Brief regering : Beleidsvoorstellen uit de 1e suppletoire begroting 2025 van Begrotingshoofdstuk XXII met CW 3.1. kaders
36 725 XXII Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (XXII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2025
Mede namens de Staatssecretaris Herstel Groningen informeer ik de Kamer over voorstellen
met nieuwe financiele gevolgen (€ 20 miljoen of meer in enig jaar) die zijn opgenomen
in de 1e suppletoire begroting 2025 van Begrotingshoofdstuk XXII Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening. Hier wordt conform wetsartikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 per voorstel
ingegaan op doelen, instrumenten, financiële gevolgen, verwachte doeltreffendheid
en doelmatigheid en voorgenomen monitoring en evaluatie. Sinds eind 2021 gebeurt dit
Rijksbreed via de werkwijze «Beleidskeuzes uitgelegd», zie Kamerstuk 31 865, nr. 198.
In deze brief zijn drie voorstellen opgenomen:
▪ Verduurzamingsaanpak Nij Begun
▪ Invoeringskosten Omgevingswet
▪ Boodschappenbonus door verhoging huurtoeslag
1. Verduurzamingsaanpak Nij Begun (Maatregel 29)
Beleidskeuzes uitgelegd
1. Doel(en)
Het doel is om alle woningen in de provincie Groningen en in drie gemeenten in Noord-
Drenthe (zowel koop- als huurwoningen) te isoleren naar de standaard voor woningisolatie,
zodat de woningen in 2035 wat betreft isolatie klaar zijn om van het aardgas af te
gaan (aardgasvrijgereed)1. In de aanpak ligt de focus op ongeveer 305.000 woningen, zijnde de woningen die
voor juli 2012 gebouwd zijn en nog niet aan de isolatiestandaard voldoen.
2. Beleidsinstrumenten
Vanuit maatregel 29 van Nij Begun wordt een subsidie aan woningeigenaren gegeven voor
isolatiemaatregelen die nodig zijn om de standaard voor woningisolatie te behalen.
Per woning wordt gekeken welke isolatiemaatregelen nodig zijn om te komen tot de standaard
voor woningisolatie. Welk deel van de kosten vergoed wordt, hangt onder andere af
van de kenmerken van de woning. Er is onderscheid gemaakt tussen verschillende doelgroepen:
Bewoners binnen het versterkingsgebied: Mensen die wonen in het versterkingsgebied krijgen 100% van de isolatie- en ventilatiekosten
vergoed (m.u.v. particuliere verhuurders). Tot een maximum van € 40.000. Hieronder
vallen ook:
– woningen die voldoen aan de veiligheidsnorm;
– woningen die nog voor lichte versterking in aanmerking komen;
– wijken en buurten eromheen, waar meer dan 30% van de woningen binnen de versterkingsoperatie
vallen
Bewoners in de gemeenten die maximaal 140% van het sociaal minimum verdienen: Hieronder vallen alle mensen met dit inkomen in de provincie Groningen en 3 gemeenten
in Noord-Drenthe (Aa en Hunze, Noordenveld en Tynaarlo). Zij krijgen 100% van de isolatie-
en ventilatiekosten vergoed, tot een maximum van € 40.000.
Bewoners in de rest van de provincie Groningen en 3 gemeenten in Noord-Drenthe: Deze groep mensen krijgt 50% subsidie voor isolatie- en ventilatiekosten, tot een
maximum van € 20.000. Dit is inclusief de ISDE, SVOH en SVVE-subsidie.
Woningcorporaties: Er is met de woningcorporaties afgesproken dat een bedrag van € 222 mln. wordt gereserveerd
voor een bijdrage aan de verdergaande isolatie- en ventilatiekosten van de sociale
huurwoningen, boven op de Nationale Prestatie Afspraken.
Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) is de uitvoerder van de regeling, welke
tot eind april in voorhangprocedure bij de Tweede Kamer is geweest. Hierna zal de
regeling in werking treden voor middelen die eerder voor dit doel aan de begroting
van Hoofdstuk XXII zijn toegevoegd. Na goedkeuring door de beide Kamers met de in
de 1e suppletoire begroting 2025 opgenomen aanvullende middelen zal de regeling worden
gewijzigd. Vanaf juni 2025 is het mogelijk voor woningeigenaren die sinds 25 april
2023 al verduurzaamd hebben, subsidie met terugwerkende kracht aan te vragen. Vanaf
september 2025 opent het reguliere subsidieloket. Hierin zal met een postcodefasering
gewerkt worden, waarbij gedurende 12 maanden het loket gefaseerd opengesteld wordt.
3A. Financiële gevolgen voor het Rijk
In totaal is er € 1,65 mld. gereserveerd voor de verduurzamingsaanpak en uitvoeringsstructuur
in Groningen en Noord-Drenthe. Hiervan is € 1,5 mld. beschikbaar voor de isolatiemaatregelen
en € 150 mln. voor de uitvoeringkosten.
Om met de opzet van de uitvoering(structuur) reeds te starten in 2025 is er al eerder
€ 150 mln. voor de uitvoeringskosten en subsidiemaatregelen beschikbaar gesteld en
overgeboekt naar de begroting van VRO.
Via de 1e suppletoire begroting 2025 komt er voor de verduurzamingsaanpak Groningen
en Noord-Drenthe in totaal € 910 mln. aanvullend beschikbaar op de begroting van VRO
voor de periode 2025 tot en met 2030.
Budget
(€ mln.)
totaal
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Verduurzamingsaanpak Nij Begun maatregel 29
910
179
185,1
194,7
118
117,2
116
Daarnaast wordt er in de 1e suppletoire begroting 2025 € 60 mln. overgeheveld van
de Aanvullende Post naar de begroting van BZK voor de woningen met lichte versterkingsaanpak
door het NCG.
Het restant, € 530 mln. over de periode 2031 -2035 blijft gereserveerd op de aanvullende
post van het Ministerie van Financiën.
ISDE
Voor maatregel 29 van Nij Begun wordt ook isolatiebudget van ISDE door het Ministerie
van Klimaat en Groene Groei beschikbaar gesteld. Voor de jaren 2025 tot en met 2030
gaat dit in totaal om € 127,5 mln. Een deel van dit overeengekomen budget is via de
1e suppletoire begroting overgeheveld (respectievelijk € 16,5 mln. in 2025 en € 23 mln.
in 2026).
3B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
Maatschappelijke organisaties worden nauwgezet betrokken bij de uitwerking en uitvoering
van de verduurzamingsaanpak in de regio, mede door gebruik te maken van de regionale
samenwerkingsverbanden die al zijn opgetuigd voor bijvoorbeeld de Nationale Isolatieaanpak.
Ook organisaties als de Groninger Bodem Beweging en het Gasberaad zijn betrokken in
een klankbordgroep.
4. Nagestreefde doeltreffendheid
De doelgroep van de aanpak zijn alle woningeigenaren van alle gemeenten in de provincie
Groningen en de genoemde gemeenten in Noord-Drenthe. De verduurzamingsaanpak wordt
in nauwe samenwerking tussen Rijk en regio uitgewerkt en ontwikkeld. Daarbij worden
ook andere belangrijke stakeholders betrokken, zoals bijvoorbeeld bewoners(vertegenwoordigers),
woningcoöperaties, de Nationaal Coördinator Groningen en het programma Verbouwstromen.
Door in gezamenlijkheid met maatschappelijke organisaties en lokale overheden over
te gaan op de uitvoering van de verduurzamingsstimulering, wordt ervoor gezorgd dat
er geen onverklaarbare verschillen ontstaan en daarmee de hele regio geïsoleerd kan
worden gemaakt. Op deze manier wordt gehoor gegeven aan het inlossen van de ereschuld
jegens Groningen en Noord-Drenthe, omdat daarmee deze regio een toekomstbestendige
energievoorziening en een lagere energierekening realiseert.
5. Nagestreefde doelmatigheid
De verduurzamingsaanpak is doelmatig en effectief doordat bewoners actief worden ontzorgd
en ondersteund. Daarmee wordt het deelnemingspercentage vergroot, wat weer op haar
beurt bijdraagt aan een versnelling van de doelrealisatie. Daarnaast is de verwachting
dat de ondersteuning bijdraagt aan het gerichter en zelfstandiger stappen zetten door
bewoners in het verduurzamingsproces wat bijdraagt aan een soepeler verloop van de
uitvoering en onnodige vertragingen of eventueel herhaalwerk kan voorkomen. De belangrijkste
uitwerking daarvan is de gebiedsgericht, lokale deur-tot-deur aanpak voor bewoners,
waarbij de mogelijkheid bestaat om individueel aan de slag te gaan.
Daarmee is er voor zelfredzame bewoners die niet mee willen doen met de collectieve
aanpak eveneens ondersteuning vanuit de regeling, zodat de lokale uitvoeringscapaciteit
niet onnodig belast wordt. Over de mate waarop individuele verduurzaming in relatie
tot collectieve verduurzaming nodig is, wordt op dit moment in de opschalingsaanpak
nagedacht.
De communicatie over en het stimuleren van isolatie zal via verschillende manieren
plaats vinden. Hierdoor is de kans groter dat alle doelgroepen daadwerkelijk worden
bereikt en geactiveerd. Gemeenten hebben vanuit de regierol in de warmtetransitie
een centrale rol en zij kennen de wijken en bewoners. De gemeenschappelijk aanpak
via een (gemeenschappelijk) uitvoeringsorganisatie zorgt ervoor dat gemeenten ontzorgd
worden. Hoe huurders en woningcorporaties hierbij betrokken worden, wordt op dit moment
– ook met het oog op de huidige afspraken en staatsteunregels – verder met de regio
uitgewerkt.
6. Evaluatieparagraaf
In de Staat van Groningen wordt jaarlijks over alle maatregelen gerapporteerd, waaronder
ook maatregel 29. Er wordt ook een aparte monitoring in samenwerking met de gemeenten
opgesteld. Er zal in ieder geval gemonitord worden hoeveel woningen jaarlijks geïsoleerd
worden, welke maatregelen genomen worden, tot welk niveau geïsoleerd wordt en hoe
zich dit verhoudt tot de doelstelling. Daarnaast wordt gemonitord hoe de aanvragen
en uitvoering van de subsidie aansluit bij de ramingen die gemaakt zijn in dit bestedingsplan,
of de jaarlijkse bedragen aansluiten bij de praktijk. De regeling zal vijf jaar na
inwerkingtreding door een worden geëvalueerd. Tevens zal gemonitord worden door SNN
en wordt periodiek door het Ministerie van VRO over de uitvoering, het tempo hiervan,
etc. geëvalueerd.
2. Invoeringskosten Omgevingswet
Beleidskeuzes uitgelegd
1. Doel(en)
Naar aanleiding van het Integraal Financieel beeld (IFB2021) en het KPMG rapport uit
2021 (onderzoek transitiekosten Omgevingswet) heeft het kabinet besloten om middelen
vanuit het Rijk ter beschikking te stellen als bijdrage in de transitiekosten van
bevoegd gezagen om de invoering van de Omgevingswet niet in gevaar te laten komen.
Deze middelen kunnen ingezet worden ten behoeve van activiteiten voor het (leren)
werken met de Omgevingswet door de gemeenten. Met het uitkeren van deze middelen kunnen
de ontvangende partijen in hun transitie ervoor zorgdragen dat ze aangesloten, geoefend
en ingeregeld zijn en voldoen aan de in de Omgevingswet gestelde eisen. De overeengekomen
overgangstermijn voor gemeentelijke omgevingsplannen loopt tot 1 januari 2032.
2. Beleidsinstrument(en)
• De middelen worden via het Gemeentefonds ter beschikking gesteld aan gemeenten in
de meicirculaire 2025.
• Interbestuurlijk is een zorgvuldig monitoringsproces overeengekomen. Afgesproken is
eerst de transitiekosten te evalueren. Dit rapport is medio april met de beide Kamers
gedeeld tezamen met de Nulmeting van de structurele taken (Kamerstuk 33 118, nr. 292). Vervolgens zullen twee integrale financiele evaluaties worden opgeleverd na één
en vijf jaar inwerkingtreding van de Omgevingswet.
• Met de evaluaties wordt stilgestaan bij de vraag of wordt voldaan aan het uitgangspunt
dat overheden financieel niet beter hoeven te worden van de Omgevingswet, maar er
ook niet op achteruit hoeven te gaan.
• Interbestuurlijk zijn partijen in overleg over scherpere sturing op de financiën.
3A. Financiële gevolgen voor het Rijk
Deze middelen waren gereserveerd op de aanvullende post. Het betreft een totaal bedrag
van € 80,7 mln. in 2025.
3B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
De financiele gevolgen van de invoering van de Omgevingswet voor de maatschappij zijn
aanzienlijk.
Bij het beoordelen van alle financiële effecten van de Omgevingswet voor bevoegde
gezagen is het belangrijk om de bedoeling in ogenschouw te houden, dat burgers en
bedrijven meer mogelijkheden krijgen. Zoals in het Integraal Financieel Beeld 2021
staat, kan de Omgevingswet relatief grote positieve effecten veroorzaken. In de meest
vergaande variant (2a) is destijds het financieel effect van de Omgevingswet voor
overheden, burgers en bedrijven op een structurele besparing van ongeveer € 1,5 mld.
(prijspeil 2022) geraamd. De realisatie daarvan is afhankelijk van de keuzes die bevoegde
gezagen maken bij de invulling van hun decentrale beleidsruimte in het stelsel van
de Omgevingswet.
De transitiekosten voor de invoering van de Omgevingswet, die door bevoegde gezagen
worden gemaakt ter grootte van eenmalig € 2 tot 3 mld., zijn in absolute zin zeer
omvangrijk. Overheden hebben deze budgetten de afgelopen jaren uit lopende exploitaties
vrij moeten maken, terwijl er ook vele andere prioriteiten waren. Het is goed deze
transitiekosten van € 2 tot 3 mld. voor de invoering van de Omgevingswet in het perspectief
van de verwachte maatschappelijk besparing voor overheden, burgers en bedrijven van
structureel € 1,5 mld. per jaar te plaatsen.
4. Nagestreefde doeltreffendheid
De doeltreffendheid is geborgd via de financiele evaluaties conform de interbestuurlijke
afspraken. De onderzoeken worden door onafhankelijke adviseurs uitgevoerd en de resultaten
zullen worden gedeeld met het Ministerie van Financiën. Met het bekend worden van
de onderzoeksresultaten zal ook gekeken worden of meer concrete afspraken gemaakt
kunnen worden ten aanzien van de doeltreffendheid.
5. Nagestreefde doelmatigheid
De doelmatigheid is geborgd via de financiele evaluaties conform de interbestuurlijke
afspraken. De onderzoeken worden door onafhankelijke adviseurs uitgevoerd worden en
de resultaten zullen worden gedeeld met het Ministerie van Financiën. Met het bekend
worden van de onderzoeksresultaten zal ook gekeken worden of meer concrete afspraken
gemaakt kunnen worden ten aanzien van de doelmatigheid.
6. Evaluatieparagraaf
Het geactualiseerde Integraal financieel beeld 2023 was gebaseerd op ramingen en bevatte
om die reden nog veel onzekerheden. Vervolgens is gestart met een zorgvuldig monitoringproces.
Rijk en koepels hebben afgesproken de transitiekosten te evalueren na inwerkingtreding
van de Omgevingswet en twee integrale financiële evaluaties uit te voeren na één en
vijf jaar inwerkingtreding van de Omgevingswet. In april is een onderzoek naar de
actualisatie van de transitiekosten Omgevingswet gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstuk
33 118, nr. 292).)
3. Boodschappenbonus door verhoging huurtoeslag
Beleidskeuzes uitgelegd
1. Doel(en)
Deze maatregel beoogd de inkomenspositie van huishoudens met de laagste inkomens te
verbeteren middels een tijdelijke tegemoetkoming voor de gestegen kosten van levensonderhoud
in 2026.
2. Beleidsinstrument(en)
De huurtoeslag bereikt een groot deel van de huishoudens binnen de laagste inkomensgroepen.
Deze huishoudens worden relatief gezien het hardst getroffen door de gestegen kosten
van levensonderhoud. In 2023 en 2024 is de huurtoeslag ook al eens ingezet voor een
algemene koopkrachtverbetering voor de laagste inkomens. Een verlaging van de eigen
bijdrage in de huurtoeslag is voor huurders de meest begrijpelijke manier om de huurtoeslag
voor de hele huurtoeslagpopulatie te verhogen. Met de beschikbaar gestelde middelen
uit de voorjaarsnota zal de eigen bijdrage in 2026 worden verlaagd met € 50 per maand.
3.A. Financiële gevolgen voor het Rijk
In de voorjaarsnota is € 1 miljard gereserveerd. Hiervan wordt € 83 miljoen uitgegeven
in december 2025, vanwege de voorschotbetaling voor januari 2026 en € 917 miljoen
in 2026. Bijkomende uitvoeringskosten worden ook betaald uit deze middelen.
3B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren
4. Nagestreefde doeltreffendheid
De huurtoeslag is een sterk gerichte inkomensafhankelijke regeling en wordt geëvalueerd
als doeltreffend. Het bereikt in principe alleen de huishoudens die het meest behoefte
hebben aan een tegemoetkoming voor de gestegen kosten van levensonderhoud. Circa 1,6
miljoen huishoudens ontvangen huurtoeslag. De huurtoeslag heeft geen harde inkomensgrenzen.
Het inkomensbereik loopt tot huishoudinkomen van circa € 45 duizend voor eenpersoonshuishouden
en circa € 58 duizend voor meerpersoonshuishoudens. Niet-gebruik van de huurtoeslag
doet enigszins af aan deze doeltreffendheid.
Daarnaast is de huurtoeslag echter alleen toegankelijk voor huishoudens die woonachtig
zijn in een zelfstandige huurwoning. Huishoudens met een laag inkomen woonachtig in
een koopwoning of onzelfstandige huurwoning worden niet bereikt terwijl ook zij geconfronteerd
worden met de gestegen kosten van levensonderhoud.
5. Nagestreefde doelmatigheid
De beschikbaar gestelde middelen komen vrijwel volledig terecht bij huurtoeslagontvangers.
Het betreft een incidentele verhoging van de huurtoeslag in 2026, de daarop volgende
verlaging van de huurtoeslag in 2027 zal leiden tot onduidelijkheid bij huurtoeslagontvangers
en dus meer vragen/klantcontact/communicatie voor de uitvoering.
Daarnaast zullen circa 25.000 extra huishoudens recht krijgen op huurtoeslag als gevolg
van deze verruiming. In 2027 zal dit recht in de meeste gevallen weer vervallen.
Dit vraagt extra capaciteit van Dienst Toeslagen, de bijkomende kosten worden gedekt
uit de beschikbaar gestelde middelen.
6. Evaluatieparagraaf
De boodschappenbonus wordt niet afzonderlijk geëvalueerd, maar de evaluatie wordt
betrokken in de reguliere evaluatie van de (Wet op de) huurtoeslag in de volgende
Periodieke Rapportage (voorheen beleidsdoorlichting) over de Woningmarkt. Deze staat
gepland in 2027.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Indieners
-
Indiener
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening