Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 18 april 2024, over verkiezingen
35 165 Verkiezingen
Nr. 83
VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 17 juli 2024
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 18 april 2024 overleg gevoerd
met de heer De Jonge, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 8 april
2024 inzake evaluatie Tweede Kamerverkiezing 22 november 2023 (Kamerstuk 35 165, nr. 73);
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 29 februari
2024 inzake reactie op het advies van de Commissie van toezicht financiën politieke
partijen over de overzichten in het kader van de Tweede Kamerverkiezing 2023 (Kamerstuk
32 634, nr. 13);
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 januari
2024 inzake bijstand in het stemhokje (Kamerstuk 35 165, nr. 72);
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 januari
2024 inzake geschilbeslechting in het verkiezingsproces (Kamerstuk 35 165, nr. 68);
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 7 december
2023 inzake hertellingen in opdracht van de Tweede Kamer (Kamerstuk 35 165, nr. 67);
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 17 november
2023 inzake advies Commissie van toezicht financiën politieke partijen (Ctfpp) over
overzichten verkiezingstijd 2023 (Kamerstuk 32 634, nr. 11);
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 13 november
2023 inzake organisatie en toegankelijkheid verkiezingen (Kamerstuk 35 165, nr. 65);
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 9 november
2023 inzake weerbaarheid verkiezingsproces Tweede Kamerverkiezing 22 november 2023
(Kamerstuk 35 165, nr. 64);
− de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 30 oktober
2023 inzake reactie op verzoek commissie over het artikel Zwalkend OM in wiek geschoten
door brief regeringscommissaris Statia (Kamerstuk 35 165, nr. 63).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, P. de Groot
De griffier van de commissie, Honsbeek
Voorzitter: Erkens
Griffier: Kling
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Chakor, Deen, Erkens, Flach en Palmen,
en de heer De Jonge, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Aanvang 13.08 uur.
De voorzitter:
Welkom bij de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. We hebben op de agenda staan
het commissiedebat Verkiezingen, met Minister Hugo de Jonge. Ik heet de Kamerleden,
de mensen op de publieke tribune en alle loyale kijkers thuis welkom. We hebben vier
minuten spreektijd. Aangezien we niet met een heel groot gezelschap zijn, zal ik een
oogje dichtknijpen als u er een beetje overheen loopt. Dus we hebben wel wat tijd
met elkaar, maar ga alsjeblieft niet mijn coulance, mijn mildheid testen. We hebben
vier interrupties in de eerste termijn. Als u nog een korte, toelichtende vraag wilt
stellen, kan dat ook. Laten we er een beetje soepel mee omgaan, want we zijn met z'n
vijven. Dan geef ik het woord aan mevrouw Chakor, van GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik wil mij tijdens dit commissiedebat Verkiezingen richten op het
toegankelijk maken van het stemproces. Het kabinet heeft al stappen daartoe gezet.
De toegankelijkheid is door de jaren heen ook wel beter geworden, maar is nog niet
goed genoeg. 69% van de stemlokalen voldoet nog steeds niet aan de toegankelijkheidscriteria.
Uit steekproeven blijkt bovendien dat gemeenten stemlokalen als toegankelijk aanmerken,
terwijl dit soms niet zo is. Ik ben wel benieuwd naar wat de Minister kan doen, behalve
gemeenten aansporen. Kan hij het gesprek aangaan met de gemeenten over hoe we ervoor
zorgen dat het toegankelijk wordt?
Ik lees dat er voor de lange termijn een nieuw actieplan toegankelijkheid gaat komen.
Waarom voor de lange termijn, terwijl de problemen al heel lang bekend zijn? Wat zijn
de streefdoelen? Op welke termijn moeten die behaald worden?
Voorzitter. Kan de Minister ook in gesprek gaan met de verschillende organisaties
die opkomen voor mensen met een beperking over wat er nodig is om stembureaus toegankelijker
te maken en welke oplossingen er volgens deze organisaties nodig zijn om de toegankelijkheid
te vergroten? Ik geef liever niet een voorbeeld van wat je zou kunnen doen, zoals
een mobiele stembus, maar ik vraag om op te halen wat er nodig is.
Voorzitter. Gemeenten werken keihard om bij elke verkiezing alles in goede banen te
leiden. De kosten zijn gestegen, maar de rijksbijdrage niet. Het is tijd voor eerlijk
delen. Kan de Minister spoedig inzicht geven in de kosten van de verkiezingen naar
grootte van de stad? Dan kunnen wij inzicht krijgen. Deze vraag stel ik ook namens
de heer Sneller van D66, die er niet bij kon zijn in verband met een ander debat.
Voorzitter. Ik vind het heel goed dat de Minister niet eerst gekozen heeft voor een
experiment met bijstand in het stemhokje, maar dat hij dat meteen voor alle gemeenten
wil gaan regelen. Er lag een wetsvoorstel voor dat experiment, maar er komt nu een
wetsvoorstel dat het landelijk gaat regelen. Wat is de stand van staken?
Voorzitter. Dan de stempassen. Ze worden veelal goed bezorgd, maar we hebben allemaal
ook gezien dat duizenden stempassen niet zijn bezorgd, door een fout bij PostNL. Ik
ga ervan uit dat de Minister ook al in gesprek is geweest hierover. Ik ben wel benieuwd
naar de uitkomst. Dat mag uiteraard ook schriftelijk.
Voorzitter. Tijdens de vorige campagne was er ook nepnieuws over stemmen op mijn partij.
Op sociale media werd beweerd dat je, als je op mijn partij, GroenLinks-PvdA, wilde
stemmen, twee bolletjes moest rood kleuren. Dat dit een ongeldige stem zou opleveren,
werd er natuurlijk niet bij verteld. Het Ministerie van BZK heeft hier ook wel goed
op gereageerd. Maar belangrijker is, denk ik, dat dit soort nepnieuws van de sociale
media verwijderd kan worden. Dat lijkt wat minder gemakkelijk geworden nu ook het
Ministerie van BZK voor X geen trustedflaggerstatus meer heeft, terwijl de nieuwe
Digital Services Act de sociale media verplicht tot het erkennen van trusted flaggers.
De Staatssecretaris van BZK heeft eerder laten weten in gesprek te gaan met X. Wat
is daaruit gekomen? Hoe kunnen we voorkomen dat dit de volgende keer weer gebeurt,
vooral omdat dit, als het eenmaal gepost is, een eigen leven gaat leiden? Het ministerie
heeft geen bevoegdheid om dit te verwijderen. Welke mogelijkheden ziet de Minister
wel?
Voorzitter. Tot slot kom ik bij de vergoedingen. Medewerkers op stembureaus moeten
belasting betalen over het bedrag dat zij krijgen, of het wordt van hun uitkering
afgetrokken. De Minister zoekt naar een oplossing om deze vrijwilligersbijdrage uit
te zonderen van belastingen of uitkeringen. Omdat dit juridisch ingewikkeld is, duurt
dit ontzettend lang, maar daar mogen de medewerkers wat ons betreft niet de dupe van
worden. Als het niet voor de komende Europese verkiezingen geregeld kan worden, zou
ik de Minister willen vragen om toch te kijken wat we kunnen doen ter compensatie
van de vrijwilligers, bijvoorbeeld met terugwerkende kracht.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. U had zelfs nog twee seconden over. Een interruptie van mevrouw Palmen.
Mevrouw Palmen (NSC):
Veel dank aan mevrouw Chakor voor deze inbreng, waar ik het van harte mee eens ben.
Ik heb nog een vraag over hulp bij het stemmen. Wij kennen allemaal de voorbeelden
van mensen met een beperking, die het fysiek vaak heel lastig hebben in het stemhokje,
worstelen met het stembiljet en te klein of te laag zijn om überhaupt een kruisje
te kunnen zetten. Zij hebben echt hulp nodig van mensen om hen heen, ouders of anderen.
De Minister heeft aangegeven dat dit wordt opgenomen in de wet. Mevrouw Chakor vraagt
naar de stand van zaken. Mijn aanvullende vraag is: vinden we niet dat dit eigenlijk
al voor de Europese verkiezingen geregeld zou moeten zijn? Lukt dat? Bent u het daarmee
eens, vraag ik aan mevrouw Chakor.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Laten we deze vraag ook doorgeleiden naar de Minister. Als ik realistisch ben, denk
ik dat het gewoon niet gaat lukken. Maar ik ben het helemaal met u eens. Je wilt het
toegankelijker en laagdrempeliger maken voor mensen die lastig kunnen stemmen, en
niet lastiger. Dat geldt ook voor laaggeletterden, die bijvoorbeeld ook moeite hebben
met de stempas en niet weten hoe die werkt. Sommigen vergeten ze, of raken ze kwijt.
Dus ook daarbij wil ik weten hoe we dat gemakkelijker en toegankelijker kunnen maken
voor mensen. Vandaar mijn oproep aan de Minister om in gesprek te gaan met de gemeenten.
Er zijn vast wel voorlopers. Die zijn er altijd. Misschien hebben we ook wel ideeën.
Misschien hebben andere landen al stappen gezet. Maar ik wil er vertrouwen in hebben
dat we dit voor elkaar kunnen boksen, want we leven immers in een gaaf landje waarin
je veel kunt bereiken als je het wilt.
De voorzitter:
Tevreden, mevrouw Palmen? Kijk. Dan de heer Flach, van de Staatkundig Gereformeerde
Partij.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Verkiezingen associeer ik toch nog steeds met het feest van
de democratie. De verkiezingsdag is zo'n dag waarop je in wisselende mate van spanning
toeleeft naar de klok van 21.00 uur en dan met elkaar de uitslag bekijkt. Hoe anders
is dat in veel andere landen in de wereld. Er zijn soms beelden die een heel verhaal
overbodig maken. Ik denk aan de recente foto's waarop Oekraïners onder toeziend oog
van Russische militairen hun stem moesten uitbrengen. Er was zelfs sprake van Russisch
maatwerk: militairen kwamen met de stembus aan huis. Hoeveel blijft er dan over van
vrije en geheime verkiezingen? Dan besef je ook hoe bijzonder het is, en misschien
wel te vanzelfsprekend, dat we in Nederland als burgers kunnen meedoen aan vrije verkiezingen.
Tegelijkertijd schept deze vrijheid ook de verantwoordelijkheid voor kiezers en gekozenen
om deze vrijheid goed te gebruiken.
Voorzitter. De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn opnieuw goed verlopen. Dat was
mogelijk dankzij de inzet van veel medewerkers en vrijwilligers in de gemeenten. Petje
af. Van het Rijk mag dan wel voldoende financiële ondersteuning verwacht worden. Het
zou niet zo moeten zijn dat de wethouder Financiën wakker ligt na de val van het kabinet
en denkt: hoe los ik het financieel op dat we nu weer verkiezingen hebben? Gaat de
Minister het lopende onderzoek naar de kosten als leidraad gebruiken voor een actualisering
van de vergoedingen?
Een bijzonder tintje aan deze verkiezingen was toch wel de zaterdagzitting van de
Tweede Kamer. Die zou nodig zijn geweest om een spoedopdracht te geven tot een hertelling
in de gemeente Tilburg, maar blijkt na de evaluatie van de Kiesraad en het onafhankelijke
onderzoek eigenlijk niet nodig te zijn geweest. De norm van 2% bij verklaarde verschillen
is ook toegepast op onverklaarde verschillen, terwijl het protocol daar niet direct
aanleiding toe bood. De gemeente kreeg dit probleem onverwacht weer op het bord en
dat is vervelend. Kan de Minister aangeven of er contact is geweest over de te hanteren
normen tussen de Kiesraad en de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven?
Vindt hij ook dat dit in ieder geval zou moeten gebeuren als er in de toekomst onduidelijkheid
is?
De SGP heeft nog een vraag over het vereiste aantal stembureauleden. Er lijken geen
regels te zijn die bijvoorbeeld verhinderen dat leden allemaal familie van elkaar
zijn. Overigens weet ik dat in gemeenten best wel gestuurd wordt op spreiding van
vriendengroepen en dergelijke, dus in de praktijk lost het zich wel op. Maar er zijn
voor zover ik weet geen regels voor. Wat vindt de Minister daarvan?
Dan het punt van hulp in het stemhokje.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik heb wat verheldering nodig met betrekking tot uw vraag over familieleden, om te
begrijpen wat u daarmee bedoelt. Misschien kunt u een voorbeeld geven.
De heer Flach (SGP):
Misschien niet eens zozeer een voorbeeld over familieleden, maar ik noemde ook vriendengroepen.
Mijn eigen zoon is stembureaulid en stembureauvoorzitter geweest. Een heel aantal
van zijn vrienden deed dat tegelijkertijd ook. Bij de gemeente waar ze dat deden,
werd er ook bewust op gestuurd dat ze niet bij elkaar in één stembureau zaten, juist
om die onafhankelijkheid van elkaar en het vier-, zes-, achtogenprincipe te waarborgen.
De voorzitter:
Dank. Dan vervolgt u uw betoog.
De heer Flach (SGP):
De SGP is benieuwd wanneer de Minister met het wetsvoorstel komt om hulp in het stemhokje
te regelen voor kiezers met andere dan lichamelijke beperkingen. Het is belangrijk
dat al deze kiezers gelijke hulp krijgen, maar het is de vraag of die taak bij het
stembureau hoort. Hoe gaat de Minister om met het feit dat bij sommige beperkingen
juist de hulp van een vertrouwd persoon gewenst is? Zou niet ten minste de familie
stemhulp mogen geven?
Dan de vergoeding voor stembureauleden. De Minister heeft meer tijd nodig om die vergoeding
te onderzoeken. Dat voelt soms wat moedeloos. Het lijkt in onze tijd makkelijker om
heen en weer naar de maan te vliegen dan een onbelaste vergoeding uit te keren. Kan
de Minister toezeggen dat de inzet er in ieder geval op gericht is om dit te gaan
regelen? Waar een wil is, is juridisch meestal ook wel een weg. Het gaat om bijzondere
incidentele activiteiten voor het in stand houden van de democratie, waarvan duidelijk
is dat je er, tot nu toe, geen maandelijks inkomen mee kunt verwerven; laten we ook
hopen dat dat zo blijft.
Tot slot een blik vooruit naar de verkiezingen voor de EU. De Europese Commissie heeft
in december een aanbeveling gedaan om gedragscodes op te stellen die onder andere
een inclusief politiek discours moeten bevorderen. In de kabinetsreactie lees ik alleen
dat het kabinet positief is over gedragscodes, maar niets over deze specifieke aanbeveling.
Hoe leest de Minister dit onderdeel van de beoogde gedragscode? Kan hij onomwonden
bevestigen dat we niet de richting in moeten dat de overheid met codes gaat bevorderen
hoe partijen inhoudelijk met elkaar moeten omgaan in campagnes en debatten? Neemt
het kabinet hier afstand van in de EU?
De voorzitter:
Dank aan de heer Flach. Mevrouw Palmen van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Palmen (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Verkiezingen vormen het kloppend hart van de democratie. De
democratie waarin wij leven, begint en eindigt met verkiezingen waarbij elke stem
telt als fundament voor de samenleving. Verkiezingen zijn niet alleen een procedureel
aspect van het democratisch proces, maar zijn ook een symbool van burgerschap en participatie,
van een gekozen volksvertegenwoordiging. De verantwoordelijkheid voor het goed laten
verlopen van de verkiezingsprocessen is groot. De overheid heeft de taak om de kwaliteit
en integriteit van verkiezingsprocessen hoe dan ook te waarborgen, zeker nu de Europese
Parlementsverkiezingen voor de deur staan. Daarom zal ik in mijn inbreng op drie punten
ingaan: het tegengaan van desinformatie, het gebruik van telsoftware en ten slotte
het gevaar van peilingen.
Voorzitter. Desinformatie vormt een bedreiging voor de integriteit en geloofwaardigheid
van verkiezingen, ook voor de Europese verkiezingen. En nee, desinformatie is niet
iets van de laatste jaren. In het rondetafelgesprek over een weerbare democratische
rechtsstaat kwam dit ook al naar voren. Een voormalig directeur van de AIVD, meneer
Bosch, gaf aan dat in 1981 de organisatie van een antikernwapendemonstratie op het
Museumplein in handen van Rusland lag. Zeker bij verkiezingen is objectieve en onafhankelijke
oordeelsvorming ontzettend belangrijk. Moeten we niet veel meer de urgentie zien van
het aanpakken van desinformatie? Neem bijvoorbeeld de Digital Services Act. Deze is
al van kracht, maar de uitvoeringswet is nog niet van toepassing, waardoor er nog
geen toezichthouders zijn en er nog niet gehandhaafd wordt. De vraag aan de Minister
is dan ook of hij niet veel meer urgentie zou willen aanbrengen. In Zweden hebben
ze bijvoorbeeld een psychologische verdedigingsdienst ingezet, een aparte instantie
die ervoor zorgt dat burgers zelf desinformatie effectief kunnen herkennen. Ik vraag
aan de Minister hoe wij hiervan kunnen leren in het tegengaan van desinformatie in
Nederland. Het laatste geldt ook in relatie tot allerlei misleidende stemwijzers.
Hoe zorgt de Minister ervoor dat stemwijzers op een eerlijke en neutrale manier ingericht
worden en dat er actief toezicht op wordt gehouden?
Voorzitter. Dan de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezingen van 2023. Er is een extern
onderzoek uitgevoerd, waarin ook wordt gereflecteerd op de telsoftware en waarin staat
dat de uitbreiding van bevoegdheden niet wenselijk is om telverschillen, zoals in
Tilburg, vroegtijdig te signaleren. Ik vraag de Minister waarom dit zo bezwaarlijk
is en of er scenario's denkbaar zijn waarin de menselijke tellingen en de telsoftware
elkaar juist kunnen versterken.
Tot slot, voorzitter. Peilingen worden vaak gezien als een waardevol instrument, maar
ze kunnen ook, zoals we de afgelopen verkiezingen hebben gezien, een bron van objectieve
informatie verstoren zo vlak voor de verkiezingen. Ook ondermijnt het het democratisch
proces als het gaat om de peilingen en niet om de standpunten van partijen. Wetenschappelijk
onderzoek heeft namelijk aangetoond dat peilingen meer van invloed zijn dan inhoudelijke
standpunten. In de kabinetsbrieven over de risico's bij verkiezingen blijven peilingen
volledig onbesproken, terwijl landen als Italië en Frankrijk bijvoorbeeld al een verbod
hebben op peilingen vlak voor de verkiezingen. Hoe reflecteert de Minister op een
dergelijk verbod? Erkent de Minister dat peilingen vlak voor de verkiezingen misschien
niet wenselijk zijn?
Laten we blijven inzetten op een eerlijk, vrij en open verkiezingsproces. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. De heer Flach heeft een interruptie.
De heer Flach (SGP):
Ik heb twee vragen. Ik herken een aantal punten die mevrouw Palmen naar voren brengt,
onder andere dat peilingen aan lijken te sluiten bij de psychologie van mensen dat
ze graag bij de winnaar willen horen. Als een partij het goed doet in de peilingen,
is dat vaak ook in de praktijk het geval. Zou NSC ook zo ver willen gaan dat in Nederland
een bepaalde periode voor de verkiezingen peilingen gewoon niet meer mogelijk zijn?
Dat is de eerste vraag.
De tweede vraag gaat over stemwijzers. Ook ik heb ze in het verleden weleens ingevuld
namens de partij waarvoor ik actief ben. Het verbaasde me altijd hoe de werkelijkheid
versimpeld werd en hoe je in een aantal gevallen standpunten in moest nemen over onderwerpen
waar je in principe niks over in je verkiezingsprogramma hebt staan. Zou mevrouw Palmen
het een goed idee vinden als dat soort stemwijzers zouden moeten voldoen aan een soort
basisgrens van compleetheid en in ieder geval een zekere onafhankelijkheid?
De voorzitter:
Dat is een hele slimme interruptie met twee vragen, meneer Flach. Volgende keer één
vraag.
Mevrouw Palmen (NSC):
Maar ik ben absoluut niet rouwig om deze interruptie, moet ik u eerlijk bekennen.
Ik zal ingaan op de eerste vraag van meneer Flach, over de peilingen. Er zijn absoluut
psychologische effecten met betrekking tot peilingen vlak voor de verkiezingen – en
dat niet alleen. De laatste tijd lijkt het te gaan om peilingen en worden er peilingen
besproken in plaats van de inhoudelijke standpunten van de betreffende partijen. Ik
denk dat Nieuw Sociaal Contract best wel zo ver zou willen gaan om misschien de peilingen
tot een bepaalde periode voor de verkiezingen uit te sluiten. Dan denk ik aan een
termijn van een aantal dagen. Ik denk er dus niet aan om het in een keer te verbieden
voor een aantal maanden, maar een aantal dagen lijkt mij zeer realistisch.
Dan de vraag over de stemwijzers. Ik heb mij het volgende laten vertellen. Als nieuwe
partij konden wij ons ook aanmelden bij stemwijzers. Dan moet je een heel arsenaal
aan vragen indienen, een stuk of 60 à 70. Vervolgens wordt er een twintigtal of dertigtal
uitgekozen. Die worden dan verwerkt in een stemwijzer. Dat gaat op een hele ondoorzichtige
wijze. Je hebt werkelijk geen idee wat er achter de schermen gebeurt. Ook bij het
gebruik van stemwijzers zie je die ondoorgrondelijkheid, het niet-navolgbaar zijn van een stemwijzer, naar voren komen. Dus wat dat betreft kan ik mij helemaal
voorstellen dat het juist in een democratisch en rechtsstatelijk proces past om ook
hier veel meer transparantie, openheid en verantwoordelijkheid aan te bieden, dus
dat we inderdaad een bepaalde basis gaan stellen van kwaliteitseisen waar ook een
stemwijzer aan moet voldoen.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik werd een beetje getriggerd door uw antwoord met betrekking tot peilingen. Ik begrijp
heel goed dat u zegt: peilingen beïnvloeden. Daar wordt inderdaad informatie over
gegeven. Bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen zagen we dat ook: op het ene moment
gaat NSC omhoog; dan gaat er weer een andere partij omlaag. Het heeft dus invloed.
Maar ik vind ook wel dat het hoort bij onze democratie. Ik vroeg me dus het volgende
af. U zegt...
Ik zie dat de Minister naar iemand zwaait. O, daar zijn kinderen. Dag! Ze zwaaien
naar bekende mensen, inderdaad.
Ik vroeg mij dus het volgende af. U belicht een zorg daaromtrent. U zegt ook: wij
zouden dat willen veranderen. Ik wil ervoor waken – ik weet niet of u dat zo bedoelt
– dat wij vanuit hier bepalen wat wel moet en wat niet moet. Hoe zorgt u ervoor dat
u informatie ophaalt vanuit de maatschappij, vanuit de samenleving? Wat wil die hiermee?
Vinden zij peilingen inderdaad storend, of vinden zij peilingen juist helpend?
Mevrouw Palmen (NSC):
Ook daar zijn al wat onderzoeken naar verricht. Het is inderdaad belangrijk om objectieve
informatie zo veel als mogelijk te blijven aanbieden. Daarom zijn peilingen ook belangrijk.
Maar je ziet dat het in de laatste paar dagen voor een verkiezing alleen maar gaat
over de peilingen en de peilers. «Dat peilingbureau moet je hebben.» «Nee, die moet
je hebben!» Dan leidt het juist heel erg af van die inhoudelijke boodschap. Ik zou
zo graag zien dat alle partijen met hun partijprogramma's aan bod komen, met name
in de laatste fase, juist om dat democratische proces beter te stutten. Dat is de
opzet die daarachter zit.
De voorzitter:
Er zijn geen verdere interrupties. Ik geef het woord aan de heer Deen van de Partij
voor de Vrijheid.
De heer Deen (PVV):
Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag onder andere de evaluatie van de Tweede
Kamerverkiezingen van 2023. De verkiezingen zijn goed verlopen en de uitslag is betrouwbaar,
lezen we. Verder zijn er geen aanwijzingen geweest voor desinformatiecampagnes. Dat
laatste is uiteraard geen garantie voor, bijvoorbeeld, de komende EP-verkiezingen.
Waakzaamheid met betrekking tot buitenlandse beïnvloeding is uiteraard geboden. We
sluiten ons in dezen ook aan bij de oproep van de Voorzitter van de Kamer. We lazen
vanochtend het bericht dat de EU een werkgroep aanstelt die buitenlandse beïnvloeding
van de Europese Parlementsverkiezingen zou moeten tegengaan. Die werkgroep moet nepnieuws,
propaganda en andere desinformatie in kaart brengen. Ik kan me voorstellen dat het
gezien de versheid van dit bericht – dit is pas vanmorgen naar buiten gekomen – voor
de Minister wat lastig is om direct op alles te reageren. Maar ik wil er toch wel
een paar vragen over stellen. Wat niet lukt, mag ook schriftelijk worden beantwoord.
Ik wil onder andere weten: Gaat het alleen om beïnvloeding door statelijke actoren?
Welke objectieve criteria worden er dan gehanteerd? Wat is daarvan de reikwijdte?
Gaat het specifiek om aantoonbare desinformatie, of valt misinformatie ook binnen
dit bereik? Dat zijn een paar vragen die bij ons opkwamen.
Dan de opkomst. De opkomst bij de landelijke verkiezingen op 22 november was 77,7%.
Circa een op de vijf kiesgerechtigden ging in november dus niet naar de stembus. 25%
van die niet-stemmers noemde gebrek aan vertrouwen als belangrijkste reden. We vonden
het ook opvallend dat 10% aangaf uit principe niet te stemmen en dat 4% meent dat
de uitslag toch al vaststaat. Mochten die percentages nog niet verontrustend genoeg
zijn, dan zijn de aantallen in cijfers dat misschien wel. Want op 1 oktober werden
er 13,3 miljoen kiesgerechtigden geteld. Dat betekent dat er sprake was van meer dan
3 miljoen niet-stemmers. Wij vinden dat altijd een interessant item. Je wil weten
waarom die dan niet gestemd hebben. Wat kunnen we eraan doen om die mensen wellicht
wel naar de stembus te krijgen? Dat is altijd een beetje onze insteek.
Ik citeer uit het rapport Lage drempels, hoge dijken, van de staatscommissie parlementair
stelsel: «Diverse internationale studies laten zien dat zo'n 90% van de Nederlanders
het principe van de democratie steunt. Een soortgelijk percentage vindt het belangrijk
om in een democratie te leven. Daarmee zit Nederland qua democratische gezindheid
net onder de top van de wereld.» Dat laatste is relatief gezien natuurlijk zeer bemoedigend.
Maar dan kunnen we hier wellicht ook uit opmaken dat 10% van de bevolking – dat zijn
toch 1,8 miljoen mensen – de democratie niet op die manier ondersteunt en het ook
niet belangrijk vindt om in een democratie te leven of naar de stembus te gaan. Ik
heb het al eerder gevraagd: Hebben we een beeld van wie deze mensen zijn? Weten we
dat? Wat zijn de achtergronden? Kan de Minister daarop reflecteren? Ik heb het al
eerder aangekaart: die vragen komen voort uit het feit dat je de oorzaak wat ons betreft
echt goed in beeld moet krijgen als je een probleem wil oplossen.
Voorts lezen we in de brief over de evaluatie dat, ondanks dat er hard gewerkt wordt
door gemeenten, toch 69% van de gemeenten bij de laatste verkiezingen niet voldeed
aan alle toegankelijkheidscriteria. Ik heb het sprekers voor mij ook al horen aankaarten.
Gelukkig gaat maar een zeer klein aantal van de meldingen over toegankelijkheid van
het stemlokaal of hulp en informatie door stembureauleden. Dat is dan weer een positieve
bijvangst.
Voorzitter. Tot slot kijkt de PVV met belangstelling uit naar het wetsvoorstel Bijstand
in het stemhokje, zodat kiezers die bijvoorbeeld moeite hebben met lezen – dan gaat
het om maar liefst 2 miljoen mensen – of mensen met een verstandelijke beperking ook
recht krijgen op hulp bij het uitbrengen van hun stem. Daarvoor zouden wij ons ook
hard willen maken. We wachten dus met spanning op dat wetsvoorstel.
Voorzitter. Tot zover in de eerste termijn. Dank u.
De voorzitter:
Dank u. Ik zie geen interrupties. Ik vraag mevrouw Chakor om tijdelijk het voorzitterschap
over te nemen, zodat ik mijn eigen inbreng kan doen.
Voorzitter: Chakor
De voorzitter:
Dank. U heeft vier minuten de tijd om uw betoog te houden. Het woord is aan de heer
Erkens van de VVD.
De heer Erkens (VVD):
Gelukkig. Dank u. Voordat ik aan mijn inbreng begin, wil ik van de gelegenheid gebruikmaken
om mijn waardering uit te spreken voor het harde werk van al die vrijwilligers, die
de Kamerverkiezingen wederom in korte tijd in goede banen hebben geleid. Ons democratisch
proces zou niet mogelijk zijn zonder deze vrijwilligers, waarvoor dank. Daarom is
het ook goed dat de Minister beziet of de vergoeding voor deze vrijwilligers ook als
vrijwilligersvergoeding aangemerkt kan worden. Het is vrij bizar dat dat op dit moment
niet kan. Je zou denken dat dit al het geval was.
Voorzitter. We zien nu dat een aantal vernieuwingen van het stemproces in pilotvorm
uitgevoerd worden, zoals het gebruik van een nieuwer en kleiner stembiljet. Experimenten
om te kijken wat beter kan, zijn altijd goed. Het gaat hier immers om het in een aantal
seconden uitvouwen van een vrij groot biljet, dat weer opvouwen en dan in de stembus
stoppen, waardoor kiezers op dit moment inzicht hebben in alle partijen en kandidaten
die meedoen aan het proces. We voeren hier vaak discussies met elkaar over een grotere
rol voor voorkeursstemmen, over regionale vertegenwoordiging en ga zo maar door. Die
belangen wegen voor ons ook zwaar. De vraag is dus hoe de Minister dit meeneemt bij
de nieuwe stembiljetten. Zal er op basis van de pilots ook nog een nieuw voorstel
naar de Kamer gestuurd worden? Op het testbiljet worden kandidaten immers aangegeven
met nummers. Dat strookt niet met de andere doelen in de verkiezingsagenda die ik
zonet benoemd heb, en mogelijk ook niet met de Grondwet, die bepaalt dat je niet op
een partij stemt, maar op een persoon. Ik ontvang daar dus graag een reactie van de
Minister op.
Voorzitter. Dan over bijstand in het stemhokje. Ik snap een aantal vragen van de collega's
daarover. Tegelijkertijd is het cruciaal dat het stemgeheim overeind blijft. Als bijstand
in het stemhokje slecht vormgegeven wordt, zou dit het stemgeheim kunnen ondermijnen.
We moeten inderdaad voorkomen dat kiezers in het stemhokje beïnvloed worden door iemand
die misschien toch wat anders op dat stembiljet zou willen zien. De Minister heeft
besloten om de experimenteerstap over te slaan en direct over te gaan tot wetgeving.
Wij zijn hier wel kritisch op, omdat ik denk dat hier best wel een paar moeilijke
afwegingen in kunnen voorkomen en dat een pilot of een experiment had kunnen helpen
om meer inzicht te geven in die afweging. Graag ontvang ik dus een toelichting van
de Minister op de vraag waarom hij de pilotstap heeft overgeslagen.
Voorzitter. Daarnaast staan wij sympathiek tegenover de gedachte om het aantal volmachten
te verminderen van twee naar één, maar zijn we wel benieuwd naar de voor- en nadelen
van het feit dat een volmacht enkel in de eigen gemeente gebruikt kan worden. In de
regio waar ik vandaan kom, zie je best wel vaak dat bijvoorbeeld familieleden, zoals
ouders, net in een andere gemeente wonen, waardoor het eigenlijk toch heel lastig
kan zijn om met een machtiging voor een ander te stemmen. Daarnaast horen we ook graag
hoe in een situatie met minder volmachten de opkomst vergroot kan worden, met name
onder ouderen. Onder hen zou anders door deze verandering de opkomst omlaag kunnen
gaan.
Voorzitter. Op termijn zijn wij voor het gebruik van stemcomputers. Tegelijkertijd
staat vertrouwen in het telproces en de vaststelling van de uitslag wel centraal.
Er mag geen twijfel ontstaan over de uitslag. Wat zijn de laatste ontwikkelingen op
dit vlak, vraag ik de Minister. Is er daarbij de mogelijkheid om eerst te gaan werken
met een soort van hybride model, waarbij een digitale telling wellicht voor de eerste
uitslagen kan zorgen, maar er in de dagen erna nog een handmatige telling ter validatie
zal plaatsvinden? Dit zou ook de druk op vrijwilligers kunnen verlagen, die hier nu
vaak tot 4.00 uur, 5.00 uur of 6.00 uur 's ochtends mee bezig zijn. Die krijgen er
dan namelijk wat meer tijd voor.
Voorzitter. Ten slotte wil vooruitkijken naar de volgende verkiezingen, voor het Europese
Parlement, en wil ik iets zeggen over het thema weerbaarheid dat ook al door een aantal
collega's is genoemd. De Tsjechische geheime dienst heeft aangetoond dat onze westerse
kiesprocessen ook kwetsbaar voor beïnvloeding zijn. Welke acties onderneemt de Minister
om de kans daarop zo klein mogelijk te maken? Komen er, net als bij de Tweede Kamerverkiezingen,
wederom afspraken met socialmediabedrijven om snel te kunnen escaleren bij een mogelijke
desinformatiecampagne? Daarbij vinden we het wel van belang dat het echt gaat om desinformatie,
bijvoorbeeld vanuit statelijke actoren met een slechte agenda, en dat het niet gaat
om een mening die misschien anders is. Daarnaast zou het ook wenselijk zijn dat kiezers
zelf beter in staat worden gesteld om desinformatie te herkennen. Mevrouw Palmen had
het er ook over. Ik heb eerder ook al een discussie met de Minister gehad over hoe
men dat bijvoorbeeld in Finland doet. Die zijn hier ook heel goed mee bezig. Ik krijg
dus ook graag een update over wanneer u hierover resultaten verwacht.
Voorzitter. Als u me nog een hele korte laatste vraag toestaat: hoe staat het met
stemmen vanuit het buitenland? Zitten er nog plannen of experimenten in de pijplijn
om dat wat makkelijker te maken?
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
U heeft één vraag van de heer Flach, en daarna is mevrouw Palmen.
De heer Flach (SGP):
De heer Erkens noemde het gebruik van stemcomputers. Dat bracht bij mij toch een beetje
een nostalgisch gevoel naar boven. Ik kan me namelijk herinneren dat ik in mijn puberjaren
met mijn ouders meeging om te stemmen omdat ik dat fascinerend vond. Ik mocht zelf
nog niet stemmen. Dat deed men op de computer. Eigenlijk verbijstert het me tot op
de dag van vandaag dat we eigenlijk terug bij af zijn en nog steeds met die potloden
aan de gang zijn. Hoe weegt de heer Erkens het risico op beïnvloeding van buitenaf,
het hacken van computers en dat soort zaken, in een tijd waarin we ook kerncentrales
laten draaien op computers, en hoe zet hij dat af tegen de factor «menselijke fouten»
die we bij verkiezingen ook vaak zien?
De heer Erkens (VVD):
Dat is een hele goede vraag. Ik weeg op dit moment het risico op digitale beïnvloeding
zwaarder dan dat op menselijke fouten. Bij menselijke fouten heb je het namelijk over
een aantal stemmen die verkeerd geteld zijn, terwijl er misschien een hele uitslag
beïnvloed kan zijn als het op digitale schaal plaatsvindt. Ik denk wel dat we op termijn
inderdaad de overstap moeten maken. In de Kiesagenda 2030 staat dat al. In ieder geval
het digitaal tellen is daar onderdeel van. Vandaar mijn vraag aan de Minister welke
stapjes we met elkaar kunnen uitdenken om ervaringen op te doen in het proces en voldoende
waarborgen in te bouwen, zodat dat misbruik niet plaatsvindt. Ik denk namelijk dat
we in alle gevallen moeten voorkomen dat we overstappen op digitaal tellen of stemmen
en we dan in de situatie terechtkomen dat de uitslag misschien in twijfel getrokken
wordt. Dat is volgens mij namelijk veel schadelijker dan het kleine ongemak dat we
nu hebben van nog met pen en potlood stemmen. Vandaar dat ik voor de voorzichtige,
stapsgewijze aanpak hiervan ben. Maar eigenlijk is het natuurlijk vrij gek dat in
tijden waarin een kerncentrale en andere gevoelige processen, waaronder heel veel
defensieapparatuur, aan een digitaal netwerk hangen, we dit niet zouden kunnen met
elkaar.
De voorzitter:
Heeft u nog een vervolgvraag, meneer Flach? Nee? Dan geef ik het woord aan mevrouw
Palmen.
Mevrouw Palmen (NSC):
Ik hoorde de heer Erkens zeggen dat we ook moeten kijken naar het risico op schending
van het stemgeheim. Het stemgeheim is natuurlijk een grondwettelijk item dat heel
erg belangrijk is. Mijn vraag aan meneer Erkens is: gaat dat niet uit van te veel
wantrouwen? Ik vind zelf namelijk dat het recht om te mogen stemmen misschien wel
belangrijker is dan het risico op een mogelijke schending van het stemgeheim, juist
bij hulp om het recht op stemmen te kunnen uitoefenen. Dat is een belangenafweging.
De heer Erkens (VVD):
Dat is zeker een belangenafweging en het is een hele moeilijke afweging die je hierin
maakt. Ik ben het ermee eens: je moet er volgens mij niet van uitgaan dat het altijd
het meest negatieve scenario is. Vandaar dat ik het wel goed vind dat we met elkaar
kijken hoe we die ondersteuning kunnen uitbreiden. Mijn zorg zit eerder in het punt
dat we de pilot- of experimentfase overslaan, waardoor we misschien wat minder ervaring
opdoen met de complexe afweging die u, meer dan terecht, noemt. Ik ben ook wel heel
benieuwd hoe vaak er dan sprake is van schending van het stemgeheim en hoeveel groter
de opkomst wordt. Als ik die gegevens niet heb, vind ik het wel heel lastig om die
afweging te maken.
We kennen volgens mij namelijk ook voldoende situaties waarin het stemgeheim wel degelijk
onder druk zou komen te staan. Neem de situatie dat je een relatie hebt met een heel
dominante partner en dat die dan met jou zou meegaan in het stemhokje. Dan weet ik
niet of het stemgeheim daar niet mee geschonden zou gaan worden. Moet de ondersteuning
belegd worden bij de mensen van het stemlokaal of bij naasten? Dat soort afwegingen
moet je volgens mij goed met elkaar kunnen maken. Ik ben het dus met u eens dat we
alles op alles moeten zetten om de toegang tot het stemhokje te verbeteren en mensen
daar meer in te faciliteren, maar volgens mij moet dat wel via een zorgvuldig proces,
want ik zie dat daar ook risico's aan zitten.
De voorzitter:
Heeft u nog een vervolgvraag voor de heer Erkens?
Mevrouw Palmen (NSC):
In relatie tot het voorgaande wil ik de Minister de suggestie doen om, als we die
wettelijke bepaling toch niet geregeld krijgen voor de Europese verkiezingen, nu die
pilotfase alsnog te doen of misschien mee te nemen. Daar ben ik nog wel benieuwd naar.
De voorzitter:
Dat was een vraag voor de Minister.
De heer Erkens (VVD):
Ik beantwoord hem door te zeggen dat ik het een hele goede vraag vind die de Minister
vast kan beantwoorden in zijn termijn.
De voorzitter:
Ik kijk nog even rond. De heer Deen heeft ook nog...
De heer Deen (PVV):
Ik had ook nog een vraag die eigenlijk...
De voorzitter:
Moment, moment. Meneer Deen, ik geef u inderdaad het woord. U kunt een vraag stellen
aan de heer Erkens.
De heer Deen (PVV):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik had een vraag in het verlengde van de vraag
van mevrouw Palmen. Het antwoord dat de heer Erkens daarop gaf, gaf mij al voldoende
duidelijkheid, dus ik hoef mijn vraag niet meer apart te stellen.
De voorzitter:
Dank. Volgens mij zijn er geen vragen meer over. Dan geef ik de voorzittershamer terug
aan de heer Erkens.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
We schorsen tot 14.05 uur, zodat de Minister omhoog kan en de antwoorden kan ophalen.
Dan spreken we om 14.05 uur weer met elkaar.
De vergadering wordt van 13.42 uur tot 14.14 uur geschorst.
De voorzitter:
Wij gaan door met de eerste termijn van het kabinet bij het commissiedebat Verkiezingen
van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken. Ik geef het woord aan de Minister.
Minister De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat het goed is als ik uw vragen beantwoord in de
volgende blokjes. Allereerst terugblikkend het blokje evaluatie van de Tweede Kamerverkiezingen,
dan het blokje toegankelijkheid, dan het blokje experiment nieuw stembiljet, dan het
blokje Europese verkiezingen en weerbaarheid en dan uiteraard het blokje varia. Voorzitter,
zonder blokjes varia ...
De voorzitter:
Waar zouden we zijn?
Minister De Jonge:
Ja, waar zouden we zijn zonder blokjes varia?
De voorzitter:
Ik geef de leden nog mee dat we vier interrupties per Kamerlid hanteren. Mijn voorstel
zou zijn om de Minister steeds een blokje te laten beantwoorden en uw interrupties
aan het einde van het blokje te doen. Misschien komt uw vraag nog wel in het restant
van het blokje terug. Dat bespaart u een interruptie.
Minister De Jonge:
Allereerst wil ik me graag aansluiten bij al de leden die hebben gezegd: wat is het
fantastisch dat we bij de verkiezingen hebben mogen leunen op de inzet van zo ongelofelijk
veel vrijwilligers. Ik voeg daar graag al de gemeenteambtenaren die deze verkiezingen
mogelijk hebben gemaakt aan toe, en ook de mensen van de Kiesraad en de mensen bij
ons op het departement. Nieuwe verkiezingen zijn namelijk een gigantische organisatie.
Het is inderdaad een hoogtepunt in onze democratie. Het is de basis voor onze democratie.
Het is een dag die gevierd mag worden. Ik kan u vertellen dat het ook echt heel feestelijk
is als je op die dag zo veel mogelijk stembureaus langsgaat. Maar wat een ongelofelijke
organisatie is het. Wat is het mooi dat we daarbij op zo veel mensen mogen leunen.
Laat ik deze introductie maar gelijk aangrijpen voor een oproep die ik vanmorgen ook
al heb gedaan. Er zijn namelijk binnenkort weer verkiezingen. Op 6 juni zijn de verkiezingen
voor het Europees Parlement. Dat zijn hele belangrijke verkiezingen. Er zijn best
heel veel gemeenten die weer op zoek zijn naar vrijwilligers om te helpen bij het
organiseren van die verkiezingen. Dus als je een hele mooie en belangrijke dag wil
meemaken op 6 juni, meld je dan als vrijwilliger bij de gemeente.
Ik ga maar gelijk verder met de vragen over de vrijwilligers. Mevrouw Chakor zegt:
«En die vrijwilligersvergoeding dan? We willen een zekere vergoeding voor het werken
op stembureaus toch als vrijwilligersvergoeding aanmerken?» Dat zou ik inderdaad best
willen, maar u kent ook de fiscale grenzen voor de vrijwilligersvergoeding. Op dit
moment is de vergoeding voor het helpen op een stembureau bij vrijwel alle gemeenten
meer dan de vrijwilligersvergoeding zoals die in de fiscale regelgeving staat. We
moeten daarom echt even kijken hoe we dit zouden willen doen. In het vorige debat
dat we daarover hadden, is door een aantal partijen naar voren gebracht dat ze eigenlijk
niks willen doen aan de grens van de vrijwilligersvergoeding. Ze zouden de hele vergoeding
van het werken op het stembureau echter wel willen aanmerken als vrijwilligersvergoeding,
dus onbelast. Kan dat? Daar zijn we met het Ministerie van Financiën over in gesprek.
Ik hoop dat dat kan. Maar ik ben daar nog niet. Kan je zoiets ook met terugwerkende
kracht regelen? Nee, dat lijkt me niet. Dat lijkt me uitvoeringstechnisch veel te
ingewikkeld. Laten we dat niet willen proberen.
Dan de financiering. Het organiseren van verkiezingen kost een hele hoop geld. Mevrouw
Chakor en de heer Flach vragen daar aandacht voor. Het zou toch niet zo moeten zijn
dat als een kabinet valt, de wethouder van Financiën een slechte nacht heeft? Nou,
als er een kabinet zou zitten waar je je erg aan verwant voelt en er misschien een
kabinet komt waar je je minder aan verwant voelt, kan dat natuurlijk wel. Dat kan,
maar niet omwille van de financiën. Daar ben ik het op zichzelf genomen natuurlijk
mee eens. Het punt is alleen dat als je probeert uit te zoeken hoe dat precies zit,
je daar echt wel even grondig onderzoek naar moet doen. Het is namelijk al sinds jaar
en dag onderdeel van het gemeentelijk werk, al sinds de gemeenten bestaan. Sinds het
bestaan van het Gemeentefonds is het onderdeel van de algemene uitkering van het Gemeentefonds.
Hoe en met welke rekensleutel dat in het verleden exact in het Gemeentefonds terecht
is gekomen, is echt even een uitzoekklusje. Hoe we vervolgens de ontwikkeling van
de gemeentefinanciën hebben doorgemaakt, laat zich ook niet altijd even goed vertalen
naar welk deel daarvan nu precies voor de organisatie van verkiezingen was. U kent
de indexatiesystematiek van trap op, trap af.
Er is nog een andere discussie. Als er nu tussentijdse verkiezingen zijn, moet daar
dan ook een tussentijdse vergoeding voor worden gegeven? We gaan eigenlijk uit van
één verkiezing per jaar. En ook met af en toe een tussentijdse verkiezing is het er
nog steeds ongeveer een per jaar. Soms zijn het er twee per jaar, maar dan soms in
een ander jaar weer niets. Dus gemiddeld genomen is een per jaar nog steeds wel te
doen gebruikelijk, of de kabinetten moeten wel een hele hoge omloopsnelheid krijgen
– maar dat ware te voorkomen, ook om heel andere redenen. Het is wel goed om echt
te kijken naar die organisatie van de verkiezingen, want de complexiteit van de organisatie
van de verkiezingen is natuurlijk wel echt toegenomen. Dus kijken of de vergoeding
nog reëel is, dat is fair. We hebben een onderzoek gestart, ook naar aanleiding van
de discussie die we hier de vorige keer hadden. Dat komt in het derde kwartaal van
dit jaar gereed, toch? Ik hoor dat «najaar» veiliger is, Q4. Kijk, het najaar duurt
eigenlijk vanaf de zomer tot ongeveer de kerst. De politieke kalender is heel anders,
hè. Dan duurt het eigenlijk van de zomer tot de kerst. Dus in het najaar komt dat
onderzoek gereed, en dan zult u ook het kabinetsstandpunt dienaangaande aantreffen.
PostNL. Er zijn toch wel wat stempassen in een enkel gebied echt te laat bezorgd.
Dat is vervelend, heel vervelend. Daarover hebben we inderdaad indringende gesprekken
met PostNL. PostNL overigens ook met zichzelf, want het is natuurlijk hun eer te na
dat het gebeurt. En toch gebeurt het, dus dat moet niet voorkomen. Het bedrijf onderkent
natuurlijk het belang van het op tijd bezorgen. Ik wil met PostNL, naast een aantal
verbeteringen die zij intern kunnen doorvoeren, ook bekijken of die termijnen voor
de bezorging van de stempas zouden kunnen worden verruimd. Nu zijn het eigenlijk krap
vier weken voor het personaliseren en bezorgen van de stempassen. Stel je nou eens
voor dat we iets eerder dat kiezersbestand zouden aanleveren bij PostNL, dan hebben
we iets meer tijd om dat helemaal in te regelen. Dat is echt een gigantische logistieke
operatie. Dus: work on my mind, en ik laat weten wat daaruit komt. Maar we zitten
erbovenop, want dat moet eigenlijk gewoon niet gebeuren.
Dan de volmachtvraag, van de VVD. Dat schurkt een beetje tegen deze kwestie, de evaluatie
van de Tweede Kamerverkiezingen, aan. Het is een iets bredere vraag, maar misschien
toch even dit. U vraagt eigenlijk naar de voor- en nadelen van het feit dat een volmacht
alleen gebruikt kan worden in de eigen gemeente; zou het niet beter zijn om die ook
elders te kunnen gebruiken? Kijk, stemmen voor iemand die in een andere gemeente woont,
is eigenlijk al mogelijk. Daar moet wel een schriftelijke volmacht voor worden aangevraagd,
en daarvoor moet de volmachtgever uiterlijk vijf dagen voor de verkiezingen een formulier
inleveren bij de gemeente waarin de gevolmachtigde wordt aangewezen. De gemachtigde
krijgt dan een volmachtbewijs thuisgestuurd. De gemachtigde hoeft voor een schriftelijke
volmacht niet in dezelfde gemeente te wonen. Wel is het uiteraard nodig dat de gemachtigde
mag stemmen voor dezelfde verkiezing als de volmachtgever. En bij gemeenteraadsverkiezingen
gaat dit natuurlijk niet op, want je moet wel in die gemeente wonen als je er zou
willen stemmen. Maar bij Tweede Kamerverkiezingen zou dit kunnen.
Dan die hertelling. Daar vraagt de heer Flach naar, en ik snap dat ook. We hebben
het goed onderzocht, ook op verzoek van de Kamer. Ik denk dat het eerste wat je daar
moet constateren, is dat alle schakels in het systeem gewoon conform de wet hebben
geopereerd. Ik was ook niet gelukkig met hoe dat ging, die zitting op zaterdag en
die enorme berichten van «o jee, zou er misschien iets mis zijn?». Aan de andere kant:
hertellen hoort juist gewoon bij het kunnen vaststellen van een betrouwbare uitslag.
En daar heeft ook echt eenieder zijn rol in: daar heeft een stembureau zijn rol in,
een centraal stembureau van de gemeente, de Kiesraad, en ook de commissie voor het
onderzoek van de Geloofsbrieven. Dus dit hoort er ook bij, moet ik zeggen. En nogmaals,
iedereen heeft zich gewoon aan alle wettelijke voorschriften gehouden. Ik denk dat
het belangrijk is om dat te zeggen.
Had het dan ook anders kunnen gaan met diezelfde wettelijke voorschriften? Het antwoord
is ja, want het centraal stembureau in Tilburg had het bijvoorbeeld, waar het op zichzelf
genomen daar niet toe verplicht was, wel kunnen doen; die afwijking had al eerder
aanleiding kunnen zijn voor een hertelling. Had de Kiesraad het al eerder kunnen oppakken
op grond van zijn eigen controleprotocol? Ik denk het wel. Althans, het controleprotocol
bracht dit juist niet aan het licht, maar zou dit met een aangescherpt controleprotocol
niet aan het licht zijn gekomen? Ik denk het wel. Had er bijvoorbeeld ook op een andere
dag vergaderd kunnen worden door de Kamer? Nou, op grond van de huidige wettelijke
termijnen niet. Maar misschien zijn die wettelijke termijnen wel het heroverwegen
waard, dus dat is misschien ook nog wel een goed ding om naar te kijken.
Daarnaast: als zo'n hertelling dan aangekondigd wordt en plaatsvindt en die zitting
ook plaatsheeft in de Tweede Kamer, had je dat dan ook nog op een andere manier kunnen
communiceren? Ik denk het ook, want het leek nu iets heel spannends te zijn, waar
het iets helemaal niet spannends was. Dus dat had ook nog wel gekund. Nogmaals, de
wet is gewoon nageleefd; het is gewoon gegaan volgens de regelen der kunst. Had het
ook anders kunnen gaan met diezelfde regelen der kunst? Het antwoord is ja. En zouden
die regelen der kunst misschien op een enkel punt een wijziging behoeven? Het antwoord
is ja. Alleen, hoe dan? Dat is ook wel weer echt het onderzoeken waard, en dat gaan
we dan ook doen in het kader van de evaluatie van de NPVV. Die NPVV is onlangs vastgesteld
en verdient echt een grondige evaluatie. Ik denk dat die hele vaststelling van de
stemuitslag heel veel beter gaat dan daarvoor. Er zijn veel meer checks-and-balances
ingebracht, echt heel goed. Alleen, dit zijn nou van die kleine punten die echt wel
even een evaluatie behoeven. Dus dit gaan we gewoon meenemen in de evaluatie.
Misschien nog even het punt van die opkomst, van de heer Deen. Wij doen er natuurlijk
alles aan om te zorgen dat we die opkomst bevorderen. Dat doen we onder de naam «Elke
stem telt», een campagne vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Dat doen we
ook bij de Europese verkiezingen. Gelijktijdig voert het Ministerie van BZ dan de
tweejarige informatiecampagne over Europa. Die campagne richt zich op alle kiesgerechtigden,
maar de doelgroep jongeren heeft daar speciale aandacht in. Dus ja, zo doen wij de
campagnes zoals we die doorgaans gewend zijn te doen. Is dat goed genoeg? Nou, ik
denk dat je het uiteindelijk niet van de rijksoverheid kunt verwachten. Ik denk dat
opkomstbevordering ook bij uitstek iets is voor de deelnemers aan diezelfde verkiezingen.
Ook partijen zijn natuurlijk dragers van de democratie. Het bereiken van kiezers die
zich moeilijk laten bereiken, het weer betrekken bij de politiek van kiezers, is denk
ik bij uitstek een taak van politieke partijen en van kandidaten voor de verkiezing.
Dat maakt dat het wel een samenspel is, denk ik. Wij hebben onze taak te doen, en
politieke partijen ook.
Over niet-stemmers. 10% van de mensen geeft kennelijk aan de democratie niet belangrijk
te vinden. Weten we wie dat zijn? Hebben we een beeld van deze mensen, weten we wat
hun achtergrond is? Uit onderzoek blijkt dat een deel van de kiesgerechtigden zich
niet betrokken voelt bij verkiezingen en daarom besluit zijn stem niet uit te brengen.
Maar dat is wel een heel gevarieerde groep, dus het is heel moeilijk om daar nou een
profiel van te maken. Wel is duidelijk dat we echt werk te doen hebben, dat we ons
eigenlijk nooit mogen neerleggen bij het feit dat toch een fors deel van de mensen
niet stemt. Kijk, 77% over de afgelopen periode is redelijk gemiddeld. Ook internationaal
is dat helemaal geen gek of afwijkend cijfer. Maar ik deel eigenlijk wel uw opvatting
dat het toch bijna een kwart is van de mensen die zegt: nou, dat stemmen, dat hoeft
van mij niet zo nodig. Dat is een eigen keuze natuurlijk, dus ik zou ook niet voor
een stemplicht zijn. Tegelijkertijd denk ik toch wel dat we in de burgerschapsvorming
iets hebben gemist als mensen kennelijk zo uitgecheckt zijn dat men niet de zwaarte
en importantie van verkiezingen inziet. We leven in een vrij land, maar een vrij land
functioneert wel aanmerkelijk beter als iedereen zich daadwerkelijk betrokken voelt.
Dus we kunnen hier niet schouderophalend aan voorbijgaan.
Dan ga ik, met uw welnemen, over naar het blokje toegankelijkheid.
De voorzitter:
Ik kijk even of er interrupties van de leden op dit blokje zijn. Dat lijkt niet het
geval, dus u kunt door naar het volgende blokje.
Minister De Jonge:
Die verkiezingen moeten toegankelijk zijn, en daar wordt ook hard aan gewerkt. Daar
hebben we ook de vorige keer een debat over gehad. En gelukkig zie je dat het percentage
niet-toegankelijke stemlokalen is afgenomen. Dat is echt dankzij het werk dat gemeenten
hebben gedaan. Maar ja, het percentage niet-toegankelijke stemlokalen is nog best
steeds heel hoog. Dat komt ook doordat de toets toch wel heel erg streng is. Dat is
echt wel zo; met iedere deur die dichtzit en zelf opengedaan moet worden bijvoorbeeld,
geldt het als een niet-toegankelijk stemlokaal.
Gemeenten worstelen ook met het volgende. Aangezien we met elkaar van opvatting zijn
dat stemlokalen in de buurt moeten zijn, zodat er niemand omwille van de afstand een
reden heeft om niet te gaan stemmen, en we eigenlijk in ieder buurtschap een stemlokaal
zouden willen neerzetten, kan het gebeuren dat bijvoorbeeld dat ene oude buurthuisje
in dat gehuchtje precies de plek is waar nog wel een drempel te zien is en die ook
erg moeilijk rolstoeltoegankelijk te maken is. Dat maakt dat we nog huiswerk te doen
hebben. Gemeenten zien dat ook zo. Het gaat echt wel beter dan voorheen, maar er is
ook echt nog werk te doen. Dat is ook de reden dat we daar met gemeenten volop mee
aan de slag zijn.
Wat doen we? We hebben heldere toegankelijkheidseisen opgesteld, zodat duidelijk is
waar iedereen aan moet voldoen. Als een stemlokaal niet aan de toegankelijkheidseisen
kan voldoen, moet het college daarover de raad informeren. Middels een nieuwsbrief
en de circulaire over de verkiezingen aan gemeenten wijs ik op die toegankelijkheidseisen.
De instructies voor stembureauleden zijn ook aangepast. Daarin wordt extra aandacht
besteed aan de toegankelijkheid, zoals: doe die deur nou niet dicht, maar hou ’m open.
In maart heeft het ministerie een webinar voor gemeenten georganiseerd over de toegankelijkheid
van stembureaus. Gister heeft BZK op het congres van de Nederlandse Vereniging voor
Burgerzaken, NVVB, een workshop gegeven aan gemeenten over de toegankelijkheidseisen
voor stemlokalen. BZK doet dat samen met de organisatie Ongehinderd. We willen, in
samenspraak met de betrokken organisaties, het bestaande Actieplan Toegankelijk Stemmen
vernieuwen. De toegankelijkheid van stemlokalen moet deel uitmaken van dat actieplan.
Ik denk dat dat de belangrijkste antwoorden zijn op de vragen van mevrouw Chakor.
Maar weet dat we aan hetzelfde end van het touw trekken. Weet ook dat het geen onwil
is van gemeenten. Het is ook mijn stellige overtuiging dat ze het echt niet onbelangrijk
vinden. Het is gewoon een heel precies werkje. Als je alle 9.500 stemlokalen toegankelijk
wilt maken, en als je wilt dat die 9.500 stembureaus allemaal in de buurt zijn, dan
is dat echt wel even een klusje. En nogmaals, de lat ligt heel hoog.
Mevrouw Chakor vroeg ook: kunnen we dat dan samen met organisaties voor mensen met
een beperking doen? Jazeker, dat doen we. Met hen hebben we juist het gesprek daarover.
Bijvoorbeeld Ieder(in), een organisatie voor mensen met een beperking, heeft allerlei
aanbevelingen gedaan in het rapport over het Meldpunt onbeperkt stemmen. Ervaringsdeskundigen
worden betrokken bij de voorbereiding van de verkiezingen voor het Europees Parlement.
Het nieuwe model stembiljet is uitvoerig getest met allerlei doelgroepen. Ik kom zo
nog even over dat nieuwe stembiljet te spreken. De stempas, de schriftelijke volmacht
en de kiezerspas zijn aan de Stichting Lezen en Schrijven voorgelegd, om de teksten
makkelijker en begrijpelijker te maken. Met de organisatie voor mensen die doof zijn
is overleg over welke aanvullende informatie en communicatiemiddelen er nodig zijn
voor de EP-verkiezingen. En om ervoor te zorgen dat alle stemlokalen fysiek toegankelijk
zijn, hebben we dus al die dingen gedaan die ik zojuist heb genoemd.
Er is ook al een actieplan, maar we moeten echt een nieuw actieplan gaan maken. Dat
wil ik ook heel graag samen met de organisaties doen, omdat ik denk dat ons dat geweldig
helpt om de focus op toegankelijke verkiezingen te verbeteren. Onderdeel daarvan moet
ook zijn: bijstand in het stemhokje. Ik heb de indruk dat daarover binnen de commissie
verschillend wordt gedacht, dus laat ik mijn reflectie daarop geven. Op dit moment
kun je alleen als je een fysieke beperking hebt, hulp en ondersteuning meenemen in
het stemhokje. In een vorige brief heb ik al gezegd: ik wil dat echt gaan versnellen.
Daarvoor hadden we aanvankelijk zo'n hele rustige, bedaagde route voorbereid, die
hoort bij wijzigingen in het stemproces maar die niet hoort bij de urgentie die echt
wordt gevoeld bij mensen met een beperking. Ik heb dus gevraagd of het alsjeblieft
wat sneller kan. Dus niet eerst een pilotje, en daarna nog een pilot, en daarna een
nog iets groter experiment et cetera. We gaan in een één keer over tot de wijziging
van de wet.
Wat wil ik dan? Ik wil eigenlijk gewoon dat alle mensen die hulp en ondersteuning
nodig hebben, die ook kunnen krijgen. Dan maakt het niet uit wat de aard van de beperking
is: als je ondersteuning nodig hebt, moet je die ook kunnen krijgen, maar wel op zo'n
manier dat die hulp en ondersteuning in het stembureau niet onbedoeld of bedoeld kan
leiden tot beïnvloeding. Het stemgeheim is wel heilig. Dus dat kan je niet doorbreken.
Dat mag je ook niet doorbreken. Anders krijgen we onzekerheid over de uitslag of krijg
je dingen die in internationaal onderzoek ook wel family voting worden genoemd. Dat
moeten we echt niet willen. Er moet een mogelijkheid tot stemondersteuning zijn, maar
wel op zo'n manier dat je het stemgeheim niet doorbreekt. Dat vereist waarschijnlijk
allerlei hele strakke wettelijke bepalingen en strakke instructies. Ook is vereist
dat je dat niet laat doen door de ondersteuning die mensen zelf meenemen.
Zal dat af en toe ingewikkeld zijn? Ja, maar als je die brug eenmaal over zou gaan,
loop je echt wel het risico op beïnvloeding, en die kant moeten we echt niet op. Dus
om dit op een goede manier mogelijk te maken, denk ik echt dat we toe moeten naar
strakke wettelijke teksten, strakke instructies voor stembureauleden en ook ondersteuning
door stembureauleden. Dat is nu anders geregeld voor mensen met een fysieke beperking,
want die mogen hun eigen ondersteuning meenemen. Daar speelt natuurlijk ook iets anders,
want daar is het niet zozeer een kwestie van het helpen bij het stemmen als zodanig
maar is er sprake van helpen bij de fysieke beperking. Met belangenorganisaties wil
ik kijken of we de huidige situatie voor mensen met een fysieke beperking intact moeten
laten of dat we die in één moeite meenemen, waarbij we ook deze groep ondersteuning
door mensen uit het stembureau bieden. Dat is een afweging.
De tweede is: kan je van mensen op een stembureau eigenlijk wel vragen om onderscheid
te maken tussen het ene type beperking, waar dan wel zelf ondersteuning voor meegenomen
mag worden, en het andere type beperking? Over wat daarin praktisch wel en niet mogelijk
is, lopen de meningen tussen belangenorganisaties, de Kiesraad en de gemeenten op
dit moment nog een beetje uiteen. Ik stel mij voor dat ik gewoon in uw richting, alles
afwegende, met een voorstel kom en dat we dát voorstel dan gewoon gaan bespreken.
Naar verwachting zal dat in de vorm van een wetsvoorstel zijn. In het vierde kwartaal
van 2024 wil ik naar de Tweede Kamer komen met dat wetsvoorstel, opdat wij deze ondersteuning
hebben geregeld bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2026.
Zou dat eventueel ook al eerder kunnen, middels pilots et cetera? Dat is een vraag
van mevrouw Palmen. Nee, omdat je die pilots alleen maar kunt doen als daarvoor een
wettelijke basis bestaat. Tegen de tijd dat je die wettelijke basis hebt gecreëerd,
kun je eigenlijk ook voor het geheel die wettelijke basis creëren. Dus de versnelling
zit ’m erin dat wij niet in pilots, stap voor stap, te werk gaan, maar het juist in
één keer doen. Het aanvankelijke idee was inderdaad om dat stap voor stap in pilots
te doen. Maar ik vind dat te lang duren en ook niet goed uit te leggen. Dan had ik
straks moeten uitleggen dat je in Groningen al wel vast met een beperking kon stemmen
maar in Zeeland nog niet. Dat vind ik een gek verhaal. We doen het dus voor iedereen,
maar wel pas vanaf de gemeenteraadsverkiezingen van 2026.
Dat waren de vragen. Nee, de familieleden nog. Er lijken geen regels te zijn die verhinderen
dat stembureauleden allemaal familie van elkaar zijn. De kracht van vrijwilligers
in het verkiezingsproces is dat de samenstelling van de stembureaus ook een doorsnee
van de samenleving is, en dat moeten we zo houden. De Kieswet kent dus inderdaad geen
regels die verhinderen dat stembureauleden familie van elkaar zouden kunnen zijn of
elkaar op een andere wijze heel goed zouden kunnen kennen, maar de burgemeester is
natuurlijk wel verantwoordelijk voor de aanstelling van de stembureauleden en de samenstelling
van de stembureaus. De stembureauleden ontvangen ook een training van de gemeente,
zodat ze hun taak goed kunnen uitvoeren.
Er zijn inderdaad ook gemeenten die om die reden kijken of je iets aan de samenstelling
moet doen. Soms heb je groepjes mensen die al sinds jaar en dag samen op stembureaus
zitten. Dat mag ook en is niet verboden. Daarbij wordt niet zozeer op familiebanden
getoetst. Iets anders dat nog wel heel belangrijk is, is natuurlijk dat alle werkzaamheden
openbaar zijn, zowel de werkzaamheden van de stembureauleden als ook het telproces.
Ook daar kan waarneming plaatsvinden. Dat is dus wel heel belangrijk. Eerlijk gezegd
heb ik in al die evaluatie nog niet teruggekregen dat dit een probleem zou kunnen
zijn. Ik zie voor nu dus geen reden om daar iets aan te willen doen.
De voorzitter:
Ik zag een aantal interrupties. De heer Flach was eerst.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter, ik heb weer twee vragen. Ik laat het aan u of ik die in één keer mag stellen
of dat ik dat in twee interrupties moet doen.
De voorzitter:
Ik tel ze op dit moment als twee interrupties mee, maar als u ze kort houdt, dan zal
ik coulant zijn.
De heer Flach (SGP):
Het is inderdaad efficiënt om ze in één keer te stellen. Dank. Ik heb inderdaad een
voorbeeld doorgekregen van een stembureau – ik zal het hier niet noemen – waar een
aantal familieleden bij elkaar zaten. Dat is natuurlijk een belangrijk voorbeeld,
want de onafhankelijkheid van elkaar moet geborgd worden. Misschien zou de Minister
kunnen overwegen om dat in de handleidingen en richtlijnen richting de gemeenten nog
eens een keer een plek te geven. Dat is één. Twee. Ik denk dat we een uur kunnen vullen
met het noemen van allerlei situaties waarin mensen net andere hulp of ondersteuning
nodig hebben dan zoals besproken. Misschien hoeven we dat niet te doen. Misschien
zou het een suggestie kunnen zijn dat mensen zelf van tevoren, net zoals je een bepaalde
machtiging kunt aanvragen om in een andere gemeente te stemmen, een aanvraag indienen
om bepaalde ondersteuning mee te mogen nemen in het stemhokje, als dat in die specifieke
situatie van belang wordt geacht. Dan kan die toets van tevoren plaatsvinden. We kunnen
beïnvloeding natuurlijk nooit helemaal uitsluiten, omdat die ook in huiselijke kring
kan plaatsvinden, maar wellicht werpt het vooraf aanvragen van een vaste begeleider
of begeleiding door een familielid nog een extra drempel op.
Minister De Jonge:
Wat betreft die eerste vraag: ik heb gewoon nooit gehoord dat dat een probleem is.
Dat wil niet zeggen dat het niet zou bestaan, maar ik heb gewoon nog nooit van dat
probleem gehoord. Maar laat ik eens met de gemeenten en de Kiesraad bespreken of men
dat probleem herkent en of men ook meevoelt dat er iets van een instructie of wat
dan ook moet worden opgenomen in de handreiking. Laat ik het met die terughoudende
toezegging meenemen. Dat is één.
Het tweede punt is de hulp in het stembureau. Ik ben daar om een aantal redenen terughoudend
in. Ik denk dat ik het met u eens ben dat je de vorm van ondersteuning nooit op voorhand
helemaal kunt afbakenen, al proberen we dat natuurlijk altijd wel. Stel dat iemand
gewoon heel slecht kan lezen en om die reden bij de groep van de heer Deen hoort die
zegt: ik ga niet stemmen. Het zou zelfs kunnen dat ze daar hardop allerlei andere
redenen voor noemen dan hun eigen laaggeletterdheid. Dat sluit ik helemaal niet uit.
Je ziet namelijk dat mensen die laaggeletterd zijn heel veel manieren hebben om het
onderwerp, waar ze zich soms ook een beetje voor schamen, te vermijden. Stel je nou
eens voor dat je dat onderwerp helemaal open zou kunnen gooien en eigenlijk totaal
zou kunnen normaliseren dat mensen gewoon iemand mee mogen nemen. Of dat mensen hulp
zouden kunnen krijgen in het stembureau, zo moet ik het zeggen. Dat zou ik eigenlijk
wel mooi vinden. Misschien leidt het zelfs wel tot een hogere opkomst. Dat zou fantastisch
zijn. Maar als je dat toestaat in de vorm van zelf meegenomen hulp, dan denk ik toch
dat de drempel voor daadwerkelijke beïnvloeding in het stemhokje wel heel erg laag
wordt. Dat is één.
Ten tweede zegt de heer Flach: als je mensen dat nou van tevoren laat aanvragen, dan
kan ook gewoon beoordeeld worden of dat oké is. Ja, maar dat geeft natuurlijk wel
weer heel erg veel werk voor gemeenten. Ik weet ook niet of je dat moet willen. Nogmaals,
dan heb je toch ook wel weer de mogelijkheid van beïnvloeding. Ik denk dat wij met
de gemeenten, de Kiesraad en alle belangenorganisaties tot iets moeten komen wat echt
heel erg helpt en daarmee de drempel voor mensen met een beperking verlaagt, maar
wat ook heel erg uitvoerbaar is en daarmee goed te doen is voor gemeenten. Dat zal
de combinatie moeten zijn. Er moeten ook weinig beoordelingsmomenten zijn, want anders
moet je inderdaad de aard van de beperking gaan beoordelen en dat is natuurlijk dramatisch
voor de uitvoering. Wij komen uiterlijk het vierde kwartaal met een voorstel. Wellicht
zou het kunnen helpen – ik kijk even naar de ambtelijke ondersteuning – als we deze
discussie alvast even voeren voordat we definitieve keuzes maken in het wetsvoorstel.
Als we nou dat gesprek voeren met die belangenorganisaties en een soort hoofdlijnenbrief
sturen over dat wetsvoorstel, dan kunnen we dat debat eerder voeren en de afslagen
alvast nemen. Die verwerken we dan in het wetsvoorstel, zodat het wetgevingsproces
daarna ook sneller gaat. Dat geeft een klein beetje administratieve belasting voor
onszelf, maar volgens mij is dat wel helpful.
De voorzitter:
Eerst mevrouw Chakor en dan heb ik daarna zelf nog een interruptie hierop.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dat is een heldere uitleg. Volgens mij legt u de vinger op de zere plek met betrekking
tot toegankelijkheid, maar ook wat betreft mensen die tegen een drempel aanlopen,
of het nou gaat om een lichamelijke beperking of laaggeletterdheid. Bij dat laatste
speelt natuurlijk ook de schaamte heel erg mee. U zegt inderdaad dat wij in Q4 het
actieplan ontvangen. Graag daarin ook aandacht voor laaggeletterdheid en de stempas,
maar volgens mij hoorde ik dat net ook. We zijn natuurlijk bezig met een compactere
stempas. We weten dat de huidige stempas vaak gewoon vergeten wordt. Mensen die ongeletterdheid
zijn, kunnen vaak niet lezen of een brief belangrijk is of niet. Daardoor raken mensen
gewoon hun stempas kwijt. Wat kunnen we daaraan doen? Dat signaal hebben wij gekregen.
Het komt vaak voor bij analfabetisme en laaggeletterdheid. Dat gebeurt dus niet willens
en wetens. Het is gewoon echt vanuit onvermogen daar het belang niet van weten.
Minister De Jonge:
In het kader van de vraag wanneer we nou wat doen om het allemaal een beetje behapbaar
te maken, zowel voor ons als voor de gemeenten en de Kiesraad, stel ik voor dat we
het als volgt doen. We gaan op korte termijn het gesprek aan met die belangenorganisaties.
Dat leidt tot twee dingen, namelijk tot het maken van een goed gefundeerde keus in
het kader van de wet voor de hulp in het stemhokje. Daar sturen we eerst een brief
over en pas daarna doen we de consultatie. We hebben het gesprek met de belangenorganisaties.
Daarna sturen we de brief aan de Kamer en dan kunnen wij het gesprek hebben. Het punt
waarop wij dan landen, doen we in consultatie. Daarna maken we de wet definitief.
Ik denk dat die brief over hoe wij, na overleg met alle belangenorganisaties, denken
dat de hulp in het stemhokje moeten worden vormgegeven, net voor of net na de zomer
naar de Kamer komt. Dat leidt uiteindelijk in het vierde kwartaal tot een wetsvoorstel,
dat we vervolgens ook in procedure kunnen nemen. Dat is één.
Twee is dat actieplan voor toegankelijkheid. Ik denk dat als wij prioriteit willen
geven aan dat wetsvoorstel om ervoor te zorgen dat dit ook per 2026 daadwerkelijk
in werking kan treden, wij van het actieplan moeten zeggen dat we de acties die we
op korte termijn kunnen nemen, gewoon doen. Dat gaat dan bijvoorbeeld om de acties
ter verbetering van de toegankelijkheid van de Europese verkiezingen op 6 juni. De
daadwerkelijke update van het actieprogramma gaan we dan even naar het eerste kwartaal
van volgend jaar verplaatsen. Dan kunnen we onderweg naar het eerste kwartaal alle
dingen meenemen die u ook noemt, zeker laaggeletterdheid. Die laaggeletterdheid heeft
zelfs ook een relatie met het niet open maken van de post en het wegleggen van stempassen
en zo. Zeker, dat moet daar allemaal onderdeel van uitmaken. Maar dan verplaatsen
we het actieplan dus naar het eerste kwartaal. Ik denk dat dat voor ons doenlijk en
werkbaar is.
De heer Deen (PVV):
Ja, graag even als reactie hierop: ik ben eigenlijk wel heel erg blij met dit voorstel.
De grootste uitdaging binnen dat wetsvoorstel is straks natuurlijk die beïnvloeding.
Zelf zie ik nog even niet wat het verschil in beïnvloeding is tussen iemand die je
meeneemt of iemand die bijvoorbeeld in het stemlokaal werkzaam is. Het is misschien
allebei wel even groot. Maar in deze opzet kunnen we daar in ieder geval van tevoren
met z'n allen nog goed over praten. Ik waardeer dat zeer.
Minister De Jonge:
Laten we dat gesprek ook maar hebben als we die notitie hebben afgerond, maar het
verschil is eigenlijk dat dan bijvoorbeeld de pa des huizes uitmaakt wat de rest van
de familie stemt. Daar zijn ook internationaal best wel veel voorbeelden van. Dat
is natuurlijk wel echt een serieuze vorm van beïnvloeding, die niet denkbeeldig is.
Dat komt echt wel voor en wordt «family voting» genoemd. Ik denk dat je dat echt niet
moet willen.
De heer Deen (PVV):
Helder. Dat moet je proberen uit te sluiten. Daar ben ik het helemaal mee eens. Maar
aan de andere kant zou iemand die in een stemlokaal werkt ook zijn eigen vakje rood
kunnen maken zonder dat diegene voor wie hij dat doet dat doorheeft. Dat vind ik ook
ingewikkeld. Dat is wat ik bedoel.
Minister De Jonge:
Ja, dat snap ik. Nou, laten we dat maar eens even helemaal uitwerken en uitschrijven,
want dat hoort natuurlijk strak geïnstrueerd te worden en daar horen ook weer controlemechanismen
bij. We moeten het inderdaad uit willen sluiten.
We gaan naar het nieuwe stembiljet.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
De heer Deen was me net even voor, maar ik wilde de Minister nog bedanken voor de
beantwoording. Ook mijn complimenten voor hoe u dat in het proces neerlegt.
De voorzitter:
Ik heb zelf nog een interruptie, als dat van u mag, Minister.
Minister De Jonge:
Ja, als het mag van mevrouw Chakor.
Voorzitter: Chakor
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik vind deze poppenkast, van die schuivende panelen, altijd heel leuk.
Ik ben blij om te horen dat u aangeeft dat de bijstand in het stemhokje misschien
niet een familielid is. Volgens mij is de kans op beïnvloeding door een familielid
eigenlijk wel groter. Ik kom uit een CDA-gezin, van generaties geleden.
Minister De Jonge:
Nou, dan had een beetje beïnvloeding geen kwaad gekund.
De heer Erkens (VVD):
Goed. Er werd inderdaad altijd CDA gestemd. Ik weet nog dat mijn opa, toen de kinderen
voor het eerst konden stemmen, wel de noodzaak voelde om te proberen om zelf mee het
stemhokje in te gaan om te kijken of het goed kwam. Dat is gelukkig niet gebeurd.
Misschien vindt u dat minder gelukkig. Dat kan.
Het punt is vooral het volgende. Ik ben tevreden met uw beantwoording, maar u geeft
wel aan hoe complex het is. Als wij aan de vrijwilligers op een stembureau vragen
om dit op zich te nemen, dan denk ik nog steeds dat eerst een bepaalde vorm van een
pilot of experiment wenselijk is. Maar ik snap uw argument dat de wet in één keer
nodig is. Maar is het een mogelijkheid – dat kan misschien in die brief die u gaat
sturen – om na te denken over de vraag of het dan op getrapte wijze kan? Je gaat er
dan bij gemeenteraadsverkiezingen mee experimenteren. Tussentijds kan je dan in een
evaluatiebepaling nog bekijken wat werkt en wat niet werkt. Mijn angst is wel dat
we misschien ergens mee instemmen dat op papier goed lijkt, maar dat we dan in de
praktijk tegen heel veel zaken gaan aanlopen.
Minister De Jonge:
Evalueren moet je sowieso doen. U heeft helemaal gelijk: als je op ruim 9.000 stembureaus
de instructie wilt geven over welke hulp wel en welke niet aanvaardbaar is – dat gaat
dus niet alleen over hoe hulp moet worden gegeven, maar ook om hoe die vooral niet
moet worden gegeven – dan zullen we dat echt na die eerste keer heel grondig moeten
evalueren om te voorkomen dat we ongelukken begaan, vanuit goede bedoelingen weliswaar.
Dat moet je echt wel willen, want de betrouwbaarheid van de uitslag moet boven iedere
twijfel verheven blijven. Laten we dus zeker goed evalueren.
Ik wil niet voor die getrapte werkwijze kiezen – aanvankelijk was daar overigens wel
voor gekozen, maar ik heb daarvan gezegd: dat gaan we niet doen – omdat je anders
ofwel per beperking ofwel per regio mensen wel of niet toegang geeft tot dat stemproces.
Dat vond ik zo ongelukkig. Ik stelde me al helemaal voor dat ik dan hier met uw Kamer
in debat zou zijn en dat uw Kamer dan aan mij zou vragen «is het niet heel onrechtvaardig
dat je in Zeeland al wel met een beperking mag stemmen en in Groningen nog niet?»
en dat ik dan net had moeten doen alsof dat wel logisch was. Dat leek me zo'n ingewikkeld
gesprek dat ik op voorhand maar heb gezegd: nou, laten we anders al dat soort stapjes
overslaan en het gewoon in één keer doen.
Hiervoor heb ik de portefeuille VWS gedaan en ik ben dus al heel lang met dat thema
toegankelijkheid bezig en al heel lang met organisaties als Ieder(in) in gesprek.
Ik weet hoe ongelofelijk diepgekoesterd de wens is om die hulp in het stemhokje te
kunnen krijgen, ook voor mensen met een verstandelijke beperking. Echte toegankelijkheid
is namelijk dat je op z'n minst ook onderdeel kunt zijn van het hoogtepunt van onze
democratie. Als je weet dat de drempel voor mensen met een verstandelijke beperking
heel hoog is als ze daar geen hulp bij krijgen, hoe fantastisch mooi zou het dan zijn
als we die hulp wel kunnen bieden? Die achtergrond, die drive, maakt dat ik zeg: laten
we dat nou echt in heel Nederland geregeld hebben bij de eerstvolgende verkiezingen.
Dat moeten we zo goed en zorgvuldig mogelijk doen. Daarna moeten we dat heel goed
evalueren om te kijken hoe we dat de keer daarna nog weer beter kunnen uitvoeren.
Maar ik wil geen pilots en experimenten die er uiteindelijk toe leiden dat je dit
pas in 2030 geregeld hebt. Dat was namelijk het oorspronkelijke traject en ik geloof
dat het dan pas in 2030 geregeld zou zijn. De wil om het te doen was er in ieder geval
al in 2017, meen ik. Toen zat ik nog bij VWS met de portefeuille toegankelijkheid.
De heer Erkens (VVD):
Ja, maar daar wijd ik dan nog graag een tweede interruptie aan, voorzitter. Het gaat
mij er niet om dat het op een later moment moet plaatsvinden. Het gaat erom dat wij
op papier waarschijnlijk toch complexe instructieregels gaan bedenken met elkaar,
die we niet in de praktijk kunnen uittesten en waarvan we niet kunnen zien hoe die
daarin uitpakken, maar die we wel tegelijkertijd over het hele land uitrollen. Of
het nou in de vorm van een pilot is of wat anders, het gaat mij erom dat we wel gewoon
in de praktijk wat ervaring ergens mee gaan opdoen. Misschien kunnen we nog andere
manieren met elkaar bedenken waardoor we het wel kunnen toetsen, zodat we ook weten
dat wat wij op papier zetten ook uitvoerbaar is, want daarmee hebben we in het verleden
bij heel veel wetten problemen gehad.
Minister De Jonge:
Volgens mij kunnen we het zo doen. Je kunt dingen, voordat je ze introduceert, simuleren.
Dat kan. Dat doen we tenslotte ook met het stembiljet. Daarvoor hebben we eindeloos
veel simulatieopstellingen gehad. Vooraf kun je dus dingen simuleren. Je kunt vervolgens
heel heldere wetteksten en instructies maken en daar heel grondig op toezien. Dan
heb je de verkiezingen en daarna kun je weer heel grondig evalueren. Ik denk dat als
we het zo doen, het risico – u wijst daar terecht op, want dat risico is niet ondenkbeeldig
– wel zo klein mogelijk maken.
De voorzitter:
Dan geef ik het voorzitterschap weer aan de heer Erkens.
Minister De Jonge:
Ah, dat vond jij ook. Dat is toch mooi.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de Minister.
Minister De Jonge:
Even nog over het traject: het is niet voor de consultatie, maar voordat het naar
de Raad van State gaat. Dus wij hebben dit gesprek met elkaar voordat het wetsvoorstel
naar de Raad van State gestuurd wordt.
Oké, dan naar het nieuwe stembiljet. Er zijn fantastisch mooie filmpjes over het huidige
stembiljet, onder andere van Draadstaal. Ik weet niet of u dat kent, maar ik moet
er zelf altijd vreselijk hard om lachen. Het is een enorme behangrol, die je dan eerst
staat uit te vouwen en daarna weer staat in te vouwen. Het is mij overigens nog nooit
gelukt om ’m correct in te vouwen. Daarop staan dan weer van die hele kleine lettertjes.
Je moet wel hele jonge ogen hebben om het stembiljet te kunnen lezen. Dat is al jarenlang
een doorn in het oog. Daarnaast maakt die enorme lel papier het onmogelijk om geautomatiseerd
te tellen. We moeten er dus vanaf. We moet naar een nieuw stembiljet toe. Dat nieuwe
stembiljet moet natuurlijk duidelijk, overzichtelijk et cetera zijn, maar het moet
ook wel werken. Mensen moeten het ook snappen en begrijpen. Daarom hebben we er heel
erg goed mee geoefend in simulatieomgevingen. Met tal van belangenorganisaties hebben
we goed bekeken of het nou werkt. We gaan het in vijf gemeenten uitproberen: één grote
en vier kleintjes. Het gaat om Alphen aan den Rijn en vier kleinere gemeenten. Dat
gaan we heel goed evalueren en als het goed werkt, gaan we ervoor zorgen dat er bij
de gemeenteraadsverkiezingen in 2026 met dit nieuwe stembiljet wordt gestemd.
Dan krijg je natuurlijk de vrij principiële vraag, die de heer Erkens stelt over dat
het wel zo is dat de naam van de deelnemende partijen en kandidaten niet onbekender
mag worden. Dat heeft gewoon te maken met de band tussen de kiezer en gekozene. Daaraan
mag je niet aan tornen. Ik denk eerlijk gezegd dat daarvan ook echt geen sprake is.
Als je het stemformulier ziet en je hebt gewoon het boekje ernaast liggen met per
partij keurig de kandidaten uitgewerkt, dan doet het geen afbreuk aan de bekendheid
van de naam. Het is ook niet zo dat je niet meer op een naam stemt, maar op een nummer.
Ik las dat ergens in een column, maar dat is echt niet zo. Dat nummer correspondeert
namelijk met een naam, dus je stemt gewoon op naam; je stemt niet op een nummer.
Het is wel zo dat het één extra denkstap vergt. Dat vind ik eigenlijk nog het spannendst
aan het experiment dat we gaan doen in die vijf gemeenten. Laten we onze kiezers niet
onderschatten. Ik denk dat het een zeer overzichtelijke denkstap is, maar we moeten
het echt wel goed testen. Voor laaggeletterden en allerlei verschillende doelgroepen
moeten we het echt heel erg goed evalueren. Je hebt namelijk dat enorme vel voor je
liggen en je wijst in één keer de naam aan op het vakje waarop je zou willen stemmen.
In zekere zin gaat dat in twee stappen. Je hebt namelijk het formaat A3 voor je liggen
en daarnaast ligt een boekje met de namen. Je kiest eerst de partij en daarna kies
je de kandidaat, die je opzoekt in het boekje dat ernaast ligt. Dat vergt één extra
denkstap. Ik denk dat het te doen is. Ik denk dat het voor iedereen te doen is. Maar
ik wil het wel heel zeker weten voordat we dat overal gaan invoeren. Ik weet niet
of u zelf het nieuwe stembiljet al heeft gezien en er mee heeft geoefend. Op een website
is het goed te vinden. Ik denk dat het gaat werken. We hebben het getest. Na de test
hebben we natuurlijk een aantal aanpassingen gedaan. Maar uit de test komt het in
ieder geval prima naar voren. Soms komt er zelfs echt ook uit dat het beter en duidelijker
is. Er staan namelijk logo's op dat nieuwe stembiljet. Dat maakt het echt duidelijker
dan het huidige stembiljet. Maar goed, nogmaals: die ene extra denkstap moeten mensen
wel kunnen maken. Dat gaan we heel erg goed evalueren.
Komt er op basis van het experiment nog een nieuw voorstel naar de Kamer? Jazeker.
Het huidige voorstel doen we namelijk op basis van een aangenomen experimentenwet.
Dat kent dus een wettelijke basis. Dat experiment gaan we heel grondig evalueren.
Als die evaluatie geen aanleiding geeft om ervan af te zien of om het te willen wijzigen,
dan volgt spoedig na die evaluatie gewoon het wetsvoorstel dat het mogelijk maakt
om bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2026 deze wijziging door te voeren.
Is er nog een relatie tussen het nieuwe stembiljet en het voorstel met één stem meer
keus? Het nieuwe stembiljet staat daar eigenlijk los van. Het zijn eigenlijk twee
verschillende wetstrajecten die we met elkaar doormaken.
Kunnen we bij de Europese Parlementsverkiezingen ook experimenteren met elektronisch
tellen? Voor het elektronisch tellen zou dus ook een wettelijke grondslag nodig zijn
en daarvoor is doorgaans twee jaar nodig. Dat gaat dus bij deze EP-verkiezing nog
niet lukken. Ik weet wel dat het een heel diepgekoesterde wens is van heel veel gemeenten,
omdat het een hele hoop gedoe scheelt. Je hebt dat nieuwe stembiljet wel echt nodig
als randvoorwaarde om het elektronisch tellen mogelijk te maken, maar ik denk dat
we het in twee stappen moeten doen, met nu eerst dat nieuwe stembiljet. Als dat helemaal
goed werkt, zou je inderdaad de vervolgstap kunnen maken naar een volgend experiment,
namelijk het elektronisch tellen. Ik denk dat de gemeenten dat heel graag zouden willen.
Ik denk dat wij na de Europese verkiezingen maar eens eventjes onze mind op moeten
maken of dat niet heel veel wijzigingen in één keer zijn. Waarom? We hebben per 2026
al de hulp in het stemhokje en we hebben ook het nieuwe stembiljet per 2026. Het elektronisch
tellen zou daar dan ook nog bij komen. Het moet ook voor gemeenten allemaal wel doenlijk
blijven. Laten we dus tegen die tijd maar bekijken of dat kan.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de heldere uitleg. Het huidige stembiljet is gigantisch. Je moet best wel
wat handelingen verrichten. Eerst moet je het natuurlijk uitvouwen, dan bekijken waar
de partij staat die je zoekt en dan moet je een naam aankruisen. Ik ken ook een praktijkverhaal
waarin iemand die analfabeet is, dat getracht heeft. Die is op pad is gegaan, heeft
geen ondersteuning gekregen in het stemhokje en heeft getracht op een familielid te
stemmen. Die persoon stemde op een verkeerde, want die is op een gegeven moment gaan
tellen. Eerst moet je zoeken bij welke partij je moet zijn, en dan zijn er nog die
andere stappen. Er staan geen foto's op. Dat zou het nog makkelijker maken, want dan
zie je de gezichten. Het fotootje correspondeert dan met de kandidaat. Dan weet je
gelijk dat je stemt op de persoon waarop je wilt stemmen. Ik hoop dat het met het
nieuwe stembiljet juist mensen die laaggeletterd of analfabeet zijn, makkelijker wordt
gemaakt, mocht het zo zijn dat het lastiger is om begeleiding mee te nemen. Dat is
nog verder weg, dit is dichterbij. Mijn hoop is een beetje dat we daarmee de drempel
verlagen voor mensen die laaggeletterd zijn. De dag waarop een moeder op haar kind
kan stemmen in plaats van op het foute bolletje, zou een mooie dag zijn.
Minister De Jonge:
Ja, ik ben het daar zeer mee eens. Fotootjes op het stembiljet is wel helemaal next
level; daar zijn we nog niet. Maar ik denk dat die logo's wel heel erg gaan helpen,
ook voor laaggeletterden. Uit de simulaties komt ook dat dat juist voor laaggeletterden
gewoon heel erg helpend is. Volgens mij zou dat dus fantastisch zijn. Ik denk dat
het opnemen van foto's niet gaat lukken; dat zou wel heel onoverzichtelijk worden.
Maar die logo's helpen al geweldig voor laaggeletterden. Stel dat je per ongeluk maar
één vakje inkleurt, dus alleen de partij en niet de kandidaat. Dan blijft de stem
geldig. Dat hebben we in het experiment al in de regels opgenomen. Ik denk dat dat
ook een uitkomst is. We zullen het ook in de evaluatie moeten zien, maar daarmee heb
je dus waarschijnlijk minder ongeldige stemmen.
De voorzitter:
Dan heb ik zelf nog een interruptie, namens de VVD. U geeft ook aan dat je het vakje
van de partij kunt inkleuren, maar dat kan misschien wel de band tussen de kiezer
en de volksvertegenwoordiger verzwakken. Gaat u dan in die evaluatie wel kwantitatief
vergelijken met een aantal vergelijkbare gemeentes om te kijken of er een verschil
te zien is in het aantal uitgebrachte voorkeursstemmen? Kunnen we dat ook gewoon cijfermatig
onderbouwen? In de evaluatie hebben wij daar wel behoefte aan zodat we in kunnen stemmen
met een verdere uitbreiding hiervan.
Minister De Jonge:
Ja, het moet echt een totaal gecontroleerd experiment zijn. De vorige keer was de
inzet vanuit de Kamer een beetje: waarom kunnen er niet veel meer gemeenten meedoen
met dat experiment? Daarop hebben we juist gezegd dat het dan undoable voor ons wordt
om het goed te evalueren. Want we willen juist al dit soort dingen heel precies weten.
Je moet dus weten of het leidt tot meer ongeldige stemmen. Ik hoop echt van harte
dat dat niet het geval is. We hebben er alles aan gedaan om dat te voorkomen. Je moet
weten of mensen die denkstappen kunnen doormaken, want het zijn twee denkstappen in
plaats van één. Ik denk dat de toegankelijkheid door de logo's en door de leesbaarheid
echt opweegt tegen het aantal mensen dat die denkstappen niet kan meemaken. Maar dat
weten we niet zeker; daar moeten we gewoon heel erg goed mee experimenteren. Daarnaast
moeten we een vergelijking maken met referentiegemeenten. Doet het bijvoorbeeld iets
met het aantal voorkeursstemmen? Dat zouden we niet willen, want het is van belang
om de band tussen kiezer en gekozene niet dunner te maken; die moet juist dikker worden.
Dat moet je inderdaad met referentiegemeenten doen. We zijn nu goed bezig met de opzet
van die evaluatie. Ik stuur er binnenkort een brief over aan de Kamer. Daarin zullen
we ook ingaan op het belang van referentiegemeenten. Dat zullen we dan naast elkaar
zetten.
Voorzitter. Ik ga naar de weerbaarheid van het verkiezingsproces. Onlangs hebben we,
naar aanleiding van het bericht van de Tsjechen, best een indringend debat gehad over
heimelijke beïnvloeding. De Tsjechen doelden daarbij op de EP-verkiezing. We hebben
er dus eigenlijk al best een indringend debat over gehad. In antwoord op de vragen
die mevrouw Palmen heeft gesteld, en uzelf ook, voorzitter, in de hoedanigheid van
het lid Erkens van deze commissie, hecht ik eraan om allereerst te beginnen met die
kant van het verhaal. Onze Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst heeft als taak
om het democratische proces en de weerbaarheid van een verkiezing te waarborgen als
onderdeel van de opdracht van de dienst in het kader van de nationale veiligheid.
Onze dienst heeft bevoegdheden wanneer heimelijke beïnvloeding aan de orde zou zijn,
wanneer er signalen aan de orde zouden zijn dat er mensen bereid zouden zijn tot omkoping
en dat statelijke actoren achter desinformatie zouden zitten. Die bevoegdheden kan
en zal onze dienst ook inzetten. Als er op basis van de inzet van die bevoegdheden
dingen het daglicht niet blijken te kunnen verdragen en daarom geopenbaard moeten
worden of tot een strafrechtelijk vervolg moeten leiden, dan kan en zal de regering
de mogelijkheid daartoe ten volle benutten. Dat was de uitkomst van dat debat. Op
de vraag van de heer Timmermans in dat debat of het kabinet bereid is, als dat en
zodra dat kan, om de Kamer daarover te informeren, uiteraard zonder de veiligheidsdiensten
in hun belangrijke werk voor de voeten te lopen, is het antwoord volmondig ja. Dat
is dat deel.
Daarnaast hebben we natuurlijk meer dingen te doen, die veel meer gaan over de manier
waarop de verkiezingen georganiseerd worden. Daar heeft het Ministerie van BZK in
aanloop naar de verkiezingen verkiezingstafels voor, zowel met de gemeenten en de
Kiesraad als alle veiligheidspartners, over alle mogelijke risico's en alle signalen
die op dat punt spelen, bij de laatste verkiezingen, de volgende verkiezingen en bij
alle verkiezingen daarna. We organiseren webinars voor gemeenteambtenaren om hen te
informeren over en voor te bereiden op veiligheidsrisico's bij verkiezingen. We staan
in contact met alle andere Europese lidstaten over mogelijke dreigingen. Internationaal
is het dus ook echt een thema. We hebben ook een hele aanpak gericht op desinformatie.
Daar heb ik u voorafgaand aan de vorige verkiezing een uitvoerige brief over gestuurd.
De aanpak tegen desinformatie willen we alleen nog maar versterken, omdat ik denk
dat dit nodig is. We kunnen niet zeggen dat statelijke actoren bij de laatste verkiezingen
echt een desinformatiecampagne hebben opgezet om de verkiezingen te beïnvloeden. Dat
is in Nederland in ieder geval niet gebeurd. Het zou kunnen dat we daar ook een beetje
klein voor zijn. Tegelijkertijd is dat geen enkele garantie dat het bij een volgende
verkiezing niet toch gebeurt. De Europese verkiezingen zouden zich er bij uitstek
voor lenen. Het is dus ook helemaal niet toevallig dat zowel de Tsjechen als inmiddels
ook de Belgen er nogal op tamboereren, zo van: laten we niet naïef zijn, jongens;
weet dat statelijke actoren hun invloed zullen proberen aan te wenden en deze verkiezingen
zullen proberen te beïnvloeden. We moeten onszelf daar dus weerbaar tegen maken. Het
exposen van het desinfonetwerk en beïnvloedingsnetwerk door de Tsjechen had ook helemaal
deze achtergrond: het openbaar maken en daarmee kapotmaken van heimelijke beïnvloeding,
die inmiddels niet meer heimelijk was.
Dan het initiatief van het Belgisch voorzitterschap, waar men vanmorgen over heeft
bericht. Dat is eigenlijk een initiatief om te komen tot een Europese werkgroep om
te kijken wat we bovenop al die nationale aanpakken tegen desinformatie nog meer zouden
kunnen doen vanuit een Europese samenwerking, vanuit de Europese Commissie. Wij hebben
ons onmiddellijk gemeld voor die werkgroep, want we doen daar graag aan mee. Buitenlandse
Zaken heeft zich dus gemeld. Dat moet allemaal nog vorm en inhoud krijgen natuurlijk.
Dat is nog niet uitgewerkt, dus kan ik op de vragen van de heer Deen nog geen antwoord
geven. We willen daar wel bij zijn, want we willen daar in de voorhoede zitten.
Dat geldt ook voor een initiatief dat we zelf willen starten, namelijk om als kopgroep
in Europa het tegengaan van desinfo verder te intensiveren. Collega Van Huffelen is
daar heel intensief mee bezig en samen met haar stuur ik binnenkort een brief aan
de Kamer, onder haar regie overigens, over het verder intensiveren van die aanpak
op desinformatie. Dus we doen al een hoop, maar we moeten nog meer doen. Zeker met
generatieve AI moeten we er echt vanuit gaan dat de intensiteit van desinfo de komende
periode gewoon heel erg gaat toenemen, maar misschien zijn er wel met gebruikmaking
van diezelfde generatieve AI heel veel meer mogelijkheden om geautomatiseerd desinfo
tegen te gaan, tegen te spreken. Ik denk dat dat heel erg belangrijk is. We zullen
nu eenmaal weerbaarder moeten worden tegen desinformatie.
Desinformatie is echt van alle tijden. Daar heeft mevrouw Palmen helemaal gelijk in.
Het gaat al eeuwen terug. Alleen maken het internet, online, de hele onlinewereld,
en zeker generatieve AI dat de impact en de massiviteit daarvan enorm zijn toegenomen
natuurlijk. Ik denk dat je moet zeggen: we ain't seen nothing yet. Dat zal ons nog
op een heel andere schaal druk gaan houden en ons bezig gaan houden de komende periode.
Dus ja, ik deel eigenlijk wat mevrouw Palmen zegt: moet er niet met veel meer urgentie
worden gewerkt aan het tegengaan van desinformatie? Het antwoord is gewoon ja. We
doen al heel erg veel en we gaan nog heel erg veel meer doen, gewoon omdat het nodig
is. We informeren u daar binnenkort over.
De VVD vraagt: welke afspraken zijn er nou eigenlijk met socialmediabedrijven om te
kunnen escaleren bij mogelijke desinformatie? Net als bij vorige verkiezingen kan
het ministerie met zijn trustedflaggerstatus meldingen maken die met prioriteit worden
behandeld. Dat was bijvoorbeeld het geval in het voorbeeld dat mevrouw Chakor noemde,
dat iemand naar buiten bracht: als je op GroenLinks-PvdA wilt stemmen, wat natuurlijk
twee partijen zijn, moet je twee bolletjes inkleuren. Het zal wellicht als grap bedoeld
zijn, maar het is echt ondermijnend. Daar hebben we onmiddellijk op geacteerd en dat
heeft ook gewerkt. Twitter heeft daarin – dat is sowieso een bedrijf om veel zorgen
over te hebben – een beetje een status aparte, omdat men vrij weinig personeel zet
op dit type activiteiten. Daar maken we ons dus wel zorgen over, maar ook met Twitter
hebben we inmiddels weer een afspraak kunnen maken om wel een soort versnelde escalatieroute
in te gaan als dit soort elementen spelen.
Zou het ook niet wenselijk zijn, vraagt de VVD, als kiezers zelf veel beter in staat
worden gesteld om desinformatie te herkennen? Ja, absoluut. Als je desinformatie wilt
tegengaan en de invloed ervan zo beperkt mogelijk wil houden, dan kan je dat echt
niet alleen van overheidswege doen. Dan zul je juist burgers zelf steeds meer weerbaar
moeten maken. Ik merk het aan mijn eigen kinderen. Ga er nou maar vanuit dat kinderen,
jongeren dat gewoon soms op school leren, in toenemende mate. Daar wordt mediawijsheid
echt onderdeel van het curriculum en ik denk dat dat heel belangrijk is. Het is ook
onderdeel van burgerschapsvorming. Ik denk dat dat heel belangrijk is, maar jongeren
zelf zijn ook echt steeds beter in staat om te checken wat bijvoorbeeld de bron is
van een bericht. Moet je een bericht wel of niet willen vertrouwen of is het alleen
maar bedoeld om af te leiden, mensen op het verkeerde been te zetten of om de waarheid
te ondermijnen? Je kunt dus zeggen dat we ons zorgen moeten maken, dat jongeren er
steeds meer vatbaar voor zullen zijn omdat hun leven zich voor een belangrijk deel
online bevindt. Dat is waar, denk ik. Dat is één kant. De andere kant is dat jongeren
steeds mediawijzer worden in wat je nou wel en niet moet vertrouwen. Ik denk eerlijk
gezegd dat we daar alleen maar op in moeten zetten en dat alleen maar verder moeten
bevorderen, om ervoor te zorgen dat Nederlanders weerbaarder worden.
Voorzitter. Dat waren de vragen over weerbare verkiezingen.
De voorzitter:
Mevrouw Palmen en dan de heer Deen.
Mevrouw Palmen (NSC):
Dank aan de Minister voor het beantwoorden van dit blok zeer belangrijke vragen. Ik
denk dat wij inderdaad nog lang niet weten wat er allemaal mogelijk is en wat er gaat
gebeuren. Dat vind ik juist ook zo zorgwekkend: je weet niet wat je niet weet. Als
iets ogenschijnlijk niet waar kan zijn dan kunnen we er iets makkelijker doorheen
prikken, zoals we onlangs hebben gezien bij de deepfakes van een aantal bewindspersonen.
Daarvan weet je dat het niet waar is, maar soms is het veel subtieler. Dan is het
echt lastig om dat te onderkennen. Mijn vraag is of de veiligheidsdiensten daar speciale
technieken voor hebben die misschien ons verstand te boven gaan. Ik hoop dat u ons
daarin gerust kunt stellen, want ik vind het echt heel erg zorgwekkend. Daarnaast
heb ik nog de vraag of alles wat u zegt ook voor het hacken geldt. We hebben natuurlijk
vanochtend weer gezien dat er een tv-kanaal voor kleine kindjes is gehackt door een
Russische staatszender. Hacken kan natuurlijk op allerlei manieren gebeuren, dus ook
dat vind ik een niet al te positieve ontwikkeling, laat ik het zo zeggen.
Minister De Jonge:
Dit is bij uitstek het domein van onze veiligheidsdiensten. Ik denk dat de aanpak
van desinformatie een aantal elementen bevat. Een van de belangrijke elementen is
inderdaad het werk van onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die als belangrijke
taak hebben om de dreiging van statelijke actoren, desinformatiecampagnes en hacks
te onderkennen. Het belangrijkste doel is vervolgens natuurlijk om dit aan statelijke
actoren te attribueren en om de organisaties die het betreft vervolgens ook weerbaar
te maken. Soms kan dat door een melding te doen: weet dat dit de dreiging is.
Naar aanleiding van het laatste debat dat ik met uw Kamer had, is bijvoorbeeld aan
alle Nederlandse Europarlementariërs en alle Nederlandse kandidaten voor de Europese
verkiezingen het aanbod gedaan om een awarenessbriefing te krijgen vanuit de diensten.
In die briefing wordt verteld wat de ontwikkelingen zijn die gaande zijn en er wordt
gewaarschuwd dat zij, omdat ze kandidaat zijn voor het Europees Parlement, interessant
worden gevonden door de Russen en benaderd kunnen worden door statelijke actoren.
De diensten leggen uit hoe de kandidaten dat kunnen herkennen en hoe ze zich daar
weerbaar voor kunnen maken. Dat is ook echt onderdeel van de taakopvatting van de
diensten. Ik denk dat dat heel erg goed is. Men heeft inderdaad allerlei manieren
om die statelijke actoren te kunnen onderkennen.
Ik denk dat ook de onlangs aangenomen tijdelijke wet, die activiteiten op de kabel
beter mogelijk maakt, helpt in het equiperen van onze diensten om hun belangrijke
werk te kunnen doen. Daarnaast is het zeker zo belangrijk – dat staat eigenlijk los
van onze veiligheidsdiensten – om te zorgen dat we ons met elkaar bewust zijn van
desinformatie, zodat we onszelf steeds weerbaarder kunnen maken tegen desinformatie.
Dat begint echt met het herkennen ervan. Daarmee staan we natuurlijk ook nog maar
net aan het begin.
Een heel ander chapiter is hoe de technische mogelijkheden die worden gebruikt om
desinformatie te maken en te verspreiden ook kunnen worden gebruikt om desinformatie
juist te herkennen en tegen te spreken. Zouden diezelfde technieken, zoals generatieve
AI, niet ook op die manier kunnen worden gebruikt? Collega Van Huffelen en ikzelf
zijn met al die elementen bezig. Ik denk dat wij u binnen afzienbare termijn een brief
zullen sturen om te laten weten op welke manier we de strijd tegen desinformatie willen
opvoeren. Dat doen we natuurlijk als lidstaat, als Nederland alleen, maar dat doen
we zeker ook in Europees verband. Dat was eigenlijk het antwoord op de vraag van de
heer Deen. De Europese Commissie en het Europees voorzitterschap zijn met initiatieven
gekomen. Daar melden wij ons meteen voor, maar wijzelf nemen ook het initiatief om
tot een kopgroep te komen. De heer Erkens heeft al een aantal keer naar Finland en
Zweden gewezen. Wij zullen Zweden en Finland ook zeker uitnodigen voor die kopgroep.
De heer Deen (PVV):
Ik wil nog even doorgaan op het instellen van die werkgroep vanuit de Europese Unie.
U bent goed ingegaan op de desinformatiekant van het verhaal. Ik had ook nog een vraag
gesteld over misinformatie, namelijk of dat daar ook in mee wordt genomen. Het is
lastig hoor, maar dat vinden wij eigenlijk net zo belangrijk. Ik had ook nog gevraagd
of de focus alleen ligt op statelijke actoren of ook op andere actoren. Tegelijkertijd
wil ik ook onze zorg uiten dat de autonomie van de Nederlandse verkiezingen wel geborgd
moet blijven en dat we niet straks vanuit Brussel bepaalde uniforme sturing of wetgeving
krijgen die op alle lidstaten van toepassing zou kunnen zijn. Het zijn ten slotte
Nederlandse verkiezingen. Ik zou graag een bevestiging krijgen van de Minister dat
u daar scherp op bent. Dat vinden wij heel belangrijk. Dank u wel.
Minister De Jonge:
Dat vinden wij ook heel belangrijk. Vorige week hadden wij een debat over het Defence
of Democracy Package. Ik vond dat we daar een beetje doorschoten in het idee dat alles
op één manier moest in alle lidstaten. In dit geval ging het bijvoorbeeld over een
soort van lobbyregister. Dat was een goedbedoeld voorstel, maar niet zo'n heel erg
goed voorstel. Zelf waren we daar ook heel kritisch op. Een van de onderdelen van
de kritiek was de subsidiariteit. Je moet dingen regelen op Europees niveau als we
er echt de meerwaarde van inzien dat het op Europees niveau wordt geregeld. Soms is
dat gewoon niet zo. Dan is het wel een belangrijk onderwerp, maar heeft Europa daar
niet z'n rol in.
Bij desinfo, zeker uit de hoek van statelijke actoren, is het wel fijn om als lidstaten
samen op te trekken, omdat je samen sterker staat in het onderkennen van dreiging.
Maar goed, daarom werken onze inlichtingendiensten heel goed samen met alle Europese
partners en met partners buiten Europa. Ook op het gebied van de nationale veiligheid
en de inlichtingen zeggen wij altijd: samenwerking op Europees niveau is heel goed,
maar we willen echt onze eigen inlichtingen- en veiligheidsdienst houden. Je wilt
je eigen inlichtingen hebben, op je eigen inlichtingen kunnen vertrouwen en jezelf
niet afhankelijk maken van anderen, hoezeer je de samenwerking ook altijd moet opzoeken
in dat inlichtingendomein.
Misinformatie of desinformatie: voor je het weet loopt het door elkaar. Ik denk dat
dat ook een beetje onvermijdelijk is. Het is in ieder geval allebei onwenselijk. Het
verschil tussen misinformatie en desinformatie is eigenlijk de intentie, zou ik zelf
zeggen. Desinformatie is echt bedoeld om verwarring te zaaien en te ondermijnen. Misinformatie
is gewoon verkeerde informatie. Dat is ook niet fijn. Het is ook verkeerd, maar desinformatie
moet je echt willen bestrijden. Dat zijn volgens mij de antwoorden.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat we agendazettend zijn met betrekking
tot de aanpak van desinformatie. Ik kijk uit naar de brief van de kant van het kabinet.
Ik had een vraag gesteld met betrekking tot het aanpakken van twitteren. U zei dat
een afspraak is gemaakt. Ik had eigenlijk gehoopt dat die afspraak al geweest is en
dat we een brief krijgen. Maar u maakt de afspraak. Kunnen we ook een terugkoppeling
krijgen hoe die afspraak is gegaan? Dat heeft ook te maken met een vraag die nog niet
beantwoord is. Dat gaat over het gegeven dat het ministerie geen bevoegdheid heeft
om zelf bepaalde content te laten verwijderen en over welke mogelijkheden er wel zijn
om oneigenlijke beïnvloeding van verkiezingen tegen te gaan. Wat is bijvoorbeeld via
het strafrecht mogelijk om dingen weg te laten halen? Hiermee kunnen we zorgen dat
op het moment dat er desinformatie geplaatst is, we ook aan de knoppen zitten om informatie
weg te laten halen.
Minister De Jonge:
De Digital Services Act is van toepassing op onlineplatformen. Die verplicht onlineplatformen
een aantal zaken te doen. Op grond van die verplichtingen kunnen wij ook weer goede
afspraken maken met deze socialmediabedrijven. Twitter is altijd een ingewikkeld bedrijf,
want het is moeilijk om er zaken mee te doen. Maar sinds deze verkiezingen wordt gebruikgemaakt
van een urgent escalation channel. Dat is iets anders dan de trustedflaggerstatus,
maar het werkt wel behoorlijk vergelijkbaar. Die afspraak werkt al sinds de laatste
verkiezingen. Wij leggen daar verantwoording over af. Ik vind het ook transparant
als wij daarop aanspraak maken of als wij daar een beroep op doen. Dat was bijvoorbeeld
het geval bij het bericht dat je twee stemmen moest uitbrengen voor PvdA en GroenLinks.
Daardoor zou die stem natuurlijk ongeldig worden en dat moesten mensen dus vooral
niet willen snappen van het bericht dat werd rondgestuurd. Toen hebben we er dus gebruik
van gemaakt. Maar ik vind het ook transparant om te laten zien waar het departement
gebruik heeft gemaakt van zijn eigen trustedflaggerstatus of dat urgent escalation
channel van Twitter. Dus zo hoort u daarvan en zo wordt u daar ook over geïnformeerd.
Ik vind het juist belangrijk dat BZK geen bevoegdheid heeft om een bericht te verwijderen.
Waarom? Omdat wij anders het Ministerie van Waarheid worden en dat kan niet. Dat past
gewoon niet bij de grondwettelijk ingebedde vrijheid van meningsuiting. Vrijheid van
meningsuiting gaat echt heel erg ver, namelijk totdat je daadwerkelijk strafrechtelijke
grenzen overschrijdt. Ik denk dat dat iets is om te koesteren. Maar ik denk alleen
wel dat mensen moeten worden beschermd tegen de schadelijke gevolgen van desinformatie.
Dat doen we met de mogelijkheid van de trustedflaggerstatus of dat aparte arrangement
met Twitter. Vervolgens heeft het platform dan zelf weer de verplichting om er iets
naast te zetten of om er een bericht overheen te plaatsen, waarmee het zelf op de
wel correcte informatie wijst. Ik kom er straks in relatie tot een heel ander onderwerp
nog even op terug, maar ik vind dat we die verantwoordelijkheidsverdeling wel zuiver
moeten houden. Doen we dat niet, dan gaan we toch een beetje een pad op dat je niet
op zou moeten willen gaan.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
De vrijheid van meningsuiting hebben wij ook hoog in het vaandel staan, want dat is
ontzettend belangrijk. Ik begrijp ook dat u zegt: mocht er een bericht de wereld in
geholpen worden, dan hebben we aan de ene kant de mogelijkheid die de afspraken met
Twitter biedt en aan de andere kant de mogelijkheid om er een ander bericht overheen
te zetten, zodat het in ieder geval onzichtbaar wordt gemaakt. Helder, dank.
Minister De Jonge:
Daar ligt dus weer een verantwoordelijkheid voor het bedrijf zelf, hè. In die volgorde
gaat het.
Voorzitter, ik ben nu eigenlijk toegekomen aan het blokje varia.
De voorzitter:
De heer Deen wil nog vlak voor het blokje varia zijn laatste interruptie gebruiken.
De heer Deen (PVV):
Ik kan het even gemist hebben, maar Twitter of X biedt nu ook de mogelijkheid van
die Community Notes.
Minister De Jonge:
Ja.
De heer Deen (PVV):
Ja, hè? Perfect. Wilt u daar ook extra aandacht aan geven in uw gesprekken daarover?
Volgens mij is dat een belangrijke mogelijkheid om in ieder geval iets zichtbaar te
maken van hoe andere gebruikers van X over bepaalde zaken denken. Misschien kan dat
ook meehelpen.
Minister De Jonge:
Nogmaals, ik denk dat Twitter als bedrijf niet uitblinkt in het nemen van zijn maatschappelijke
verantwoordelijkheid voor het tegengaan van het verspreiden van desinformatie. Dat
is hard werken voor overheden en dus ook hard werken voor collega Van Huffelen. Zij
zal daarover met Twitter in contact moeten komen en daar met dat bedrijf een echt
goed gesprek over moeten hebben. Dat is een element.
Die Community Notes. Ja, het wordt gebruikt en het werkt. Dat is waar. Dus dat kan
ook, maar als er sprake is van echt actief verspreide desinformatie, dan vind ik dat
het bedrijf ook echt zelf, en dus niet de community, de verantwoordelijkheid heeft
om tegeninformatie aan te bieden en om een link te plaatsen naar wat wel correcte
informatie is. Men zal ondertiteling bij bepaalde berichten moeten geven om duidelijk
te maken dat er sprake is van desinformatie. Dat is een verantwoordelijkheid die verder
gaat dan alleen Community Notes, maar die kunnen inderdaad ook helpen.
De voorzitter:
Uw laatste blokje, het blokje trivia.
Minister De Jonge:
Nee, varia! Zo triviaal vond ik het allemaal niet, hoor.
De gedragscode. Wat wordt er verstaan onder de aanbeveling van de Europese Commissie
dat lidstaten gedragscodes moeten opstellen, die onder meer een inclusief politiek
discours bevorderen? Dat is een vraag van de heer Flach. Verder vroeg hij ons of we
daar eventjes afstand van zouden kunnen nemen. Nou, nee. Ik begrijp «een inclusief
politiek discours» namelijk anders dan de heer Flach. Ik denk dat de heer Flach daar
een soort wokisme in vermoedt, maar ik lees «inclusiviteit» eigenlijk gewoon als «toegankelijkheid».
Het gaat dus niet zozeer om de inhoud als wel om de zorg dat iedereen mee kan doen
aan verkiezingen. En dat zou juist iets moeten zijn waar ik heel erg voor ben en waar
uw commissie ook heel erg voor zou moeten zijn. Wij interpreteren het op die manier
en daar wil ik ook geen afstand van nemen. Dat zou ik juist zelfs willen verwelkomen.
Mevrouw Palmen begon een buitengewoon boeiende discussie, namelijk of je een peilingverbod
vlak voor de verkiezingen zou moeten willen. Allereerst denk ik dat het wel waar is
dat er een zekere invloed uitgaat van peilingen. Ik denk dat we dat allemaal bij de
laatste verkiezingen hebben kunnen zien. Ik denk verder ook dat dat, zij het met allerlei
verschillende conclusies, gewoon blijkt uit de wetenschappelijke literatuur. Over
de mate waarin daarvan sprake zou zijn, verschillen wetenschappers overigens van mening.
Ze zijn daar niet helemaal eenduidig over, maar tegelijkertijd denk ik wel dat we
vast kunnen stellen dat peilingen invloed kunnen hebben.
Maar zou je dan om die reden peilingen moeten willen verbieden? Zover zou ik niet
willen gaan. Ik denk dat het hoort bij democratische volwassenheid dat burgers, kiezers,
snappen en ook leren snappen dat dat een effect van peilingen kan zijn en dat er soms
ook heel bewust met peilingen wordt gestuurd. Ik denk dat dat een onderdeel is van
democratische volwassenheid.
Nieuwsmedia gaan natuurlijk zelf over de vraag of ze vinden dat ze een peiling zouden
moeten doen. Nieuwsmedia gaan vervolgens ook zelf over de vraag hoe ze vinden dat
ze verslag moeten doen van een peiling. Stel dat we dat zouden verbieden, dan zou
dat natuurlijk een enorme inbreuk zijn op het recht op vrije meningsuiting, het recht
op vrije nieuwsgaring en het recht op vrije media. Ik denk dat dat zo'n enorme inbreuk
zou zijn op de grondrechten, dat de prijs die je daarvoor betaalt, veel hoger is dan
de winst, tussen aanhalingstekens, die je daarmee boekt voor een ongestoord verkiezingsproces.
Ik heb veel liever dat alle actoren in onze democratische rechtsstaat zelf de verantwoordelijkheid
voelen om daar op een verantwoorde manier mee om te gaan.
Het is volgens mij dus niet aan de overheid om te zeggen «je mag wel of niet een peiling
doen» en ook niet «je mag er wel of niet over publiceren». Ik vind echt dat de verantwoordelijkheid
daarvoor bij de nieuwsmedia ligt. Zij zullen daar eigen keuzes in moeten maken: doen
we een peiling en hoe doen we daar verslag van? Maar ik vind wel dat er een verantwoordelijkheid
kan liggen in het onderwijs en burgerschapsvorming. Daar zullen mensen hiermee om
moeten leren gaan. Dat geheel valt, denk ik, te scharen onder de noemer «democratische
volwassenheid». We moeten om leren gaan met peilingen voorafgaand aan verkiezingen.
Maken andere landen andere keuzes? Jazeker. Er zijn heel veel voorbeelden van landen
die daar andere keuzes in maken. Ik zou zelf alleen die weg niet op willen. Ik vind
dat gewoon niet verstandig.
De voorzitter:
Dat lokt een interruptie uit van mevrouw Palmen.
Mevrouw Palmen (NSC):
Dank u wel voor de beantwoording. Het spijt me zeer dat ik dat moet zeggen, maar ik
vind het een naïeve gedachtegang. Ik heb het niet over verbieden gedurende een heel
lange periode, maar over die paar dagen voor de verkiezingen. Zeker met het oog op
de wetsvoorstellen die nu lopende zijn, zou het juist heel welkom zijn om hier kritisch
over na te denken. Het gaat juist om de objectiviteit en onafhankelijkheid van de
oordeelsvorming van mensen. Dat vind ik gewoon heel belangrijk, want dat proces moet
ongestoord en zonder afleiding plaats kunnen vinden. Ik denk dat we juist de voorbeelden
uit andere landen misschien weleens beter zouden moeten bekijken. Misschien zouden
we die zelfs wel kunnen omarmen.
Minister De Jonge:
Maar waar stopt het dan? «Objectiviteit in de oordeelsvorming» klinkt natuurlijk mooi
en het zou prachtig zijn als het zo werkt. Maar mensen kiezen toch echt zelf naar
welk tv-programma ze kijken en de redactie van zo'n tv-programma kiest zelf wie ze
aan tafel vraagt om te praten over de verkiezingen. Er worden debatten georganiseerd
en het uitnodigingsbeleid voor wie er wel en niet mag deelnemen aan die debatten is
natuurlijk iets van de redacties zelf. Op basis daarvan maken mensen weer hun mind
op.
Dit alles onderstreept voor mij eigenlijk maar één ding, namelijk dat de overheid
daar juist niet in moet willen treden. Je gaat dan echt op de verkeerde stoel zitten
en je beperkt dan ook op een onverstandige manier de vrijheid van nieuwsgaring en
de vrijheid van meningsuiting. Dat is een stoel waar de overheid niet op thuishoort.
Dit is nou echt bij uitstek het domein van de vrije media en de vrije nieuwsgaring.
En die vrijheid komt natuurlijk altijd met een hele grote verantwoordelijkheid. Dus
diezelfde nieuwsmedia hebben de verantwoordelijkheid om daarin de goede keuzes te
maken en om inclusief en pluriform te willen zijn, om het zo maar te zeggen. Ze moeten
neutraal zijn. Ik ben nooit zo van dat woord, want volgens mij bestaat dat namelijk
niet. Maar ik geloof wel in inclusieve pluriformiteit. Ik geloof dat het omroepenlandschap
daar een taak heeft. Ik geloof dat het nieuwsmedialandschap daar een taak heeft, want
ik geloof dat het misgaat als de overheid gaat zeggen: zo mag je wel peilen en zo
mag je niet peilen, zo mag je wel een stemwijzer maken en zo mag je niet een stemwijzer
maken, en die moet je wel uitnodigen bij een debat en die moet je niet uitnodigen
bij een debat.
Dat is niet het domein van de overheid. Het domein van de overheid is het garanderen
van de vrije meningsuiting en het garanderen van vrije nieuwsgaring. Dat is hoe een
democratische samenleving heeft te werken en natuurlijk moeten we onze jongeren en
moeten we onze kiezers opvoeden, tussen aanhalingstekens, in het maken van de juiste
keuzes. Natuurlijk is dat zo. Maar het is niet zo dat er een taak ligt voor de overheid
om die keuzes te willen beperken.
Mevrouw Palmen (NSC):
Het zal u niet verbazen dat ik het niet met u eens ben, maar dat maakt niet uit, want
we hebben allemaal recht op onze vrije meningsuiting. Is de Minister dan ook voornemens
de Kieswet aan te passen, omdat het nu op de laatste dag voor de verkiezingen wel
verboden is? Hij zegt namelijk dat de overheid zich daar niet in te mengen heeft.
Is hij van plan om de wet aan te passen?
Minister De Jonge:
Nee, ik ben niet van plan om een wet aan te passen. Het is prima om met elkaar het
debat te voeren over wat de invloed van peilingen is en wat de invloed van bijvoorbeeld
een stemwijzer is. Hoe zouden we dat op een zo goed mogelijke en zo verantwoord mogelijke
manier kunnen doen? Maar ik vind dat de overheid een hele grote terughoudendheid past
om op die stoel te gaan zitten. Wat de overheid vooral moet doen, is vrije nieuwsgaring
garanderen en de vrije meningsuiting garanderen. Ik denk echt dat hier een belangrijke
taak en verantwoordelijkheid liggen voor de nieuwsmedia, want zij zullen hier op een
hele verantwoordelijke manier keuzes in moeten maken.
Voorzitter: Chakor
De voorzitter:
Meneer Erkens, u wilt een vraag stellen aan de Minister.
De heer Erkens (VVD):
Ik ga me ook even bemoeien met deze discussie. In alle eerlijkheid, ik vind het heel
goed om deze discussie met elkaar te voeren, maar ik ben er nog niet uit wat ik wenselijk
vind. Het is namelijk best wel een grote ingreep. Maar de Minister zei in zijn uitleg
wel vaak «ik geloof» en het probleem is dat we het op dit moment eigenlijk geen van
allen kunnen onderbouwen. Volgens de laatste gedragspsychologische inzichten heeft
het wel degelijk invloed op hoe de keuze van de stemmer tot stand komt. Het is verder
natuurlijk ook een risico, zo vlak voor de verkiezingsdagen. Dat is nu niet het geval,
maar ik kan me zomaar voorstellen dat het risico van beïnvloeding door buitenlandse
mogendheden via een peiling twee dagen voor de verkiezingen ook best groot kan zijn.
Is het daarom niet wijs om in ieder geval verder onderzoek te doen naar wat andere
landen doen? Waar is wat zij doen op gebaseerd? En wat is hier het effect van die
peilingen? Daarna kunnen we met elkaar een geïnformeerd debat voeren.
Ik vind het nu te ver gaan om te zeggen: we gaan het een aantal dagen voor de verkiezingen
niet publiceren. Hoeveel dagen zouden dat dan moeten zijn? Daar kleven heel forse
nadelen aan. Daarover ben ik het met de Minister eens, maar ik vind het ook heel moeilijk
om nu al meteen die deur dicht te gooien.
De voorzitter:
Dat was uw laatste vraag, meneer Erkens. De Minister.
Minister De Jonge:
Zo! Dan kan ik nu dus alles zeggen, omdat er geen gevaar meer is dat u daar dan nog
op reageert. En dat is...
Alle gekheid op een stokje: ja, het is een goed debat. Dat misken ik niet, want het
is inderdaad een goed debat. Dat peilingen invloed kunnen hebben misken ik ook niet,
maar er zijn grote verschillen van opvatting over hoeveel invloed ze hebben. Daarover
is geen eenduidigheid, ook niet in de wetenschappelijke literatuur. Maar dat peilingen
invloed hebben, is natuurlijk zo. Er is sprake van een bandwagoneffect. De heer Deen
zit hier zo gelukzalig bij te lachen dat ik denk dat de heer Deen de allerlaatste
zal zijn om dat te ontkennen. Dus nee, er is natuurlijk sprake van een bandwagoneffect,
zowel opwaarts als neerwaarts. Niemand wil immers bij dé verliezer horen. Iedereen
wil bij dé winnaar horen. Dus natuurlijk is dat effect er.
Maar dat laat allemaal onverlet dat er daarnaast ook allerlei andere psychologische
effecten een rol spelen: worden er wel of niet stemwijzers gebruikt? Hoe worden die
wel of niet ingevuld? Hoe ziet het uitnodigingsbeleid van de talkshows eruit? Hoe
ziet het uitnodigingsbeleid bij de verkiezingsdebatten eruit? Zo ongelofelijk veel
elementen spelen hierbij een rol dat ik het een heel merkwaardige keuze zou vinden
om bijvoorbeeld peilingen te gaan verbieden, omdat wij denken dat mensen daardoor
geobjectiveerder hun keuze zouden maken in het stemhokje.
Ik ontken de invloed ervan niet, maar ik zeg er wel bij dat er ongelofelijk veel beïnvloedende
factoren zijn in de weken die voorafgaan aan de verkiezingen. De campagnes die partijen
organiseren, zijn een belangrijke beïnvloedende factor. En dat hoort ook, want dat
is nou juist wat kan in een democratisch stelsel. Je voert campagne en de ene partij
is daar gewoon beter in dan de andere partij. Maar dat wil niet zeggen dat de partij
met de meeste zetels toevalligerwijs ook de beste standpunten heeft. Het is namelijk
niet aan ons om dat te beoordelen, maar aan de kiezer. Mijn punt is dat dit dus bij
uitstek het domein is van de vrije nieuwsgaring. Het is het domein van de nieuwsmedia
en ik vind dat je daar geen overheidscensuur op zou moeten willen toepassen.
«Maar die afspraak over de exitpolls dan.» Dat gaat over de afspraak dat je exitpolls
pas na de sluiting van de stembussen doet. Dat is denk ik echt iets anders dan peilingen
willen censureren in de weken voorafgaand aan de verkiezingen. Andere landen zijn
vrij om die keuze wel te maken. Dat staat hun vrij, maar dat laat onverlet dat ik
vind dat we die keuze niet zouden moeten maken. We zouden die niet moeten maken, omdat
de inperkingen die je vervolgens oplegt, heel selectief zijn. Er zijn heel veel beïnvloedende
factoren die ook een rol spelen en die we denk ik geen van allen zouden willen beperken.
Zo'n inperking is heel selectief en bovendien is het dus ook een wezenlijke beperking
van de grondrechten die we nu kennen. Om die reden zou ik er niet voor zijn. U mag
daarin een andere keuze maken. Dat is prima, maar ik zou daar niet voor zijn.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
U vervolgt uw beantwoording.
Minister De Jonge:
Mevrouw Palmen had ook een vraag over misleidende stemwijzers. Hoe zorgt de Minister
ervoor dat stemwijzers op een eerlijke en neutrale manier worden ingericht? Nou, het
antwoord is: niet. Ik vind dat niet mijn taak. Ik vind dat dat echt de taak is van
partijen die stemwijzers maken. Ik zou het echt ongezond vinden als we een overheid
zouden hebben die stemwijzers of uitnodigingsbeleid bij talkshows zou beïnvloeden.
Ik misken niet dat je bezorgd kunt zijn over de vraag of dat goed gaat, maar ik vind
het echt niet de taak van overheden om zich daarmee bezig te houden en daar toezicht
op te houden. Ik vind dat echt een onverstandig pad, dat we niet op moeten willen
gaan.
Dan het stemmen vanuit het buitenland. Zitten er nog plannen of experimenten in de
pijplijn om dat te vergemakkelijken? Nederlanders die geregistreerd zijn als kiezer
in het buitenland, ontvangen hun briefstembewijs per post. Op dit moment is het voor
hen allen al mogelijk om digitaal een vervangend briefstembewijs aan te vragen. In
de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezingen van 2021 is het voornemen opgenomen om
het mogelijk te maken om briefstembewijzen ook digitaal beschikbaar te maken. In de
geactualiseerde Verkiezingsagenda 2030 is opgenomen dat ik ernaar streef om dat wetsvoorstel
eind 2024 in consultatie te brengen.
Dan kom ik op de stemcomputer. De heer Erkens had daar een vraag over. Ik wil de stemcomputer
en de telcomputer even uit elkaar halen. Eerst de stemcomputer. Je moet niet uitsluiten
dat we er ooit weer voor zouden kunnen kiezen – dat is waar – maar ik denk dat het
echt iets kan doen met de betrouwbaarheid van de uitslag. Althans, dan bedoel ik niet
zozeer de betrouwbaarheid van de uitslag als zodanig, maar de gepercipieerde betrouwbaarheid
van de uitslag. We maken onszelf daarmee vatbaar voor mensen die zorgen hebben, zoals:
is hier dan niet mee gerommeld? Ik denk dus eerlijk gezegd dat de «winst» die je er
eventueel mee zou bereiken, in ieder geval qua betrouwbaarheid al vrij snel weer teniet
gedaan zou worden door de zorgen die mensen daarover zouden kunnen uiten. Alleen al
het uiten van de zorg daarover zou al iets zijn om rekening mee te houden. Als u het
goedvindt, ga ik daar dus maar geen werk van maken. Ik vind dat potlood eigenlijk
ook wel mooi.
Ik denk dat we het geautomatiseerd tellen wel moeten bevorderen. Een telcomputer kan
ik me dus wel weer voorstellen. Daarvoor is als eerste natuurlijk nodig dat we het
stembiljet kleiner maken; dan kan dat ook worden gebruikt in een telcomputer. In die
volgorde wil ik er dan mee aan de slag: eerst het nieuwe stembiljet en daarna kijken
of we in een paar gemeenten een telcomputer aan de slag kunnen laten gaan met dat
nieuwe stembiljet. Dan kunnen we daar eens mee gaan experimenteren.
Voorzitter, dat was het blokje varia alweer.
De voorzitter:
Mevrouw Palmen heeft haar laatste interruptie.
Mevrouw Palmen (NSC):
Poeh, dan moet ik het in één keer goed proberen te formuleren. We hebben aan het begin
van het debat veel gesproken over fysieke hulp bij het uitbrengen van een stem. Een
stemwijzer is juist ook echt bedoeld als hulp bij het bepalen van die stem. Ik vind
het daarbij heel erg belangrijk dat het transparant en navolgbaar is hoe dat proces
tot stand komt. Dat is op dit moment ongelofelijk ondoorzichtig. Heeft u het zelf
weleens ingevuld? Dan komt u misschien niet eens op uw eigen partij uit. Ik hoor heel
vaak dat dat niet helemaal lukt. Mensen denken dan: heb ik mijn eigen verkiezingsprogramma
niet helemaal in mijn hoofd zitten?
De voorzitter:
We zijn wel benieuwd welke partij daar dan bij u uitkomt, mevrouw Palmen.
Mevrouw Palmen (NSC):
Ja, dat is geheim! Nee, maar het gaat natuurlijk om een openbaar proces. Ik vind eigenlijk
dat hierin wel een overheidstaak ligt, zeker in relatie tot desinformatie en beïnvloeding.
Ik vind echt dat we in ieder geval eisen aan de stemwijzers moeten stellen, zodat
het gewoon volstrekt helder, duidelijk en transparant is hoe de stemwijzer werkt en
op welke parameters deze gebaseerd is.
Minister De Jonge:
Ik denk daar echt helemaal anders over. Er zijn sowieso al heel erg veel stemwijzers;
laten we daar eens mee beginnen. Er zijn ook heel veel deelstemwijzers, die inzoomen
op een bepaald aspect. Sommigen vinden dat bepaalde aspect superbelangrijk en anderen
interesseert het geen biet; die vullen ’m dan niet in. Er zijn dus stemwijzers over
allerlei aspecten. Daar begint al de ingewikkeldheid als je de overheid daar een taak
in zou willen geven. Welke stemwijzers ga je dan controleren? Allemaal? Stel dat iemand
een stemwijzer zou maken die niet door de overheid gecontroleerd zou zijn, gaat de
overheid die dan verbieden? Op straffe waarvan dan wel? In zo'n stemwijzer is het
vaak aan politieke partijen om aan te geven hoe zij op basis van de stellingen hun
keuze bepalen. Is de toezichttaak van de overheid dan gericht op de stellingen, dus
mogen bepaalde stellingen dan wel worden voorgelegd aan partijen en andere niet? Hoe
weet je of partijen helemaal correct en eerlijk antwoord geven? Moet de overheid zich
dan ook gaan bemoeien met de interpretatie van het verkiezingsprogramma van NSC? Dat
lijkt me toch allemaal heel erg wonderlijk. Volgens mij plaatst u met deze manier
van denken de overheid in een rol die zij nooit kan waarmaken en die bovendien heel
onwenselijk is. Er ligt dus echt een taak voor de organisatoren van stemwijzers om
hierin op te treden. Als de overheid de taak zou krijgen om toezicht te houden op
de manier waarop stemwijzers worden gemaakt, stellingen worden geformuleerd en stellingen
worden beantwoord door politieke partijen, zou dat volgens mij een buitengewoon onwenselijke
beperking van de vrije meningsuiting en de vrije nieuwsgaring zijn. Ik vind het een
heel onverstandig pad om op te gaan.
Ben ik dan enthousiast over iedere stemwijzer? Nee. De keuze die je kunt maken is
vaak nogal dichotoom. Ik denk ook weleens dat partijen soms iets eerlijker zouden
kunnen zijn in de manier waarop ze de stemwijzer invullen. Neem bijvoorbeeld de simpele
vraag: bent u voor of tegen een huurverlaging? Ik weet niet of u heeft gezien hoe
partijen daarop reageerden en hoe partijen nu in de Kamer stemmen. Bent u voor of
tegen het beperken van de woonlasten voor mensen met een middeninkomen? Kijk eens
hoe partijen dat hebben ingevuld in de stemwijzer en kijk dan hoe zij van plan zijn
volgende week te gaan stemmen over de Wet betaalbare huur. Nou, daar kan ik best een
avondvullend betoog over opzetten. Alleen, dat is een politiek debat. Dat moet ook
zeker worden gevoerd en dat moet vooral tussen fracties onderling worden gevoerd,
denk ik. Maar het is geen overheidstaak om erop toe te zien dat organisatoren van
stemwijzers de juiste stemwijzer hebben gemaakt en de juiste stellingen hebben geponeerd,
dat partijen dat allemaal correct en in overeenstemming met hun eigen verkiezingsprogramma
hebben ingevuld en wat dan wel of niet de interpretatie van dat verkiezingsprogramma
zou kunnen zijn. Dan geeft u de overheid echt een onmogelijke en veel te grote rol.
De voorzitter:
Dank. Dit was de beantwoording van de Minister. Dan gaan wij door naar een korte tweede
termijn, als daar behoefte aan is. Mevrouw Chakor, heeft u daar behoefte aan?
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Ik zit even te kijken. In principe niet, want de Minister heeft op zich antwoord geven,
al zijn er natuurlijk een aantal antwoorden waar ik niet helemaal happy mee ben. Wat
mij betreft dus niet.
De voorzitter:
Oké, dan ga ik door. Mevrouw Palmen, heeft u nog afsluitende woorden? We kunnen natuurlijk
ook een hele korte tweede termijn doen, waar u geen gebruik van hoeft te maken. Als
iemand nog een resterende vraag heeft, dan kan dat gewoon. Mevrouw Palmen?
Mevrouw Palmen (NSC):
Mag ik dit dan beschouwen als een tweede termijn?
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Palmen (NSC):
Dan wil ik in ieder geval een tweeminutendebat aanvragen. Het zal u niet verbazen
welke richting de moties uit gaan.
De voorzitter:
Meneer Deen?
De heer Deen (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog een laatste vraag aan de Minister in het kader
van de ingestelde EU-werkgroep. Zou u de toezegging kunnen doen om de Kamer regelmatig
en tijdig te informeren over de voortgang hiervan? Dat scheelt weer een motie. Dan
is uw partijgenoot, de heer Bontenbal, ook weer blij. Ik zou zeggen: dat zijn twee
vliegen in één klap.
De voorzitter:
Mevrouw Chakor, heeft u een interruptie voor meneer Deen of wilt u toch nog gebruikmaken
van uw recht op een tweede termijn?
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Nou, ik had toch nog één punt waarop ik eigenlijk een correctie wil geven.
De voorzitter:
Vooruit, we zullen coulant zijn; u mag dat punt nog maken.
Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):
Prima. Dan neem ik daarna het voorzitterschap over zodat u uw punt kan maken.
Ik lees net dat ik had opgekrabbeld dat de Minister had aangegeven dat de post te
laat bezorgd werd. Ik wil hem toch nog meegeven dat de post niet te laat was, maar
dat die helemaal niet is bezorgd. Dan gaat het om 1.250 mensen in Amsterdam die geen
stempas hebben ontvangen. Dat is uiteraard wel kwalijk.
Voorzitter: Chakor
De voorzitter:
De heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ja, heel kort vanuit mijn kant. Dank voor de beantwoording. Ik ben het niet overal
mee eens, maar op sommige punten zijn we nader tot elkaar gekomen, dus dat is goed.
Dan nog kort over de peilingen. Het gaat om de vraag of wij het een risico vinden
dat bijvoorbeeld twee dagen voor de verkiezingen een buitenlandse mogendheid een peiling
zou kunnen uitbrengen die viral gaat, opgepakt wordt in de media en daarmee de uitslag
van de verkiezingen zou beïnvloeden. Als je kijkt naar landen die een aantal dagen
voor de verkiezingen een verbod hebben op het publiceren van peilingen, dus niet op
het uitvoeren van de peilingen, dan zijn dat landen zoals Taiwan en Zuid-Korea. Die
landen worden vanuit China natuurlijk best wel beïnvloed in hun democratische processen.
Ik zou de Minister wel willen meegeven verder onderzoek hierin toch nog te overwegen.
Nogmaals, de stap nemen is wat anders dan beter begrijpen wat het effect en de voor-
en nadelen zouden zijn.
Voorzitter: Erkens
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de Minister. Volgens mij wil hij direct antwoorden.
Minister De Jonge:
Ja, zeker. Misschien moet ik het als volgt beantwoorden. Allereerst, mevrouw Palmen
heeft een tweeminutendebat aangekondigd. Daar zie ik reikhalzend naar uit. Dat mag
ook een twintigminutendebat of een tweehonderdminutendebat zijn, want ik vind dit
debat heerlijk om te voeren. Misschien moeten we dit debat eerst ook grondig voeren,
voordat we hier überhaupt andere stappen op zetten. Ik denk dat het interessant is
om te kijken naar de overwegingen en de vormgeving hiervan in het buitenland. Dat
is prima om te doen, zeg ik in de richting van de heer Erkens. Ik denk ook dat het
prima is om de voors en tegens eens op een rij te zetten. Dat kan ik best doen. Zo'n
brief wil ik best maken. Dat is het punt niet. Die discussie wil ik ook best voeren.
Maar als u mij nu vraag of ik ervoor zou zijn om de overheid een rol te geven in de
richting van de peilingen en, nog erger, in de richting van de stemwijzers, dan zeg
ik echt: pas nou op; wees een beetje voorzichtig in wat je wenst en welke rollen je
allemaal toedicht aan de overheid. We hebben onze Grondwet niet voor niets. De klassieke
grondrechten beschermen burgers juist tegen een al te machtige overheid en tegen een
overheid die wel of niet bepaalt wat je wel of niet mag publiceren op welk moment
en welke stellingen er wel of niet zouden mogen worden voorgelegd. Het komt mij allemaal
zo onwenselijk voor dat ik er echt ernstig voor zou willen waarschuwen om dat pad
niet op te gaan. Ik wil met alle liefde een goed debat in deze commissie faciliteren
door wat buitenlandse voorbeelden op te halen en de voors en vooral de tegens heel
duidelijk in een brief op te schrijven. Dan kunnen we dat debat hebben. Dat vind ik
natuurlijk prima om te doen.
Wat buitenlandse beïnvloeding en desinformatie betreft hebben we onze diensten. Daar
hebben we een hele aanpak voor. Ik vind dat dat echt losstaat van de hele discussie
over peilingen of stellingen. Er zijn zo veel andere mogelijkheden van heimelijke
beïnvloeding dan in de vorm van peilingen. Wie maakt die peiling? Dat zijn nieuwsmedia.
Wie publiceert die peilingen? Dat zijn nieuwsmedia. We kennen vrije nieuwsgaring in
Nederland en dat moeten we echt zo willen houden. Als we zien dat de Russen een krant
of een tv-station proberen te beïnvloeden, dan zijn er heel veel andere mogelijkheden
om de Russen daarvan te weerhouden, het nieuwsmedium daarop te wijzen en desnoods
te exposen dat hier de Russen achter zitten. Dat is allemaal prima. Dat kan ook allemaal,
maar dat staat los van een overheidsrol ten aanzien van het mogen doen of publiceren
van een peiling.
De voorzitter:
Ik heb daar een korte vraag over. U zegt dat u de Kamer hier een brief over kan doen
toekomen, om een debat te voeren met elkaar. Dat lijkt mij wenselijk, ook met de wetenschappelijke
inzichten op dit vlak. Wanneer zou die brief kunnen komen?
Minister De Jonge:
Wanneer zou die brief kunnen komen? Geef ons een maandje? Ik maak er voor de zomer
van, want ik heb er echt zin in.
De voorzitter:
Voor de zomer. Ik hoop dat de Minister ook met een open vizier aan de slag gaat en
niet alleen de nadelen opschrijft, gezien hoe hij zijn eigen insteek net verkondigde.
Dus graag alle perspectieven, dan gaan wij daar allemaal met een open vizier naar
kijken.
Minister De Jonge:
Maar het kabinet gaat wel over zijn eigen brieven, voorzitter.
De voorzitter:
Dat snap ik. Wij gaan over de interpretatie van de kwaliteit van de brief.
Minister De Jonge:
Over vrije meningsuiting gesproken. Het kabinet gaat echt over zijn eigen brieven.
Vervolgens gaat u over uw eigen inbreng in het debat. Ik denk dat we het zo moeten
doen.
Dan de EU-werkgroep. Daar ga ik de heer Deen zeker van op de hoogte houden en de rest
van de commissie ook. Dat doen wij uiteraard.
Dan mevrouw Chakor. Niet bezorgd en te laat bezorgd zijn eigenlijk hetzelfde. Als
je op de dag van de verkiezingen geen stempas hebt, is die er gewoon niet, en ook
niet als hij daarna wel komt. Hier is gewoon alle aandacht voor. Nogmaals, het is
echt niet zo dat wij alleen maar «foei» zitten te zeggen tegen PostNL. Uiteraard is
het ook voor PostNL zelf zijn eer te na dat er stempassen niet bezorgd worden.
Voorzitter. Dat brengt mij alweer aan het einde van de beantwoording.
Voorzitter: Chakor
De voorzitter:
Dank. Dan kom ik bij de toezeggingen die gedaan zijn.
− De Kamer ontvangt in het najaar een brief met het onderzoek inzake de financiering
van verkiezingen door gemeenten, inclusief een kabinetsstandpunt.
− De Kamer ontvangt een brief met een terugkoppeling op de gesprekken met PostNL over
de levering van stempassen en de verruiming van de termijnen van de levering.
De vraag is wanneer dit zal plaatsvinden.
Minister De Jonge:
Voor de zomer.
De voorzitter:
Voor de zomer, begrijp ik. Dan de derde toezegging.
− De Kamer ontvangt in het vierde kwartaal het wetsvoorstel inzake bijstand in het stemhokje.
− De Kamer ontvangt net voor of net na de zomer een hoofdlijnenbrief vooruitlopend op
het wetsvoorstel inzake bijstand in het stemhokje.
Die klopt ook. Dan de vijfde toezegging. Het regent toezeggingen, dat wel.
− De Kamer ontvangt in het eerste kwartaal van 2025 het vernieuwde Actieplan Toegankelijk
Stemmen.
Hebben we daar ook een moment voor?
Minister De Jonge:
Het eerste kwartaal van 2025.
De voorzitter:
Het eerste kwartaal van 2025. Dan de zesde toezegging.
− De Kamer ontvangt een brief inzake de opzet van de evaluatie van het experiment met
het kleinere stembiljet, inclusief het belang van referentiegemeenten.
Minister De Jonge:
Uiterlijk 6 mei.
De voorzitter:
Uiterlijk 6 mei. Dat geldt voor de zesde toezegging. Dan de zevende toezegging.
− De Kamer ontvangt binnenkort een brief inzake de verbetering van de aanpak van desinformatie.
En wanneer is «binnenkort»?
Minister De Jonge:
Mei of juni.
De voorzitter:
Dat betekent dat de Kamer in mei of juni de brief ontvangt inzake de verbetering van
de aanpak van desinformatie. Dan de achtste toezegging.
− De Kamer wordt geïnformeerd inzake de voortgang van de werkgroep tegen desinformatie
vanuit de Europese Commissie.
− De Kamer ontvangt voor de zomer een brief over de voors en tegens van peilingen voorafgaand
aan de verkiezingen, inclusief de wetenschappelijke inzichten.
Ook daarbij stel ik weer de vraag wanneer we dit kunnen verwachten.
Minister De Jonge:
Eind tweede kwartaal, dus voor de zomer.
De voorzitter:
Voor de zomer, eind tweede kwartaal. Het staat erbij.
Er is een tweeminutendebat aangevraagd door mevrouw Palmen.
Dan sluit ik hierbij het commissiedebat Verkiezingen van de commissie voor Binnenlandse
Zaken. Dank aan de Kamerleden, dank aan de Minister voor de beantwoording en dank
aan de kijkers thuis en hier op de tribune. Dank u wel.
Sluiting 15.57 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.