Brief regering : Fiche: Verordening grensoverschrijdend toezicht Oneerlijke Handelspraktijken
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3997
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 februari 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche 1: Positie boer in keten (Kamerstuk 22 112, nr. 3996)
Fiche 2: Verordening grensoverschrijdend toezicht oneerlijke handelspraktijken
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Fiche: Verordening grensoverschrijdend toezicht Oneerlijke Handelspraktijken
1. Algemene gegevens
a) Titel
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende samenwerking tussen
de handhavingsautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van Richtlijn
(EU) 2019/633 betreffende oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen
in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen
b) Datum ontvangst Commissiedocument
10 december 2024
c) Nr. Commissiedocument
COM(2024) 576
d) EUR-Lex
e)
EUR-Lex – 52024PC0576 – EN – EUR-Lex
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Landbouw- en Visserijraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
h) Rechtsbasis
Artikel 43, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Dit voorstel tot verbetering van grensoverschrijdend toezicht van de richtlijn Oneerlijke
Handelspraktijken in de landbouw en voedselvoorzieningsketen1 («richtlijn OHP») (hierna: het voorstel) is begin 2024 aangekondigd in het non-paper
van de Europese Commissie (de Commissie) over het versterken van de positie van boeren
in de waardeketen, en reeds toegezonden aan uw Kamer.2 Dit voorstel ziet op het verbeteren van toezicht op grensoverschrijdende handelspraktijken
in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen, waarbij leverancier en afnemer niet in
dezelfde lidstaat zijn gevestigd. Het voorstel beoogt dit te doen door samenwerking
tussen handhavende autoriteiten van de verschillende lidstaten te verbeteren. In Nederland
is de handhavende autoriteit de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Het voorstel
is van toepassing op de zogenoemde «geharmoniseerde lijst» van oneerlijke handelspraktijken
die zijn opgenomen in de richtlijn OHP.3 Deze lijst bevat oneerlijke handelspraktijken die in alle lidstaten gelden.
Het voorstel zorgt voor procedurele regels waar een verzoek van een handhavende autoriteit
aan moet voldoen. Een dergelijk verzoek om informatie moet schriftelijk worden ingediend
met onder meer vermelding van de te hanteren taal en de betreffende relevante bepaling(en)
uit de richtlijn OHP en nationale wetgeving. Ook worden de mogelijkheden tot informatie-uitwisseling
tussen de autoriteiten van verschillende lidstaten vergroot, door het onderling kennis
kunnen nemen van elkaars onderzoeken. Zowel het inwinnen van de gevraagde informatie
door de aangezochte autoriteit als het gebruik van de informatie door de verzoekende
autoriteit moet plaatsvinden in overeenstemming met de betreffende nationale wetgeving.
Het voorstel stelt dat handhavingsautoriteiten elkaar in kennis moeten stellen van
een oneerlijke handelspraktijk met een grensoverschrijdende dimensie die op elkaars
grondgebied plaatsvindt of heeft plaatsgevonden. Daarnaast maakt het voorstel het
mogelijk dat de handhavende autoriteit, in overeenstemming met de betreffende nationale
wetgeving, boetes of andere maatregelen kan opleggen in zaken waarbij sprake is van
grensoverschrijdende oneerlijke handelspraktijken in de handelstransacties tussen
ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen zoals bedoeld in de richtlijn
OHP.4
Indien een oneerlijke handelspraktijk voorkomt in meer dan twee lidstaten, wordt van
een wijdverbreide oneerlijke handelspraktijk gesproken. Het voorstel zorgt voor procedurele
regels om onderzoek door de handhavende autoriteiten naar dergelijke wijdverbreide
praktijken gecoördineerd te kunnen aanpakken. De handhavende autoriteiten bepalen
in overleg welke autoriteit de coördinatie uitvoert.
Handhavende autoriteiten kunnen alleen in geval van een aantal uitzonderingen een
verzoek tot samenwerking met en uitwisseling van informatie van een verzoekende autoriteit
afwijzen, of weigeren deel te nemen aan gecoördineerd onderzoek bij wijdverspreide
oneerlijke handelspraktijken. Een handhavende autoriteit kan een verzoek tot samenwerking
en informatie-uitwisseling weigeren indien het verzoek niet tot doel heeft een grensoverschrijdende
oneerlijke handelspraktijk te onderzoeken. Andere uitzonderingen waardoor het mogelijk
is een verzoek tot samenwerking te weigeren, betreffen een reeds lopend juridisch
onderzoek of een uitspraak betreffende de betrokken partij(en), of het niet juist
of volledig zijn van een verzoek door de verzoekende autoriteit.
De richtlijn OHP kent de mogelijkheid voor nationale lidstaten om eigen toevoegingen
te doen op de zogenaamde «geharmoniseerde lijst» van oneerlijke handelspraktijken.5 Dit houdt in dat er naast de geharmoniseerde lijst met oneerlijke handelspraktijken
die in alle EU-lidstaten geldt, in diverse lidstaten extra praktijken als oneerlijk
zijn opgenomen in nationale wetgeving. Lidstaten kunnen besluiten dat de toezichthoudende
autoriteiten in hun lidstaten ook gebruik kunnen maken van de bevoegdheden van het
voorstel op de zogenoemde nationale oneerlijke handelspraktijken die zijn vastgelegd
in nationale wetgeving. De aangezochte autoriteit is evenwel niet verplicht om gevolg
te geven aan een verzoek van een handhavende autoriteit dat ziet op dergelijke nationale
toevoegingen.
b) Impact assessment Commissie
Er is geen impact assessment gedaan door de Commissie, omdat het voorstel geen inhoudelijke
aanpassingen van de richtlijn OHP betreft maar een instrument om toezicht op deze
richtlijn te verbeteren door samenwerking tussen de toezichtsautoriteiten te versterken.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland is in principe voorstander van het samenwerken tussen Europese handhavende
instanties en het verbeteren en stroomlijnen van toezichtprocedures op Europese richtlijnen.
In Nederland is de wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen
(«wet OHP») van kracht, waarmee oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen
tegen worden gegaan. De wet OHP biedt geen juridische grondslag voor handhavende autoriteiten
om grensoverschrijdend te handhaven.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet geeft een positieve beoordeling van dit voorstel. Het voorstel vergemakkelijkt
namelijk de uitwisseling van informatie door handhavende autoriteiten in verschillende
lidstaten, waar het gaat om oneerlijke handelspraktijen in grensoverschrijdende overeenkomsten.
Dit helpt bij het tegengaan van zulke praktijken en is daarmee positief. Het kabinet
steunt de verbetering van samenwerking tussen handhavende autoriteiten van de verschillende
lidstaten. Het verbeteren van handhaving van oneerlijke handelspraktijken op de interne
markt versterkt tevens de positie van de boeren in de keten en draagt bij aan een
gelijk speelveld op de interne markt. Dit voorstel verbetert de kennis van grensoverschrijdende
oneerlijke handelspraktijken en de mogelijkheden voor toezicht waar het gaat om contracten
van leveranciers met afnemers in een andere lidstaat. Het kabinet staat positief tegenover
de procedurele regels waar een verzoek tot samenwerking aan moet voldoen, en ondersteunt
dat het inwinnen en gebruiken van informatie plaatsvindt in overeenstemming met de
betreffende nationale wetgeving. Ten aanzien van de gronden waarop een verzoek tot
samenwerking en informatie uitwisseling kan weigeren is het kabinet positief. Het
kabinet vraagt aandacht voor een zorgvuldige informatie-uitwisseling via een beveiligd
platform.
Het kabinet steunt de inzet van handhavende instrumenten, zoals boetes. Wel zal het
kabinet de Commissie om verduidelijking vragen op welke manier deze boetes tot stand
komen en door wie deze zullen worden geïnd. Het kabinet zal inzetten op de verduidelijking
van de definitie van wijdverbreide oneerlijke handelspraktijken. Tijdens de onderhandelingen
zal het kabinet om verheldering vragen van de definitie en de verantwoordelijkheden
van de betrokken coördinerende handhavende autoriteit.
Het kabinet staat achter de mogelijkheden voor autoriteiten om een verzoek tot samenwerking
te weigeren. Het kabinet staat achter het toepassingsgebied van het voorstel dat niet
verder gaat dan verplichte samenwerking bij de geharmoniseerde lijst oneerlijke handelspraktijken
uit de richtlijn OHP en zal zich tijdens de onderhandelingen inzetten voor behoud
van dit toepassingsgebied. De Nederlandse wetgeving hanteert geen nationale koppen
in het kader van de richtlijn OHP zelf. Het kabinet is geen voorstander van het handhaven
op nationale koppen van andere lidstaten. Als een aangezochte autoriteit een verzoek
tot handhaving van een nationale kop ontvangt van een autoriteit uit een andere lidstaat,
dan is de aangezochte autoriteit niet verplicht hieraan mee te werken. Het maakt hierin
niet uit de lidstaat van de aangezochte autoriteit zelf nationale koppen hanteert.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting zullen de meeste lidstaten dit voorstel steunen. Aangezien er veel
handel tussen EU-lidstaten plaatsvindt in landbouwproducten, wordt het reguleren van
grensoverschrijdend toezicht door de meeste lidstaten namelijk als een logische en
goede ontwikkeling beschouwd.
De positie van het Europees Parlement ten aanzien van dit voorstel is nog onbekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel
is gebaseerd op artikel 43, tweede lid, VWEU. Deze rechtsgrondslag geeft de EU de
bevoegdheid tot het opstellen van een verordening gericht op het verbeteren van toezicht
en handhaving met het oog op een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten
en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
Op het terrein van landbouw is op grond van artikel 4, tweede lid, onderdeel d, VWEU
sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten.
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit
is positief. De voorgestelde verordening heeft tot doel toezicht en handhaving van
grensoverschrijdende oneerlijke handelspraktijken te verbeteren, door een grondslag
voor informatie-uitwisseling en samenwerking tussen handhavende autoriteiten in de
verschillende lidstaten te bieden. Dit kan onvoldoende door de lidstaten op centraal,
regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt, daarom is een EU-aanpak nodig. Door
dit voorstel wordt het gelijk speelveld op het terrein van toezicht en handhaving
van oneerlijke handelspraktijken verbeterd. En worden belemmeringen op de interne
markt rondom samenwerking tussen handhavende autoriteiten op het gebied van de Richtlijn
OHP weggenomen. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU wetgeving mag vaststellen, toetst het kabinet
of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie geschikt en noodzakelijk zijn om
het gestelde doel te bereiken (het proportionaliteitsbeginsel). Het oordeel van het
kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De voorgestelde verordening
heeft tot doel toezicht en handhaving van grensoverschrijdende oneerlijke handelspraktijken
te verbeteren, door een grondslag voor informatie-uitwisseling en samenwerking tussen
handhavende autoriteiten in de verschillende lidstaten te bieden. Het voorstel is
geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat het daarmee voor de autoriteiten
gemakkelijker wordt om handhavend te kunnen optreden in grensoverschrijdende situaties.
Het voorstel sluit aan bij Europese samenwerking op andere gebieden tussen mededingingsautoriteiten.
Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat het beperkt
is tot de geharmoniseerde lijst van oneerlijke handelspraktijken en omdat in bepaalde
situaties de autoriteiten medewerking kunnen weigeren.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De uitvoeringskosten kunnen toenemen voor de ACM, als er aanvragen tot samenwerking
uit andere lidstaten worden gedaan, of als leveranciers uit Nederland actiever klachten
zullen indienen tegen Europese afnemers. Het is moeilijk in te schatten hoeveel aanvragen
zullen worden gedaan of hoeveel klachten er zullen worden ingediend. Daarom is de
omvang van deze kosten moeilijk in te schatten. De eventuele budgettaire gevolgen
worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform
de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Dit voorstel heeft geen financiële consequenties voor het bedrijfsleven en de burger,
of gevolgen voor de regeldruk. Het voorstel betreft immers enkel handhaving van de
reeds bestaande lijst oneerlijke handelspraktijken uit de richtlijn OHP. De richtlijn
OHP schrijft tevens zelf al voor dat er handhaving moet plaatsvinden.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Dit voorstel heeft geen gevolgen voor concurrentiekracht of geopolitieke aspecten.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft geen gevolgen voor nationale regelgeving aangezien de Nederlandse
wetgeving rondom de OHP in overeenstemming is met de Europese richtlijnen en deze
niet zal worden aangepast bij grensoverschrijdende handhaving. Er zijn ook geen gevolgen
voor decentrale regelgeving.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat een bevoegdheid voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast
te stellen (artikel 12). Dit betreft de bevoegdheid om standaardformulieren vast te
stellen voor de verzoeken voor wederzijdse bijstand, bedoeld in artikel 9, tweede
lid, van de voorgestelde verordening. Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk,
omdat het geen essentieel onderdeel van de basishandeling betreft. Toekenning van
deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, omdat gebruik van standaardformulieren
de samenwerkingsprocedure tussen de handhavende autoriteiten van de lidstaten vergemakkelijkt.
De keuze voor uitvoering in plaats van delegatie ligt hier voor de hand omdat het
gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige voorwaarden. De uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure, bedoeld in artikel 5 van verordening
(EU) nr. 182/2011. Toepassing van deze procedure is hier volgens het kabinet op zijn
plaats, omdat de voorgestelde uitvoeringshandelingen regels zullen bevatten als bedoeld
in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, onder ii, van die verordening, aldus regels
vallend onder «het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid».
Voor de vaststelling van dergelijke uitvoeringshandelingen is met name de onderzoeksprocedure
van toepassing. Bij de onderzoeksprocedure hebben de lidstaten in principe het laatste
woord.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De inwerkingtreding van de verordening wordt voorzien op de twintigste dag na officiële
publicatie. Inwerkingtreding van de bepalingen over grensoverschrijdende samenwerking
wordt uitgesteld met één jaar na inwerkingtreding van de verordening om de handhavingsautoriteiten
de tijd te geven om deze verordening te implementeren. Het kabinet beoordeelt dit
als haalbaar.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In het voorstel is geen eigen evaluatie opgenomen, wel wordt aangegeven dat dit voorstel
een aanvulling is op de richtlijn OHP en deze mogelijke aanpassing uiteindelijk wordt
meegenomen in de huidige afspraken over monitoring, evaluatie en rapportage. Op dit
moment wordt de Europese richtlijn OHP ook geëvalueerd. Het kabinet acht het wenselijk
om aan te blijven sluiten bij de evaluatieprocedures van de richtlijn OHP.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De ACM kan door autoriteiten van andere lidstaten worden gevraagd om informatie voor
onderzoek betreffende oneerlijke handelspraktijken. Het betreft dan vooral vragen
omtrent gedragingen van Nederlandse afnemers/kopers. Een inschatting van hoeveel meer
er aan ACM gevraagd zal worden, is niet te maken.
Het is mogelijk dat ook de klachten van Nederlandse agrarische producenten en/of leveranciers
toenemen als gevolg van dit voorstel. Het is bekend dat klachten kunnen worden ingediend,
en tot op heden betroffen de klachten Nederlandse producenten en Nederlandse afnemers.
Bij het versterken van toezicht tussen lidstaten kan de bereidheid van producenten
toenemen om ook klachten in te dienen tegen afnemers buiten Nederland die opereren
binnen de EU. Het vergroten van dit bereik en de bekendheid bij producenten kan leiden
tot een toename van klachten, en daarmee ook een toename van uitvoeringskosten betekenen.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken