Brief regering : Aanpak netcongestie: sneller uitbreiden elektriciteitsnet
29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie
Nr. 566
BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2025
De drukte op het elektriciteitsnet, netcongestie, is een urgente uitdaging voor de
energietransitie en daarmee ook voor de ambities van het kabinet op het gebied van
woningbouw, groei van de economie en werkgelegenheid, en de verduurzaming van bedrijven
en mobiliteit. Nieuwe woonwijken dreigen jaren te moeten wachten op een aansluiting.
Duizenden bedrijven en maatschappelijke organisaties staan in een wachtrij voor een
nieuwe of zwaardere aansluiting, waardoor zij worden afgeremd in hun plannen voor
groei en verduurzaming via elektrificatie. Netcongestie wordt daarom ook betrokken
bij het Pact Ondernemingsklimaat1.
In lijn met het Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) neemt het kabinet regie op de aanpak van netcongestie en het toekomstbestendig maken
van het elektriciteitsnet. Daarvoor werkt het kabinet samen met alle partners vol
door aan de acties in het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN). De Kamer is
24 maart jl. per brief2 geïnformeerd over de voortgang van de aanpak van netcongestie en het LAN over de
volle breedte.
Maar er is meer nodig. Met deze brief presenteert het kabinet een aanpak gericht op
snellere fysieke uitbreiding van het nationale hoogspanningsnet. Dit kost hoe dan
ook tijd. Het is daarom zaak ondertussen ook het bestaande net beter te benutten,
als onderdeel van een toekomstbestendig energiesysteem. Het kabinet gaat in zijn reactie
op het IBO-rapport Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur3 nader in op de acties die het daarvoor onderneemt. De versnellingsaanpak die het
kabinet hier presenteert behelst een fundamentele aanpassing van de werkwijze van
overheden en landelijk netbeheerder TenneT, en van de manier waarop deze partijen
samenwerken. Constructieve samenwerking met medeoverheden en netbeheerders is onmisbaar
om deze aanpak tot een succes te maken.
Het Rijk neemt regie en zet alles op alles om de randvoorwaarden op orde te brengen.
Het kabinet heeft middelen vrijgemaakt en komt met een aanpak voor kortere procedures
en beleid om deze nieuwe manier van werken te ondersteunen. TenneT committeert zich
als onderdeel van de versnellingsaanpak aan een ingrijpende herziening van zijn werkwijze
bij de realisatie van elektriciteitsinfrastructuur. Zo komen we gezamenlijk tot maximale
versnelling.
Met deze aanpak wordt beoogd om de doorlooptijden van hoogspanningsprojecten met jaren
te verkorten en nieuwe vertragingen te voorkomen. De versnelling zal van project tot
project verschillen afhankelijk van de onderliggende knelpunten. De in deze brief
genoemde inschattingen van tijdwinst per individuele maatregel kunnen dan ook niet
zonder meer bij elkaar worden opgeteld.
Deze brief gaat achtereenvolgens in op de knelpunten die uit de praktijk naar voren
komen, meer regie op versnelling projecten, de Aanpak voor kortere procedures, gebiedsinvesteringen
bij projecten voor extra-hoogspanningsinfrastructuur en de optimalisering van de werkwijze
van TenneT.
Met deze brief geeft het kabinet ook uitvoering aan de motie-Erkens c.s.4 met het verzoek tot juridisch houdbare versnelling van vergunningprocedures te komen.
Als bijlage bij deze brief is een overzicht opgenomen van versnellingsmaatregelen
waarvan de implementatie reeds loopt, waarmee uitvoering is gegeven aan de toezegging
aan het lid Erkens (VVD) in het debat over de Klimaat- en Energieverkenning van 11 maart
jl.
Uitkomsten probleemanalyse
Elektriciteitsprojecten duren langer dan we ons kunnen permitteren. De gemiddelde
doorlooptijd van hoogspanningsprojecten is relatief lang met 8–10 jaar en uitzonderingen
tot meer dan 12 jaar. Daarom heeft het kabinet met TenneT een analyse gedaan naar
de doorlooptijden van zo’n 100 hoogspanningsprojecten die cruciaal zijn voor het aanpakken
van de netcongestie, ook op de lagere spanningsniveaus. In deze analyse zijn de meest
hardnekkige knelpunten geïdentificeerd die op hoofdlijnen zijn samen te vatten in
de volgende drie knelpunten:
Bevoegd gezag ligt niet altijd op juiste plek waardoor locatiekeuze vertraagt
Om snel van start te kunnen is het van belang om in één keer het bevoegd gezag bij
de juiste bestuurslaag voor de ruimtelijke inpassing te beleggen, bijvoorbeeld via
de projectprocedure. Bij complexe projecten duurt het lang voordat het bevoegd gezag
duidelijk is en wordt niet snel opgeschaald wanneer een project moeizaam verloopt.
In de huidige situatie zijn extra-hoogspanningsprojecten (220/380 kV) van rechtswege
belegd bij het Rijk vanwege het nationale belang. Voor hoogspanningsprojecten (110–150kV)
is in eerste instantie de gemeente het bevoegd gezag voor de inpassing ervan in de
fysieke leefomgeving. De complexiteit van deze projecten is soms groot. Dit vergt
veel van de personele capaciteit en expertise bij gemeenten, terwijl het aantal projecten
toeneemt door de forse investeringen door de netbeheerders. Daarbij hebben deze projecten
lokaal grote impact op de ruimte, terwijl ze van belang zijn voor een veel groter
gebied dan alleen de gemeente zelf.
Draagvlak en strenge procedurele vereisten
Bij aanleg van deze projecten moeten veel verschillende belangen worden afgewogen,
waaronder omwonenden, kwaliteit van de leefomgeving, technische aspecten en betaalbaarheid.
Een belangrijk aspect daarbij is dat deze projecten vaak grote gevolgen hebben voor
de leefkwaliteit van de lokale omgeving. Dit leidt soms tot weerstand en klachten
in de omgeving met vertraging in de procedures tot gevolg.
Als het bevoegd gezag eenmaal vaststaat is er een lange doorlooptijd voor afstemming
en formele besluitvorming. Voor elk project gelden er in Nederland strenge eisen t.a.v.
onderzoeken, formele besluitvorming over participatie en rechtsbescherming van individuen.
Daarnaast vinden bij het verkrijgen van toegang tot de benodigde gronden soms langdurige
onderhandelingen plaats over prijzen die regelmatig worden opgevolgd door langlopende
juridische processen.
Werkwijze nog onvoldoende aangepast op huidige urgentie
Overheden en TenneT werken van oudsher ieder aan individuele stappen in het proces
waardoor de processen niet altijd goed op elkaar aansluiten. Haalbaarheidsstudies
naar technisch haalbare locaties worden bijvoorbeeld veelal na elkaar in de tijd uitgevoerd.
Ook ontvangt het kabinet signalen van medeoverheden dat zij op basis van de praktijk
nog veel mogelijkheden zien om de samenwerking met TenneT te verbeteren, bijvoorbeeld
door beter omgevingsmanagement.
Conclusie
Het kabinet concludeert dat het inkorten van de doorlooptijd van elektriciteitsprojecten
alleen lukt als de knelpunten in de verschillende fases van projecten integraal worden
opgepakt, inclusief het bepalen van het bevoegd gezag. Dit is vooral urgent bij de
projecten op het hoogspanningsnetwerk (110kV en hoger). Het kabinet zet daarom met
zijn aanpak in op het wegnemen van deze knelpunten om het uitbreiden en verzwaren
van het hoogspanningsnetwerk te versnellen. De doorlooptijden van realisatie van midden-
en laagspanningsprojecten zijn een stuk korter, maar waar mogelijk worden de maatregelen
in overleg met regionale netbeheerders ook op deze netten toegepast. De analyse van
de 100 sleutelprojecten leidt tot een aanvullende aanpak langs 4 sporen.
1. Meer regie op versnelling projecten
Om de genoemde problemen aan te pakken is meer regie nodig op de nationale hoogspanningsinfrastructuur.
Dit vereist een nieuwe werkwijze. Bij de start van een nieuw urgent hoogspanningsproject
moet sneller duidelijk worden welke bestuurlijke laag het bevoegd gezag voor het project
oppakt. Waar mogelijk is dat de gemeente, waar nodig de provincie of het Rijk. Op
basis van bestaande praktijk wil het kabinet vaker het bevoegd gezag voor elektriciteitsprojecten
bij provincie of het Rijk beleggen. Vervolgens maakt het Rijk bij de start van het
proces duidelijke afspraken met de netbeheerder(s) en medeoverheden over strenge monitoring,
termijnen van besluitvorming, inventarisatie van bottlenecks en het inzetten van versnellingsmaatregelen.
Dit levert een goed beeld op van welke maatregelen per type project het beste werken
om het proces te versnellen, zodat deze lessen nationaal kunnen worden toegepast op
alle projecten.
Deze nieuwe werkwijze vereist flinke aanpassingen van bestaande processen van overheden
en TenneT. Daarom is afgesproken om te werken met een ingroeimodel. Dit jaar gaat
het kabinet samen met de netbeheerders en medeoverheden aan de slag met een eerste
groep van projecten waarvan de selectie plaatsvindt via het Meerjarenprogramma Infrastructuur
Energie en Klimaat (MIEK). Na deze eerste groep worden via het MIEK periodiek nieuwe
urgente projecten aangewezen waar ook volgens de nieuwe werkwijze aan versnelling
wordt gewerkt. Vanuit de praktijk zal het kabinet nieuwe inzichten opdoen die dan
vervolgens vertaald kunnen worden naar nieuwe wettelijke of beleidsmaatregelen. Voor
de benodigde uitbreiding van de projectorganisatie bij het Rijk en de provincies voor
uitvoering van het bevoegd gezag – en eventueel voor een aanvullend omgevingsfonds
– zijn middelen gereserveerd uit het Klimaatfonds. Hiermee kan het Rijk naast de lopende
hoogspanningsprojecten voor maximaal 25 aanvullende projecten het bevoegd gezag op
zich nemen. De provincies kunnen waar nodig een beroep doen op de capaciteit van de
«vliegende brigade» (zie paragraaf Beleidsaanpak).
2. Aanpak voor kortere procedures
Voor grootschalige en structurele versnelling van elektriciteitsprojecten is aanpassing
van de huidige wet- en regelgeving nodig. Hierop wordt ingezet met de Aanpak voor
kortere procedures. In dit wetgevingsprogramma zitten maatregelen waarmee de procedurele
knelpunten en vertragingen aangepakt worden in elke stap richting de start van de
realisatie. Hiervoor wordt gekeken naar het versneld doorlopen van de projectprocedure
(resulterend in een projectbesluit), de vergunningverleningsprocedures, de toegang
tot gronden (waaronder de gedoogplichtprocedure) en de onteigeningsprocedure.
Met de Aanpak voor kortere procedures zet het kabinet in op snelheid. Daarom gaan
we werken met tranches. Zodra een maatregel ontwikkeld is, wordt deze opgenomen in
een eerstvolgend wet- en regelgevingstraject. Dit is sneller dan één grote, separate
verzamelwet. Ook biedt het meer flexibiliteit om per maatregel de snelste en best
passende implementatieroute in te zetten (wetswijziging, algemene maatregel van bestuur,
ministeriële regeling) met aandacht voor samenhang tussen de maatregelen.
Deze aanpak is een uitbreiding op de maatregelen waarvan de implementatie al loopt.
Over deze maatregelen is de Kamer al eerder geïnformeerd5. De eerste tranche brengt een aanzienlijke versnelling van naar verwachting een half
tot drie jaar, afhankelijk van welke maatregel van toepassing is op een specifieke
situatie. Bij de eerste tranche gaat het om de volgende maatregelen:
1. Invoeren van een gedoogplicht van rechtswege in de ontwerpfase
De verzamelwet waarin deze wijziging meeloopt wordt nog voor de zomer aangeboden aan
de Kamer.
2. Invoeren van een versnelde beroepsprocedure voor bepaalde elektriciteitsprojecten
Zodra de Tweede Kamer het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting6 heeft aangenomen, zal het kabinet het ontwerpbesluit procedurele versnellingen elektriciteitsprojecten
bij beide Kamers voorhangen.
3. Aanpassen van de procedure voor grote energieprojecten
Voor het versnellen en voorkomen van vertraging worden aanpassingen van de verkenningsfase
van de projectprocedure en het voorbereidingsbesluit voorbereid.
Met de tweede tranche wordt een versnelling beoogd van enkele maanden tot anderhalf
jaar, afhankelijk van of de maatregel van toepassing is op de specifieke situatie.
Zoals aangegeven kan de beoogde tijdwinst van de verschillende maatregelen niet zonder
meer bij elkaar worden opgeteld. In deze tweede tranche worden nieuwe maatregelen
uitgewerkt rondom:
4. Vergunningsvrije ruimte bij kleine uitbreidingen van stations
Voor het bouwen van een extra veld of kleine bouwwerken kunnen na een analyse van
de ruimtelijke impact en omwille van de snelheid bepaalde vergunningplichten worden
uitgezet. Hierbij kan worden gedacht aan de inpassing van uitbreidingen binnen of
net buiten de hekken waar vergunningsprocedures vaak tot extra doorlooptijd zorgen.
5. Vergunningsvrije ruimte voor tijdelijke infrastructuur
Voor bepaalde uitbreidingsprojecten moeten voor de continuïteit van de levering tijdelijke
opwek installaties geplaatst worden. Ook hier zorgt de doorlooptijd van de vergunningsaanvragen
voor deze tijdelijke assets vaak voor een vertraagde start met de daadwerkelijke uitbreiding.
6. Beperken onderzoekslasten
In aanloop naar de realisatiefase moeten voor elektriciteitsprojecten verschillende
onderzoeken worden verricht. Er is soms sprake van herhalingen van onderzoeken of
aanvullende eisen. Hierbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar de mer-beoordelingsplicht
voor ondergrondse kabels en andere milieuregels, waarbij de veiligheid van waterkeringen
en bodem gegarandeerd blijft.
7. Betere planologische bescherming van de elektriciteitsinfrastructuur.
Voor het extra-hoogspanningsnet (220kV en hoger) is wettelijk geborgd dat het tracé
wordt opgenomen in het omgevingsplan. Deze borging is er niet voor het 110–150kV-netwerk.
Daardoor kunnen andere ontwikkelingen uitbreidingen belemmeren of zelfs onmogelijk
maken.
Daarnaast worden aanvullende maatregelen verkend om te worden opgenomen in de aanpak
voor kortere procedures. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de gedoogplichtprocedure;
hiernaar loopt momenteel een verkenning hoe deze zo optimaal mogelijk kan worden ingezet.
Verder wordt ook de mogelijkheid onderzocht van een uniforme prijsmethodiek voor het
bepalen van de waarde van grond ten behoeve van elektriciteitsinfrastructuur. In het
uiterste geval zal moeten worden over gegaan tot onteigening. Gezamenlijk met VRO
wordt ingezet op een versnelling van de onteigeningsprocedure. Het meer coördineren
van vergunningsaanvragen kan helpen in een snellere en efficiëntere beoordeling. Er
wordt verkend dit met afspraken of juridisch maatregelen voor congestie verlichtende
projecten op te pakken.
Als bijlage bij deze brief gaat een overzicht van de Aanpak voor kortere procedures
(het wetgevingsprogramma). In de komende maanden wordt dit uitgewerkt en kunnen aanvullende
maatregelen worden opgenomen of naar eerdere tranches worden gehaald. Ook worden in
de uitwerking van de aanpak voor kortere procedures de relevante uitkomsten van het
programma STOER (Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Regelgeving)7 meegenomen, bijvoorbeeld met betrekking tot bovenwettelijke eisen en bezwaar en/of
beroepsprocedure. De voortgang van het de aanpak voor kortere procedures wordt gemonitord
via het LAN. In het najaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang en de planning
van de in te zetten maatregelen.
Beleidsaanpak sneller uitbreiden elektriciteitsnet
Versnelling van de bouw vraagt om nieuwe werkprocessen, verbeterde samenwerking en
bestuurlijk leiderschap. Gezien de urgentie neemt het kabinet concrete beleidsmaatregelen
die dit ondersteunen en komend jaar al effect hebben op de projecten. Deze maatregelen
zijn aanvullend en deels vooruitlopend op wijzigingen in wet- en regelgeving.
Het gaat om de volgende beleidsmaatregelen:
a. Vliegende brigade
Extra capaciteit en kennis voor medeoverheden voor complexe hoog- en middenspanningsprojecten
via de expertpool energie-infrastructuur. Dit betreft een flinke uitbreiding in de
scope van de bestaande expertpool bij RVO die ondersteuning biedt aan medeoverheden
bij de ruimtelijke inpassing van elektriciteitsinfrastructuur. Er zijn aanvullende
middelen vanuit het Klimaatfonds (€ 22,5 mln.) vrijgemaakt waardoor veel meer projecten
ondersteund kunnen worden. Hiermee kan afhankelijk van het project een aantal weken
tot twee jaar tijdwinst worden behaald.
b. Trechteren van locaties en afwegingskader
Wanneer wordt gezocht naar een locatie voor nieuwe projecten zetten we in op het eerder
in de procedure beperken van de locatie-alternatieven (trechteren). Zo worden de onderzoeklasten
lager bij de locatiekeuze voor grote projecten. Dit versnelt besluitvorming en kan
enkele maanden tijdwinst opleveren bij grote projecten. Mogelijk zullen hierdoor vroegtijdig
locaties moeten afvallen die zijn aangedragen door bijvoorbeeld de initiatiefnemer,
betrokken bestuursorganen, maatschappelijke organisaties, bedrijven of burgers. Hiervoor
wordt gewerkt aan een afwegingskader in welke gevallen dit wenselijk is. Hiermee kan
een tijdswinst van enkele weken tot een jaar worden behaald.
c. Reserveren van ruimte
We verkennen het proactief reserveren van de benodigde ruimte en het beschikbaar krijgen
van locaties voor het nationaal energiesysteem in het Programma Energie Hoofdstructuur
(PEH). PEH wordt als bouwsteen opgenomen in de Nota Ruimte. Het is ook op regionaal
en lokaal niveau nodig om te anticiperen op de groeiende ruimtevraag van het energiesysteem.
Uitwerking daarvan doen we samen met medeoverheden.
d. Werelderfgoed
Samen met het Ministerie van OCW wordt ingezet op een gecombineerde beoordeling van
de impact van nieuwe hoogspanningsprojecten op werelderfgoed, om zowel de voortgang
van hoogspanningsprojecten als de bescherming van werelderfgoed te borgen. Uitgangspunt
is dat kernkwaliteiten van werelderfgoed niet worden aangetast, mede door het toepassen
van gerichte mitigerende maatregelen. Dit biedt op korte termijn perspectief voor
verschillende hoogspanningsprojecten. [Vermelding is verwijderd]
e. Efficiëntere participatie en onderzoekplicht
Het efficiënter inrichten van participatie en onderzoekplicht binnen de huidige wetgeving
vooruitlopend op mogelijke aanpassingen in wetgeving.
f. Uitkoopmogelijkheid omwonenden
Woningeigenaren die niet in de nabijheid van een nieuwe extra-hoogspanningsverbinding
(220/380kV) willen wonen, krijgen een aanbod om hun (bedrijfs)woning aan TenneT te
verkopen tegen de actuele marktprijs, waarbij de geplande hoogspanningslijn niet wordt
meegenomen. Huurders ontvangen een verhuiskostenvergoeding van TenneT als zij besluiten
te verhuizen. Daarvoor sluit het kabinet een convenant met TenneT8. Dit draagt bij aan het verminderen van de zorgen en weerstand van omwonenden van
een nieuwe hoogspanningsverbinding en daarmee aan het voorkomen van vertraging van
deze projecten.
Bovenstaande maatregelen kunnen breed worden toegepast op elektriciteitsprojecten
en zullen met prioriteit worden ingezet op de bovengenoemde eerste groep meest urgente
projecten. De voortgang van deze beleidsaanpak zal via het LAN worden gemonitord.
3. Gebiedsinvesteringen extra-hoogspanningsinfrastructuur
Naast de extra inzet op het hoogspanningsnet staan de komende vijf jaar veel ruimtelijke
procedures voor uitbreiding van het extra-hoogspanningsnet (220/380 kV) gepland. Realisatie
van deze projecten is van nationaal en internationaal belang en heeft vaak grote gevolgen
voor de leefkwaliteit van de lokale omgeving. Dit kan leiden tot weerstand en klachten
in de omgeving met mogelijk vertraging in de procedure voor de ruimtelijke inpassing
tot gevolg. Daarom maakt het kabinet gebiedsinvesteringen mogelijk in regio’s waar
de komende jaren veel nationale hoogspanningsinfrastructuur bij elkaar komt. Het kabinet
stelt hiervoor in de komende vijf jaar in totaal € 197 mln. beschikbaar. Deze middelen
kunnen gemeenten in deze regio’s naar eigen inzicht inzetten om de leefomgevingskwaliteit
te verhogen. Dit sluit aan bij het maatschappelijke doel van de Omgevingswet om te
zorgen voor een balans tussen benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving.9 De investeringen kunnen worden gebruikt voor publieke activiteiten, zoals de ontwikkeling
van de fysieke leefomgeving of het versterken van natuur. De gebiedsinvesteringen
worden verdeeld naar rato van de nu voorziene hoeveelheid bovengrondse nationale hoogspanningsinfrastructuur
in een gebied. Gebieden die al in aanmerking komen voor de gebiedsinvesteringen van
Netten op Zee zijn uitgesloten van deze gebiedsinvesteringen.
Met deze gebiedsinvesteringen krijgen lokale gemeenschappen een concrete bijdrage
terug voor de ruimte die extra-hoogspanningsinfrastructuur inneemt. Daarmee kan draagvlak
voor huidige en toekomstige nationale extra-hoogspanningsinfrastructuur worden behouden,
wat helpt om vertraging in de procedures voor het inpassen daarvan, nu en in de toekomst,
te voorkomen. Tot slot wordt onderzocht of het na deze periode van vijf jaar mogelijk
is om netbeheerders middelen beschikbaar te laten stellen aan regio’s waar zij nieuwe
infrastructuur realiseren. In dat geval zou de financiering voor gebiedsinvesteringen
verlopen via de tarieven die netbeheerders bij hun aangeslotenen in rekening brengen.
4. Optimaliseren werkwijze TenneT
Een kernonderdeel van de versnellingsaanpak is een grondige herziening van de werkwijzen
van TenneT. TenneT zet in op het versnellen van processen door ze meer gelijktijdig
te laten verlopen. Bouwprojecten starten bij TenneT met het uitvoeren van verschillende
studies binnen de verkenningsfase (o.a. ruimtelijke haalbaarheid, locatiestudies,
technische studies en budget). Om tot versnelling te komen, zullen studies en stappen
in deze fase parallel gaan lopen in plaats van elkaar opvolgen. Bepaalde besluiten
zoals het kiezen van een locatie of aankopen van grond worden zo sneller genomen.
Hiermee wordt een versnelling beoogd van 7 tot 16 maanden op de doorlooptijd van projecten.
TenneT zal bovendien tijdig met de bij een project betrokken overheden afstemming
zoeken over de te volgen vergunningprocedures om zo snel mogelijk te kunnen starten
met de werkzaamheden.
Een andere manier om te versnellen is het standaardiseren van processen die nu maatwerk
zijn. Een voorbeeld daarvan is het verkorten van het ontwerpproces door gestandaardiseerde
ontwerpen voor stations en masten te gebruiken. TenneT heeft dit al toegepast bij
stations Musselkanaal (Groningen) en Veenoord-Boerdijk (Drenthe) en zal deze werkwijze
uitbreiden. Met Tennet is daarnaast afgesproken dat het meer zal inzetten op goed
omgevingsmanagement ter bevordering van draagvlak.
Met het treffen van deze maatregelen zal TenneT meer risico toelaten in zijn procedures
dan nu het geval is. Dit zal nooit ten koste gaan van veiligheid en zorgvuldigheid,
maar kan wel leiden tot minder voorspelbare processen binnen de eigen organisatie
en in projecten. TenneT kiest hier bewust voor met het oog op het enorme belang van
de impact die deze maatregelen zullen hebben op de doorlooptijd van projecten en het
oplossen van netcongestie. Het kabinet juicht deze inzet van TenneT toe.
Tot slot
De tijd die het kost om een elektriciteitsproject van groot belang voor de aanpak
van netcongestie te realiseren kan en moet jaren korter gemaakt, in het belang van
de uitdagingen waar het land voor staat. Het kabinet is zich er van bewust dat deze
versnellingsaanpak veel vraagt van alle betrokkenen en ziet gelukkig ook de bereidheid
om een extra stap te zetten. Het kabinet, netbeheerders, provincies en gemeenten gaan
voortvarend aan de slag met de uitwerking en implementatie van deze versnellingsaanpak.
Hierbij worden de samenhang en wisselwerking met de lopende acties in het LAN geborgd.
De combinatie van sneller bouwen en betere benutting van het net is de enige manier
om netcongestie het hoofd te bieden. Het kabinet houdt uiteraard de Kamer op de hoogte
van de voortgang en opgedane inzichten.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei