Brief regering : Beleidsreactie onderzoeksrapport Druk op de Keten
31 839 Jeugdzorg
Nr. 1050
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2024
Met deze brief bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap en de Staatssecretaris Participatie en Integratie, mijn beleidsreactie
aan op het rapport «Druk op de Keten» van Berenschot. Mijn voorganger zond het rapport
op 18 december 2023 aan u toe.1
Vanuit de zorg, het gespecialiseerd onderwijs en de kinderopvang zijn er al geruime
tijd signalen over stijgende aanmeldingen en toenemende wachtlijsten voor kinderen
met een extra ondersteuningsbehoefte. Berenschot heeft daarom in 2023 op verzoek van
VWS, OCW, en SZW onderzoek gedaan naar de druk in de keten van kinderopvang, onderwijs
en zorg bij kinderen in de leeftijdsgroep 0–13 jaar met een ondersteuningsbehoefte
op het gebied van gedrag, sociaal-emotionele of cognitieve ontwikkeling of fysieke
of geestelijke gezondheid. Het doel van het onderzoek was inzicht krijgen in hoe de druk in de keten zich ontwikkelt, waar in de keten de druk zich concentreert en welke trends en factoren hierachter schuilgaan.
Het rapport biedt waardevolle inzichten in de uitdagingen en knelpunten binnen de
keten van kinderopvang, onderwijs en zorg. In deze brief geef ik de belangrijkste
bevindingen van het rapport weer en geef ik aan welke maatregelen ik samen met mijn
collega-bewindspersonen van SZW en OCW neem om de druk in de keten van kinderopvang,
onderwijs en zorg te verlagen. Zodat deze kinderen de ondersteuning krijgen die zij
nodig hebben, of dat in de kinderopvang, in het onderwijs of vanuit de zorg is.
Belangrijkste bevindingen
Het onderzoek laat zien dat de druk op de keten van kinderopvang, onderwijs en zorg
voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte is toegenomen in de periode 2016–2019.
Dit uit zich onder meer in bezettingsgraden en lange wachtlijsten. Deze uitkomst is
niet nieuw, het is een beeld dat al eerder in gesprekken met gemeenten, kinderopvangorganisaties,
professionals, ouders naar voren kwam en in eerdere onderzoekspublicaties is gedeeld.2 Dit onderzoeksrapport Druk op de Keten geeft een cijfermatige onderbouwing van de
ervaren druk voor de periode 2016–2019. De cijfers over 2020 waren niet bruikbaar,
omdat deze een vertekend beeld gaven door de genomen coronamaatregelen.3 Uit het kwalitatieve deel van het onderzoek komen wel signalen dat de druk na 2019
verder is opgelopen.
Druk op ondersteuning in de kinderopvang
Binnen de kinderopvang is bij 9 procent van de kinderen sprake van geregistreerd gebruik
van ondersteuning. Dit percentage is over de periode van 2016–2019 met 12 procent
gestegen.4 Voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben in hun (taal)ontwikkeling is voorschoolse
educatie beschikbaar. Het aantal kinderen met een indicatie voor voorschoolse educatie
en het aantal beschikbare kindplaatsen is stabiel tussen 2016 en 2019.5
Druk op de keten in dagbesteding en dagbehandeling
Het aantal kinderen met dagbesteding in het kader van de Jeugdwet nam toe met 16 procent
tussen 2016–2019. De onderzoekers constateren dat het aantal kinderen met dagbehandeling
in het kader van de Wet Langdurige Zorg (Wlz) in de periode 2016–2019 is afgenomen;
de afname vindt vooral plaats in 2016–2018 en de cijfers blijven daarna stabiel. De
afname tussen 2016 en 2017 is vermoedelijk mede een gevolg van het beëindigen van
het overgangsrecht voor Wlz-indiceerbaren.
Uit de enquête blijkt dat het aantal kinderen op een medisch kinderdagverblijf (MKD)
en kinderdagcentra (KDC) toeneemt, bij het KDC zijn de bezettingsgraden hoog en nemen
de wachttijden toe. Mogelijk zitten er kinderen op een KDC die eigenlijk op een andere
plek terecht zouden moeten kunnen maar daar – bijvoorbeeld vanwege wachtlijsten bij
het gespecialiseerd onderwijs vooralsnog niet terecht kunnen.
Druk op (ondersteuning in) in het (gespecialiseerd) onderwijs
Binnen het regulier basisonderwijs is bij zo’n 14 procent van de kinderen sprake van
geregistreerd gebruik van ondersteuning. Dit percentage is over de periode 2016–2019
met (afgerond) 9 procent gestegen. Ook in het speciaal basisonderwijs neemt het percentage
kinderen met geregistreerd gebruik van ondersteuning iets toe. In het speciaal onderwijs
zien we geen vergelijkbare stijging van gebruik van ondersteuning.
Het aantal kinderen van 3 tot 13 jaar ingeschreven in het speciaal onderwijs is in
de periode 2016–2019 wel gestegen met 12 procent en in het speciaal basisonderwijs
met (afgerond) 8 procent. De cijfers van de Staat van het Onderwijs uit (2023) laten
zien dat de stijging van leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs vooral cluster 3
(leerlingen met een lichamelijke of verstandelijke handicap en langdurig zieke leerlingen
(somatisch) en cluster 4 (leerlingen met psychische stoornissen en gedragsproblemen)
betreft.6 In cluster 1 (leerlingen met visuele beperking) en cluster 2 (leerlingen met auditieve
en/of taalkundige beperking) is het aantal vrijwel stabiel gebleven.
Kenmerken van de kinderen met ondersteuning en de aard van de ondersteuning
Binnen de leeftijd 0–13 jaar, nam het gebruik van ondersteuning het sterkst toe bij
kinderen van 4 tot en met 7 jaar. Kinderen met een migratieachtergrond, vooral uit
Turkije en de Nederlandse Cariben, maakten relatief vaker gebruik van ondersteuning.
Daarnaast was het gebruik van ondersteuning zowel tijdelijk als structureel van aard.
Een groot deel van het gebruik van ondersteuning in de onderzochte periode is tijdelijk;
34 procent van de kinderen heeft een jaar later geen ondersteuning meer nodig. Tegelijkertijd
blijft 45 procent van de kinderen langdurig (minimaal 5 jaar) gebruik maken van ondersteuning.
Verklarende factoren voor de druk op de keten:
Uit het onderzoek zijn verschillende verklarende factoren gevonden die bijdragen aan
de druk in de keten:
− De schaarste in de keten leidt tot opwaartse druk. Bijvoorbeeld, door personeelstekorten
worden kinderen met complexe ondersteuning «doorgeschoven» en is er momenteel vaak
geen tussenoplossing. Bij gebrek aan passende lichtere vormen van aanbod wordt er
dan gebruikgemaakt van het zwaardere, specialistische aanbod. Door de personeelstekorten
blijkt het moeilijk om snel en adequaat in te kunnen spelen op de ondersteuningsbehoeften
van kinderen in de kinderopvang, onderwijs en zorg.
− Verkokering van wet- en regelgeving maakt het moeilijk om domein overstijgend samen
te werken en op casusniveau tot goede oplossingen te komen.
− De druk op gezinnen neemt toe door instabiliteit in het gezin. Bijvoorbeeld door vechtscheidingen,
psychische problemen of chronische ziekten bij ouders en geldzorgen en armoede in
gezinnen. Dit heeft invloed op de ontwikkeling van kinderen en de ondersteuning die
zij nodig hebben.
− Maatschappelijke factoren zoals de psychologisering, medicalisering en individualisering
van maatschappelijke problemen, de prestatiedruk in het onderwijs en de individualisering
van de samenleving, waardoor gezinnen minder steun ervaren en krijgen van hun sociale
netwerk.
Reactie op het rapport
Het rapport van Berenschot laat een serieus probleem van toenemende druk op de gehele
keten zien in de periode 2016–2019, wat zorgelijk is omdat hierdoor kinderen niet
altijd de juiste ondersteuning ontvingen en soms voor een langere of korte periode
thuis komen te zitten. Dit probleem is een bevestiging van wat eerder in gesprekken
en onderzoeken met stakeholders is aangegeven en ook nu nog steeds actueel is. De
druk op de keten heeft een ingrijpende werking op gezinnen. De stress kan oplopen
voor ouders, verzorgers en kinderen en de bestaande problemen kunnen verergeren. Thuiszittende
kinderen kunnen vereenzamen en sommige ouders en/of verzorgers van deze kinderen voelen
zich gedwongen om minder te gaan werken om voor hun kind te zorgen, waardoor ouders
minder verdienen of zelfs in financiële problemen komen. Ik deel samen met mijn collega’s
van SZW en OCW de urgentie die blijkt uit het onderzoek. Wij zien de noodzaak om maatregelen
te nemen en er is een grote wil om tot oplossingen te komen. Ook blijkt uit het onderzoek
dat er geen gemakkelijke of eenduidige oplossing is voor het oplossen van de wachtlijsten
en het verminderen van de druk in de keten van kinderopvang, gespecialiseerd onderwijs
en zorg/jeugdhulp voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte. In het onderzoeksrapport
is een aantal aanbevelingen genoemd voor het verminderen of voorkomen van (verdere)
druk op de keten. In onderstaande reactie neem ik de voorgestelde oplossings- en denkrichtingen
waar passend mee. Deze zijn besproken met de deelnemers van de onderwijszorgtafel.7
Het is van belang om te benadrukken dat wij ons willen richten op het voorkomen (en
het verergeren) van problemen, waarbij nadrukkelijk meer aandacht is voor de sociale
context van een kind. Het onderzoek laat namelijk zien dat niet alleen de druk op
de keten toeneemt, maar ook de druk op gezinnen. Zowel de kern van het probleem, als
de beste oplossingen, zitten vaak in het systeem om het kind heen en niet in oplossingen
voor het individuele kind. Het uitbouwen van «speciaal» of «aanvullend» aanbod voor
individuele kinderen is daarmee niet het ultieme doel. Wat centraal staat is dat kinderen
met een extra ondersteuningsbehoefte net als andere kinderen kunnen leren en ontwikkelen
met leeftijdsgenoten uit de buurt. De gezamenlijke visie van VWS, OCW, SZW is dan
ook dat we inzetten op zoveel mogelijk inclusieve oplossingen, waardoor kinderen met
een extra ondersteuningsbehoefte op hun reguliere opvanggroep- en/of onderwijs passend
kunnen worden ondersteund.8 Daarnaast streven we naar een betere verbinding tussen zorg, onderwijs en kinderopvang
door te werken aan het vereenvoudigen van regelgevingen het verminderen van administratieve
lasten. Het is dan ook onze prioriteit om verbeteringen aan te brengen in de stelsels
en de samenwerking daartussen. Wij zetten in op de volgende acties om de druk op de
keten van kinderopvang, onderwijs en zorg te verlichten en de ondersteuning aan kinderen
te verbeteren:
1. een sterke pedagogische basis rond het jonge kind (0–6 jaar);
2. inzetten op voldoende capaciteit in de keten en wachtlijsten en -tijden aanpakken;
3. stimuleren van inclusievere vormen van kinderopvang en onderwijs;
4. de toerusting en ondersteuning van professionals;
5. en het vereenvoudigen van regelgeving.
Hier stappen in zetten is niet alleen een opgave voor de rijksoverheid. Er ligt een
belangrijke opgave bij de gemeenten, de kinderopvang, onderwijs, jeugd(gezondheids-)zorg
en professionals. We zien dat er op heel veel plekken in Nederland al wordt samengewerkt
om op korte termijn te werken aan verlichting van de druk in de keten. Zo wordt er
in een aantal gemeenten extra geïnvesteerd in meer KDC-plekken en extra plusgroepen
in de kinderopvang opgericht; onderwijs-jeugdhulp arrangementen ingezet om de combinatie
van onderwijs en zorg mogelijk te maken en worden kinderen in startklassen voorbereid
op een schoolse setting. Onze landelijke inzet is erop gericht deze acties te versterken
en knelpunten weg te nemen voor duurzame oplossingen.
Een sterke pedagogische basis rond het jonge kind (0–6 jaar)
Op het fundament van de eerste 1.000 dagen, vanaf 10 maanden voor de geboorte tot
ongeveer twee jaar, bouwen we de rest van ons leven verder. De eerste levensjaren
zijn daarmee cruciaal voor de ontwikkeling van een kind. De omstandigheden waarin
een kind wordt verwekt, geboren, groeit en zich ontwikkelt in de eerste 1.000 dagen,
bepalen in grote mate de kansen voor later. Kinderen die geen goede start hebben,
ontwikkelen zich minder goed en hebben grotere kans op fysieke, mentale en sociale
problemen later. Gemeenten, bestuurders, beleidsmakers en professionals hebben een
belangrijke rol hierin. Zo kunnen gemeenten inzetten op een «Kansrijke Start aanpak»,
zodat (aanstaande) ouders tijdig de juiste zorg en ondersteuning ontvangen, aansluitend
op hun hulpbehoefte. Ook kunnen gemeenten bepalen welke kinderen in aanmerking komen
voor voorschoolse educatie, waardoor vroegtijdig kan worden ingezet op het stimuleren
van de ontwikkelingskansen, zoals de taalontwikkeling. Tenslotte hebben gemeenten
de mogelijkheid om de samenwerking tussen professionals en het informeel netwerk te
versterken. Als ouders zich gesteund voelen, worden zij versterkt in hun ouderschap
en zijn zij beter in staat om hun kind een goede start te bieden.
Om de ontwikkelingskansen van kinderen te vergroten, door de pedagogische basis rondom
jonge kinderen te versterken, zet het Kabinet, zoals reeds naar uw Kamer gecommuniceerd,
in op de volgende acties: Kansrijke Start; Programma Ontwikkeling Jonge Kind; Voor-
en vroegschoolse Educatie; de Hervormingsagenda Jeugd9; Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs10 en de verbeteraanpak passend onderwijs en de beweging naar inclusief onderwijs.11 De aanpak Integrale vroeghulp (IVH) bestaat circa 25 jaar en is ontwikkeld voor diagnostiek
en vroegtijdige zorg aan kwetsbare kinderen van nul tot zeven jaar met een (dreigende)
ontwikkelingsachterstand, die wordt veroorzaakt door een beperking, gedragsproblemen
en/of een chronische ziekten. Ik wil graag de opgedane kennis en netwerkvorming van
Integrale vroeghulp input laten zijn voor de beweging naar de voorkant in het sociaal
domein. Ik laat onderzoek uitvoeren om inzicht te krijgen of en op welke manier gemeenten
IVH inzetten en welke andere werkwijzen voor vroegtijdige signalering en vroeghulp
worden ingezet voor de hierboven genoemde groep.
Nieuw is de focus binnen de verbindingsroute opvang, onderwijs en zorg op een sterke
pedagogische basis rond het jonge kind (0–6 jaar), waarin er (nog meer) integraal
en inclusief zal worden gewerkt. De inzet op de pedagogische basis legt de nadruk
op de verbinding tussen kinderopvang, jeugd(gezondheids-)zorg en onderwijs en vormt
een aanvulling op waar momenteel aan wordt gewerkt in Nederland. Daarom hebben partijen12 op 18 juni jl. afspraken gemaakt over de «de verbindingsroute opvang, onderwijs en
zorg». Afgesproken is dat partijen zich niet meer richten op enkel de steun en zorg
aan individuele kinderen, maar zich juist gaan concentreren op het toerusten van ouders/verzorgers,
professionals en de leefomgeving. Er is een kwartiermaker aangesteld voor het vormgeven
van een lerende aanpak van de verbindingsroute opvang, onderwijs en zorg.
Inzetten op voldoende capaciteit in de keten en wachtlijsten en -tijden aanpakken
Personeelstekorten in kinderopvang, het onderwijs en de jeugdhulp maken dat problemen
verergeren in plaats van snel worden opgepakt. Onder andere door personeelstekorten
krijgen de desbetreffende kinderen geen tijdige hulp, waardoor problemen groter kunnen
worden. Om beter zicht te krijgen op de wachtlijsten in het gespecialiseerd onderwijs
wordt er conform de motie van de leden Kwint/Van den Hul (SP/PvdA)13 tot en met 2027 tweemaal per jaar een vragenlijst onder schoolbesturen in het gespecialiseerd
onderwijs uitgezet. Met de meest recent verzonden verzamelbrief van OCW is het eerste
onderzoeksrapport naar uw Kamer gestuurd.14 Middels de motie van het lid Hagen (D66)15 heeft uw Kamer OCW opgeroepen om te komen tot een aanpak voor het terugdringen van
de wachtlijsten in het gespecialiseerd onderwijs en deze te verbinden aan de aanpak
voor de wachttijden in de jeugdzorg. Via de voortgangsrapportage over de Verbeteraanpak
passend onderwijs16 is uw Kamer al uitgebreider geïnformeerd over welke stappen er op de korte en middellange
termijn gezet kunnen worden om de wachtlijsten in het gespecialiseerd onderwijs terug
te dringen. In het kort wordt gewerkt aan:
− Korte termijnoplossingen: verspreiden van goede voorbeelden (van tussenvoorzieningen)
om regulier en gespecialiseerd onderwijs beter op elkaar aan te laten sluiten.
− Middellange termijnoplossingen: onderzoek naar het beter stroomlijnen van de aanmeldprocedure
en de afgifte van toelaatbaarheidsverklaringen zodat scholen beter kunnen anticiperen
op de instroom.
− Lange termijnoplossingen: versterken van de pedagogische basis en inzet naar meer
inclusief en passend aanbod in de opvang en onderwijs te realiseren.
Vanuit VWS en de VNG is er de «Aanpak Wachttijden» die jeugdhulpregio’s ondersteunt
bij het in samenhang aanpakken van oorzaken van wachttijden en daardoor meer grip
krijgen op de in-, door- en uitstroom van jeugdigen in de jeugdzorg. De Aanpak Wachttijden
richt zich op het aanbrengen van verbeteringen in het regionale systeem, inclusief
meer data gedreven werken, met als doel wachttijden duurzaam terug te dringen. Over
de voortgang van de Aanpak Wachttijden wordt jaarlijks aan de Tweede Kamer gerapporteerd.17
Stimuleren van inclusievere vormen van kinderopvang en onderwijs
De inzet vanuit het kabinet op het stimuleren van inclusievere vormen van kinderopvang
en inclusief onderwijs richt zich op het creëren van (leer)omgevingen waarin alle
kinderen welkom zijn op een locatie dichtbij huis en waarin kinderen zich, binnen
hun mogelijkheden, optimaal kunnen ontwikkelen. Als meer kinderen terecht kunnen voor
passende ondersteuning binnen een reguliere setting, neemt de druk op gespecialiseerde
settingen af. Ons uitgangspunt is dat het onderwijs en de kinderopvang zo inclusief
mogelijk zijn. Dit uitgangspunt sluit aan bij de doelstellingen uit de Nationale strategie
voor de implementatie van het VN-verdrag Handicap18,19 die 9 februari 2024 naar uw Kamer is verzonden. Gerelateerde doelstellingen voor
2040 zijn: «Ieder kind is welkom op de kinderopvang en op school.» en «Passende zorg
en ondersteuning is beschikbaar, dit vormt geen belemmering om te kunnen leren en
ontwikkelen».
We stimuleren de doorontwikkeling van inclusieve vormen van kinderopvang.20 Er zijn mooie praktijkvoorbeelden van inclusievere en passende kinderopvang en voorschoolse
educatie, maar de informatie is nog te versnipperd en wordt beperkt verspreid en benut.
Daarom zetten we in op kennisdeling. Het Ministerie van SZW heeft in samenspraak met
OCW en VWS een kennismiddag georganiseerd en is een handreiking aan het ontwikkelen
om kinderopvangorganisaties en gemeenten op weg te helpen inclusievere vormen van
kinderopvang te realiseren en pedagogisch professionals te equiperen om kinderen (en
hun ouders) goed te kunnen begeleiden in hun ontwikkeling. Daarnaast verkennen we
welke behoefte er verder is aan kennisdeling en op welke manier hier invulling aan
kan worden gegeven. In de handreiking zullen ook voorbeelden en praktische handvatten
komen om partijen te stimuleren meer buitenschoolse opvang (bso) bij scholen voor
speciaal (basis)onderwijs te realiseren. Het aanbod van bso met extra ondersteuning
(bso plus) voor kinderen die naar het gespecialiseerd onderwijs is beperkt, mede omdat
het wettelijk niet verplicht is voor deze scholen om bso aan te bieden. Dit is een
vaak en lang gehoord probleem. Het ontbreken van een toereikend aanbod zorgt er daarnaast
voor dat er soms (onnodig) gebruikgemaakt wordt van het zwaardere, specialistische
jeugdaanbod. Via kennisdeling wil ik en mijn collega-bewindslieden het veld helpen
om meer bso (plus) aanbod van de grond te krijgen en die waar mogelijk aansluit bij
een reguliere bso. Naast kennisdeling willen we onderzoeken wat er verder nodig is
om de samenwerking tussen de sectoren te verbeteren en intensiveren. Daarbij willen
we de mogelijkheid van een wettelijke verplichting ook onderzoeken. Samen met alle
partners in het veld beraad ik mij in samenspraak met OCW en SZW op de verdere stappen
die nodig zijn om te verzekeren dat in 2040 ieder kind echt welkom is op de kinderopvang.
In mei van dit jaar is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van de verbeteraanpak
passend onderwijs. Met de verbeteraanpak wordt op verschillende manieren gewerkt aan
verbeteringen in het stelsel, want elk kind en iedere jongere heeft recht op onderwijs
dat bij hem of haar past, of het nu gaat om leerlingen die iets extra’s nodig hebben
of niet. Het afgelopen jaar is op belangrijke terreinen flinke vooruitgang geboekt.
Zo bieden de meeste scholen passende ondersteuning en versterken we de positie van
ouders en leerlingen, bijvoorbeeld met een wet waarmee hoorrecht voor leerlingen met
een extra ondersteuningsbehoefte verplicht wordt. Hiermee zorgen we ervoor dat kinderen
mee kunnen praten over wat ze nodig hebben. Ook zijn vanaf 1 januari 2025 ouder- en
jeugdsteunpunten in ieder samenwerkingsverband passend onderwijs verplicht waar ouders
en kinderen terecht kunnen voor meer informatie over passend onderwijs. Met het Experiment
Onderwijszorgarrangementen maken we meer maatwerk mogelijk voor leerlingen die een
complexe ondersteuningsbehoefte hebben.
Steeds meer scholen in het primair en voortgezet onderwijs gaan ook al een stap verder
naar inclusief onderwijs, waarbij er nog meer kinderen welkom zijn op een school in
de buurt, waar ze zich samen kunnen ontwikkelen, leren en deelnemen ook als er extra
ondersteuning nodig is. De ambitie om dit op meer plekken te realiseren is verder
uitgewerkt in het beleidskader «Met elkaar voor alle kinderen en jongeren: werken
aan een inclusieve leeromgeving», dat in het voorjaar aan uw Kamer is gestuurd.21 Ook bij inclusief onderwijs zal er altijd een vorm van gespecialiseerd onderwijs
blijven bestaan voor leerlingen voor wie dit nodig is. De realisatie van inclusief
onderwijs is een proces dat met alle betrokken partijen zorgvuldig, gedegen en duurzaam
vormgegeven moet worden. Bovendien biedt de beleidsregel inclusieve leeromgeving reguliere
scholen en scholen voor gespecialiseerd onderwijs de mogelijkheid om intensief samen
te werken. Met deze beleidsregel kunnen groepen leerlingen vanuit het regulier en
speciaal onderwijs makkelijker samen onderwijs volgen.
Toerusting en ondersteuning van professionals
Naast passend en geschikt aanbod in kinderopvang en onderwijs willen we stimuleren
dat er vroegtijdig wordt gesignaleerd om te voorkomen dat problemen of ontwikkelings-
en/of onderwijsachterstanden erger worden. Het is dan ook belangrijk dat leraren en
pedagogisch medewerkers goed worden geschoold, voorbereid en ondersteund, bijvoorbeeld
door professionals uit de (jeugdgezondheid-)zorg. Professionals in de kinderopvang,
onderwijs en zorg werken steeds meer en beter samen om kinderen een goede en stabiele
plek met juiste ondersteuning bieden. Deze ontwikkeling willen we verder stimuleren.
De jeugdgezondheidszorg (JGZ) kan een rol spelen in brede teams van experts die door
gemeenten ingesteld worden om te kijken of en welke zorg voor het kind nodig is en
ouders ondersteunen. De JGZ ziet bijna alle kinderen. Op grond van het Basistakenpakket
JGZ signaleert en geeft de JGZ voorlichting, advies, instructie en begeleiding. De
JGZ-professionals hebben brede sociaal-medische kennis van het opgroeiende kind, van
gezondheidsbevordering en van de invloed van de leefomgeving op de gezondheid van
mensen. Met de uitvoering van het Basistakenpakket JGZ, het Rijksvaccinatieprogramma,
de hielprik- en gehoorscreening krijgt de JGZ kinderen en jongeren in verschillende
fasen van hun leven te zien. De JGZ-professionals kunnen hiermee de eigen kracht van
kinderen, jongeren en ouders ondersteunen, versterken en (indien mogelijk) kunnen
ervaren problemen worden genormaliseerd. Daarnaast kan de JGZ ook worden ingezet vanuit
de Jeugdwet voor het uitvoeren van preventieve interventies. Door meer advies en ondersteuning
te bieden bij lichtere problematiek, kunnen we mogelijk voorkomen dat kinderen en
jongeren zwaardere hulp nodig hebben en op wachtlijsten terecht komen, terwijl hun
problemen intussen verergeren. Daar waar nodig kan de JGZ doorverwijzen naar specialistische
zorg. De JGZ kan gelet op het voorgaande een grote rol spelen in de gehele preventieketen
voor het kind op lokaal niveau. Door een vast onderdeel te zijn van de hierboven genoemde
brede teams kan sneller vanuit het kind en gezin worden bezien wat nodig is aan voorlichting,
ondersteuning of zorg. Gewerkt wordt aan een handreiking voor gemeenten omtrent de
positionering van de JGZ in de preventieketen van het kind en de relatie tot brede
teams om gemeenten hierop meer inzicht te geven.
Het Ministerie van SZW verkent oplossingsrichtingen om ouderbetrokkenheid, waarbij
steeds vaker wordt gesproken over pedagogisch partnerschap, in de kinderopvang te
versterken. Als nog meer pedagogisch professionals goed geëquipeerd zijn en ondersteund
worden om gelijkwaardig en effectief samen te werken met ouders in de ontwikkeling
en opvoeding van kinderen, dan kan dit bijdragen aan het afremmen van de vraag naar
extra ondersteuning op individueel kindniveau. Onderzoek laat zien dat pedagogisch
partnerschap, bijdraagt aan de kwaliteit van kinderopvang en daarmee de ontwikkeling
van kinderen. De oudercontacten in de kinderopvang zijn de afgelopen jaren echter
teruggelopen22 en ouders en pedagogisch professionals kijken verschillend naar de rol van kinderopvang
in de ontwikkeling en opvoeding van kinderen23 Er zijn signalen dat pedagogisch professionals soms moeite of te weinig ruimte hebben
om goed contact te maken en onderhouden met ouders. Als er dan later zorgen zijn over
de ontwikkeling van kinderen, is het een uitdaging voor hen om deze zorgen te bespreken
met ouders. Daarom is het Ministerie van SZW een traject gestart om samen met eindgebruikers,
pedagogisch professionals en ouders, en experts uit praktijk, wetenschap en beleid
tot oplossingen te komen om de samenwerking met ouders in de kinderopvang te versterken.
Om leraren goed te kunnen ondersteunen in het onderwijs heeft het Ministerie van OCW
een verdiepend onderzoek uit laten voeren onder leraren in het funderend onderwijs,
gespecialiseerd onderwijs en mbo, waarbij is gekeken naar de toerusting en ondersteuning
van leraren. Een specifieke beleidsreactie op dit onderzoek volgt begin volgend jaar.
Daarnaast wordt de inrichting van een doorlopende leer- en professionaliseringslijn
voor leraren opgepakt in de groeifondsaanvraag Nationale Aanpak Professionalisering
Leraren. Om te zorgen dat er voor alle kinderen nu en in de toekomst een goede plek
in het onderwijs is, is het belangrijk dat er voldoende en goed toegerust onderwijs-
en zorgpersoneel is en dat leraren en schoolleiders de juiste ondersteuning krijgen.
Dit krijgt bijvoorbeeld vorm in multidisciplinaire teams op school, daarbij wordt
de expertise van het gespecialiseerd onderwijs, jeugdhulp en de jeugdgezondheidszorg
onderdeel van het netwerk in en om de school. Dit betekent dat de benodigde ondersteuning
op alle scholen beschikbaar is voor zowel de leerlingen als de leerkrachten. Verder
blijven wij samen met alle partners uit het veld stappen zetten om de ondersteuning
voor kinderen te verbeteren. Bijvoorbeeld door het verzuimbeleid van scholen te versterken,
in te zetten op digitaal onderwijsafstandsonderwijs en de mogelijkheden voor maatwerk
te vergroten. Het werk van samenwerkingsverbanden passend onderwijs is daarbij van
groot belang. Samenwerkingsverbanden hebben de taak om samen met de schoolbesturen
ervoor te zorgen dat alle leerlingen die het nodig hebben een passende plek in het
onderwijs krijgen. Hiervoor is het van belang is dat alle actoren in binnen passend
onderwijs weten waarvoor ze verantwoordelijk zijn en wat hun taken zijn. Daarom is
onlangs een het programma van eisen vernieuwd waarin verduidelijkt is wat de taken,
bevoegdheden en verantwoordelijkheden van samenwerkingsverbanden zijn. Hiermee maken
we duidelijk wat we precies verwachten van schoolbesturen en samenwerkingsverbanden,
wat zij van elkaar mogen verwachten en waar ze elkaar op kunnen aanspreken als het
gaat om passend onderwijs.
Vereenvoudigen regelgeving: samenwerking en uitwisseling van professionals bevorderen
Waar mogelijk zet het Rijk in op het vereenvoudigen van wet- en regelgeving, wat ten
goede komt aan de samenwerking tussen professionals. Bijvoorbeeld middels de Wet aanpak
meervoudige problematiek sociaal domein (WAMS)24, die beoogt knelpunten weg te nemen in relatie tot gegevensuitwisseling en privacy
in het sociaal domein bij de aanpak van meervoudige problematiek.
Het is belangrijk dat er voldoende maatwerk kan worden geboden in de omgeving binnen
de klas. Binnen deze leeromgeving is het belangrijk dat er voldoende ruimte is om
af te wijken van de standaard in het onderwijsprogramma, bijvoorbeeld door (deels)
digitaal afstandsonderwijs, af te wijken van de onderwijstijd en tempo en differentiatie
in de leerstof. Via verschillende delen van de Verbeteraanpak Passend Onderwijs werken
we aan het verruimen van de mogelijkheden voor maatwerk, zoals via het Actieprogramma
Digitale School, het Experiment Onderwijszorgarrangementen en bijbehorende wetstrajecten.
Daarnaast werken OCW en VWS aan de verbeteraanpak Zorg in Onderwijstijd25 waarmee de organisatie van zorg in onderwijstijd eenvoudiger moet worden om zo de
administratieve lasten te verminderen. Er volgt een leidraad voor schoolbesturen,
samenwerkingsverbanden, gemeenten en zorgkantoren om hen te ondersteunen bij het realiseren
van een collectieve inzet van jeugdhulp en zorg op school. Daarnaast worden voorbereiding
getroffen voor mogelijke aanpassingen in wetgeving.
Inclusief onderwijs vraagt ook om aanpassing van wet- en regelgeving. Met de beleidsregel
Inclusieve leeromgeving kunnen scholen voor regulier en speciaal onderwijs intensiever
samenwerken en zo een start maken met inclusief onderwijs. Zo kunnen alle (of een
deel van de) leerlingen van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of speciaal
basisonderwijs volledig naar een reguliere school (dit kan ook een school voor praktijkonderwijs
zijn). Hiermee onderzoekt OCW wat het effect is van een bepaalde wijziging in de wetgeving
op inclusief onderwijs.
Tenslotte werken de verschillende VOG’s voor personeel in de kinderopvang, onderwijs
en zorg belemmerend om uitwisseling van professionals te bevorderen. In de Kamerbrief
«Stand van zaken rond de Verklaring Omtrent het Gedrag in het primair en voortgezet
onderwijs» is de Kamer geïnformeerd over dat vanaf 1 juli 2024 een VOG kinderopvang
volstaat voor onderwijsprofessionals die in het primair onderwijs werken. Een aparte
VOG voor het primair onderwijs is niet meer nodig. De nieuwe maatregel bespaart scholen
en werknemers tijd en geld en maakt het gemakkelijker op in beide sectoren te werken.
Daarnaast wordt verkend of periodieke en continue screening (de standaard in de kinderopvang)
ook voor het onderwijs kan gelden, waardoor het uitwisselen van personeel nog eenvoudiger
wordt.26 Mijn ministerie is ook een verkenning gestart of dit een oplossing kan bieden om
het eenvoudiger te maken dat jeugdzorgpersoneel kan worden ingezet in de kinderopvang.
Door bovenstaande acties te implementeren, verlichten we op de lange termijn de druk
op de keten en zorgen we voor een veerkrachtiger en beter geïntegreerd systeem voor
kinderopvang, onderwijs en zorg en daarmee voor betere ondersteuning aan kinderen
en hun ouders. Hierover zullen we uw Kamer via bestaande voortgangrapportages vanuit
de ministeries informeren.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V.P.G. Karremans
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.