Brief regering : Uitsluitingsgronden subsidieregeling UPF n.a.v. zakendoen in Rusland
36 600 XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025
Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSHULP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2024
Zoals toegezegd in het commissiedebat over sancties op 9 oktober jl. (Kamerstuk 36 600 V, nr. 12) informeer ik uw Kamer hierbij over de uitkomsten van het onderzoek of ongesanctioneerde
handel met Rusland als uitsluitingsgrond toegevoegd kan worden aan het subsidieprogramma
Oekraïne partnerfaciliteit (Ukraine Partnership Facility, UPF).
Sinds het begin van de Russische agressieoorlog in Oekraïne steunt Nederland Oekraïne
politiek, militair, financieel en moreel actief. Deze steun blijft onverminderd in
tijd van oorlog, herstel en wederopbouw, zo lang als dat nodig is. In 2023 is daarom
het subsidieprogramma Oekraïne partnerfaciliteit (Ukraine Partnership Facility, UPF)
opgezet om de private sector te ondersteunen in zijn bijdrage aan duurzaam herstel
van Oekraïne, om zo de druk op de publieke sector in Oekraïne te verlichten. Het betreft
een subsidieprogramma waarmee subsidie kan worden verleend aan concrete projecten
van Nederlandse ondernemingen in samenwerking met maatschappelijke organisaties en
Oekraïense organisaties. Er is een eerste openstelling van UPF geweest in het najaar
van 2023 t.w.v. EUR 25 mln., waarvan het subsidieplafond in het voorjaar van 2024
is bereikt. Op basis van de ervaringen met de eerste openstelling en gelet op de voortdurende
grote behoefte aan steun, is besloten om een nieuwe ronde open te stellen met een
aangepaste versie van het subsidieprogramma t.w.v. EUR 32,5 mln. Deze ronde is per
30 oktober jl. geopend voor aanvragen.
Onderzoek ongesanctioneerde handel
Tijdens het commissiedebat over sancties op 9 oktober jl. zijn vragen gesteld die
zich onder meer richten op de wenselijkheid van het ontvangen van subsidie door Nederlandse
ondernemingen voor projecten in Oekraïne en het mogelijk tegelijkertijd zakendoen
door deze Nederlandse ondernemingen (ongesanctioneerde handel) in Rusland. Aanleiding
voor deze vragen was dat een van de subsidieontvangers uit de eerste ronde van UPF
ook zaken doet in Rusland. In dit debat is door de Minister van Buitenlandse Zaken
toegezegd dat het kabinet gaat onderzoeken of ongesanctioneerde handel met Rusland
als uitsluitingsgrond kan worden toegevoegd aan UPF.
Hierop zijn de volgende vragen onderzocht:
1. Is het mogelijk om in UPF op te nemen dat partijen waarvan aangetoond is dat zij zaken
doen met Rusland, ook al is dat in producten die niet op de sanctielijst staan, worden
uitgesloten van subsidie?
2. Kan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp gebruik maken van haar
bevoegdheid om subsidieverstrekking te weigeren indien verstrekking niet verenigbaar
is met het Nederlandse beleid op het gebied van buitenlandse betrekkingen?
De uitkomst van de eerste vraag is dat het helaas niet mogelijk is om partijen uit
te sluiten van subsidie indien zij zaken doen in producten die niet op de sanctielijst
staan. Voor het stellen van beoordelingscriteria, en daarmee ook weigeringsgronden,
geldt de hoofdregel dat deze criteria doelgebonden moeten zijn. Dit vloeit voort uit artikel 3:3 Algemene wet bestuursrecht: een bevoegdheid
mag niet worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is toegekend;
op grond hiervan dienen subsidiecriteria, evenals subsidieverplichtingen, doelgebonden te zijn. Dit betekent in geval van een weigeringsgrond dat deze moet strekken tot
de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Het doel van UPF-subsidies is om
samen met het bedrijfsleven bij te dragen aan wederopbouw in Oekraïne en duurzaam
herstel van de Oekraïense economie en samenleving. Ten aanzien van een criterium dat
organisaties die legaal zaken doen met Rusland in zijn algemeenheid uitsluit van subsidie
geldt dat niet aantoonbaar is dat dit criterium noodzakelijk en geschikt is voor verwezenlijking
van het doel van de UPF.
Niet-doelgebonden criteria mogen worden gehanteerd indien daarvoor een wettelijke grondslag bestaat.
Voor een criterium zoals voorgesteld bestaat een dergelijke grondslag niet.
De uitkomst van de tweede vraag is dat het evenmin mogelijk is om mijn bevoegdheid
om subsidieverstrekking te weigeren vanwege het niet verenigbaar zijn van subsidieverstrekking
met het Nederlandse beleid op het gebied van buitenlandse betrekkingen in te zetten
voor het uitsluiten van een partij die legaal handelt met Rusland. Hier wringt dat
de betreffende bedrijven legaal zaken doen met Rusland omdat de producten niet op
de sanctielijst staan en in zoverre dus niet onderdeel zijn van het buitenlandbeleid
van het kabinet.
Beide antwoorden gelden niet alleen ten aanzien van UPF, maar ook voor andere subsidieprogramma’s.
Ontmoediging en risicobeheersing
Het kabinet moedigt aan dat bedrijven ervoor kiezen om vanwege de oorlog in Oekraïne
niet langer actief te willen zijn op de Russische markt en wijst bedrijven op de risico’s
van zaken doen in Rusland. Dit gebeurt op twee vlakken: 1. doen wat wel juridisch mogelijk is binnen de huidige kaders zoals de UPF subsidie, en 2. voortdurend
kijken naar alternatieven, zoals ruimere sancties. Dit laatste vergt regeling op Europees
niveau.
Alhoewel het handelen in ongesanctioneerde goederen helaas juridisch niet kan worden
gebruikt als weigeringsgrond voor een subsidie, voert het kabinet wel een ontmoedigingsbeleid
binnen de huidige kaders. Ook bij de UPF heeft het kabinet gekeken wat er wel mogelijk
is. Dit heeft geleid tot een toevoeging aan de aanvraagvereisten voor de tweede subsidieronde:
er is opgenomen dat partijen die een subsidie in het kader van UPF aanvragen aan moeten
geven of ze zaken doen in Rusland. Aanvragers dienen hiertoe voor elk van de partners
de vraag te beantwoorden of zij zaken doen in Rusland en zij dienen in de projectbeschrijving
bij het onderdeel «risicomitigatie» nader in te gaan op de handel die plaatsvindt
met Rusland en op welke wijze de betreffende partner het risico hiervan inschat en
wil mitigeren voor het succesvol realiseren van het voorgestelde project in Oekraïne.
Deze risico-inschatting wordt meegewogen bij de beoordeling van de aanvragen. Dit
kan leiden tot een lagere puntentoekenning maar sluit subsidie niet uit. Daarnaast
wordt aan de partijen die zakendoen in Rusland aangegeven dat het kabinet het zakendoen
in Rusland en tegelijkertijd een project realiseren in Oekraïne onwenselijk acht.
Alhoewel dit een eerste stap is, betreurt het kabinet dat de verdere mogelijkheden
(juridisch) beperkt zijn. Het kabinet blijft daarom kijken naar alternatieven. Een
cruciaal onderdeel daarvan is dat het kabinet zich op Europees niveau voortdurend
inzet voor aanvullende sanctiemaatregelen tegen Rusland waarbij alle opties op tafel
liggen. Aanvullende sancties hebben mogelijk ook gevolgen voor bedrijven die zowel
subsidie uit de UPF ontvangen als handel drijven in Rusland; de handel kan dan immers
leiden tot een sanctie. Het thema heeft mijn blijvende aandacht en er zal continu
worden gekeken wat mogelijk is op dit vlak. Ik hoop hiermee uw Kamer voldoende te
hebben geïnformeerd.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, R.J. Klever
Indieners
-
Indiener
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp