Verslag van een notaoverleg : Verslag van een notaoverleg, gehouden op 25 september 2025, over de Initiatiefnota van het lid Welzijn over een fundamentele kijk op volkshuisvesting en woningmarkt: Hoe wordt de volgende wooncrisis voorkomen? (Kamerstuk 36637)
36 637 Initiatiefnota van het lid Welzijn over een fundamentele kijk op volkshuisvesting en woningmarkt: Hoe wordt de volgende wooncrisis voorkomen?
Nr. 9
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld 30 oktober 2025
De vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft op 25 september
2025 overleg gevoerd met mevrouw Keijzer, Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening, Vice-Minister-President, over:
− de initiatiefnota van het lid Welzijn over een fundamentele kijk op volkshuisvesting
en woningmarkt: Hoe wordt de volgende wooncrisis voorkomen? (Kamerstuk 36 637);
− de brief van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening d.d. 10 april
2025 inzake kabinetsreactie op de initiatiefnota van het lid Welzijn over een fundamentele
kijk op volkshuisvesting en woningmarkt: Hoe wordt de volgende wooncrisis voorkomen?
(Kamerstuk 36 637, nr. 3).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Postma
De griffier van de commissie, De Vos
Voorzitter: Wijen-Nass
Griffier: De Vos
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Beckerman, Grinwis, Peter de Groot,
De Hoop, Mooiman, Postma, Welzijn en Wijen-Nass,
en mevrouw Keijzer, Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Vice-Minister-President.
Aanvang 13.00 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag allemaal. Welkom bij dit notaoverleg over de initiatiefnota van het lid
Welzijn over een fundamentele kijk op volkshuisvesting en woningmarkt: Hoe wordt de
volgende wooncrisis voorkomen? Hartelijk welkom aan mevrouw Merlien Welzijn. Zij wordt
bijgestaan door Kevin Hermse en door Michiel Hanssen, beiden beleidsmedewerker bij
NSC. Ook hartelijk welkom aan de Minister.
De spreektijd is vier minuten per fractie. Ik laat drie interrupties toe. Straks,
in de tweede termijn, is er ook nog de mogelijkheid om moties in te dienen. Dat is
het bijzondere aan een notaoverleg en dat wil ik even meegeven.
Ik zie een vraag van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik vind drie altijd een beetje een ongelukkig aantal. Zouden we vier kunnen doen,
en dat we twee interrupties in tweeën kunnen doen?
De voorzitter:
Ja, dat is prima, als dat kan, gelet op de tijd. Ik zie vooralsnog niet heel veel
sprekers aanwezig hier, dus als dat kan: goed, vier interrupties. Het woord is aan
mevrouw Postma van de NSC-fractie.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik namens mijn fractie onze waardering uitspreken
voor het werk van collega Welzijn en de twee medewerkers die haar ondersteund hebben.
Zij zijn net al genoemd, maar bij dezen ook vanuit NSC nogmaals dank aan Kevin en
Michiel voor de ondersteuning bij deze mooie notitie.
Wie Merlien Welzijn kent, weet dat zij niet opgeeft. Zij is vasthoudend, concreet
en altijd gericht op oplossingen. Dankzij haar inzet is de Kamer akkoord gegaan met
bijvoorbeeld een kwartaalrapportage over het woningtekort. Daardoor hebben we voor
het eerst echt zicht gekregen op hoeveel er gebouwd wordt, wat er in de pijplijn zit
en hoe we ervoor staan per woningtype. Dat is winst en daar zijn wij trots op.
Maar, eerlijk is eerlijk: zolang het kabinet niet doorpakt, merken veel mensen daar
nog weinig van. De kwartaalrapportages geven ons inzicht, maar het is aan de Minister
om ervoor te zorgen dat dit inzicht leidt tot echte resultaten, tot sleuteloverdrachten.
Wie kent er op dit moment niet iemand die op zoek is naar een woning, naar een studentenwoning
of naar een starterswoning? We kennen dit allemaal uit ons netwerk. We kennen de gezichten
bij de woningen die nodig zijn. De wooncrisis gaat niet over cijfers, maar echt over
mensen die vastlopen.
Nederland hobbelt van wooncrisis naar wooncrisis, omdat er telkens gekozen wordt voor
lapmiddelen. NSC wil dat patroon doorbreken. We moeten niet alleen deze wooncrisis
oplossen, maar ook voorkomen dat we over tien jaar opnieuw in dezelfde problemen belanden.
Daarom de volgende vier punten.
Het woningtekort moet structureel terug naar maximaal 2%. De rapportages zijn een
begin, maar wij vragen de Minister hoe zij dit gaat borgen in de Wet versterking regie
volkshuisvesting. Hoe garandeert zij dat de Kamer straks één helder rapport krijgt
met duidelijke cijfers en doelstellingen per woningtype?
Het tweede punt: zonder huurteams en loketten vallen huurders tussen wal en schip.
Ze zijn cruciaal voor de handhaving, zeker voor huurders die in de knel zitten. De
Minister zegt dat sociale huurwoningen van particuliere verhuurders minimaal 25 jaar
sociaal moeten blijven, maar als de huurteams verdwijnen, hoe wordt dat dan in de
praktijk geborgd? Kan de Minister toezeggen dat de huurteams behouden blijven?
Ons derde punt: beleid moet elkaar versterken en niet ondermijnen. De verhoging van
de overdrachtsbelasting naar 10,4% en het uitblijven van een oplossing in box 3 hebben
de woningmarkt de afgelopen jaren onrustig gemaakt. Dat toont aan dat er een structurele
toets vooraf nodig is. Hoe zorgen we dat woonbeleid en fiscaal beleid elkaar niet
tegenwerken maar juist versterken? Is de Minister bereid om die toets structureel
in te bouwen aan de voorkant van nieuwe wetgeving?
Voorzitter. Zolang starters achter het net vissen, lossen we de wooncrisis niet op.
De Minister zei eerder dat nieuwe regelingen niet nodig zijn, omdat bestaande instrumenten
voldoende zouden zijn. Maar zijn die instrumenten wel vindbaar en bruikbaar? Kan de
Minister aantonen dat starters hiermee ook daadwerkelijk geholpen worden?
Voorzitter. NSC kiest voor structurele oplossingen: grip op het tekort, bescherming
van huurders en eerlijke kansen voor starters en studenten. Mijn collega Merlien Welzijn
zal in haar eerste termijn verder ingaan op de concrete voorstellen vanuit haar nota.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Allereerst – daar zal ik in mijn bijdrage ook op ingaan – een compliment aan mevrouw
Welzijn en aan de NSC-fractie dat dit initiatief genomen is. Er staan een aantal punten
in die nota waarvan wij als GroenLinks-Partij van de Arbeid denken: goede voorstellen.
Er staan ook een aantal dingen in waarvan wij denken dat ze misschien niet verstandig
zijn. Een daarvan is het stimuleren van het eigenwoningbezit. De afgelopen periode
bleek uit verschillende analyses dat het aantal sociale huurwoningen daalt, zelfs
als alle plannen van dit kabinet nu doorgezet worden. Toch lees ik in de nota juist
dat het stimuleren van het eigenwoningbezit heel belangrijk is. Heel eerlijk gezegd
schrok ik er bijna van hoe rechts dat vanuit NSC was. Ik ken NSC namelijk als een
partij die ook vooral de sociale sector stimuleert. Ik zou daar graag iets meer duiding
over krijgen van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank voor deze vraag. Laat ik beginnen door de heer De Hoop gerust te stellen, want
die sociale huurwoningen zijn absoluut belangrijk en die moeten we blijven houden.
Dat is het maatschappelijk doel dat we hebben met sociale huurwoningen. U leest in
de nota ook dat we juist willen kijken hoe we de definitie van sociale huurwoningen
vorm kunnen geven, omdat we nu ook zien dat sociale huurwoningen die gemaakt zijn
door marktpartijen, na tien of vijftien jaar weer verkocht worden. Dan vissen de mensen
die behoefte hebben aan een sociale huurwoning, aan «de woningbouw» zoals we die van
vroeger kennen, dus eigenlijk achter het net. Het is voor ons dus belangrijk dat mensen
toegang kunnen krijgen tot een huis als ze er een willen kopen, maar tegelijkertijd
vinden wij het heel erg belangrijk om de definitie van sociale huur goed te formuleren,
zodat we zeker weten dat de sociale huur, zoals bijvoorbeeld vormgegeven door corporaties,
een belangrijke pijler blijft van het woonbeleid dat wij in Nederland hebben.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dan toch een vervolgvraag, want ik lees in de nota dat de initiatiefnemer vindt dat
«de overheid zou moeten streven naar het verdergaand faciliteren van eigen woningbezit».
Er is nu 60% aan koopwoningen. In de beleving van de initiatiefnemers zou de overheid
moeten sturen op een hoger percentage. Begrijp ik het goed dat de NSC-fractie vindt
dat het aandeel van koopwoningen in Nederland – het huidige percentage is 60% koopwoningen
– nog groter zou moeten worden?
Mevrouw Postma (NSC):
Wij willen 30% sociale huur; dat blijft staan. Daar willen we dus niet aan tornen.
Maar daarnaast pleiten wij ook altijd voor betaalbare koopwoningen, om juist ook mensen
met een lager middeninkomen, dus eigenlijk de gewone Nederlander, de mogelijkheid
te geven om ook een huis te bezitten, als ze dat willen. Maar die 30% sociale huur
blijft staan.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ik zal mijn complimenten zo meteen ook overbrengen en vind uiteraard dat er heel mooie
voorstellen in staan, bijvoorbeeld over de door mij zo geliefde wooncoöperaties. Maar
ik wil toch nog even doorgaan op dit punt. Het lijkt in de nota soms alsof de sociale
huur alleen voor één doelgroep beschikbaar is, namelijk mensen die het anders niet
zouden redden. Het lijkt alsof dat de objectieve definitie zou zijn. Is dat echt hoe
NSC erin staat, of ziet NSC ook een mogelijkheid om juist bredere groepen toe te laten
tot de sociale huursector?
Mevrouw Postma (NSC):
Ik vind dat een hele mooie discussie, omdat het precies daarover gaat: wat is nou
de definitie van «sociale huur»? Ik heb een aantal dingen net al aangegeven. Volgens
mij zit er een maatschappelijk component aan dat sociale huur belangrijk is voor bepaalde
groepen, maar ik zou met uw goedvinden deze vraag heel graag door willen spelen aan
mevrouw Welzijn, omdat zij hier de expert in is. Zij kan hierop een nauwkeuriger antwoord
geven. Ik ben bang dat het, als ik dat doe, misschien net de verkeerde kant op gaat.
De voorzitter:
Er zijn geen vervolgvragen. U was aan het einde van uw betoog?
Mevrouw Postma (NSC):
Ja, dank u wel.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de heer Mooiman van de PVV. Aan u het woord.
De heer Mooiman (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Natuurlijk ook voordat ik begin complimenten aan collega Welzijn
voor de nota en natuurlijk ook aan de ondersteuning die zij daarbij heeft gehad. Die
nota is de aanleiding voor het debat dat wij hier vandaag hebben. Ook wij zien in
de nota de gedeelde ambitie om te komen tot oplossingen en doorbraken om de volkshuisvesting
vooruit te helpen. Een aantal voorstellen in de nota zijn zeer begrijpelijk, bijvoorbeeld
waar het gaat om het versoepelen van de staatssteunregels en de sociale segmentering
en of er niet meer aan middenhuur gedaan kan worden, enzovoort.
Voorzitter. Ik moet er wel bij zeggen dat de nota gaat over het voorkomen van een
nieuwe woningcrisis, maar we zitten op het moment natuurlijk nog volop in de huidige
woningcrisis, met een tekort van bijna 400.000 woningen. Dat vergt dat we snel veel
meer woningen gaan bouwen en dus ook ruimte gaan maken voor grootschalige nieuwe woningbouwlocaties,
dat de overheid weer gaat ingrijpen bij projecten die vast komen te zitten, dat we
zaken als optoppen, woning splitsen en woning delen makkelijker maken en bezwaar-
en beroepsprocedures verkorten. Zo kan ik nog wel even doorgaan. De nota spreekt daar
ook over.
Voorzitter. We zullen ook aan de vraag iets moeten doen. Dat lezen we ook terug in
de nota zelf en dat is van belang voor zowel de korte alsook de lange termijn. Neem
bijvoorbeeld het recente onderzoek van de NVM. Daaruit bleek dat het percentage van
de zogenoemde internationals – dat wil zeggen expats en andere personen uit het buitenland
– dat hier in Nederland een woning koopt, is verdubbeld sinds 2020. In de gemeente
Amstelveen wordt een op de vijf woningen verkocht aan iemand uit het buitenland. In
Eindhoven en Veldhoven bestaat in sommige wijken inmiddels 50% tot 60% van de kopers
uit internationals.
Als we kijken naar de huursector, zien we dat inmiddels 26% van de huurders in totaal
uit het buitenland komt en dat meer dan de helft van de nieuwe huurders in Amsterdam
en in Den Haag buitenlands is. Die toenemende vraag van buitenaf maakt het natuurlijk
steeds moeilijker voor Nederlandse woningzoekenden om aan een woning te komen. We
hebben hier eerder ook al aandacht voor gevraagd bij de Minister, maar de Minister
had toen geen zicht hierop, gaf zij aan.
Voorzitter. In het verlengde hiervan vragen wij zowel aan de initiatiefnemer als aan
de Minister hoe zij naar deze cijfers kijken en of er geen maatregelen moeten worden
genomen – wat ons betreft wel – om dit af te remmen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, meneer Mooiman, heeft u een interruptie van mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Ja, en niet omdat ik het met de heer Mooiman oneens ben, want ik denk ook dat dit
problematisch kan zijn. Maar het ingewikkelde is natuurlijk wel dat we de PVV kennen
als een partij die heel veel heeft gezegd over asielzoekers, statushouders, ook dingen
waar wij het niet mee eens zijn. Mijn vraag gaat over arbeidsmigratie en expats. Ik
vind het zelf altijd heel gek dat we dat knippen, want volgens mij zijn dat allemaal
arbeidsmigranten of allemaal expats. Maar het is de afgelopen periode ook juist de
PVV geweest die zich aan arbeidsmigratie en expats heel erg weinig haar vingers heeft
willen branden. Klopt dat, vraag ik aan de heer Mooiman, en neemt de PVV hierop nu
een ander standpunt in?
De heer Mooiman (PVV):
Nee, dat klopt niet. Wij zijn altijd kritisch geweest op het aantal mensen dat naar
Nederland komt en hier gebruikmaakt van onze voorzieningen en, om het in dit geval
bij het woondebat te houden, van het aantal woningen dat in Nederland beschikbaar
is. Of dat nu gaat om statushouders of asielzoekers ... Dat er sinds 2010 190.000
woningen naar statushouders zijn gegaan, is natuurlijk hartstikke veel. Maar ik noemde
net de cijfers van het aantal internationals dat naar Nederland komt. We hebben daar
eerder al aandacht voor gevraagd. Dat levert gewoon problemen op voor het aantal woningen
dat voor de Nederlandse woningzoekenden nog beschikbaar is, en daar moeten we wat
ons betreft wat aan gaan doen.
Mevrouw Beckerman (SP):
Terwijl de heer Mooiman heel concreet is over wat hij wil doen bij statushouders –
overigens is dat een aparte discussie, waarin wij ver uit elkaar staan – is hij niet
heel concreet over wat hij wil doen bij die andere groep. Het is inderdaad vaak een
probleem dat buurten onder druk zet. Er zijn mensen die er niet meer tussen komen.
Maar er zijn ook buurten waar de snelheid heel hoog is. Je ziet arbeidsmigranten die
onder heel slechte omstandigheden worden uitgebuit en met te veel mensen in een hele
dure woning worden gepropt. Ik mis concrete voorstellen van de fractie van de PVV
om daar iets aan te doen. Ik hoor de heer Mooiman zeggen «we hebben daar aandacht
voor», maar goed, aandacht lost de wooncrisis niet op. Wat zijn de voorstellen die
de PVV hier zou willen doen om arbeidsmigranten te beschermen, maar ook om hun aantal
en aandeel omlaag te brengen waar dat nodig en wenselijk is? Mijn partij doet die
voorstellen wel. Wij hebben een heel concreet getal genoemd: 40.000. Dat is het migratiecijfer
dat mijn partij wil.
De heer Mooiman (PVV):
Om op het laatste te reageren, zonder er een asieldebat van te maken: ik denk dat
mijn partij daar al jaren duidelijk over is: nul. Nederland is vol en ik denk ook
niet dat we ervoor moeten zorgen dat we Nederland voller en aantrekkelijker blijven
maken voor mensen uit het buitenland die hier eventueel een woning willen kopen. Dat
moeten we zeker niet doen. In ons programma kunt u natuurlijk ook plannen vinden over
de expatregeling waar wij vanaf willen. We hebben daar ook al eerder aandacht voor
gevraagd en we hebben ook om maatregelen gevraagd. Waarom is het bijvoorbeeld hier
in Nederland zo makkelijk voor mensen uit het buitenland om aan een woning te komen?
Wij vroegen om die regels überhaupt een keer tegen het licht te houden. Het punt is
namelijk dat dat in heel veel andere landen helemaal niet zo makkelijk is. Dus ik
denk dat daar nog heel veel winst te behalen valt, om ervoor te zorgen dat die Nederlandse
woningzoekenden weer terechtkunnen in Nederlandse woningen.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik deel de analyse van de heer Mooiman en mevrouw Beckerman in de zin dat veel huizen
op dit moment gewoon opgekocht worden door expats. Dat is ook logisch, met de 30%
die ze krijgen. Nou zijn wij er als NSC al langer voorstander van dat die gunstige
subsidieregeling voor expats omlaaggaat. Maar toen we aan het onderhandelen waren
over het vorige hoofdlijnenakkoord, was de PVV niet degene die doorpakte. De PVV zegt
nu wel «ja, we willen het afschaffen», maar als puntje bij paaltje komt dus niet.
Gaat de heer Mooiman daar dan nu wel voor staan?
De heer Mooiman (PVV):
Nou, daar heeft mevrouw Postma van NSC het toch echt mis. Wij hebben in ons programma
heel duidelijk staan dat we van die expatregeling af willen. Wij zijn bij uitstek
dé partij geweest die ervoor heeft gepleit om Nederlandse woningen te behouden voor
Nederlanders. Als we die toer opgaan – ik doe het liever niet – kijk ik juist naar
NSC, dat zo’n beetje alles gedwarsboomd heeft wat de PVV wilde bereiken. Dus laten
we alsjeblieft die toer niet opgaan.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Mooiman (PVV):
Voorzitter. Om bij het onderwerp vraag te blijven: zoals bekend is de PVV er ook groot
voorstander van om de voorrang die statushouders krijgen op sociale huurwoningen te
schrappen. Dankzij onder andere de PVV is dit in het hoofdlijnenakkoord gekomen. We
hebben daarna ook nog naar aanleiding van gemeenten die aangaven juist die komende
wet te willen omzeilen, een amendement ingediend om de voorrang volledig te verbieden.
Dat amendement werd aangenomen, maar de Minister wilde het niet uitvoeren omdat het
ongrondwettelijk zou zijn. Maar nu komt de Raad van State met een advies over het
wetsvoorstel waar de Minister zelf aan werkt, en die gebruikt precies dezelfde reden
als de Minister doet om het PVV-amendement niet uit te voeren.
Laten we duidelijk zijn: het spreekt voor zich dat de Minister het verbod op de voorrang
voor statushouders gewoon moet invoeren; terecht. Tegelijkertijd willen we van de
Minister weten waarom er dan niet één lijn wordt getrokken. Een aangenomen amendement
om de voorrang voor statushouders helemaal te stoppen, wil de Minister niet. Maar
het voorstel van het kabinet, dat exact dezelfde kritiek krijgt, vindt het kabinet
geen probleem. Want wat gaat het kabinet dan doen aan gemeenten die het verbod zeggen
te gaan omzeilen? Laat de Minister met haar keuzes niet gewoon de deur toch op een
kier staan om die voorrang wel te verlenen?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
De heer Mooiman en ik zijn het op dit punt niet zo vaak met elkaar eens. Allereerst
over zijn amendement: ik vond het echt een verminking van de Wet regie. Deze wet was
heel belangrijk om het aantal sociale huurwoningen te bevorderen. Wij hadden ook heel
graag voor die wet gestemd, maar wij vonden het amendement echt heel bezwaarlijk en
hebben daarom uiteindelijk tegengestemd.
Wel ben ik het met de heer Mooiman eens dat precies dezelfde argumentatie die deze
Minister gebruikt om het amendement van de heer Mooiman niet uit te voeren, om te
kiezen voor een novelle die zo meteen naar de Tweede Kamer komt, door de Raad van
State wordt gebruikt om het voorstel van de Minister – laat ik het eerlijk zeggen
– met de grond gelijk te maken. Ik kan me niet herinneren dat er eerder een Minister
is geweest die twee keer dictum d heeft gekregen in een halfjaar. De Minister schudt
nee, maar de eerste keer, met de Wet huurbevriezing, was het ook een dictum d. Maar
los daarvan, hoe kijkt de heer Mooiman ernaar dat dezelfde argumentatie gebruikt wordt
en dat de Minister wel door wil met haar eigen wet?
De heer Mooiman (PVV):
Wat ons betreft had ons amendement natuurlijk gewoon uitgevoerd moeten worden. Laten
we wel zijn, het is een amendement dat door de Kamer is aangenomen.
Dan het advies dat de Raad van State over het voorstel van de Minister heeft gegeven.
Wat ons betreft is het feit dat Nederlanders systematisch worden achtergesteld op
de sociale huurwoningen juist heel ongrondwettelijk. Dát is ongrondwettelijk. Dus
wat ons betreft pakt de Minister door op haar voorstel, maar voert zij ook gewoon
het voorstel van de PVV uit.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Even over het laatste. Dat sluit elkaar toch uit? Je kunt toch niet én het amendement
van collega Mooiman implementeren én het wetsvoorstel van de Minister doorzetten?
Dat sluit elkaar toch uit? Het voorstel van de Minister krijgt al een oordeel «ongrondwettelijk
en niet-uitvoerbaar voor gemeenten» van de Raad van State. Wat je daarvan vindt, is
politiek. Het voorstel van de heer Mooiman gaat echter nog stap verder. Dat zegt eigenlijk:
ook al heb je om een andere reden misschien voorrang, als je statushouder bent, kun
je categorisch geen beroep doen op die andere reden c.q. de gemeente mag daar niet
op inspelen. Dat is een fundamentele stap verder dan het voorstel van de Minister.
Waarom zegt de heer Mooiman dan dat het allebei kan?
De heer Mooiman (PVV):
Omdat het wat ons betreft ook allebei kan. Wat de heer Grinwis zegt klopt inderdaad:
ons voorstel ging verder. Dat was omdat juist de grote gemeenten aangaven: het komende
verbod op de voorrang voor statushouders willen wij op deze en deze manier omzeilen.
Ons amendement heeft daar in een ander voorstel een stok voor proberen te steken.
Dat is aangenomen door de Kamer, maar wordt helaas niet uitgevoerd. Daardoor ontstaat
er toch straks het risico dat er alsnog voorrang wordt gegeven, terwijl je dat, in
ieder geval in onze optiek, niet moet willen. Wat ons betreft bijt het voorstel van
de Minister dat niet. Ons voorstel is weliswaar verstrekkender, maar daarmee ook zwaarwegender.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik vind het een onnavolgbare redenering, want als het amendement van de heer Mooiman
zou worden geïmplementeerd – ik ben daar zeer, zeer op tegen, maar daar kom ik zo
wel op – dan is het wetsvoorstel van de Minister overbodig. Het wetsvoorstel van de
Minister gaat op alle vlakken minder ver dan het amendement van de heer Mooiman en
is dus overruled door het amendement van de heer Mooiman. Ik snap de stelling niet,
want die kan gewoon niet waar zijn. Waarom ik er echt problemen mee heb, is omdat
de heer Mooiman zegt: ik wil coûte que coûte voorkomen dat gemeenten om een andere
reden om het verbod op het met urgentie huisvesten van statushouders heen gaan en
dus heb ik ze eigenlijk alles uit handen geslagen. Maar dat is toch een je reinste
voorbeeld van détournement de pouvoir, het misbruiken van je macht? Heeft de heer
Mooiman geen ongelofelijke spijt van zijn amendement en van het feit dat hij zo verblind
is geweest door zijn doel dat hij daarmee eigenlijk rücksichtslos zeer ongrondwettelijk
te werk is gegaan?
De heer Mooiman (PVV):
Ik vind het bijna ongelofelijk wat de heer Grinwis hier ter tafel legt en hoe hij
het amendement omschrijft. Ik denk dat heel veel Nederlanders eindelijk korte metten
willen maken met de voorrang die statushouders krijgen. Als er dan wetgeving wordt
aangekondigd en we zien vervolgens gemeenten die zeggen «nou, we gaan die wetgeving
gewoon in de wind slaan, we trekken ons er niks van aan, we gaan een eigen plan trekken»,
dan heeft de Kamer het volste recht om te zeggen: daar moeten we wat aan doen, omdat
we opkomen voor al die Nederlandse woningzoekenden die nu die woningen niet kunnen
krijgen en die we beloofd hebben om die voorrang te schrappen. Dat er dan een soort
van karikatuur van wordt gemaakt, vind ik echt totaal ongepast.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is geen karikatuur. Was het maar een karikatuur, want dan had de heer Mooiman
inderdaad recht van spreken om dit zo van zich af te laten glijden. Nee, het is gewoon
feitelijk wat de heer Mooiman in zijn amendement heeft geregeld. In de toelichting
is het misschien nog een beetje verhuld opgeschreven, maar de wettekst van het amendement
zelf is kneiterhard. Dan gaat het er niet om dat het eens tijd is om jongeren te helpen
die al jarenlang op zoek zijn naar een woning. Daarbij moeten we helpen met betaalbare
woningbouw. Daar moeten we eindelijk eens meer aan gaan doen. Dan moeten we ook procedures
schrappen, waar de Minister mee bezig is. Dan moeten we zorgen dat we werkende immigratie
beperkende wetten hebben, maar geen wetten die alleen maar een beetje aan windowdressing
doen.
Dat is nodig, maar dan moeten we niet ons heil zoeken bij zeer ongrondwettelijke amendementen
vanuit een wantrouwen tegen gemeenten. We moeten niet proberen om op die manier het
recht naar onze hand te zetten, omdat je je daarmee uiteindelijk in je eigen voet
schiet. Het amendement van de heer Mooiman zal namelijk op geen enkele wijze standhouden,
zelfs al zou de Minister het willen implementeren. Dus kom alsjeblieft met goede,
degelijke wetten die daadwerkelijk bijdragen aan het doel dat de heer Mooiman en ik
delen, namelijk mensen die in Nederland opgroeien tijdig van een betaalbaar dak voorzien.
De voorzitter:
Voordat ik de heer Mooiman het woord geef, merk ik op dat het vandaag gaat over de
initiatiefnota van mevrouw Welzijn. Het gaat nu heel erg veel over de statushouders
en de voorrang et cetera. Nu is het een vrij brede initiatiefnota, maar ik zou u wel
willen verzoeken om niet het hele debat daarom te laten draaien, maar vooral om de
initiatiefnota van mevrouw Welzijn. Aan u het woord, meneer Mooiman.
De heer Mooiman (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal er ook afrondend op reageren, omdat ik denk dat we
de discussie omtrent het amendement op zich voldoende hebben gevoerd. Ik wil er nog
wel over zeggen dat het amendement natuurlijk wel door een Kamermeerderheid is aangenomen.
Dus een krachtterm als «misbruik van macht», die net geopperd werd, vind ik totaal
ongepast. Het staat de Kamer vrij om een voorstel te amenderen, zeker op het moment
dat dit ten doel heeft om iets te laten slagen wat wij als wetgever met elkaar willen
verankeren en zeker ook als gemeenten zeggen die wet gewoon niet te gaan uitvoeren.
Dat is het laatste wat ik erover zeg nu.
De voorzitter:
U was aan het einde van uw betoog, geloof ik, hè?
De heer Mooiman (PVV):
Ja.
De voorzitter:
Meneer De Hoop, het woord is aan u. De heer De Hoop is van GroenLinks-PvdA.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Allereerst dank aan collega Welzijn en natuurlijk ook aan haar medewerkers,
die veel werk hebben besteed aan deze initiatiefnota. Ik ben blij dat we vandaag een
echt visiestuk bespreken over volkshuisvesting, want daar gaat het niet vaak genoeg
over in de Kamer. Mevrouw Welzijn en ik zijn het er in ieder geval over eens dat wonen
echt een recht is en zou moeten zijn. Iedereen verdient een plek om tot rust te komen
en zich thuis te voelen. Toch zitten we in een wooncrisis: torenhoge huren, onbereikbare
koopwoningen, jarenlange wachtrijen en ook nog steeds een stijgend aantal daklozen,
waar mijn buurvrouw, mevrouw Beckerman, en mevrouw Westerveld afgelopen maandag ook
terecht weer aandacht voor gevraagd hebben.
Deze crisis is niet uit de lucht komen vallen. Die is het gevolg van keuzes van rechtse
partijen die wonen steeds meer aan de markt hebben overgelaten. Juist daarom vind
ik het wel jammer dat deze nota toch af en toe te veel in marktdenken blijft steken.
Ik zou aan mevrouw Welzijn toch een reflectie daarop willen vragen. De sociale sector
lijkt kleiner te worden door een aantal voorstellen in deze nota. Sociale huurwoningen
mogen na een tijdje weer verkocht worden. De sociale huur blijft vooral een oplossing
voor wie het zelf niet redt.
Ik vind dat toch een beetje een oude reflex en oude politiek. Al 30 jaar zetten kabinetten
namelijk in op meer financiering voor kopers, in plaats van op meer betaalbare woningen
voor de sociale meerderheid, de sociale huur. Het resultaat was dat de huizenprijzen
stegen, sociale huurwoningen werden verkocht en de middenklasse tussen wal en schip
viel, terwijl die vroeger ook nog recht had op een sociale huurwoning en daar ook
toegang tot kreeg. Vandaag zien we daar de gevolgen van. Het aantal sociale huurwoningen
daalt al decennia. We zagen afgelopen week in Trouw ook weer een onderzoek waaruit
blijkt dat zelfs als alle plannen slagen, het aantal sociale huurwoningen het komende
jaar weer blijft dalen. Ik zou graag een reactie van de indiener, maar ook van de
Minister, krijgen op het feit dat geschetst wordt dat het aantal sociale huurwoningen
zal dalen de komende jaren.
Die krimp moet stoppen wat GroenLinks-Partij van de Arbeid betreft. Wij vinden echt
dat er een fundamentele koerswijziging zou moeten komen als het over sociale huur
gaat. Betaalbaar wonen moet de hoogste prioriteit zijn van de overheid. Dat betekent
dat we ook betaalbaar bouwen voor de middenklasse, dat we bouwen voor de hele sociale
meerderheid, zoals we ook in Wenen en Parijs zien, waar brede sociale sectoren bestaan.
Daar is de inkomensgrens hoger, zodat leraren, zorgverleners en schoonmakers hun hele
carrière in die sociale huurwoning kunnen wonen en in dezelfde buurt kunnen blijven
wonen, in wijken met voorzieningen dichtbij, veel groen en woningen die niet alleen
betaalbaar, maar ook duurzaam en leefbaar zijn. Dat vraagt om grote investeringen,
want corporaties moeten weer kunnen bouwen met voordelige leningen en zonder dat ze
bijvoorbeeld winstbelasting hoeven te betalen.
Voorzitter: Postma
De voorzitter:
Ik fungeer even als voorzitter, want mevrouw Wijen-Nass heeft een interruptie voor
u. Gaat uw gang.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
We hebben een soepele samenwerking vandaag tussen de twee voorzitters van deze commissie. Dank u wel, mevrouw de voorzitter.
Het is nobel dat de heer De Hoop van GroenLinks-PvdA zich zo inzet voor de sociale
huurwoningen. Daar is ook uitgebreid over gesproken bij de Wet versterking regie volkshuisvesting.
Maar naast sociale huurwoningen zijn heel veel mensen ook op zoek naar een betaalbare
middenhuurwoning. We zien dat daar enorme problemen ontstaan, omdat die middenhuurwoningen
er eigenlijk niet meer zijn. Ik vroeg me af waarom ik GroenLinks-PvdA niet aan mijn
zijde, aan de BBB-zijde, vindt als het gaat om het aanpakken van de middenhuur?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik zou zeggen: u vindt mij wel aan de zijde van fatsoenlijke en betaalbare middenhuur,
maar wij hebben daar een andere kijk op. Een van de goede dingen in het voorstel vind
ik dat de DAEB-regels in Europa aangepakt moeten worden. Daar is nu ook een sociaaldemocratische
Eurocommissaris druk mee bezig. Ik weet dat de Minister dat ook graag wil. Daarmee
kun je makkelijker, ook als woningbouwcorporatie, bijvoorbeeld die middenhuurwoningen
bouwen.
Ik vind ook dat corporaties daar een bredere rol in zouden moeten krijgen. Maar mevrouw
Wijen-Nass en de BBB-fractie pleiten ervoor dat wij de regulering van huurwoningen,
die mijns inziens heel erg terecht is geweest, omdat er echt exorbitante huren werden
gevraagd voor woningen, weer terug gaan draaien. Ik wil niet dat de huren van mensen
weer hoger worden, want juist de groepen die in de middenhuur zitten, bestaan vaak
uit jonge mensen, ik denk ook in de leeftijdscategorie van mevrouw Wijen-Nass, die
net niet aan die koopwoningen kunnen komen en tussen de 40% en soms wel 50% van hun
netto-inkomen kwijt zijn aan woonlasten. Ik zou die huren niet willen verhogen. Geef
corporaties een bredere rol en laat hen ook bouwen voor de middenhuur. Dan kunnen
we dat aanpakken.
Dan het allerlaatste wat ik erover zou willen zeggen. We hebben gezien dat heel veel
betaalbare koopwoningen een aantal jaar geleden zijn opgekocht door buitenlandse investeerders,
die ze voor veel te hoge huren weer verhuurd hebben. Het is ook niet gek dat daar
een terugvloei naar de koopsector komt en dat er woningen juist terechtkomen bij starters
die dat net wel kunnen betalen.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog. O, u hebt een vervolgvraag. Gaat uw gang,
mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja, de heer De Hoop is nog niet van mij af. De heer De Hoop zet met GroenLinks-PvdA
vooral in op het bouwen van nieuwe woningen en het toevoegen, maar ik hoef de heer
De Hoop van GroenLinks-PvdA denk ik niet uit te leggen dat we dat niet van vandaag
op morgen gerealiseerd hebben. De gemiddelde procedure om een woning te bouwen duurt
acht tot tien jaar. De Wet betaalbare huur is door een meerderheid van deze Kamer
gesteund. Dat is onbegrijpelijk. Het doel was meer betaalbare huurwoningen en het
effect is het tegenovergestelde. Die wet is compleet mislukt. Het doel is totaal niet
bereikt. De Raad van State was daar ook heel negatief over, maar er wordt weleens
vaker selectief geshopt als het gaat over adviezen van de Raad van State en er is
vaak selectieve verontwaardiging over. Wat gaat de heer De Hoop doen met GroenLinks-PvdA
om de huurwoningen die we nu hebben in het middensegment te behouden?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik zal toch even moeten schetsen wat het verschil is tussen de Wet betaalbare huur
en het dictum d dat de Minister nu krijgt. Die zijn echt totaal niet met elkaar te
vergelijken. Allereerst kreeg de Wet betaalbare huur een advies c. Dat is een heel
ander advies. Dat betekent dat de Raad van State adviseert om de wet te wijzigen en
die dan naar de Kamer te sturen. Als je dictum d krijgt, is het advies: gooi het maar
in de prullenbak, want dit zeer onverstandig. Dat is echt wel een heel ander advies.
Bovendien zijn er nog wijzingen geweest in de Wet betaalbare huur voordat die naar
de Kamer kwam. Denk aan een nieuwbouwopslag. Er zijn een aantal amendementen op ingediend.
Dus die wet is echt nog heel anders geworden na dat advies van de Raad van State.
Dat over de Wet betaalbare huur.
Dan het tweede punt. Als je meer woningen wilt bouwen – dat schetst het CBS ook vandaag,
dat er veel weinig nieuwbouwwoningen gebouwd worden – is het grootste probleem het
stikstofoverschot. Wij wachten al jarenlang op een stikstofaanpak, niet alleen van
dit kabinet, maar ook van vorige kabinetten. Ik vind het prima dat mevrouw Wijen-Nass
zegt: «Ik heb een andere kijk op de middenhuur. Wij vinden dat op die manier, met
minder regulering, meer gebouwd zou kunnen worden.» Ik heb daar een ander beeld van,
maar mevrouw Wijen-Nass kan toch ook niet met droge ogen zeggen dat de stikstofaanpak
van haar eigen Minister, van Minister Wiersma, meehelpt aan het creëren van meer woningen?
Er is op dit moment niet één groter obstakel dan mevrouw Wiersma voor de nieuwbouw
van woningen. Er kan bijna geen vergunning afgegeven worden, omdat zij alles in de
stikstofaanpak wat de landbouw raakt tegenhoudt. Ik zou daar eigenlijk dan ook een
reflectie van de BBB-fractie op verwachten, want het is nota bene hun eigen Minister
die stilstand veroorzaakt, die het stikstofslot op het land nog steeds behoudt waardoor
er veel te weinig woningen gebouwd worden.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ik hoor werkelijk nog niet eens een begin van een antwoord op mijn vraag. Meneer De
Hoop probeert nu de aandacht af te leiden door te zeggen dat het allemaal aan stikstof
ligt en aan Minister Wiersma. Nou, ik kan u zeggen: als er iemand keihard werkt om
deze problemen op te lossen in Nederland en Nederland van het stikstofslot af te halen,
dan is het Minister Wiersma. Maar zij wordt daarin continu tegengewerkt door partijen
als GroenLinks-PvdA. Ik vind dat dus veel te kort door bocht en veel te simpel. Conclusie:
GroenLinks-PvdA ...
De voorzitter:
Komt u tot uw vraag? Ik wil graag wel een beetje bij de orde van het debat blijven.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Ja, klopt. Mijn conclusie was – er komt niet meer echt een vraag hoor – dat GroenLinks-PvdA
alle investeerders op de woningmarkt Nederland uit jaagt.
De voorzitter:
U mag daar kort op reageren.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dit lijkt me een totale karikatuur van de werkelijkheid. Wij hebben een andere visie,
de fractie van BBB en van GroenLinks-Partij van de Arbeid, op of je nou meer marktwerking
moet hebben of meer volkshuisvesting. Daar denken we beide anders over, maar ik vind
het toch wel heel jammer dat de BBB-fractie niet eens wil erkennen dat de stikstofproblematiek
grote invloed heeft op de woningbouw en dat het juist Minister Wiersma is die toch
de afgelopen twee jaar alleen maar voorstellen heeft gedaan die niet kunnen. Dan zie
je eigenlijk – dat zag bij eigenlijk alle bewindspersonen in dit kabinet die wat minder
voor elkaar kregen – dat er meteen gewezen wordt naar: ik word tegengewerkt, ik word
dit, ik word dat. Nou, als je met goede wetten komt, dan neemt de Kamer die wel aan.
Wij hebben ook wetten gesteund van Ministers van partijen waar we veel afstand van
hebben. Als het goede wetten zijn, dan worden die wetten gewoon gesteund. Er zijn
betrekkelijk weinig goede wetten van mevrouw Wiersma gekomen, zeg ik toch maar even.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik hierbij het voorzitterschap teruggeven aan mevrouw Wijen-Nass
en ook doorgeven dat er een interruptie is.
Voorzitter: Wijen-Nass
De voorzitter:
Er is meteen een interruptie van de heer De Groot. Aan u het woord.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wilde eigenlijk nog reageren op de woorden van de heer
De Hoop van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Hij noemde het decennialange rechtse
beleid, woningbouwbeleid. Weet de heer De Hoop dat het de heer Donner van het CDA
was die het Ministerie van Volkshuisvesting op slot heeft gedraaid in 2012? Weet de
heer De Hoop ook dat het Stef Blok was die van 2012 tot 2017 VVD-Partij van de Arbeid-beleid
uitrolde? Weet de heer De Hoop ook dat het mede onder verantwoordelijkheid van de
VVD is dat het Ministerie van Volkshuisvesting het afgelopen jaar weer is teruggekeerd?
Weet de heer De Hoop ook dat ik in debatten altijd aangeef dat de VVD niet tegen sociale
huurwoningen is, maar dat we er meer moeten bouwen? Weet de heer De Hoop ook dat er
tientallen miljarden van de markt nodig zijn om ook huurwoningen te bouwen? Weet de
heer De Hoop ook dat dat hele normale investeerders zijn zoals pensioenfondsen en
particuliere verhuurders die 500.000 sociale huurwoningen verhuren? Er wordt hier
net een beeld neergezet door de heer De Hoop dat het allemaal louche verhuurders zijn
en dat dat niet klopt, dat het alleen nog maar aan de corporaties zou zijn. Die bouwen
zelf overigens geen woningen. Daar is de markt ook voor nodig. Ik wil weten van de
heer De Hoop van GroenLinks-Partij van de Arbeid of hij weet welke grote woorden hij
gebruikt als het gaat over hoe we deze klus we met elkaar moeten klaren en waar die
verantwoordelijkheid mede ligt.
De voorzitter:
Dat waren wel een heleboel vragen tegelijkertijd, meneer De Groot. Als u dat nog een
keer doet, kost het u meteen al uw interrupties.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
De ene vraag vond ik terechter dan de andere, zeg ik in alle eerlijkheid. Als de heer
De Groot denkt dat ik het CDA een linkse partij vind, dan heeft hij het niet bij het
rechte eind. Hij zei dat het de heer Donner was die het Ministerie van Volkshuisvesting
afschafte. Nou, u hoeft er niet verrast over te zijn dat ik dat nog steeds een economisch
zeer rechtse partij vind. Ik ben het dus nog steeds met De Groot eens dat inderdaad
de rechtse partijen de volkshuisvesting een beetje hebben laten verloederen de afgelopen
jaren. Dat is iets waar de heer De Groot en ik het over eens zijn.
Kijk, de heer De Groot heeft gelijk dat in het kabinet-Rutte II ook de Partij van
de Arbeid zat. Maar laten we eerlijk zijn: de VVD heeft de afgelopen zestien jaar
in het kabinet gezeten. Daar zit toch wel een andere verantwoordelijkheid. Het is
ook de verantwoordelijkheid van de heer Blok geweest dat er toch veel meer marktwerking
is gekomen. Dat hebben wij vaak geproblematiseerd en dat zal ik ook blijven doen.
Ik heb helemaal niet alle verhuurders weggezet. Absoluut niet. Nee, nee, nee. Dat
heb ik niet gedaan. Ik maak zelf altijd een heel helder onderscheid tussen particuliere
verhuurders die woningen verzamelen om ze daarna te verhuren en pensioenfondsen die
daadwerkelijk veel meer woningen bouwen. Die hebben ook een lager rendement nodig
omdat ze langetermijninvesteringen doen, veel meer dan mensen die voor hun pensioen
een aantal woningen opkopen om die te verhuren. Dat mag. Daar is ook ruimte voor.
Er is op dit moment niemand die dat tegenhoudt. Ik vind alleen dat dat niet gaat boven
het recht op wonen. Ik vind het recht op wonen belangrijker dan het recht op huizen
verzamelen. Daar denkt de VVD anders over dan GroenLinks-Partij van de Arbeid. Dat
mag volgens mij ook geen verrassing zijn.
De kern van de vraag van de heer De Groot is volgens mij: hoe zorg je ervoor dat verhuren
aantrekkelijk blijft? Verhuren blijft aantrekkelijk als je een redelijk rendement
kunt halen. Het doel van de Wet betaalbare huur was ook dat je een redelijk rendement
haalt. Daar zijn verschillende percentages voor genoemd. Er is zelfs ook een nieuwbouwopslag
opgenomen in de Wet betaalbare huur. Als je woningen bouwt, kan je geloof ik 10% erbovenop
vragen. Dus er is juist ruimte gegeven voor verhuurders die woningen bouwen, die langetermijnrendement
nodig hebben.
Ik zie ook nog steeds dat die bereid zijn om te investeren. Mijn analyse is – daar
zullen we naar moeten kijken voor de lange termijn; ik vind dat sommige partijen snel
kortetermijnconclusies trekken – dat juist de verhuurders die een wat korter rendement
willen maken, die een aantal woningen hadden waarmee ze toch wat geld wilden verdienen,
de verhuurders zijn die nu woningen verkopen. Ik heb afgelopen weken nog meerdere
keren met pensioenfondsen gesproken en als die één ding nodig hebben, is het zekerheid
en duidelijkheid vanuit de Kamer. Daar moeten we volgens mij met elkaar aan werken.
Over hoe je dat doet, verschilt de VVD van mening met GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De voorzitter:
De heer De Groot. Wel ietsjes korter nu.
De heer Peter de Groot (VVD):
Zeker, voorzitter. Sorry. U mag gerust twee interrupties opschrijven voor net, want
het waren wel een hele hoop vragen. Dat is helemaal geen enkel probleem. Ik heb nog
één vraag aan de heer De Hoop en die gaat over de investeringsbereidheid. Die investeringsbereidheid
die neemt sterk af. Dat zien we over de breedte in de nieuwbouw. We zien het ook in
de aantallen van vandaag. Overigens zijn dat allemaal projecten die misschien wel
zeven of tien jaar geleden zijn opgestart. We verliezen die projecten de afgelopen
jaren door onvoorspelbaar beleid, ook vanuit de Kamer hier, dus onder andere regulering,
het afknijpen van rendementen. Dus je ziet dat woningen, huurwoningen die nieuw gebouwd
zouden worden, gewoon verkocht worden als koopwoningen. Het is ook zo dat pensioenfondsen
inderdaad heroverwegen en in het buitenland gaan investeren in plaats van in Nederland.
Dus de heer De Hoop kan hier toch niet ontkennen dat de extra koppen die we hier vanuit
de Kamer erop zetten, met een meerderheid van de Kamer, waar overigens de VVD het
niet mee eens is, ervoor zorgen dat die investeringsbereidheid juist afneemt? Dat
zien we namelijk ook in die aantallen. Dat kan de heer De Hoop toch niet ontkennen?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat er verschillende factoren zijn die invloed hebben op de investeringsbereidheid.
En natuurlijk is rendement daar een factor van, vanzelfsprekend. Voor de ene investeerder
is dat een grotere factor dan voor de andere. Ik denk dat dat voor een pensioenfonds
een iets minder grote factor is; die hechten vooral belang aan langetermijnduidelijkheid.
Wat ik belangrijk vind om te schetsen, ook richting de VVD, is: als je wilt dat de
bouw op gang komt, moet je allereerst die stikstof aanpakken, en moet je ervoor zorgen
dat mensen in de bouw werken, daar genoeg verdienen en het willen blijven doen. En
ook bijvoorbeeld dat de laadinfrastructuur en het stroomnet op orde zijn. Dat zijn
allemaal verschillende factoren die invloed hebben op de bouw. Rendement is er daar
ook een van, maar ik denk dat het allerbelangrijkste is dat er duidelijkheid is over
de langetermijninvesteringen die je doet. Dat komt ook weer naar boven in de gesprekken
die ik heb met de pensioenfondsen: rendement is daar een aandeel in. Maar vooral voor
de mensen die op korte termijn wat willen verdienen met verhuur heeft dit een veel
grotere impact dan op pensioenfondsen, die voor 25, soms 30 jaar lang investeringen
doen; daar is vooral duidelijkheid voor nodig. Ik denk dat je daar ook een onderscheid
ziet tussen verhuurders die woningen uitponden dan wel niet. En als het gaat over
de investeringsbereidheid: de duidelijkheid van de stikstofaanpak is daarvoor denk
ik een van de belangrijkste dingen. Ik vind het gewoon jammer dat nota bene de aanpak
van mevrouw Van der Wal in de prullenbak is weggegooid. Als je duidelijkheid wilt
bieden en de stilstand tegen wilt gaan, dan is het nu toch de VVD die mevrouw Wiersma
daar alle ruimte in geeft. Dat vind ik echt heel erg teleurstellend.
De heer Peter de Groot (VVD):
Overigens, ik zeg tegen de heer De Hoop dat we het stikstofprobleem zeker moeten oplossen.
Hij zal ook van mij horen dat we daarmee voortvarend aan de slag moeten gaan. Maar
even terug naar die investeringsbeslissingen, definitieve investeringsbeslissingen,
die twee jaar geleden genomen zouden moeten zijn om vandaag die woningen op te leveren;
want zo lang duurt het ongeveer om woningen te bouwen, hè, een à twee jaar tegenwoordig.
Kijk gewoon naar de aantallen, zou ik tegen de heer De Hoop willen zeggen. Het aantal
institutionele investeerders dat investeert in de middenhuur in Nederland is drastisch
teruggelopen. Dat kan de heer De Hoop niet ontkennen; dat is onder de 4.000. En pensioenfondsen
klagen niet, want dat zijn maatschappelijke instellingen en die gaan gewoon naar het
buitenland met hun geld. Dat is wat er in de praktijk gebeurt. Dus ik zou in ieder
geval aan de heer De Hoop willen vragen: ontken, als het gaat over de regulering,
dat probleem van die investeringsbeslissingen nou niet; laten we daar gezamenlijk
zoeken naar een oplossing.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Mijn analyse is gewoon anders dan die van de heer De Groot. Ik herken wel dat juist
pensioenfondsen ontzettend veel duidelijkheid nodig hebben en dat dat een hele belangrijke
partner is in het tegengaan van het woningtekort. Maar ik vind het heel erg belangrijk
dat dat niet ten koste gaat van huurders. De huurders hebben de afgelopen jaren ontzettend
veel huur moeten betalen. Ik vind de regulering die daarvoor gekozen is verstandig.
Ik vond die ook hoognodig. Ik vind het ook belangrijk dat we de vaste contracten houden
in Nederland. Ik vind het toch ingewikkeld dat juist deze Minister weer meer kijkt
naar tijdelijke contracten, terwijl dat ontzettend veel onzekerheid geeft bij heel
veel huurders in Nederland. Tja, dat is gewoon niet de route die wij als GroenLinks-Partij
van de Arbeid voor ons zien. Je moet zorgen dat er duidelijkheid is, zodat pensioenfondsen
willen investeren voor meer woningbouw en er daarbij een redelijk rendement te verdienen
is. Die puzzel moet je met elkaar leggen. Maar die rekening is de afgelopen decennia
te veel bij de huurders terechtgekomen, en dat gaan wij als GroenLinks-Partij van
de Arbeid gewoon niet toelaten.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, meneer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik zit even te kijken waar ik ook alweer was ... Ik weet weer waar ik ben, voorzitter.
Voorzitter. Sociale bouwers hebben echt miljarden aan investeringsruimte nodig voor
nieuwe woningen. Alleen zo doorbreken we de stilstand. En het kabinet levert op dit
punt gewoon niet. Vanochtend bleek nog dat er veel te weinig woningen bij zijn gekomen
in de afgelopen zes maanden; het slechtste halfjaar sinds 2018. De woningbouw ligt
stil door het stikstofslot en het volle stroomnet. Waarom schuift het kabinet juist
deze problemen voor zich uit? En in plaats van bouwen is er meer gesloopt op dit moment.
Men sloopt de bescherming voor huurders, huren mogen weer verder omhoog, en tijdelijke
contracten mogen terugkomen van deze Minister. En in plaats van met bouwen is deze
Minister vooral bezig met symboolpolitiek tegen vluchtelingen. Daarbij past ze de
Grondwet alleen toe als ze daar zelf zin in heeft, als dat haarzelf toekomt. De Wet
regie volkshuisvesting, die verminkt is door het ongrondwettelijke amendement van
de PVV, gesteund overigens door BBB en de VVD – van BBB heb ik al gehoord dat ze daar
spijt van hadden, van de VVD heb ik dat nooit gehoord ... Die wet gaat de Minister
wel repareren, maar die andere wet, die in strijd is met de Grondwet volgens de Raad
van State, wordt gewoon naar de Kamer gestuurd. Ik vind dat ongekend. Kan de Minister
uitleggen of de Grondwet altijd geldt, of alleen als dat haarzelf uitkomt?
Voorzitter, ik rond af. Nogmaals dank aan mevrouw Welzijn voor haar nota en haar visie.
Maar wat ons betreft is het tijd voor nog een andere visie en een andere koers: een
overheid die bouwt voor de sociale meerderheid, een overheid die zorgt voor betaalbare
woningen van kwaliteit, voor buurten waar we trots op kunnen zijn, zodat iedereen
in Nederland een plek heeft. Het is de hoogste tijd.
Dank.
De voorzitter:
Dan heeft u tot slot nog een interruptie van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb de collega van GroenLinks-PvdA gepassioneerd horen praten over sociale huurwoningen.
Ik heb de collega ook gehoord over het belang van starterswoningen. Waar ik de collega
nog niet duidelijk over gehoord heb – daar gaat mijn vraag ook over – is dit. In de
initiatiefnota staat heel duidelijk omschreven dat, als je fiscaal beleid voert –
en dan hebben we het een beetje over de marktwerking die je toch ook wel hebt in woningbouw
– en woonbeleid voert, je die twee wel op elkaar moet afstemmen, omdat je anders krijgt
dat je eigenlijk aan het dweilen bent met de kranen open. Om een voorbeeld te noemen:
we willen graag woningen splitsen om ervoor te zorgen dat er meer woningen komen,
maar tegelijkertijd wordt dan een overdrachtsbelasting van 10,4% gevraagd, waardoor
er nauwelijks investeringen mogelijk zijn. Is GroenLinks-Partij van de Arbeid het
met Nieuw Sociaal Contract eens dat het belangrijk is om bij elke fiscale maatregel
goed te kijken wat voor effect die heeft op de woonambitie die we met elkaar hebben,
of dat nou sociale bouw is, dus de bouw van corporaties, of bouw om de markt te stimuleren?
Want we hebben met elkaar een enorme opgave. Is de heer De Hoop met ons eens dat dat
belangrijk is?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ja, zoals mevrouw Postma de vraag nu stelt, kan ik het natuurlijk bijna niet oneens
zijn met haar. Natuurlijk moet dat op elkaar aansluiten. Ik denk alleen wel dat het
in Nederland zo is dat je met een woning tegenwoordig bijna meer verdient dan met
werken. Daar moet je wel heel kritisch naar kijken. Ook als je panden verhuurt, was
de belasting daarop vrij laag. Ik vind het goed dat gekeken is naar hoe je dat op
een redelijke manier kan doen. Ik vind het onverklaarbaar dat je, op het moment dat
je heel hard werkt en een modaal inkomen verdient, daar bijna minder mee verdient
dan als je verschillende panden verhuurt; dat dat minder is dan de woning in prijs
stijgt per jaar. Ik vind het heel logisch dat je naar eigendom kijkt. Maar dat moet
op een manier dat er tegelijkertijd nog wel woningen verhuurd kunnen worden. Er zijn
een aantal dingen waarnaar een volgend kabinet dan kan kijken, maar dat is wel afhankelijk
van het woningbeleid daarnaast. Natuurlijk kun je kijken naar de overdrachtsbelasting
en naar box 3, maar dat kan alleen, vind ik, als dat niet ten koste gaat van huurders
en je dat inbedt in volkshuisvestingsbeleid. En daar heb ik grote zorgen over, met
verschillende partijen die daar dan voorstellen voor doen maar aan de andere kant
niet de volkshuisvesting daarmee stimuleren. Dus ik vind het te makkelijk om nu te
zeggen dat je daar gelijk wat mee moet doen. Als je zegt dat dat op elkaar moet aansluiten
en daarmee weer afbraakbeleid voor de volkshuisvesting gestimuleerd wordt, dan zou
ik dat niet willen. Als daarmee alleen maar eigenwoningbezit gestimuleerd wordt, dan
zou ik dat niet willen. Dus dat moet inderdaad ingebed worden, fiscaal beleid met
volkshuisvestingsbeleid, maar dat is dan wel afhankelijk van wat je daar parallel
naast legt. Volgens mij is dat een discussie die de verschillende partijen bij de
onderhandelingen over een mogelijk nieuw kabinet met elkaar moeten voeren.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Postma (NSC):
Dit is volgens mij precies de juiste discussie, want ik denk dat we daarin niet eens
zo ver uit elkaar liggen, behalve dan over hoe je dat daadwerkelijk gaat uitvoeren.
Want wij willen allemaal die miljoen woningen erbij in 2030. Wij willen allemaal dat
dat woningprobleem voor die 400.000 wordt opgelost. Dan is het vooral belangrijk om
te kijken wat nou die routekaart is om daar goed uit te komen. Wat wij bijvoorbeeld
zien, is dat regelgeving wel wordt getoetst op administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Dat is heel belangrijk om – een heel ander onderwerp – te zorgen dat het verdienvermogen
van Nederland overeind blijft. Vandaar ons pleidooi: kijk nou kritisch. Eigenlijk
heeft wonen een aantal vijanden; een daarvan is stikstof, de andere netwerkcongestie.
Ik heb daar ook al een motie voor ingediend, die is aangenomen door een brede meerderheid
van de Kamer. Iedereen heeft die ondersteund, behalve de VVD destijds. Maar daarbij
hebben we met elkaar bekeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we al die drempels weghalen,
zodat die woningen gebouwd worden. Want dit is een hele moeilijke, zware opgave die
we met elkaar hebben. En als de heer De Hoop dit pleidooi dan zo hoort, is het dan
niet wijs om, los van het precies afstemmen hoe en wat, er wel voor te zorgen dat
wonen absoluut prioriteit heeft? Moeten we ons erop blijven richten dat we in de toekomst,
in 2030, 1 miljoen woningen gebouwd hebben? Elke fiscale maatregel die we nemen en
die effect kan hebben, moeten we dan toch van tevoren in kaart brengen, zodat wij
als Kamer en politiek daar nog een besluit over kunnen nemen, maar wel heel goed weten
wat de gevolgen ervan zijn?
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Kijk, op zichzelf heb ik daartegen geen bezwaar. Ik zou tegelijkertijd alleen ook
het volgende tegen mevrouw Postma en de andere collega’s willen zeggen. We hebben
het over fiscaal beleid, maar ik stoor me weleens aan het volgende als het gaat over
wonen en volkshuisvesting. Kijk, als we het over onderwijs hebben, dan gaan we alle
verkiezingsprogramma’s naast elkaar leggen en dan zeggen we: zo, GroenLinks-Partij
van de Arbeid investeert structureel 500 miljoen euro meer in onderwijs dan de VVD.
Maar bij wonen doen we dat nooit. Ik hoop dat we bij deze verkiezingen ook daar de
discussie over voeren. Als je daadwerkelijk wilt dat er grondpolitiek gevoerd wordt,
als je wilt dat er geld afgeroomd wordt dat weer geïnvesteerd kan worden in volkshuisvesting,
als je wilt dat corporaties goedkoper kunnen lenen, dan moet je daar de portemonnee
voor trekken. Ik kan wel zeggen dat wij daar bij de doorrekening flink geld voor uit
gaan trekken: tientallen miljarden. Ik ben ook benieuwd wat de andere partijen doen.
Als je volkshuisvesting serieus neemt, als je de komende decennia de woningnood echt
wilt aanpakken, dan zul je daarvoor tot 2050 echt tientallen miljarden moeten uittrekken.
Wij gaan het doen en ik ben heel erg benieuwd wat andere partijen daartegenover gaan
stellen.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman, aan u het woord. Mevrouw Beckerman is van de SP.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voordat ik van start ga, zeg ik dat ik deze zaal zo meteen ga verlaten. Het is heel
lastig, maar ik heb een rondetafelgesprek geïnitieerd en dat begint om 14.00 uur.
Ik moet daarbij zijn. Dan ga ik beginnen.
Voorzitter. Dank aan mevrouw Welzijn en de heren Hermse en Hanssen – ik hoop dat ik
uw namen goed heb verstaan – voor het indienen van deze nota. Ik denk dat een fundamenteel
debat – al lijkt het misschien niet altijd zo – over wonen heel erg op z’n plaats
is. Huisvesting is immers een grondwettelijke taak van de overheid. De wooncrisis
is geen natuurverschijnsel, maar het gevolg van politieke keuzes. We kunnen er dan
ook niet omheen om, zoals mevrouw Welzijn met haar ondersteuners doet, te vragen hoe
het zo mis kon gaan.
Voorzitter. Dat vraagt inderdaad om een visie die de fiscale kant meeneemt, maar we moeten ook breder kijken naar het maatschappelijke belang van huisvesting.
Ik wil een aantal mooie voorstellen benoemen die de initiatiefnemer doet. Allereerst
noem ik de aandacht voor de wooncoöperaties, de zogenaamde derde sector. Er wordt voorgesteld om wetgeving op te stellen,
specifiek voor de derde sector van coöperatief bouwen. Wij hebben dat al gedaan. Onze
initiatiefwet ligt nu bij de Raad van State. Als we een goed advies krijgen, kan die
snel naar de Kamer. Dat zeg ik met een knipoog richting de Minister, voor als wij
een d-advies krijgen.
Voorzitter. Een nieuwe invoeringstoets introduceren voor beleid en fiscaliteit op
het gebied van wonen, zoals in de nota staat, lijkt mij heel verstandig. In de tekst
noemt de initiatiefnemer wonen als recht. Zij doet wel een concreet voorstel voor
een 2%-norm wat betreft frictietekorten, maar niet over hoe je nou omgaat met wonen
als recht. Wat betekent dat voor een woningzoekende?
Voorzitter. Er zijn ook punten in de nota waar wij meer moeite mee hebben. Deze nota
lijkt kopen wel heel erg als superieur te zien aan huren. Als er iets debet is aan
de huidige wooncrisis is het wel de toenemende inzet van de overheid op woningbezit
en de vermarkting en uitverkoop van onze sociale huisvesting: desastreus beleid dat
heeft geleid tot minder en duurdere woningen en dat ten grondslag ligt aan de enorme
groei van sociaal-economische ongelijkheid in de afgelopen decennia.
Voorzitter. Er zijn ook grote vraagtekens te zetten bij het idee dat sociale huur
alleen iets voor mensen is die niet slagen op de woningmarkt of die hulpbehoevend
zouden zijn. Goede betaalbare woningen zijn een recht voor iedereen. Rechten laat
je wat de SP betreft niet over aan de markt. Het is bovendien onzin, wat de SP betreft,
dat huurders afhankelijker zijn van de overheid dan kopers. Immers, de helft van de
hypotheekrenteaftrek gaat naar de bezitters van villa’s; 5 miljard per jaar.
Voorzitter. Mijn buurman, de heer De Hoop, zei het ook al: het kan ook anders; je
kunt ook een veel bredere sociale huursector hebben. Mijn partij wijst ook vaak naar
het voorbeeld in Wenen, waar het grootste deel van de mensen met een laag inkomen
of een middeninkomen, maar ook mensen met hogere middeninkomens toegang hebben tot
sociale huur. Dat zorgt ervoor dat de samenleving echt samenleeft. Ze bouwen niet
alleen woningen; ze bouwen aan een gemeenschap met allerhande voorzieningen erbij.
Iedereen woont in prettige wijken. Achterstandswijken bestaan niet. Dat is juist een
keuze die je kunt maken. In deze nota is het een beetje alsof sociale huur echt voor
een bepaalde doelgroep is. Zou de indiener daarop kunnen reflecteren? Kan sociale
huur niet juist voor bredere groepen de perfecte oplossing zijn? Moeten we de financiering
niet juist ook daarop richten?
Voorzitter. De initiatiefnemer zegt dat wensen van zittende bewoners en toekomstige
bewoners leidend moeten zijn. Daar ben ik het heel erg mee eens. Kunnen we dat niet
ook direct vertalen, zo vraag ik aan de initiatiefnemer, naar een pleidooi voor meer
zeggenschap en meer verenigingen, ook los van coöperaties? De SP wil dat corporaties
meer verenigingen worden van en voor huurders en dat huurders daarin ook zeggenschap
krijgen over bijvoorbeeld onderhoud, sloop, renovatie en de toekomst van de vereniging.
Voorzitter, ik rond af. Vandaag bespreken we deze nota, maar vandaag is ook het nieuws
naar buiten gekomen dat het aandeel sociale huur weer is gedaald en dat we sinds 2018
nog niet zo’n lage bouwproductie hebben gehad. Mijn buurman refereerde daar ook aan.
Ik vraag de Minister om een reflectie op die cijfers.
Voorzitter, dank u wel. Ik moet de zaal nu ook bijna meteen verlaten.
De voorzitter:
Dank en succes met het door u georganiseerde rondetafelgesprek. Dan is het woord aan
de heer De Groot van de VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil allereerst vanaf deze plek de initiatiefnemer, mevrouw
Welzijn, en – zo heb ik begrepen – haar collega’s Hermse en Hanssen hartelijk danken
voor het gedane werk. Het is altijd mooi om te zien dat iemand een initiatief aan
de Kamer voorlegt. Dat wil niet zeggen dat ik op alles positief zal reageren, maar
dat gaat u in mijn bijdrage horen. In ieder geval hartelijk dank voor het initiatief.
De initiatiefnemer zegt dat de volgende wooncrisis moet worden voorkomen. Dat klinkt
natuurlijk heel erg mooi en in de basis zijn wij het daar ook over eens, maar we zitten
nog volop in de huidige wooncrisis. Ik denk dat het daarom rechtvaardig is om je vandaag
af te vragen hoe geloofwaardig de vraag is hoe de volgende wooncrisis wordt voorkomen,
ook gelet op alle mensen thuis die op zoek zijn naar een woning. Want we bouwen nu
zelfs minder. De huidige wooncrisis aanpakken kan misschien nog wel een jaar of tien
duren. In termen van politiek is dat in ieder geval heel erg lang. De vraag is dus
wel: wat hebben we vandaag te doen? De VVD is het eens met het uitgangspunt dat we
vooral goed moeten kijken hoe we bouwen anticyclisch maken. Daar hoor ik mevrouw Welzijn
ook vaker over. Laat ik dat vooraf maar eens gezegd hebben.
Voorzitter. Vandaag zien we dat de cijfers keihard zijn. In de eerste helft van dit
jaar zijn in heel Nederland slechts 31.600 woningen opgeleverd. Dat is in zeven jaar
tijd het laagste aantal in een halfjaar. En waarom eigenlijk? Nou, omdat procedures
eindeloos duren, omdat stikstofregels en bezwaarprocedures projecten blokkeren en
omdat de overheid met regulering en regels investeerders juist wegjaagt in plaats
van aan boord houdt. En dat mag ook een deel van deze commissie zichzelf echt aantrekken.
Ik heb het er net in het interruptiedebatje met de heer De Hoop over gehad.
Maar laat ik helder zijn: er zitten goede punten in. Bijvoorbeeld het streven naar
een tekort van 2% vinden wij heel verstandig. Het opzetten van een databaseteam om
projecten die dreigen vast te lopen in kaart te brengen, kan zeker nuttig zijn, zolang
dat maar niet eindigt in nog veel meer bureaucratie. De aandacht voor arrangementen
voor startende kopers is belangrijk, maar laten we wel eerlijk zijn: het Nationaal
Fonds Betaalbare Koopwoningen is het gevolg van een initiatief dat collega Grinwis
van de ChristenUnie en de VVD jaren geleden hebben genomen. En het werkt ook. Als
de initiatiefnemer vindt dat we dat moeten uitbreiden, dan gaan we daar samen mee
aan de slag. Laten we daar gewoon op voortbouwen. Ook coöperatief bouwen, waarbij
bewoners samen hun woonplek vormgeven – collega Beckerman had het er ook al over –
ondersteunen wij echt van harte.
Voorzitter. Er is ook een kern van kritiek. De initiatiefnemer gaat er immers aan
voorbij dat op dit moment een van de grootste boosdoeners regulering is. Sinds de
aankondiging van de middenhuurregulering zijn tussen de 50.000 en 60.000 bestaande
huurwoningen verdwenen. In het laatste kwartaal waren er dat 16.000, terwijl het doel
juist was om méér betaalbare huurwoningen te realiseren. Het effect op de nieuwbouw
is het grootst. Dat heb ik net ook al gezegd. Hoge eisen, regulering, regels en twee
derde betaalbaar: het zorgt ervoor dat bouwprojecten überhaupt niet starten of gestopt
worden. Dat moeten we ons aanrekenen. Hoe kan je een initiatiefnota presenteren die
deels oplossingen heeft voor de toekomst, maar de desastreuze gevolgen van de onderdelen
van het beleid die ik net noemde, eigenlijk ook wel negeert? Want de remmen zitten
namelijk ook bij bestemmingsplannen, gemeentelijke besluitvorming en bezwaarprocedures.
Waarom wordt daar in de nota bij de maatregelen met geen woord over gerept? Ik hoor
dat graag van de initiatiefnemer, want je kunt de toekomst niet veranderen als je
je geen rekenschap geeft van het geheel.
Voorzitter. Ik zou mevrouw Welzijn nog een aantal andere vragen willen stellen. Hoe
kijkt zij aan tegen een markt die vol met regulering en regels zit waardoor de productie
verder afneemt? Het kan wel eens zo zijn dat we door die regels en regulering de woningbouwproductie
de komende jaren verder zien dalen. Wat zegt de initiatiefnemer daar eigenlijk van?
De oplossing is in de ogen van de VVD helder. We moeten radicaal meer bouwen. We moeten
grootschalige woningbouwlocaties ontwikkelen waar we tienduizenden woningen tegelijk
kunnen neerzetten. We moeten procedures versnellen en gemeenten verplichten om sneller
te besluiten. En – heel belangrijk – we moeten investeerders de zekerheid geven dat
bouwen loont.
Voorzitter. De keuze is dus simpel. Gaan we door op de weg van regels, vertragingen
en papieren plannen of kiezen we voor – ja, daar is-t-ie weer – bouwen, bouwen, bouwen?
De voorzitter:
Meneer De Groot, komt u tot een afronding? U zit in uw reservetijd.
De heer Peter de Groot (VVD):
Van een grote filosoof hoorde ik laatst: bouwen, bouwen, bouwen. Nou, de VVD kiest
daarvoor.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
«BBB», zullen we maar zeggen. Ik zag de heer De Hoop als eerste om een interruptie
vragen. Dat is meteen uw laatste, meneer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Als dit de grootste filosoof is die door de VVD gebruikt wordt, dan zegt dat misschien
ook wat over ... Het is een beetje een flauw grapje, voorzitter.
De heer Peter de Groot (VVD):
Het is weer zover, hoor!
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik wilde eigenlijk een minder flauwe interruptie plegen, maar ik kon het gewoon niet
laten.
Voorzitter. De VVD en GroenLinks-Partij van de Arbeid hebben een heel andere visie
op wonen, maar de heer De Groot en ik zitten volgens mij beiden nog wel bij een partij
die de rechtsstaat ontzettend belangrijk vindt en onze instituties altijd serieus
neemt. In de rechtsstaatverklaring die ook de VVD bij het begin van dit kabinet ondertekende,
stond dat voorstellen die op de Grondwet treden, gewijzigd zouden worden of ingetrokken
zouden worden. Het staat in de rechtsstaatverklaring die alle partijen die dit kabinet
met elkaar begonnen zijn, hebben ondertekend.
De Raad van State schrijft dat het wetsvoorstel in strijd is met de gelijke behandeling.
Dat staat nog los van wat je van het wetsvoorstel vindt. Ik ga ervan uit dat de VVD
nog steeds achter de rechtsstaatverklaring staat en dat de heer De Groot het met mij
eens is dat de Minister, nog los van hoe je naar het voorstel kijkt, inhoudelijk op
dit punt zal moeten ingaan als de Raad van State dit concludeert. En als de VVD zegt
dat zij nog achter de rechtsstaatverklaring staat, dan ga ik er ook van uit dat hij
het met mij eens is dat het wel heel ingewikkeld is als deze Minister de wet ongewijzigd
naar de Kamer zou sturen.
De heer Peter de Groot (VVD):
We gaan zien wat de Minister gaat wijzigen en hoe het wetsvoorstel luidt dat naar
de Kamer komt. De Minister gaat daar volgens mij gewoon mee aan de slag en wij gaan
dat ontvangen. Daar kan ik dus niet op vooruitlopen. Maar de VVD zegt natuurlijk al
jarenlang dat tijdelijke huisvesting voorwaardelijk is. Dat was zelfs zo bij de behandeling
van de initiatiefnota van de heer Kops van de PVV in 2022. Dat wil ik op deze interruptie
wel genoemd hebben na nogmaals gezegd te hebben dat de heer Koerhuis met zijn «bouwen,
bouwen, bouwen» een fantastische filosoof is, maar dat terzijde. Daarin zit de voorwaarde
dat wij in ieder geval statushouders die nergens terechtkunnen, daar huisvesten.
In juli ben ik in MerWijde geweest, op zo’n locatie voor tijdelijke huisvesting. Dat
zag er heel goed uit. Het was ook een plek waar andere urgentiegroepen werden gehuisvest
en waar statushouders ook konden beginnen met integreren. Dat was voor de VVD een
heel belangrijke oplossing voor onder andere het kunnen verbieden van het geven van
voorrang aan statushouders. Dat wil ik nogmaals meegeven. Daar zit de VVD helemaal
niet anders in. Dat roep ik al jarenlang. Het is belangrijk dat de Minister daar ook
vaart mee maakt.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Maar mijn vraag is of het wetsvoorstel, mocht het ongewijzigd ... Dit is geen antwoord
op mijn vraag, voorzitter.
De voorzitter:
Dat zal vast, maar de heer De Groot gaat over zijn eigen antwoorden, meneer De Hoop.
Dat zou u inmiddels moeten weten.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik heb even geluisterd naar de heer De Groot. Volgens mij is het juist heel verstandig
om nu ook te kijken naar de lange termijn. Dat betekent niet dat wij de woningnood
die er nú is, niet op de korte termijn moeten lossen. De heer De Hoop noemde net al
bijvoorbeeld het plaatsen van flexwoningen. Dat zijn dingen waar we absoluut naar
moeten kijken. Dat moet gewoon geregeld worden, zodat de woningzoekende van nu, nu
een huis heeft. Maar we gaan hetzelfde probleem over tien jaar krijgen. Dat is volgens
mij iets wat we met z’n allen delen. Daarom is het goed om vooruit te kijken. Ik had
het net in een interruptiedebatje al over die fiscale maatregelen die we nemen die
haaks staan op het woonbeleid dat we willen. Ik noemde het voorbeeld van die 10,6%
bij de overdrachtsbelasting. Ik ken de heer Peter de Groot in die zin dat ik weet
dat hij weet dat je altijd een businesscase moet hebben om rond te rekenen als je
vanuit de markt wil gaan bouwen. Een belangrijk onderdeel van het oplossen van het
woonprobleem is de markt de gelegenheid geven de woningen te bouwen die we met z’n
allen nodig hebben. Is de heer Peter de Groot het met ons eens dat het belangrijk
is dat we met z’n allen die woningen willen bouwen en dat we heel goed moeten kijken
naar fiscaal beleid? We moeten zorgen dat dat geen kwaad kan en dat eventjes onder
de loep leggen om te kijken of het niet juist het doel tegenwerkt dat we met z’n allen
hebben. Gewoon een simpele toets vooraf kan zo veel ellende besparen achteraf.
De heer Peter de Groot (VVD):
Hartelijk dank. Ik vind het eigenlijk echt een hele belangrijke interruptie. Als we
dat doen, moeten we ook rapporten die we daarover krijgen serieus nemen. Ik refereer
even aan het rapport van Staatssecretaris Van Rij, dat inging op de fiscaliteit ten
opzichte van de Wet betaalbare huur. Die rapporten moeten we serieus nemen. Dat heeft
NSC niet gedaan. In het rapport kon je namelijk zien dat het aannemen van de Wet betaalbare
huur zonder verruiming van het fiscale regime – het ging dus over een verruiming op
dat moment, terwijl het forfaitaire rendement op dat moment nog lager was dan waar
we nu tegen aan zitten te kijken – niet uit zou kunnen. Dus het is gedaan; het is
in Rutte IV door Van Rij en Hugo de Jonge samen gedaan. Daar was in te zien dat als
je een dergelijke regulering van de huur zou invoeren, je panden zou gaan verliezen
en de nieuwbouw niet door zou gaan. Dus ik vind het een heel belangrijk element voor
de komende 10, 20, 30 jaar dat we dat heel erg goed doen. Maar dan zou ik ook NSC
willen oproepen: op het moment dat het voor je neus ligt, moet je niet doorgaan met
regulering die niet uit kan.
De voorzitter:
Dan gaan we door naar de heer Grinwis van de ChristenUnie. Aan u het woord. Ook u
heeft vier minuten spreektijd. U was net niet bij de opening.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Anders gaat u me vast afkappen.
De voorzitter:
Ik dacht: ik ga het er bij u nog even extra bij zeggen.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dan heb ik inderdaad te veel spreektekst!
Voorzitter. Terwijl het ruim nog volloopt met water, probeert stuurvrouw Welzijn ons
te behoeden voor de volgende ijsschots. Behoedzaam probeert ze het volkshuisvestingsschip
bij te sturen. Zo kan ik mijn gevoel samenvatten na het lezen van haar initiatiefnota,
een nota waarin ze haar fundamentele visie op volkshuisvesting neerlegt. Dank aan
collega Welzijn en haar medewerker. Mooi om eens op een iets abstracter niveau met
elkaar over volkshuisvesting te spreken. Ik pak die handschoen graag op. Ik ben eigenlijk
ook wel benieuwd wat de visie van de Minister is op de toekomst van onze volkshuisvesting.
Waar wil ze eigenlijk naartoe met haar beleid?
Het startpunt van de ChristenUnie bij de visie op volkshuisvesting is namelijk ons
mensbeeld. Mensen zijn geschapen om in verbondenheid te leven, om God en onze naasten
lief te hebben. Wij zijn geroepen tot een leven in verbondenheid. In relatie tot de
ander komen we tot bloei. Bij uitstek gebeurt dat thuis, in de buurt, in je dorp of
stadswijk, waar je samen zorg draagt voor elkaar. De almaar groeiende woningnood is
niet alleen een bedreiging voor het recht op wonen, zoals de initiatiefnemer schrijft,
maar ook voor dat zorgzaam samenleven.
Mijn missie is daarom om thuis te geven in tijden van woningnood. In mijn bijdrage
werk ik dat uit langs drie lijnen: bouwen aan betaalbare woningen, bouwen aan een
gemeenschap en bouwen aan gelijkheid. Op die manier valt volgens ons ook een volgende
wooncrisis te voorkomen. Of het nu in dorpen op het platteland of in de steden is,
we hebben meer betaalbare woningen nodig, zodat ouderen kunnen doorstromen, gezinnen
kunnen doorgroeien en starters een dak boven het hoofd krijgen. Met meer sociale en
betaalbare huurwoningen wordt het mogelijk om inkomensgrenzen voor de middenhuur te
verruimen, zodat meer normale huishoudens een betaalbare woning kunnen huren zolang
ze nog niet kunnen kopen. In de initiatiefnota mis ik dit punt van verruiming van
de sociale sector. Kan de indiener daar nog eens op ingaan? Ik snap dat er nu een
gigaschaarste is en dat die, als het aandeel sociale huurwoningen verder afneemt,
groter wordt, maar zijn die inkomensgrenzen nu wel goed gekozen in de sociale huur?
Betaalbare woningen worden niet gebouwd zonder een forse bijdrage vanuit de rijksoverheid.
In de hoogtijdagen van de Nederlandse volkshuisvesting, de jaren zeventig en tachtig,
ging tot wel 7% van de rijksbegroting naar volkshuisvesting. Dat zou nu neerkomen
op een slordige 34 miljard euro. Dat is wel erg veel. Maar in de begroting voor komend
jaar is er nog geen 9 miljard uitgetrokken, waarvan 1 miljard echt voor woningbouw.
Anders dan in de twintigste eeuw gaan er geen structurele subsidies naar de sociale
woningbouw. Wil mevrouw Welzijn hier nog eens op ingaan? Erkent ze dat de terugtrekkende
beweging van het Rijk, juist ook als financier van woningen, bijgedragen heeft aan
het betaalbaarheidsprobleem op de markt? Is de Minister dan ook niet van mening dat
er meer nodig is dan het geld dat zij nu in haar begroting heeft, hoe mooi en goed
die realisatiestimulans ook is? Ik erken dat het meer is dan in de tien jaar daarvoor.
Breed in de sector horen we de roep om stabiliteit. Na wervelwind De Jonge, met bakken
wetgeving, hebben we nu Minister Keijzer, met vooral beleidsproza. Of het nu gaat
om vogelhuisjes of statushouders, het lijkt soms meer te gaan om beeldvorming dan
om oplossingen die bijdragen aan onze volkshuisvesting. Dat mag ze natuurlijk tegenspreken.
Een nieuwe Minister moet vooral niets nieuws gaan doen, zo snuif ik op in de bouwwereld.
Geen nieuwe plannen, geen nieuwe wetgeving, maar aan de slag met doorbraken. Kan de
Minister hierop reflecteren? Erkent zij deze kritiek uit de markt?
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer De Groot. Dat is uw laatste.
De heer Peter de Groot (VVD):
Mijn laatste? Dan moet ik even kiezen welke vraag ik ga stellen, want ik had er eigenlijk
twee. Laat ik het zo doen dat ik misschien wel een klein Grinwisje doe door een betoog
te houden met een vraag erin.
De bouw heeft zekerheid nodig. Nu zijn het juist de bouwpartijen die op dit moment
zeggen: blijf met je handen af van de hypotheekrenteaftrek, want daardoor zal de bouwproductie
dalen. Dat zou de heer Grinwis moeten aanspreken, zou ik bijna willen zeggen. Dat
is het eerste deel van mijn vraag.
Het andere deel van mijn vraag gaat over het volgende. Hoe harder je de duimschroeven
aandraait als het gaat over betaalbaarheid, regels en regulering, hoe meer geld je
nodig hebt om de bouw te blijven stimuleren. Is de heer Grinwis het niet met de VVD
eens dat we af en toe moeten zeggen: we geven wat lucht, bijvoorbeeld qua regulering
of regels, zodat het kapitaal dat we nodig hebben in de markt, gewoon blijft instromen?
Hoe kijkt de heer Grinwis daarnaar? Dat vraag ik gewoon hoog over. Wij hebben er soms
een handje van om flink meer regels in te voeren en regulering flink aan te schroeven,
maar het geld er niet bij te leveren.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat zijn twee totaal verschillende vraagstukken. Ik besef dat ik een beeld neerzet
van Hugo de Jonge die als wervelwind met bakken aan wetgeving is gekomen. Deze Minister
zette ik daar even tegenover, maar daar gaat het uiteindelijk niet om. Het gaat erom
dat we het na zo veel aanpassingen in het volkshuisvestingsbeleid de kans moeten geven
om uit te laten trillen. We moeten stabiel beleid voeren en kritisch kijken naar de
belemmeringen, die moeten we oplossen. Dat wil niet zeggen dat je geen reparaties
meer doorvoert. Sterker, ik heb bij de Wet betaalbare huur – ik zag namelijk heus
wel de schaduwzijde ervan – een motie ingediend om de WWS-tabel met 1% extra te indexeren
boven de inflatie, omdat je anders met je maximale huur op een gegeven moment aanbotst
tegen de wand van de WWS-tabel.
Ik heb nog geen wetsvoorstel of aanpassing van de Minister gezien. Ik zou dat gewoon
doen, omdat alleen al die + 1% in de som voor een andere investeerder al een wereld
van verschil betekent, omdat je natuurlijk jaar op jaar 1% extra hebt. Dat is even
heel concreet een voorstel dat ik zelf heb gedaan. Volgens mij stond de heer De Groot
ook onder die motie. We zijn daarin samen opgetrokken. Dat zijn, denk ik, hele kleine,
gerichte acties die het investeringsklimaat de komende jaren verbeteren zonder dat
je de hele wetgeving terug gaat draaien en op z’n kop gaat zetten. Zo beroerd is het
echt niet allemaal. Alleen, je moet het wel de kans geven om dingen uit te laten trillen.
Daar waar het evident het investeringsklimaat raakt, moet je bereid zijn om bij te
sturen. Dat zijn wij als ChristenUnie. We zijn daarin echt niet de beroerdste.
Dan over de hypotheekrenteaftrek.
De voorzitter:
Een beetje korter antwoorden alstublieft, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, maar ik kreeg er wel een vraag over.
De voorzitter:
Dat begrijp ik, maar graag beknopt antwoorden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Oké. De discussie over de hypotheekrenteaftrek wel of niet beperken is wat anders
dan de woningbouwdiscussie. Het EIB, het Economisch Instituut voor de Bouw, redeneert:
als je de hypotheekrenteaftrek beperkt, neemt de huizenprijsstijging wat af en dat
zou eventueel toekomstige nieuwbouwprojecten kunnen raken, waardoor het nét niet meer
uit kan. Dat is zeer zwart-wit opgeschreven door het Economisch Instituut voor de
Bouw. Als je ’m geleidelijk afbouwt in de komende vijftien of twintig jaar, zal dat
zeer gaan loslopen.
In algemene zin is er een andere overweging om aan de hypotheekrenteaftrek te zitten,
namelijk het perspectief van gelijkheid tussen koper en huurder. Dat is het perspectief
dat je meer financieringsruimte die markt in blaast, waardoor prijzen hoger zijn dan
nodig. En dat is precies de redenering van het EIB, dat zegt: als die prijzen dan
iets minder hard stijgen, krijg je problemen met je nieuwbouw. Nou die zwart-witanalyse
was erg kort door de bocht, dus dat mag de heer De Groot in de Kamer doorgeven.
Voorzitter.
Voorzitter: Postma
De voorzitter:
Een momentje. Ik begrijp dat de voorzitter het voorzitterschap weer aan mij heeft
overgedragen omdat zij zelf een interruptie wil plegen. Het woord is aan mevrouw Wijen-Nass.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb er zelf nog eentje over. Even over dat laatste
punt, de hypotheekrenteaftrek. Daar wil de ChristenUnie aan tornen. Ik heb het idee
dat de heer Grinwis zichzelf in zijn betoog nogal tegenspreekt. Enerzijds zegt hij
namelijk dat de markt behoefte heeft aan rust, stabiliteit en zekerheid, maar anderzijds
tornt de ChristenUnie weer aan allerlei regelingen. Ik volg het niet meer. Wat is
het nou, meneer Grinwis?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is natuurlijk altijd leuk om elkaar een beetje te prikken en een karikatuur te
maken van het voorstel van de ander. Nee, daar zit totaal geen tegenstelling in. Het
gaat over stabiliteit in het investeringsklimaat. Ik denk dat je daarvoor niet al
te veel nieuwe dingen meer op touw moet zetten, vooral doorbraken moet forceren en
niet dogmatisch moet denken over waar je gaat bouwen. Ik vind het daarom ook hartstikke
leuk om niet alleen in het oosten des lands allemaal nieuwe plekken aan te wijzen,
zoals volgens mij vrijdag in de Nota Ruimte gaat gebeuren. Laten we de IJstad in het
Markermeer maar eens bouwen. Ik was blij dat het standpunt van D66 op dit punt is
gedraaid; D66 was daar eerst tegen. Dus daar moet je vooral heel veel ruimte geven
en bijsturen op de WWS-tabel. Dat soort dingen helpt institutionele beleggers.
De discussie over de hypotheekrenteaftrek moeten wij niet te veel de woningbouw in
trekken. De impact? Als je die verstandig en geleidelijk afbouwt en dat geld teruggeeft
in de vorm van lagere belastingen en van de hypotheekrenteaftrek 1 miljard of zo gebruikt
om de bouw van betaalbare woningen te stimuleren, dan heeft dat per saldo, onder de
streep, helemaal geen negatief effect. Ik vind dat collega Wijen-Nass hier twee dingen
aan elkaar verbindt die met dank aan het EIB ook eventjes op de voorpagina van De
Telegraaf aan elkaar werden verbonden, maar daar moeten we ons niet te veel door laten
afleiden. Dat valt allemaal best wel mee. Wat belangrijk is, is dat burgers die hard
werken onder de streep niet meer belasting gaan betalen. Nou, ik kan u verzekeren
dat de lasten voor gezinnen bij de ChristenUnie omlaaggaan, ook al pakken wij de hypotheekrenteaftrek
aan. Kijkt u er straks onze doorrekening maar op na.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik denk dat iedereen in spanning wacht op 11 oktober, als alle cijfers
binnenkomen. Zal ik het voorzitterschap houden, mevrouw Wijen-Nass?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
De heer Grinwis is pas met een stukje klaar. Hij zit pas op 3 minuut 20.
De voorzitter:
Oké. Dan geef ik het voorzitterschap weer aan u. U heeft nog 40 seconden, meneer Grinwis.
Voorzitter: Wijen-Nass
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het tweede was dus: bouwen aan gemeenschappen. Ik ga er even
wat sneller doorheen en vuur mijn vragen even af.
Zijn mevrouw Welzijn en de Minister het met mij eens dat ... Even kijken. Waar had
ik het nu over? Nee. Dit sla ik even over. Over grootschalig bouwen heb ik het ook
gehad.
Ik heb een vraag voor de Minister. Waar blijft die hospitawet eigenlijk? Ik ben zeer
benieuwd naar die verruiming. Volgens mij hebben wij die wet nog niet voorgelegd gekregen.
Zouden we die al gehad moeten hebben?
Dan bouwen aan gelijkheid. Daar hebben we net een discussie over gehad bij een interruptie.
Ik vond het wel bevreemdend om te zien dat mevrouw Welzijn daar een beetje bij wegblijft
en eigenlijk zegt: die focus op het eigenwoningbezit vind ik prima. Hoe kijkt zij
dan aan tegen meer eigendomcentraal fiscaal beleid? Zou dat niet beter helpen?
Afrondend. We moeten de fiscale knoop voor investeerders ontwarren. Daar zei ik net
al wat over tegen collega De Groot. Daarom doe ik de oproep om de problematiek in
box 3 op te lossen – het nu voorliggende Belastingplan maakt die eerder groter dan
kleiner – de overdrachtsbelasting verder te verlagen, de vpb voor woningcorporaties
door herinvoering van de herbestedingsreserve te verbeteren en bij te sturen op de
WWS-tabel. Ik zei het al tegen de Minister. Zorg dat investeerders hun werk kunnen
doen, want we hebben de miljarden van de investeerders uit de markt keihard nodig.
Dat moet u als muziek in de oren klinken, meneer De Groot. Ik ben benieuwd naar een
reactie van de Minister op juist deze punten. Dit zit niet in het vakkenpakket van
deze Minister, maar het beïnvloedt haar werk als Minister van Volkshuisvesting gigantisch.
Punt.
De voorzitter:
Ja, punt. Ik heb u namelijk al best wel wat extra tijd gegeven.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank.
De voorzitter:
Alstublieft. Ik draag het voorzitterschap weer over.
Voorzitter: Postma
De voorzitter:
Hierbij neem ik het voorzitterschap over. Ik geef graag het woord aan mevrouw Wijen-Nass,
die haar inbreng zal leveren namens de BBB. Gaat uw gang.
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik ben in deze commissie als laatste aan de beurt
om mij uit te spreken over de initiatiefnota van mevrouw Welzijn. Ik wil haar hartelijk
bedanken voor alle voorbereiding en voor het indienen van de initiatiefnota. Ik dank
ook haar beide medewerkers.
De wooncrisis raakt heel veel mensen in Nederland. Jongeren wonen noodgedwongen tot
ver in de 30 bij hun ouders, voor starters is het heel moeilijk om een betaalbare
woning te vinden en ook ouderen kunnen geen passende woning vinden. Daar heb ik in
deze commissie namens de BBB heel vaak aandacht voor gevraagd. In de initiatiefnota
staat terecht dat we vooruit moeten kijken en de volgende wooncrisis moeten voorkomen.
BBB begrijpt die urgentie, maar we moeten ook maximaal inzetten op het oplossen van
de huidige wooncrisis. Deze week werd ook een petitie ingediend door een vereniging
voor kleine kernen. Zij maakte weer eens duidelijk hoe belangrijk het is dat jongeren
in hun eigen dorp kunnen blijven wonen. Dat is iets waarvoor ik mij vanaf het moment
dat ik de Tweede Kamer mag zitten, keihard inzet. Onlangs heb ik een rondetafel georganiseerd
over studenten en jongerenhuisvesting. Tot mijn grote spijt ging die niet door. Daarvoor
was in deze Kamer te weinig belangstelling. Alleen mevrouw Welzijn en ondergetekende
hadden zich daarvoor aangemeld. Ik vind het werkelijk waar onbegrijpelijk dat die
niet kon doorgaan. Dat moest mij nog even van het hart.
Dan de woningmarkt in Nederland. BBB gelooft in bouwen in heel Nederland, zowel in
de stad als in de kleine dorpen, en in maatwerk per regio. De woningbehoefte is in
de regio immers heel anders dan in de Randstad. Wij vinden het belangrijk dat starters
een eerlijke kans krijgen en wij vinden het belangrijk dat onze mensen op zoek kunnen
gaan naar een woning. Neem bijvoorbeeld een verpleegkundige die fulltime werkt, maar
geen woning kan vinden en elke dag uren heen en weer moet reizen, of de leraar die
dolgraag in de buurt van zijn school wil wonen, maar geen hypotheek kan krijgen.
Het is ook belangrijk dat wij de koopwoningen die we al hebben, betaalbaar houden.
Dat betekent voor BBB ook: handen af van de hypotheekrenteaftrek. Daarnaast hebben
we niet alleen betaalbare koopwoningen nodig. We hebben ook betaalbare huurwoningen
nodig, en dan niet alleen sociale huur, maar ook betaalbare middenhuur. Dat lukt niet
als verhuurders worden weggejaagd. De huidige Wet betaalbare huur moet dan ook van
tafel. Deze week las ik in een artikel in De Telegraaf dat de gemeente Amsterdam nog
een extra middenhuurcategorie wil toevoegen. Mijn vraag aan de Minister is of dat
niet in strijd is met Wet regie.
BBB wil heel graag de particuliere investeerders in Nederland behouden. Zij spelen
een belangrijke rol bij de bouw van woningen, maar bijvoorbeeld ook bij het aanbod
van huurwoningen. De overheid moet er door minder regels en snellere procedures voor
zorgen dat bouwen sneller en eenvoudiger kan. Ik denk hierbij aan fabrieksmatige bouw,
maar ook aan slim gebruiken wat er al staat. Ik noem bijvoorbeeld woningsplitsen en
verhuur door een hospita.
Voorzitter. Dit brengt mij tot een drietal concrete vragen aan mevrouw Welzijn. Hoe
wil mevrouw Welzijn haar visie op de woningmarkt praktisch vertalen in de concrete
projecten in de regio’s buiten de Randstad? Hoe zorgt haar visie ervoor dat het benodigde
maatwerk per regio voldoende aandacht krijgt?
Mevrouw Welzijn pleit in haar initiatiefnota voor wetgeving specifiek voor een derde
sector voor coöperatief bouwen. Zo wil zij coöperaties als juridische entiteit verankeren
en de toegang tot de kapitaalmarkt borgen. De regering heeft in haar reactie aangegeven
dat door bestaande financiële regelgeving wetgeving waarschijnlijk niet zal helpen
om de toegang tot de kapitaalmarkt te borgen, maar dat een fonds dat hiertoe wordt
opgezet, daar wel aan kan bijdragen. Wat is de reactie van mevrouw Welzijn op deze
constatering van de regering? Ziet zij nog andere manieren om het eigen initiatief
en de gemeenschapszin van coöperaties te ondersteunen, bijvoorbeeld door het wegnemen
van onnodige regels of het bieden van ruimte voor maatwerk in plaats van enkel op
wetgeving in te zetten?
Nog één slotvraag, mevrouw de voorzitter. Regulering is een van de grote problemen
waardoor de woningbouw momenteel vastloopt. Zelf vind ik dat dit in deze initiatiefnota
wat onderbelicht is. Ik zou graag willen weten hoe de initiatiefnemer hiernaar kijkt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik doe het toch ook maar eventjes terug naar mevrouw Wijen-Nass, want het klinkt zo
lekker: handen af van de hypotheekrenteaftrek. Dan zijn we weer heerlijk terug in
2010, toen Balkenende en Rutte en zo elkaar de maat namen op de hypotheekrenteaftrek.
Dit zijn heel veel oude, dierbare herinneringen.
Maar we moeten ook kijken naar de andere kant van het verhaal: het moet uitgevoerd
worden door de Belastingdienst. Samen met collega Vermeer heb ik een voorstel gedaan
voor een jaarlijkse vereenvoudigingsdag, waarop we echt ons hele stelsel gaan vereenvoudigen.
De huidige hypotheekrenteaftrek is onuitvoerbaar geworden voor de Belastingdienst.
Vanaf 2031 kunnen ze het huidige stelsel niet meer uitvoeren, omdat ze dan moeten
gaan ingrijpen omdat de dertigjaarstermijn voor mensen die in 2001 een hypotheek zijn
aangegaan, begint af te lopen. Dat is toch een reden om het veel simpeler te maken?
Wat vindt mevrouw Wijen-Nass van het idee om als alternatief te zeggen: je mag meer,
deels aflossingsvrij, lenen in box 3, en als je starter bent, krijg je een langere
looptijd? Dan neem je aan de ene kant wat financieringsruimte weg, maar bied je aan
de andere kant weer financieringsruimte. Dan kun je het onder de streep voor huishoudens
die op de woningmarkt proberen te beginnen, nog steeds hartstikke aantrekkelijk maken.
Dan heb je niet de nadelen van een zéér ingewikkeld stelsel, dat bijna niet meer uit
te voeren is. Wat vindt mevrouw Wijen-Nass van dat aantrekkelijke perspectief?
Mevrouw Wijen-Nass (BBB):
De heer Grinwis haalt hiermee, denk ik, wel een aantal dingen door elkaar. Het vereenvoudigen
van het stelsel is inderdaad iets waar de BBB zeker voorstander van is, maar tegelijkertijd
is het ook zo dat de hypotheekrenteaftrek voor heel veel gezinnen in Nederland heel
belangrijk is. Dat doet wat met het investeringsklimaat. Daarnaast is het ook zo dat
de hypotheekrenteaftrek direct van invloed is op het netto besteedbaar inkomen van
gezinnen in Nederland. Als je een woning hebt gekocht – dat vind ik nadrukkelijk anders
dan als je een huurwoning huurt – dan heb je te maken met investeringen. Je moet zo’n
woning namelijk ook onderhouden. Er zit ook een heel ander kostenplaatje aan. Ik hoor
de heer Grinwis buiten de microfoon zeggen: dat weet ik. Ik weet er ook alles van,
meneer Grinwis. Dat kost een heleboel geld. Ik vind het ook belangrijk dat je daarin
een betrouwbare overheid bent en dat mensen kunnen rekenen op de hypotheekrenteaftrek.
Daarom zeg ik: handen af van de hypotheekrenteaftrek.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van uw spreektijd. Dat betekent dat
ik het voorzitterschap weer aan u overdraag.
Voorzitter: Wijen-Nass
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Postma, voor het tijdelijk overnemen. Dan gaan we nu de vergadering
schorsen. Ik doe dat voor de duur van 30 minuten. Is dat voldoende? Ja. We schorsen
30 minuten. Dan komen we om 14.55 uur weer terug in deze zaal. Tot dan!
De vergadering wordt van 14.27 uur tot 14.58 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug, allemaal, bij het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid Welzijn.
Het woord is dadelijk eerst aan het lid Welzijn en daarna aan de Minister. Er staat
nu nog ongeveer anderhalf uur voor de bespreking van deze initiatiefnota, inclusief
de tweede termijn. Dat betekent dat ik in totaal vier interrupties ga toelaten per
lid. Dan is het aan de commissieleden zelf hoe ze die interrupties willen verdelen.
Mevrouw Welzijn, het woord is aan u.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de Kamer bedanken voor de tijd en de aandacht
die vandaag uitgaan naar dit debat. Wonen is een grondrecht; we hebben dat al vaker
met elkaar gememoreerd. Artikel 22, lid 2: de overheid draagt zorg voor voldoende
woongelegenheid. Toch zitten we met een acuut tekort van ruim 400.000 woningen. Er
zijn ongeveer 1 miljoen Nederlanders die vandaag op zoek zijn naar een huis en dat niet kunnen vinden.
Ik kom uit Rotterdam. Daar zeggen we: geen woorden maar daden. We zijn van de opgestroopte
mouwen. Dat is precies hoe ik dit dossier zou willen aanpakken. Een crisis los je
niet op met lapmiddelen, maar met structurele oplossingen. Iedere dag word ik eraan
herinnerd waarom dat nodig is. Onderweg naar de Kamer zie ik mensen buiten op bankjes
slapen, omdat ze geen woning hebben. Tijdens werkbezoeken hoor ik van onze starters
dat ze hun leven niet kunnen opbouwen, omdat de prijzen te hoog zijn of de wachtlijsten
eindeloos lang.
Voorzitter. Dit gaat dus niet over cijfers, maar over mensen die vastlopen. Voor hen
stroop ik gauw de mouwen op, maar tegelijkertijd moeten we wel verder durven kijken.
Als we alleen de crisis van vandaag bestrijden, hebben we over tien jaar opnieuw dezelfde
problemen. Daarom zeg ik: volkshuisvesting en woningmarkt zijn geen tegenpolen, maar
twee kanten van exact dezelfde medaille. Met mijn initiatiefnota wil ik handvatten
geven om de huidige crisis op te lossen en de volgende te voorkomen.
De wooncrisis is helaas niet op te lossen in één kabinetsperiode, laat staan in twee
jaar. Maar laat ik benoemen wat er wel gelukt is. We hebben weer een Ministerie van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. We hebben een Minister die de regie pakt.
We hebben 5 miljard extra vrijgemaakt tot 2029. Dat is geld dat naar echte woningen
gaat. We hebben een Woontop georganiseerd om tot afspraken te komen met het veld.
Zij zijn degenen die het moeten gaan doen. We hebben procedures versneld door vaste
termijnen in te voeren om vertragingen te voorkomen. Maar in het visiedocument van
Nieuw Sociaal Contract hebben we ook voorstellen gedaan om de versnelling nog een
stapje verder te brengen.
Voorzitter. Dit alles is niet vanzelfsprekend. Goedkope en betaalbare woningen leveren
investeerders vaak te weinig op. Daarom is stabiel en voorspelbaar beleid cruciaal.
Woonbeleid en fiscaal beleid moeten met elkaar in evenwicht zijn, want als fiscale
regels leiden tot hogere huren en koopprijzen, dan staan bewoners tegenover elkaar,
staan aanbieders tegenover elkaar en staan aanbieders tegenover bewoners. Maar als
wij samenwerken aan een gedeelde visie, bouwen we niet alleen aan huizen, maar ook
aan een samenleving die zorgzaam, stabiel en toekomstbestendig is. Daarom doe ik vandaag
een beroep op de Minister: «Zorg dat het woningtekort structureel teruggaat naar 2%.
Borg de huurteams. Zorg ervoor dat sociale huurwoningen échte sociale huurwoningen
zijn. Voer die fiscale toets aan de voorkant in, zodat we kunnen zien wat er gebeurt.
Bied starters en studenten eindelijk weer perspectief.» Zo lossen we niet alleen deze
wooncrisis op, maar voorkomen we ook de volgende.
Ik heb de vragen meegeschreven samen met de collega’s. Ik ga mijn uiterste best doen
om daar zo goed mogelijk op te reageren. We hebben ze verdeeld in verschillende onderwerpen.
Misschien is het handig om het per onderwerp te bespreken en eventuele interrupties
daaraan te koppelen. Ik heb hier eerst een mapje dat gaat over het statistische tekort
van 2%. Daar hangt volgens mij de vraag van mevrouw Wijen-Nass van de BBB mee samen.
De voorzitter:
Mevrouw Welzijn, kunt u, voordat u doorgaat, even opnoemen welke mapjes u heeft?
Mevrouw Welzijn (NSC):
Ja. Het eerste mapje, waar ik dus mee ga beginnen, gaat over het statistische tekort
van 2%. Daarna heb ik een mapje dat gaat over fiscaliteit en woonbeleid, dan de wooncoöperaties
en tot slot de definitie van sociale huur. Dat is een hele administratie. Dank aan
mijn collega’s. Ze zien eruit als bodyguards, maar ze zijn mijn steun en toeverlaat
op het vlak van woonbeleid en fiscaal beleid.
De voorzitter:
Mevrouw Welzijn, voordat u begint aan uw mapjes, heeft u een interruptie van mevrouw
Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Ik hoorde mevrouw Welzijn in haar inleiding ingaan op de huurteams en het belangrijke
werk dat die doen. Ik weet dat zij langs is gegaan bij huurteams en daar verhalen
heeft gehoord. Zij pleit ervoor om huurteams beter te verankeren. Mijn concrete vraag
aan mevrouw Welzijn is wat zij nou is tegengekomen in die gesprekken waardoor die
noodzaak er is en hoe zo’n verankering eruit zou kunnen zien.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Ik heb drie weken uit het reces benut om met verschillende huurteams in gesprek te
gaan, om van henzelf te horen waar ze tegen aanlopen, wat er goed gaat, wat er minder
goed gaat en wat zij nodig hebben vanuit Den Haag. Wat mij iedere keer gewoon echt
bij de keel grijpt, zijn de verhalen van de mensen die tegen ongein aanlopen als uitwas
van deze wooncrisis. Er zijn mensen die zeggen «never waste a good crisis» en daarmee bedoelen
dat ze daar zo veel mogelijk munt uit willen slaan, zelfs ten koste van mensen, van
huurders, en die overgaan tot intimidatie en tot lelijk gedrag om ervoor te zorgen
dat zij daar gewin uit halen.
Ik heb gezien dat deze huurteams een heel mooie rol spelen om een heleboel ellende
in de kiem te smoren. Ook heb ik gezien dat met de komst van de Wet goed verhuurderschap,
die elke gemeente verplicht om een meldpunt te hebben, er een heleboel gemeenten zijn
die denken: nou, als we eenmaal zo’n meldpunt hebben, hoeven we niet meer de straat
op en komen mensen als vanzelf naar ons toe en kunnen we de huurteams afschalen en
hoeven we alleen nog maar te handhaven, te beboeten et cetera. En dat is net iets
te simplistisch in mijn idee, want die huurteams doen ontzettend goed werk. Sommige
bestaan al tien jaar, sommige bestaan al vijftien jaar. Dat was al ver voordat die
wet die het verhuurdersgedrag reguleert überhaupt bestond. Ook heb ik gehoord dat
ook verhuurders die het graag goed willen doen, zich melden bij huurteams om te zeggen:
joh, ik loop tegen dit probleem aan met die huurder; wat kan ik doen, wat zijn de
do’s-and-don’ts? Ook op die manier zorgen huurteams ervoor dat zowel huurders als
verhuurders met elkaar in harmonie hun werk kunnen doen.
De voorzitter:
Goed, mevrouw Welzijn, vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Voorzitter. Ik start dus met het mapje dat gaat over het terugbrengen van de wooncrisis
naar een statistisch tekort van 2%. Wat ik daarover kan zeggen is dat 2% door deskundigen
gezien wordt als gezonde spanning. Je hebt altijd woningen die leegstaan omdat je
onderhoud moet plegen of net bezig bent met een renovatie et cetera.
In dit mapje heb ik zitten de vraag van mevrouw Wijen-Nass die gaat over de praktische
vertaling van de initiatiefnota naar de regio, naar datgene wat buiten de Randstad
zit. Wat ik daarover kan zeggen, is dat we met de Wet versterking regie volkshuisvesting
hebben gealloceerd wat de bouwopgave is en hoe we die gesegmenteerd willen zien: 30%
sociaal, twee derde betaalbaar en regionaal gedifferentieerd. Dat geeft de juridische
basis aan gemeenten en aan regio’s om met elkaar te kijken wat er nodig is in hun
gebied. Ook is het belangrijk om niet alleen te kijken naar grootschalige gebiedsontwikkelingen,
want daarmee red je het niet in de kleine kernen. We hebben daar samen beneden in
de hal gestaan toen de petitie aangeboden werd namens de kleine kernen. Zij pleiten
ervoor dat we ons realiseren dat er ook ruimte moet zijn om ergens vier huizen of
tien huizen of twintig huizen bij te bouwen. Die ruimte wordt in die wet geborgd.
Verder heb ik de vraag genoteerd van de heer De Groot – mevrouw Wijen-Nass heb ik
daar ook over gehoord – hoe het zit met een markt die vol met regels en regulering
zit, waardoor productie verder afneemt en de woningbouwproductie verder zou kunnen
dalen in de komende jaren. Het was een gemeenschappelijke zorg die ik daarin hoorde.
Hoe kijk ik daarnaar? Volgens mij is de Minister redelijk noest aan de gang met het
project STOER. Daarbij bekijkt zij welke regels en zaken overbodig zouden kunnen zijn
of misschien wel geschrapt zouden kunnen worden. Wij volgen dat met extreem veel belangstelling,
want ook Nieuw Sociaal Contract denkt dat daar een deel van het antwoord zit. Op onze
beurt zeggen wij wel: regels geven soms ook duidelijkheid. Als dingen misgaan, is
de vraag «whodunit?», en dan wil je de verantwoordelijkheid ook kunnen leggen op de
plek waar die hoort. Hoogleraren hebben in een rondetafelgesprek in een van deze zalen
aangegeven dat je ervoor moet uitkijken dat het schrappen van regels niet lokaal voor
onduidelijkheid gaat zorgen. Wij kijken dus reikhalzend uit naar de uitkomsten van
het project STOER, want ook wij zien dat hier zeker een belangrijke sleutel ligt tot
een oplossing als wij van die regels en reguleringen af willen komen.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik ben blij om te horen dat mevrouw Welzijn zegt dat we moeten uitkijken dat we geen
regels terugkrijgen op lokaal niveau. Dat sluit helemaal aan bij de visie van de VVD.
Volgens mij is dat ook precies wat de Minister aan het doen is als zij kijkt wat ze
vooral landelijk moet regelen om de lokale regels niet in de weg te hebben zitten.
Maar mijn interruptie, mijn vraag, gaat over het volgende. De Minister heeft nu een
aantal voorstellen gedaan voor het verminderen van regels of het aanpassen van regulering.
In dit geval gaat het ook om de middenhuurregulering. Die voorstellen zijn niet echt
met heel veel gejuich door de Kamer en de initiatiefnemer van deze nota ontvangen.
De initiatiefnemer, mevrouw Welzijn, zegt dat zij die met belangstelling afwacht,
maar die voorstellen werden in het afgelopen jaar niet met veel succes ontvangen.
Hoe kijkt mevrouw Welzijn daar zelf naar?
Ik weet het niet, voorzitter. Moet ik «mevrouw Welzijn» zeggen, of «de initiatiefnemer»?
Dat is altijd een beetje zoeken.
De voorzitter:
Van mij mag het allebei. Ik weet niet wat mevrouw Welzijn zelf het prettigst vindt.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Nou ja, ik had al een hoop titels. «Moeder» is de mooiste trouwens, maar «initiatiefnemer»
mag erbij. «Welzijn» klinkt ook bekend.
Wij hebben de voorstellen van de Minister nog niet in de Kamer gezien. Wij hebben
veel in de pers gelezen en er zijn consultaties gaande. In het veld is van alles gaande,
maar een voorstel hebben wij in deze Kamer nog niet gezien. Wat je wil, is dat het
schrappen van regels of het wijzigen van regels niet leidt tot hogere huurprijzen
voor mensen wier inkomen toch al bescheiden is. Daar ben ik kritisch op. Dat is een
van de redenen waarom wij zeker met veel interesse zullen kijken naar de voorstellen
die komen. Maar wij zullen ook kijken wat die doen met huurders. Want de wooncrisis
die wij op dit moment hebben, gaat niet alleen maar over te weinig huizen, zoals ik
net in mijn inleiding zei, of over te dure huizen. Die gaat ook over uitwassen die
daardoor ontstaan. Op het moment dat het je het weer aantrekkelijk maakt om aan die
huurknop te gaan zitten en mensen rechtstreeks in de portemonnee treft, ben je wat
mij betreft met het aanpassen van regels niet op de juiste weg.
De voorzitter:
De heer De Groot heeft een vervolgvraag.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank voor het antwoord. Ook op dat laatste zou ik nog graag een interruptie willen
plegen. De VVD is het er helemaal mee eens dat je de excessen moet aanpakken die voortkomen
uit een tekort aan woningen. Die redenatie kan ik dus heel goed volgen. Alleen, het
lijkt er ook wel op dat wij in de Kamer met elkaar een beetje doorslaan als wij vinden
het ook maar voor iedereen betaalbaar moet zijn om te wonen op een plek waar het tekort
aan woningen enorm is. Ik noem maar even Amsterdam of Rotterdam, waar mevrouw Welzijn
net zelf aan refereerde. Je zou ook kunnen zeggen dat waar de vraag het grootst is,
de prijzen inderdaad iets meer oplopen en dat de prijzen net wat anders zijn waar
de vraag wat minder is, zoals in Limburg of bij mij om de hoek, in Harderwijk. Hoe
kijkt mevrouw Welzijn daarnaar? We kunnen namelijk niet met z’n allen in Amsterdam
wonen of in de stad Rotterdam.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Ik denk dat we hier een fundamenteel verschil te pakken hebben tussen de VVD en Nieuw
Sociaal Contract. Voor ons staat voorop dat wonen een grondrecht is, en dat grondrecht
kan niet alleen maar ingeroepen worden als je toevallig op de ene plek geboren bent
of toevallig op de andere plek opgroeit. Wij vinden dat dit grondrecht gewoon geldt
voor het hele grondgebied.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, mevrouw Welzijn.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dan een vraag van de heer De Groot van de VVD: «Waarom gaat de nota niet in op de
problemen die het huidige beleid veroorzaakt? Remmen zitten ook op vertragende regels
en bezwaarprocedures.» Wat ik daarover kan zeggen, is dat ik met deze nota vooral
wilde inzoomen op hoe we de volgende crisis voorkomen. Ik zei toevallig net toen ik
hiernaartoe liep tegen een collega: een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde
steen. Hoe kan het dan dat wij hier in Nederland al 124 jaar – dat zijn een hoop ezels
en een hoop stenen – iedere keer maar weer van wooncrisis naar wooncrisis naar wooncrisis
gaan? We hebben dus niet alleen maar te maken met een wooncrisis. We hebben te maken
een patroon van wooncrises. Dat betekent dus dat wij met elkaar de opgave hebben om
dat patroon te doorbreken. Dat gaat dus over een heel fundamentele kijk op de volkshuisvesting,
zoals ik al aangaf. Vind je dat de volkshuisvesting tegenover de markt staat?
De Grondwet maakt geen verschil tussen de segmenten. Er staat niet in de Grondwet
dat dat grondrecht alleen maar geldt voor mensen met een kleine portemonnee. De Grondwet
spreekt gewoon simpelweg over wonen. Dat betekent dus dat wij voor het hele gebied
moeten kijken hoe we de wooncrisis oplossen nu en hoe we een crisis voorkomen daarna.
Wat wij daarin belangrijk vinden, is dat we ons realiseren dat de vertragingen die
we in de woningbouw hebben miljarden op jaarbasis kosten, uit de zakken van onze ontwikkelaars.
Ieder jaar weer. Dat betekent dat het belangrijk is om niet alleen te sturen op het
verkleinen van het tekort, maar ook op het snel oplossen van dat tekort. Want het
simpele feit dat we die vertragingen hebben, kost ongelofelijk veel tijd en geld.
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Op een gegeven moment schrijft mevrouw Welzijn in de nota: woningen bouwen met lagere
huren is nou eenmaal verlieslatend. Mijn vraag aan haar is: hoe erg is dat eigenlijk?
In de jaren tachtig en de jaren negentig – de heer Grinwis schetste dat ook in zijn
bijdrage – ging 8% van de rijksbegroting naar wonen om die huren betaalbaar te houden.
Er zijn meer maatschappelijke voorzieningen die niet rendabel zijn. Als we alleen
maar rendabele snelwegen mochten aanleggen, dan kon ik niet meer thuiskomen in Friesland
bijvoorbeeld. Hoe erg is dat lagere huren niet rendabel zijn en wat zou je daar anders
misschien tegenover kunnen stellen? Daar zou ik wel een iets uitgebreidere toelichting
van mevrouw Welzijn op willen.
Mevrouw Welzijn (NSC):
«Iets uitgebreider» is mijn middle name, dus daar komt ie. Wat belangrijk is om ons
te realiseren, is dat het heel normaal is dat sociale woningbouw onrendabel is. Dat
is niet raar of gek. Dat is een keuze die we met elkaar maken vanuit dat grondrecht,
dat we zeggen: we vinden dat iedereen, ongeacht zijn portemonnee, een goede woning
moet kunnen bewonen. Wat je ziet, is dat we daar een heel stelsel voor hebben gemaakt,
juist omdat we dat zo gewoon vinden. Dat is het waarborgsysteem voor sociale woningbouw.
Daarin hebben we met elkaar geregeld dat de toegelaten instellingen – dat zijn dus
de woningcorporaties, de «sociale woningbouw» zoals dat in de volksmond weleens wordt
genoemd – hun werk kunnen doen. Het is dus heel gewoon dat dat onrendabel is.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik ben het helemaal eens met deze analyse van mevrouw Welzijn. De vraag is dan alleen
waar je naartoe wilt werken en wat de stip op de horizon is die je daarbij zet. Wat
ik in deze nota misschien meer las, was een stip op de horizon voor eigenwoningbezit.
Ik ken mevrouw Welzijn niet als iemand die het thatcherisme najaagt, bij wijze van
spreken. Ik had die stip op de horizon ook wel iets meer willen zien voor sociale
huur, dat je toch ook zorgt dat middengroepen en mensen met een iets hoger inkomen
ook aan die sociale huurwoningen kunnen komen. Mevrouw Welzijn schetst verschillende
groepen als je het over de huursector hebt. Is dat nog iets wat NSC daadwerkelijk
nastreeft of zegt mevrouw Welzijn als initiatiefnemer, maar ook als lid van NSC: wij
zien die sociale huur toch vooral voor lagere inkomens? Dan zit daar wel een verschil
van inzicht. Daar ben ik gewoon nieuwsgierig naar.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Kijk, wat je ziet – en dat is meteen het bruggetje naar een van de volgende onderwerpen
– is dat we met elkaar geen goede definitie hebben van wat nou eigenlijk een sociale
huurwoning is. Dat betekent ook dat we allerlei sociale huurwoningen hebben die de
naam «sociale huurwoning» hebben, maar die niet het vehikel zijn zoals de woningcorporaties
dat bieden. Dat gaat verder dan alleen maar een lage huur, dus een onrendabele investering,
omdat je daar niet de markthuur uit kunt halen. Dat gaat ook over leefbaarheid en
veiligheid. Dat gaat ook over een tweede kans geven aan mensen die bijvoorbeeld uit
de opvang uitstromen en nog hulp nodig hebben om weer op eigen benen te staan of ergens
weer een nieuw begin te maken. Dat maakt ook dat corporaties woonconsulenten en wijkconsulenten
in dienst hebben. Dat maakt ook dat corporaties 50% van hun dagelijkse activiteit
niet in de marktwaarde kwijt kunnen.
Als je dát een sociale huurwoning vindt, dan hebben we daar heel wat van te koesteren,
want alleen de woningcorporatie bouwt dat soort sociale huurwoningen. En koesteren,
daar hoort ook bij: beschermen. Wat je nu ziet, is dat andere sociale huurwoningen,
die dus niet hetzelfde zijn als de definitie die ik net gaf maar alleen een lage huur
hebben, na tien of vijftien jaar uitgepond worden, en dan zijn ze weer weg. En wat
je ook ziet, is dat mensen, doordat een aantrekkelijk segment net boven de sociale
huur ontbreekt of niet voldoende aanwezig is, dus middenhuur en betaalbare koop, in
hun sociale huurwoning blijven hangen. Dat doen ze niet, omdat ze dat per se zo heel
graag willen, maar omdat er niks anders is. In beleidstermen noemen we dat met elkaar
ook weleens «goedkope scheefwoners».
Dus doordat je niet goed demarqueert wat een sociale huurwoning is, doordat je geen
segment hebt dat aantrekkelijk is om naartoe door te stromen, heb je – en dat kun
je de mensen niet aanrekenen – dat er ook oneigenlijk gebruikgemaakt wordt van de
sociale huurwoning door groepen die allang hadden kunnen doorstromen. En als je oplossing
dan is dat we nog meer sociale huurwoningen moeten bouwen of de inkomens van mensen
nog verder moeten gaan verruimen, dan vind ik dat je dat probleem in stand houdt.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, mevrouw Welzijn.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik kom dan bij de vraag van de heer Mooiman van de PVV. Die
vroeg zich af hoe ik aankijk tegen de cijfers met betrekking tot arbeidsmigranten
en internationals, en of er geen maatregelen genomen moeten worden om dit verder af
te remmen. Nou, dat klinkt als muziek in onze oren. Sterker nog, toen onze oprichter,
Pieter Omtzigt, nog helemaal in zijn dooie uppie Groep Omtzigt was, heeft hij zich
ook al over deze vraag gebogen. In Nieuw Sociaal Contract hebben wij dat gedachtegoed
geadopteerd en verder uitgebouwd.
Net hebben we met de heren Hanssen en Hermse gekeken naar die belastingvrije vergoeding
van 30%. Door die 30%-regeling hebben mensen uit het buitenland op het moment dat
zij in deze categorie «arbeidsmigranten/internationals» vallen, ook met de ETK-regeling,
allerlei fiscale voordelen. En daardoor kunnen zij weer meer geld bieden op de huurmarkt
en koopmarkt. Wij zeggen dus: dat is oneigenlijke concurrentie met de eigen inwoners.
Wij delen dus het idee dat je iets met die ETK-regeling en die nu nog 30%-regeling
zou moeten doen, alhoewel we natuurlijk wel al een eerste stap zetten door die 30%-regeling
te versoberen naar 27% per 2027.
De voorzitter:
U heeft een vraag van de heer Mooiman.
De heer Mooiman (PVV):
Dank aan mevrouw Welzijn voor de beantwoording van de vraag. Ik denk dat we het wat
dat betreft volledig met elkaar eens zijn. Het klopt natuurlijk ook dat de heer Omtzigt
zich eerder heeft ingezet tegen verdere internationalisering en alles wat daarbij
hoort, ook als het gaat om de druk op woningen. Ik denk ook dat die expatregeling
afschaffen of versoberen, zoals u dat terecht noemt, logisch zou zijn. Tegelijkertijd
zien we dat het ook in andere landen in Europa, maar ook buiten Europa, helemaal niet
zo makkelijk is om een woning te bezitten voor iemand die de nationaliteit van het
land niet heeft. Ik vraag me af of u ook uw gedachten daarover op tafel kunt brengen,
hoe u nadenkt over maatregelen op dat vlak.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Ik denk dat we intussen met elkaar kunnen constateren dat we in heel Europa een wooncrisis
hebben. Het is niet een Nederlands feestje dat we hier aan het vieren zijn. Er wordt
ook voor het eerst in Europa een housing act opgemaakt en er is een Eurocommissaris
aangewezen voor juist dit soort vraagstukken. Onze Europese man, Dirk Gotink, zit
ook in zo’n housing committee om deze, maar ook andere, vraagstukken met elkaar te
bekijken, want landen kunnen ook van elkaar leren. Je ziet verder ook dat als landen
hun beleid niet enigszins synchroniseren, je een waterbedeffect kunt krijgen. Dan
schuift men met het gedrag dat je niet hebben wilt gewoon een grens op. Dus in die
context zie ik deze problematiek.
De voorzitter:
U kunt verdergaan met uw betoog, mevrouw Welzijn.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dan had ik nog een vraag van mevrouw Beckerman, die ook hieraan raakt. Die gaat over
wonen als recht. Ik wil wat ik net zei eigenlijk nog heel even herhalen richting mevrouw
Beckerman: wonen is een grondrecht. Er staat niet: sociale huurwoningen zijn een grondrecht,
de markt niet. Wonen, alle segmenten, dat is een grondrecht.
Dan fiscaal beleid en woonbeleid. Dit is voor mij een van de belangrijkste punten
uit deze initiatiefnota. Dat komt omdat fiscaal beleid en woonbeleid ontzettend op
elkaar inwerken. Collega Postma noemde net al het treffende voorbeeld van de overdrachtsbelasting:
de ene Minister probeert een huis te bouwen en de andere Minister kinkelt fiscaal
de ramen in. Die twee dingen moeten hand in hand ontworpen worden, zodat je de zekerheid
hebt dat datgene wat je in je woonbeleid wilt bereiken, ook daadwerkelijk gaat bereiken.
De vraag van de ChristenUnie, de heer Grinwis, ging over betaalbare woningen die niet
worden gebouwd zonder forse bijdrage van de rijksoverheid. Hij verwijst naar de hoogtijdagen
– zoals hij ze ziet – van de jaren zeventig en tachtig. Hoeveel procent van de rijksbegroting
ging er toen niet naar de volkshuisvesting! Daarvan zou ik willen zeggen: je moet
geen geld gooien in een bodemloze put. Dat is voor mij het uitgangspunt van de overheidsfinanciën.
Dat doe je thuis met je eigen huishoudboekje ook niet.
We zullen problemen die zorgen voor allerlei inefficiënties en voor een verhoging
van faalkosten, zoals die vertragingen in de woningbouw, niet moeten adresseren met
nog meer geld. Ik schrok ook enigszins – maar misschien heb ik het verkeerd geïnterpreteerd
– toen ik de heer De Hoop hoorde zeggen: laten we straks vooral met elkaar gaan vergelijken
wie er het meeste geld in de verkiezingsprogramma’s heeft gealloceerd voor de woningbouw.
Dat is wat mij betreft niet de juiste attitude. De juiste attitude zou wat mij betreft
moeten zijn: hoe verkleinen we met elkaar die faalkosten? En als je dan die programma’s
naast elkaar legt, wie doet dat dan het beste? Hoe zorg je ervoor dat die omlaaggaan,
zodat je daar minder geld tegenaan hoeft te smijten? Dat is ook mijn antwoord richting
de heer Grinwis.
De voorzitter:
De heer De Hoop met een vraag. U was daarstraks niet bij het openen van de vergadering,
maar ik herhaal het dan maar één keer voor de heer Grinwis en de heer De Hoop, die
later binnen waren: gelet op de tijd, vier interrupties in totaal, zowel op de indiener
als de Minister. Dus u heeft vier vragen in totaal, en u bent nu aan uw derde vraag
toe.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Maar dan zie ik dit een beetje als een persoonlijk feit, omdat de interpretatie van
mevrouw Welzijn van mijn woorden iets anders was dan wat ik, denk ik, gezegd heb.
Of misschien kwam het anders over. Mijn punt was dit. We hebben het vaak over wonen
en over volkshuisvesting. Bij heel veel andere problemen hebben we het dan over hoeveel
geld je daarvoor uittrekt. Ik schetste dat daar eerder meer geld voor werd uitgetrokken
dan er nu gedaan wordt en dan ik vind dat je daar meer geld voor moet uittrekken als
het bij volkshuisvesting op de juiste plek terechtkomt. Dat was wat ik probeerde te
schetsen, want ik vind dat de discussie daar af en toe te weinig over gaat. Je moet
wel af en toe gewoon de portemonnee trekken om corporaties te helpen. Dat was wat
ik probeerde te schetsen in mijn bijdrage.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dan heb ik het denk ik toch goed gehoord. Dat klonk in mijn oren toch een beetje als
«wie heeft er het meeste geld voor over». Ik vind dat we moeten kijken naar welk geld
nodig is, met als uitgangspunt dat de faalkosten eruit gehaald zijn.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voor je het weet is dit een beetje een theoretische discussie, maar we weten denk
ik allemaal wel dat hoe meer betaalbare woningbouw, nieuwbouw, je wil, er bij de huidige
tweederdebetaalbaarheidsdoelstelling wat rijksgeld bij zal moeten. Dat zal gaan via
een aanpassing van de vpb voor de woningcorporaties en/of via een realisatiestimulans
et cetera. Of je zal moeten interen op je doelstelling. Je kunt ook zeggen: weet je
wat, wij sturen op een programmering van 50% betaalbaar, en dan kan het netto misschien
net met gesloten beurs; misschien moet er dan hier en daar iets gereorganiseerd worden,
maar dan kan het net uit.
Mevrouw Welzijn zegt hier dat de focus op geld een verkeerde is. Maar wanneer een
partij naar 40% sociale huur wil – dat zeg ik met een knipoog tegen meneer De Hoop
– moet die in haar programma wel tientallen miljarden ervoor uittrekken, want anders
is het een totaal onrendabele businesscase als je ook nog middenhuur wil overhouden.
Daar hangt het ook van af. Die relatie hoor ik mevrouw Welzijn nog niet direct leggen.
Welke visie heeft zij dan op de betaalbaarheidsmix? Of kiest zij meer voor doorstroming
in haar benadering? Want al naargelang je daarop stuurt en je faalkosten inderdaad
weet op te lossen, heb je waarschijnlijk afhankelijk van die betaalbaarheidsmix, nog
steeds wel iets van financiële ondersteuning vanuit het Rijk nodig. Hoe kijkt ze daartegen
aan?
Mevrouw Welzijn (NSC):
«Iets van financiën overhebben voor» klinkt in mijn oren in ieder geval een heel stuk
anders dan dat we met mekaar miljarden gaan vergelijken. Natuurlijk heb je daar ook
een rijksbijdrage bij nodig. Het is gewoon belastinggeld waar we het hier over hebben.
Ik zeg dat we ervoor moeten zorgen dat we daar zo min mogelijk van uitgeven en dat
we dat alleen doen waar dat nodig is. Win geld door vertragingen op te lossen. Stel
de gemeenten beter in staat om de eigen broek ook financieel op te houden door ervoor
te zorgen dat zij hun kostenverhaal beter kunnen doen. Want van datgene wat zij niet
kunnen verhalen, komt nu de rekening bij wijze van spreken naar de rijksoverheid toe.
Dat zou er anders uit kunnen zien wanneer je ervoor zorgt dat de gemeenten zelf veel
beter in staat zijn om op financieel gebied hun eigen broek op te houden.
Commerciële partijen hoor ik zeggen dat zij niet zozeer rijksgelden nodig hebben.
Zij kunnen hun eigen businesscase wel maken; daar komen zij wel uit. Maar zij lopen
aan tegen de faalkosten van de vertragingen. Dat gaat om miljarden op jaarbasis, en
niet in enig jaar, maar ieder jaar weer. Zij zouden ermee geholpen zijn als die faalkosten
tot een minimum teruggebracht worden. Daarbij refereer ik ook even aan het amendement
van Nieuw Sociaal Contract om te gaan werken met fatale beslistermijnen op de omgevingsvergunning.
Als daar de vertraging uit gedrukt kan worden, levert dat geld en tijd op. Daar is
natuurlijk ook voor nodig dat er in het vooroverleg tussen de partijen, tussen de
gemeenten en de marktpartijen en de corporaties, ruimte is om problemen op te lossen
voordat je überhaupt het vergunningstraject in gaat. Garbage in is garbage out. Dat
kost alleen maar ontzettend veel geld.
De voorzitter:
Goed, gaat u snel verder met de beantwoording, mevrouw Welzijn.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Voorzitter. Er zijn ook wat vragen gesteld over de wooncoöperaties.
De voorzitter:
Mevrouw Welzijn, stop. U heeft, voordat u verdergaat met de wooncoöperaties, nog een
vraag van mevrouw Postma over het blokje fiscaliteit, het blokje hiervoor.
Mevrouw Postma (NSC):
In de eerste termijn hebben we het ook veel over fiscaliteit gehad en over het toetsen
van het belang. Het ging erom hoe we dat moeten gaan doen voordat het wordt ingevoerd,
zodat we inderdaad het huis bouwen in plaats van de ruiten ingooien. Vaak kunnen mensen
dan ook denken: als je zo’n toetsing doet, ben je weer aan het vertragen of veroorzaak
je weer veel administratieve lasten. Kan mevrouw Welzijn haar visie geven op hoe zoiets
eruit zou moeten zien? Kan dat gewoon echt simpel?
Mevrouw Welzijn (NSC):
Voorkomen is beter dan genezen. Alles wat je aan de voorkant regelt, scheelt dus ontzettend
veel aan de achterkant. Een goede toets aan de voorkant tussen fiscaal beleid en woonbeleid
is ontzettend belangrijk. Hoe kan zoiets er concreet uitzien? Ik kan het nog verder
uitschrijven, maar ik wil alvast iets met u delen. Alle wetsvoorstellen en alle algemene
maatregelen van bestuur die een gevolg hebben voor woningbouw, voor woonlasten en
betaalbaarheid, die gaan over grond- en vastgoedprijzen, fiscaal instrumentarium of
staatssteunregels, komen in aanmerking voor een toets aan de voorkant. Je kunt heel
duidelijk aanwijzen waar en wanneer je dat zou moeten doen. In de vooranalyse identificeer
je dus waar de raakvlakken zitten tussen datgene wat je voornemens bent te doen enerzijds
en waar dat een uitwerking op heeft anderzijds. Vervolgens kun je daar een effectenanalyse
op doen. Daaruit blijkt wat de uitkomst is als je zo’n betaalbaarheidstoets aan de
voorkant doet. Die kun je aan de Kamer voorleggen. Of je doet een marktdynamiektoets.
Dan betrek je ook het veld bij de dingen die je voornemens bent te gaan doen en kun
je de Kamer ook meenemen in de besluitvorming en de borging.
De voorzitter:
Gaat u verder met de beantwoording.
Mevrouw Welzijn (NSC):
De wooncoöperaties. Er kwam een vraag van mevrouw Wijen-Nass van de BBB. Zij merkte
op: «Mevrouw Welzijn pleit voor wetgeving specifiek voor een derde sector, maar de
regering heeft in haar reactie op de initiatiefnota aangegeven dat dat niet echt helpt
om de financiering rond te krijgen.» Wij hebben natuurlijk ook ons huiswerk gedaan
en gesproken met partijen die daadwerkelijk een wooncoöperatie willen starten. In
het veld heb ik er ook veel ervaring mee, en dan vooral met een groep ongelofelijk
enthousiaste mensen, bijvoorbeeld ouders van een kind met een handicap die graag zelf
een woongelegenheid willen bouwen. Heel vaak sterft dat heel langzaam een stille dood.
We hebben op dit moment ongeveer 200 van dat soort initiatieven die ergens tussen
ideevorming en het slagen van dat idee zitten, terwijl de wettelijke mogelijkheid
in de Woningwet al sinds 2015 bestaat. Maar het komt maar niet van de grond.
Dat komt omdat de wooncoöperatie zowel juridisch als financieel gezien een heel onduidelijk
vehikel is. Banken weten letterlijk niet wat ze ermee aan moeten. Door de entiteit
gewoon te verankeren in wetgeving maak je voor de kredietverstrekker helder waar hij
mee te maken heeft en hoe hij dat zou kunnen adresseren. Wij hebben dus het idee dat
het wel degelijk belangrijk is. We zien ook de eerste enthousiaste reacties uit het
veld op de initiatiefwet van mevrouw Beckerman van de SP van partijen die dit daadwerkelijk
zelf willen doen. Het helpt echt om duidelijk te maken wat het juridisch en financieel
is. Dan krijgen ze een betere toegang tot financiering. Dat zal geen 100% zijn, maar
wel veel meer dan nu.
Ik denk dat ik alle vragen hierover gehad heb, maar anders hoor ik het graag van u.
Het is wel een hele happening, met al die mapjes. Ik kom nu bij sociale woningbouw
en de definitie daarvan. We hebben het zonet al even gehad over hoe belangrijk het
is om heel exact te weten waar je het over hebt als je het hebt over een sociale huurwoning.
Daarmee voorkom je dat er oneigenlijk gebruik van gemaakt wordt door een groep die
het eigenlijk niet nodig heeft en dat je iedere keer moet blijven bijbouwen voor de
mensen die het wel nodig hebben.
De heer Grinwis van de ChristenUnie zei dat hij in de initiatiefnota het punt van
de verruiming van de sociale sector miste. De heer Grinwis vroeg of ik daarop kon
reflecteren. Ik mis die verruiming niet. Die verruiming is namelijk nu al wettelijk
verankerd. Nu al is het zo dat corporaties 15% van de huizen die na een verhuizing
vrijkomen, vrij mogen toewijzen. Er is niet eens een bovenkant, een plafonnetje, aan
het inkomen dat je dan moet hebben of aan het aantal personen waarmee je een huishouden
vormt. Die mogelijkheid is er dus al. Maar daar wordt maar mondjesmaat gebruik van
gemaakt: ik denk dat we landelijk op 2% à 3% uitkomen. Hoe komt dat nou? Dat komt
doordat we schaarste hebben. Dus ook hier geldt dat de wooncrisis, het actuele tekort,
ervoor zorgt dat instrumenten die we nu al hebben niet adequaat ingezet kunnen worden.
We hebben dus geen nieuwe instrumenten nodig.
Er was ook nog een vraag van de SP – ik dacht dat ik er ook een andere partij nog
over hoorde – die zich afvroeg of het Weense model niet het goede voorbeeld zou kunnen
zijn voor Nederland. Ik ben daar even in gedoken. Toevallig was er een paar weken
geleden een opinieartikel in Trouw. Het gras lijkt altijd groener bij de buren, maar
zoals ik net ook in het interruptiedebatje met de heer Mooiman aangaf: we hebben in
heel Europa een wooncrisis, en die uit zich op verschillende manieren. Het Weense
model heeft een heleboel mooie voordelen, maar heeft zeker, nadrukkelijk ook een aantal
nadelen. We wonen nu eenmaal niet in het paradijs. Een van die nadelen is dat als
mensen eenmaal zo’n woning hebben bemachtigd, ze ook niet meer weggaan. En waar zouden
ze naartoe moeten? Ook daar geldt wat we hier zien: het segment dat daar net boven
zit, is onvoldoende aanwezig en onvoldoende aantrekkelijk, waardoor ze letterlijk
blijven hangen in zo’n woning. En nieuwkomers – jongeren, starters en jonge gezinnen
– kunnen dus niet instromen in die woningen doordat die bezet worden gehouden door
mensen die niet kunnen doorstromen. Er is geen enkel woningmarktsysteem dat uitsluitend
voordelen kent. We hebben in Nederland een woningmarktsysteem dat een lange traditie
kent en dat in heel veel wetgeving is ingebed. Volgens mij moeten we hartstikke trots
zijn op wat we hier hebben en moeten we er vooral voor zorgen dat wat we hebben goed
benut wordt.
Dan heb ik nog een vraag van mevrouw Beckerman van de SP: zou er niet meer zeggenschap
moeten komen voor huurders, en zouden we niet weer terug moeten gaan naar de verenigingen?
Toen we in 1901 de Woningwet kregen, werden er vooral verenigingen opgericht. Ergens
op de tijdslijn is de behoefte ontstaan om daar stichtingen van te maken. De zeggenschap
van huurders is toen geregeld in de overlegwet. Die hebben we al. Daar zitten alle
onderwerpen in waar huurders hun zegje over kunnen doen. Er zijn hele kruisjeslijsten,
en daarmee kun je als huurdersorganisatie goed volgen waarover je allemaal je zegje
te doen hebt. Ik zie dus niet in waarom we van de stichting weer terug zouden moeten
gaan naar de vereniging. De huurdersparticipatie hebben we heel netjes geregeld in
de overlegwet.
Volgens mij heb ik dan alle vragen gehad, voorzitter.
De voorzitter:
Ik zie nog een interruptie van mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
We hebben het nu volgens mij over de definitie van «sociale huur». Het vorige blokje
ging over de wooncoöperaties. Die kunnen ook gezien worden als een vorm van sociale
huur. We hebben verder ook het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Beckerman. Ook NSC
is enthousiast over coöperaties. Als we kijken naar de verhouding tussen de sociale
huur en het marktonderdeel van coöperaties, welk deel neemt de coöperatie dan op in
het begrip van mevrouw Welzijn?
Mevrouw Welzijn (NSC):
Ik neem een heel klein aanloopje, want mij schiet te binnen dat ook de heer De Hoop
op een gegeven moment de vraag heeft gesteld wat exact de demarcaties zijn: hoeveel
procent sociaal wil je dan, en hoe zit het met de andere segmenten? Het aandeel van
de wooncoöperatie wordt nu verder uitgevraagd door mevrouw Postma. Daarvoor geldt
dat we vanuit de woonbehoefte moeten redeneren. Het Ministerie van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening brengt ieder jaar weer in kaart wat die woningbehoefte is.
Dat weten we dus hartstikke goed. We weten ook dat mensen daar niet vrij in kunnen
opereren, omdat ze tegen allerlei belemmeringen aanlopen. Of het nu een hospita-verhuurder
is, of iemand die een wooncoöperatie wil stichten, of een particulier opdrachtgeverscollectief
dat een eigen huis wil bouwen, of een marktpartij die een gemengd bouwproject wil
doen: iedereen loopt tegen allerlei inefficiënte regels aan. Daarom herhaal ik wat
ik al eerder aangaf: het is ontzettend interessant om te kijken hoe je allerlei belemmeringen
kunt wegnemen, zodat mensen een vrije keuze kunnen maken. Voor Nieuw Sociaal Contract
is dat een redelijk fundamenteel iets. Dat staat ook echt in de grondbeginselen van
onze partij: mensen moeten autonoom keuzes kunnen maken over hoe ze willen wonen,
wat ze daarin zelf willen doen en wat niet.
De voorzitter:
Dan ga ik mevrouw Welzijn hartelijk bedanken voor haar beantwoording en gaan we nu
over naar de Minister voor haar reactie.
Minister Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen dank aan het lid Welzijn voor haar initiatiefnota.
In april van dit jaar heb ik een brief gestuurd met de reactie op de voorstellen die
ze gedaan heeft. Daar kom ik later ook nog op terug. Het hele positieve hieraan is
dat het grootste probleem van Nederlanders, namelijk «hoe kom ik zo snel als mogelijk
aan een betaalbaar huis?» – mevrouw Welzijn noemt dat «de woningcrisis» – vandaag
weer eens nadrukkelijk de aandacht heeft. Ik ben er ook blij mee dat mevrouw Welzijn
heel nadrukkelijk volkshuisvesting aan de woningmarkt koppelt, want dat zijn de beide
zijdes van de medaille waar je het hier over hebt. Woningen komen namelijk niet van
een lopende band af en groeien niet ergens aan een boom. Voor woningen heb je partijen
nodig – marktpartijen, investeerders, ontwikkelaars, bouwbedrijven, woningcorporaties,
overheden – om uiteindelijk de bewoners die eromheen wonen te laten zien wat voor
fraais er wordt toegevoegd, maar ook om uiteindelijk de mensen die wanhopig op zoek
zijn naar een eigen plekje onder de zon te kunnen voorzien van een woning. Daarom
is het zo belangrijk dat met de Woontopafspraken alle partijen die we nodig hebben
zich hebben gecommitteerd aan het bouwen van die 100.000 woningen per jaar, meer tempo
en afspraken over 30% sociaal en twee derde betaalbaar.
Toen dit kabinet aantrad, hebben we van de onderhandelende partijen 5 miljard voor
vijf jaar gekregen voor het bouwen van betaalbare woningen – want als je eisen stelt
aan de betaalbaarheid, zit je gewoon heel snel aan een onrendabele top; daar is dus
subsidie voor nodig – én 2,5 miljard voor de bereikbaarheid daarvan. We versterken
zo de investeringscapaciteit van gemeenten en werken nauw samen met marktpartijen
om de boel vlot te trekken.
Om meer grip te krijgen op die woningbouw ligt inmiddels het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting in de Eerste Kamer. Het is van het allergrootste
belang dat die wet voor 1 januari aanvaard wordt, zodat die op 1 januari in werking
kan treden. U heeft van mij al de eerste tranche ontvangen van de deregulering die
ik via het programma STOER vorm heb gegeven en ook de reactie daarop. De wet- en regelgeving
die daarvoor geschrapt moet gaan worden ... Voor het schrappen van regels heb je een
wetsvoorstel of een voorstel voor een AMvB nodig, want je zult de algemene maatregel
van bestuur waar de regels in staan, moeten wijzigen. Die gaat binnenkort in consultatie.
De Nota Ruimte komt morgen; daar moet ik bij zeggen: als het de ministerraad behaagt.
Daarin gaan we ook grootschalige woningbouwlocaties aanwijzen. Daarin gaan we ook
gewoon in de Nationale Omgevingsvisie al die andere locaties aanwijzen: de locaties
van 2.000 woningen, 1.000 woningen, 400 woningen. Ook «het wijkje erbij» gaat daar
een plek krijgen. Er zijn in de Kamer meerdere moties ingediend en aangenomen waar
dat een onderdeel van is. Ook dat gaat een plek krijgen in de Nota Ruimte.
Er zijn zeker nog vragen te stellen over de fiscaliteit. Binnenkort komen we met een
onderzoek dat gedaan wordt naar wat hier nou aan de hand is: hoe ziet de fiscaliteit
eruit en wat is nodig om de doelstellingen uiteindelijk te kunnen halen? Zo zijn we
op al die verschillende onderdelen echt stappen aan het zetten. Toen de heer Grinwis
het er net in zijn betoog over had dat ik vooral bezig was met «beleidsproza», noemde
hij eigenlijk heel concreet twee wetsvoorstellen waar ik mee bezig ben. Dat is dus
alles behalve proza. «Beleidsproza» klinkt voor mij toch een beetje alsof ik heel
veel bezig ben met papier en lippendienst, terwijl ik altijd de daad bij mijn woord
voeg en vervolgens ook met wetten of de aanpassing van regels kom om uiteindelijk
het doel te bereiken.
In de kabinetsreactie – hierna ben ik door mijn inleiding heen – heb ik laten zien
wat de inzet van het kabinet is op de reacties uit de initiatiefnota. We zijn een
fonds gestart om langjarige wooncorporaties en andere bewonersinitiatieven te financieren.
We zorgen ervoor dat er betaalbare koopwoningen worden gebouwd en ondersteunen starters
via het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen, met dank aan de Kamer, waaronder
de heer Grinwis – zijn naam heb ik net ook al genoemd – maar zeker ook de heer De
Groot. We hebben in de Wet versterking regie volkshuisvesting gelijkwaardige voorwaarden
opgenomen voor sociale huur, ongeacht of die gebouwd wordt door de markt of door woningcorporaties.
We werken aan een samenhangend woonbeleid en fiscaal beleid om het investeringsklimaat
te verbeteren. Ook sturen we op het terugdringen van het woningentekort naar 2%.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een interruptie van de heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ben best bereid om dat terug te nemen, want de Minister heeft gelijk: ze stuurt
best wel wat wetsvoorstellen naar de Raad van State, ook wetsvoorstellen die ik zelf niet zou versturen. Dus dat is waar. Mijn vraag is een andere.
Die gaat over die fiscaliteit en volkshuisvesting. Wanneer komt dat naar de Kamer?
Is dat dan ook een analyse, inclusief potentiële dekkingsopties? Wat moet ik me daar
precies bij voorstellen? Het is namelijk wel prettig als we een stuk krijgen met handelingsperspectief,
dus niet alleen met een antwoord als: fiscaliteit zit het investeringsklimaat in de
woningbouw behoorlijk in de weg.
Minister Keijzer:
Ik vind het lastig om hierop vooruit te lopen, want dit is niet iets wat ik alleen
doe; ik doe dit samen met mijn collega, de Staatssecretaris Fiscaliteit. Uiteraard
is de Minister van Financiën ook buitengewoon geïnteresseerd in wat daar allemaal
bedacht wordt. Ik kan hier nu gewoon niet op vooruitlopen. U vraagt wanneer het komt.
Dat zal over twee weken zijn, binnen een week of twee. Het komt heel snel. Het is
ook bijna klaar. We moeten alleen nog met elkaar in het kabinet bespreken welk kabinetsstandpunt
we hierover innemen. De verwachting is dat dat over een week of twee naar uw Kamer
komt.
Voorzitter. Ik heb vier mapjes: sociale huur, aanbod instandhoudingstermijn huurwoningen,
fiscaal, al heb ik eigenlijk al antwoord op die vraag gegeven door de interruptie
van de heer Grinwis ...
De voorzitter:
Dan kunt u die nu schrappen wat mij betreft.
Minister Keijzer:
Ja? Dan leg ik die opzij. Dan zijn er nog de overige onderwerpen: stikstof, hospita
en het KoopStart-instrumentarium.
Voorzitter, u moet het zelf maar zeggen, want het is absoluut niet onderdeel van dit debat vandaag, maar er zijn ook een aantal vragen aan mij gesteld over
het wetsvoorstel over voorrang van statushouders. Ik kan daar wel iets over zeggen,
maar dat is absoluut niet onderwerp van dit debat. Ik vind het eigenlijk ook geen
recht doen aan alle inspanningen van mevrouw Welzijn en haar ondersteuning. Maar goed,
daar kunt u lekker over nadenken en dan merk ik het vanzelf wel.
Voorzitter ...
De voorzitter:
Eerst een vraag van mevrouw Postma. Dat is tevens uw laatste, mevrouw Postma.
Mevrouw Postma (NSC):
Wat bent u streng! Nee, hoor. Goed dat de Minister hier is. We lazen vanochtend ook
dat het aantal sleuteloverdrachten erg achterblijft bij wat wij eigenlijk met elkaar
zouden willen. De Minister geeft al aan: er komen wetten naar de Kamer toe. U bent
bezig met beleid. Maar feit is dat die bouwproductie nu op het laagste niveau in jaren
is. Wat gaat de Minister concreet doen om ervoor te zorgen dat we met elkaar, dus
met investeerders en met mensen die bezig zijn met bouwen, die sleuteloverdrachten
toch zo snel mogelijk kunnen realiseren?
Minister Keijzer:
Deze vraag zat in mijn mapje, dus die was vanzelf aan bod gekomen. Dit valt bij mij
onder «aanbod». Ik zei net al: nieuwe woningen rollen niet van een lopende band af;
daar gaat een heel proces aan vooraf. Ik heb het afgelopen ruime jaar ook meerdere
brieven aan u gestuurd, waarin ik elke keer uiteengezet heb wat de omstandigheden
zijn. Slechte economische omstandigheden voor de bouw van een aantal jaren geleden,
onder andere de toen stijgende rente in 2022, leiden tot minder bouwvergunningen in
2023. Dat leidt nu tot een bouwdip en dus tot minder realisaties.
We zien ook dat al sinds maart vorig jaar het aantal woningen waarvan de bouw is gestart,
flink is toegenomen. Dat gaan we terugzien in een stijging van het aantal gerealiseerde
woningen en dus, zoals mevrouw Postma dat zo mooi zegt, in de sleuteloverdrachten.
De economische omstandigheden voor de woningbouw blijven ook positief. De vraag is
het probleem niet, want die is gigantisch. De bouwverwachting van ABF is dan ook dat
de realisaties gaan aantrekken en dat we in 2027 aan die 100.000 nieuwbouwwoningen
komen.
Ik doe natuurlijk veel meer dan alleen dit. In al die aangepaste wet- en regelgeving
die ik naar de Raad van State stuur, zit bijvoorbeeld ook het mogelijk maken van het
vergunningvrij bouwen van mantelzorg-familiewoningen op achtererven. Het is een keer
door een mantelorganisatie doorgerekend. Die kwamen zo door de oogharen heen tot 100.000 achtertuinen
waar dit in zou passen. Je ziet daar trouwens ook geregeld in de pers mooie voorbeelden
van, volgens mij vorige week nog in Helmond, uit mijn hoofd gezegd. Dat is dus ook
iets waar we mee bezig zijn.
Hospitaverhuur. Dat wetsvoorstel is in consultatie geweest en wordt nu verwerkt. Ik
wil dat binnen aanzienlijke tijd naar de Raad van State sturen voor advies. Dat is
natuurlijk de vervolgstap. Het moet dan dus naar de Raad van State. De heer Grinwis
denkt van: huh, Raad van State? Dat denk ik ook weleens. Vervolgens gaan we weer verder
om ervoor te zorgen dat studenten makkelijker een hospita kunnen vinden omdat de regelgeving
versoepeld wordt, zodat ook iemand zegt: nou, dat zou misschien wat voor mij kunnen
zijn. Om maar eens twee voorbeelden te noemen.
Ik ben dus echt met alles wat in mij zit – dat is een hoop – bezig om ervoor te zorgen
dat de woningbouw aantrekt, maar ook om op andere manieren te zorgen voor het toevoegen
van voordeuren; laat ik het zo maar zeggen. Soms zijn dat gedeelde voordeuren, maar
we zorgen er in ieder geval voor dat iemand een eigen plekje kan vinden.
Een van de andere zaken waar echt iets mee moet gebeuren, is het oeverloos, eindeloos
overleggen voorafgaand aan een omgevingsplan en een omgevingsvergunning waarmee gebouwd
kan gaan worden. Niet voor niets zijn NEPROM, Aedes en ik gestart met de doorbraakaanpak.
Nederland wil regie? Nou, Nederland kan regie krijgen, want het kan zo gewoon niet
meer. Het kan gewoon niet bestaan dat je jaren met elkaar overlegt over een locatie
en toch is dat gebruik.
Een van de doorbraaklocaties die genoemd zijn bij de Woontop van december vorig jaar
is bijvoorbeeld Haarlemmermeer. Ik heb ook aan Haarlemmermeer laten weten dat ik binnen
een week of twee een besluit wil. Als dat hun niet lukt, wil ik dat besluit voor hen
nemen. Liever niet, want ik vind dat gemeentes gewoon de daad bij het woord moeten
voegen. Zij moeten de besluiten nemen die nodig zijn om de boel vlot te trekken, zodat
die bouw uiteindelijk gestart kan worden.
De heer Mooiman (PVV):
Hierop verdergaande. Ik vind het hartstikke goed dat de Minister uiteindelijk tegen
een gemeente zegt: er moet nu echt een besluit worden genomen om te gaan bouwen. Bij
de doorbraaklocaties, zoals die eerder zijn gehanteerd, zie ik een aantal locaties
waarvan ik weet dat daar weliswaar bestuurlijke akkoorden over zijn, maar dat er tegelijkertijd
tussen bijvoorbeeld provincies en gemeentes wordt gezegd: laten we nog maar even wachten
tot ergens onherroepelijk windturbines zijn vergund. Dat duurt natuurlijk ook vele
jaren. Ik zou dus eigenlijk ook aan de Minister willen vragen – ik weet dat zij die
inzettingskracht toont, hoor – om in dat soort casussen te blijven zeggen dat het
geen jaren kan duren voordat zo’n woningbouwplan echt gelanceerd wordt. Zelfs al is
er een bestuursakkoord of zijn gemeenten en provincies samen bezig met zo’n project,
dan nog zou het niet jaren moeten kunnen duren voordat er gebouwd gaat worden. Ik
zou daar graag de reflectie van de Minister op willen hebben. Wordt er toch op de
een of andere manier tijdig op dat soort projecten gestuurd?
Minister Keijzer:
Dat doen we. Van de doorbraaklocaties die we in december vorig jaar genoemd hebben,
heb ik er net een genoemd. We hebben er nog een aantal genoemd. Daar wordt op dezelfde
manier, met zachte hand en toch vrij dwingend, verzocht om en geduwd naar oplossingen.
Want het zit ’m vaak gewoon in discussies, stokpaardjes en overtuigingen die op zichzelf
allemaal gerechtvaardigd zijn. Het is niet zo dat er gekke dingen bedacht worden.
Maar op een gegeven moment moet je met elkaar een knoop doorhakken. Dan kan je niet
altijd alles krijgen wat je wilt, maar je moet dan het belang van de woningzoekenden
voor ogen houden en zeggen: nou stoppen we met oeverloos en eindeloos; nu nemen we
een besluit. Dan wil ik over de schouders meekijken en anders doe ik het voor ze.
Ik heb natuurlijk ook geen eindeloze hoeveelheid ambtenaren. Degenen die ik heb, zijn
fantastisch; laat dat er ook nog even een keer bij gezegd zijn. Maar het gevoel van
noodzaak en van urgentie moet echt gaan landen aan de tafel van de mensen die deze
gesprekken voeren.
De heer De Hoop vroeg aan mij hoe ik er nou voor ga zorgen dat het aantal sociale
huurwoningen niet gaat krimpen. In de Nationale Prestatieafspraken hebben we afspraken
gemaakt: 30.000 per jaar vanaf 2029. Daarbij streven we er zelfs naar om dit aantal
in 2027 te halen, want als je in 2027 de 100.000 woningen per jaar haalt, moet je
ook de 30.000 sociale huurwoningen gaan realiseren. We hebben een realistisch ingroeipad
gemaakt op basis van de harde plannen van corporaties. Dan kom je tot de conclusie
dat dat de komende jaren gewoon kan. Tot 2035 bouwen woningcorporaties daarmee naar
verwachting zo’n 270.000 nieuwe sociale huurwoningen.
Woningcorporaties verkopen ook woningen. Dat doen ze niet omdat ze dat lekker vinden,
maar omdat de kwaliteit zo laag is dat de enige oplossing sloop en nieuwbouw is. Na
het verkopen en slopen van woningen groeit de sociale huurwoningvoorraad tot 2035
naar verwachting met circa 128.000 woningen. Je ziet dat er vaak meer toegevoegd wordt
als er gesloopt wordt. Er zijn natuurlijk wel geluiden in dit debat die dit allemaal
heel erg slecht en heel erg beroerd vinden, maar alles is er echt op gericht om de
kwaliteit van de woningen die echt heel slecht zijn uiteindelijk via sloop en nieuwbouw
te verbeteren. Helaas is dat vaak de voordeligste en snelste manier om ook echt die
kwaliteit toe te voegen.
In de streefcijfers van de Nationale Prestatieafspraken is rekening gehouden met de
demografische ontwikkelingen en de behoefte aan sociale huurwoningen. Uiteindelijk
wordt het dus wel minder doordat je verkoopt, want dat wordt niet overal gecompenseerd,
maar het sluit wel aan bij de behoefte die er is als je kijkt naar de demografische
ontwikkelingen en de inkomensniveaus die daarbij horen.
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Grinwis. Die zag ik als eerste. Daarna komt de
heer De Hoop.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik ken natuurlijk de Nationale Prestatieafspraken. Ik ken de Wet regie en ons verworpen
amendement. Ik ken dat allemaal. Maar er zitten twee pijnpunten in. Wat zou er netto
uit de bruto doelstelling van 30.000 komen? Is dat dan 29.500? Is dat 29.000? Is dat
nog minder? Dat is het ene issue. Het andere issue is het volgende. We hebben niet
voor niks een nieuwbouwdoelstelling van 30% sociale huur. Maar wat betekent dat voor
de aandeelontwikkeling in al die gemeenten in Nederland? Er stond een artikel in Trouw
over een onderzoek van Cody Hochstenbach, de Minister welbekend. Die wijst op het
probleem dat de dalende trend van jaren niet zal worden gekeerd, ondanks alle inspanningen
in de Nationale Prestatieafspraken en de Wet regie. Als je dan kijkt naar ABF en hun
inschatting van wat er nodig is in het inkomenssegment dat recht heeft op de sociale
huur, dan zie je toch een percentage dat tegen de 30% aanzit. Zo’n 29% heeft dat nodig.
Hier is dus wel een ontwikkeling gaande die we niet kunnen keren met alleen de focus
op het aantal van 30.000 woningen. Dan loop je tegen die twee zaken aan, het saldo
en het aandeel. Hoe ziet de Minister haar regiefunctie, eigenlijk als Minister van
regie van Volkshuisvesting, om daarop te sturen?
Minister Keijzer:
Ik heb hier de afspraken van de NPA voor me liggen. Ik pak even 2027. De nieuwbouw
van sociale huur is 24.000 en nog wat. De sloop is 8.000 en nog wat. De verkoop aan
eigenaren als bewoners is 4.000. De nettogroei van de woningvoorraad is 11.000 en
nog wat. De nettogroei is dan cumulatief 31.000. Dat is bijvoorbeeld wat de cijferreeks
voor 2027 aangeeft. Zo zit in de Nationale Prestatieafspraken een tabel met cijfers,
waarin het in de loop van de jaren oploopt. Dat zijn de afspraken die we gemaakt hebben.
Dit wordt allemaal steeds doorgerekend. Ik heb geregeld een bestuurlijk overleg VRO
met gemeenten en provincies. Daarin hebben we hierover doorgesproken. Dat geldt ook
voor de Wet regie. Ook daarvoor is het verzoek aan de Eerste Kamer om te zorgen dat
die wet er snel door komt, want daar zit die 30% sociaal en twee derde betaalbaar
in, op regioniveau. De heer Grinwis was volgens mij ook degene die zei: zorg nou voor
rust in deze hele discussie. Ik wil hier graag aan vasthouden, zodat ontwikkelaars,
gemeenten en investeerders weten wat ze moeten doen en dat de komende tijd ook zo
blijft.
De voorzitter:
U heeft nog één interruptie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat snap ik. Ik pleit ook helemaal niet voor het openbreken van de Nationale Prestatieafspraken.
Ik ben juist heel erg blij met de Woontop van de Minister en met het feit dat zij
voor tien jaar afspraken heeft gemaakt, inclusief de gematigde huurstijging. Ik sta
er helemaal achter. Alleen, dat ventiel van die nettotoevoeging ... Bruto is hier
geen netto. 30.000 gaat gepaard met sloop, verkoop et cetera. Dat zei de Minister
net ook op basis van het jaar 2027. Dat is probleem één. Het andere probleem is dat
je het aandeel langzamerhand ziet dalen. Als je kijkt naar dat dalende aandeel, hoe
verhoudt dat zich dan tot de behoefte van de Nederlandse bevolking? Dat is eigenlijk
de kernvraag, Minister. De behoefte van de Nederlandse bevolking is redelijk stabiel.
Die zit dicht tegen die 30% sociale huur aan. Als dat aandeel alsmaar afneemt, dan
hebben we op lange termijn toch nog steeds een probleem, ondanks die Nationale Prestatieafspraken
waar ik op zich achter sta?
Minister Keijzer:
Dit is een vraag die ik hier nu niet kan beantwoorden. Dan moet ik nu uit mijn hoofd
de stelling die de heer Grinwis hier neerzet, die vrij technisch is, gaan beantwoorden.
Dan moet ik kijken naar het aandeel van mensen met een inkomen tot aan de oude liberalisatiegrens,
om het zo maar even te noemen. Dan moet ik ook weten of daarin meegenomen is dat mensen
niet meer gaan werken vanwege het toeslagenstelsel. Dat weet ik niet. Als we daar
eens iets aan kunnen doen, dan kunnen mensen meer gaan werken en heb je misschien
minder mensen die aangewezen zijn op sociale huur. Ik wil dit met alle liefde voor
de heer Grinwis uitzoeken, maar ik zal dan schriftelijk de vraag beantwoorden of de
aannames in Trouw in mijn beleving ook correct zijn.
De voorzitter:
We gaan nu naar de heer De Hoop voor zijn derde interruptie. Ik wil wel eventjes op
de tijd wijzen. Graag de interrupties, maar ook de antwoorden zo kort mogelijk. Het
is inmiddels al bijna 16.10 uur en het debat eindigt om 16.30 uur. Aan u het woord,
meneer De Hoop.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dank aan de Minister voor de toelichting tot nu toe op dit punt. Ik proef bij de Minister
toch ook wel de erkenning dat ook zij inziet dat het, los van de doelstellingen die
we hebben vastgesteld in de Wet regie, heel erg lastig wordt om de afname van de sociale
huur de komende jaren te keren. Ik heb in juli de Minister een aantal keer, soms tot
mijn verrassing, de winstbelasting voor woningbouwcorporaties horen benoemen. Dat
was toen in relatie met de huurbevriezing. De Minister zocht toen ook naar mogelijkheden
daarvoor. Maar toen proefde ik toch ook bij de Minister dat zij, om de nieuwbouw in
de sociale sector op gang te krijgen, eraan dacht dat het misschien toch wel verstandig
zou zijn om de winstbelasting voor corporaties af te schaffen. Ik heb het geïnterpreteerd
als iets waar de Minister toen ook wel zelf actief over nadacht. Hoe ziet zij dat
om de nieuwbouw binnen de sociale sector op gang te krijgen en deze dalende trend
te keren? Ongeacht het percentage dat je daaraan koppelt, want daar denken wij anders
over, is dat wat de Minister en ik beiden niet willen.
Minister Keijzer:
Het is grappig hoe de heer De Hoop die woorden geïnterpreteerd heeft. Ik was toen
gewoon op zoek naar een compensatie voor de huurbevriezing, want als je de huur bevriest,
dan hebben corporaties minder geld om te investeren in nieuwbouw en verduurzaming.
Dat moet je compenseren; dat weet de heer De Hoop ook, want hij heeft zelf ook weleens
zo’n wetsvoorstel gedaan. Een van de manieren om dat te doen, is via de winstbelasting.
Dat was het. Dat was trouwens een onderwerp dat niet zomaar tot overeenstemming leidde
in de Kamer, los nog van het feit dat je 1,3 miljard gederfde belastinginkomsten hebt
op de rijksbegroting en je jezelf moet realiseren dat je ook voor particuliere verhuurders
zoiets zou moeten doen. Dit is dus geen beleidswens van mij geweest. Het is een van
de opties geweest om uiteindelijk de gederfde huurinkomsten goed te maken.
Ten aanzien van de dalende trend moet ik mezelf even corrigeren. De groei van 31.000
die ik net noemde, is netto cumulatief. Als je kijkt naar nieuw te realiseren toe
te voegen sociale huurwoningen, kom je in 2029 uit op 30.000, in 2028 op 26.000 en
in 2027 op 24.000, waarvan je de verkoop en de sloop af moet halen. De heer De Hoop
zegt dat het afneemt. Daar heeft hij wel gelijk in, maar tegelijkertijd is er natuurlijk
ook bestaande voorraad. En je moet goed opletten en kijken – dat is net een toezegging
geweest aan de heer Grinwis – welke groep mensen behoefte heeft aan die woning vanwege
hun inkomen. Dat is dus niet vanwege het punt dat minder huur betalen altijd fijner
is dan meer huur betalen. Dat is immers voor de meeste mensen zo, zeker als je kijkt
naar de kwaliteit van de nieuw te bouwen sociale huurwoningen. Maar dat is natuurlijk
niet de vraag. De vraag is welke mensen echt zo’n sociale huurwoning nodig hebben
omdat ze anders de huur niet kunnen betalen. Ik heb toegezegd aan de heer Grinwis
dat ik daar schriftelijk op terugkom.
De voorzitter:
Laatste interruptie van de heer De Hoop. Graag kort.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Dat is prima. Kijk, ik zou een ander percentage willen. Ik kijk ook anders naar de
sociale sector als de Minister, maar daar gaat het mij nu even niet om. Als we met
elkaar constateren dat de sociale sector de komende jaren nog afneemt en we die 30.000
dus ook niet voor 2030 halen – dat is geloof ik wat de Minister zei, maar mogelijk
was het 2031 of 2029; ik weet het niet meer precies – is het dan toch niet een idee
om wel te kijken naar het afschaffen van de vpb voor corporaties? De Minister heeft
dat doel ook gesteld. Als we dat willen halen en we die dalende trend willen voorkomen,
is dat dan niet iets voor de Minister om toch nog een keer in kaart te brengen, ook
voor een volgende formatie? Kan zij in ieder geval kijken of we daarmee de doelen
wel kunnen halen? Want dat is uiteindelijk, los van hoe je daar ideologisch naar kijkt,
wel wat wij willen dat de wet behelst. Dan wil je dat volgens mij ook zo snel mogelijk
doen.
Minister Keijzer:
Als je kijkt naar de vermogenspositie van corporaties, dan zie je dat ze de komende
vijf jaar voldoende middelen hebben om de opgave die voor hen ligt te organiseren.
Daarna wordt het een discussie, dus dat is echt iets wat een volgend kabinet, ervan
uitgaande dat het vier jaar zit, moet gaan organiseren en moet klaarzetten voor de
tijd daarna. Het afschaffen van een belasting is altijd heel erg makkelijk. Ik hoef
de heer De Hoop niet uit te leggen – die is vast ook bezig met doorrekenen van het
verkiezingsprogramma – dat je dan 3 miljard elders moet vinden om de inkomsten voor
het Rijk gelijk te houden. Dat is de consequentie van zo’n politieke wens. De vraag
is overigens of dit het probleem oplost van te lange procedures en te weinig locaties.
Ik denk het niet. Door in de Nota Ruimte woningbouwlocaties aan te wijzen, hebben
we in ieder geval duidelijk waar we gaan bouwen. In de Wet regie is 30% sociaal op
regionaal niveau opgenomen, dus die discussie is nu ten einde en dat moet ook gewoon
gebeuren. Dat gaat uiteindelijk de realisatie van sociale huurwoningen vlot trekken.
Het staat de heer De Hoop natuurlijk compleet vrij om straks in de onderhandelingen
het schrappen van de belasting voor corporaties op tafel te leggen.
Voorzitter. Dan kom ik bij de vraag van de heer Grinwis om stabiliteit. Die onderschrijf
ik. Stabiliteit wil trouwens niet zeggen dat je niet moet doorgaan met het schrappen
van regels die de boel frustreren of duurder maken. Met het advies STOER ben ik dat
in ieder geval aan het doen.
De heer Mooiman vroeg nog aan mij hoe ik kijk naar de cijfers ten aanzien van de instroom
van mensen naar Nederland in relatie tot het woningtekort. Om aan de woningbehoefte
te voldoen, moeten volgens de Primos-prognose de komende vijftien jaar 1,2 miljoen
woningen worden gebouwd. 45% van die woningen is nodig om de bevolkingsgroei op te
vangen. Die groei komt vrijwel geheel voort uit een positief migratiesaldo. Daar hoeven
we dus helemaal niet geheimzinnig over te doen met elkaar. Dat wordt door iedereen
die zich bezighoudt met dit vraagstuk onderschreven. De overige woningen zijn nodig
om het bestaande tekort terug te brengen, om sloop te compenseren en voor huishoudenverdunning,
want we gaan met steeds minder mensen samenwonen. Ik vind dat eigenlijk wel een beetje
ongezellig, maar dat staat iedereen uiteraard vrij.
De voorzitter:
De heer Mooiman. Dit is de derde interruptie voor u.
De heer Mooiman (PVV):
Dank voor de reactie op dit punt. Het gaat ons inderdaad specifiek om het recente
onderzoek van de NVM, waaruit blijkt dat in ieder geval het aantal internationals
om ze zo maar te noemen – zij zeggen: dat is iedereen die buitenlands of anderstalig
is – verdubbeld is sinds 2020. Dat gaat over de kopers van een woning, moet ik erbij
zeggen. Ook in de huursector zien we natuurlijk steeds meer en grote percentages van
het aantal internationals dat een woning huurt. Ik noemde het al: in Eindhoven en
Veldhoven is in sommige wijken inmiddels 50% tot 60% van de kopers international,
en in Den Haag en Amsterdam is meer dan de helft van de huurders international, in
ieder geval van de nieuwe huurders. Dan vraag je je toch af: moeten we niet naar een
systeem waarin we onze Nederlandse woningen beter gaan beschermen? Binnen Europa zie
je dat in een aantal landen, bijvoorbeeld in Spanje. Je ziet dat ook buiten Europa,
in Azië. Dan mag er bijvoorbeeld geen grond, maar alleen een woning gekocht worden.
De voorzitter:
En uw vraag, meneer Mooiman?
De heer Mooiman (PVV):
De vraag is: ziet de Minister ook iets in dat soort maatregelen?
Minister Keijzer:
Dit kabinet is al bezig geweest met de internationalisering van het hoger onderwijs.
Dat heeft zijn vruchten al afgeworpen. Er zijn minder studenten naar Nederland gekomen.
Daar zie je dus al effect. Ten aanzien van mensen ... De heer Mooiman noemde Veldhoven
en Eindhoven. Ik denk dat je heel voorzichtig moet zijn met de stelling poneren dat
dat allemaal wel een beetje minder kan.
Hetzelfde vind ik ten aanzien van de algemene stelling dat de arbeidsmigratie wel
wat minder kan. De eerste groep draagt een van de, of misschien wel dé, best functionerende
economische regio in Nederland, namelijk die rondom ASML. Het bouwen van woningen
gebeurt voor een groot gedeelte ook door arbeidsmigranten. Ik was gisteren met de
Koning in Assen. Daar waren wij in een flat van vijftien verdiepingen. Een van de
vragen die ik daar stelde, was: hoe is het hier met de arbeidsmigranten? Nou, noem
het maar op. Oekraïners, Spanjaarden, mensen uit Frankrijk; you name it, en ze liepen
in de rondte. Als je op een gegeven moment zou zeggen dat dat moet stoppen, dan hebben
we volgens mij een probleem in de woningbouw, in de wegenbouw, in de logistiek en
in de horeca. In die zin vind ik dat je je dat moet realiseren en de consequentie
daarvan moet dragen als je desalniettemin vindt dat al deze mensen hier niet meer
welkom zouden zijn.
De voorzitter:
De heer Mooiman, met zijn laatste interruptie. Daarbij doe ik het verzoek om het kort
te houden, want we hebben nog maar elf minuten voor dit debat.
De heer Mooiman (PVV):
Dat begrijp ik, maar in de eerste termijn ben ik spaarzaam geweest met interrupties.
Ik wil hierbij toch een verdiepingsslag maken. Ik heb het natuurlijk niet alleen over
de Brainportregio. Ik heb het ook over steden als Amsterdam en Den Haag, maar we zien
het ook in Leidschendam–Voorburg, waar echt gigantische percentages van de nieuwe
huurders internationals zijn. In Den Haag is dat meer dan de helft. Meer dan de helft
van de nieuwe huurders, alle huurders. Dat is echt gigantisch veel. Dan moet de Minister
het toch met ons eens zijn dat we daarin wel enige afremming nodig hebben, om ervoor
te zorgen dat we die woningen ook behouden voor Nederlandse woningzoekenden?
Minister Keijzer:
Op dat gebied vinden de heer Mooiman en ik elkaar. De gewoonte die wij altijd gehad
hebben in dit land ... Het maakt niet uit welk internationaal gezelschap zich wil
vestigen in Nederland; realiseer je even dat daar mensen achter weg komen die allemaal
gehuisvest moeten worden. In die zin was mijn collega van SZW, de heer Van Hijum,
die nu niet langer mijn collega is, bezig met arbeidsmigratiebeleid. Dat is nu overgenomen
door de nieuwe Minister van SZW. Er wordt dus wel gewerkt aan een stuk waarin dit
meegenomen wordt. De tijden van «kom maar binnen; het maakt niet uit, want we hebben
toch een krimpende bevolking» liggen achter ons. Daar is de collega van SZW mee bezig.
Voorzitter. Ik ga verder met de vraag van de NSC-fractie over het sturen op een tekort
van 2%. Dat doen wij. Met de woondeals hebben we dit doorvertaald naar afspraken over
concrete aantallen te bouwen woningen per provincie, per woningbouwregio en per gemeente.
Via de Wet regie zorgen we dat dit ook niet meer vrijblijvend is. Ze krijgen de opdracht
dit aantal te realiseren. Met de Nota Ruimte worden nu ook de woningbouwlocaties in
de Nationale Omgevingsvisie vastgelegd. We monitoren met een landelijke monitor de
voortgang, zodat de plancapaciteit en de realisatie van woningen goed in de gaten
worden gehouden. Deze rapportage ontvangt de Kamer twee keer per jaar. De laatste
was in juni.
Voorzitter. Dan heb ik nog de vraag over de huurteams. Het is belangrijk dat huurders
hulp kunnen krijgen bij een huurmisstand. Gemeenten zijn met de Wet goed verhuurderschap
verantwoordelijk geworden voor toezicht hierop. Daar vallen ook te hoge huren onder
door de link met de Wet betaalbare huur. Gemeenten moeten een meldpunt hebben waar
huurders zich toe kunnen richten. Zo heb je dus in elke gemeente een basisvoorziening
voor de bescherming en ondersteuning van huurders. De gemeente kan wel zelf het toezicht
inrichten, bijvoorbeeld door dit zelf te doen, een huurteam op te zetten of samen
te werken met de Huurcommissie. Gemeenten kennen tenslotte hun eigen woningmarkt het
best en hebben de middelen om dit te doen. Ik heb dus geen signalen dat de huurteams
aan het verdwijnen zijn.
Voorzitter. Dan kom ik bij de hospitawet. Ik heb net al gezegd dat ik het rapport
heel snel voor advies naar de Raad van State zal sturen.
Dan de vraag over de effectiviteit van KoopStart-instrumenten: zijn die wel vindbaar
en bruikbaar? Verschillende partijen bieden die instrumenten aan. In 2023 is een handreiking
opgesteld die specifiek aandacht geeft aan de voor- en nadelen van de verschillende
instrumenten. Onderzoek van ABF laat zien dat dergelijke instrumenten juist kansen
geven voor huishoudens met lagere middeninkomens.
Dan, voorzitter, de volstrekt open vraag van de heer De Hoop: waarom ik niks doe aan
de problemen met stikstof en netcongestie. Tja, mijn werkelijkheid is een andere.
Mijn collega Femke Wiersma is bezig met alle zaken die nodig zijn om ervoor te zorgen
dat we van dat stikstofslot af komen. En tegen iedereen die zegt «dat werkt niet»,
«dat gaat niet», «dat zal niet», zeg ik: oké, wat is jouw idee dan? Want één ding
staat vast: het huidige wettelijke stelsel is compleet en volledig vastgelopen. Twee weken
geleden heeft een rechter zelfs van de zogenaamde positieve weigeringen gezegd dat
die ook door de passende beoordeling heen moeten. Tja, dan houdt toch echt werkelijk
alles op.
Ten aanzien van netcongestie is mijn collega Sophie Hermans, de Minister van KGG,
bezig met het Landelijk Actieprogramma Netcongestie. Daar zitten ook allerlei maatregelen
in: zorgen dat je snel nieuwe energievoorzieningen bouwt; zorgen dat je kijkt of het
bijvoorbeeld kan binnen de bestaande ruimte die is gereserveerd voor bedrijven die
deze misschien helemaal niet meer nodig hebben, zodat je daar kunt opschonen; en bijvoorbeeld
zorgen dat er netbewust wordt gebouwd. De afgelopen maand heb ik als eerste het resultaat
van het platform «Netbewust bouwen, dat kan» gelanceerd, met onder andere een menukaart
met verschillende netbewuste maatregelen en de bijbehorende kosten.
Voorzitter. Dan ben ik eigenlijk klaar, tenzij u per se wilt dat ik nog wat zeg over
een onderwerp dat hier helemaal niet aan de orde is vanwege de nota van mevrouw Welzijn
en dat is wat ik ga doen met het wetsvoorstel verbod voorrang statushouders. Maar
het is al bijna 16.30 uur. Het is aan u, voorzitter. Ik wil wel, maar het zou een
beetje raar zijn.
De voorzitter:
Nou, het is er wel over gegaan in eerste termijn. Maar ik zou dit willen voorstellen.
De interrupties zijn op van iedereen. Geeft u er een hele korte toelichting op, echt
heel kort.
Minister Keijzer:
Weet u, ik kan gewoon herhalen wat ik tegen de pers gezegd heb. Het is goed zo? Oké.
Nou, dan is het goed zo.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Maar dan een punt van orde, voorzitter. Wij hebben nadrukkelijk wel om een reflectie
gevraagd van de Minister en ook een aantal vragen gesteld, want de Minister heeft
eigenlijk expliciet gezegd – tenminste, zo heb ik haar woorden geïnterpreteerd – dat
zij ondanks het advies van de Raad van State de wet zo gaat indienen. Nou, ik vind
dat daar dan wel een reflectie van de Minister bij past, als wij toch een debat met
deze Minister hebben.
De voorzitter:
De heer Mooiman?
De heer Mooiman (PVV):
Ik ben het om andere redenen inderdaad eens met wat de heer De Hoop zegt. Kijk, we
hebben gewoon vragen gesteld. We moeten ook niet doen alsof migratie op de een of
andere manier geen onderdeel is van de woningcrisis of een toekomstige woningcrisis,
zoals we die in deze nota behandelen. Het lijkt mij dus dat hier gewoon een antwoord
op moet komen, want anders hebben we in eerste termijn voor niks onze vragen hierover
gesteld.
De voorzitter:
Ik ga de Minister vragen om een hele korte reactie te geven, maar echt heel kort,
want ik wil iedereen ook nog in de gelegenheid stellen om moties in te dienen.
Minister Keijzer:
Uiteraard met alle plezier, voorzitter. Er is aan mij gevraagd om een reflectie op
de Grondwet. Tja, ik heb hier vandaag een heleboel voorbij horen komen. Dat iedereen
een grondrecht heeft om te wonen. In onze Grondwet staat opgenomen, in het hoofdstuk
van de sociale grondrechten, dat de volkshuisvesting behoort tot de zorg van de overheid.
Dat is iets anders dan dat je een juridisch recht hebt om te wonen. Vind ik, moreel
gesproken, dat je een samenleving zou moeten willen zijn waarin iedereen een dak boven
zijn hoofd heeft? Ja, natuurlijk. Ja, natuurlijk. Zo is het hetzelfde ten aanzien
van de klassieke grondrechten. De klassieke grondrechten, dat zijn geen wiskundige
wetten. Die verhouden zich altijd ten opzichte van elkaar. Bij grondrechten staat
altijd opgesomd: «Behoudens eenieders verantwoordelijkheid volgens de wet». Dat betekent
bijvoorbeeld dat het recht op vrijheid van godsdienst beperkt wordt door het recht
op vrijheid van meningsuiting. Dus iemand mag iets negatiefs zeggen over een godsdienst
zonder dat iemand kan zeggen: «Ja, ho, wacht eens even ... Ik heb vrijheid van godsdienst.»
De voorzitter:
Goed. Dank u wel. Dan gaan we nu door naar de tweede termijn en is het woord aan mevrouw
Postma van NSC.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank u wel. Omwille van de tijd wil ik de indiener hartelijk danken voor haar antwoorden.
Ik ga meteen beginnen. Ik heb drie moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat met de uitbreiding van het wettelijk instrumentarium de afgelopen
jaren huurders op papier goed beschermd zouden moeten zijn;
constaterende dat in verschillende gemeenten huurteams afgeschaald worden of zelfs
verdwijnen;
overwegende dat in verschillende gemeenten huurteams de drempel verlagen voor huurders
om aanspraak te maken op hun rechten en bescherming;
overwegende dat huurteams huurders aan de voorzijde al zouden kunnen beschermen mits
deze teams daartoe in staat gesteld worden;
verzoekt de Minister om in te zetten op het behouden van huurteams en met hen in gesprek
te gaan om te verkennen wat er nodig is om bescherming ook te kunnen bieden voordat
huurders de dupe worden van malafide verhuurders,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Postma, Welzijn, Vijlbrief, De Hoop, Grinwis
en Beckerman.
Zij krijgt nr. 5 (36 637).
Mevrouw Postma (NSC):
Mijn tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het fiscaal beleid afgelopen jaren het investeringsklimaat op de
woonmarkt onaantrekkelijk gemaakt heeft;
constaterende dat het woonbeleid erop gericht is 100.000 woningen per jaar te bouwen
en dat er investeerders nodig zijn om dit te kunnen realiseren;
overwegende dat een toets aan de voorzijde van het wetstraject zou kunnen meten in
hoeverre een fiscale beslissing de woondoelen in de weg zit en andersom;
verzoekt de regering om voor de invoer van nieuwe wetgeving, regelingen en beleid
een toets uit te laten voeren waarbij onderzocht wordt of fiscaal en woonbeleid hand
in hand gaan of elkaar tegenwerken, en de bevindingen uit deze toets te rapporteren
aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Postma en Welzijn.
Zij krijgt nr. 6 (36 637).
Mevrouw Postma (NSC):
Mijn laatste.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat starters op de woonmarkt moeilijk aan een woning kunnen komen;
constaterende dat er verschillende middelen beschikbaar zijn om starters te ondersteunen
in hun zoektocht naar een passende woning;
overwegende dat een verkenning de effectiviteit van verschillende middelen zou kunnen
toetsen en in beeld kan brengen in welke mate starters echt geholpen worden;
verzoekt de regering om een verkenning uit te laten voeren naar:
– de effectiviteit van de middelen die beschikbaar zijn voor starters op de woningmarkt
met als doel hen aan een betaalbare koopwoning te helpen;
– in welke mate deze middelen ook gevonden en gebruikt kunnen worden door de doelgroep;
en bevindingen voor het einde van het jaar te rapporteren aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Postma en Welzijn.
Zij krijgt nr. 7 (36 637).
Mevrouw Postma (NSC):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan gaan we nu naar de heer Mooiman van de PVV. Die ziet af van zijn termijn. Dan
de heer De Hoop, GroenLinks-PvdA.
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb één motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een groot tekort aan betaalbare woningen in Nederland is;
constaterende dat woningbouwcorporaties wel meer nieuwbouwwoningen opleveren dan vorig
jaar, maar nog veel meer zouden kunnen als zij niet bekneld werden door de winstbelasting
(vpb) die oploopt naar 1,5 miljard in 2027;
overwegende dat afschaffing van de vpb bekostigd kan worden door winst van grondspeculanten
af te romen middels een planbatenheffing, wat ook bijdraagt aan het verlagen van de
grondprijzen;
verzoekt de regering de winstbelasting voor woningbouwcorporaties af te schaffen en
dit te dekken door invoering van een planbatenheffing,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Beckerman.
Zij krijgt nr. 8 (36 637).
De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ten slotte zou ik willen zeggen dat wij volgens mij vaak van mening verschillen met
de Minister, maar dat wat mij betreft altijd in scherpte op inhoud doen. Ik hoop dat
de Minister dat ook zo ervaren heeft. Dus in die zin denk ik dat daar geen probleem
zit.
De voorzitter:
Goed, dank. De heer De Groot.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen moties, maar ik zou wel mijn hartelijke dank willen
uitspreken voor de beantwoording van mevrouw Welzijn en ook die van de Minister.
De voorzitter:
Goed. De heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik had wel wat moties voorbereid, maar die ga ik niet indienen. Ik dank
collega Welzijn en de Minister voor hun beantwoording. Dank ook voor de toezegging
over het inzicht geven in het aandeel sociale huur, of dat wel of niet nog verder
gaat dalen en wat daar mogelijk aan te doen is. Dat gaan we zien.
Ik heb nog een vraag. Wil de Minister toezeggen dat ze in ieder geval nu zo snel mogelijk
die wet over hospitaverhuur als ook de wetswijziging waarmee de Nationale Prestatieafspraken
worden verankerd naar de Kamer stuurt? Daar had ik een motie op voorbereid, maar die
hoef ik denk ik niet in te dienen. Dat kan ook op deze manier.
Op één aspect heb ik niet echt een antwoord gehad en dat is de aanpassing van de WWS-tabel.
Ik weet dat de Minister een aantal andere wijzigingen heeft voorgelegd bij de Raad
van State, maar de motie die ik heb ingediend bij de Wet betaalbare huur ging over
de vraag of je die indexatie van de WWS-tabel niet moet verruimen. Daar heb ik nog
niet helemaal helderheid op, op wat de Minister daarop van plan is te doen. Wat ze
wel herhaaldelijk in mijn richting heeft aangegeven in debatten, is dat ze dat begrijpt
en daar positief over is en dat ze dit signaal ook vaak van institutionele investeerders
hoort.
Dan een laatste punt.
De voorzitter:
Gaat u afronden, meneer Grinwis?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het laatste punt gaat over de statushouders, de wet en het dictum d. Ik snap wat de
Minister zegt over ongrondwettelijk en gelijke uitkomsten versus gelijke kansen, een
sociaaldemocratisch versus een liberaal principe. Het andere aspect is dat de gemeenten
worden opgezadeld met iets wat onuitvoerbaar is. Kan de Minister daar nog op ingaan?
Op welke manier neemt ze dat mee in eventuele wijzigingen in het wetsvoorstel?
De voorzitter:
Goed, meneer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dat is nog wel een ander aspect dat nu niet benoemd is in het advies.
De voorzitter:
Goed. Dank aan de heer Grinwis. Ik neem even meteen het woord, als woordvoerder. Dat
scheelt tijd. Toch? Ja? Akkoord?
Ik wil mevrouw Welzijn en ook de Minister hartelijk danken voor de uitgebreide beantwoording.
Ik ben heel benieuwd naar de Nota Ruimte die morgen uitkomt.
Dan kijk ik ook meteen even naar de Minister. Hoelang heeft u nodig? Twee minuten?
Dat is goed. Dan schorsen we een paar minuten en dan komt de appreciatie op de moties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug allemaal. Het woord is aan de Minister.
Minister Keijzer:
Dank, voorzitter. Ik begin met te herhalen wat ik aan het begin van mijn eerste termijn
zei: dank aan mevrouw Welzijn en de medewerkers. Het ziet er eenvoudig uit, het schrijven
zo’n nota, maar dat is het niet. Daar gaat heel veel tijd in zitten. Mevrouw Welzijn
kennende weet ik dat ze er met heel veel mensen over gesproken heeft.
Ik heb een viertal moties. De eerste motie, de motie op stuk nr. 5, van mevrouw Postma c.s. moet ik helaas ontraden. Zoals ik net verteld heb, is dit
een taak van gemeenten. Gemeenten moeten zelf bepalen hoe zij de Wet goed verhuurderschap
uitvoeren, wat de beste manier is. Wat ik wel kan toezeggen aan mevrouw Postma, is
dat we eens in gesprek gaan met de Woonbond over of dit nou echt een veelvoorkomend
probleem is en of gemeenten het dan niet op een andere manier kunnen oplossen. Het
gaat uiteraard over het doel: dat mensen goed beschermd worden tegen malafide verhuurders
en aanverwante artikelen.
De voorzitter:
Een korte verhelderende vraag.
Mevrouw Postma (NSC):
Dank aan de Minister. Het is niet de bedoeling dat het Rijk compleet de regie over
huurteams vastpakt. Dat staat ook niet in de motie. Het gaat echt om het inzetten
op het behoud van huurteams. Dat kan op verschillende manieren, dus de Minister mag
’m in die zin breder lezen. Als de Minister in gesprek gaat met de Woonbond, zou ik
haar aanraden om dat ook met de huurteams te doen, vertegenwoordigers van verschillende
huurteams, want dit is echt wel een grotere casus dan dat.
Minister Keijzer:
Er staat toch echt in de motie: «in te zetten op het behoud van huurteams». Ik ben
gewoon een klein beetje voorzichtig met dit onder mijn eigen verantwoordelijkheid
scharen daar waar er nadrukkelijk in de Wet goed verhuurderschap voor gekozen is om
dit een verantwoordelijkheid te maken van de gemeenten. Maar ik ga het gesprek aan
met de Woonbond hierover en zal ook aan hen vragen hoe zij hiernaar kijken. Ik heb
geen overzicht van huurteams bijvoorbeeld. Dus dan moet ik weer een blik met ambtenaren
opentrekken om iets te gaan doen wat eigenlijk een gemeentelijke taak is. Dus ik blijf
toch bij mijn oordeel.
Dan heb ik de motie op stuk nr. 6, waarin mevrouw Postma en mevrouw Welzijn mij verzoeken om een fiscale toets in te
voeren. Deze motie is eigenlijk overbodig, omdat we al op zo’n manier omgaan met fiscale
wetgeving. We hebben al gesprekken met alle betrokkenen om te kijken hoe het fiscale
voorstel uitpakt voor mijn portefeuille in ieder geval. Als ik die motie zo mag lezen
dat dat daarbij aansluit, kan ik ’m wel oordeel Kamer geven. Dan moet ik natuurlijk
even weten wat mevrouw Postma daarvan vindt.
De voorzitter:
Leg er een ei over, zou ik zeggen.
Mevrouw Postma (NSC):
Ja, leg er een ei over. Ja, dat is goed.
De voorzitter:
Oké. Dan krijgt de motie op stuk nr. 6 oordeel Kamer.
Minister Keijzer:
Dan heb ik de motie op stuk nr. 7, waarin ik verzocht word om een verkenning uit te laten voeren naar de effectiviteit
van de verschillende middelen om starters aan een huis te helpen. Deze motie is ontijdig.
Ik heb net het koopfonds gelanceerd, het Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen.
Het is dus nu echt te vroeg om dat te beoordelen. Er komt op korte termijn wel een
Kamerbrief met een update over hoe het ervoor staat.
Dan heb ik de motie op stuk nr. 8 van de heer De Hoop, waarin hij voorstelt om de vennootschapsbelasting af te schaffen
en dit te dekken door het invoeren van een planbatenheffing. Die dekking is ondeugdelijk.
Ook hiervoor geldt trouwens – u heeft mij al vaker die woorden horen zeggen – dat
als je planbaten wilt belasten, je al moet beginnen met de vraag of er planbaten zijn.
En als je dat al niet zeker weet – en dat is vaak ook het probleem vanwege alle eisen
die we in bouwplannen stoppen – dan vind ik de dekking om die 1,3 daarin te vinden,
rooskleurig. En daarmee is die ondeugdelijk.
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Goed. Dank. Dan is het allerlaatste woord aan mevrouw Welzijn.
Minister Keijzer:
Voorzitter, excuus. Nou vergeet ik één ding. Als u mij toestaat ... Ik heb ook nog
een paar vragen gehad van de heer Grinwis. Die ben ik helemaal vergeten. En ik moet
u nog dit vertellen. Ik heb net over het rapport over het investeringsklimaat gezegd
dat u over twee weken het rapport krijgt met daar al een kabinetsstandpunt bij. Maar
dat volgt later. Ik denk dat het goed is om dat nog even te benadrukken.
De vragen van de heer Grinwis. Van de hospitawet heb ik gezegd: spoedig naar de Raad
van State. Het wetsvoorstel over het wettelijk verankeren van de afspraken binnen
de Nationale Prestatieafspraken: de internetconsultatie loopt nu. De aanpassingen
van de Wet betaalbare huur komen heel snel in voorhang naar uw Kamer; deze week volgens
mij nog. Ja, zeker deze week. En de motie-Grinwis over de indexatie van de WWS-tabel
wil ik terug laten komen in een brief over de monitoring van de Wet betaalbare huur,
voor het einde van het jaar.
Dank u wel.
De voorzitter:
Goed. Dan gaan we nu echt naar het slotwoord van mevrouw Welzijn. Mevrouw Welzijn,
aan u het woord.
Mevrouw Welzijn (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik denk dat het goed is dat we eindelijk met elkaar een fundamenteel
gesprek hebben gehad over volkshuisvesting en de woningmarkt. Ik hoop dat we goed
met elkaar gemarkeerd hebben dat we twee dingen te doen hebben. We hebben de huidige
wooncrisis op te lossen, die gaat over 400.000 woningen die we acuut tekortkomen.
En daarna hebben we er nog 600.000 nodig. Dus de volgende wooncrisis ligt dan al op
de loer.
We hebben volgens mij ook met elkaar gezien dat het heel belangrijk is om te koesteren
wat we hebben, om de sociale huurwoningen te koesteren die we hebben, en om ervoor
te zorgen dat datgene wat we hebben, ook goed gebruikt wordt, zodat we niet onnodig
weer geld hoeven uit te geven om sociale huurwoningen te bouwen terwijl we ze eigenlijk
gewoon al hebben. En we moeten denk ik ook met elkaar ervoor zorgen dat de wooncrisis
niet iedere keer uit de bosjes gesprongen komt, hè. Dus we moeten dingen zien aankomen,
we moeten erop sturen en we moeten dan ook bijsturen. Daarom is het ook belangrijk
dat we met elkaar gezegd hebben dat daar rapportages voor zijn en dat we daar ook
regelmatig met elkaar het gesprek over zullen hebben.
Maar het allerbelangrijkste punt is dat woonbeleid en fiscaal beleid hand in hand
ontworpen worden. Als ik de Minister dan hoor zeggen «dat gebeurt eigenlijk al», dan
vraag ik mij toch echt af hoe wij er ooit op gekomen zijn om een overdrachtsbelasting
van 10,4% te bedenken, en ook nog gewoon uit te voeren. Volgens mij hebben we daar
nog echt wel wat puntjes op de i te zetten, dus ik vertrouw ook op de stem van de
Kamerleden om daar nog meer aandacht aan te geven.
Verder wil ik benadrukken dat wonen ongelofelijk persoonlijk is. Het is ongelofelijk
belangrijk dat mensen daar autonoom een keuze in kunnen maken, of ze willen kopen,
of ze willen huren, of ze zelf willen bouwen, of ze zelf willen beheren, en dat wij
als politiek ervoor zorgen dat die autonome keuzes simpelweg gemaakt kunnen worden.
Het is belangrijk dat we ons met elkaar ook realiseren dat woningbouw altijd een samenwerkingsvraagstuk
is en dat we niet gaan kiezen waar je voor bent en waar je tegen bent, maar dat we
met elkaar de bereidheid hebben om te zeggen: volkshuisvesting en woningmarkt zijn
twee kanten van dezelfde medaille; we gaan samenwerken om dat allebei op een goede
manier vorm te geven. Zo staat het in de Grondwet. Daar wordt alleen gesproken over
wonen, niet over segmenten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank aan mevrouw Welzijn. Ook dank aan de Minister. Dank aan alle commissieleden die
hier vandaag aanwezig zijn.
Dan resten mij de twee toezeggingen.
− Over twee weken ontvangt de Kamer het onderzoek naar fiscaliteit en woningbouwdoelstellingen
en het investeringsklimaat. De kabinetsreactie daarop volgt later.
− De tweede toezegging. De Minister komt schriftelijk terug op de vraag van het lid
Grinwis over de aannames in het Trouw-artikel over de krimp van het aandeel sociale
huurwoningen.
Dan merk ik nog op dat de stemmingen over de moties aanstaande dinsdag 30 september
zijn.
Dank! Ik sluit hierbij de vergadering.
Sluiting 16.49 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.