Brief regering : Voortgang ouderenhuisvesting
29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid
Nr. 151
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING EN VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2025
Door heel het land wordt er op landelijk, regionaal en lokaal niveau door overheden,
corporaties, zorgaanbieders, zorgkantoren, ontwikkelaars, (institutionele) beleggers
en (vertegenwoordigers van) ouderen zelf gewerkt aan de huisvestings- en zorgopgave
voor ouderen. In het regeerprogramma hebben we aangegeven dat we vanuit het Ministerie
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (VWS) inzetten op de bouw van 290.000 geschikte woningen voor ouderen
tot en met 2030 met voldoende geclusterde en zorggeschikte woningen. Het kabinet heeft
hier ook middelen voor beschikbaar gesteld.
Daarnaast onderzoeken we ook de herintroductie van verzorgingshuizen. Sinds het stoppen
van de financiering van de verzorgingshuizen in 2013 en 2014, zijn er geluiden dat
we een woonvorm missen voor ouderen met een sterk verminderde regie over het dagelijks
leven (meestal veroorzaakt door een vorm van dementie), maar voor wie een verpleeghuisplek
nog niet aan de orde is. Het kabinet heeft € 600 mln. (structureel) vrijgemaakt voor
betere ouderenzorg, onder meer voor de terugkeer van de verzorgingshuizen nieuwe stijl
met toezicht in de nacht.
Via deze voortgangsbrief informeren we u over de ontwikkelingen ten aanzien van ouderenhuisvesting
sinds het aantreden van dit kabinet. In samenwerking met verschillende partijen zijn
er veel acties in gang gezet om te komen tot voldoende passende woningen voor ouderen.
De belangrijkste ontwikkelingen zijn dat;
− in alle woondealregio’s wordt nu verder gewerkt aan het omzetten van de opgave ouderenhuisvesting
in concrete plannen;
− er stevig wordt ingezet op de sturing op de opgave ouderenhuisvesting via het Besluit
bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het wetsvoorstel Versterking Regie Volkshuisvesting;
− het onderzoek naar verzorgingshuizen wordt uitgevoerd;
− de stimuleringsregeling zorggeschikte woningen naar verwachting half mei voor de tweede
tranche wordt opengesteld; en
− er flinke stappen worden gezet om meer zicht te krijgen op de planning en realisatie
van woningen voor ouderen.
Hoewel we zien dat de opgave van de grond komt, weten we ook dat deze opgave nog een
extra impuls nodig heeft. Bij de extra impuls die dit kabinet op dit onderwerp geeft,
bouwen we voort op de stappen die we op de Woontop (van 11 december 2024) hebben gezet.
Op de Woontop hebben we afspraken gemaakt met IPO, VNG, Aedes, Vereniging Eigen Huis,
WoningBouwersNL, IVBN, NEPROM, Bouwend Nederland, NVM, Platform SOI, en NCB. Er wordt
een aanpak uitgewerkt voor schaalvergroting en versnelling in de realisatie van circa
290.000 woningen geschikt voor ouderen tot en met 2030.1 Deze afspraken sluiten aan bij de afspraken die worden gemaakt in het Aanvullend
Zorg en Welzijnsakkoord en het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg. Momenteel wordt de
laatste hand gelegd aan het hoofdlijnenakkoord ouderenzorg, waarbij ook een verbinding
wordt gelegd tussen de ondersteuning en zorg voor ouderen en de woonsituatie.
In deze brief behandelen we de uiteenlopende ontwikkelingen op het gebied van wonen
en zorg voor ouderen, waarbij het belangrijk is te realiseren dat veel ontwikkelingen
met elkaar samenhangen en elkaar ook beïnvloeden. Zo is het versnellen van de woningbouwopgave
voor ouderen onlosmakelijk verbonden met de stimulering van verschillende woonvormen
van ouderen, die zowel in de nieuwbouw als bestaande bouw een plek moeten krijgen.
Daar horen dan ook verschillende, met elkaar verwante, stimuleringsregelingen bij.
Omdat het ook belangrijk is waar die nieuwe woonvormen staan, richten we ons ook op
het verbeteren van de leefomgeving waarin ouderen wonen. Die omgeving moet gericht
zijn op ontmoeten en bewegen zodat ouderen vitaal kunnen blijven en onderdeel blijven
uitmaken van de samenleving. Wij achten het daarbij ook van belang dat ons beleid
stimuleert dat ouderen passend wonen en doorstromen op momenten dat dit nodig is en
hier voortijdig over nadenken. Tot slot is bij deze gehele opgave de monitoring een
uitdaging gebleken, omdat lang niet voor alles waar we ons in het beleid op zijn gaan
richten al goede data beschikbaar waren. De stappen die daarin zijn gezet beschrijven
we ook. Wij zullen u langs de bovenbeschreven lijn in deze brief meenemen.
Sturen op de opgave ouderenhuisvesting
We sturen op de realisatie van woningen voor ouderen door deze opgave een plek te
geven in de regionale bouwopgaves, in landelijke wetgeving en afspraken, en door het
(financieel) stimuleren van de realisatie van woningen voor ouderen.
Regionale bouwopgave ouderenhuisvesting
Sinds eind 2022 hebben we ons vanuit het Rijk samen met medeoverheden, corporaties,
zorgpartijen en ontwikkelaars ingezet om invulling te geven aan de woondealafspraken
op het gebied van ouderenhuisvesting. Het Aanjaagteam Wonen, Welzijn, Zorg voor Ouderen,
en het Expertteam Huisvesting Aandachtsgroepen hebben hieraan ook een belangrijke
bijdrage geleverd, onder andere door lokale partijen te ondersteunen bij het in kaart
brengen, uitwerken en invullen van de woon-zorgopgave voor ouderen en andere aandachtsgroepen,
en het vaststellen van de bouwopgave voor ouderen tot en met 2030 op regionaal en
lokaal niveau.
Inmiddels hebben alle regio’s woondealafspraken over de bouwopgave voor ouderen vastgelegd
in afsprakenkaders.2 Hiermee is voor elke gemeente duidelijk hoe groot de opgave tot en met 2030 is voor
woningen die geschikt zijn voor ouderen. De opgave betreft woningen in alle segmenten
en deze woningen zullen in zowel de bestaande voorraad als de nieuwbouw gerealiseerd
worden. Deze regionale afspraken over ouderenhuisvesting zullen aan de woondeals worden
toegevoegd.
De som van alle regionale woondealafspraken (288.000) zit heel dicht aan tegen de
opgave van circa 290.000 woningen geschikt voor ouderen tot en met 2030 die bij de
start van het programma Wonen en zorg voor ouderen is vastgesteld. Dit zit heel dicht
aan tegen de opgave die bij de start van het programma Wonen en zorg voor ouderen
landelijk is vastgesteld. Nu de opgave lokaal bekend is, moeten de woningen geschikt
voor ouderen een stevigere plek krijgen in de planvorming, nieuwbouwrealisatie en
benutting van bestaande gebouwen dan nu het geval is. Daarover zijn op de Woontop
dan ook afspraken gemaakt.
De vervolgstap waar de Minister van VRO nu samen met provincies, regio’s en gemeenten
aan werkt is dat deze opgave via concrete plannen wordt gerealiseerd. Hiervoor wordt
samen met provincies en gemeenten een stappenplan uitgewerkt, dat nodig is om te komen
van de opgave tot haalbare plannen en realisaties. Borging van deze stappen vindt
plaats via de volkshuisvestingsprogramma’s die zijn voorzien in het wetsvoorstel Versterking
regie volkshuisvesting. Door het uitwerken van dit stappenplan geven we samen met de provincies en gemeenten invulling aan de Woontopafspraak
om tot een regionale aanpak te komen om tot dekkende plancapaciteit te komen.
Om gemeenten en provincies handvatten te geven bij het invulling geven aan het stappenplan,
worden in de maanden mei en juni 2025 regionale bijeenkomsten georganiseerd voor experts
van gemeenten, provincies, corporaties, huurdersorganisaties en zorg- en welzijnspartijen
over de implementatie van het wetsvoorstel Regie op de volkshuisvesting, het programma
Een thuis voor iedereen en het programma Wonen en zorg voor ouderen. Daarnaast stimuleert
en verbindt het Aanjaagteam betrokken partners in alle woondealregio’s om de bestuurlijke
afspraken over ouderenhuisvesting om te zetten in ruimtelijke programmering en uitvoering.
Het Aanjaagteam agendeert thema’s die bijdragen aan realisatie van de opgave, zoals
het programmeren van ouderenhuisvesting in grote gebiedsontwikkelingsopgaven, jaagt
de betrokkenheid van marktpartijen aan en ondersteunt bij het vinden van mogelijkheden
om het financieringsvraagstuk van «koop naar koop» voor ouderen te vergemakkelijken.
Ouderenwoningen in het besluit bouwwerken leefomgeving
De afgelopen jaren hebben veel partijen aangegeven tijd kwijt te zijn met het bepalen
van de fysieke eisen die moeten worden gesteld aan een nultredenwoning of een zorggeschikte
woning. Om hier meer duidelijkheid in te verschaffen, werkt de Minister van VRO aan
een wijziging van het Bbl. In het Bbl komen landelijke bruikbaarheidseisen voor deze
woningen, die zijn afgestemd met de woon- en zorgsectoren en patiëntenorganisatie
Ieder(in). De eisen sluiten aan op de NEN 9120 voor toegankelijk bouwen. Het is niet
nodig om aparte bruikbaarheidseisen voor een geclusterde woning op te nemen, omdat
in een geclusterde woonvorm sprake zal zijn van een clustering van nultreden- en/of
zorggeschikte woningen. De Minister van VRO verwacht de betreffende wijziging van
het Bbl voor de zomer ter voorhang aan uw Kamer te sturen. Hiermee geven we invulling
aan de Woontop-afspraak om eisen voor de woningtypen voor ouderen vast te leggen in
de bouwregelgeving.
Ouderenhuisvesting in wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting
Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting en de onderliggende regelgeving
schrijft voor dat gemeenten de woonbehoefte van ouderen en andere aandachtsgroepen
in kaart brengen en daar een geschikt woningaanbod voor creëren. Gemeenten moeten
dit vastleggen in het gemeentelijk volkshuisvestings-programma en sluiten hiervoor
aan bij de categorieën woningtypen zoals die in het Bbl worden vastgelegd: de woonfuncties
nultreden en zorggeschikt, of de clustering daarvan (geclusterde woonvormen). Hierdoor
kunnen gemeenten via hun volkshuisvestingsprogramma goed sturen op de ontwikkeling
van voldoende woningen voor ouderen die passen bij hun lokale opgave, bestaande voorraad
en zorglandschap.
Woonvormen
De bouwopgave voor ouderen is naast een kwantitatieve opgave van circa 290.000 woningen,
ook een kwalitatieve opgave. Het is belangrijk om passende type woningen en woongebouwen
te ontwikkelen waar ouderen prettig kunnen wonen.
Beweging naar mix bewoners en community building
Mensen willen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, ook als eventuele beperkingen
toenemen. Partners van mensen met dementie willen vaak nog graag samen blijven, maar
niet naar een verpleeghuis verhuizen. Een geschikte woonvorm kan aan deze woonwensen
bijdragen. Woonvormen met een mix van bewoners – bewoners zonder zorgvraag, met een
lichte zorgvraag en bewoners met een zware zorgvraag – kunnen zorgen voor een veilige
en levendige omgeving, waar mensen met elkaar een gemeenschap kunnen opbouwen. Dit
zijn woonvormen waar het wonen voorop staat en niet het verlenen van de zorg, maar
waar die zorg wel verleend kan worden wanneer dat nodig is. Bij deze woonvormen wordt
gebruik gemaakt van de talenten van de bewoners, die met elkaar ook zorgen dat er
minder professionele ondersteuning en zorg nodig is. Er zijn in Nederland inmiddels
veel woonvormen op deze manier ingericht, zoals Liv Inn in Hilversum waar bewoners
gevraagd wordt wat zij willen doen voor de woongemeenschap. Ook het Ouden Huis in
Bodengraven of Living Inn in Lent zijn voorbeelden waar mensen zowel met en zonder
zware zorgvraag door elkaar wonen.
Daarnaast zijn er ook in de bestaande bouw veel mogelijkheden om reguliere appartementencomplexen
om te zetten in geclusterde woongemeenschappen met een ontmoetingsruimte, waar omkijken
naar elkaar, welzijn en zorg indien nodig geïntegreerd worden. Voorbeelden hiervan
zijn de Thuisplusflats in Rotterdam of de LangLevenThuis-flats in Amsterdam. Om ook
andere gemeenten, corporaties en zorgaanbieders hiermee op weg te helpen, heeft Platform
31 over «wonen met een plus in de bestaande bouw» een factsheet gepubliceerd.3
Deze projecten vormen mooie voorbeelden voor de partijen die de opgave ouderenhuisvesting
gaan omzetten in concrete realisatie.
Onderzoek herintroductie Verzorgingshuizen
Er mist een woonvorm voor ouderen met een sterk verminderde regie over het dagelijks
leven (meestal veroorzaakt door een vorm van dementie), maar voor wie een verpleeghuisplek
nog niet aan de orde is. Zij hebben nog geen toegang tot de Wlz en daarmee ook geen
mogelijkheid om naar een verpleeghuis te gaan. De zorgafhankelijkheid van deze groep
is vooral het gevolg van een verlies aan regie. Het gaat daarbij vooral om alleenstaande
ouderen zonder sociaal netwerk en met een aanwezige zorgvraag. Vanwege het verlies
aan regie en het ontbreken van een sociaal netwerk kan er behoefte zijn aan een beschutte
omgeving voor deze groep; een omgeving die vroeger door het verzorgingshuis werd ingevuld.
PricewaterhouseCoopers onderzoekt in opdracht van het kabinet, in een nadere doorrekening
wat de financiële meerwaarde voor de samenleving kan zijn, indien ouderen met sterk
verminderde regie kunnen verblijven in een verzorgingshuis in plaats van thuis. Zij
onderzoeken onder meer de behoefte aan deze woonvorm, de kosten van de woonvorm en
de arbeidsmarktgevolgen. Bij het scherper krijgen van de kosten van de herintroductie
van verzorgingshuizen wordt ook gekeken in hoeverre een toename van het aantal kwetsbare
mensen in verzorgingshuizen zou leiden tot een afname van kosten elders in de zorg.
Zo duidt onderzoek erop dat voor sommige mensen een latere toegang tot een beschutte
woonvorm leidt tot extra kosten in het ziekenhuis. Het verlaagt de kans op een ziekenhuisopname
binnen één jaar met negen procentpunt.4 Als alle 56.000 mensen (nieuwe instroom) een maand later zouden instromen, zouden
deze mensen in totaal 27.000 dagen langer in een ziekenhuis verblijven.5 De onderzoeksvragen zijn 20 februari met uw Kamer gedeeld.6 Daarnaast heeft de Minister van VWS ook aan de Raad van Ouderen gevraagd om te adviseren
over de behoefte aan het verzorgingshuis. Zij zullen rond de zomer met hun advies
komen. De Minister van VWS zal kort na de zomer reageren op de onderzoeksresultaten.
Industrieel en conceptueel bouwen voor ouderen
Het Netwerk Conceptueel Bouwen (NCB) is van start gegaan met het ontwikkelen van productmarktcombinaties
(PMC’s) voor de drie categorieën woonvormen geschikt voor ouderen. Het NCB is een
kennisnetwerk met als missie partijen in de woningbouw bij elkaar te brengen om de
toepassing van woningconcepten te stimuleren.
De PMC’s bestaan uit prestatie-eisen voor de woning, het woongebouw en de omgeving,
zoals toegankelijkheidsvereisten en afmetingen van liften. Hierbij wordt gebruik gemaakt
van de bruikbaarheidseisen die ook in het Bbl voorliggen. Door PMC’s te ontwikkelen
wordt conceptontwikkeling gefaciliteerd, wat kan leiden tot verbeteringen in bouwtempo,
duurzaamheid en betaalbaarheid. Het NCB verwacht dat deze PMC’s in juli a.s. zijn
afgerond. De vervolgstap is om conceptontwikkelaars uit te dagen ook daadwerkelijk
woningconcepten te ontwikkelen op basis van de prestatie-eisen. Hiervoor zal het NCB
in de loop van 2025 een challenge uitzetten, die naar verwachting zal leiden tot meerdere
concepten die invulling geven aan de woonbehoefte voor ouderen.
Dit traject wordt uitgevoerd met bouwers, ontwikkelende partijen en zorgaanbieders,
zodat ook hier domeinoverstijgend tot gezamenlijke vereisten wordt gekomen. Met NCB,
Actiz, Aedes en de VNG zal worden verkend hoe dit traject kan worden benut tot het
versnellen en faciliteren van de bouwstroom voor ouderen. Hiermee geven we invulling
aan de woontopafspraak om in te zetten op een conceptuele en industriële bouwstroom
voor woningtypen voor ouderen.
Mantelzorgwoningen
Zoals aangegeven in de brief bij de tweede nota van wijziging van het wetsvoorstel
Versterking regie volkshuisvesting7, kan het bijbouwen van een mantelzorgwoning op bestaande kavels eraan bijdragen dat
mensen zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen
als zij dat willen. De Minister van VRO werkt momenteel een regeling uit waarmee het
mogelijk wordt om vergunningsvrij een mantelzorgwoning op een achtererf bij een woning
te bouwen. In aanvulling op het eerder geconsulteerde ontwerpbesluit Versterking regie
volkshuisvesting wil de Minister van VRO deze regeling ook van toepassing laten zijn
op familieleden in de eerste graad.
Stimuleringsregelingen
Stimuleringsregeling Ontmoetingsruimten in Ouderenhuisvesting (SOO)
Het Rijk stimuleert geclusterd bouwen voor ouderen en de realisatie van ontmoetingsruimten
in geclusterde woonvormen met de Stimuleringsregeling Ontmoetingsruimten in Ouderenhuisvesting
(SOO). De SOO stelt initiatiefnemers in staat om de bouwkosten voor realisatie van
ontmoetingsruimten voor ouderen te dekken. Er zijn in 2022 en 2023 twee tranches geweest
die tezamen een bijdrage hebben geleverd aan ongeveer 19.000 woningen met een ontmoetingsruimte.
Voor de derde tranche van de SOO die sinds oktober 2024 opengesteld is, is door de
Ministeries van VRO en VWS voor 2024 en 2025 een bedrag van 23 miljoen euro beschikbaar
gesteld. Daarvan is eind maart 2025 ongeveer voor 99 projecten een aanvraag ingediend
voor een totaal van ongeveer 14 miljoen euro.
Evaluatie en aankondiging nieuwe openstelling SZGW
De Stimuleringsregeling zorggeschikte woningen (SZGW) heeft tot doel een deel van
de extra onrendabele top in het sociale huursegment voor het realiseren van zorggeschikte
woningen te compenseren en daarmee een stimulans te geven aan de bouw van deze woningen.
Voor de SZGW is in de periode 2023 t/m 2026 in totaal 312 miljoen euro beschikbaar
om verplichtingen aan te gaan (de feitelijke kasuitgaven kunnen ook in latere jaren
plaatsvinden). In de eerste ronde van de Stimuleringsregeling, die op 31 oktober 2024
is gesloten, was 75 miljoen euro beschikbaar. In de eerste ronde is voor 96,7 miljoen
euro subsidie aangevraagd voor 6.482 zorggeschikte woningen, waarvan 5.089 (79%) zijn
bestemd voor cliënten met een Wlz-indicatie.
Op basis van een korte evaluatie, aangevuld met ervaringen uit de eerste ronde, zal
deze regeling zo spoedig mogelijk – naar verwachting in mei 2025 – in aangepaste vorm
opnieuw open worden gesteld. Bij die nieuwe openstelling zal uitvoering worden gegeven
aan de motie Westerveld door de regeling ook open te stellen voor het realiseren van
zorggeschikte betaalbare woningen voor ouderen met een verstandelijke beperking.8 Daarnaast zal de regeling ook open worden gesteld voor ouderen boven de 50 jaar met
een indicatie voor ZG-visueel. Aansluitend bij de gewenste toename van woonvormen
met een community worden enkele wijzigingen doorgevoerd die de totstandkoming van
«mix»-complexen stimuleren. Dit wordt gedaan onder andere door het minimumpercentage
Wlz-bewoners dat bij aanvang in het complex moet wonen te verlagen (dit percentage
was in de eerste ronde van de regeling 30%) en de bedragen voor woningen waar bij
aanvang nog geen Wlz-cliënt in woont iets te verhogen.
Onderzoek nieuw financieel instrumentarium en inzet realisatiestimulans
In het regeerprogramma is aangegeven dat het kabinet extra middelen beschikbaar stelt
voor de realisatie van geclusterde en zorggeschikte woningen. Bij de Woontop is afgesproken
dat hiervoor nieuw financieel instrumentarium vanaf 2026 wordt onderzocht, rekening
houdend met de nieuwe realisatiestimulans en de bestaande stimuleringsregelingen voor
ontmoetingsruimten (SOO) en voor zorggeschikte woningen (SZGW). Naar verwachting ontvangt
uw Kamer voor de zomer van 2025 een brief waarin de verschillende financiële regelingen
voor woningbouw worden toegelicht.
Stimuleringsregeling wonen en zorg, en revolverend fonds coöperatieve woningen
De Stimuleringsregeling wonen en zorg is erop gericht om de financiering van nieuwe
wooninitiatieven voor ouderen makkelijker te maken voor bewonersinitiatieven en sociale
ondernemers. De regeling eindigde per april 2024 en bestond uit drie onderdelen: een
subsidie voor de initiatieffase, een lening voor de planontwikkelfase en een borging
van een deel van de lening voor de bouwfase.
De Minister van VWS heeft op 5 december 2024 de voorgenomen wijziging van de stimuleringsregeling
naar uw Kamer gestuurd.9 Hierin zat het voorstel om de initiatieffase voort te zetten in 2025. Uw Kamer heeft
onder andere hierover eerder vragen gesteld naar aanleiding van de voorgenomen wijziging
van de stimuleringsregeling. Deze heeft de Minister van VWS 3 april jl. beantwoord.10
Daarnaast verkent de Minister van VWS of voor de planontwikkel- en bouwfase kan worden
aangesloten bij het nieuw op te richten revolverend fonds voor coöperatieve woningen.
Er is een groeiende interesse in coöperatieve woonvormen bij zowel Rijk, provincies
en gemeenten, en bewoners. Coöperatief wonen is een oplossing voor mensen die een
gezamenlijke woonwens willen realiseren en draagt bij aan betaalbaar wonen, leefbaarheid
van wijken en buurten en gemeenschapsvorming met ondersteuning en zorg voor elkaar.
Deze vormen komen nog te weinig van de grond. Het lukt initiatieven veelal niet om
de financiering rond te krijgen. Het kabinet wil juridische en financiële belemmeringen
voor coöperatief wonen wegnemen. Op verzoek van de Tweede Kamer wordt een revolverend
fonds11 opgericht om initiatieven vanuit bewoners en maatschappelijk ondernemers te financieren.
Dit voorjaar zal een keuze gemaakt worden voor een uitvoerder van het fonds. Deze
ontvangt een subsidie om het fonds uit te voeren. Naar verwachting zal het fonds in
2026 operationeel worden. Voor de zomer van 2025 wordt de Kamer hierover geïnformeerd.
Leefomgeving
De woon- en leefomgeving beïnvloedt in hoeverre mensen worden uitgenodigd om te bewegen,
naar elkaar om te zien en voor elkaar te zorgen. Dit kan betrekking hebben op het
woongebouw, de buurt of de wijk. Mensen willen doorgaans best iets voor elkaar doen
als ze zich verbonden voelen met de buurt waarin ze leven. Deze verbinding kan al
worden gestimuleerd met een vluchtige ontmoeting tussen buren. De inrichting van een
gebouw heeft bijvoorbeeld effect op het naar elkaar omzien en voor elkaar zorgen.
Zo zorgt een extra brede galerij waar mensen een bankje kunnen neerzetten voor meer
ontmoeting tussen buren. Ook het ontwerp van de tuin en de architectuur van een gebouw
bepalen of mensen elkaar toevallig tegenkomen en er daarbij een natuurlijk moment
ontstaat voor een praatje (zie ook de handreiking «ontwerp voor ontmoeten» van Platform
31).12
Door middel van de Platform ZorgSaamWonen Award wordt aandacht gevraagd voor de wijze
waarop ontmoetingen kunnen worden gestimuleerd. De winnaar van het afgelopen jaar
was «Michi-Noeki», een halte- en rustplek in de wijk waar mensen een kopje koffie
kunnen drinken en elkaar ontmoeten.13
Met kennisontwikkeling en ontwerpend onderzoek ondersteunt het Programma BuurtSaam
gemeenten en hun samenwerkingspartners waaronder ook bewonersvertegenwoordigingen
om hun doelen en plannen voor een veilige, sociale en gezonde leefomgeving te realiseren.
BuurtSaam, een initiatief van het College van Rijksbouwmeester en Rijksadviseurs (CRa),
Platform31 en het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA bewoners),
heeft in 2024 sociaal-ruimtelijke strategieën voor elf gemeenten aangescherpt. Voor
zes buurten hebben multidisciplinaire ontwerpteams veelbelovende sociaal-ruimtelijke
ontwerpvoorstellen ontwikkeld. Hiervoor werkten zij samen met gemeenten, woningcorporaties,
zorg- en welzijnsorganisaties en bewoners. De ontwerpteams hebben behoeften en wensen
opgehaald en vertaald naar een concrete aanpak om gezamenlijk toe te kunnen werken
naar een meer gezonde en sociale leefomgeving.14
In 2025 worden gebiedscoalities verder ondersteund bij het verwerken van het stimuleren
van ontmoeten en bewegen in de wijk in lokale plannen, zoals de omgevingsvisie, uitvoeringsplan
en/of de woonzorgvisie.15 Gemeenten worden daarnaast gestimuleerd om een wijkscan te maken om te bezien in
hoeverre de wijk voldoende uitnodigt tot bewegen en ontmoeten. Via ZonMw is er per
maart 2025 een subsidieregeling beschikbaar voor gemeenten om deze wijkscan samen
met bewoners te maken. Daarbij kunnen gemeenten ook het gebruik van ontmoetingsruimten
meenemen. De regeling staat nog open tot 16 oktober 2025.16 Om gemeenten te ondersteunen bij het maken van de wijkscan heeft Kennisinstituut
CROW de factsheet «Wijkscans voor ouderen» gemaakt.17 Deze geeft een overzicht van praktische tools, checklists en verdiepende informatie
die kan helpen bij het verbeteren van de leefomgeving, en bij het opstellen van plannen
om het bewegen en ontmoeten binnen de wijk te bevorderen. De focus ligt hierbij op
ouderen.
Om het langer zelfstandig wonen verder te stimuleren is het van belang dat ouderen
vanaf de voordeur geen onnodige barrières tegenkomen in de openbare ruimte, dat zij
het openbaar vervoer goed kunnen bereiken en gebruiken en dat zij ook mogelijkheden
hebben om in de buurt anderen te ontmoeten. In het najaar van 2024 is CROW het traject
gestart voor de herziening van haar richtlijn toegankelijkheid. De huidige richtlijn
gaat over zaken als looproutes, parkeren, reisinformatie en afmetingen van bushaltes.
De herziening gaat uitmonden in een digitale leidraad die verbreed is ten opzichte
van de huidige richtlijn. Het gaat dan om zowel meer inhoudelijke aspecten zoals bijvoorbeeld
verlichting als uitbreiding qua processen van beleid tot uitvoering en beheer en onderhoud.
Passend wonen en doorstroming
Om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen is het van belang dat ouderen op
tijd nadenken over hoe zij later passend kunnen blijven wonen. Misschien kan dit in
de huidige woning, of misschien maakt een verhuisstap het mogelijk om een geschikte
woning te vinden: bijvoorbeeld een nultredenwoning, een woning waar voorzieningen
dichter in de buurt zijn, een zorggeschikte woning waar zorg kan worden ontvangen
wanneer dat nodig is, of een geclusterde woonvorm waarin het makkelijker is om in
contact te komen met buren die iets voor elkaar kunnen betekenen. Daarnaast kan het
delen van een woning met anderen passen bij de wensen en behoeften van ouderen. Wanneer
ouderen ervoor kiezen om te verhuizen naar een woning die hen meer woongenot oplevert
of die beter past bij hun levensfase, ontstaat er een verhuisketen: er komt een woning
vrij waar een ander huishouden naartoe kan verhuizen, waardoor er opnieuw een woning
vrij komt. Dit heeft als positief effect dat er doorstroming op de woningmarkt op
gang komt, waardoor meer mensen kunnen verhuizen naar een voor hen geschikte woning.
Informatie over passend wonen verbeteren
In het najaar van 2024 is onder leiding van het Ministerie van VWS de grootschalige
publiekscampagne «Praat vandaag over morgen» voor een tweede keer gelanceerd via televisie,
sociale media, via wachtkamerschermen bij bijvoorbeeld huisartsen, apotheken en gezondheidscentra,
en via print en online. Voor het thema Wonen heeft de campagne als doel dat ouderen
bewust nadenken en met hun omgeving praten over of hun woning en buurt nog bij hen
past als ze ouder worden. Uit de tussenevaluatie van de campagnekomt naar voren dat
meer jonge ouderen (60–75 jaar) zich realiseren dat het van belang is om op tijd na
te denken en te praten over het wonen op latere leeftijd.18 Daarnaast vinden meer jonge ouderen het belangrijk om zich voor te bereiden op hun
volgende levensfase. Naar verwachting wordt de volgende herhaalcampagne gepubliceerd
in het derde kwartaal van 2025.
De afgelopen maanden is verder ingezet op het uitbreiden van de informatievoorziening
rondom passend wonen en doorstroming van ouderen. Zoals aangekondigd in de vorige
voortgangsbrief, heeft Platform31 in het najaar van 2024 een factsheet gepubliceerd
met handvatten voor gemeenten over het inrichten van voorlichting, informatie en advies
aan senioren over zelfstandig passend wonen.19 Ook is de factsheet Wooncoaches gepubliceerd met informatie en tips voor gemeenten,
woningcorporaties en andere organisaties over het inzetten van wooncoaches.20 In het voorjaar van 2025 heeft Platform31 de factsheet Voorrang gepubliceerd.21 Deze publicatie gaat over de mogelijkheden van gemeenten en woningcorporaties om
specifieke groepen, waaronder ouderen, met voorrang een woning aan te bieden, en het
effect hiervan op verhuisketens.
Pilot woningdelen, MKBA leefvormen AOW en onderzoek kostendelersnorm
Woningdelen kan voor een deel van de ouderen een aantrekkelijke woonvorm zijn, bijvoorbeeld
omdat het kan leiden tot meer gezelligheid, gezelschap en zelfredzaamheid, of omdat
de huidige woning als te ruim of te duur wordt ervaren. Daarnaast zorgt woningdelen
ervoor dat bestaande gebouwen beter worden benut.
In een experiment van woningcorporatie SOR (Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam),
in samenwerking met de Maaskoepel en woningcorporaties in de regio Rotterdam, wordt
de juridische, financiële en sociale haalbaarheid verkend van woningdelen voor verschillende
doelgroepen. SOR richt zich hierbij op de doelgroep ouderen, aangezien de corporatie
alleen aan ouderen verhuurt. Bij SOR worden zittende huurders bevraagd naar hun wens
om te participeren in de pilot woningdelen, waarvoor SOR circa 10 woningen beschikbaar
stelt voor in totaal 20 deelnemers. De planning is om de pilot in 2025 af te ronden.
Afhankelijk van de uitkomsten van de pilot wordt bekeken hoe hier vervolg aan wordt
gegeven.
Financiële drempels kunnen een belemmering vormen voor mensen om een woning te delen.
Zoals aangegeven in het regeerprogramma laat het kabinet in dit kader onderzoeken
uitvoeren met betrekking tot de AOW en de kostendelersnorm in de sociale zekerheidswetten.
Het Ministerie van SZW laat een maatschappelijke kosten en batenanalyse (MKBA) uitvoeren
naar de leefvormensystematiek in de AOW. Hierbij wordt onder andere onderzocht in
hoeverre de systematiek van de AOW samenhangt met de keuze van alleenstaande ouderen
om te gaan samenwonen met bijvoorbeeld een vriend of familielid of om mantelzorg te
verlenen. Met dit onderzoek wordt ook in kaart gebracht wat de maatschappelijke kosten
en baten zijn van de huidige systematiek van de AOW (waarbij alleenstaanden 70% van
het wettelijk minimumloon ontvangen, en gehuwden en samenwonenden 50%). Daarnaast
worden de maatschappelijke kosten en baten van twee beleidsvarianten onderzocht: individualisering
van de AOW en een objectief partnerbegrip in de AOW. Naar verwachting wordt het onderzoek
voor de zomer van 2025 gepubliceerd.
Daarnaast laat het Ministerie van VRO, in nauwe samenwerking met het Ministerie van
SZW, een verkenning uitvoeren naar de sociale zekerheidswetten met een kostendelersnorm
(o.a. de Participatiewet, Algemene nabestaandenwet en Toeslagenwet), waarbij wordt
onderzocht in hoeverre de kostendelersnorm een belemmering vormt voor mensen om een
woning te delen. In de verkenning wordt onderzocht welke opties er zijn om de kostendelersnorm
aan te passen, dan wel af te schaffen, en welke effecten deze opties hebben op woningdelen.
De resultaten van de verkenning worden begin 2026 verwacht.
Onderzoek verhuizen en verhuisketens
Wanneer een huishouden verhuist en een lege woning achterlaat, komt er een verhuisketen
op gang. Bijvoorbeeld wanneer een oudere verhuist vanuit een eengezinswoning naar
een appartement, en er vervolgens een gezin kan verhuizen naar de eengezinswoning
die vrij komt, en een stel naar de vrijkomende starterswoning die het gezin achterlaat.
In opdracht van het Ministerie van VRO voert ABF Research een onderzoek uit naar verhuisketens.
Hierbij wordt onderzocht welke kenmerken van de woning en van de leefomgeving de doorslag
geven voor mensen om daadwerkelijk te verhuizen. Het onderzoek gaat onder andere in
op de doelgroep ouderen. Naar verwachting wordt het onderzoek voor de zomer van 2025
gepubliceerd. Daarnaast is op 10 april jl. het nieuwe WoON-onderzoek gepubliceerd.
Hierin staan cijfers opgenomen over verhuiswensen, verhuisgedrag en doorstroming van
ouderen.22
In de vorige voortgangsbrief van het programma Wonen en zorg voor ouderen werd de
publicatie van een kwalitatief onderzoek aangekondigd naar de ervaringen met het verhuisproces
van ouderen die reeds verhuisd zijn.23 Dit onderzoek is stopgezet, omdat het zeer lastig bleek om een voldoende grote representatieve
groep van ouderen te vinden, waaronder ouderen met dementie, om betrouwbare resultaten
te krijgen. Momenteel wordt verkend hoe een verdiepend onderzoek zicht kan geven in
de ervaringen van ouderen met betrekking tot verhuizen.
Monitoringsplan wonen en zorg voor ouderen
Het is belangrijk om de planvorming en realisatie van woningen geschikt voor ouderen
te monitoren. Via de interactieve kaart «Nederland staat niet stil» laat het Aanjaagteam Wonen, Welzijn en Zorg voor ouderen zien welke vernieuwende
woonzorgconcepten er al zijn die bijdragen aan de totstandkoming van zorgzame gemeenschappen,
zonder de pretentie te hebben dat dit een volledig dekkend beeld van alle ontwikkelingen
geeft.
Om de planvorming en realisatie van woningen geschikt voor ouderen te kunnen monitoren,
wordt er sinds 2023 gewerkt aan een monitoringsplan. Hierbij is het noodzakelijk gebleken
om gebruik te maken van verschillende bestaande en nieuwe databronnen om een zo volledig
mogelijk beeld van de voortgang te krijgen. Eén integrale landsdekkende databron voor
alle woonvormen en doelstellingen is niet mogelijk. De huidige opzet van de monitor
maakt daarom gebruik van vijf monitoringsroutes.
1. Registerbestanden realisaties (CBS)
Het CBS heeft de afgelopen periode gewerkt aan een haalbaarheidsonderzoek om op basis
van de beschikbare bronnen de kenmerken van de drie woningtypes (nultreden, geclusterd
en zorggeschikt) af te leiden uit de registratiebestanden. Tijdens dit onderzoek is
specifiek gekeken naar hoeveel van deze woningen aan de voorraad worden toegevoegd,
met de wens om deze ontwikkelingen de komende jaren te kunnen volgen. Naar verwachting
wordt het haalbaarheidsonderzoek in mei 2025 gepubliceerd.
Zoals ook vermeld in de vorige voortgangsbrief van het programma hebben we reeds zicht
op de realisatie van nultredenwoningen.24 Het CBS houdt namelijk de veranderingen in de woningvoorraad bij. Een groot deel
van de nieuwgebouwde meergezinswoningen zal voldoen aan de definitie van nultredenwoningen
(zolang de woning niet over meerdere verdiepingen is verdeeld, en zonder trap te lopen
toegankelijk is). In zowel 2022 als 2023 is de voorraad netto toegenomen met ruim
30.000 meergezinswoningen die naar waarschijnlijkheid enkel één verdieping tellen.
Dit is een indicatieve benadering, maar geeft richting aan het aantal nultredenwoningen
dat wordt toegevoegd aan de woningvoorraad.25
2. Plancapaciteit Landelijke Monitor Voortgang Woningbouw
Naast de realisaties is zicht op de plancapaciteit ook relevant, omdat hiermee inzicht
verkregen kan worden in de mate waarin de woningtypen voor ouderen de komende jaren
in de bouwprogrammering voorkomen. De plannen van de drie woningtypes geschikt voor
ouderen worden via verschillende kanalen uitgevraagd. Zo wordt er middels de Landelijke
Monitor Voortgang Woningbouw een uitvraag gedaan aan gemeenten via provincies over
hun plannen. Eind 2024 zijn op basis van deze uitvraag de eerste gegevens gedeeld.
De monitor is gepubliceerd bij de «Staat van de Volkshuisvesting» die naar de Tweede
Kamer is gestuurd.26 In deze uitvraag zijn voor het eerst de plannen voor de drie woningtypen geschikt
voor ouderen uitgevraagd. Uit de gegevens die door gemeenten zijn aangeleverd, komen
plannen naar voren voor in totaal 186.000 woningen geschikt voor ouderen, voor de
periode van 2024 tot en met 2034. Hiervan zijn er ongeveer 164.000 nultredenwoningen,
ongeveer 11.000 geclusterde woningen en ongeveer 10.500 zorggeschikte woningen.27 Belangrijk om hierbij te vermelden is dat dit overzicht nog niet volledig is en zodoende
niet volledig betrouwbaar. Momenteel wordt gewerkt aan de verbetering van de data
bij een volgende uitvraag. Daarnaast zal in de zomer van 2025 een volgende update
komen van de plancapaciteit waarbij er gekeken wordt naar de plannen met stand januari
2025.
3. Woningen voor ouderen in de corporatiesector
Via de dVi (de Verantwoordingsinformatie) en de dPi (de Prospectieve informatie) vergaren
we jaarlijks informatie over de voortgang in de corporatiesector, onder andere voor
ouderenhuisvesting. Via de dVi leveren woningcorporaties uniforme verantwoordingsgegevens
over het voorgaande jaar aan met betrekking tot hun activiteiten en financiën, en
middels de dPi leveren woningcorporaties gegevens aan over de prognoses voor de komende
vijf jaar voor hun activiteiten en financiën. De meest recente dPi met daarin bouwplannen
met betrekking tot ouderenhuisvesting zijn begin 2025 aangeleverd. In totaal zijn
er in deze uitvraag plannen opgenomen voor ongeveer 21.000 geclusterde- en zorggeschikte
woningen, waarvan 19.500 in het sociale segment. Op de gehele opgave tot en met 2030
(60.000 door corporaties in het sociale segment) is dat een dekkingsgraad van ruim
30%. Daarbij is het belangrijk op te merken dat de uitvraag voor de dPi doorloopt
tot en met het jaar 2029, terwijl de doelstelling van het programma tot en met 2030
is opgesteld. Tot slot is het zo dat ook andere partijen dan corporaties woningen
voor ouderen in het sociale segment bouwen, zoals zorgaanbieders en andere ontwikkelaars.
De dVi-gegevens (verantwoordingsdata, dus inclusief realisaties) zullen in het najaar
van 2025 aangeleverd worden.
4. Gegevens uit subsidierelingen
Naast de eerder benoemde bronnen geven de subsidieregelingen die bijdragen aan de
realisatie van woningen geschikt voor ouderen ook een beeld van de geplande en gerealiseerde
projecten voor geclusterde woonvormen en zorggeschikte woningen. Zo heeft de subsidieregeling
ontmoetingsruimten ouderenhuisvesting (SOO) met de twee tranches (2022 en 2023) een
bijdrage geleverd aan ruim 19.000 geclusterde woningen die al gebouwd zijn of gebouwd
worden. Voor de stimuleringsregeling Zorggeschikte woningen (SZGW) zijn in 2024 127
aanvragen gedaan voor in totaal 6.482 woningen.
5. Monitor Zorgverzekeraars Nederland
Tot slot zijn de zorgkantoren een belangrijke partner in het vergaren van data. Hun
regiomonitor is op 17 april gepubliceerd.28 Dit geeft inzicht in de omvang van de Wlz-verpleegzorg en hoe deze zich de afgelopen
jaren heeft ontwikkeld. Zowel als het gaat over verblijf in een intramurale setting,
als extramurale verpleegzorg. Ook wordt op basis van de zorgvraagprognose geschetst
welke capaciteitsontwikkeling er naar verwachting nog nodig is richting 2030.
Overig
Applicatie Zorg op de kaart
TNO heeft gewerkt aan een update van de applicatie Zorg op de kaart. Deze applicatie
is een flexibel Geodataplatform dat in 2016 voor het eerst is uitgerold. In maart
is de actualisatie van de website gelanceerd. Hiermee is per woning te zien of deze
geschikt, of geschikt te maken, is voor mensen met een mobiliteitsbeperking, bijvoorbeeld
bij het traplopen.
HHM onderzoek hulpmiddelenzorg en woningaanpassingen
Met deze brief bieden wij uw Kamer ook een onderzoek van het onderzoeksbureau HHM
aan over in de praktijk voorkomende woonvormen voor Wlz-cliënten. Het gaat hierbij
om cliënten met een volledig pakket thuis (vpt), modulair pakket thuis (mpt) en/of
persoonsgebonden budget (pgb). Dit onderzoek is in opdracht van het Ministerie van
VWS uitgevoerd. In dit onderzoek is tevens gekeken of het mogelijk is deze verschijningsvormen
te ordenen naar woonzorgvoorzieningen die meer lijken op een verblijfsetting en die
meer lijken op de thuissituatie. Deze ordening is onderzocht vanwege eerdere bestuurlijke
afspraken tussen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Zorgverzekeraars Nederland
(ZN) en het Ministerie van VWS. Deze afspraken waren erop gericht om voor deze Wlz-cliënten
die wonen in geclusterde woonvoorzieningen de Wmo-hulpmiddelen en woningaanpassingen
vanuit de Wlz te organiseren in plaats van de Wmo. Dit onderzoek laat zien dat het
in principe mogelijk is woonzorgvoorzieningen op deze manier in te delen, maar dat
dit tegelijkertijd leidt tot ongewenste effecten, zoals een meer complexe Wlz en meer
administratieve lasten. Daardoor vinden de bij dit onderzoek betrokken organisaties
het niet wenselijk om de hulpmiddelenzorg en woningaanpassingen op deze manier te
organiseren.29 In het hoofdlijnenakkoord ouderenzorg worden afspraken opgenomen over de verantwoordelijksverdeling
voor wat betreft hulpmiddelen aan en woningaanpassingen voor Wlz-cliënten die niet
verblijven in een Wlz-zorginstelling, ongeacht hun woonsituatie.
Motie zorgbuurthuizen
Momenteel wordt er gewerkt aan de uitvoering van de motie van het lid Dobbe over het
wegnemen van belemmeringen bij het opzetten van zorgbuurthuizen.30 De afgelopen maanden heeft de Staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke
Zorg (LMZ) constructieve gesprekken gevoerd met het zorgbuurthuis, betrokken zorgverlener,
gemeente en zorgkantoor. In april vindt een vervolggesprek met alle betrokken organisaties
plaats. De Staatssecretaris van LMZ verwacht de uitkomsten van deze gesprekken voor
de zomer met uw Kamer te kunnen delen.
Motie geclusterde woonvormen
Door regie te nemen vanuit het Rijk op de woonopgave voor ouderen in samenwerking
met provincies en gemeenten, door de inzet van diverse stimuleringsregelingen, via
informatiedeling over geclusterde- en zorggeschikte woningen en monitoring van deze
woonvormen, wordt de realisatie van geclusterde en zorggeschikte woonvormen gestimuleerd.
Lokaal kan er invulling worden gegeven aan het specifieke woonconcept voor deze geclusterde
woonvormen, zoals een hofje of juist een grootschaligere locatie en het zorg- of welzijnsarrangement
dat daarbij passend is. Middels onze inzet op deze opgave, geven wij invulling aan
de motie Wijen-Nass over inzet op geclusterde woonvormen.31
Tot slot
Het realiseren van voldoende geschikte woningen voor ouderen is enorm belangrijk,
net als het stimuleren dat ouderen ook in deze woningen willen en kunnen gaan wonen
en ervoor te zorgen dat deze woningen in een passende omgeving staan. We zien dat
zowel het bouw-, woon- als het zorgdomein steeds meer inzet op deze ontwikkeling,
en willen dan ook onze dank uitspreken voor de aanhoudende betrokkenheid van deze
partijen. Dat resulteert niet alleen in commitment en plannen, maar ook steeds meer
in de realisatie van innovatieve, passende woonvormen voor ouderen door heel Nederland
en verhuizingen van ouderen naar een plek waar zij zo lang mogelijk fijn kunnen wonen.
Tegelijk zien we dat we er nog niet zijn, en we roepen alle betrokken partijen dan
ook op om zich onverminderd te blijven inzetten op deze belangrijke opgave.
Na afronding van het onderzoek naar de verzorgingshuizen (najaar 2025), zullen wij
uw Kamer opnieuw informeren over de voortgang van activiteiten met betrekking tot
wonen en zorg voor ouderen.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M-F. Agema
Indieners
-
Indiener
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
Medeindiener
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport