Brief regering : Verslag van de OJCS-Raad voor de onderdelen onderwijs en cultuur van 25 en 26 november 2024
21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Nr. 431
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2025
Hierbij stuur ik uw Kamer het verslag van de formele Onderwijs, Jeugd, Cultuur en
Sport Raad (OJCS-Raad) voor de onderdelen onderwijs en cultuur die op 25 en 26 november
2024 in Brussel plaatsvonden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Onderwijs
Het onderdeel onderwijs vond plaats op 25 november in Brussel. Voorafgaand aan het
beleidsdebat stonden de onderstaande stukken ter vaststelling geagendeerd, waarover
uw Kamer eerder in de geannoteerde agenda is geïnformeerd. Deze zijn zonder verdere
opmerkingen aangenomen:
• Raadsaanbeveling over aantrekkelijke en duurzame carrièrepaden in het hoger onderwijs
• Raadsconclusies over strategische partnerschappen in onderwijs en training
Beleidsdebat over het versterken van toekomstbestendige vaardigheden en concurrentievermogen
via het hoger onderwijs
Een van de belangrijkste aanbevelingen uit het Draghi-rapport betreft het dichten
van het tekort aan vaardigheden die cruciaal zijn voor het wereldwijd concurrentievermogen
van de EU. In verschillende lidstaten is de verbinding tussen het onderwijs en de
arbeidsmarkt niet altijd optimaal. Draghi beargumenteert daarom dat een Europese benadering
voor de ontwikkeling van deze vaardigheden essentieel is. Grensoverstijgende samenwerking
vormt hierin een belangrijke component, waarop de EU al verschillende initiatieven
heeft gepresenteerd1. In het bijzonder richtte dit debat zich op het concept van een gemeenschappelijke
Europese graad. Dit concept zou moeten bijdragen aan de concurrentiekracht van de
EU. Hierbij werd de lidstaten gevraagd te reflecteren hoe een gemeenschappelijke Europese
Graad vaardigheden en concurrentievermogen kan versterken, en hoe hogescholen en universiteiten
ondersteund kunnen worden om bij te dragen aan het EU concurrentievermogen.
Tijdens het beleidsdebat heb ik aangegeven dat we het doel scherper voor ogen moeten
stellen, namelijk toekomstbestendige vaardigheden en een concurrerender Europa door
Europese samenwerking, door administratieve barrières voor transnationale samenwerking
te verlagen en door de uitwisseling van talent, kennis en ervaring te bevorderen.
Daarbij moeten we onze verschillende uitgangspunten erkennen en de diversiteit van
onze systemen gebruiken als een concurrentievoordeel.
Daarbij heb ik de vraag opgeworpen of het voorliggende concept van een gezamenlijke
Europese graad, en de daarbij voorgestelde criteria, daarvoor het gewenste middel
is. In plaats daarvan heb ik gepleit voor een aanpak waarbij we meer op het proces
gericht zijn om barrières voor onderwijssamenwerking weg te nemen dan op een inhoudelijke
invulling van een mogelijke gezamenlijke Europese graad. Ook heb ik ervoor gepleit
voort te bouwen op wat we al hebben en om dus EU-breed de Bologna-instrumenten en
-overeenkomsten te implementeren. Tot slot heb ik ons uitgangspunt gedeeld dat Europese
samenwerking moet bijdragen aan een evenredigere spreiding van internationale studentmobiliteit.
Vrijwel alle lidstaten onderstreepten het belang van de Europese concurrentiekracht,
betere aansluiting tussen arbeidsmarktbehoeften en onderwijs, en de potentiële bijdrage
van het concept van een gemeenschappelijke Europese graad daar aan. Wel hadden veel
lidstaten, net als ik, vragen over het te doorlopen proces om het concept van een
gemeenschappelijke graad uit te werken en de criteria die daar aan verbonden zouden
worden. Zo waren er lidstaten die de Commissie hebben gevraagd om een impact assessment
uit te voeren om de verwachte effecten, bijvoorbeeld op internationale studentstromen,
inzichtelijk te maken.
Ook benadrukten verschillende lidstaten het belang om dit proces stap voor stap aan
te pakken, voort te bouwen op de bestaande afspraken in Bologna-verband, te voorkomen
dat er parallelle processen ontstaan en het risico dat bestaande (kwaliteits)verschillen
uitvergroot worden. Net als Nederland benoemden enkele lidstaten het belang van academische
vrijheid en autonomie van instellingen, en uitten ze hun zorgen dat daar – zeker op
het gebied van de door de Commissie gesuggereerde criteria – zorgvuldig naar gekeken
moet worden.
Tot slot hebben verscheidene lidstaten opgeroepen tot een gezamenlijk proces van co-creatie
tussen lidstaten, onderwijsinstellingen, studenten en andere belanghebbenden. Hieraan
zal in 2025 een eerste invulling worden gegeven in door de Commissie aangekondigde
Policy Labs.
Studiefinanciering
Zoals ik in de geannoteerde agenda voor deze OJCS-Raad heb toegezegd, heb ik tijdens
de Raad bij mijn collega-onderwijsministers actief de aandacht gevraagd voor het onderwerp
studiefinanciering. In het bijzonder heb ik mijn zorgen geadresseerd dat studenten
uit andere EER landen studiefinanciering kunnen ontvangen van Nederland en soms ook
vanuit hun thuisland, en dat daarbij de vraag kan ontstaan of dit redelijk is. Ook
heb ik in gesprek met Ministers uit andere lidstaten gesproken over de verschillende
interpretaties over het aantal uur dat studenten moeten werken om aanspraak te kunnen
maken op migrerend werknemerschap.
Om dit thema weer op de Europese agenda te krijgen heb ik verschillende collega-onderwijsministers
benaderd, en heb ik gevraagd of we gezamenlijk met een groep experts vanuit onze landen
kunnen onderzoeken of het mogelijk is de voorwaarden om recht te krijgen op studiefinanciering
zo veel mogelijk gelijk te trekken (en waar nodig aan te scherpen) en te voorkomen
dat studenten dubbel gefinancierd worden. Meerdere collega-ministers hebben aangegeven
dat een goed idee te vinden en dat de komende periode op te willen pakken. Dit zal
ik, mede in het kader van de na de OJCS-raad aangenomen motie Soepboer en Omtzigt2, voortvarend oppakken.
Diversen
MED9 ministeriële bijeenkomst voor onderwijs en duurzame ontwikkeling en de groene
transitie in de Mediterrane regio (Cyprus)
Cyprus gaf met dit diversen-punt een toelichting op een bijeenkomst van Ministers
van de EU landen die aan de Middellandse Zee liggen. Hier hebben zij het gehad over
duurzaamheidsonderwijs, waarvoor onder andere een actieplan richting 2030 is opgesteld.
Presentatie prioriteiten Poolse EU-voorzitterschap (Polen)
Polen gaf een toelichting op het aankomende EU-voorzitterschap, in het bijzonder gericht
op onderwijs. Prioriteiten zijn onder andere de voortgang en evaluatie van de Europese
Onderwijsruimte, samenwerking op inclusief onderwijs, excellentie in het mbo, het
hoger onderwijspakket, implementatie van de Raadsaanbeveling uit 2023 over digitaal
onderwijs en het Digital Education Action Plan3 en tenslotte de toekomst van EU-programma’s gerelateerd aan onderwijs en training.
Cultuur
Het onderdeel cultuur vond plaats op 26 november in Brussel. Voorafgaand aan het beleidsdebat
stond het onderstaande stuk ter vaststelling geagendeerd, waarover u eerder in de
geannoteerde agenda bent geïnformeerd. Deze is zonder verdere opmerkingen aangenomen:
• Raadsconclusies over het verbeteren en ondersteunen van de toegang tot cultuur
Beleidsdebat over de rol van bibliotheken en het ontwikkelen van mediawijsheid
Het Hongaarse voorzitterschap schetste de noodzaak van bibliotheken en hun bijdragen
aan de ontwikkeling van mediageletterdheid in een steeds meer digitale wereld. De
achtergrond van het beleidsdebat was het werkplan voor cultuur 2023–2026, waarin de
rol van bibliotheken bij het bevorderen van geletterdheid in heel Europa wordt erkend.
Het voorzitterschap noemde drie uitdagingen ter discussie: (I) lacunes in het onderwijs
op het gebied van mediageletterdheid, (II) infrastructuur en financiering en (III) ontwikkeling
van vaardigheden voor bibliothecarissen.
De Commissie begon met een statement over het fundamentele belang van bibliotheken
voor het Europese cultuur-, sociaal- en onderwijslandschap en verwees daarbij naar
de aandacht voor bibliotheken in het werkplan voor cultuur 2023–2026. De Commissie
benoemde het belang van de doorgroei van bibliotheken en ziet dit als een oplossing
voor het probleem van desinformatie. De Commissie riep daarbij op om bibliotheken
te helpen uitbreiden en noemde een aantal concrete voorbeelden van de manier waarop
zij lidstaten hierin ondersteunt. In het bijzonder werd de ondersteuning voor de open
coördinatiemethode (OMC)-groep genoemd. Dit is een groep van experts uit lidstaten
van de EU die zich buigen over de verschillende rollen van openbare bibliotheken.
Tot slot riep de Commissie lidstaten op om te blijven investeren in bibliotheken om
ook hen de voordelen van de digitale transformatie te doen toekomen.
Verschillende lidstaten gaven daarop aan het belang van bibliotheken als cruciale
platforms voor sociale cohesie, democratische participatie en educatieve ontwikkeling
te onderstrepen. Ook gingen lidstaten in op de samenwerking tussen bibliotheken met
de academische wereld en NGO’s, die volgens hen versterkt moet worden. Samengevat
verzoeken de lidstaten om op EU-niveau kennisuitwisseling en netwerken van bibliotheken
te versterken en EU-programma’s beter af te stemmen op de behoeftes van bibliotheken.
Nederland gaf aan bibliotheken als een essentiële pilaar van de democratische samenleving
te zien en om die reden de afgelopen jaren extra in het netwerk van bibliotheken te
hebben geïnvesteerd en dit de komende jaren voort te zetten. Daarnaast heeft Nederland
de plannen voor een wettelijke verplichting om in iedere gemeente een bibliotheekvestiging
te hebben toegelicht en andere concrete voorbeelden genoemd van hoe Nederlandse bibliotheken
bijdragen aan mediageletterdheid, zoals de IDO’s en het mediawijsheid programma HackShield.
Samengevat heeft Nederland het belang van de groeiende erkenning van de rol van bibliotheken
onderstreept en opgeroepen om meer Europees samen te werken. Hierbij is ook verwezen
naar de bovengenoemde OMC-groep waar Nederland samen met Ierland voorzitter van is.
Diversen
Het belang van ondersteuning van samenwerking en engagement in culturele en creatieve
sectoren op EU-niveau (Estland/Letland/Litouwen/Duitsland/Slovenië/Griekenland/Slowakije/Spanje/Cyprus)
Er werd aangegeven dat het programma Creative Europe een essentieel instrument is
voor het bevorderen van culturele diversiteit en creativiteit en voor het stimuleren
van de audiovisuele sector in Europa. De lidstaten benadrukten dat het cruciaal is
om de samenwerking en het creëren van inhoud in de culturele en creatieve sectoren
op EU-niveau te blijven ondersteunen. Deze steun moet zichtbaar, inclusief en duurzaam
zijn, waarbij creativiteit en culturele diversiteit centraal staan. De Commissie gaf
aan dat deze oproep op het juiste moment komt en dit mee te zullen nemen in de huidige
onderhandelingen.
MED-9 conferentie (Cyprus)
Cyprus heeft de Raad geïnformeerd over de MED-9 conferentie inzake culturele rechten,
de veerkracht van de culturele sector en de rol van cultuur bij de SDG’s, waarvoor
het land gastheer was. Tijdens de conferentie hebben de Ministers onderstreept op
te komen voor culturele diversiteit.
De selectie van de Europese Culturele Hoofdstad van 2029 (Polen)
Polen heeft de Raad geïnformeerd over het feit dat Lublin is aangewezen als Europese
culturele hoofdstad en een presentatie gegeven over het selectieproces en het voorlopige
programma in 2029.
Aandacht voor beleid van LS ter bevordering van culturele diversiteit in de digitale
interne markt (Frankrijk/Griekenland/Italië/Spanje met steun van Duitsland)
In de Raad is aandacht gevraagd voor de toenemende problemen waarmee lidstaten te
maken hebben bij de uitvoering van het beleid ter bescherming en bevordering van de
culturele en taalkundige diversiteit. Er zijn zorgen geuit over de uitspraak van het
Hof van Justitie van de EU van 9 november 2023 over Google Ierland. Volgens Frankrijk
zijn de gevolgen van deze uitspraak ingrijpend, leidt deze tot een zeer restrictieve
toepassing van de afwijking van het oorsprongslandbeginsel en stellen ze de fundamenten
van het Europese culturele model en het vermogen van lidstaten om hun cultuurbeleid
uit te voeren ter discussie. Luxemburg (met steun van Malta en Denemarken) gaf aan
dat het oorsprongslandbeginsel hoeksteen is van de interne markt en dat deze intact
dient te blijven. De Commissie concludeerde dat de digitale interne markt en culturele
en taalkundige diversiteit hand in hand kunnen gaan en dat nationale specifieke omstandigheden
niet genegeerd mogen worden. Tot slot zei de Commissie bij de evaluatie van de AVMSD
rekening te zullen houden met culturele diversiteit.
Heropening Notre-Dame (Frankrijk)
Frankrijk heeft de Raad geïnformeerd over de geplande heropening van de Notre-Dame
die gepland staat voor begin december en bedankte alle lidstaten voor de solidariteit
naar aanleiding van de brand in de kathedraal.
Presentatie van de programma’s van de Europese Culturele Hoofdsteden van 2025 (Duitsland
en Slovenië)
In 2025 zullen er twee Europese culturele hoofdsteden zijn: Chemnitz in Duitsland
en Nova Gorica in Slovenië. Beide landen hebben de programma’s van deze culturele
hoofdsteden gepresenteerd.
Terugkoppeling G7 ministeriële bijeenkomst voor Cultuur in Napels (Italië)
Italië deed verslag van de ministeriële bijeenkomst voor Cultuur in Napels. Deze is
op 19–21 september gehouden. De Ministeriële verklaring «Culture, common good of humanity,
common responsibility» en de Napels verklaring «Culture for the sustainable development
of Africa and the world» zijn tijdens de bijeenkomst aangenomen.
Werkprogramma van het inkomende Poolse voorzitterschap (Polen)
Het Poolse voorzitterschap informeerde de Raad over de periode januari–juni 2025.
Het voorzitterschap heeft aangegeven Raadsconclusies voor te bereiden over het steunen
van artiesten aan het begin van hun carrière.
Brief EU cultuurministers aan de Europese Commissie over Creative Europe
Als vervolg op het diversen-punt dat werd ingebracht door Estland/Letland/Litouwen/Duitsland/Slovenië/Griekenland/Slowakije/Spanje/Cyprus
is op voorstel van Letland een brief geschreven aan de Europese Commissie waarin het
belang van de ondersteuning van samenwerking en het engagement in de culturele en
creatieve sectoren op EU-niveau wordt benadrukt. Deze brief wordt waarschijnlijk door
een groot aantal cultuurministers ondertekend, inclusief mijzelf. Op het moment van
schrijven is deze brief nog niet verstuurd, wanneer dit het geval is zal ik deze met
uw Kamer delen.
Indieners
-
Indiener
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap