Brief regering : Reactie op de initiatiefnota van het lid Hagen over een nieuw ontwerp voor de kledingindustrie: van wegwerpmaatschappij naar circulaire economie
36 254 Initiatiefnota van het lid Hagen over een nieuw ontwerp voor de kledingindustrie: van wegwerpmaatschappij naar circulaire economie
Nr. 3 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 januari 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft mij verzocht voor 15 januari
2023 de beleidsreactie op de initiatiefnota Kleding. Een nieuw ontwerp voor de kledingindustrie: van wegwerpmaatschappij naar
circulaire economie,1 van het lid Hagen (D66) aan uw Kamer te sturen. Met deze brief voldoe ik aan dat
verzoek.
Met haar initiatiefnota onderstreept het lid Hagen de noodzaak voor ambitieus beleid
om de textielsector te verduurzamen en circulair te maken. Ik deel deze ambitie en
verwelkom de aandacht voor dit thema en de voorstellen die zijn gedaan. Hieronder
ga ik puntsgewijs in op deze voorstellen, gerangschikt onder de verschillende paragrafen
uit de initiatiefnota.
I. Radicale transparantie in de modewereld
Voorstel 1. Bepaal wat (on)duurzaam is. In de nota wordt voorgesteld dat het bepalen
van wat (on)duurzaam is, noodzakelijk is om greenwashing tegen te gaan.
Het is belangrijk om inzicht te hebben in wat wel en niet duurzaam is in de kledingindustrie,
zodat het ook mogelijk wordt producteisen te formuleren en inzichtelijk te maken welk
kledingstuk duurzamer is en welke minder duurzaam. Daarom laat Rijkswaterstaat in
opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) onderzoek doen
naar «Wat is duurzaam textiel?». Hierin wordt de duurzaamheid van verschillende materialen,
processen en producten onderzocht en wordt een instrument ontwikkeld om dit te meten
en te vergelijken. Dat instrument moet inzicht geven in de mate van duurzaamheid van
de materialen, processen en producten en de milieu-impact om tot een berekening te
komen van een uniforme ecologische voetafdruk.
Het onderzoek start begin 2023 en wordt begin 2024 afgerond. Hierna zal ik de resultaten
van dit onderzoek met uw Kamer delen.
In maart 2023 wordt bovendien een nieuw wetsvoorstel van de Europese Commissie verwacht
over duurzaamheidsclaims op producten. Het doel van het voorstel is om greenwashing
tegen te gaan door de onderbouwing van duurzaamheidsclaims te verplichten en door
eisen te stellen aan de beschikbare informatie over het product.
Voorstel 2. Stel eisen aan de informatievoorziening van bedrijven. De nota noemt bijvoorbeeld
voortgangseisen op gestelde duurzaamheidsdoelen, groei in productie per jaar, recyclebaarheid
van producten en aandeel gebruikt recyclaat en omvang van niet-verkochte goederen.
Ook wil het lid Hagen dat de overheid start met pilots met het productpaspoort.
Ik vind ook dat bedrijven in de textielsector transparant moeten zijn over hun impact
op het milieu. Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen transparantie op bedrijfsniveau – dat gebeurt via de EU-richtlijn duurzaamheidsrapportage (Corporate Sustainable
Reporting Directive, hierna CSRD) – en transparantie op productniveau – dat naar verwachting mogelijk wordt onder de Kaderverordening Ecodesign voor duurzame
producten (Ecodesign for Sustainable Product Regulation, hierna ESPR).
De initiatiefnota pleit voor eisen aan de informatievoorziening van bedrijven over
bijvoorbeeld de voortgang op gestelde duurzaamheidsdoelen. De CSRD voorziet hier al
in. De richtlijn vereist namelijk dat in het duurzaamheidsverslag een beschrijving
wordt gegeven van de door de onderneming vastgestelde tijdgebonden doelstellingen
met betrekking tot duurzaamheidskwesties en van de vooruitgang die de onderneming
daarop heeft geboekt. De richtlijn is van toepassing op beursvennootschappen (met
uitzondering van micro-beursvennootschappen) en op alle grote ondernemingen.
Het ESPR-voorstel zal het naar verwachting mogelijk maken om op productniveau eisen
te stellen aan bijvoorbeeld de recyclebaarheid van textielproducten. Ook introduceert
het nieuwe regels voor de omgang met onverkochte goederen. Bedrijven kunnen straks
verplicht worden om te rapporteren over de hoeveelheid niet-verkochte goederen die
zij afdanken. Bedrijven moeten daarbij aangeven om hoeveel producten het gaat, de
redenen waarom het product wordt afgedankt, en de manier waarop het wordt afgedankt
(bijvoorbeeld via hergebruik of recycling). Daarnaast maakt het voorstel het mogelijk
om voor specifieke producten het vernietigen van onverkochte consumentengoederen te
verbieden. Het kabinet wil deze passages van de ESPR aangescherpt zien, tot een volledig
verbod op het vernietigen van onverkochte goederen, tenzij dit de meest duurzame optie
is.
Recyclebaarheid of de toepassing van post-consumer recyclaat (PCR) kan onder ESPR
opgelegd worden als een prestatievereiste voor een product. Daarnaast is het mogelijk
om via een productpaspoort informatievereisten te stellen aan zowel de recyclebaarheid
van een product als de hoeveelheid PCR dat is toegepast.
Er zijn dus verschillende ontwikkelingen die bijdragen aan meer transparantie. Het
kabinet ziet daarom geen aanleiding daar op dit moment nog meer verplichtingen aan
toe te voegen. Het beeld is dat er op dit punt al voldoende initiatieven in de markt
zijn, dus een pilot met productpaspoorten ligt niet direct in de rede. Het is bovendien
verstandig om de uitkomst van de onderhandelingen over ESPR af te wachten, zodat duidelijk
is hoe een mogelijk productpaspoort eruit moet komen te zien.
Voorstel 3. Een eco-score op kleding. In de initiatiefnota wordt voorgesteld om een
systeem te ontwikkelen met de gebruiksvriendelijkheid van de nutri-score.
Ik zou heel graag zien dat op het moment van aanschaf duidelijke en simpele informatie
beschikbaar is over de duurzaamheid van een kledingstuk. Er bestaan op dit moment
heel veel verschillende soorten duurzaamheidslabels. Het kabinet pleit daarom voor
één verplicht Europees label voor textiel. Een dergelijk label kan naar verwachting
geregeld worden onder de Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten (ESPR).
In het huidige ESPR-voorstel staat namelijk de mogelijkheid om bepaalde informatie-vereisten
op te nemen in een label. Ook moet het label mensen in staat stellen om de prestatie
van een product makkelijk te vergelijken. Een dergelijk label moet nog nader worden
uitgewerkt voor specifieke productgroepen. Nederland zal zich in Brussel voor zo’n
label inzetten wanneer de specifieke producteisen voor textiel worden uitgewerkt (dit
is naar verwachting vanaf 2024).
Voorstel 4. Hogere boetes op greenwashing. Indiener stelt voor de boetes van de ACM
op greenwashing te verhogen naar bijvoorbeeld 1 procent van de jaarlijkse winst.
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) kan voor overtredingen van de wetgeving oneerlijke
handelspraktijken, waar greenwashing onder valt, al een boete opleggen van maximaal
€ 900.000 per overtreding of – als dat meer is – 1 procent tot 10 procent van de jaaromzet.
Als een onderneming meerdere overtredingen begaat, kan per overtreding zo’n boetebedrag
opgelegd worden. Uiteraard kijkt de ACM naar de ernst en omstandigheden en gebruikt
zij bij het opleggen van boetes de Boetebeleidsregels. Wat de ACM betreft zijn de
huidige boetemogelijkheden passend om greenwashing aan te pakken.
Een ander handhavingsinstrument van de ACM zijn toezeggingen. Partijen kunnen tijdens
een onderzoek bij de ACM een gemotiveerd verzoek doen om potentiële overtredingen
te staken en de handelspraktijk aan te passen in de vorm van een aanvraag voor een
toezegging. Dit is gebeurd bij Decathlon en H&M. Hier zijn geen boetes opgelegd, omdat
de bedrijven toezeggingen hebben gedaan. De ACM kan zo’n toezegging bindend verklaren
wanneer zij dit doelmatiger acht dan het opleggen van een bestuurlijke boete of een
last onder dwangsom. Toezeggingen zijn overigens niet vrijblijvend. Voor het niet
nakomen van een toezegging kan de ACM een boete opleggen van ten hoogste € 900.000,
of indien dat meer is, van ten hoogste 10 procent van de omzet van de marktorganisatie.2 In sommige gevallen is het passend dat bijvoorbeeld consumenten worden gecompenseerd
of in het geval van Decathlon en H&M een donatie te doen aan goede doelen die zich
bezighouden met verduurzaming van de betreffende industrie. De ACM bekijkt per zaak
wat het meest doeltreffend en probleemoplossend is, en in dit geval oordeelde de ACM
dat de toezegging een geschikt instrument was. Bij een volgend onderzoek naar duurzaamheidsclaims
is het goed mogelijk dat een boetetraject wordt ingezet.
Voorstel 5. Een aanpak van keurmerken: Nederland moet, vooruitlopend op de EU, actie
ondernemen en de ACM verzoeken hier onderzoek naar te doen.
De ACM heeft duurzaamheid als prioritair thema aangemerkt en heeft het afgelopen jaar
een gedragsonderzoek uit laten voeren onder consumenten.3 Daaruit blijkt dat de kennis van consumenten over duurzaamheidskeurmerken kan worden
verbeterd. Daarom subsidieert het Ministerie van IenW de Keurmerkenwijzer van Stichting
Milieu Centraal.
Het voorstel «Grotere rol voor de Consument bij de Groene Transitie» van de Europese
Commissie zorgt er bovendien voor dat de waarde van keurmerken wordt vergroot doordat
onafhankelijke controle op het naleven van de eisen wordt voorgeschreven.4 Dat wil zeggen dat controle privaat dient te worden uitgevoerd door een partij die
onafhankelijk is van de producent of handelaar. Bovendien moeten certificeringsschema’s
toegankelijk zijn voor alle partijen die aan de eisen van het keurmerk willen voldoen.
Dit kan bedrijven ertoe bewegen om aansluiting te zoeken bij een bestaand certificeringsschema,
wat ervoor kan zorgen dat de bekendheid en overzichtelijkheid van de keurmerken die
resteren toeneemt. Het kabinet zet zich er in Brussel voor in dat de certificeringseisen
van de onafhankelijke derde partijen eenvoudig openbaar toegankelijk moeten zijn voor
consumenten.
In maart 2023 wordt bovendien een nieuw wetsvoorstel van de Europese Commissie verwacht
met betrekking tot duurzaamheidsclaims op producten. Het doel van het voorstel is
om greenwashing tegen te gaan door de onderbouwing van duurzaamheidsclaims te verplichten
en door eisen te stellen aan de beschikbare informatie over het product. Door duidelijkere
kaders wat betreft duurzaamheidsclaims zal makkelijker kunnen worden optreden tegen
misleidende claims.
Voorstel 6. Een informatieplicht over het retourbeleid van winkels. Als consumenten
online kleding bestellen, moeten ze een pop-up krijgen met informatie over wat er
gebeurt met kleding als zij die terugsturen.
De initiatiefnemer beoogt met het voorstel dat minder geretourneerde producten worden
vernietigd. Het kabinet onderschrijft deze doelstelling. Retourzendingen zijn, naast
productiefouten en onverkochte voorraden, één van de categorieën ongebruikt textiel
die worden vernietigd. De vernietiging van bruikbare goederen en materialen past niet
in een circulaire economie. Nederland zet daarom in op een Europees verbod op vernietiging
van onverkochte goederen.
Het kabinet ziet, samen met de initiatiefnemer, graag dat er minder onnodig wordt
geretourneerd. Retouren kunnen deels worden voorkomen als de consument vooraf een
beter beeld heeft van een product (bijvoorbeeld afmetingen en kleur). Ik zie dat webwinkels
zelf al veel kunnen doen zodat er minder kleding geretourneerd wordt en de kleding
die geretourneerd wordt, nog wel verkocht kan worden. Daarbij is dus een belangrijke
rol weggelegd voor e-commerce partijen zelf. Bedrijven hebben daar ook een financiële
prikkel toe en werken daarom onder meer aan de verbetering van productinformatie,
data-analyses en het informeren van consumenten over de impact van retouren. Webwinkels
gebruiken hun retourbeleid om zich te onderscheiden, en daar wil het kabinet ook ruimte
voor laten. We zien nieuwe initiatieven in de markt om retourmisbruik tegen te gaan
en ondersteunen die waar mogelijk. De Minister van EZK komt, zoals toegezegd aan uw
Kamer bij de behandeling van de begroting van EZK, in het eerste kwartaal van 2023
ook met een beleidsreactie op de voorstellen van de fractie van de Christen Unie in
de notitie «Bezorgd over de pakketmarkt».
II. Een bredere verantwoordelijkheid voor producenten
Voorstel 7. Een ambitieuze Eco-design richtlijn. De Eco-design richtlijn moet erop
inzetten dat zoveel mogelijk materialen van een hernieuwbare oorsprong worden gebruikt.
Met het eerdergenoemde onderzoek «Wat is duurzaam textiel?» wordt onderzocht welke
materialen het duurzaamst zijn. De oorsprong en aard van materialen doet er dus toe.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek – én het onderzoek naar ambitieuze ESPR-producteisen
voor textiel – zal ik in Brussel pleiten voor duurzame producteisen.
In dit kader wil ik bij u terugkomen op het tweeminutendebat van 8 december 2022 over
het BNC-fiche naar aanleiding van de Europese Textielstrategie (Handelingen II 2022/23,
nr. 33, tweeminutendebat Fiches over duurzame producten de norm maken en de Europese
strategie voor duurzaam en circulair textiel). Er is door het lid Hagen (D66) en het
lid Agnes Mulder (CDA) tijdens dit tweeminutendebat een motie ingediend waarin de
regering is verzocht «in Europa te pleiten om ook de oorsprong van materialen mee
te nemen en te onderzoeken of het gebruik van fossiele grondstoffen in kleding afgebouwd
dient te worden».5Ik zet mij er tijdens de Europese onderhandelingen voor in dat het ESPR-kader zo ambitieus
mogelijk wordt ingericht, in het bijzonder bij de specifieke verordening die naar
verwachting wordt ontwikkeld voor textielproducten. Ik laat bovendien onderzoeken
wat passende designeisen voor textiel binnen deze verordening zijn, die tot een vermindering
van de voetafdruk van de textielsector zullen leiden. Ik zal dit onderzoek – zodra
het is afgerond – proactief namens Nederland inbrengen bij de Europese Commissie.
Daarmee past deze aangehouden motie heel goed bij het reeds ingezette textielbeleid
in Europees verband en kan deze motie bij indiening het advies Oordeel Kamer ontvangen.
Voorstel 8. De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) textiel gebruiken
om circulariteit écht aan te moedigen. Hiervoor doet het lid Hagen de volgende voorstellen:
a. Met producenten in de UPV pilots draaien voor een levenslang recht op reparatie voor
consumenten, waardoor kleding veel langer mee kan gaan.
De Europese Commissie werkt aan een «right to repair», een voorstel wordt begin 2023
verwacht. Het idee van het draaien van pilots met producenten in de UPV vind ik op
zichzelf sympathiek en breng ik over aan de Stichting UPV Textiel (de producentenorganisatie
die is opgericht door brancheverenigingen Modint en INRetail). Wel heb ik vraagtekens
bij de haalbaarheid van een levenslang recht op reparatie. Er kan een moment komen
dat voor producten reparatie ook vanuit een milieuperspectief niet meer de duurzaamste
oplossing is. Het is uiteindelijk aan de producenten hoe ze invulling aan hun uitgebreide
producentenverantwoordelijkheid, zolang ze daarbij de wettelijk gestelde doelstellingen
halen. Doelstellingen voor UPV’s richten zich momenteel nog vaak op inzameling en
recycling. De komende tijd ga ik verkennen in hoeverre het mogelijk is om het instrument
UPV meer te richten op hogere R-strategieën zoals reparatie, refurbishment en hergebruik.
b. De tarieven kostendekkend maken, om hoogwaardig te kunnen inzamelen en recyclen. Daarin
moet worden meegenomen: (1) de kosten van herstel of bredere toepassingen die kunnen
worden gedaan om opnieuw te kunnen dragen/verkopen, (2) de prijs van de meest hoogwaardige
(vezel-tot-vezel) recycling, (3) de kosten voor innovaties in nieuwe recycletechnieken,
en (4) de verantwoordelijkheid voor de kosten van textiel dat nog steeds in het restafval
eindigt. Het bedrag moet vastgesteld worden door een onafhankelijke partij.
In de UPV textiel worden doelstellingen geformuleerd voor hoogwaardige recycling en
voorbereiding voor hergebruik. Producenten worden verantwoordelijk voor een passend
inzamelsysteem en een kostendekkend systeem om aan deze doelstellingen te voldoen.
Het Rijk stuurt dus via het formuleren en opleggen van ambitieuze doelstellingen en
het organiseren van toezicht en handhaving. Dat brengt met zich mee dat er een kostendekkend
systeem moet worden opgezet door de partijen in het UPV-systeem. De tarieven stellen
zij dan ook zelf vast.
c. Een sterke differentiatie in de tarieven die bedrijven moeten betalen, waarbij bedrijven
die de meest hernieuwbare of hoogwaardig gerecyclede materialen gebruiken, of bedrijven
die zelf al inspanningen doen om producten hoogwaardige nieuwe levens te geven, het
laagste tarief krijgen.
Een UPV levert de grootste bijdrage aan circulariteit als er een sterke prikkel uitgaat
naar circulaire productie en design. Daar kan tariefdifferentiatie een belangrijke
rol in spelen. Op basis van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
moet een producentenorganisatie reeds indien mogelijk tariefdifferentiatie toepassen.
Ik bezie of dit nog nader moet worden geëxpliciteerd of aangescherpt in het Besluit
UPV textiel. De Raad van State heeft op 8 december jongstleden advies uitgebracht
over het Besluit UPV textiel. Ik verwacht het bijgestelde besluit dit voorjaar bij
uw Kamer na te kunnen hangen.
d. Een actievere rol van de rijksoverheid als gespreksleider aan tafel bij het fonds
dat het geld van de heffingen uit de UPV beheert.
e. Een formele rol voor andere ketenspelers zoals de gemeente, waardoor zij meer invloed
en zeggenschap krijgen over hoe het geld besteed wordt.
Hoewel het beleidsinstrument UPV in algemene zin brede steun geniet, zijn er steeds
meer signalen dat de uitvoering beter kan. Dat komt ook terug in deze voorstellen
uit de initiatiefnota. We brengen op dit moment de ervaren problemen in kaart bij
diverse stakeholders rond de UPV als instrument, waarbij we onder andere kijken naar
de rol van de rijksoverheid en de rol van gemeenten en hoe deze ondersteund kunnen
worden, zonder daarbij de verantwoordelijkheid (deels) bij producenten weg te halen.
Uw Kamer wordt in de eerste helft van 2023 geïnformeerd over de resultaten van dit
proces.
f. Een jaarlijkse kennisuitwisseling moet plaatsvinden, georganiseerd door de UPV-fondsen,
tussen spelers op een andere plek in de keten, zoals ontwerpers en recyclers, ook
in Europees verband.
Dit voorstel breng ik graag over aan de Stichting UPV textiel.
g. Actievere communicatie over de mogelijkheid om een vrijstelling te krijgen van de
heffing als een bedrijf zelf een 100 procent gesloten keten heeft weten te organiseren
en aan alle eisen voldoet.
Dit punt neem ik graag mee in de voorlichting rond de UPV textiel.
h. Daarnaast vallen op dit moment schoenen niet onder de UPV textiel. D66 wil dat hier
ook alvast aan gewerkt wordt.
De uitbreiding van de UPV textiel naar andere productgroepen, zoals schoenen, wordt
meegenomen bij de evaluatie van de UPV textiel die binnen vijf jaar na inwerkingtreding
wordt uitgevoerd. Om alvast meer zicht te krijgen op de productgroep schoenen, laat
ik in 2023 een verkenning doen. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomst van dit
onderzoek.
Voorstel 9. Inzetten op grootschalig onderzoek naar waar kleding vanuit Nederland
heen wordt gestuurd.
Ik vind dit een goed voorstel en zal daarom Rijkswaterstaat vragen in 2023 een onderzoek
te laten uitvoeren naar de bestemmingen van in Nederland afgedankt textiel. Volgens
de Massabalans textiel 2018 gaat 84 procent van het ingezamelde textiel naar het buitenland
voor sortering, hergebruik en recycling. In het onderzoek worden de bestemmingen binnen
en buiten Europa en eventuele vervolgbestemmingen in kaart gebracht. Voor de belangrijkste
bestemmingen zal een inventarisatie plaatsvinden naar wat er ter plekke gebeurt met
het textiel: hergebruik op de tweedehandsmarkt, afvalverwerking, recycling, verbranding,
stort. Ook worden de milieu-impact en de risico’s van de export naar deze bestemmingen
geïnventariseerd.
III. De strijd aan met microplastics en vervuilende stoffen
Het lid Hagen doet in haar initiatiefnota een aantal voorstellen voor het tegengaan
van microplastics uit kleding. Hieronder geef ik eerst aan wat mijn inzet is op het
gebied van microplastics. Daarna ga ik kort in op de specifieke voorstellen die worden
gedaan.
Algemene inzet op bronaanpak textiel om microplastic te beperken en te voorkomen
De Europese Commissie is voornemens om in de eerste helft van 2023 een breed beleidspakket
te presenteren om microplasticvervuiling in het milieu aan te pakken. Textiel is naar
verwachting één van de bronnen die de Commissie zal adresseren in haar beleidspakket.
Nederland is voorstander van maatregelen op Europees niveau, omdat de impact daarvan
het grootst is.
Nederland zal zich bij de onderhandelingen over het voorgestelde beleidspakket inzetten
voor maatregelen zo vroeg mogelijk in de keten, bijvoorbeeld producteisen voor synthetisch
textiel en bijvoorbeeld door middel van een industriestandaard voor vezelverlies en
een afgiftelimiet. Om dit goed te kunnen doen, is nog kennisopbouw nodig. Daarom is
vanuit het Ministerie van IenW eerder dit jaar € 230.000 geïnvesteerd in deze kennisopbouw
met een onderzoek naar een meetmethode voor microplasticvezels uit textiel in water.
Deze kennis is nodig om gericht maatregelen te kunnen treffen om microplastics uit
textiel te kunnen beperken. De inzet zal ook gericht zijn op stappen later in de keten,
bijvoorbeeld op maatregelen in de productiefase zoals het industrieel voorwassen.
Maatregelen nog later in de keten bij gebruik en afdank van textiel kunnen ook een
belangrijke bijdrage leveren, maar de voorkeur gaat in eerste instantie uit naar maatregelen
eerder in de keten omdat het effect daar het grootste is. Als blijkt dat het Europese
maatregelenpakket tekortschiet, is het goed om aanvullende nationale maatregelen te
treffen.
Voorstel 10. Stel regels op voor het voorwassen van textiel. Hiermee worden producenten
verplicht kleding een aantal keer voor te wassen in industriële wasmachines met een
filter voor microplastics.
Dit is een goed voorstel dat Nederland ook zal bepleiten in Europa.
Voorstel 11. Ontwikkel een industriestandaard voor vezelverlies en stel een maximum
in voor vezelverlies
Ook voor dit voorstel geldt dat ik van harte bereid ben dit te bepleiten op Europees
niveau. Het lijkt er ook op dat de Europese Commissie dit zal onderbrengen in de ESPR-verordening.
Voorstel 12. Verplicht wasmachinefilters in nieuwe wasmachines vanaf 2025/2027.
Het verplichten van wasmachinefilters kan een bijdrage leveren aan het terugdringen
van microplastics uit textiel. De Commissie heeft aangekondigd om een dergelijke verplichting
verder te onderzoeken op de doeltreffendheid van de maatregel, voorafgaand aan de
herziening van de Ecodesign-verordening voor wasmachines die eind 2025 wordt verwacht.
Op basis van de impact-analyse die de Commissie laat uitvoeren, zal ik mijn standpunt
bepalen. Een nationale verplichting is vooralsnog niet aan de orde.
Voorstel 13. Neem het gebruik van chemicaliën op in de Eco-design richtlijn.
Chemicaliën staan al geruime tijd op de radar, er bestaat al een aantal (Europese)
kaders waarin het gebruik van (gevaarlijke) chemische stoffen in (onder ander) producten
wordt gereguleerd. Zo is in november 2020 een verbod van kracht geworden op het gebruik
van onder meer kankerverwekkende stoffen in textiel via de Europese chemicaliënverordening
REACH (Annex XVII, entry 72).
Met de huidige herziening van de Eco-designrichtlijn wordt het mogelijk per productgroep
te bepalen om in productpaspoorten informatie op te nemen over het gebruik van (gevaarlijke)
chemische stoffen in die productgroep. Hier gaat het om chemische stoffen die hergebruik
en recycling kunnen belemmeren. Er zijn dus voldoende mogelijkheden in wettelijke
kaders om het gebruik van (gevaarlijke) chemische stoffen waar nodig te beperken of
verbieden.
IV. Écht circulaire ketens
Voorstel 14. Ruim baan aan kennis en investeringen voor circulaire businessmodellen.
De initiatiefnota bepleit intensivering van bestaande inzet op ondersteunen van circulaire
bedrijfsmodellen. De overheid moet een partner zijn in navigeren en verkrijgen van
financieringsmogelijkheden. En er moet een gestandaardiseerde norm komen voor circulaire
bedrijven zodat financiële instellingen financieringsvoorwaarden kunnen bepalen en
hiermee onderscheid kunnen maken tussen oude en nieuwe circulaire bedrijfsmodellen.
De transitie van een lineaire naar een circulaire economie is een systeemtransitie
en vergt ook fundamenteel andere bedrijfsmodellen. Uit diverse onderzoeken blijkt
dat het inderdaad voor veel circulaire bedrijfsinitiatieven lastig(er) is om financiering
te krijgen. Financiers ervaren tegelijkertijd ook belemmeringen om te investeren in
circulaire bedrijven. Dat heeft onder meer te maken met de huidige risicobeoordeling
door financiële instellingen. Vanuit het Rijk werken we al op diverse manieren aan
het oplossen van deze knelpunten:
– Circulaire ondernemers kunnen met vragen terecht bij het Versnellingshuis Nederland
Circulair. Hier krijgen bedrijven advies, tools en toegang tot relevante netwerkpartners.
Een voorbeeld is de financieringstool voor circulaire ondernemingen. Het Versnellingshuis
ondersteunt bedrijven die samenwerken om een keten circulair te maken.
– De werkgroep «financiering circulaire economie» is een samenwerkingsverband tussen
financiële instellingen en het Rijk. In februari 2022 heeft de werkgroep een roadmap
ontwikkeld met acties om knelpunten voor de financiering op te lossen. Er wordt onder
andere gewerkt aan het aanpassen van risicomodellen, het verbeteren van meetmethodes
voor circulaire businesscases en het ontwikkelen van instrumentarium waardoor circulaire
initiatieven beter financierbaar worden.
– Ook verschijnt er binnenkort een rapport over het financieringslandschap voor circulaire
businesscases. Met een aantal aanbevelingen ga ik aan de slag, zoals het beter geschikt
maken van bestaand instrumentarium voor circulaire businessmodellen.
– Op Europees niveau en nationaal niveau spelen er diverse trajecten ter stimulering
van duurzame financiering die ook voor circulaire businessmodellen behulpzaam zijn.
Het gaat hierbij onder meer om de ontwikkeling van een Europese taxonomie voor duurzame
investeringen, rapportagevereisten voor grotere bedrijven en de beleidsagenda voor
duurzame financiering van de Minister van Financiën.
– Met de MIA/Vamil stimuleert de overheid investeringen in innovatieve milieuvriendelijke
bedrijfsmiddelen. In 2022 is het jaarlijkse beleidsbudget structureel met € 30 miljoen
verhoogd. Dit komt met name ten goede aan investeringen in een klimaatneutrale en
circulaire economie.
– Met de Regeling groenprojecten stimuleert de overheid de financiering van innovatieve
projecten waarmee milieuwinst wordt gerealiseerd die boven de wettelijke norm ligt.
De regeling is in 2022 herzien. Hierbij zijn de mogelijkheden voor circulaire technieken
verruimd.
– Ook biedt het EU-subsidieprogramma LIFE mogelijkheden voor het stimuleren van circulaire
projecten.
Voorstel 15. Belemmerende wet- en regelgeving onder de loep nemen. Dat betekent dat
er een nieuwe definitie van afval moet komen. Ook moet worden gekeken naar waar bestaande
wet- en regelgeving lineaire bedrijfsmodellen juist een oneerlijk voordeel geeft,
zoals bij regels voor uitverkoop.
De definitie van afval volgt uit Europese regelgeving en kan ik niet eenzijdig aanpassen.
Ik heb in het kader van de herziening van de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen
gepleit voor verduidelijking van de huidige afvaldefinitie. Helaas wordt dit niet
meegenomen in de aankomende herziening. Zowel in EU-verband als nationaal blijf ik
mij inzetten voor meer duidelijkheid over de afvalstatus van materialen, inclusief
van textiel.
Als het gaat om wet- en regelgeving die te weinig circulaire bedrijfsmodellen bevorderen
of regelgeving over uitverkoop, ben ik bereid te inventariseren om welke wet- en regelgeving
het gaat en waar eventuele knelpunten zitten. Als er suggesties bij uw Kamer leven,
ben ik graag bereid die te onderzoeken. Vervolgens kan ik bezien of het mogelijk en
wenselijk is die regels aan te passen. Daarbij moet ik wel direct aangeven dat een
gedeelte van deze wet- en regelgeving op EU-niveau is geregeld. De mogelijkheid om
dit nationaal aan te passen is soms beperkt. Een deel van de wetgeving ligt ook op
het terrein van de Minister van EZK.
Voorstel 16. In Europees verband kijken naar het introduceren van een belasting op
«virgin materiaal».
Het gebruik van grondstoffen brengt veelal negatieve externe effecten met zich mee
in Nederland en daarbuiten. Dit zijn (milieu)kosten die niet direct bij de veroorzaker
van de schade terechtkomen en daarom niet of niet volledig worden meegenomen in bijvoorbeeld
de prijs van nieuwe materialen. De prijs van nieuwe materialen ligt vaak lager dan
de prijs van secundaire materialen. Daardoor is er geen financiële prikkel voor bedrijven
om bijvoorbeeld gerecyclede materialen te gebruiken. Het belasten van nieuwe grondstoffen
kan een prikkel zijn om de vraag naar secundaire materialen te stimuleren.
De meest toegepaste materialen in textiel zijn polyester en katoen. De productie van
katoen vindt buiten Europa plaats. Om het gebruik van secundaire abiotische grondstoffen
te bevorderen binnen de Europese Unie kan daarom een grondstofheffing aan de Europese
buitengrenzen behulpzaam zijn. Het is daarbij van belang dat niet alleen de grondstoffen
zelf, maar ook de grondstoffen in producten die worden geïmporteerd evenredig worden
belast. Door zowel de grondstoffen zelf als de grondstoffen in producten te belasten
ontstaan er geen weglekeffecten. De uitvoering van een dergelijke maatregel is complex,
vergt veel afstemming en informatie. Het kabinet gaat samen met de Europese Commissie
de vereisten en mogelijkheden voor een dergelijke heffing in de toekomst verkennen.
Ook is het mogelijk om via niet-financiële instrumenten de vraag naar recyclaat te
bevorderen, wat leidt tot schaalvergroting van gerecycled textiel. Onder de ESPR-wetgeving
is het mogelijk om de toepassing van recyclaat in nieuwe producten verplicht te stellen.
Nederland zal zich daar in Brussel voor inzetten wanneer de specifieke producteisen
voor textiel worden uitgewerkt (naar verwachting in 2024). Ook de invoering van de
UPV textiel draagt hieraan bij door bedrijven doelstellingen op te leggen voor het
recyclen van textiel.
Tot slot
Er gebeurt ontzettend veel op het gebied van textiel. En het is goed om te zien dat
er toenemende aandacht is voor het onderwerp. De voorstellen uit de initiatiefnota
van het lid Hagen zijn heel waardevol en versterken het beleid voor circulair textiel.
Er valt nog een wereld te winnen als het gaat om het verduurzamen en meer circulair
maken van de textielketen en de ideeën die daarover leven, neem ik graag mee in de
beleidsvorming. Ik kijk ernaar uit om met de indiener en andere leden van uw Kamer
hierover in gesprek te gaan.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat