Brief regering : Ontwikkelingen rondom Pijler 1
25 087 Internationaal fiscaal (verdrags)beleid
Nr. 322
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 oktober 2023
In het Inclusive Framework (IF)1 georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)
is de afgelopen jaren intensief gewerkt aan de herziening van het internationale belastingsysteem.
Bij deze herziening zijn 143 landen, waaronder alle OESO-landen, G20-landen en veel ontwikkelingslanden, betrokken. Ik heb toegezegd uw Kamer
op de hoogte te houden van de vorderingen die worden gemaakt.2 In deze brief maak ik graag van de gelegenheid gebruik om u over de meest recente
ontwikkelingen rondom Pijler 1 te informeren.
In paragraaf 1 van deze brief zal ik Pijler 1 kort toelichten. Voor de implementatie
van Pijler 1 is de laatste jaren gewerkt aan een multinationaal verdrag (Multilateral Convention (MLC)).3 Recent is duidelijk geworden dat een beperkt aantal landen op de laatste onderdelen
van de MLC helaas nog geen overeenstemming heeft kunnen bereiken. Het IF heeft op
11 oktober 2023 de meest recente versie van de MLC gepubliceerd met daarin ook de
beperkte nog openstaande punten.4 Omdat nog geen volledige overeenstemming is bereikt, is de MLC nog niet opengesteld
voor ondertekening. In paragraaf 2 licht ik deze ontwikkelingen nader toe. Als de
MLC voor het einde van dit jaar niet door voldoende landen is ondertekend, vervalt
in beginsel vanaf 1 januari 2024 het verbod voor landen om nieuwe digitale dienstenbelastingen
(Digital Service Taxes (DSTs)) in te voeren. In paragraaf 3 licht ik dit nader toe.
Nederland blijft voorstander van een internationaal akkoord op Pijler 1 en zal erop
inzetten om de MLC zo spoedig mogelijk alsnog af te ronden en voor ondertekening open
te stellen. Indien op een bepaald moment geen duidelijk zicht meer is op een mondiaal
akkoord, dient naar alternatieven gekeken te worden. In paragraaf 4 ga ik nader in
op de Nederlandse positie.
1. Achtergrond
1.1 Achtergrond Pijler 1
De afgelopen jaren is binnen het IF gewerkt aan een herziening van het internationale
belastingsysteem, omdat de vraag opkwam of de huidige internationale regels nog wel
passend zijn in de digitaliserende en globaliserende wereld. Deze herziening bestaat
uit Pijler 1 en Pijler 2. Pijler 2 bevat afspraken over een wereldwijd effectief minimumniveau
van belastingheffing bij multinationals. Over Pijler 2 is al eerder overeenstemming
bereikt.
Pijler 1 bestaat uit Bedrag A en Bedrag B. In een eerder stadium heb ik uw Kamer in
een Kamerbrief geïnformeerd over de technische werking van Bedrag A en Bedrag B.5 Hieronder zal ik Bedrag A en Bedrag B kort toelichten.
1.2 Bedrag A
Bedrag A van Pijler 1 is een herverdeling van een deel van de winsten van de grootste
en meest winstgevende multinationals. Dit zijn ondernemingen met een omzet van meer
dan 20 miljard euro en een winstmarge (winst ten opzichte van de omzet) van meer dan
10%.6 Dit betreft ongeveer de 100 grootste bedrijven. Landen waar bedrijven veel afnemers
of gebruikers hebben, krijgen op basis van Bedrag A extra winsten en heffingsrechten
toebedeeld. Andere landen zullen winsten en heffingsrechten moeten inleveren om te
voorkomen dat de herverdeelde winsten dubbel worden belast. Voor de implementatie
van Bedrag A is een multilateraal verdrag opgesteld. Onderdeel van de MLC is een bepaling
op basis waarvan alle deelnemende landen geen digitale dienstenbelastingen mogen heffen.
De MLC zal pas inwerking treden nadat voldoende landen (minimaal 30 landen waarin
in totaal minimaal 60% van de bedrijven die onder Pijler 1 vallen is gevestigd) hun
nationale processen hebben doorlopen om het verdrag te ratificeren. Bedrag A is namelijk
een herverdeling van heffingsrechten en kan daarom alleen werken als voldoende landen
meedoen. Het is hierbij belangrijk om op te merken dat een groot deel van de ondernemingen
die binnen de reikwijdte van Bedrag A zouden vallen, een hoofdkantoor in de Verenigde
Staten heeft. Dat maakt het voor een goede werking van de MLC essentieel dat de Verenigde
Staten meedoet aan Bedrag A.
1.3 Bedrag B
Bedrag B is een vereenvoudiging van bestaande internationale afspraken voor winsttoerekening
aan marketing- en verkoopactiviteiten. Het gaat daarbij om een vereenvoudiging van
de toepassing van het algemeen gehanteerde arm’s-lengthbeginsel.7 Bedrag B is van toepassing op alle multinationals.
Het is de verwachting dat voor het einde van het jaar een definitief rapport over
Bedrag B wordt gepubliceerd. De uitkomsten daarvan kunnen in januari 2024 opgenomen
worden in de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen.8
2. Recente ontwikkelingen Pijler 1
De onderhandelingen over de inhoud van de MLC zijn bijna volledig afgerond. Slechts
op een aantal laatste onderdelen hebben nog niet alle landen overeenstemming kunnen
bereiken. De afgelopen periode is alles op alles gezet om ook deze laatste discussiepunten
te beslechten. Helaas heeft dit tot op heden nog niet tot een succesvol resultaat
geleid. Daarnaast heeft een aantal landen, waaronder de Verenigde Staten, aangegeven
extra tijd nodig te hebben voor interne processen voordat ze kunnen beslissen of ze
tot ondertekening van de MLC over kunnen gaan.9
Afgelopen 11 oktober is de huidige versie van de MLC gepubliceerd. In de gepubliceerde
versie is zichtbaar welke landen reserveringen hebben gemaakt en bij welke bepalingen.
Ik ben tevreden om te zien dat uit deze versie blijkt dat we heel dicht bij overeenstemming
zijn gekomen over de werking van deze belangrijke herziening. De reserveringen zijn
bij een beperkt aantal bepalingen door een aantal landen (met name India, Colombia
en Brazilië) opgenomen. Over alle overige onderdelen is dus technische overeenstemming
bereikt.
De bepalingen waarbij India, Colombia en Brazilië reserveringen hebben opgenomen,
zijn voornamelijk de bepalingen die raken aan de marketing en distributie safe harbour
(MDSH), waaronder de behandeling van bronbelastingen. De MDSH is een regel die erop
toeziet dat als er al veel winst in een land aanwezig is, niet onder Bedrag A nog
extra winst aan dat land zou worden toegerekend. De genoemde landen vinden dat zij
door toepassing van de MDSH mogelijk te weinig additionele heffingsrechten krijgen
toegedeeld. Andere landen vinden dat het nog verder inperken van de MDSH tot dubbeltellingen
kan leiden als landen de winst onder het huidige systeem al veel winst belasten.
3. Mogelijke gevolgen Pijler 1 ontwikkelingen
3.1 Gevolgen Bedrag A en MLC
Doordat de huidige MLC niet finaal is en niet open is gesteld voor ondertekening,
lijkt het onwaarschijnlijk dat er dit jaar nog een ondertekeningsceremonie zal worden
georganiseerd. Het is nog onduidelijk hoe lang nodig is om de resterende discussiepunten
te beslechten en om de interne processen van de betrokken landen te doorlopen. Het
is daarom nog niet mogelijk om een concrete datum te noemen wanneer de MLC zal zijn
afgerond en wanneer vervolgens de ondertekening kan plaatsvinden.
3.2 Gevolgen Bedrag B
Voor Bedrag B zijn geen bepalingen in de MLC opgenomen. Toch kunnen de ontwikkelingen
rondom Bedrag A ook gevolgen hebben voor Bedrag B. Een aantal landen ziet de implementatie
van Bedrag A en Bedrag B als onderdeel van dezelfde overeenkomst, waardoor overeenstemming
over en afronding van Bedrag B samenhangt met overeenstemming over en afronding van
Bedrag A. Bedrag B wordt daarom mogelijk mede gekoppeld aan de inwerkingtreding van
de MLC.
3.3 Gevolgen digitale dienstenbelastingen
Onderdeel van Pijler 1 is dat landen hun bestaande digitale dienstenbelastingen of
vergelijkbare andere maatregelen moeten intrekken en niet meer in mogen voeren. Na
inwerkingtreding van Bedrag A zal deze afspraak geregeld zijn in de MLC. De MLC bevat
daartoe (i) een bepaling met een definitie van DSTs die onder de MLC niet geheven
mogen worden en (ii) een lijst met al bestaande DSTs die in ieder geval niet meer
geheven mogen worden bij inwerkingtreding van de MLC.
Twee jaar geleden, in oktober 2021, zijn landen overeengekomen om al tijdens de onderhandelingen
over Pijler 1 geen nieuwe DSTs in te voeren.10 Deze afspraak loopt tot en met 31 december 2023. Afgelopen zomer is het IF overeengekomen
om deze afspraak met één jaar te verlengen op voorwaarde dat de MLC voor eind 2023
is ondertekend door een minimum aantal landen.11 Ik acht het onwaarschijnlijk dat tijdig aan deze voorwaarde kan worden voldaan, of
dat vóór 1 januari 2024 nieuwe afspraken worden gemaakt. Dit betekent dat – tenzij
er nog nadere afspraken worden gemaakt – landen per 1 januari 2024 een DST zouden
kunnen gaan invoeren.
Het is op dit moment nog onduidelijk welke landen daadwerkelijk overwegen om een DST
in te gaan voeren of per wanneer. Ik verwacht echter dat er een aantal landen is dat
dit wel overweegt. Canada heeft bijvoorbeeld al aangegeven per 1 januari 2024 een
DST te willen introduceren.12 Daarnaast heeft een aantal landen een DST die expliciet in de MLC is opgenomen als
DST die onder het verbod valt. Dit betreft: Frankrijk, Spanje, Oostenrijk, Italië,
Verenigd Koninkrijk, India (tweemaal), Tunesië en Turkije. Met enkele landen heeft
de Verenigde Staten een afspraak gemaakt over de behandeling van bestaande DST’s.
Ook deze afspraak verloopt per 1 januari 2024.13
4. Nederlandse positie
Het afgelopen jaar is er veel progressie geboekt op de nadere uitwerking van Pijler
1. Desondanks hebben recente ontwikkelingen ertoe geleid dat op dit moment geen MLC
ondertekend kan worden. Vanaf 1 januari 2024 zal, zonder nadere afspraken, de afspraak
om geen DSTs meer in te voeren komen te vervallen.
Nederland blijft voorstander van een internationaal akkoord op Pijler 1 en zal erop
inzetten om de MLC zo spoedig mogelijk alsnog af te ronden en voor ondertekening open
te stellen. Een herziening van het internationale belastingsysteem is namelijk het
meest effectief als zoveel mogelijk landen meedoen.
Indien op een bepaald moment geen duidelijk zicht meer is op een mondiaal akkoord,
dient naar alternatieven gekeken te worden. Daarbij heb ik de voorkeur voor een Europese
oplossing boven een unilaterale DST. Naast het feit dat het niet haalbaar is om een
unilaterale DST op korte termijn in te voeren, blijf ik voorstander van een internationale
oplossing. Zo heeft de Raad van de Europese Unie bijvoorbeeld aangegeven de voortgang
nauwlettend in de gaten te houden en zal de situatie regelmatig opnieuw bekijken om
spoedig een oplossing te vinden.14
Ik zal de (internationale) ontwikkelingen nauwlettend in de gaten houden en ik zal
uw Kamer op de hoogte houden van de verdere ontwikkelingen.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Indieners
-
Indiener
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën