Brief regering : Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie
30 950 Racisme en Discriminatie
Nr. 450
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE MINISTER
VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 maart 2025
Bijgaand bieden wij, Staatssecretaris Participatie en Integratie en Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), aan Uw Kamer het rapport aan van het Nationale
onderzoek naar moslimdiscriminatie (zie bijlage 1: rapport Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie).
Mede naar aanleiding van het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme 20221 heeft het lid Van Baarle (DENK) op 13 oktober 2022 middels een amendement verzocht
om een onafhankelijk nationaal onderzoek naar moslimdiscriminatie2.
Regioplan en European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER)
van de Universiteit Utrecht hebben in opdracht van het Ministerie van SZW in de periode
december 2023 tot en met januari 2025 opvolging gegeven aan het amendement. Regioplan
en ERCOMER hebben moslimdiscriminatie in beeld gebracht op basis van bestaande literatuur
en deden aanvullend onderzoek naar de specifieke situaties en contexten waar moslims
discriminatie ondervinden. Ook identificeerden zij kansrijke versterkingen om moslimdiscriminatie
tegen te gaan.
Moslimdiscriminatie is urgent en complex
Het onderzoek laat zien dat moslimdiscriminatie een wijdverspreid fenomeen is dat
zich voordoet in verschillende domeinen, dat moslimdiscriminatie verschillende vormen
kan aannemen, zich voordoet in verschillende levensfasen en vaak een patroon vormt.
Uit het onderzoek blijkt dat moslimdiscriminatie aanzienlijk is op de arbeidsmarkt,
in het onderwijs, bij het zoeken van huisvesting en in de gezondheidszorg. Ook beschrijven
de onderzoekers dat er sterke aanwijzingen zijn voor discriminatie door de overheid
en binnen de financiële sector. Het gaat hierbij zowel om interpersoonlijke discriminatie-ervaringen
als om institutionele vormen van discriminatie.
Toegenomen normalisering van moslimdiscriminatie maakt dat deze interpersoonlijke
ervaringen niet incidenteel zijn, maar een duidelijke structurele component in zich
hebben. Respondenten beschrijven dat ze als gevolg van institutionele vormen van discriminatie
door de overheid onder de radar van de overheid proberen te blijven.
Volgens de onderzoekers kan dat institutioneel vertrouwen en de sociale cohesie ondermijnen
terwijl een sterke onderlinge verbondenheid in de samenleving volgens hen juist nodig
is om belangrijke maatschappelijke problemen op te lossen.
In het onderzoek zijn richtingen en verbeterkansen voor de aanpak van moslimdiscriminatie
geïdentificeerd. De geformuleerde verbeterkansen zijn nog geen kant-en-klare stappenplannen,
maar identificeren belangrijke elementen, doelen, actoren en acties waarmee de verbeterkansen
verder uitgewerkt kunnen worden.
Het onderzoeksrapport moslimdiscriminatie staat niet op zichzelf. Uit recent onderzoek
blijkt dat 27% (CBS, 2024)3 tot 55% (FRA, 2024; SCP, 2020)4, 5 van de moslims in Nederland discriminatie ervaart op basis van tenminste hun geloof.
De meest recente veiligheidsmonitor van het CBS (2024) toont tevens aan dat in 2023
Nederlandse moslims als grootste groep discriminatie ervaren op basis van hun religie
of levensbeschouwing. Met betrekking tot de arbeidsmarkt blijkt uit onderzoek van
de Radboud Universiteit (2024) dat moslima's veelvuldig met discriminatie te maken
hebben in alle fasen van het arbeidsproces.6
In het tweede kwartaal van dit jaar sturen wij in samenhang met het Nationaal Programma
tegen Discriminatie en Racisme een kabinetsreactie aan Uw kamer. De Minister van BZK
is hier als coördinerend bewindspersoon voor de kabinetsbrede aanpak van discriminatie
en verantwoordelijk voor de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme bij
betrokken. Hierin zal worden ingegaan op hoe een krachtig vervolg gegeven kan worden
aan de uitkomsten van het onderzoek en daadkrachtig kan worden opgetreden tegen moslimhaat,
zoals in het regeerprogramma is opgenomen.
De volgende moties worden bij de nadere reactie aan uw Kamer betrokken:
– Motie van het lid Van Baarle (DENK) om in het aankomende nationale plan tegen discriminatie
specifieke maatregelen voor te stellen om de strijd tegen moslimdiscriminatie op te
voeren7;
– Motie van de leden Chakor (GL/PvdA) en Bamenga (D66) om bij het eerst volgende Nationaal
Programma tegen Discriminatie en Racisme te komen tot concrete maatregelen om moslimdiscriminatie
een te pakken.8
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Indieners
-
Indiener
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties