Brief regering : Uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Kwint en Wuite over onderzoek naar een investeringsverplichting of heffing gericht op audiostreamingpartijen ter ondersteuning van de Nederlandse audiosector (Kamerstuk 36176-36)
36 176 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product
Nr. 41
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 maart 2025
Op 22 maart 2023 is door uw Kamer de motie «onderzoek naar een investeringsverplichting
of heffing gericht op audiostreamingpartijen ter ondersteuning van de Nederlandse
audiosector» aangenomen (Kamerstuk 36 176, nr. 36). Hierin verzoekt u het kabinet te onderzoeken hoe er gekomen kan worden tot een
investeringsverplichting of een heffing gericht op audiostreamingpartijen, met als
doel het ondersteunen van de Nederlandse audiosector. Met deze brief deel ik de resultaten
van het uitgevoerde onderzoek met uw Kamer.
De motie komt voort uit de behandeling van het wetsvoorstel betreffende de «invoering
van een investeringsverplichting voor grote streamingsdiensten ten behoeve van het
Nederlands cultureel audiovisueel product». Binnen deze wet is gekozen voor een investeringsverplichting
in tegenstelling tot een heffing. De audiovisuele sector is echter zowel in de werking1, de financiële keten en de juridische context2 verschillend van aard ten opzichte van de audiosector. Daarom is het niet mogelijk
de aannames en uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de in de Mediawet opgenomen
investeringsverplichting voor culturele audiovisuele producties te hanteren voor de
uitvoering van onderhavige motie. Om die reden is een apart verkennend onderzoek naar
potentiële stimuleringsmaatregelen van online muziekdiensten ten behoeve van Nederlandse
muziekproducties ten uitvoer gebracht. Het onderzoek is, in opdracht van het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, uitgevoerd door onderzoeksbureau Dialogic in
samenwerking met het Instituut voor Informatierecht (IViR), dat is verbonden aan de
Universiteit van Amsterdam.
Uitkomsten onderzoek
Het onderzoek is breed opgezet om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van mogelijke
maatregelen die aansluiten op het verzoek uit de motie. In deze inventarisatie is
niet alleen gekeken naar de mogelijkheid van een heffing, maar ook naar de bredere
(financiële) context van de online audiosector en de zichtbaarheid en beschikbaarheid
van Nederlandse artiesten op dergelijke platforms.
Uit het onderzoek blijkt dat er weliswaar financiële onevenwichtigheden in de online
audiomarkt zijn aangetroffen, maar dat de onderzoekers geen economische redenen zien
voor marktinterventie. Als het gaat om het creëren van cultureel aanbod is de markt
momenteel in staat om Nederlands aanbod te creëren en te faciliteren. Nederlands(talig)e
muziekproducties zijn goed vindbaar en toegankelijk op online audiostreamingplatforms.
Daarbij wijst het onderzoek uit dat er feitelijk meer «onevenwichtigheid» bestaat
in de verdeling van royalty’s tussen de makers van Nederlandse muziekwerken en de
platenmaatschappijen, dan tussen de makers en de online audiostreamingpartijen op
de Nederlandse muziekmarkt.
Uit het onderzoek blijkt verder dat een heffing Europeesrechtelijk niet onmogelijk
is. Uit de internationale vergelijking blijkt dat Frankrijk sinds 2024 een heffingsvariant
kent. Er zijn vanuit het Franse veld (i.e. streamingdiensten, producenten en distributeurs)
geen vraagtekens gezet bij de juridische legitimiteit van de heffing. Het besluit
heeft wel tot gevolg gehad dat bijvoorbeeld Spotify de abonnementsprijzen heeft verhoogd,
waardoor de extra heffing doorbelast wordt naar de consument. Het is nog niet bekend
welke gevolgen de verhoging van de abonnementsprijzen heeft op de gebruikersaantallen
van Spotify. Bij de Franse heffingsvariant wordt een belastingtarief van 1,2% gehanteerd,
dat wordt geïnd door de Franse belastingdienst. De geïnde middelen worden gealloceerd
via het National Centre for Music (CNM). Uit een eerste ambtelijke verkenning blijkt
dat de haalbaarheid van deze «Franse variant» in de Nederlandse context niet heel
groot is. Het invoeren van een heffing op audiostreamingsdiensten (inkomsten) om de
opbrengsten vervolgens uit te geven via een subsidie (uitgaven) is volgens de huidige
begrotingsregels niet mogelijk. Daarnaast is het de vraag hoe proportioneel het is
om een extra heffingsmechanisme in te voeren terwijl er gewerkt wordt aan vereenvoudiging
van het heffingsstelsel.
Slot
De uitkomsten van het onderzoek in samenhang met de potentiële obstakels in de uitvoering
bieden te weinig grond voor een maatregel in de vorm van een heffing. Om die reden
geef ik geen prioriteit aan eventuele vervolgstappen. Het onderzoek is als verzocht
in uw motie bij dezen uitgevoerd. Hopelijk is hiermee uw Kamer voldoende geïnformeerd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Indieners
-
Indiener
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap