Brief regering : Verslag Eurogroep en informele Ecofinraad van 23 en 24 februari 2024
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 2010 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2024
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en informele Ecofinraad van 23 en 24 februari
2024.
In het verslag ga ik ook in op een aantal andere zaken. Ten eerste ga ik in op de
ontwikkelingen ten aanzien van de digitale euro, conform het verzoek van de Tweede
Kamer hierover. Ten tweede informeer ik u over het triloogakkoord over de aanpassing
van de European market infrastructure regulation (EMIR 3). Ten derde informeer ik u over het triloogakkoord over het wetgevingspakket
van de Listing Act. Tot slot informeer ik u over het triloogakkoord over een nieuwe
verordening tot regulering van bureaus die ratings afgeven op het gebied van duurzaamheid
(ESG-ratingbureaus).
Als bijlage bij het verslag stuur ik u de zogenoemde Presidency Issues Note voor de informele Ecofinraad in Gent. Het Belgische voorzitterschap heeft deze stukken
gedeeld nadat u de geannoteerde agenda reeds had ontvangen.1
De Minister van Financiën, S.P.R.A. van Weyenberg
Verslag Eurogroep en informele Ecofinraad van 23 en 24 februari 2024
Eurogroep in inclusieve samenstelling
Toekomst van de Europese kapitaalmarktunie
De Eurogroep in inclusieve samenstelling sprak over de toekomst en de ontwikkeling
van de Europese kapitaalmarkten, in voorbereiding op het bepalen van een strategische
visie tijdens de volgende bijeenkomst op maandag 11 maart. In de afgelopen maanden
heeft de Eurogroep conform haar werkprogramma de uitdagingen ten aanzien van de verdieping
en integratie van Europese kapitaalmarkten verkend. Hieruit volgde een gedeeld beeld
van experts dat de knelpunten voor financiering van de transitie naar een duurzame
en digitale economie urgent moeten worden aangepakt.
Aan het begin van de vergadering lichtte de Eurogroep-voorzitter toe dat de verwachte
strategische visie ter bespreking in maart op drie pijlers rust, namelijk marktarchitectuur,
bedrijven en burgers. De eerste pijler gaat over het regelgevend kader voor de kapitaalmarkten,
het tweede over de condities om te investeren in groeikapitaalfondsen en bedrijven,
en het derde over kansen en mogelijkheden voor burgers om vermogen op te bouwen door
te participeren op de kapitaalmarkten. Tijdens de discussie werden lidstaten uitgenodigd
om in te gaan op een aantal maatregelen waarover nog geen consensus is bereikt: de
mate van urgentie van versterking van de kapitaalmarktunie, de noodzaak van toezichtconvergentie
en wijze waarop dat kan worden bereikt, op welke gebieden gerichte harmonisatie van
insolventieraamwerken moet plaatsvinden, en de wenselijkheid van het ontwikkelen van
een kader voor een nieuw EU-retail spaar- en beleggingsproduct.
In het gesprek tussen de lidstaten dat volgde werd door nagenoeg alle aanwezigen met
klem de urgentie benadrukt om stappen te zetten ter integratie en verdieping van de
EU-kapitaalmarkten. Op de verschillende deelgebieden en concrete maatregelen bleek
echter dat de posities nog uiteen liggen en veel verschillende voorkeuren zijn. Nederland
gaf op het vraagstuk van toezicht aan uiteindelijk voorstander te zijn van centralisatie
van toezicht, maar wel een stapsgewijze aanpak voor te staan en verschillende opties
te willen verkennen voor de aanpak van fragmentatie in de EU. Bij een eventuele uitbreiding
van de rol van de European Securities Market Authority (ESMA) bij centraal toezicht kan inspiratie worden opgedaan van het gezamenlijke
bankentoezicht. Andere lidstaten zijn verdeeld over de vraag of verdere centralisatie
noodzakelijk is of dat convergentie van regelgeving en toezichtpraktijken voldoende
is, en over de wijze waarop verbetering bereikt kan worden. Op het vraagstuk van verbetering
van het insolventierecht gaf Nederland net als veel andere lidstaten aan voorstander
te zijn van een zorgvuldige aanpak en hierin nauw op te trekken met het Ministerie
van Justitie. Verdere gerichte harmonisatie van het faillissementsrecht ter facilitering
van grensoverschrijdende investeringen heeft gevolgen voor veel rechtsgebieden en
is daarom complex. Ten aanzien van een pan-EU spaar- en beleggingsproduct is Nederland
positief, mits het kader ruimte biedt voor een marktgedreven ontwikkeling. Verschillende
lidstaten deelden deze opvatting en anderen benadrukten het belang van financiële
geletterdheid bij het betrekken van burgers bij de ontwikkeling van kapitaalmarkten.
Eurogroep in reguliere samenstelling
Geactualiseerde ontwerpbegroting Slowakije
De Eurogroep werd geïnformeerd over het advies van de Commissie over de geactualiseerde
ontwerpbegroting van Slowakije.2 De Commissie stelt in haar opinie dat de geactualiseerde begroting van Slowakije
het risico loopt niet in overeenstemming te zijn met de landspecifieke aanbeveling
t.a.v. het begrotingsbeleid voor 2024. De Eurogroep heeft in de week na deze bespreking
een statement gepubliceerd over de geactualiseerde ontwerpbegroting van Slowakije.3
Benoeming van de voorzitter van de Eurowerkgroep
De huidige voorzitter van de Eurowerkgroep (EWG), Tuomas Saarenheimo, werd op 13 februari
2024 door de EWG herkozen voor een derde termijn. Na zijn herverkiezing heeft de Eurogroep
hem herbenoemd tot president van de EWG voor een termijn van twee jaar die ingaat
op 1 april 2024.4
Informele Ecofinraad
Werklunch over de strategische richting van de Europese Investeringsbank
De Ministers van Financiën van de 27 lidstaten van de EU hadden samen met de president
van de Europese Investeringsbank (EIB), Nadia Calviño, een informele gedachtewisseling
over de strategische richting van de EIB.
President Calviño is in januari aangetreden als president van de EIB en presenteerde
acht prioriteiten voor de EIB: klimaatfinanciering, digitalisering / innovatie, veiligheid
/ defensie, cohesiebeleid, landbouw, sociale infrastructuur, de kapitaalmarkt en activiteiten
buiten de EU waaronder Oekraïne.
Deze prioriteiten werden in algemene zin erkend, al wezen verschillende lidstaten,
waaronder Nederland, erop dat dit niet noodzakelijkerwijs betekent dat de leenlimieten
van de EIB moeten worden verruimd. De EIB zou in plaats daarvan ook beter gebruik
kunnen maken van bestaande middelen. De EIB kan zich wat Nederland betreft het beste
richten op impactvolle projecten waar financiering vanuit de markt het meest ontbreekt,
met name ter ondersteuning van de groene en digitale transitie en om onze strategische
autonomie versterken. Dit vergt een scherpere prioritering.
Inhoudelijk was er veel aandacht voor de rol die de EIB kan spelen op het terrein
van defensie. Veel Ministers brachten in dat de EIB zich meer zou kunnen inzetten
om bedrijven in de defensie-industrie toegang te bieden tot financiering. Nederland
bracht in dat verband in dat de EIB op een constructieve wijze zou moeten onderzoeken
of het mogelijk is om meer op het gebied van defensie te doen, naast de reeds bestaande
mogelijkheid om te investeren in dual-use technologieën. Tegelijkertijd benadrukten verschillende lidstaten, waaronder Nederland,
dat een eventuele verruiming van het mandaat niet ten koste mag gaan van de AAA-rating
van de EIB.
Hoewel de EIB al het nodige doet op het terrein van veiligheid en defensie (o.a. investeringen
in nieuwe technologieën, cyber, dual-use) en het leenvolume op dit gebied recentelijk heeft verhoogd van zes naar acht miljard
euro voor de periode 2022–2027, is de EIB zeer terughoudend om te investeren in wapens
en munitie vanwege de risico’s met betrekking tot haar kredietstatus en markttoegang.
Ook blijkt het nu al lastig om de bestaande middelen voor veiligheid en defensie te
benutten. Momenteel is slechts twee miljard euro van de beschikbare acht miljard euro
geïnvesteerd.
President Calviño gaf aan dat zij de reikwijdte en definitie van dual-use technologie en materieel momenteel bespreekt met o.a. de Europese Commissie. Zij
zal hierover in juni aan Ministers rapporteren tijdens de vergadering met de Raad
van Gouverneurs van de EIB. Verder beoogt de EIB de resterende middelen voor veiligheid
en defensie sneller uit te keren door procedures te vereenvoudigen. Ook zal de EIB
bestaande partnerschappen versterken en nieuwe partnerschappen aangaan, zoals met
de NAVO.
In het gesprek was verder veel aandacht voor het belang van blijvende steun aan Oekraïne,
ook van Nederlandse zijde. Nederland wees daarnaast nog op het belang dat de EIB op
koers blijft als klimaatbank om de energietransitie te ondersteunen. Nederland riep
de EIB op om haar inspanningen om als EU toegang te behouden tot kritieke grondstoffen
te vergroten – zowel binnen als buiten de EU – om zo strategische afhankelijkheden
te verkleinen. Tevens sprak Nederland steun uit voor een nieuw waterprogramma om steden,
regio’s en bedrijven, met name in de landbouwsector, te helpen omgaan met droogte
en overstromingen.
Werksessie I: de kapitaalmarktunie met een focus op financiële geletterdheid en inclusie
Tijdens deze gedachtewisseling over de kapitaalmarktunie van de Ministers van Financiën
en de centralebankgouverneurs was er specifieke aandacht voor financiële geletterdheid
en inclusie. De bijeenkomst werd geopend met een uiteenzetting door Eurocommissaris
Mairead McGuinness, die onder meer de kapitaalmarktunie in haar portefeuille heeft.
Voor het mobiliseren van kapitaal, een van de doelstellingen van de kapitaalmarktunie,
wordt participatie van burgers in kapitaalmarkten van belang geacht. McGuinness noemde
de vele uitdagingen die er liggen om deze participatie te verhogen door de financiële
geletterdheid van de inwoners van de EU te verbeteren, blijkend onder andere uit het
feit dat slechts 18% van de EU-burgers een hoog niveau van financiële kennis heeft.
Om de participatie te verhogen is het noodzakelijk dat inwoners van de EU voldoende
geëquipeerd zijn om gezonde financiële keuzes te maken over onder meer vermogensopbouw,
er goede toegang is tot markten, diensten en producten en adequate bescherming wordt
geboden aan consumenten. De Eurocommissaris noemde verder nog dat blijkt dat in Europa
vooral vrouwen, mensen met een laag inkomen en jongeren minder financiële kennis hebben
en daarmee kwetsbaar zijn.
Op deze inleiding volgde een presentatie door Jean Paul Servais. Hij is voorzitter
van de Belgische Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) en voorzitter
van IOSCO, de International Organization of Securities Commissions. Servais gaf een
presentatie over de (succesvolle) inspanningen van de Belgische toezichthouder voor
financiële educatie aan consumenten. Hij ging vooral in op Wikifin, het programma
van de FSMA voor financiële educatie.5 Vervolgens was het de beurt aan Maria Demertzis (Senior Fellow Bruegel) en Annamaria
Lusardi (Senior Fellow aan het Stanford Institute for Economic Policy Research) om
dieper in te gaan op de materie. Demertzis lichtte recent onderzoek toe, waaruit onder
andere blijkt dat meer dan een derde van de EU-burgers niet begrijpt wat de gevolgen
van de inflatie zijn. Net als McGuinness wees ook Demertzis op het verschil tussen
vrouwen en mannen inzake financiële geletterdheid. Daarnaast bracht Demertzis onder
de aandacht dat bijna de helft van de EU-burgers (44%) bij acuut verlies van inkomen
niet genoeg spaargeld heeft om langer dan drie maanden te kunnen rondkomen. Lusardi
ging vervolgens uitgebreider in op de bredere voordelen van financiële geletterdheid,
zoals het vermogen om te plannen voor het pensioen, deelname op de financiële markten,
en een groter vertrouwen in financiële instituties. Lusardi vestigde ook nog aandacht
op de wisselwerking tussen digitale vaardigheden en financiële geletterdheid, mede
als gevolg van de digitalisering van financiële diensten.
Na de diverse presentaties kregen de lidstaten de gelegenheid om te reageren. Veel
aanwezigen wezen op de nationale strategieën die zij hebben voor verbetering van de
financiële geletterdheid en inclusie, bijvoorbeeld door financiële educatie op te
nemen in het onderwijscurriculum en door samenwerking tussen verschillende instanties.
Daarbij werd door alle aanwezigen onderschreven dat financiële vaardigheden van burgers
vele voordelen kennen, zowel voor de kapitaalmarktunie als breder, bijvoorbeeld voor
hun welzijn, mentale gezondheid en vertrouwen. Meerdere lidstaten en centralebankdirecteuren
noemden de voordelen van goed ontwikkelde pensioenstelsels waaraan werknemers automatisch
deelnemen en mensen inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenvermogen Ook door Nederland
werd deze urgentie benadrukt. In het bijzonder ging Nederland in op het platform Wijzer
in Geldzaken6, waarin sinds 2008 de koepelorganisaties van financiële instellingen en de toezichthouders
hun krachten bundelen om onder andere het belang van financiële educatie op de kaart
te zetten en scholen te helpen om aandacht te besteden aan het leren omgaan met geld.
Daarnaast vroeg Nederland aandacht voor de genderverschillen bij financiële geletterdheid
en voor het versterken van financiële kennis van vrouwen, zodat zij volwaardig kunnen
meedoen in de samenleving. Tot slot bracht Nederland in zorgen te hebben over zogenoemde
finfluencers, gezien het gebrek aan financiële kennis onder jongeren en de invloed die sociale
media op hen heeft.
Werksessie II: input van de Ecofinraad voor agenda voor concurrentiekracht van de
toekomstige Europese Commissie
Het laatste agenda-onderwerp van de bijeenkomst van de informele Ecofinraad in Gent
stond in het teken van het verbeteren van de EU concurrentiekracht. Voor deze gedachtewisseling
was Mario Draghi uitgenodigd om een inleiding te geven op het onderwerp. Draghi werkt,
op verzoek van de Commissie, momenteel aan een rapport over het verbeteren van de
EU concurrentiekracht. Dit rapport verschijnt dat naar verwachting eind juni.
In zijn inleiding stelde Draghi onomwonden dat de EU concurrentiekracht moet worden
verbeterd. Immers, de Europese economische groei is sinds het begin van de eeuw achter
gebleven bij zowel de Chinese als de Amerikaanse groei. Daar komt bij dat de arbeidsproductiviteitsgroei
van de EU volgens Draghi de afgelopen 30 jaar lager lag dan in de VS. Eveneens gaf
Draghi aan dat de EU volgens hem te afhankelijk is van andere grootmachten, of het
nou aankomt op energie of defensie. Ook benadrukte hij dat er met snelheid voortgang
moet worden gemaakt op de groene en digitale transitie.
De verschillende Ministers die vervolgens het woord kregen sloten zich aan bij de
oproep van Draghi dat de EU concurrentiekracht moet worden verbeterd. Meerdere lidstaten
brachten daarbij in dat het aantrekken van meer privaat kapitaal daarvoor noodzakelijk
is, zo ook Nederland. De kapitaalmarktunie is hiertoe vanzelfsprekend het beste middel.
Wel was er verschil van mening in hoeverre meer publieke middelen, nationaal of op
EU-niveau, gewenst en doeltreffend zijn voor het doel van verbetering van de EU concurrentiekracht.
Wat betreft Nederland is het met name van belang om private investeringen in de EU
te vergroten. Publieke middelen dienen vooral beter ingezet te worden om groei te
bevorderen, door bijvoorbeeld te investeren in onderwijs, en in onderzoek en ontwikkeling.
Daarnaast bracht Nederland in graag de kracht van de interne markt beter te willen
gebruiken door deze interne markt, inclusief de kapitaalmarkten, te versterken en
te verbeteren.
Veel lidstaten brachten in dat volgens hen sprake is van te veel regulering in de
EU, hetgeen het voor bedrijven lastig maakt om te ondernemen. Dit geldt voor het midden-
en kleinbedrijf, maar net zo goed voor grote bedrijven. In sommige gevallen zou harmonisering
tussen de 27 lidstaten kunnen helpen, al werd door een aantal lidstaten ook gezegd
dat er simpelweg te veel regeldruk is in de EU.
Overig
Ontwikkelingen ten aanzien van digitale euro
De digitale euro was niet geagendeerd voor de Eurogroep en Ecofinraad van februari
2024. De verwachting is dat dit onderwerp wel weer wordt geagendeerd voor de Eurogroep-vergadering
op 11 april. Het Spaanse voorzitterschap heeft een voortgangsrapport over de werkzaamheden
op het Single Currency Package gepresenteerd aan de Ecofinraad in december 2023 (Kamerstuk
21 501-07, nr. 1995).7 Daaruit blijkt dat in de tweede helft van 2023 goede voortgang is geboekt en de lidstaten
binnen de Raad goede eerste discussies hebben gehad over belangrijke onderdelen van
de wetsvoorstellen van de Europese Commissie voor een mogelijke digitale euro. Er
is echter nog veel werk te doen en de verwachting is niet dat er onder het Belgische
voorzitterschap een akkoord zal worden bereikt in de Raad. Er staan wel raadswerkgroepen
gepland om inhoudelijk voortgang te boeken op het dossier.
Triloogakkoord verordening en richtlijn EMIR 3
Op 7 februari jl. is een triloogakkoord bereikt over de aanpassing van de European market infrastructure regulation (EMIR 3). Het akkoord bevat volgens het kabinet voldoende positieve elementen en
blijft binnen de inzet zoals verwoord in het BNC-fiche.8 Nederland heeft daarom in Coreper op 14 februari jl. ingestemd met het akkoord.
Het voorstel van de Commissie had tot doel om excessieve blootstellingen van marktpartijen
op centrale tegenpartijen (CCP’s) buiten de EU te verminderen, in het belang van de
strategische autonomie van de EU en om mogelijke risico’s voor de financiële stabiliteit
te beperken. Daarnaast beoogde de Commissie met haar voorstellen om het toezicht op
(grensoverschrijdende opererende) CCP’s te verbeteren.
Het kabinet onderschrijft deze doelstellingen en is ook voorstander van het vergroten
van de aantrekkelijkheid van het clearen bij Europese CCP’s. Wel heeft het kabinet zich ervoor ingezet om eventuele gevolgen
van de voorstellen voor de globale clearingmarkt, het concurrentievermogen van de
EU, de kosten en mogelijke concentratierisico’s te beperken. Daarnaast is het kabinet
van mening dat, hoewel het toezicht op CCP’s zich leent voor meer gecentraliseerd
EU-toezicht vanwege de grensoverschrijdende werking, Europees toezicht op CCP’s efficiënt
en effectief ingericht moet worden. Ook daar heeft Nederland zich in de onderhandelingen
op gericht.
Met het oog op het verminderen van excessieve blootstellingen op CCP’s buiten de EU,
is in het akkoord overeengekomen dat EU-marktpartijen die bepaalde type derivaten
clearen verplicht een rekening moeten aanhouden bij een EU-CCP. Deze rekening moet
operationeel en actief zijn, zodat een marktpartij zijn derivatenhandel indien nodig
kan verplaatsen naar een EU-CCP. Ook moeten marktpartijen een (klein) percentage van
hun totale derivatenhandel clearen op de rekening bij de EU-CCP. Hoewel Nederland
geen voorstander was van gedwongen verplaatsing van een grote mate van clearingactiviteiten,
zijn er, mede door de Nederlandse inzet, enkele uitzonderingen op deze verplichting
opgenomen in het triloogakkoord. Daarmee is beoogd de proportionaliteit van deze verplichting
te waarborgen.
De Europese toezichthouder ESMA krijgt op grond van het akkoord enkele nieuwe bevoegdheden.
Zo wordt ESMA co-voorzitter van de colleges van toezichthouders9 en dient zij voorafgaand aan bepaalde besluiten van de nationale toezichthouder een
opinie af te geven.10 De nationale toezichthouders behouden de eindverantwoordelijkheid voor het toezicht
op CCP’s. Verwacht wordt dat de verordening en richtlijn snel in werking zullen treden.
Voor de richtlijn geldt een implementatietermijn van twee jaar.
Triloogakkoord richtlijn Listing Act
Op 1 februari jl. is een triloogakkoord bereikt over het wetgevingspakket van de Listing
Act, die als doel heeft het bevorderen van aantrekkelijkere beursnoteringen binnen
de EU en het verbeteren van de toegang tot extern kapitaal, vooral voor het groot-mkb.
Het akkoord komt in belangrijke mate overeen met de Nederlandse inzet en draagt bij
aan de gestelde doelen, zoals de versterking van de kapitaalmarktunie. Het pakket
omvat aanpassingen van de prospectusverordening, intrekking van de noteringsrichtlijn,
wijzigingen in de richtlijn markten voor financiële instrumenten en een nieuwe richtlijn
over aandelen met meervoudig stemrecht voor bedrijven die toegang zoeken tot specifieke
handelsplatformen. Zo bevat het wetgevingspakket wat betreft de prospectusverordening
een verhoging van de grens voor vrijstellingen van de prospectusplicht naar 12 miljoen
euro, met een lidstaatoptie om deze op 5 miljoen euro vast te stellen. Voor de Verordening
marktmisbruik is besloten tot de oprichting van cross-market order book surveillance (CMOBS), een mechanisme waarmee toezichthouders grensoverschrijdend toezicht kunnen
houden om marktmisbruik effectiever aan te pakken. Het begrip voorwetenschap is ingeperkt
omdat uitgevende instellingen veel kosten maken om te bepalen of bepaalde informatie
als voorwetenschap moet worden beschouwd en of zij de publicatie ervan mogen uitstellen
of niet. Maatregelen met betrekking tot de Verordening en richtlijn markten voor financiële
instrumenten richten zich op het vergroten van de zichtbaarheid van kleinere beursgenoteerde
bedrijven, doordat beleggingsondernemingen die onderzoek doen naar deze bedrijven,
de kosten daarvan niet langer apart aan investeerders in rekening hoeven te brengen.
Ten slotte omvat het pakket een nieuwe richtlijn over aandelen met meervoudig stemrecht.
Hoewel het de voorkeur van Nederland had de reikwijdte te beperken tot de mkb-groeimarkt,
werd deze uitgebreid tot andere platformen. Nederland heeft toen succesvol ingezet
op beperking van de reikwijdte van deze richtlijn tot multilaterale handelsfaciliteiten
(MTF's).
Triloogakkoord Verordening ESG-ratingbureaus
Op 9 februari jl. is een triloogakkoord bereikt over een nieuwe verordening tot regulering
van bureaus die ratings afgeven op het gebied van duurzaamheid (ESG-ratingbureaus).
Het akkoord valt binnen het onderhandelingsmandaat en de inzet zoals verwoord in het
BNC-fiche. De uitkomst is een positief onderhandelingsresultaat voor Nederland, in
het bijzonder omdat op basis van een Nederlands voorstel een groeimodel is geïntroduceerd
voor nieuwe, kleine EU ESG-ratingbureaus.11 Voor deze partijen geldt tijdelijk geen vergunningplicht, maar enkel een registratieplicht
bij ESMA in combinatie met transparantievereisten.
De verordening ESG-ratingbureaus introduceert regelgeving voor ESG-ratingbureaus met
als doel de kwaliteit en betrouwbaarheid van ESG-ratings te verbeteren, het vertrouwen
van investeerders te vergroten en duurzaam beleggen binnen de Europese Unie te bevorderen.
Waar mogelijk is in het voorstel verder aangesloten bij bestaande regelgeving, in
het bijzonder de Credit Ratings Verordening en de Benchmark Verordening.
Het voorstel bevat een vergunningplicht voor ESG-ratingbureaus die binnen de EU actief
willen zijn. Deze vergunning wordt afgegeven door Europese Autoriteit voor Effecten
en Markten (ESMA). Het voorstel bevat daarnaast transparantievereisten voor ESG-ratingbureaus,
eisen omtrent de bedrijfsvoering van ESG-ratingbureaus en regels om belangenverstrengeling
te voorkomen en te mitigeren. Er worden geen methodologische voorschriften gegeven.
Aangezien het een internationale markt betreft met aanbieders buiten de EU bevat het
voorstel tevens een uitgebreid derdelandenbeleid. Tot slot is een evaluatiebepaling
toegevoegd (4 jaar). In de evaluatie wordt onder andere de mogelijke uitbreiding van
het toepassingsbereik naar onbewerkte ESG-data meegenomen, alsmede het functioneren
van ESMA-toezicht en derdelandenbeleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, minister van Financiën