Brief regering : Uitvoering gewijzigde motie Ram over onderzoek naar verstrekken wapenexportvergunningen voor contractduur (36550-XVII-18)
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 438
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2024
Hierbij informeer ik u over de opvolging van de gewijzigde motie van het lid Ram (Kamerstuk
36 550 XVII, nr. 18, d.d. 25 juni 2024) die de regering verzoekt «te onderzoeken of het mogelijk is om
exportvergunningen voor de levering en het onderhoud van defensieproducten voor de
gehele voorgenomen contractduur te verstrekken, en om op basis van de offerte te werken
met een opt-out clausule indien de mensenrechtensituatie van een land verandert».
Daarmee kom ik eveneens tegemoet aan het verzoek (Kenmerk 2024D40717) om uw Kamer voorafgaand aan het commissiedebat wapenexportcontrole (d.d. 26 november
2024) met een brief te informeren over de uitvoering van voorgenoemde motie.
De nationale wetgeving, de EU Dual-Use Verordening (2021/821) en het EU Gemeenschappelijke
Standpunt inzake wapenexport (944/2008) geven het kabinet de ruimte om zelf invulling
te geven aan de geldigheidsduur van exportvergunningen voor militaire en dual-use
goederen, waaronder individuele en globale exportvergunningen, doorvoervergunningen
en vergunningen voor tussenhandeldiensten.
Naar aanleiding van eerder onderzoek naar het verlengen van de looptijd van wapenexportvergunningen,
waarover de Tweede Kamer in april 2023 per brief werd geïnformeerd (Kamerstuk 22 054, nr. 388), is voor after-sales vergunningen de looptijd verlengd van één tot drie jaar om
zo onderhoud van eerder uitgevoerde goederen te vergemakkelijken. Dit was een aanvulling
op een al van toepassing zijnde geldigheidsduur van drie jaar voor individuele en
globale vergunningen voor export van militaire goederen naar EU- en NAVO(+)-landen
met uitzondering van Turkije. Tot slot biedt het Nederlandse wapenexportbeleid exporteurs
de gelegenheid om een proefaanvraag (sondage) in te dienen waarmee inzicht kan worden
verkregen in de kansen voor het verkrijgen van een vergunning. Deze mogelijkheid wordt
met name gebruikt op het moment dat contract-onderhandelingen met de eindgebruiker
nog niet zijn afgerond of gestart. Aan een positieve reactie op een sondage kunnen
geen rechten worden ontleend. Wel geeft een sondage inzicht in de kans op een exportvergunning
onder ongewijzigde omstandigheden.
Met dit beleid voorziet het kabinet in 1) het bieden van zoveel mogelijk duidelijkheid
voor exporteurs voorafgaand aan daadwerkelijke export en 2) beperkte administratieve
lasten voor een belangrijk deel van de werkzaamheden van de Nederlandse defensie-
en veiligheidsindustrie. Dat is mogelijk vanwege de beperkte risico’s die gepaard
gaan met deze vormen van export.
Voor de overige vormen van export (naar niet-EU- en NAVO([+]-landen) blijft de geldigheidsduur
één jaar. Reden daarvoor is het belang dat het kabinet hecht aan een zorgvuldige wapenexporttoets
waarin op basis van de actuele situatie in het land van bestemming een goede risico-inschatting
kan worden gemaakt. Door de geldigheidsduur van vergunningen uit te breiden tot de
volledige contractduur, inclusief onderhoudshandelingen, zou Nederland een instrument
verliezen waarin het meewegen van belangrijke actuele ontwikkelingen in het land van
bestemming, vanwege de beperkte looptijd van af te geven vergunningen, van nature
is ingebed.
Het kabinet beschikt momenteel al over de mogelijkheid om in de geest van de in de
gewijzigde motie Ram genoemde «opt-out clausule indien de mensenrechtensituatie in
een land verandert» eerder verstrekte exportvergunningen in te trekken. In de praktijk
is echter vanuit het oogpunt van behoorlijk bestuur en rechtszekerheid voor vergunninghouders
van belang dat vergunningen alleen in uitzonderlijke gevallen en met bewijs alsnog
worden ingetrokken. De kern van het Nederlandse wapenexportbeleid is daarom het op
voorhand voorkomen van transacties waarbij sprake is van een duidelijk risico op ongewenst
eindgebruik zonder daarbij een eventueel later ingrijpen op grond van drastisch gewijzigde
omstandigheden uit te sluiten.
Voor het overige blijft de bredere kabinetsinzet op het vlak van wapenexportcontrolebeleid
ook onverminderd gericht op het bevorderen van een gelijk speelveld voor de Nederlandse
defensie- en veiligheidsindustrie via initiatieven als de voorgenomen toetreding tot
het verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein, waar op het moment Frankrijk,
Duitsland en Spanje bij zijn aangesloten, en inzet op convergentie van het Europese
wapenexportbeleid via de herziening van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake
Wapenexport.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever
Indieners
-
Indiener
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp