Brief regering : De rol van gas in het energiesysteem van nu en in toekomst
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 486 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 maart 2020
Gasvormige energiedragers hebben gezien hun unieke karakteristieken een onvervangbare
rol in de verduurzamingsopgave voor de Nederlandse samenleving en zullen in alle sectoren
van belang blijven. Om de toekomstige gasbehoefte duurzaam in te kunnen vullen, is
de ontwikkeling van CO2-vrije gassen1 als alternatief voor aardgas essentieel.
Het kabinet informeert uw Kamer in drie separate brieven over deze rol van gas in
het energiesysteem van nu en in de toekomst. Allereerst beschrijft deze brief de overkoepelende
inzet van het kabinet om het Nederlandse gassysteem richting 2050 te verduurzamen.
Beginnend bij de nut en noodzaak, en een korte introductie van de alternatieven die
het kabinet voor ogen heeft. Daarna beschrijf ik de rol van aardgas in deze geleidelijke
transitie, omdat aardgas van essentieel belang is zolang er nog onvoldoende duurzame
alternatieven zijn. Als tweede ga ik in een separate brief in op de opschaling van
de productie van groen gas. Als derde ga ik door middel van een kabinetsvisie in op
duurzame waterstof.
Verduurzaming van het Nederlandse gassysteem
Gasvormige energiedragers hebben op dit moment een centrale rol in het Nederlandse
energiesysteem. In 2018 is 1.281 PJ aan aardgas door gebruikers geconsumeerd. Dit
correspondeert met 41,3% van het Nederlands primaire energieverbruik (3.100 PJ).2 Aardgas heeft op dit moment en in de komende decennia een belangrijke rol in de levering
van warmte aan zowel de industrie als de gebouwde omgeving, alsmede in de productie
van elektriciteit. Daarnaast wordt aardgas gebruikt als grondstof in bijvoorbeeld
de chemie.
Onder invloed van de energietransitie zal het Nederlands energiesysteem veranderen.
Gasvormige energiedragers hebben echter een onvervangbare functie binnen het energiesysteem,
met name waar het gaat om hoge temperatuur warmte en het leveren van flexibel vermogen
voor elektriciteits- en warmtenetten. Om deze functies in 2050 CO2-vrij in te kunnen vullen, zijn aanzienlijke volumes betaalbaar CO2-vrij gas noodzakelijk. Verschillende energiescenario’s geven aan dat in een volledig
duurzame energievoorziening in 2050 gasvormige energiedragers zullen voorzien in minimaal
30% van het finale energieverbruik.3, 4 Een vergelijking van zeven toekomstverkenningen door Berenschot geeft een bandbreedte
van 337 tot 775 PJ aan gasvormige energiedragers in het finaal energieverbruik in
2050.5 Dit correspondeert met circa 30% tot 50% van het finaal energieverbruik in de respectievelijke
verkenningen.
Gasvormige dragers zullen in 2050 in alle sectoren noodzakelijk blijven. Om te beginnen
zal hernieuwbaar gas in de gebouwde omgeving nodig zijn voor het leveren van piekvermogen
in warmtenetten en voor de verduurzaming van buurten, zoals oude stadskernen en buitengebieden,
waar warmtenetten of elektrificatie beperkt haalbaar zijn. Verder zullen in de industrie
gasvormige energiedragers nodig blijven voor het leveren van hoge temperatuur proceswarmte
en als industriële grondstof. In de mobiliteitssector zullen gas-gebaseerde brandstoffen
als Liquefied Natural Gas (LNG) en waterstof nodig zijn om aardolie-gebaseerde brandstoffen
te vervangen in de zware mobiliteit. Tot slot, zal hernieuwbaar gas in de elektriciteitsproductie
een rol blijven spelen in het leveren van piekvermogen bij een hoge elektriciteitsvraag
of bij lage elektriciteitsproductie door tegenvallende weersomstandigheden.
Gezien de centrale rol van gasvormige dragers in het toekomstig energiesysteem en
de klimaat- en verduurzamingsopgave, bestaat er een noodzaak tot het verduurzamen,
of decarboniseren, van het gassysteem richting 2050.6 Deze decarbonisatie zal plaatsvinden langs een tweetal wegen. Allereerst zal door
middel van besparing, isolatiemaatregelen en hybridiseren van de energievraag ingezet
worden op het terugbrengen van de energievraag. Ook zal, zoals hierboven reeds geschetst,
aardgas waar dit technisch en economisch haalbaar is vervangen worden door andersoortige
energiedragers, zoals warmtelevering via een warmtenet en elektriciteit. Voor de resterende
gasvraag zet het kabinet in op het geleidelijk vervangen van aardgas door CO2-vrije gassen als groen gas en duurzame waterstof. In deze transitie kan ook het centraal
afvangen en opslaan van de koolstofdioxide die vrijkomt bij aardgasinzet (CCS) een
rol spelen.
Voor het verduurzamen van het gassysteem richting 2050 is opschaling van de productie
van groen gas en duurzame waterstof van groot belang. Groen gas en duurzame waterstof
zijn gasvormige energiedragers met grotendeels dezelfde functionaliteit binnen het
energiesysteem. Beiden kunnen ingezet worden met gebruikmaking van de bestaande gasinfrastructuur.
De toekomst van ons gasleidingnetwerk zal derhalve worden bezien tegen de achtergrond
van de ontwikkeling van beide opties. Gezien de grote vraag naar gasvormige dragers
(30–50% van het finale energieverbruik in Nederland in 2050) is een significante opschaling
van de productie van beide gassen noodzakelijk. Daarom acht het kabinet het van belang
de productie te vergroten. Ondanks deze samenhang bestaan er ook verschillen in de
uitdagingen ten aanzien van de opschaling van groen gas- en duurzame waterstofproductie.
Beide gebruiken andere bronnen en bevinden zich in een andere ontwikkelfase, mede
daarom kiest het kabinet voor twee separate brieven om uw Kamer daarover te informeren.
De rol van aardgas tot 2050
In het voorafgaande heb ik twee gasvormige energiedragers benoemd welke in het toekomstige
energiesysteem een alternatief kunnen zijn voor aardgas. Deze ontwikkelingen vergen
echter tijd. Zoals aardgas nu een belangrijke rol heeft voor de gebouwde omgeving
en bedrijven, namelijk 41% van het primaire energieverbruik, blijft aardgas ook de
komende decennia noodzakelijk. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving is in 2030
de vraag naar aardgas 33,7% van het primaire energieverbruik.7 Overigens kan dit lager uitvallen door uitvoering van het Klimaatakkoord.8 Bijgevolg zijn aardgas, groen gas en duurzame waterstof samen de gasvormige energiedragers
van nu en de toekomst, waarbij elke energiedrager zijn eigen rol heeft. Voor aardgas
is dit de invulling van de bestaande gasbehoefte tot 2050.
Gaswinning in eigen land
Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving zal de vraag naar aardgas in het komende
decennia nagenoeg gelijk blijven. Tegen deze achtergrond speelt tevens het besluit
om gaswinning uit het Groningenveld te beëindigen.9 Dit maakt de discussie over voortzetting van gaswinning uit de kleine velden versus
import extra relevant.Het kabinet geeft voorkeur aan gaswinning uit de Nederlandse
kleine velden, zowel op land als op zee, omdat dit beter is voor klimaat, werkgelegenheid,
economie, behoud van kennis van de diepe ondergrond en aanwezige gasinfrastructuur.10 Tevens remt productie in eigen land de toenemende importafhankelijkheid van andere
landen. Om een vergunning te verlenen voor de winning van delfstoffen, wordt een zorgvuldige
beoordeling gemaakt van de risico’s voor omwonenden, gebouwen en infrastructuur, en
nadelige effecten voor milieu en natuur. Een risico wordt bepaald door enerzijds de
kans, en anderzijds het effect van een gebeurtenis. Bij iedere vergunning voor een
klein gasveld vindt een individuele beoordeling plaats waarbij de laatste inzichten
over de kans en het effect worden betrokken. Als de risico’s klein zijn en er geen
veiligheidsvraagstuk aan de orde is, wordt dit toelaatbaar geacht en wordt de vergunning
verleend.
Tevens werk ik aan risicobeleid voor de energietransitie waarin ik voor allerlei domeinen
aangeef welke mate van risico ik daar in het algemeen toelaatbaar acht in de context
van de energietransitie. Zulk risicobeleid komt er voor domeinen, zoals geothermie,
en zal nader houvast geven bij de beoordeling van vergunningaanvragen en naleving.
Waar nodig zullen nieuwe inzichten van dit risicobeleid worden betrokken in de huidige
praktijk van de vergunningverlening voor gaswinning uit de kleine velden, die immers
een belangrijke rol speelt bij de geleidelijke transitie naar een allengs duurzamere
energievoorziening.
Investeringsaftrek
Tegelijkertijd constateert het kabinet dat de investeringen in opsporing en winning
een sterk dalende lijn vertonen. Door het slechte investeringsklimaat dreigt de gaswinning
uit de kleine velden, te beginnen op de Noordzee, voortijdig ten einde te komen, met
alle daarmee gepaard gaande gevolgen voor ontmanteling en verwijdering van de aanwezige
infrastructuur. Die infrastructuur kan dan ook niet meer worden ingezet voor nog in
ontwikkeling zijnde duurzame gasvormige energiedragers, zoals groen gas en waterstof.
Dat terwijl er, hoewel ieder voor zich klein van omvang, op de Noordzee nog voldoende
gasvoorkomens zijn op te sporen en te winnen. Zoals al aangegeven in de brief van
30 mei 201811 over het belang van aardgas in de energietransitie spant het kabinet zich daarom
in om de offshore gassector voldoende economisch perspectief te bieden en de te sterk
dalende winning af te remmen. In genoemde brief is voorgesteld de huidige investeringsaftrek
van 25%, die onder bepaalde voorwaarden kan worden toegepast op investeringen in de
opsporing en winning van kleine gasvelden op het Nederlandse deel van de Noordzee,
te verruimen tot een aftrek van 40% voor alle investeringen in mijnbouwactiviteiten
op de Noordzee. Hierover worden al geruime tijd voorbereidende gesprekken gevoerd
met de Europese Commissie in verband met de staatssteunbepalingen van het EU-Verdrag.
Een dergelijke selectieve maatregel, die alleen voor investeringen op de Noordzee
geldt, wordt immers gezien als staatssteun die de instemming van de Europese Commissie
moet krijgen. Een uitspraak van de Europese Commissie zal naar verwachting nog enige
tijd op zich laten wachten.
Mocht een selectieve investeringsaftrek niet de beste optie blijken te zijn, dan zal
het kabinet opzoek gaan naar alternatieven. Eén van de mogelijke alternatieven is
om deze investeringsaftrek ook op land te doen gelden, waarbij afspraken worden gemaakt
hoe de eventuele financiële gevolgen gedekt zullen worden.
Tot slot
Teneinde een compleet beeld te schetsen van de rol van gas in het energiesysteem van
nu en in de toekomst, verstuur ik gelijktijdig met deze brief de Routekaart Groen
Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 487) en de Kabinetsvisie Waterstof (Kamerstukken 32 813 en 29 696, nr. 485) aan uw Kamer. Voor de positie van alle drie deze brieven in het bredere geheel aan
kamerbrieven over Klimaat en Energie verwijs ik u graag naar de recent verzonden brief
waarin een overzicht wordt gegeven van al deze brieven.12
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat