Brief regering : Onderzoek effecten Lage inkomensvoordeel op arbeidsparticipatie
32 043 Toekomst pensioenstelsel
Nr. 505
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 november 2019
Inleiding
Bijgaand treft u het onderzoek naar de effecten van het Lage inkomensvoordeel (LIV)
op de arbeidsparticipatie aan1. Dit kwantitatieve onderzoek geeft een beeld van de eerste effecten van het LIV sinds
de invoering in 2017. Ik heb het onderzoek toegezegd in de antwoorden op de Kamervragen
van het lid Jasper van Dijk2. Hiermee voldoe ik aan deze toezegging.
In het Pensioenakkoord is afgesproken dat werkgevers in overleg met het kabinet gaan
onderzoeken of voor het geheel aan instrumenten in de Wet tegemoetkomingen loondomein
tot een effectievere invulling gekomen kan worden3. De uitkomsten van dit onderzoek betrek ik in deze gesprekken.
In deze brief ga ik in op de resultaten van het onderzoek naar het LIV.
Effecten van het LIV
Werkgelegenheidseffecten van het LIV
Het LIV is een tegemoetkoming voor werkgevers die werknemers in dienst hebben met
een loonniveau van 100 tot 125 procent van het wettelijk minimumloon (WML). Uit het
onderzoek blijkt dat de netto arbeidsparticipatie van het aantal werkenden op de loonniveaus
na de invoering van het LIV in 2017 met 0,0 tot 0,2 procentpunt is gestegen. Omgerekend
in aantallen werkenden komt dit neer op een effect tussen de 3 duizend en 23 duizend
extra werkende personen. Het CPB verwachtte oorspronkelijk een toename van de netto
arbeidsparticipatie van 0,1 procentpunt, omgerekend 7.000 extra banen.
De stijging van het aantal banen is additioneel op de algehele stijging van de netto
arbeidsparticipatie in 2017 en 2018. Ook is het aantal banen tussen 100 en 125 procent
WML sinds de invoering van het LIV harder gestegen dan het totaal aantal banen.
In dit onderzoek is het effect van het LIV op extra banen onderzocht (zoals toegezegd).
Andere doelen van het LIV zijn het behoud van banen en het compenseren van werkgevers
met werknemers met een verdiencapaciteit rond het WML. Deze twee elementen zijn niet
in het onderzoek meegenomen.
Er zijn geen andere grenseffecten
Het onderzoek geeft ook aan dat de banengroei onder de grens van 125 procent WML niet
ten koste gaat van de banengroei boven 125 procent WML. Met andere woorden, op basis
van deze eenmalige meting is er geen aanleiding om aan te nemen dat werkgevers de
lonen bewust laag houden om in aanmerking te komen voor het LIV. Ook betalen werkgevers
niet vaker lonen tussen de 100 en 110 procent WML om in aanmerking te komen voor het
«hoge» LIV van € 2.000.
Uit het onderzoek blijkt daarnaast dat werkgevers hun werknemers niet vaker net boven
de 1.248 uur hebben laten werken om zo in aanmerking te komen voor het LIV.
Afspraak pensioenakkoord
Vanuit uw Kamer en stakeholders zijn er de afgelopen jaren vragen gesteld over de
werking van het LIV. Deze aandacht vind ik terecht. Terecht omdat de vraag kan worden
gesteld of de kosten van het huidige LIV opwegen tegen de extra gecreëerde banen en
het behoud van banen. Bovendien verwacht ik dat het effect van het LIV afneemt door
de bezuinigingen die zijn afgesproken bij het pensioenakkoord4. Bij een gelijkblijvende doelgroep, maar met minder budget, zal het LIV naar verwachting
relatief minder impact hebben. Daarom is in het pensioenakkoord afgesproken om met
werkgevers de effectievere invulling van het geheel aan instrumenten in de Wtl te
onderzoeken. Uitgangspunt is dat de Wtl een arbeidsmarktinstrument moet zijn dat werkgevers,
in samenhang met andere instrumenten, (financieel) ondersteunt om mensen aan te nemen
of in dienst te houden met een structureel zwakke(re) positie op de arbeidsmarkt.
Werk is belangrijk voor mensen. Het biedt bestaanszekerheid, vergroot het gevoel van
eigenwaarde en geeft ontwikkelingsmogelijkheden. Iedereen moet een eerlijke kans hebben
om via werk te voorzien in het eigen bestaan. Veel werkgevers zijn intrinsiek gemotiveerd
om tot een inclusieve arbeidsmarkt te komen waar een plek is voor iedereen. Zij zien
diversiteit als een toegevoegde waarde voor hun bedrijfsvoering. De Wtl moet bijdragen
aan de inclusieve arbeidsmarkt door werkgevers te ondersteunen om kwetsbare groepen
een kans te geven.
In de komende periode ga ik verder praten met werkgevers, conform de afspraak in het
pensioenakkoord, over de effectievere invulling van de Wtl-instrumenten. Ik informeer
uw Kamer over de resultaten van deze gesprekken in het begin van 2020.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid