunnen we
precies verwachten als u ons voor de zomer informeert over de herijking van de bodemregelgeving?
Met de herijking van de bodemregelgeving worden de kaders voor secundaire bouwstoffen
onder de loep genomen. Uiteraard kijken we ook waar het mis is gegaan. Voorbeelden
van wat u kunt verwachten, zijn het ontwikkelen van handvatten voor de invulling van
de zorgplicht, zodat helder is hoe en met welke eigenschappen van bouwstoffen rekening
moet worden gehouden, en ervoor zorgen dat het bevoegd gezag meer zicht krijgt op
de toepassing van deze secundaire bouwstoffen. Ook een vergunningplicht wordt onderzocht
als beleidsoptie. Het voornemen is om in het Circulair Materialenplan de verplichting
op te nemen om alle AVI-bodemassen te reinigen tot een kwaliteit die voldoet aan de
normen uit de bodemregelgeving voor een vrije toepassing op de bodem.
Ik heb nog een vraag van de heer Gabriëls; dat is de laatste: kan ik toezeggen dat
de regels zo worden herzien dat het gebruik van de veilige variant, de gewassen bodemassen,
bevorderd wordt ten opzichte van de onveilige variant? Ongewassen bodemassen worden
nu nog toegepast in immobilisaat. Wij zetten in op een aantal maatregelen om het gebruik
te verbeteren, zoals het voornemen om in het Circulair Materialenplan de verplichting
op te nemen om alle AVI-bodemassen verplicht te reinigen tot de net genoemde kwaliteit,
de norm voor de bodemregelgeving, voor een vrije toepassing op de bodem. Daarnaast
is de Branchevereniging Immobilisatiebedrijven bezig met de herziening en actualisatie
van de beoordelingsrichtlijn voor immobilisaat; voor de fijnproever: de BRL 9322.
Deze richtlijn bevat ook voorschriften voor producenten die zijn gericht op kwaliteitsborging
van het produceren van immobilisaat. Ook wordt binnen de lopende herijking van de
bodemregelgeving op dit moment gewerkt aan het oplossen van knelpunten in de praktijk.
Dat was ’m.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar meneer Boutkan voor een vraag. Gaat uw gang.
De heer Boutkan (PVV):
Ik kon mijn eigen krabbels niet eens meer terugvinden, zo snel ging het. Laat ik maar
even beginnen met wat me nog het meest voor de geest staat: het antwoord op mijn vraag
over de sectoren en hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen de tijdelijkheid van toen.
Ik krijg namelijk een antwoord in de trant van: middellange termijn, als er een recyclaat
wordt toegevoegd. Maar we zien links en rechts nu al op- en aanmerkingen binnenkomen
over het Circulair Materialenplan, over dat het toepassen van recyclaat een heel lastig
traject gaat worden. De vraag die er nog steeds is bij de PVV en die ik nogmaals aan
de Staatssecretaris zou willen stellen, is of er eigenlijk nog wel een bedrijf over
is in Nederland wanneer we eindelijk toekomen aan die middellange termijn of dat recyclaat.
Want de een na de ander valt momenteel om. De teller staat nu op negen, geloof ik.
Zo veel hebben we er niet meer. Er sluiten grote bedrijven. De eerste vraag die ik
heb, is dus: zijn er dan nog wel bedrijven over die dit in Nederland kunnen doen?
Staatssecretaris Jansen:
Ik snap de vraag van de heer Boutkan. Ook wij zien wat er gebeurt. Ik kan natuurlijk
geen enkele garantie geven wat betreft of bedrijven wel of niet omvallen. We zien
echter wel de problematiek waarmee ze te maken hebben en proberen daarop te anticiperen.
Alleen, dan zit je met de korte, middellange en lange termijn. Iets wat op middellange
en lange termijn heel goed kan zijn, kan op korte termijn soms een onbedoeld neveneffect
hebben. Daar zijn we naar aan het kijken. We hebben zeker niet de intentie om die
bedrijven te laten omvallen, want juist deze bedrijven lopen voorop. Volgens mij is
dit waar we uiteindelijk met z'n allen naartoe willen. Het zou dus heel zonde zijn
als heel veel van deze bedrijven omvallen terwijl wij ze op lange termijn gewoon nog
keihard nodig hebben.
De heer Boutkan (PVV):
Even spieken.
De voorzitter:
U heeft nog twee interrupties.
De heer Boutkan (PVV):
Nog twee. Nou, dan zal ik eerst die andere even doen, namelijk over de circulairplasticnorm,
zoals u dat zelf schrijft, en het antwoord dat dat twee verschillende zaken zijn.
Alleen, als ik die brief erbij pak over – wat was het? – handhaving milieuwetgeving
van 21 januari 2025, zie ik dat daarin staat dat u samen met het Ministerie van Klimaat
en Groene Groei werkt aan een wetsvoorstel voor de circulairplasticnorm. Zoals ik
het lees, gaat u daarin iets zeggen over polymeren en dergelijke. We hebben natuurlijk
die eindeloze discussie gehad over het kartonnen bekertje, waar volgens de technische
sessie polymeren in zitten. Ik blijf daarover zeuren, want er zijn nou eenmaal kartonnen
bekertjes die een inhoud hebben op biobasis.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
De heer Boutkan (PVV):
De vraag is dan: hoe moet ik dat nou zien in het licht van wat hier geschreven staat,
zonder te zeggen dat dat twee verschillende dingen zijn? Ik zou zeggen: leg het mij
gewoon eens uit in jip-en-janneketaal.
Staatssecretaris Jansen:
Daar heb ik iets meer tijd voor nodig. Ik kom daar in tweede termijn uitgebreider
op terug. Dan probeer ik het in jip-en-janneketaal te doen, want daar zijn we volgens
mij allemaal heel goed mee geholpen.
De voorzitter:
En dan niet in het Engels, hoop ik, Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Ik zal proberen Engelse termen te voorkomen, voorzitter.
De voorzitter:
Dat doet meneer Boutkan denk ik ook deugd. Ik kijk even of hij nog vervolgvragen heeft,
en anders zie ik meneer Bamenga zijn vinger nog opsteken. U heeft nog één interruptie,
meneer Boutkan. Het hoeft natuurlijk niet, maar als u dat graag wil, gaat u dan vooral
uw gang. Meneer Bamenga, u mag eerst van meneer Boutkan. Wat een geluk!
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, meneer Boutkan. Ik heb een verduidelijkende vraag. De motie waar ik het
net over had, de motie-Hagen over het stopzetten van de productie van pfas, bestaat
uit twee delen. Enerzijds gaat die over in gesprek gaan met Chemours om uiterlijk
in 2025 te stoppen met de pfas-productie. Aan de andere kant gaat die over het in
kaart brengen van de juridische en wetgevende mogelijkheden. Ik begrijp van de Staatssecretaris
dat wij uiterlijk in Q1 over beide punten geïnformeerd worden. Klopt dat?
De voorzitter:
Staatssecretaris, klopt dat?
Staatssecretaris Jansen:
Ja, dat klopt. Overigens was dit, als ik me niet vergis, een vraag uit het vorige
blokje en niet uit dit blokje.
De voorzitter:
De duidelijkheid is er nu in ieder geval. Dus dank, Staatssecretaris. Ik kijk even
rond of er nog vragen zijn. Meneer Boutkan, voor zijn laatste interruptie.
De heer Boutkan (PVV):
Ik heb een vraag naar aanleiding van de beantwoording over de bedrijven in de circulaire
economie. We hebben daar al eens eerder aandacht voor gevraagd. Ik vraag het dan maar
nogmaals. Kan de Staatssecretaris gewoon in contact treden met deze bedrijven? Dat
is gewoon een vraag aan u. Kunt u rechtstreeks in contact treden, dus niet middels
allerlei tussenpersonen en dergelijke? Kunt u gewoon persoonlijk in contact treden
met deze industrie? Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
Staatssecretaris Jansen:
Ik ben daar zeker toe bereid, zeg ik tegen de heer Boutkan. Daarnaast ben ik met Minister
Hermans van Klimaat en Groene Groei in gesprek om te kijken of er mogelijkheden zijn
met een overbruggingsregeling. Het is dus echt niet zo dat we het op zijn beloop laten;
we proberen stappen te zetten. Maar ik ben zeker ook bereid om met vertegenwoordigers
van deze bedrijven het gesprek aan te gaan, want ik zie de urgentie hiervan ook. Ik
zeg heel eerlijk: af en toe krijg ik ook een noodkreet te horen via social media.
Ik weet dus hoe hoog de nood is.
De voorzitter:
Wordt de Kamer daarover geïnformeerd, Staatssecretaris?
Staatssecretaris Jansen:
Ik zal de Kamer daarover informeren.
De voorzitter:
Wanneer?
Staatssecretaris Jansen:
Dat is afhankelijk van wanneer ik contact daarover heb. Laat ik zeggen: drie weken
na het contact rapporteer ik terug. Maar ik moet natuurlijk eerst in mijn agenda kijken
wanneer ik daar ruimte voor heb.
De voorzitter:
Oké. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn aan de zijde
van het kabinet. Dank voor de beantwoording, zeg ik tegen de Staatssecretaris.
Dan gaan we door met de tweede termijn aan de kant van de Kamer. U heeft allen 1 minuut
en 40 seconden voor uw tweede termijn. Ik wil u meegeven dat u in deze tweede termijn
kunt aangeven of u een tweeminutendebat wilt aanvragen. We beginnen met meneer Boutkan
namens de Partij voor de Vrijheid. Gaat uw gang.
De heer Boutkan (PVV):
Voorzitter. Ik hou het kort. Ik kijk reikhalzend uit naar de beantwoording die we
nog gaan krijgen van deze Staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Gabriëls, gaat uw gang.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik wil graag een tweeminutendebat aanvragen. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat
er zo snel mogelijk een GER komt op basis van de concept-MER en de methodiek van het
RIVM, en dat die GER als harde voorwaarde wordt verankerd in de maatwerkafspraken?
Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij per brief inzicht geeft in hoe hij de bovenwettelijke
gezondheidseisen juridisch gaat borgen? Kan de Staatssecretaris toezeggen met een
brief te komen waarin de consequenties staan als Tata zich niet aan de maatwerkafspraken
houdt? Want die vraag is in de eerste termijn nog niet gesteld.
De voorzitter:
Ik ga u wel heel even onderbreken nu, want meneer Buijsse heeft nog een interruptie
voor u. Gaat uw gang.
De heer Buijsse (VVD):
De heer Gabriëls wil heel graag een GER in de maatwerkoplossingen. Maar wat als dit,
zoals de Staatssecretaris ook al aangaf in zijn vraag aan mij, meer tijd kost en tot
meer gezondheidsschade leidt? Hoe reageert de heer Gabriëls daarop?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Dat is een goede vraag. Wij willen heel graag dat het concreet en juridisch geborgd
kan worden als er wordt gezegd dat we gezondheid willen meenemen in de maatwerkafspraken.
Het moet geen vage afspraak blijven die slechts op papier bestaat. Het moet duidelijk
zijn wat de gezondheidseisen zijn. We hebben namelijk het normale VTH-stelsel, waarin
op basis van het OVV-rapport is vastgesteld dat dit de gezondheid niet borgt. Daarbovenop
komen de bovenwettelijke afspraken. Die moeten worden geconcretiseerd en juridisch
geborgd. Dat is belangrijk, want dan weet je waarvoor je miljarden vrijmaakt. Dat
is dus heel belangrijk. Het is heel gek, want er zou een MER moeten liggen en een
GER gemaakt zijn. Vorig jaar is er een motie ingediend om daar per direct mee te beginnen.
De uitkomsten hiervan moeten vervolgens juridisch worden verankerd in de maatwerkafspraken.
Het is niet voldoende om te zeggen: we nemen gezondheid mee. Ja, maar hoe dan? Wat
precies? Hoe borg je dat? Dat is het antwoord.
De voorzitter:
Ik sta in deze tweede termijn niet veel meer dan twee interrupties toe. Ik wil u dat
meegeven voordat u aan deze interruptie begint. Als u dat graag wilt, geef ik u hierbij
het woord.
De heer Buijsse (VVD):
Ik wil hier inderdaad geen ellenlang debat van maken, maar ik heb wel een vraag ter
verduidelijking. Volgens mij heeft de Staatssecretaris aangegeven dat hij naar een
letter of intent wil, een afsprakenlijst waarin ook afspraken over gezondheid zullen
worden opgenomen. Dat is geen GER. Een letter of intent is, net als een GER, een juridisch
instrument. Daarmee kun je op vrij korte termijn gewoon aan de slag. Ik vraag me richting
de heer Gabriëls af: wat is daar mis mee? Wat is er mis met deze aanpak? Dat vraag
ik me af.
De voorzitter:
Duidelijk. Meneer Gabriëls, wat is daar mis mee?
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Als er extra gezondheidseisen komen, die zijn toegezegd en die we met z'n allen willen,
is het goed dat die geconcretiseerd worden. Als dat gebeurt via, met dat Engelse woord,
een joint letter of intent, is dat goed, maar een gezondheidseffectrapportage maakt
concreet – dat heeft de Expertgroep Gezondheid IJmond ook gezegd – welke eisen dat
precies zijn. Als dat buiten elkaar om gaat lopen, ga je straks afspraken maken zonder
dat je precies weet wat er uit die gezondheidsrapportage komt. Dat is één.
Twee. Er is nog een andere motie aangenomen – dat wordt ook omschreven in de brief
die de Staatssecretaris gestuurd heeft – om ook te gaan kijken naar het aanpassen
van de wet- en regelgeving, überhaupt bij vergunningverlening, om gezondheid daarin
meer een plek te geven. In het OVV-rapport is namelijk aangegeven dat het VTH-stelsel
op dit moment de gezondheid niet borgt. Op de langere termijn moeten we ernaartoe
dat de wetgeving dusdanig wordt aangepast dat gezondheid, en niet een bepaalde norm,
de basis is voor vergunningverlening. Ik vind het dus goed dat er een joint letter
of intent komt met daarin juridische afspraken, als het inderdaad juridische afspraken
zijn, maar ik vind dat daar zo concreet mogelijk de gezondheidsadviezen van de expertgroep
in moeten worden opgenomen. Het concretiseren van de gezondheidseisen komt in die
GER naar voren.
De voorzitter:
Nee, we gaan niet nog eens buiten de microfoon met elkaar in debat. Meneer Gabriëls,
dank u wel. Zou u uw tweede termijn willen vervolgen? Ik weet niet of u nog weet waar
u was gebleven, maar dat kunt u dan nu even opzoeken en dan kunt u uw betoog vervolgen.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Ik heb net twee vragen gesteld. De laatste was of de Staatssecretaris kan toezeggen
met een brief te komen over de consequenties. Op het moment dat er maatwerkafspraken
gemaakt zijn en de miljarden verdeeld zijn, maar Tata zich niet aan de afspraken houdt
of er overtredingen plaatsvinden, waardoor de gezondheid niet wordt geborgd, wat zijn
dan de consequenties? Kunnen we – dat was ook een vraag – de vergunningen nog intrekken
of aanscherpen ná de maatwerkdeal?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan het lid Kostić voor haar tweede termijn. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter, nog even voor de duidelijkheid, met name richting de VVD, denk ik. We
hebben afgesproken dat we gaan kijken naar gezondheid als randvoorwaarde voor de maatwerkafspraken.
Daar gaan wij politiek niet over, want anders wordt het cherrypicking, maar daar hebben
we een expertgroep voor aangewezen en dat is die Expertgroep Gezondheid IJmond. Die
zegt: een onderdeel van het proces is de GER; die heb je nodig om in beeld te brengen
wat dan genoeg is voor de gezondheid. Zij hebben zelf in beeld gebracht welke emissies
naar beneden moeten worden gebracht; zo moet de emissie van kankerverwekkende paks
met 90% worden gereduceerd. Volgens een motie van de Tweede Kamer moet het kabinet
dat meenemen in die maatwerkafspraken: gewoon keihard juridisch borgen. Dat is het
punt.
Mijn vraag aan ...
De voorzitter:
Ik ga hier wel heel even op ingrijpen, want meneer Buijsse is niet aan het woord en
u doet nu eigenlijk een interruptie op meneer Buijsse. We zijn weliswaar nog onderling
in debat, maar dit is niet heel erg netjes richting iemand die geen interrupties meer
heeft en zich nu niet kan verdedigen. Ik ga hem dus zo meteen wel toestaan om hier
nog even op te reageren, maar weet dat het niet gebruikelijk is.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Het was meer voor de hele Kamer. Ik noemde de VVD specifiek, maar het was voor de
hele Kamer en ook voor het kabinet, om nog even duidelijk te maken hoe het zit.
Ik wil heel graag weten wat er nou precies in die joint letter of intent komt. Zijn
de GER en de MER dan klaar? Want die wil je eerst hebben. Je wilt inzichtelijk hebben
wat het plan überhaupt gaat opleveren aan gezondheidseffecten, zodat je weet of je
daarin nog moet bijsturen. Is dat klaar voor de joint letter of intent?
Dan wil ik de Staatssecretaris vragen om toe te zeggen dat hij deze maand, het liefst
voor het tweeminutendebat van deze commissie, concreet zal reageren op de brief van
omwonenden over het gefaalde OFL-beleid.
Tot slot. Er is een motie van onder andere de Partij voor de Dieren aangenomen in
september 2024, waarin staat: «verzoekt de regering om medio 2025 te komen met een
aanscherping en verdere uitwerking van de actieagenda, met een overzicht van concrete
(kwantificeerbare) doelen en bijbehorende acties (inclusief tijdspad) gericht op merkbare
verbeteringen van de bescherming van gezondheid». Begrijp ik de Staatssecretaris goed
dat we dat in april krijgen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb ’m overigens wel zo op mijn toezeggingenlijst genoteerd, maar de
Staatssecretaris mag er zo meteen nog even op ingaan.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Misschien nog even ter verduidelijking, als u mij toestaat: het gaat mij dus niet
alleen om het tijdspad van de actieagendapunten die er al in staan, dus om al die
onderzoeken, maar ook over een verdere aanscherping. We hebben destijds namelijk geconstateerd
dat die onderzoeken wel leuk en aardig zijn – dat moet ook gebeuren – maar dat je
ook moet kijken wat er nog meer gedaan kan worden, en daar ging die motie over.
De voorzitter:
Ik kom straks, aan het einde, met een lijst met toezeggingen en dan kunnen we het
nog even verder concretiseren, samen met het kabinet. Meneer Buijsse, het woord is
aan u voor uw tweede termijn.
De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil het graag kort houden. Ik heb in ieder geval heel veel
vragen gesteld. Ook heb ik veel aan beantwoording terugontvangen van de Staatssecretaris
over vuurwerk, vooral in Europese context. Ik waardeer de inzet van Nederland in Europa;
de inzet van de Staatssecretaris en zijn collega van JenV is goed. Verder heb ik me
een klein beetje bemoeid met de pfas-discussie en met de GER- en MER-discussie. Ik
wil er uiteindelijk wel gewoon voor waken, jongens – en meisjes; ik bedoel iedereen,
sorry – dat we verzanden in woorden en interpretaties van deze woorden, terwijl de
intentie van het kabinet volgens mij precies is zoals de Kamer heeft opgedragen. Ik
denk dat als we die GER heel zwaar gaan juridificeren, we veel verder van huis komen
qua gezondheidsvoordelen ten opzichte van het proces zoals dat nu loopt. Dat steun
ik van harte.
De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):
Stel dat er maatwerkafspraken gemaakt zijn en er een joint letter of intent is die
juridisch te borgen is, maar Tata vervolgens over een bepaalde norm heen gaat, waardoor
de gezondheid niet geborgd wordt; vindt de VVD dan dat de vergunningen van Tata weer
aangescherpt moeten worden of zelfs ingetrokken zouden kunnen worden door een omgevingsdienst?
De heer Buijsse (VVD):
Ik laat het kabinet vrij om daarin eigen afwegingen en keuzes te maken, maar ik kan
me heel goed voorstellen dat in een intent ook clausules worden opgenomen over «escalatie»,
zoals je dat noemt. Als iets niet volgens de afspraken verloopt, staat daarin wat
er dan gebeurt. Dat kan in allerlei vormen zijn. Ik spreek daar niet een voorkeur
voor uit. Ik laat het aan het kabinet om daarover zelf met voorstellen te komen. Maar
ik heb zeker interesse in de precieze uitwerking daarvan.
De voorzitter:
Ik zie toch nog een vervolgvraag van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De VVD probeert het een beetje plat te slaan tot een soort definitiestrijd. Daar gaat
het niet om. Het gaat erom dat we kijken wat er nodig is om die gezondheid voldoende
te borgen. We hebben daarvoor de expertgroep aangewezen. Die heeft een aantal hele
concrete punten. Laten we de GER nog even opzijzetten. Het gaat onder andere ook om
die 90% reductie van die kankerverwekkende stoffen. Daarvan zegt die expertgroep:
die reductie is gewoon nodig; daar hebben jullie ons voor aangewezen. Is de VVD bereid
om die adviezen van de Expertgroep Gezondheid dusdanig te omarmen dat ze zegt: als
die adviezen straks niet in die maatwerkafspraken zitten, dan gaat de VVD daar niet
in mee?
De heer Buijsse (VVD):
Het kabinet heeft een kabinetsreactie gegeven op de adviezen van de expertgroep. Dat
was wat ons betreft een genuanceerd verhaal. Daar hebben wij vrede mee.
De voorzitter:
Tot slot uw laatste vraag, lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Precies. Nu komt het puntje bij het paaltje: de VVD is eigenlijk gewoon niet geïnteresseerd
in die gezondheid. Het gaat de VVD erom dat het belastinggeld van onze burgers die
het geld keihard nodig hebben, zo snel mogelijk aan een bedrijf wordt gegeven dat
jarenlang verzaakt heeft te investeren in een toekomstbestendig bedrijf. Er zijn heel
veel economen die waarschuwen dat Tata straks aan het belastinginfuus hangt. Is de
VVD bereid om verantwoordelijkheid te nemen op het moment dat we 1 miljard à 2 miljard
investeren in Tata, maar vervolgens blijkt dat die investering onvoldoende is en de
belastingbetaler meer moet betalen? Gaat de VVD daar de verantwoordelijkheid voor
dragen?
De heer Buijsse (VVD):
Ik heb dit ook eerder in dit debat aangegeven. Ik denk dat er wellicht een verschil
zit tussen de Partij voor de Dieren en de VVD als het gaat over de ambitie wat betreft
de gezondheid. Dat is ook duidelijk geworden in dit debat. Tegelijkertijd zeggen we
als VVD ook dat we pragmatisch zijn. Wellicht kunnen we niet voor de volle honderd
procent de doelstelling van de Partij voor de Dieren halen ...
Kamerlid Kostić (PvdD):
Nee, van de expertgroep.
De heer Buijsse (VVD):
Het equivalent daarvan is de doelstelling van de expertgroep, maar het zou ons al
heel veel waard zijn als we grote stappen zouden kunnen zetten in een tijdframe dat
gewoon binnen de maatwerkafspraken zou passen. Tegelijkertijd is onze zorg dat als
we die ambitie wel zouden omarmen, we in een juridisch traject komen dat ellenlang
gaat duren, waardoor de omwonenden veel langer last gaan krijgen van gezondheidsschade.
Dat is ook niet wat we willen.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Bamenga.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Staatssecretaris bedanken voor de antwoorden. Ik
heb nog een aantal vragen. Om te beginnen merk ik nog op dat ik het bizar vind dat
de VVD kenbaar maakt dat die andere ambities heeft op gezondheid. Als het goed is,
zouden we met z'n allen dezelfde ambitie moeten hebben op gezondheid, want dat is
volgens mij het allerbelangrijkste. Zonder een goede gezondheid kun je namelijk heel
weinig.
Dank voor de toezegging dat we het saneringsplan in april mogen ontvangen. Het was
voorzichtig, maar ik heb zelf «in april» opgeschreven.
Verder was ik nog benieuwd welke lessen de Staatssecretaris trekt uit de situatie
in België. Ik bedoel dus het samenstellen van het overzicht van de pfas- en ZZS-lozingen.
Welke lessen trekt de Staatssecretaris daaruit, zodat het eventueel sneller zou kunnen
in Nederland? Als dat niet sneller kan, ben ik benieuwd naar wat de Belgen wel doen
wat wij niet kunnen.
De toezegging rondom de uitfasering van blusschuim heb ik gemist. Misschien wil de
Staatssecretaris daar nog op terugkomen.
Ik had nog een vraag gesteld over het gemiddelde. Dat laat ik nu even voor wat het
is.
Ik wil tot slot nog een opmerking maken over de Kamervragen die onlangs beantwoord
zijn, volgens mij zelfs vandaag, over pfas. Ik vond dat ze ontzettend summier en ook
slecht waren beantwoord. Ik heb er in dit debat weinig over gezegd, maar ik kom daar
zeker nog op terug.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee beëindig ik nu de tweede termijn van de Kamer. De Staatssecretaris
heeft aangegeven vijf minuten nodig te hebben voor het voorbereiden van de beantwoording,
dus ik ga voor enkele minuten schorsen. Dan komen wij zo meteen bij u terug voor de
tweede termijn van het kabinet. Dank u wel en tot straks.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen dit commissiedebat Externe veiligheid. Ik zou graag het woord willen geven
aan de Staatssecretaris voor de beantwoording in de tweede termijn. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Jansen:
Dank, voorzitter. Richting de heer Boutkan: ik kom er in een brief richting u op terug,
in jip-en-janneketaal, zonder Engelse termen, voor het debat van 16 april.
De voorzitter:
Ik hoor dat meneer Boutkan zegt dat u geweldig bent. Dat wou ik toch even op band
gememoreerd hebben.
Staatssecretaris Jansen:
Dan zijn we allebei blij. Dan kom ik bij de heer Gabriëls. Die heeft mij vier vragen
gesteld. De eerste vraag: kan ik toezeggen dat er zo spoedig mogelijk een GER komt
en dat dat ook een harde voorwaarde is? Het antwoord is: ja, natuurlijk snap ik het
ongeduld van de heer Gabriëls en ook de wens om tot harde en geborgde afspraken te
komen. Dat willen wij natuurlijk als kabinet ook. Ik heb u al toegezegd in een brief
het hele proces tot een maatwerkafspraak, inclusief tussenstappen, te gaan schetsen.
Dat zal ik ook richting u gaan doen.
De tweede vraag is: kan ik per brief toezeggen hoe gezondheid wordt geborgd? Zoals
in de eerste termijn ook aangegeven, neemt het kabinet de resultaten van de GER, indien
beschikbaar, mee. Dat is geen harde randvoorwaarde voor de afspraken.
Tegelijkertijd, en dat is eigenlijk ook uw derde vraag: wat gebeurt er als Tata zich
niet houdt aan de afspraken? Wat zijn dan eventuele consequenties? We hebben de joint
letter of intent – sorry, ik heb nog geen Nederlands woord daarvoor – waarin wij vastleggen
welke afspraken wij maken. Ook daarover zullen wij u per brief informeren. Op die
manier proberen wij dat vorm te geven. Dus ja, dat is het antwoord dat ik ook in eerste
termijn volgens mij op vier verschillende manieren heb geprobeerd te geven.
De laatste vraag van de heer Gabriëls. Kunnen we de vergunningen nog aanscherpen na
de maatwerkafspraken? Het antwoord is: ja, het reguliere proces van vergunningverlening,
toezicht en handhaving blijft intact. De provincie is wel bevoegd gezag en blijft
in dezen uiteindelijk natuurlijk leidend, maar ja, het kan dus wel na afloop van.
Dan kom ik bij twee vragen van het lid Kostić. Kan ik per brief reageren op de reactie
van de omwonenden op het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving rond zijn advies? Op dit
moment is het bezig dat advies af te ronden. Op basis daarvan komen wij voor de zomer
met een voorstel naar de Kamer. Dan zullen we ook reageren op de brief van de omwonenden.
Tegelijkertijd, zeg ik richting het lid Kostić, zullen we ook eerder natuurlijk richting
omwonenden antwoorden, zodat zij op de hoogte zijn van deze procesmatige behandeling.
Maar richting de Kamer reageren we in ieder geval voor de zomer.
Dan heb ik een tweede vraag van het lid Kostić. Die ging over verdere aanscherping
van de actieagenda. Hoe staat het daarmee? Ik heb volgens mij al aangegeven: in april
zal ik een voortgangsbrief sturen. Daarin zal ik ook een tijdschema opnemen. In die
voortgangsbrief zullen we ook specifiek ingaan op de motie van het lid Kostić om te
komen tot verdere aanscherpingen.
Dan heb ik nog een laatste vraag. Die is van de heer Bamenga. Die ging er ook over
wat we onder andere van België leren. België is wel anders georganiseerd dan wij.
Wij zijn decentraal. België is meer gecentraliseerd, dus die hebben daar een andere
manier van ingrijpen. Wij hebben het VTH-stelsel zoals wij dat hebben vormgegeven,
waarbij de gemeente of provincie het bevoegd gezag is. België heeft dat op een andere
manier vormgegeven, dus werken ze daar ook op een andere manier mee. Dat laat onverlet
dat we wel in goed contact staan met Vlaanderen en dat we ook wel van elkaar proberen
te leren, zeg ik ook richting de heer Bamenga. België geeft overigens ook aan dat
zij van ons leren wat betreft het zeerzorgwekkendestoffenbeleid. Het is dus een wisselwerking.
Dan was er nog een tweede vraag van de heer Bamenga, maar die hebben wij niet goed
kunnen noteren. Misschien kan de heer Bamenga die herhalen.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb meerdere vragen gesteld. Volgens mij heb ik ook een vraag gesteld over dat
blusschuim. Wanneer zal de uitfasering plaatsvinden?
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij heb ik daar in de eerste termijn uitgebreid antwoord op gegeven en aangegeven
dat daar verschillende data voor zijn, variërend van 2027 tot 2030 tot zelfs tien
jaar verder. Ik ben daar dus heel uitgebreid op ingegaan, maar ik kan u wel nog een
keer het antwoord voorlezen, maar het is tot maximaal tien jaar, laat ik het zo zeggen,
maar dat is afhankelijk van de verschillende sectoren. Volgens mij noemde ik ook de
scheepvaart als voorbeeld. Daar was een andere termijn voor dan voor op het land.
Dat was dus het antwoord dat ik heb gegeven.
De heer Bamenga (D66):
Wellicht heb ik dat niet gehoord. Ik kwam enkele minuten later binnen. Ik zal het
dus terugluisteren. Wat fijn dat België en Nederland over en weer van elkaar kunnen
leren. Mijn vraag was inderdaad vooral wat wij in ieder geval van België kunnen leren.
Staatssecretaris Jansen:
Volgens mij is het gewoon een continu proces waarin we naar elkaar kijken. Als zaken
die goed aanslaan in België te kopiëren zijn naar Nederland, zullen we dat zeker niet
nalaten als daar aanleiding toe is. Maar omgekeerd geldt dat net zo hard. We proberen
ook rondom vuurwerk samen op te trekken. Dat kwam onder andere aan de orde in de beantwoording
in de richting van de heer Buijsse van de VVD. We proberen dus continu met de buurlanden
hierin gezamenlijk op te trekken en lessen van elkaar te leren. Uiteindelijk is het
doel natuurlijk om alles zo goed mogelijk in beeld te krijgen en daardoor uiteindelijk
de juiste stappen te kunnen zetten rondom de gezondheidswinst.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zie dat het lid Kostić nog één vraag heeft. Dat is dan ook de laatste
die ik wil toestaan in deze termijn. Gaat uw gang.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik heb misschien verduidelijking nodig over die joint letter of intent en hoe die
samenhangt met de MER en de GER. Dat was eigenlijk mijn eerste vraag. Mij is het volgende
nog steeds niet duidelijk. Als wij als Kamer, inclusief expertgroep, hebben gezegd
dat die MER en GER er eerst moeten zijn en wij pas dan die afspraken kunnen beoordelen
en rondkrijgen, komen dan eerst die MER en GER, en dán de joint letter of intent waarin
in ieder geval de lessen die zijn geleerd uit de MER en de GER worden meegenomen?
Of komt dat later? Laat ik de vraag zo stellen. Kan de Staatssecretaris misschien
komende week met een brief komen waarin dit verduidelijkt wordt, en niet in april,
maar gewoon op termijn, zodat we precies weten wat we wanneer kunnen verwachten en
zodat we weten hoe de Staatssecretaris de snelheid achter die gezondheidsrapportages,
en alles wat we daarvoor nodig hebben, erin kan brengen?
Staatssecretaris Jansen:
Ik kan toezeggen dat ik daar in een brief uitgebreid op terug ga komen. Daarin zal
heel duidelijk zijn wat de intenties zijn achter de GER, de MER en ook de joint letter
of intent. Dan kunt u daar zelf eventueel ook weer vervolgvragen over stellen. Daar
zullen we uiterlijk in april schriftelijk op terugkomen.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dat is te laat.
Staatssecretaris Jansen:
Ja, maar er is op 16 april nog een debat. Voor dat debat kom ik hierop terug.
De voorzitter:
Dat is een concrete toezegging, zeg ik tegen het lid Kostić. Die gaan we als zodanig
noteren. Dan wil ik de Staatssecretaris bedanken voor de beantwoording in de tweede
termijn. Dan hebben we nog even wat administratie met elkaar te doen en ik zou zeggen:
ga er maar even goed voor zitten, want we hebben dertien toezeggingen. Ik ga ze allemaal
oplezen. Ik hoop dat de Staatssecretaris mij corrigeert als het niet klopt. Als er
dingen ontbreken, hoor ik dat graag achteraf van de leden. Dan kunnen we dat nog even
met elkaar uitkristalliseren. Ik moet nog even aangeven dat het lid Gabriëls van GroenLinks-Partij
van de Arbeid een tweeminutendebat heeft aangevraagd.
– De eerste toezegging is een toezegging aan het lid Kostić. In april wordt de Kamer
geïnformeerd in de voortgangsbrief Actieagenda Industrie en Omwonenden over de tijdlijn
voor de uitvoering van de acties uit de actieagenda.
Dat klopt? Mooi.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Misschien is het nog een aparte toezegging, maar waar het mij ook om ging – de Staatssecretaris
zei dat op het laatst – is dat er een tijdlijn is, maar dat er ook een motie is aangenomen
in september 2024 waarin wordt gezegd: medio 2025 neem je ook de volgende stap al,
namelijk in het aanscherpen et cetera, et cetera. Dat gaat dus niet om een verdere
tijdlijn. Is dat een aparte toezegging?
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
Laat ik zeggen dat dit onderdeel is van de toezegging die ik gedaan heb. We zullen
proberen alles in dezelfde brief richting het lid Kostić te beantwoorden.
De voorzitter:
We gaan eerst even alle toezeggingen langs. Dat is een goede suggestie, meneer Boutkan.
Als er omissies zijn, noteert u dat dan alstublieft. De toezeggingen.
– De tweede toezegging. In april ontvangt de Kamer het methodisch kader van het RIVM
voor de GER en de concept-MER. Dat is een toezegging aan de hele commissie.
– Drie. Voor de zomer ontvangt de Kamer de definitieve MER in het kader van de maatwerkafspraken
met betrekking tot Tata Steel. Dat is ook een toezegging aan de hele commissie.
– Toezegging vier. Uiterlijk in april ontvangt de Kamer de reflectie op het advies van
expert Coenrady over een overkapping bij Tata Steel. Dat is een toezegging aan het
lid Kostić.
– Dan nummer vijf. Nadat de Expertgroep Gezondheid IJmond zijn advies heeft uitgebracht
over de joint letter of intent, komen beide naar de Kamer met een begeleidende brief
van de Staatssecretaris. Dat is een toezegging aan de hele commissie.
– Dan nummer zes. In april komen de resultaten van het onderzoek naar de verankering
van het voorzorgsbeginsel naar de Kamer. Voor de zomer ontvangt de Kamer de routekaart
voorzorgsbeginsel beter toepassen. Dat is een toezegging aan het lid Gabriëls. Ik
heb deze ook al genoemd in het debat.
– Nummer zeven. In het voorjaar ontvangt de Kamer een brief over een nationaal productie-
en lozingsverbod pfas. Dat is een toezegging aan meneer Bamenga.
– Dan nummer acht. In het tweede kwartaal ontvangt de Kamer het werkplan van de Rijkscoördinator
PFAS. Dat is een toezegging aan meneer Gabriëls en meneer Buijsse.
Ik kijk even naar de Staatssecretaris en zie dat dit klopt.
– Nummer negen. Naar verwachting wordt de Kamer voor de zomer geïnformeerd over de uitkomsten
en het vervolg van de evaluatie van de Pyrorichtlijn. Dat is een toezegging aan meneer
Buijsse.
– Nummer tien. Drie weken na het gesprek met de plasticrecyclingbedrijven ontvangt de
Kamer hiervan een schriftelijke terugkoppeling. Dat is een toezegging aan meneer Boutkan.
– Nummer elf. De Kamer wordt in jip-en-janneketaal geïnformeerd over de relatie tussen
de circulairplasticnorm en koffiebekers. Dit is een toezegging aan meneer Boutkan.
– Nummer twaalf. Op basis van het advies van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving
wordt de Kamer voor de zomer geïnformeerd. Tevens ontvangt de Kamer een reactie op
de brief van omwonenden. Dat is een toezegging aan het lid Kostić.
– Dan nummer dertien. De Kamer wordt geïnformeerd over de intenties ten aanzien van
de MER, de GER en de letter of intent. Dat is een toezegging aan het lid Kostić. Dit
komt uiterlijk in april.
Dan kijk ik even naar de Staatssecretaris of ik gekke dingen heb gezegd.
Staatssecretaris Jansen:
Ik wil heel even een minuutje overleggen, voorzitter.
Er was even wat onduidelijkheid, voorzitter, over de brief over het methodisch onderzoek
van het RIVM over de GER en de concept-MER. Dit hebben we inderdaad toegezegd. Dit
komt in april. Het is wel iets anders: we zullen in de brief ook nog apart toelichten
wat de verhouding is – dat zeg ik ook richting het lid Kostić – tussen MER, GER en
joint letter of intent.
De voorzitter:
Eerst even meneer Bamenga, lid Kostić, want hij had als eerste een opmerking.
De heer Bamenga (D66):
Ik heb heel veel gesproken over het saneringsplan. Ik heb daar ook toezeggingen op
gehoord, maar die heb ik niet teruggehoord in de lijst.
De voorzitter:
Dan is de vraag of de Kamer daarover wordt geïnformeerd. Dan kijk ik toch heel even
naar de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Jansen:
De heer Bamenga heeft gelijk. Die pakken we mee in de brief van april. Herstel: dat
was de discussie over april of Q2. Ik zei Q2, de heer Bamenga zei april. Mijn streven
is zo snel mogelijk, in ieder geval in Q2 en misschien wel in april.
De voorzitter:
Dan is dat opgehelderd. Lid Kostić?
Kamerlid Kostić (PvdD):
Mijn vraag gaat eigenlijk over een onderdeel van die toezegging waar de Staatssecretaris
net al naar verwees: de brief in april over de GER, de MER en de joint letter of intent.
Mijn vraag was of de Staatssecretaris ook in het pakket meeneemt welke maatregelen
hij neemt om het proces rond de GER en de MER juist ook te versnellen, zodat het allemaal
tijdig gebeurt. Want we zien dus dat die MER vertraging heeft opgelopen. Dat lag toch
echt aan de kant van Tata, niet aan die van iemand anders. De Staatssecretaris kan
zich in ieder geval inspannen om bij Tata op te vragen dat dat eerder komt, of in
ieder geval onder embargo beschikbaar komt bij de mensen die bij de onderhandelingen
zitten, bij de mensen en expertgroepen die over gezondheid gaan en bij het RIVM.
De voorzitter:
De vraag is eigenlijk of u die brief nog wat kunt uitbreiden.
Staatssecretaris Jansen:
Ik had ook in de eerste termijn volgens mij gezegd dat ik bereid was om dat te doen.
U had het dus ook als een toezegging kunnen krijgen, maar ik kan het ook in de brief
meenemen.
De voorzitter:
Oké, geregeld. Ik kijk naar meneer Boutkan. U heeft nog een verzoek?
De heer Boutkan (PVV):
Als de Staatssecretaris dat aan het uitpluizen is: ik had in mijn eerste termijn ook
gevraagd hoe dat nou precies zat met dat verschil van mening tussen de omgevingsdienst
en Tata steel over het wel of niet aanleveren van de concept-MER. Als u dat dan toch
wilt uitzoeken, neem dat dan gelijk mee. Ik hoor het lid Kostić nu namelijk regelmatig
zeggen dat het bij Tata Steel ligt, maar misschien kan ook bij de omgevingsdienst
gecheckt worden hoe het nou precies zat.
Staatssecretaris Jansen:
We zullen het grondig napluizen en ook richting Kamer communiceren hoe dat precies
is gelopen en wat daar uiteindelijk de consequentie van is.
De voorzitter:
Dan zijn we volgens mij rond met elkaar. Ik wil de Staatssecretaris en de ambtelijke
ondersteuning van harte bedanken. Ik wil de leden bedanken voor het goed gevoerde
debat met elkaar. Het was hartstikke nuttig. Ik wil de mensen op de publieke tribune,
de mensen die thuis meekeken en de bodedienst van de Kamer en de ondersteuning bedanken.
Daarmee sluit ik hierbij dit debat.
Sluiting 20.12 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.