Brief regering : Voortgang slavernijverleden
36 284 Slavernijverleden
Nr. 44 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2025
Inleiding
Met de excuses voor het Nederlands slavernijverleden is een belangrijke stap gezet
in de erkenning van deze misdaad tegen de menselijkheid. Opvolging van deze excuses
is ook voor mij van groot belang; door meer bewustzijn te creëren over deze pijnlijke
geschiedenis, kunnen we met elkaar vooruitkijken naar een voor iedereen gelijkwaardige
en rechtvaardige toekomst. Daarbij vind ik het belangrijk om in gesprek te zijn met
nazaten en andere direct betrokkenen. Ik heb onder andere een rondetafelgesprek gevoerd
over de verschillende perspectieven die er leven in de betrokken gemeenschappen op
de excuses en de opvolging daarvan. Ook was ik aanwezig bij de voortgangsbijeenkomst
27 januari jl., waar ik kennis heb gemaakt met genodigden vanuit de betrokken gemeenschappen
en waar we met elkaar in gesprek gingen over de opvolging van de excuses en het Herdenkingscomité
Slavernijverleden.
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken
en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over het vervolgtraject excuses
slavernijverleden. Ik ga in op de stand van zaken rondom het Herdenkingscomité Slavernijverleden,
de subsidieregelingen voor maatschappelijke initiatieven en andere maatregelen voor
bewustwording en erkenning. Ook informeer ik u over de voortgang van de vervolgtrajecten
in het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname.
Herdenkingscomité Slavernijverleden
Ik ben verheugd te melden dat het Herdenkingscomité Slavernijverleden is opgericht
en aan het werk gaat met de belangrijke opdracht om de herdenking en erkenning van
het Nederlands slavernijverleden in het Koninkrijk verder vorm te geven. Een belangrijke
mijlpaal in de opvolging van de excuses, die na intensief overleg met nazaten en andere
direct betrokkenen tot stand is gekomen.
Na de voorhangprocedure van 30 dagen in de Tweede en Eerste Kamer is op 6 januari
2025 de akte van oprichting gepasseerd bij de notaris. Sinds dat moment bestaat de
Stichting Herdenkingscomité Slavernijverleden formeel.
Met het passeren van de akte zijn de voorgedragen leden de eerste bestuursleden van
het comité. Dat zijn: Mw. A. Elburg (voorzitter, voorgedragen door Minister van Binnenlandse
Zaken), Dhr. N. Oleana (voorgedragen door Bonaire), Dhr. S. Ortega (voorgedragen door
Curaçao), Mw. C. Reyes (voorgedragen door Sint Maarten), Dhr. R. Richardson (voorgedragen
door Sint Eustatius), Dhr. D. Whitfield (voorgedragen door Saba) en Mw. L. Callender
(voorgedragen door NiNsee). Aruba en Suriname hebben nog geen lid voorgedragen. De
uitnodiging aan deze overheden om een lid voor te dragen blijft staan. Het Comité
is met hen in gesprek daarover. De Stichting opereert onafhankelijk. De statuten voorzien
erin dat van politieke sturing geen sprake zal zijn.
Op 1 november 2024 is door het Ministerie van BZK een directeur ad interim aangesteld
om de werkorganisatie die het Comité zal ondersteunen op te bouwen. Deze directeur
a.i. functioneert onafhankelijk van het ministerie en bouwt aan een werkorganisatie
aan beide kanten van de oceaan. Daarnaast zal de directeur a.i. samen met het Comité
op zoek gaan naar een secretaris-directeur, die de werkorganisatie van het Comité
meerjarig gaat leiden. De werkorganisatie in het Europees-Nederlandse deel gaat zich
met ingang van maart 2025 huisvesten te Den Haag, in hetzelfde gebouw als de Oorlogsgravenstichting.
Het Comité werkt nauw samen met het NiNsee om de Nationale Herdenking Slavernijverleden
op 1 juli in Amsterdam, onder verantwoordelijkheid en aansturing van het Comité, te
organiseren.
Subsidieregelingen voor maatschappelijke initiatieven
Na publicatie van de regelingen voor maatschappelijke initiatieven voor Europees Nederland
en het Caribisch deel van het Koninkrijk op 1 juli 2024 is gewerkt aan de uitwerking
van de regelingen. Om te komen tot uitvoerbare regelingen zijn de afgelopen maanden
door het Ministerie van BZK intensieve gesprekken gevoerd met een beoogd uitvoerder:
Uitvoering Van Beleid, onderdeel van Directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden
en Uitvoering (DSU/UVB) binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW). Het streven is dat de gesprekken met de beoogd uitvoerder zullen leiden tot
gewijzigde regelingen die later dit jaar gepubliceerd en opengesteld kunnen worden.
Een aantal openstaande punten resteert echter nog. Voorwaarde voor de inzet van de
beoogd uitvoerder is dat de gewijzigde regelingen voor hen uitvoerbaar zijn, waarbij
de doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding wordt gewaarborgd en de uitvoeringsrisico’s
als acceptabel beoordeeld worden. Over de definitieve regelingen zal DSU/UVB daarom
nog een definitieve uitvoeringstoets aan mij en de Ministers van SZW uitbrengen.
Het is van belang dat de gemeenschappen tijdig geïnformeerd worden over de regelingen
en het aanvraagproces. Om zoveel mogelijk mensen te bereiken worden diverse communicatiemiddelen
ingezet, zoals fysieke informatiesessies door heel Nederland en een webinar. Ook in
het Caribisch deel van het Koninkrijk zullen de betrokken gemeenschappen met verschillende
communicatiemiddelen worden geïnformeerd.
In het verlengde van de openstelling van de regeling in Europees Nederland is een
belangrijke volgende stap de werving van de leden van de adviescommissie. Het streven
is dit in het eerste kwartaal van 2025 af te ronden. De adviescommissie brengt een
schriftelijk advies uit over de aanvragen die niet voor een subsidie in aanmerking
lijken te komen. Met inachtneming van dat advies, wordt het uiteindelijke besluit
genomen door de Minister. Een belangrijke voorwaarde is dat de leden betrokken zijn
bij de gemeenschappen en kennis hebben van de ontwikkelingen daarbinnen. Tegelijkertijd
zijn de leden onafhankelijk en adviseren zij zonder last of ruggenspraak.
Andere maatregelen voor bewustwording en erkenning in Europees Nederland
Kosteloze naamswijziging
De implementatie van de tijdelijke regeling kosteloze naamswijziging voor nazaten
van tot slaafgemaakten is op 1 juli 2024 in Europees Nederland succesvol gestart.
In het eerste halfjaar sinds de inwerkingtreding zijn er 127 verzoeken ingediend bij
Justis. Hiervan zijn er 88 positief beoordeeld, en in 23 gevallen heeft dit inmiddels
geresulteerd in een naamswijziging. Om de bekendheid van de regeling verder te vergroten
zal ook in 2025 actief communicatie met de belangenorganisaties plaatsvinden en zal
informatie worden verstrekt aan de doelgroep.
Er wordt gewerkt aan de implementatie van de regeling op Bonaire, Sint Eustatius en
Saba. De specifieke context en bestuurlijke structuren op de eilanden vragen om maatwerk.
Het streven is om deze implementatie uiterlijk eind 2025 te realiseren. Hiermee wordt
gewaarborgd dat ook inwoners van deze eilanden gelijkwaardig toegang krijgen tot de
regeling. De uitvoering op de eilanden wordt voorbereid in samenwerking met Justis,
die de regeling ook in Europees Nederland uitvoert.
Publiekscommunicatie antidiscriminatievoorzieningen
Het Ministerie van BZK liet onderzoek doen naar strategieën om meldingsbereidheid
bij discriminatie te verhogen. Het onderzoeksbureau voerde literatuuronderzoek en
interviews met experts en ervaringsdeskundigen uit, met aandacht voor de frequentie
van discriminatie, meldingsgedrag en actuele ontwikkelingen. Een gedragsanalyse bracht
factoren van belang aan het licht, zoals kennisgebrek over Discriminatie.nl, copingstijlen,
en scepsis rondom melden. Hierop is een strategie ontwikkeld om kennis over meldmogelijkheden
te vergroten, vertrouwen in instanties te versterken en drempels voor melding weg
te nemen. Het eindrapport vormt de basis voor BZK’s publiekscommunicatie en interventies
in 2025 zoals campagnes om kennis te vergroten, verbeteringen aan de website en het
meldformulier van Discriminatie.nl. Voorbeelden zijn het visualiseren van de meldingsprocedure
om scepsis weg te nemen en het toevoegen van een chatfunctie om de drempel te verlagen.
Kennissynthese
De kennissynthese in opdracht van het Ministerie van SZW is in december 2024 gestart
door Verwey Jonker en Movisie, in gelijkwaardige samenwerking met de initiatiefnemers
van het Zwart Manifest. Het onderzoek zal voor de zomer van 2025 worden opgeleverd.
De kennissynthese richt zich op het inzichtelijk maken van de doorwerking van het
(trans-Atlantisch) koloniaal- en slavernijverleden op hedendaags racisme en discriminatie
in diverse domeinen in de Nederlandse samenleving. Naast de kennissynthese wordt een
toegankelijke en creatieve publicatie van de bevindingen opgeleverd voor een breed
publiek.
Uitdragen sociale norm
Het haalbaarheidsonderzoek dat de ministeries van SZW en BZK laten uitvoeren door
Tabula Rasa, naar het uitdragen van een sociale norm tegen racisme en discriminatie
in de samenleving, zal voor de zomer van 2025 worden opgeleverd. Daarna wordt bezien
hoe de opbrengsten van de haalbaarheidsstudie toegepast kunnen worden.
Leernetwerk slavernijverleden
In opdracht van SZW is het Leernetwerk Slavernijverleden voor gemeenten succesvol
opgezet, uitgevoerd door Radar Advies. Aan het Leernetwerk nemen 18 gemeentes deel.
Zij leren middels thematische bijeenkomsten en inhoudelijke opdrachten over onderwerpen
die raken aan de doorwerking van het slavernijverleden op lokaal niveau. Deelnemende
gemeentes kunnen op deze manier erkenning en doorwerking van het slavernijverleden
een structurele plek in hun beleidsplannen geven.
Nationaal Slavernijmuseum, Kenniscentrum en Erfgoed
Op 30 mei 2024 heeft de toenmalig Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de totstandkoming van het Nationaal Slavernijmuseum.1 Naast de museale functie, krijgt het museum ook een kennisfunctie waar nazaten familie-
en voorouderonderzoek kunnen doen. Ook wordt gewerkt aan een museaal kennisnetwerk
en worden de opties voor digitale toegang tot het museum uitgewerkt. In de volgende
fase van de ontwikkeling van het museum zal deze kennisfunctie verder worden uitgewerkt,
op een manier die de netwerkfunctie van het museum versterkt. Dit houdt in dat er
instellingen uit het hele Koninkrijk en internationaal actief betrokken zullen worden,
die gaan over de internationale geschiedenis van kolonisatie en slavernij.
In bestaande museale en archiefcollecties zijn bronnen te vinden over het slavernijverleden.
Het investeren in het behoud en de verdere ontwikkeling van musea, archieven en bescherming
van cultureel erfgoed heeft daarom de aandacht. In aanvulling op het reguliere cultuurbeleid
ondersteunt OCW instellingen die met behulp van een erfgoedgemeenschap nieuwe bronnen
aanboren en bewaren, en de verhalen hierover breed delen en bespreekbaar maken.
Gezondheid en welzijn
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft een verkennend onderzoek
uitgezet naar mogelijke invloeden van het slavernijverleden op gezondheid en zorg.
De maatschappelijke en wetenschappelijke aandacht voor vraagstukken rondom gelijkheid
en discriminatie binnen zorg en welzijn groeit.2 Steeds meer inzichten wijzen erop dat historische gebeurtenissen, zoals het slavernijverleden,
blijvende invloed kunnen hebben op opeenvolgende generaties. Een voorbeeld hiervan
is intergenerationeel trauma, waarbij psychologische effecten van generatie op generatie
worden overgedragen.3 Met het onderzoek, dat in het eerste kwartaal van 2025 van start gaat, wil VWS bestaande
kennis samenbrengen, maar ook nieuwe inzichten ontwikkelen om deze complexe problematiek
beter te begrijpen en aan te pakken.
Onderwijs
Eind 2024 zijn de conceptkerndoelen van leergebied Mens en Maatschappij opgeleverd.
Hierin is, specifieker dan in de huidige kerndoelen, opgenomen dat leerlingen kennis
moeten opdoen over het koloniaal- en slavernijverleden, migratiegeschiedenis en het
gehele Koninkrijk der Nederlanden. Daarnaast worden er voor het onderwijs in de eerste
helft van 2025 opdrachten uitgezet voor het ontwikkelen van een bronnenbank, een leidraad
voor docenten en het geven van een impuls aan een organisatie die gastlessen over
het slavernijverleden verzorgd. Ook wordt in de eerste helft van 2025 het onderzoek
gestart naar de verhalen van antikoloniale vrijheidsstrijders en verzetshelden in
het funderend onderwijs in Europees Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie Sylvana Simons.4
Caribisch deel van het Koninkrijk
Gebaseerd op de aanbevelingen in het rapport Ketenen van het Verleden is op 19 december
2022 een aantal toezeggingen gedaan aan Sint Maarten, Curaçao, Aruba, Sint Eustatius,
Saba en Bonaire. Deze toezeggingen zijn de basis voor de invulling van de zogenoemde
actieagenda’s. BZK faciliteert de aangewezen vertegenwoordigers bij het vormgeven
van de actieagenda’s, onder andere door het beschikbaar stellen van schrijfcapaciteit.
Eind oktober 2024 heeft een werkweek plaatsgevonden om te komen tot een concrete invulling
van de actieagenda’s, specifiek daar waar het gaat om museale infrastructuur en de
archieven. Hierbij waren de door de lokale overheden aangewezen vertegenwoordigers
van Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten aanwezig. Daarnaast
sloten ter inhoudelijke ondersteuning ook eilandelijke experts aan met expertise van
erfgoed, cultuur en/of archieven. Gezien de verscheidenheid van de (ei)landen is maatwerk
vereist. De vertegenwoordigers en andere betrokkenen werken nu aan verdere concretisering
van de actieagenda’s, die uiterlijk 1 juli 2025 aan de Staatssecretaris van BZK aangeboden
zullen worden.
Suriname
Om de dialoog over de opvolging van de excuses vorm te geven, stelde het Ministerie
van Buitenlandse Zaken (BZ) van maart 2023 tot juli 2024 een Speciaal Gezant Slavernijverleden
aan. Met het afsluiten van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden kwam ook het mandaat
ten einde. De gesprekken die de Gezant voerde tijdens haar zeven reizen naar Suriname
brachten de dialoog tussen Nederland en Suriname over de opvolging van de excuses
op gang, met aandacht voor de perspectieven van de Inheemse- en Marrongemeenschappen.
De Nederlandse ambassade in Paramaribo en het Ministerie van BZ zetten deze dialoog
momenteel voort, in het eigen tempo van Suriname. Zij doen dit in afwachting van de
aangekondigde installatie van een Surinaams platform, met een aantal vertegenwoordigers
van de meest betrokken groepen.
Het Ministerie van BZ werkt aan het kader voor de regeling maatschappelijke initiatieven,
waarin de voorwaarden voor subsidieverstrekking worden vastgelegd. Het uitgangspunt
is dat de middelen laagdrempelig toegankelijk zijn, waarbij de doelmatigheid en rechtmatigheid
van de besteding worden gewaarborgd. De regeling zal naar verwachting in de loop van
2025 gepubliceerd worden. Ook de beleidsintensiveringen worden verder uitgewerkt.
De excuses worden in Suriname gezien als een belangrijke stap richting heling en verzoening.
Na de excuses en het verzoek om vergiffenis van Zijne Majesteit de Koning hebben de
traditioneel gezagsdragers van de Inheemse en Tribale bevolking (Fiti Makandra, Samen Strijden), voorgesteld om middels een Gran Krutu/Gran Komparsi – een volksraadpleging – een reactie op de excuses te formuleren. Tweehonderd afgevaardigden
uit de verschillende betrokken gemeenschappen in Suriname zullen hiertoe met elkaar
in gesprek gaan. Naar verwachting vindt de bijeenkomst in de eerste helft van 2025
plaats.
Het Ministerie van BZ steunt dit initiatief omdat deze van groot belang is voor het
proces van heling en verzoening in Suriname. Het ministerie heeft hiertoe middelen
van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden beschikbaar gesteld.
Wet Bescherming Tegen Discriminatie op de BES
Het wetsvoorstel om de gelijkebehandelingswetgeving van toepassing te verklaren op
het Caribische deel van Nederland is aangemeld voor plenaire behandeling in de Tweede
Kamer begin februari 2025. De antidiscriminatievoorziening BES wordt ingebed bij de
voorziening voor rechtshulp. Samen met de Staatssecretaris voor Rechtsbescherming
zet ik in op de gezamenlijke oprichting van een nieuwe, lokale, stichting. Deze stichting
wordt verantwoordelijk voor het verlenen van rechtshulp en zal tevens dienen als antidiscriminatievoorziening.
De komende tijd zal het voornemen om een stichting op te richten worden voorgelegd
aan de Minister van Financiën en de Algemene Rekenkamer, gevolgd door een voorhangprocedure
bij uw Kamer en de Eerste Kamer. Het College voor de Rechten van de Mens is bezig
de oordelende taak op de eilanden voor te bereiden. Er zal gewerkt worden met regionale,
plaatsvervangende Collegeleden.
Gespreksstarter «Wie zijn wij»
In 2024 werd de gespreksstarter «Wie zijn wij» ingezet op 25 locaties verspreid over
het land, zoals festivals, markten en pleinen. Op 10 locaties organiseerden we naast
de gespreksstarter ook verdiepende programmering. Er is een voortdurende maatschappelijke
dialoog nodig om kennis over het slavernijverleden te vergroten en bewustzijn te creëren
over hoe dit verleden doorwerkt in de samenleving. De gespreksstarter brengt verschillende
perspectieven samen, biedt ruimte voor uitwisseling van ervaringen, en bevordert begrip
tussen verschillende groepen. Door het gesprek open te stellen voor alle lagen van
de bevolking, voelen meer mensen zich gehoord en betrokken. Deze interacties helpen
om gedeeld begrip te creëren om de benodigde stappen te zetten voor de toekomst en
dragen bij aan een collectief bewustzijn.
De afronding vond in januari 2025 plaats, met een landelijke afsluitende bijeenkomst.
Daar kwam alle inhoud samen van wat we tijdens de gesprekken in het land hebben gehoord.
Hoewel een paradigmaverschuiving niet in één jaar te bereiken is, is dit een stap
in de goede richting. De gespreksstarter bleek een effectief middel om laagdrempelig
het gesprek aan te gaan over dit gevoelige onderwerp. Deze opbrengst, tevens vastgesteld
in een evaluatierapport, is onder andere input voor het Herdenkingscomité Slavernijverleden
dat verder aan de slag gaat met het vergoten van kennis en bewustwording over het
slavernijverleden.
Herdenkingsjaar Slavernijverleden
Het Herdenkingsjaar Slavernijverleden is op 1 juli 2024 geëindigd. Dit jaar markeerde
een belangrijke stap in de erkenning en het delen van onze gedeelde geschiedenis.
Het NiNsee, met subsidie van OCW, organiseerde opgeschaalde Nationale Herdenkingen
in 2023 en 2024, die fungeerden als symbolische opening en afronding van het jaar.
Deze activiteiten werden uitgebreid met herdenkingsmomenten in het Caribisch deel
van het Koninkrijk en lokale initiatieven in heel Nederland. Met de verplaatsing van
het Keti Koti Festival naar het Museumplein kon de Nationale Herdenking een uur later
starten. Dat maakte de herdenking toegankelijker voor het Caribisch gebied en Suriname
en bood het ruimte voor een groter en divers publiek. Nieuwe elementen, zoals sprekers
uit Inheemse gemeenschappen en Saba, versterkten het inclusieve karakter.
De subsidieregelingen van het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie
ondersteunden meer dan 250 projecten in Europees Nederland en het Caribisch deel van
het Koninkrijk. Door toegankelijke voorwaarden, vertaalbudgetten en lokale ondersteuning
kregen ook grassroots-organisaties een eerlijke kans. Deze aanpak leidde tot een diverse
spreiding van projecten en verbeterde het inzicht in de behoeften van gemeenschappen.
Daarnaast ondersteunde OCW via de structuur van het Internationaal Cultuurbeleid projecten
in landen met een historische band met het Nederlands slavernijverleden, zoals Suriname
en de Verenigde Staten. Deze initiatieven versterken de internationale verbinding
en benadrukken het gedeelde karakter van dit verleden.
De stakeholderaanpak van OCW gaf ruimte aan onderbelichte perspectieven, zoals die
van Marron- en Inheemse gemeenschappen, nazaten van contractarbeiders en vertegenwoordigers
van het slavernijverleden in de Indonesische archipel. Dit resulteerde in initiatieven
zoals de conferentie Contractarbeid uit de Schaduw.
De campagne Geschiedenis, van ons allemaal bereikte daarnaast meer dan 40 miljoen personen en stimuleerde een nationale dialoog.
De campagne werd ook ingezet in het Caribisch gebied in de vorm van documentaires.
Meerjarig onderzoek en internationaal kennisdeling
Meerjarig onderzoeksprogramma
Het Ministerie van OCW en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
investeren gezamenlijk € 3 miljoen in een meerjarig onderzoeksprogramma over het Nederlandse
koloniale slavernijverleden. Het betreft een thematisch programma binnen de Nationale
Wetenschapsagenda. De voorbereidingen voor het programma zijn in een vergevorderd
stadium. Halverwege het eerste kwartaal van 2025 vindt naar verwachting een vooraankondiging
plaats, waarin de kern van het programma wordt uitgelicht en informatie wordt gegeven
over de gefaciliteerde werkwijze en deadlines. Daarna volgt een oproep tot het indienen
van voorstellen. Kennisinstellingen en maatschappelijke partijen worden uitgenodigd
om gezamenlijk onderzoeksvoorstellen te ontwikkelen met verschillende vakgebieden
en gevarieerde onderzoeksvormen, zodat het programma aansluit op de kennisbehoefte
vanuit de maatschappelijke partijen.
Internationale kennissamenwerking Nederlands slavernijverleden
Kennisdeling over het slavernijverleden en ruimte geven aan meerdere en nieuwe perspectieven
en inzichten hierover, kan niet zonder betrokkenheid van kennisinstellingen en partners
in de gebieden waarmee Nederland een koloniale geschiedenis deelt. Het Ministerie
van OCW heeft daarom het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV)
gevraagd een internationaal onderzoeksprogramma vorm te geven bestaande uit wetenschappers
uit landen waarmee Nederland een koloniale geschiedenis heeft. KITLV zal onderzoekers
in Suriname, Zuid-Afrika en Indonesië in de gelegenheid te stellen onderzoek naar
het Nederlands slavernijverleden en de doorwerking daarvan te doen vanuit de lokale
context en onderzoeksbehoeften. Dit programma loopt tot en met 2027. OCW heeft hiervoor
€ 924.000 beschikbaar gesteld.
Uw Kamer is eerder geïnformeerd5 over de mogelijkheid die OCW biedt aan de zes eilanden in het Caribisch deel van
het Koninkrijk om onderzoek uit te voeren naar het Nederlandse slavernijverleden.
Sinds oktober 2024 geeft een samenwerkingsverband van hogeronderwijsinstellingen in
de Caribische landen invulling aan een gedeelde Leerstoel Slavernijverleden. Daarnaast
zal met de middelen die beschikbaar zijn gesteld voor Caribisch Nederland naar verwachting
in 2025 een onderzoeksprogramma ontwikkeld worden, in nauw overleg met de Openbare
Lichamen van de eilanden. In totaal heeft OCW op de eigen begroting tot en met 2027
€ 455.000 gereserveerd voor onderzoek naar het Nederlandse slavernijverleden in het
Caribisch deel van het Koninkrijk.
Tot slot
De afgelopen periode is intensief gewerkt aan de verdere uitwerking van plannen rondom
het Herdenkingscomité Slavernijverleden, de subsidieregeling voor maatschappelijke
initiatieven, maatregelen ter bevordering van bewustwording en erkenning, en de voortgang
van de vervolgtrajecten in het Caribisch deel van het Koninkrijk en Suriname. 2025
markeert een cruciaal jaar waarin we samen met de gemeenschappen en andere betrokkenen
de volgende stappen zetten om deze plannen tot leven te brengen en verder vorm te
geven.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties