Brief regering : Voortgang aanpak kennisveiligheid in hoger onderwijs en wetenschap
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1158
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2024
Het kabinet stelt zich ten doel om de veiligheid en weerbaarheid van Nederland te
vergroten. Dit ziet ook op de Nederlandse kennissector. Een weerbare wetenschap is
nodig in het kader van onze nationale en internationale veiligheid. Daarom is in het
regeerprogramma opgenomen dat we de brede aanpak kennisveiligheid continueren, en
als onderdeel daarvan een wettelijke screeningsplicht invoeren voor onderzoekers en
masterstudenten.
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid
en de Minister van Economische Zaken, over de voortgang van de aanpak kennisveiligheid.1 Dit doe ik aan de hand van drie pijlers:
1. de kennissector maakt zich weerbaarder;
2. invoering van een wettelijke screeningsplicht; en
3. inzet op een internationaal gelijk speelveld.
In deze brief ga ik in op drie rapporten die uw Kamer reeds heeft ontvangen. Ik geef
een beleidsreactie op het Sectorbeeld kennisveiligheid KNAW/NWO-i en op een verkenning
naar een volwassenheidsmodel voor kennisveiligheid.2 Ook beschrijf ik hoe ik opvolging geef aan een rapport over het beurzenprogramma
van de China Scholarship Council (hierna: CSC).3
Bovendien ga ik in op de uitvoering van vijf moties, ingediend tijdens het tweeminutendebat
kennisveiligheid van 21 mei 2024.4 Ik geef hiermee opvolging aan mijn toezegging om uw Kamer te informeren over de uitvoering
van de motie Martens-America c.s.5 Tevens bevat de brief een tijdpad voor het wetsvoorstel screening kennisveiligheid.
Het beschermen waard
Nederland is een kennis- en handelsland. Internationale oriëntatie is cruciaal om
een innovatieve bijdrage te kunnen leveren aan de transities en uitdagingen waar wij
als samenleving voor staan. De kracht en het succes van Nederlands onderzoek en wetenschap
komt onder meer door openheid, internationale samenwerking en gedrevenheid om nieuwe
wegen te verkennen. Tegelijkertijd weten we dat kennis, technologie en innovatie strategische
en militaire machtsmiddelen zijn geworden voor statelijke actoren, die zij actief
verwerven.6 Dit maakt dat kennisveiligheid onlosmakelijk verbonden is met onze nationale veiligheid.
Kennisveiligheid is dan ook onderdeel van de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk
der Nederlanden7 en de brede aanpak tegen statelijke dreigingen.8
Daarom werk ik samen met de kennissector verder aan het versterken en vergroten van
de weerbaarheid van Nederlands onderzoek en wetenschap. Daarbij zoeken we steeds de
balans tussen enerzijds het benutten van kansen in open internationale samenwerking
en anderzijds het beschermen van de nationale veiligheid en de kennis die onze instellingen
ontwikkelen. Zo zullen we bij de nadere uitwerking van de Nationale Technologie Strategie
goed moeten nadenken over met welke landen wij op specifieke prioritaire sleuteltechnologieën
wel en niet willen samenwerken. Want de veiligheid van Nederland, de integriteit van
de wetenschap, de ontwikkeling van technologie en de academische vrijheid zijn het
waard te beschermen. De rijksoverheid en de kennissector slaan hiervoor de handen
ineen, waarbij we uitgaan van de kracht van de kennisinstellingen.
1. De kennissector maakt zich weerbaarder
Het vergroten van de weerbaarheid van kennisinstellingen is een belangrijk vertrekpunt
bij de aanpak kennisveiligheid. Dit betekent dat zij weten welke belangen zij hebben
te beschermen, de risico’s hierbij leren herkennen en mitigeren, en maatregelen treffen
om ook kansen te kunnen blijven benutten. De instellingen staan hierin niet alleen.
De rijksoverheid faciliteert en stimuleert de instellingen hierbij. We voeren met
elkaar een continue dialoog over hoe we de aanpak verder kunnen verbeteren, welke
dilemma’s daarbij opspelen en hoe we die gezamenlijk oplossen. Daarbij leren we van
elkaar. Ik ga nader in op drie instrumenten die centraal staan:
a. We houden zicht op de voortgang met behulp van audits en sectorbeelden, vanuit de
ambitie om met elkaar steeds een stap verder te zetten in de afweging van kansen en
risico’s en de weerbaarheid verder te vergroten.
b. De Nationale Leidraad Kennisveiligheid (hierna: de Leidraad) die de rijksoverheid
samen met de kennissector heeft opgesteld geeft hiervoor aanwijzingen, richtlijnen
en handvatten.
c. Het Loket Kennisveiligheid (hierna: het Loket) adviseert de kennisinstellingen over
risico’s bij internationale samenwerkingen, en faciliteert kennisdeling via de learning
community.
Tot slot belicht ik de omgang van instellingen met het CSC-beurzenprogramma als voorbeeld
van de aanpak kennisveiligheid, waarin verschillende instrumenten van de aanpak samenkomen.
a. Zicht op voortgang
In de periode 2023–2024 is een nulmeting uitgevoerd bij de kennisinstellingen, waarmee
in beeld is gebracht hoe ver kennisinstellingen zijn met het invoeren van kennisveiligheidsmaatregelen.
Uit de resulterende sectorbeelden komt naar voren dat instellingen kennisveiligheid
serieus oppakken en het kennisveiligheidsbeleid volop in ontwikkeling is. Sommige
instellingen zijn daarin verder dan andere. Naast sectorbeelden zijn er ook instellingsbeelden
opgesteld. De instellingen gebruiken die bij het opstellen en verder implementeren
van maatregelen. Volgend jaar start een nieuwe ronde audits, en dan moet zichtbaar
zijn dat een solide basis bij alle kennisinstellingen is gelegd.
De sectorbeelden over de universiteiten en de hogescholen heeft uw Kamer in najaar
2023 en voorjaar 2024 ontvangen.9 Als laatste van deze reeks heeft uw Kamer voor de zomer van 2024 het sectorbeeld
over de onderzoeksinstituten van de KNAW en NWO-i ontvangen.10
Sectorbeeld KNAW en NWO-i
Het sectorbeeld KNAW en NWO-i laat zien dat zij werk maken van kennisveiligheid en
de nodige stappen zetten om weerbaarder te worden. Vrijwel alle instituten hebben
een risicoanalyse uitgevoerd. De risicoanalyses hebben tot meer inzicht in en bewustwording
van de risico’s bij de verschillende instituten geleid. De KNAW en NWO-i hebben bewustwordingscampagnes
ingezet en er is ook in het personeelsbeleid aandacht voor kennisveiligheid. Er zijn
bestuurlijk portefeuillehouders en adviesteams ingesteld, en er zijn over de volle
breedte maatregelen getroffen ter bescherming van de fysieke en digitale toegang.
Aan actuele, centrale overzichten van risicovolle internationale partnerschappen wordt
gewerkt. De KNAW en NWO-i hebben mij in een gezamenlijke reactie laten weten dat een
eerste aanzet van het centrale overzicht gerealiseerd zal zijn aan het einde van dit
jaar.11 De organisaties wijzen erop dat het vertrouwen van de Minister in de kennisinstellingen
belangrijk is voor het draagvlak voor implementatie van kennisveiligheid. Dit vertrouwen
heb ik. Ook vragen zij aandacht voor de doorlooptijden van en beschikbare expertise
bij het Loket, en actualisering van de Leidraad. Verderop in deze brief ga ik daarop
in.
Met de opvolging van de overige sectorbeelden blijven we een vinger aan de pols houden.
Zo heeft de Vereniging Hogescholen mij laten weten dat alle hogescholen nu de bestuurlijke
afspraken over kennisveiligheid zijn nagekomen.12 Ook heeft UNL mij eerder dit jaar laten weten dat de universiteiten hard werken aan
het realiseren van centrale en actuele overzichten van risicovolle internationale
partnerschappen. In reactie hierop heb ik de universiteiten gevraagd om ze uiterlijk
eind dit jaar te realiseren.13 Hiermee geef ik uitvoering aan het eerste deel van de motie Rooderkerk en Paternotte.14 In het voorjaar van 2025 informeer ik uw Kamer opnieuw over de voortgang hiervan.
Doorontwikkelen van risico-gestuurde aanpak
Ik hecht eraan dat instellingen verder werken aan het versterken van hun weerbaarheid
door kennisveiligheidsbeleid te implementeren. Deloitte heeft in dit kader de opdracht
gekregen om een verkenning naar het gebruik van een volwassenheidsmodel voor kennisveiligheid
uit te voeren. Een volwassenheids-model is een gestructureerd overzicht met verschillende
niveaus, dat de voortgang van een organisatie bij het ontwikkelen van processen en
vaardigheden weergeeft. Aan de hand hiervan kunnen organisaties doelen stellen en
gerichte verbeteringen doorvoeren. De AWTI heeft eerder geadviseerd om een dergelijk
model te ontwikkelen.15 Hiermee geef ik opvolging aan dit advies.
Uw Kamer heeft het rapport van Deloitte hierover aan het begin van de zomer ontvangen.16 Deloitte adviseert mij om een volwassenheidsmodel vooralsnog primair als leermiddel
voor de instellingen in te zetten en niet als verantwoordingsinstrument. Een te zware
gerichtheid op verantwoording kan in de fase waarin instellingen nu verkeren, het
leren belemmeren en leiden tot tunnelvisie. Een meer ontwikkelgerichte toepassing
draagt bij aan het versterken van de weerbaarheid van de kennisinstellingen en het
verhogen van de nationale veiligheid. Deloitte adviseert ook om samen met de kennissector
te onderzoeken of reeds bestaande volwassenheidsmodellen doorontwikkeld kunnen worden.
Ik neem deze aanbevelingen ter harte en onderschrijf het belang van gestructureerde,
stapsgewijze verbeteringen. Ik wil met de kennissector toewerken naar een brede implementatie
van het gebruik van volwassenheidsmodellen, met ruimte voor maatwerk. Ik wil daarbij
ook gebruik maken van de ervaringen die instellingen reeds hebben opgedaan, zoals
met het SURF volwassenheidsmodel voor cybersecurity. Daarmee kunnen de instellingen
laten zien dat zelfregulering werkt en vruchten afwerpt. Een aantal universiteiten
is al gestart met de ontwikkeling en toepassing van een eigen model dat op de Leidraad
is gebaseerd. Dat vind ik een zeer positieve ontwikkeling en geeft aan dat kennisinstellingen
dit serieus nemen.
Ik wil de kennisinstellingen die in 2025 gebruik maken van een volwassenheidsmodel
tegemoetkomen door hen in de gelegenheid te stellen dit model te gebruiken bij de
volgende ronde audits, om zo de uitvraagbelasting te beperken. Verder ga ik met de
sector in dialoog over hoe wij de aanpak kennisveiligheid kunnen doorontwikkelen naar
een meer risico-gestuurde aanpak. Want hoewel elke kennisinstelling de basis op orde
moet hebben, mag op basis van risicoanalyses van de ene instelling meer inzet op kennisveiligheid
verwacht worden dan van de andere.
b. Nationale Leidraad Kennisveiligheid
De Leidraad vormt de basis voor het kennisveiligheidsbeleid bij de kennisinstellingen.
Samen met de instellingen blijven we werken aan gerichtere maatregelen. Zo werken
we met elkaar aan een actualisering en verduidelijking van de Leidraad. Daarbij maken
we onder andere gebruik van het AWTI-advies uit 2022 en van de inzichten uit de sectorbeelden
kennisveiligheid die in 2023 en 2024 zijn opgeleverd. We verwachten aan het einde
van dit jaar een nieuwe versie met elkaar vast te stellen. Daarna beoordelen we periodiek
of er aanleiding is om de Leidraad op onderdelen te actualiseren.
Om meer houvast te geven bij het inschatten van risico’s bij het aangaan van internationale
samenwerkingen, ben ik met de kennisinstellingen gestart met een traject om hiervoor
landelijk uniforme criteria te ontwikkelen. Het tweede deel van de motie Roodenberg
en Paternotte heeft mij hiertoe verzocht.17 Om aan deze motie uitvoering te geven heb ik samen met UNL, de KNAW, NWO-i, de VH,
TO2-federatie en NFU een werkgroep ingesteld met de opdracht om breed gedragen voorstellen
te doen. Daarbij betrek ik ook de overige departementen die aangesloten zijn op de
aanpak kennisveiligheid. Ik informeer uw Kamer opnieuw over de uitvoering van deze
motie in het voorjaar van 2025.
c. Loket Kennisveiligheid
Het Rijksbrede Loket speelt een belangrijke rol in de aanpak kennisveiligheid, want
daarmee stelt de rijksoverheid de instellingen in staat om hun verantwoordelijkheid
te pakken bij het inschatten en wegen van kansen en risico’s bij internationale samenwerkingen.
Begin 2022 is het Loket geopend als het landelijke expertise- en adviespunt voor kennisveiligheid.
Het Loket heeft inmiddels meer dan 450 vragen beantwoord en adviezen verstrekt. De
expertise- en adviesfunctie van het Loket voorziet duidelijk in een behoefte bij de
kennisinstellingen. Naast de advisering verzorgt het Loket, via de learning community,
onder andere e-learnings en netwerkevenementen, die naast het overbrengen van informatie,
ook de onderlinge uitwisseling van ervaringen en good practices bevorderen. De learning
community is in 2023 gelanceerd en trekt brede belangstelling. Langs die weg zal het
Loket de kennisinstellingen actief informeren over buitenlandse regelgeving die ertoe
kan leiden dat gedeeld intellectueel eigendom wordt toegeëigend door een staat, en
op welke punten de instellingen daarbij kunnen letten. Ook zal de Leidraad op dit
punt worden geactualiseerd. Daarmee geef ik uitvoering aan de motie Hertzberger c.s.18
Om na te gaan hoe het Loket ook in de toekomst de kennisinstellingen zo goed mogelijk
kan ondersteunen bij het weerbaarder maken van de wetenschap en het hoger onderwijs,
wil ik in 2025 het Loket evalueren. Daar betrek ik uiteraard de kennisinstellingen
als afnemers van het Loket bij. Ik informeer de Kamer te zijner tijd over de uitkomsten
van deze evaluatie.
Voorts onderzoek ik of het wenselijk is dat het Loket aan de instellingen proactief
en ongevraagd advies geeft, zoals de motie Martens-America mij heeft verzocht.19 Dit verzoek vraagt een ander type rolneming van de rijksoverheid in het Loket dan
nu het geval is. Omdat kennisinstellingen primair zelf aan zet zijn voor kennisveiligheid,
is het Loket nu ingericht als vraagbaak en adviespunt, en faciliterend, laagdrempelig
en vraaggericht van aard. Eerste gesprekken met de instellingen naar aanleiding van
deze motie leveren op dat die inrichting van het Loket voor hen behulpzaam is, maar
zij ook geholpen kunnen zijn met meer informatie over trends en actuele dreigingen
op initiatief van het Loket zelf. Daarnaast dragen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
in het kader van hun taakuitvoering bij aan het verhogen van de weerbaarheid van kennisinstellingen
tegen ongewenste kennis- en technologieoverdracht, verhogen zij het bewustzijn over
gevaren, en adviseren zij over adequate veiligheidsmaatregelen. Om tot een zorgvuldig
en gewogen antwoord te komen wil ik de vraag verder behandelen in de evaluatie van
het Loket in 2025. Daar kom ik bij uw Kamer op terug.
Daarnaast start ik dit najaar met een traject voor het creëren van een wettelijke
grondslag voor gegevensverwerking door het Loket. Op dit moment geeft het Loket adviezen
over risico’s bij internationale samenwerkingen. Het Loket doet nadrukkelijk niet
aan risicobeoordelingen van personen. Voor het inschatten van risico’s bij samenwerkingen
baseert het Loket zich onder andere op informatie over organisaties, het Dreigingsbeeld
statelijke actoren en op informatie over de toepassing van kennis en technologie.
Hoewel het Loket alle mogelijke maatregelen treft om te zorgen dat daarbij geen gegevens
ontstaan die direct of indirect tot personen te herleiden zijn, is gebleken dat dit
niet volledig uit te sluiten is. Ik heb dit nader onderzocht en hierover gesproken
met de Autoriteit Persoonsgegevens. Een eerste analyse wijst uit dat het creëren van
een wettelijke grondslag nodig is. Daarom tref ik voorbereidingen op een wetsvoorstel.
In het voorjaar van 2025 informeer ik uw Kamer over de voortgang hierop.
Een voorbeeld uitgelicht: CSC-beurzenprogramma
De aanpak kennisveiligheid vraagt van instellingen dat zij kansen en risico’s wegen
van geval tot geval. Een voorbeeld daarvan is samenwerkingen met Chinese wetenschappers
en kennisinstellingen. In maart 2024 heeft mijn ambtsvoorganger een rapport van Clingendael
ontvangen over promovendi in Nederland die gefinancierd worden door de CSC.20 Ook heeft uw Kamer hierover een motie aangenomen. Ik ga hierna op beide in.
China vormt de grootste dreiging voor de Nederlandse kennisveiligheid zoals benoemd
in het Dreigingsbeeld statelijke actoren.21 Dit signaal moeten we serieus nemen. China is een grootmacht op het gebied van onderzoek
en innovatie. Het land streeft al langer naar een sterke economische en technologische
groei. Om deze groei te realiseren, zijn Chinese partijen actief op zoek naar de technologieën
die in de Chinese beleidsdoelen centraal staan. Er worden zowel legale als illegale
collectiemethoden gebruikt om deze technologieën te bemachtigen. Zo zijn Nederlandse
bedrijven, kennisinstellingen en wetenschappers op grote schaal doelwit van diverse
(digitale) aanvalscampagnes die proberen hoogwaardige technologie buit te maken. Kennis
en technologie worden daarnaast verkregen via academische samenwerking en door investeringen
en overnames. Tegelijkertijd is China op veel terreinen een belangrijke en gewaardeerde
partner van Nederland, het Nederlandse bedrijfsleven en Nederlandse kennisinstellingen.
China en Nederland kunnen elkaar op sommige wetenschappelijke en technologische gebieden
enorm vooruithelpen. Het is dan ook in het belang van Nederland en ons concurrentievermogen
om de samenwerking met China op te blijven zoeken, mits dit op verantwoorde wijze
gebeurt. Daarmee kunnen we wereldwijde maatschappelijke uitdagingen aanpakken en potentiële
kansen voor Nederland verzilveren.
Het rapport van Clingendael liet zien dat er op bepaalde onderwerpen en vakgebieden
teveel afhankelijkheden van het CSC-beurzenprogramma zijn. Er moet dus bewuster gekozen
worden op welke punten we wel en niet kunnen samenwerken, en op welke wijze. Dat er
risico’s zijn, betekent niet dat een samenwerking op voorhand niet kan plaatsvinden.
Het betekent dat kennisinstellingen en onderzoekers een grotere verantwoordelijkheid
hebben om een zorgvuldige afweging te maken en waar nodig maatregelen te treffen.
Mijn ambtsvoorganger heeft uw Kamer laten weten de aanbevelingen samen met de instellingen
op te zullen volgen. We zorgen er gezamenlijk voor, elk vanuit een eigen rol en verantwoordelijkheid,
dat de kennisinstellingen bewuster omgaan met toelating van CSC-beurspromovendi en
hiervoor de nodige houvast krijgen van de rijksoverheid. Zo heb ik het Loket de opdracht
gegeven om gecertificeerde vertalingen van relevante CSC-documenten te publiceren
via de learning community zodat de Nederlandse instellingen daar hun voordeel mee
kunnen doen. Ook wordt bezien of relevante documenten over andere beursprogramma’s
kunnen worden vertaald. Daarnaast heeft mijn departement met andere EU-landen gesproken
over samenwerking met beurspromovendi uit landen buiten de Europese Unie, waaronder
China.
Voor het uitvoeren van de overige aanbevelingen is samenwerking met UNL en de kennisinstellingen
nodig. Zo vindt er een verkenning plaats met UNL over de manier waarop en vorm waarin
we de kennisinstellingen richtlijnen kunnen meegeven over de omgang met CSC-beurzen
en andere internationale beursprogramma’s. Ik ben blij te vernemen van UNL dat zij
een landelijk overleg met CSC wil coördineren. Dit gesprek kan ik faciliteren. Daarnaast
heeft UNL aangegeven dat de kennisinstellingen individueel, waar toepasselijk, aan
de slag zullen gaan met de overige aanbevelingen, zoals het diversifiëren van financieringsbronnen
en het verkennen van alternatieve scenario’s. UNL heeft bovendien aangegeven dat universiteiten
de aantallen CSC-beurspromovendi gaan monitoren en ik neem dat aanbod graag aan. Ik
vind het een positieve ontwikkeling dat ze deze parameter willen toevoegen aan het
dashboard van bestuurders voor het inzichtelijk krijgen van risicovolle samenwerkingen
op centraal niveau.
De motie Martens-America heeft mij gevraagd om met kennisinstellingen in gesprek te
gaan zodat er geen nieuwe CSC-beurspromovendi worden toegelaten tot sensitieve vakgebieden.22 Uit gesprekken met bestuurders van de kennisinstellingen maak ik op dat het rapport
van Clingendael heeft bijgedragen aan een verhoogde alertheid en een toenemende bewustwording.
Instellingen wegen kritisch af, van geval tot geval, welke risico’s er zijn bij het
toelaten van internationale beurspromovendi, in het bijzonder van CSC, en of deze
aanvaardbaar zijn. Ze zorgen dat er geen afhankelijkheden ontstaan, en indien er besloten
wordt om de samenwerking aan te gaan, worden mitigerende maatregelen getroffen. Ik
vraag UNL om mij in de zomer 2025 te rapporteren over de actuele stand van de aantallen
CSC-beurspromovendi.23 In mijn gesprekken met de universiteiten blijft dit een aandachtspunt. Hiermee heb
ik uitvoering gegeven aan de motie Martens-America.
2. Invoering van screening kennisveiligheid
De aanpak Kennisveiligheid bestaat uit een samenhangend geheel aan instrumenten, waarvan
screening van personen het sluitstuk is. Het initiatief voor het ontwikkelen van de
screening kennisveiligheid zetten we voort, zoals ook blijkt uit het regeerprogramma.
Tijdpad wetsvoorstel
De wet screening kennisveiligheid is voor mij een prioriteit. Ik wil zoveel als mogelijk
tempo maken met dit wetsvoorstel, maar moet de uitwerking ook zorgvuldig doen. Ik
streef ernaar om het wetsvoorstel in de eerste helft van 2025 in openbare internetconsultatie
te brengen. Vervolgens wil ik het wetstraject versnellen waar dat kan. Ik zal het
wetsvoorstel om die reden parallel aan de consultatie voor advisering voorleggen aan
in ieder geval de Autoriteit Persoonsgegevens en het Adviescollege toetsing regeldruk.
Ik wil het wetsvoorstel vervolgens na de zomer van 2025 aanbieden aan de Raad van
State voor advisering, waarna ik het wetsvoorstel naar uw Kamer hoop te kunnen sturen.
Voortgang op de drie fundamentele elementen
In dit stadium zijn drie elementen in het wetsvoorstel bepalend voor de voortgang,
zoals mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer heeft toegelicht.24 Ik informeer uw Kamer over de stand van zaken op elk van deze punten.
1. De afbakening van sensitieve kennis en technologie
Gesprekken met het kennisveld en doorlopende consultatie van experts en internationale
partners hebben aanleiding gegeven tot een zorgvuldige uitwerking van het afbakenen
van sensitieve technologiekennisinstellingen. Een meer fijnmazige aanpak bij het afbakenen
van sensitieve kennis en technologie kan beter aansluiten bij de praktijk van de kennisinstellingen
dan een werkwijze met een bredere aanpak, waarbij gehele vakgebieden worden aangewezen.
In de afgelopen maanden heeft mijn departement daarom een verkenning uitgevoerd. Daaruit
blijkt dat fijnmaziger aanwijzen van bijvoorbeeld projecten of programmalijnen mogelijk
is. Het compartimenteren en beschermen van kennis en technologie is daarbij van belang,
zodat deze alleen gecontroleerd toegankelijk is. De verkenning laat zien dat meer
fijnmazigheid recht doet aan de risico’s en de ontwikkelingen in de wetenschap. Deze
aanpak ga ik daarom uitwerken in het wetsvoorstel. De verkenning laat tegelijk ook
zien dat dit een grotere rol van kennisinstellingen in het proces vraagt. Ik ga de
resultaten van de verkenning in de komende maanden delen met het kennisveld. Hiermee
geef ik uitvoering aan de motie Stultiens.25
Tot slot merk ik op dat de afbakening van sensitieve technologieën geen betrekking
heeft op de verplichtingen die de kennisinstellingen reeds hebben op grond van de
Europese sanctieverordeningen, waarin technische bijstand verboden of vergunningplichtig
is voor bepaalde goederen en technologie. In de uitwerking van de wet komt dit tot
uitdrukking.
2. Rechtsgelijkheid borgen en discriminatie voorkomen
Het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) heeft op verzoek van
mijn ambtsvoorganger een advies over de huidige doelgroepafbakening uitgebracht. In
het huidige wetsontwerp is gekozen voor een doelgroepafbakening van te screenen personen,
bestaande uit derdelanders.26 Deze afbakening mag niet leiden tot ongerechtvaardigd onderscheid (discriminatie).
Daarbij is de screening een in de persoonlijke levenssfeer ingrijpende maatregel waarbij
(bijzondere) persoonsgegevens worden verzameld. De wet moet daarom rechtszekerheid,
rechtsgelijkheid en voorspelbaarheid bieden ten aanzien van de vraag wie met een screening
te maken krijgt en onder welke voorwaarden.
Het advies van het College werpt echter deels vragen op, specifiek ten aanzien van
de uitleg van het Unierecht. Het is van groot belang dat de doelgroepkeuze juridisch
houdbaar is. Nu het advies van het College niet op alle elementen volledig uitsluitsel
heeft gegeven, heb ik besloten om nader advies te vragen aan de Landsadvocaat. Dit
advies verwacht ik een dezer dagen te ontvangen, waarna ik het advies zal bestuderen.
De uitkomsten van beide adviezen zal ik in het wetsvoorstel verwerken. Ik zal uw Kamer
over de uitkomsten informeren.
3. Uitvoerbaarheid is cruciaal
De waarde van een wet is voor een belangrijk deel gelegen in een goede uitvoering.
Zoals eerder aangegeven is Justis voor de uitvoering onze gesprekspartner.27 Justis heeft onderzocht of en onder welke voorwaarden zij de screening kennisveiligheid
kan uitvoeren. Hiertoe is een vertrouwelijk vooronderzoek uitgevoerd. Uit het vooronderzoek
blijkt dat de screeningsopdracht op hoofdlijnen uitvoerbaar lijkt. Daarom heb ik Justis
gevraagd te starten met een ex-ante uitvoeringstoets als volgende stap. Aan de hand
van deze toets wordt mede bepaald hoe de screening kan worden vormgegeven in de praktijk
en of Justis de screening op termijn kan gaan uitvoeren. Deze toets wordt openbaar
gemaakt met het versturen van het wetsvoorstel naar de Raad van State.
Justis geeft aan dat als zij de screening kennisveiligheid zou gaan uitvoeren, de
inschatting nu is dat het opbouwen van een screeningsorganisatie en de start van de
implementatie enkele jaren in beslag neemt. Volgens Justis kan gefaseerd gestart worden
vanaf 2028, mits ook de uitvoeringstoets hier aanleiding toe geeft. Dit komt doordat
het een volledig nieuw type screeningsproduct is in een nieuw domein, dat andere (veiligheids-)eisen
stelt aan de organisatie, de automatisering en samenwerking met interdepartementale
partners. Daarnaast werkt Justis nu ook aan andere nieuwe screeningsopdrachten. Het
belang van de invoering van de screening kennisveiligheid voor de nationale veiligheid
vraagt echter om te onderzoeken waar verdere tijdwinst in dit traject te behalen is.
Ik zet me hier maximaal voor in. In het kader van de uitvoeringstoets zal ik in ieder
geval Justis vragen om het tijdpad aan te scherpen en nader toe te lichten.
Om een beeld te krijgen van de praktische gevolgen van de screening op het kennisveld,
kondigde mijn ambtsvoorganger een impact assessment voor de kennissector aan.28 Hiermee wordt duidelijk wat instellingen nodig hebben voor een goede implementatie
van de screening binnen hun eigen werkprocessen. Ik ben voornemens om in 2025 te starten
met het assessment.
3. Inzet op een internationaal gelijk speelveld
Net als mijn ambtsvoorganger blijf ik actief inzetten op kennisveiligheid in de EU
en internationaal. We werken aan een gelijk speelveld, met een gedeelde minimale basis
van kennisveiligheidsbeleid in alle EU-lidstaten. Het afgelopen jaar is met de aanname
van de Raadsaanbeveling over kennisveiligheid in de EU daarom een goede stap gezet.29 De Raadsaanbeveling bevat een overkoepelend Europees kader voor alle lidstaten en
de Europese Commissie om kennisveiligheid te versterken. De volgende stap is om ervoor
te zorgen dat de aanbeveling breed in de EU geïmplementeerd wordt. Nederland blijft
hierin een voortrekkersrol spelen en heeft hiertoe bijvoorbeeld in september een bijeenkomst
met de Europese Commissie en EU-lidstaten georganiseerd over de implementatie van
de raadsaanbeveling.
Daarnaast is er breder internationaal ook structureel aandacht voor kennisveiligheid.
Met landen als Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten
maken we onderdeel uit van een internationaal netwerk van gelijkgezinde landen. Het
netwerk van de onderwijs- en wetenschapsattachés en de innovatieattachés zorgen samen
met de collega’s op de Nederlandse ambassades voor verdere versteviging en uitbreiding
van de internationale samenwerking op kennisveiligheid. Ook zetten we internationaal
in op samenwerking op concrete beleidsinstrumenten zoals het Loket Kennisveiligheid.
Met buitenlandse partners zoals het SECURE Centre (VS), het Research Security Centre
(Canada) en het Research Collaborative Advise Teams (VK) wisselen we hierover kennis
uit.
De aanpak op kennisveiligheid is immers het effectiefst als andere landen ook beleid
op kennisveiligheid voeren. Zo voorkomen we dat een potentiële risicovolle samenwerking
zich verplaatst en zorgen we ervoor dat Nederland een aantrekkelijke plek blijft voor
talent en wetenschappelijke samenwerking.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Indieners
-
Indiener
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap