Brief regering : Toelichting op een aantal punten betreffende het Nationaal Groeifonds (NGF)
35 570 XIX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Nationaal Groeifonds (XIX) voor het jaar 2021
Nr. 23 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN FINANCIËN EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2020
Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Tweede Kamer (Handelingen II 2020/21,
nrs. 2 en 3) en de Eerste Kamer is toegezegd om schriftelijk op een aantal punten
betreffende het Nationaal Groeifonds (NGF) verdere toelichting te geven (Handelingen
I 2020/21, nr. 7, items 11 en 13). In deze brief gaan we verder in op de doelstelling van het NGF. Verder gaan we,
zoals toegezegd naar aanleiding van de tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen
ingediende motie van de leden Klaver en Segers, in op de CO2-beprijzing, de generatietoets, de rol van jongeren en het budgetrecht van het parlement.1 Ten slotte staan we stil bij het verdere proces rondom het NGF.
Doelstelling fonds
Omdat de manier waarop Nederland nu zijn welvaart vergaart op termijn niet meer houdbaar
is, moeten op allerlei terreinen werkwijzen en productietechnieken veranderen. Dat
vraagt omvangrijke investeringen, waarmee moet worden voorkomen dat de toekomstige
generaties met een ontoereikend en verouderd verdienmodel opgescheept zitten, en er
daarmee in welvaart op achteruit gaan.
Het bbp meet economische activiteiten en deze indicator wordt gebruikt als benadering
voor de materiële welvaart in een land. Het Nationale Groeifonds is daarom gericht
op investeringen die het Nederlandse verdienvermogen op (middel)lange termijn verhogen.
We vergroten de koek zodat we ook in de toekomst alle voorzieningen (gezondheidszorg,
onderwijs, pensioenen) kunnen betalen, waarborgen dat ook toekomstige generaties geld
over kunnen houden in de huishoudportemonnee en een transitie kunnen maken naar een
duurzame economie en samenleving. Door in te zetten op het verhogen van het toekomstige
verdienvermogen, zorgt het Nationaal Groeifonds er tegelijkertijd voor dat Nederland
de middelen heeft om grote uitdagingen als de klimaatverandering aan te gaan.
Daarnaast is een van de vereisten van het fonds dat de som van de maatschappelijke
kosten en baten van een investeringsvoorstel positief is. De beoordelingsadviescommissie
zal investeringsvoorstellen hierop toetsen. Door positieve netto maatschappelijke
baten als voorwaarde te stellen, brengen we de brede effecten in beeld en komen alleen
investeringen die ten goede komen aan de brede welvaart in aanmerking voor financiering
uit het fonds. Dit fonds is dus gericht op de lange termijn en het duurzaam vergroten
van de welvaart voor volgende generaties. Ten slotte moeten voorstellen voor het groeifonds
vanzelfsprekend in lijn zijn met de doelstellingen van het kabinet, bijvoorbeeld op
het gebied van klimaat, biodiversiteit, welzijn en gezondheid. Dit zal het kabinet
in haar uiteindelijke besluit meewegen.
Efficiënte CO2-prijs
De maatschappelijke kosten van CO2-uitstoot worden meegenomen bij de beoordeling van de voorstellen. Immers: een (goede)
beoordeling van maatschappelijke kosten en baten neemt alle brede maatschappelijke
kosten en baten mee die inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Dit betekent dus ook de
kosten van meer CO2-uitstoot of juist de baten van minder CO2-uitstoot als die optreden door een ingediend beleidsvoorstel bij het Groeifonds.
We vragen de commissie dit uitgangspunt expliciet te omarmen. Daarbij stellen we als
voorwaarde dat in maatschappelijke kosten en batenanalyses (MKBA’s) naar de ingediende
voorstellen gebruik wordt gemaakt van de zogenaamde efficiënte CO2-prijzen, welke hoger liggen dan de ETS-prijzen. Deze efficiënte CO2-prijs is door het CPB en PBL ontwikkeld ter toepassing bij bijvoorbeeld overheidsprojecten
en als onderdeel van de werkwijzer MKBA bij MIRT-verkenningen. Deze prijs is onder
meer gebruikt bij de recente MKBA voor de vrachtwagenheffing in opdracht van IenW.
Generatietoets
Het Ministerie van BZK werkt op dit moment aan een methode om generatie-effecten in
beeld te brengen bij de ontwikkeling van beleid en wetgeving. Deze generatietoets
was een voorstel van het SER jongerenplatform en werd bekrachtigd door de motie van
de leden Segers en Jetten.2 We streven ernaar in de tweede ronde deze toe te passen op de door de toegangspoort
gekomen aanvragen voor het Nationaal Groeifonds, als aanvulling op de toets van de
beoordelingsadviescommissie. Bij tevredenheid kan deze dan structureel worden toegepast
bij de beoordeling van de projecten.
Raad voor de Toekomst
Het Nationaal Groeifonds richt zich op de welvaart van de volgende generaties in Nederland.
Door investeringen in kennisontwikkeling, infrastructuur en onderzoek, ontwikkeling
en innovatie, wordt er voor de toekomstige generatie gewerkt aan goede zorg, onderwijs
en een leefbare omgeving. Investeringen vanuit het Nationaal Groeifonds dragen bij
aan noodzakelijke transities en raken daarmee direct aan de toekomst van jongeren.
Het is daarom ook van belang dat jongeren hierin ook gehoord worden over hun ideeën.
Samen met jongeren waarborgen en werken we zo aan de toekomst van Nederland.
Om deze bijzondere betekenis van de jongere generatie in het kader van het Nationaal
Groeifonds te verankeren, richten we een «Raad voor de Toekomst» (RvT) op, die als
aanjager kansrijke domeinen en thema’s identificeert die belangrijk zijn voor het
vergroten van de welvaart van toekomstige generaties. Hierbij vervult de Raad een
actieve rol aan de voorkant van het proces en kan daarbij partijen enthousiasmeren
om voorstellen in te dienen die rekening houden met de toekomstige generaties. Voor
deze Raad voor de Toekomst zullen relevante en representatieve jongerenorganisaties
worden geselecteerd, naar voorbeeld van het SER jongerenplatform. Ook zullen we op
zoek gaan naar specifieke expertise, zoals de jongeren van Young STT en Jonge innovators
van AcTI.
Budgetrecht Kamers
Voor de komende vijf jaar is er 20 miljard euro beschikbaar voor het Nationaal Groeifonds.
Door de 100%-eindejaarsmarge kan geld worden meegenomen naar volgende jaren. Het parlement
keurt bij de behandeling van de niet-departementale begroting jaarlijks het budget
goed voor het fonds.
Het budgetrecht van de Kamer wordt gerespecteerd, omdat het bedrag dat jaarlijks mag
worden toegekend aan investeringen goedgekeurd moet worden door het parlement. Het
parlement geeft, door de begroting goed te keuren, autorisatie om de geraamde middelen
per artikel te besteden aan de desbetreffende investeringsterreinen van de niet-departementale
begroting. Dit werkt analoog aan de autorisatie die het parlement geeft op de departementale
begrotingen. Het parlement zal opnieuw zijn goedkeuring moeten geven over een suppletoire begroting zodra wordt afgeweken van de voorgestelde
(gelijke) verdeling van gelden over de pijlers.
Bijdragen aan de begrotingen van ontvangende departementen worden via een suppletoire
begroting eveneens aan het parlement voorgelegd. Het indienen van een amendement is
ook net als bij andere begrotingswetten mogelijk volgens de reguliere procedure. In
lijn met het reguliere begrotingsproces vindt autorisatie op artikelniveau plaats.
Autorisatie ziet daarom niet op projecten of instrumenten binnen artikelen.
Oprichting begrotingsfonds
Tegelijkertijd hebben we op basis van de gevoerde debatten de afgelopen periode moeten
constateren dat er nog steeds zorgen leven over de waarborging van de controle van
het parlement over de uitgaven uit het fonds. Om hieraan verder tegemoet te komen,
zal een Instellingswet voor een begrotingsfonds worden opgesteld en ingediend bij
het parlement. In deze instellingswet worden de doelen van het begrotingsfonds geformuleerd.
In deze instellingswet wordt ook een basis gelegd voor subsidieregelingen, waarmee
directe uitgaven mogelijk worden gemaakt over de volle breedte van het NGF. Hiermee
wordt tegemoetgekomen aan de kritiek vanuit de Algemene Rekenkamer, de Raad van State
en het parlement over de huidige vormgeving van het NGF als niet-departementale begroting.
Het instellen van een begrotingsfonds vergt een wetstraject dat circa twee jaar duurt.
Het wetsvoorstel moet door beide Kamers worden behandeld. Om in de tussentijd al de
benodigde investeringen te doen kan worden gewerkt met de huidige niet-departementale
begroting. In afwachting van de instellingswet kunnen, conform de wens geuit in uw
Kamer, de komende periode uit de huidige niet-departementale begroting alleen bijdragen
aan andere begrotingen vanuit het fonds worden gedaan. Deze bijdragen worden via de
suppletoire begrotingen voorgelegd aan het parlement. Het parlement geeft hiermee
op artikelniveau goedkeuring. Er zullen in deze periode nog geen directe investeringen
uit de niet-departementale begroting van het fonds worden gedaan. Wij verzoeken uw Kamer daarbij wel
om deze suppletoire begrotingen niet-controversieel te verklaren, zodat er het komende
jaar al projecten uit het fonds kunnen worden gefinancierd.
Met deze brief voldoen we tevens aan de toezegging tijdens de begrotingsbehandeling
van EZK (Handelingen II 2020/21, nrs. 20 en 21, debat over de begroting Economische
Zaken en Klimaat) om schriftelijk te reageren op de door GroenLinks ingediende amendementen
op de niet-departementale begroting voor het Nationaal Groeifonds en de comptabiliteitswet.
In het verlengde van bovenstaande, kunnen we amendement Kamerstuk 35 570 XIX, nr. 5, van de leden Van der Lee en Snels over het laten verlopen van alle uit het Nationaal
Groeifonds vloeiende gelden via de andere begrotingen (bij begroting NGF) oordeel
Kamer geven. Amendement Kamerstuk 35 570 IX, nr. 29, van de leden Snels en Van der Lee over het laten verlopen van alle uit het Nationaal
Groeifonds vloeiende gelden via de andere begrotingen (bij begroting Financiën) ontraden
wij, omdat hetzelfde doel op efficiëntere wijze bereikt wordt met het eerstgenoemde
amendement.
De eerder genoemde motie van de leden Klaver en Segers is bij de Algemene Politieke
Beschouwingen in de Tweede Kamer ingediend en op verzoek van het kabinet aangehouden,
in afwachting van technische uitwerking. Met de uitwerking zoals beschreven in deze
brief kan de motie oordeel Kamer krijgen.
Vervolgproces
Zoals reeds aangegeven, kan door middel van de niet-departementale begroting van het
Nationale Groeifonds vanaf 2021 geïnvesteerd worden in projecten die het verdienvermogen
verbeteren. De noodzaak om het verdienvermogen te versterken is zeker nu evident en
er zijn op de korte termijn al mogelijkheden voor investeringen om het verdienvermogen
te versterken. Het kabinet heeft daarom het selectieproces voor enkele goede investeringsvoorstellen
in gang gezet. Omwille van de tijd is er voor deze eerste ronde geen brede uitvraag
gedaan, maar gekozen voor het indienen van investeringsvoorstellen waarvoor al goed
uitgewerkte plannen liggen.
Het kabinet heeft gezien de discussie in het parlement gewacht met de indiening van
de huidige voorstellen bij de onafhankelijke beoordelingsadviescommissie en is voornemens,
echter mede afhankelijk van de behandeling in de Tweede en Eerste Kamer, voor 1 januari
2021 de plannen ter toetsing voor te leggen. Voorstellen komen alleen in aanmerking
indien de impact op het verdienvermogen, conform het eerder gedeelde toetsingskader,
positief is beoordeeld door de commissie. Om de commissie onafhankelijk haar werk
te kunnen laten doen, kiest het kabinet ervoor om de verschillende voorstellen niet
eerder naar buiten te brengen: voor communicatie over ingediende voorstellen en de
beoordeling daarvan ligt het voortouw bij de commissie. De inhoud van de voorstellen
zal samen met het oordeel van de beoordelingsadviescommissie komend voorjaar worden
gepubliceerd en aan het parlement worden verstuurd. Het kabinet is van plan de eerste
goedgekeurde investeringsplannen mee te laten lopen in de Voorjaarsnota en bijbehorende
suppletoire begrotingen komend voorjaar en respecteert zo het budgetrecht van de Kamer.
Op deze manier betekenen investeringen in het verdienvermogen op de lange termijn
voor Nederland ook op korte termijn een stimulans voor de economie.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
Indieners
-
Indiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Medeindiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat