Brief regering : Reactie op de initiatiefnota van het lid Dik-Faber over Verbinding boer(in)-burger, voedsel dichtbij
35 068 Initiatiefnota van het lid Dik-Faber over Verbinding boer(in)-burger, voedsel dichtbij
Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 augustus 2019
Op 2 november 2018 heeft het lid Dik-Faber de initiatiefnota «Verbinding boer(in)-burger.
Voedsel dichtbij» ingediend (Kamerstuk 35 068, nr. 2). Bij brief van 8 november 2018 heeft uw Kamer verzocht om een reactie op deze nota,
welke u hierbij ontvangt.
Ik ben het lid Dik-Faber erkentelijk voor haar initiatiefnota met voorstellen om de
verbinding tussen boeren, natuurbeschermers en burgers te versterken om elkaar beter
te leren begrijpen en samen te werken naar een degelijk en duurzaam voedselsysteem.
Het verkleinen van de afstand tussen primaire producenten en burgers vind ik belangrijk
om onder meer de waardering van voedsel te vergroten. Dat is een speerpunt in mijn
visie «Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden» (hierna de LNV-visie).
Zoals ik ook in de LNV-visie aangeef is in de loop van de tijd door schaalvergroting
van agrarische productie, maar ook door verstedelijking en de afname van de agrarische
beroepsbevolking, een ruime afstand ontstaan tussen boeren en burgers. Dit leidt ertoe
dat boeren en tuinders zich niet altijd gewaardeerd voelen en worden voor het voorzien
in het dagelijks eten en drinken van mensen. Meer waardering van voedsel door de consument
draagt bij aan het besef dat voedselproductie van grote invloed is op onze leefomgeving.
Tevens kan dit bijdragen aan het verdienvermogen van boeren en tuinders.
Juist dit verdienvermogen blijkt in de praktijk soms een belangrijke drempel voor
boeren en tuinders om de transitie te maken die wordt beschreven in de LNV-visie.
Ik wil boeren en tuinders dan ook een helpende hand bieden om de afstand tot de burger
en de consument te verkleinen en de waardering van die burger en consumenten – ook
in financiële zin – te vergroten. In deze brief ga ik in op verschillende initiatieven,
zowel publiek als privaat, die daaraan moeten bijdragen. Twee voorbeelden daarvan
zijn de Taskforce Korte Keten en het Platform Multifunctionele Landbouw. Daarnaast
heb ik een groep onafhankelijke experts onder leiding van mevrouw Hester Maij, oud-gedeputeerde
van provincie Overijssel, gevraagd om met concrete aanbevelingen aan overheden en
ketenpartijen te komen over de randvoorwaarden die essentieel zijn voor het verdienvermogen
van de agrarisch ondernemers bij de omschakeling naar circulaire landbouw. Deze aanbevelingen
komen in het najaar en wil ik gebruiken om te bezien op welke wijze ik die boeren
die een omslag willen maken verder kan helpen.
In haar initiatiefnota doet het lid Dik-Faber (Kamerstuk 35 068, nr. 2) vijf voorstellen om de verbinding tussen boer(in) en burger te versterken: een brede
introductie van regioproducten, het verkorten van de ketens, meer openheid over hoe
de agrarische sector werkt, het stimuleren van multifunctionele landbouw (hierna MFL)
en meer aandacht voor (gezond) voedsel in het onderwijs. De voorstellen zijn in lijn
met het gedachtengoed van de LNV-visie. Zo wordt daarin het belang van korte ketens
genoemd om de verbinding tussen boeren en burgers te versterken en de waardering voor
het voedsel en het werk van de boer te verhogen, en daarmee uiteindelijk bij te dragen
aan het verdienvermogen van boeren. Het gaat hierbij om initiatieven als stadslandbouw,
MFL en streekproducten. Ik zie de initiatiefnota dan ook als steun in de rug voor
mijn beleid en bij de uitwerking van de LNV-visie. Hieronder geef ik per onderwerp
van de initiatief nota aan hoe ik die uitwerking vorm wil geven.
1. Regioproducten en streekproducten
Het is van belang een onderscheid te maken tussen regioproducten en streekproducten.
Regioproducten zijn kenmerkende producten van de regio die regionaal gedistribueerd
worden. Het zijn producten uit je eigen omgeving waarbij de afstand tot de teler in
kilometers kort is. Streekproducten zijn kenmerkende producten uit een bepaalde streek
die landelijk of zelfs internationaal gedistribueerd worden.
Regioproducten
Hoewel de meeste mensen hun eten zullen blijven kopen bij de supermarkt, is het wel
mogelijk de boeren en tuinders in de omgeving van een stad beter in beeld te brengen.
Kopen bij de boer en tuinder, op regionale markten en bij stadslandbouwbedrijven kan
producent en consument dichter bij elkaar brengen en de waardering voor het voedsel
en het werk van de boer verhogen. Maar ook voor de consument die in de supermarkt
zijn voedsel koopt, moet het mogelijk zijn om regionaal geproduceerd voedsel te kopen.
Een aantal problemen doen zich voor bij het leveren van regioproducten aan supermarkten:
– Het volume en assortiment van regioproducten is beperkt ten opzichte van de andere
producten in de supermarkt.
– De prijs van regioproducten is relatief hoog, doordat het aandeel van de logistiek
in de kostprijs bij regioproducten snel hoger is dan bij producten die grootschaliger
worden geproduceerd.
– Regioproducten zijn meestal seizoenproducten die niet het gehele jaar geleverd kunnen
worden.
In de Initiatiefnota wordt voorgesteld om gesprekken met supermarkten en het agrarische
bedrijfsleven te gaan voeren over de brede introductie van regioproducten in Nederland.
Mijn ministerie voert reeds gesprekken met supermarkten over uiteenlopende onderwerpen,
waaronder voedselverspilling en de positie van de boer in de keten. In deze gesprekken
zet ik in op een bredere introductie van regioproducten in supermarkten. Via een nog
op te zetten benchmark wil ik dat inzichtelijk maken voor consumenten.
Er zijn diverse initiatieven waarbij boeren en tuinders rechtstreeks hun producten
aanbieden aan de consument. «Boeren en buren» is een voorbeeld daarvan. Via de website
boerenburen.nl kun je rechtstreeks producten bestellen bij de boeren uit je buurt.
Mogelijk kan bij deze initiatieven kennis en inspiratie worden opgedaan. Ik wil graag
meedenken met de sector en regionale overheden over slimme manieren om bijvoorbeeld
via een regionale aanpak de logistieke problemen, zoals de transportkosten, van regioproducten
te verminderen en andere belemmeringen weg te nemen. Dit sluit ook aan bij de motie
Geurts waarin de regering verzocht wordt te verkennen hoe gefaciliteerd kan worden
dat producten van boeren rechtstreeks aangeboden kunnen worden aan consumenten (Kamerstuk
35 000 XIV, nr. 80). Bovendien gaat het Rijk zorgen voor advisering op maat van kleinschalig opererende
producenten van streekeigen, regio-gebonden producten over voedselveiligheid.
Streekproducten
Streekproducten worden op een maatschappelijk verantwoorde manier geproduceerd, met
toegevoegde waarde voor de streek en het streekeigen cultuurlandschap. Streekproducten
zijn mooie, eerlijke en pure producten. Iedere provincie in Nederland heeft diverse
streekproducten. Om de ontwikkeling van streekproducten te kunnen volgen ga ik de
productie en afzet monitoren. Verder ga ik mij samen met de provincies inzetten om
de waardering voor streekproducten te laten toenemen, onder andere via een handelsmissie
in eigen land die ik in samenwerking met de provincies wil organiseren.
Producenten van streekproducten kunnen zich door het gebruik van een keurmerk in de
markt onderscheiden en hiermee hun marktpositie versterken. De Stichting Streekeigen
Producten Nederland (hierna SPN) is de eigenaar van het landelijke keurmerk. Daarnaast
zijn er diverse regionale keurmerken voor streekproducten.
Een bijzondere categorie binnen de streekproducten zijn producten die een Europese
bescherming hebben. Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
staat de procedure voor de aanvraag van Europese bescherming beschreven1. Bij een aanvraag voor een Europese bescherming van uw product ondersteunt de adviescommissie
van RVO de producent. Er zijn drie soorten Europese bescherming: Beschermde Oorsprongsbenaming
(BOB), Beschermde Geografische Aanduiding (BGA) en een Gegarandeerde Traditionele
Specialiteit (GTS).
Beschermde Oorsprongsbenaming (BOB): De productie, verwerking en bereiding van deze
producten vinden plaats binnen een bepaald geografisch gebied. Dit moet volgens een
erkende en gecontroleerde werkwijze. Het gaat hier bijvoorbeeld om kazen die men maakt
in een bepaald gebied of die men maakt met melk van een lokaal dierenras uit het geografische
gebied.
Beschermde Geografische Aanduiding (BGA): De producten worden geproduceerd, verwerkt
of bereidt in een bepaald geografisch gebied. Er moet een verband bestaan tussen de
eigenheid of de bekendheid van het product en de geografische oorsprong. In sommige
landen is dat bijvoorbeeld het geval voor hammen en worsten die een bepaalde bekendheid
hebben. Deze bereidt men ook volgens lokale methoden binnen een afgebakend geografisch
gebied.
Gegarandeerde Traditionele Specialiteit (GTS): De productsamenstelling of wijze van
productie moet traditioneel zijn. «Traditioneel» betekent dat het product onveranderd
en aantoonbaar gebruikt is op de EU-markt gedurende minimaal 30 jaar. Het kan hierbij
bijvoorbeeld gaan om bepaalde gebaksoorten of kazen die men op traditionele wijze
bereidt.
Alle producten die een BOB, BGA of GTS bescherming hebben worden in een register bijgehouden.
Op de huidige lijst staan diverse streekproducten uit Nederland zoals Opperdoezer
Ronde, Noord-Hollandse Edammer, Noord-Hollandse Gouda, Brabantse Wal asperges, Westlandse
Druif, Hollandse geitenkaas, Basterdsuiker en Hollandse Maatjesharing/Hollandse Nieuwe.
Voor de Europese Commissie is het beschermen van het gastronomisch erfgoed door te
wijzen op de diversiteit aan producten en de kwaliteit daarvan belangrijk. Aangezien
Nederland veel streekproducten heeft, maar weinig daarvan een Europese erkenning hebben,
organiseer ik dit jaar samen met de Europese Commissie een seminar over dit onderwerp.
Doel van dit seminar is om meer bekendheid bij Nederlandse ondernemers te geven aan
deze Europese bescherming, die de naam van de producten beschermt tegen imitatie,
fraude en namaak.
Hoewel Nederlandse streekproducten ver buiten de grens afgezet kunnen worden, gebeurt
dat niet tot nauwelijks behalve met enkele soorten kaas (Gouda-Holland en Edam-Holland).
Vanwege de schaal van de productie kiest de producent dikwijls voor afzet via korte
kanalen (boerderijwinkels, plaatselijke winkels en horeca). Afzet via groothandelaren
en nationale grootwinkelbedrijven vraagt meestal een grotere productieomvang dan kan
worden geboden.
De waardering voor streekproducten en voor typisch Nederlands voedsel groeit. Dat
juich ik toe. Deze veelal kleinschalige producenten lopen echter tegen obstakels aan.
Zo worden zij vaak geconfronteerd met wet- en regelgeving die vooral geënt is op grootschalige
productiesystemen. Het is voor kleinschalige producenten door de kosten en/of de administratieve
lasten die hiermee gemoeid gaan in de praktijk vaak moeilijk om hieraan te voldoen.
Ik vind het belangrijk dat er meer ruimte ontstaat voor productie van kleinschalig
geproduceerde streekproducten.
In 2019 zal ik mogelijke knelpunten in wet- en regelgeving dan ook in kaart brengen
en waar mogelijk de belemmeringen aanpakken voor producenten van bijzondere streekproducten
en in korte ketens. Uitgangspunt is om meer rekening te houden met specifieke omstandigheden
van productie zonder afbreuk te doen aan voedselveiligheid. Ondernemers kunnen knelpunten
in de wet- en regelgeving melden bij het agroloket www.ruimteinregels.nl/agroloket.
2. Korte ketens
Wat is een korte keten? Een klassieke benadering is dat er weinig schakels zijn tussen
de producent en de consument. Een andere klassieke benadering is dat er een korte
fysieke afstand is tussen de producent en de consument. Maar kort heeft ook te maken
met de mentale afstand tot het product, de waarde die de consument geeft aan het eten.
Een deel van de consumenten heeft steeds meer aandacht voor de wijze waarop voedsel
wordt geproduceerd en wil een vers, ambachtelijk bereid product met smaak.
Korte voedselketens leggen de verbinding tussen boeren en burgers, tussen stad en
land. Zij staan voor een eerlijke prijs voor de boer, gezond en bereikbaar voedsel
voor burgers, een landbouwsysteem dat in balans is met de ecologie en werkgelegenheid
borgt en creëert. Korte ketens hebben inmiddels bewezen dat zij bijdragen aan de autonomie
van de boer, omdat hij veel meer zelf aan het roer staat en grip heeft op zijn bedrijfsvoering.
Een integraal aspect daarvan is dat de boer in staat is om de zijn producten tegen
een eerlijke prijs op de markt te zetten.
Tien jaar geleden bestond de korte keten uit enkele initiatieven, nu is het een beweging
van formaat. Een beweging die het voortouw neemt in de aanpak van grote uitdagingen,
hoe wij ons als samenleving kunnen organiseren, op basis van gedeelde waarden. In
essentie zijn het ketens van vertrouwen die de beweging kracht en richting geven.
De versnelling en verankering van de beweging is van essentieel belang. Daarom ga
ik de Taskforce Korte Keten2 officieel erkennen en ondersteunen. Ik zie deze organisatie als richtinggevend in
de verdere ontwikkeling van korte ketens. Hiermee, en ook met de in het realisatieplan
van de LNV-visie genoemde beleidsinzet op het thema «waardering voedsel en relatie
boer-burger», geef ik uitvoering aan de eerdergenoemde motie Geurts (Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 80).
Zoals in de initiatiefnota wordt opgemerkt, gaan producten veelal over vele schakels
in de keten, die allemaal iets willen verdienen. Dat maakt de voedselketen weinig
transparant. De boer of tuinder staat aan het begin van de keten en is vaak prijsnemer.
Ik heb eind juni 2018 een pakket van maatregelen aangekondigd om de positie van de
boer in de keten te versterken. Het gaat daarbij om de aanpak van oneerlijke handelspraktijken,
het stimuleren van samenwerking in het algemeen en met het oog op duurzaamheid en
dierenwelzijn in het bijzonder. Zo is het van belang dat boeren en tuinders hogere
prijzen ontvangen van afnemers die bovenwettelijke eisen stellen, bijvoorbeeld ten
aanzien van duurzaamheid of dierenwelzijn. Maar deze bovenwettelijke prestaties lijken
namelijk nog niet altijd door de markt te worden beloond. Om meer inzicht te verkrijgen
in de aard en de omvang van dit probleem wordt een agro-nutrimonitor opgericht bij
de ACM3. Het doel van de monitor is de prijsvorming in de keten inzichtelijk te maken, met
daarbij specifieke aandacht voor de verschillen tussen producten die voldoen aan bovenwettelijke
eisen en «reguliere» producten. Met de monitor moet enerzijds de transparantie in
de keten worden verbeterd om daarmee de dialoog tussen ketenpartijen over dit ontwerp
te voeden. Anderzijds dient de monitor de problematiek omtrent «redelijke vergoedingen»
inzichtelijk te maken en daarmee de overheid aanknopingspunten te bieden om eventueel
gericht beleid te voeren.
3. De boer(in) en tuinder
De afstand van de consument tot voedsel is groot. Het consumentenvertrouwen in de
veiligheid van voedingsmiddelen toonde zich vrij stabiel over de langere termijn.
Vanaf 2009 was er een vrij hoge mate van basisvertrouwen, maar tegelijkertijd leefden
er onder consumenten zorgen ten aanzien van de veiligheid van voedingsmiddelen. De
boerburgertweet en de open dagen zijn mooie voorbeelden van boeren die burgers laten
zien wat zij doen en waar hun voedsel vandaan komt. Tijdens werkbezoeken wil ik de
diverse vormen van verbindingen tussen boeren en burgers onder de aandacht blijven
brengen.
4. Multifunctionele landbouw
Ook multifunctionele landbouw brengt door de aard van de activiteiten de burger dichter
bij de boeren door ze op het boerenerf uit te nodigen. De multifunctionele landbouw
(hierna MFL) is een groeiende sector. Steeds meer bedrijven combineren hun agrarische
productie met het leveren van diensten en producten aan de samenleving: zorglandbouw,
boerderijeducatie, boerderijwinkels, agrarische kinderopvang, agrarisch natuurbeheer,
energieopwekking of agrotoerisme. Bij al deze diensten gaat het om de relatie tussen
de boerderij en de burger/consument. Maar MFL is meer:
– MFL is voor een steeds groter aantal bedrijven een economische pijler binnen de bedrijfsvoering.
– MFL heeft impact op de omgeving en de maatschappij. MFL is ingebed in de regio en
is verbonden met lokale en regionale organisaties en overheden. Het draagt bij aan
economische activiteit en sociale cohesie op het platteland.
– MFL is een belangrijke verbindingsfactor in de relatie stad-platteland. Er zijn diverse
initiatieven om de relatie te versterken. Denk aan een proces naar meer regionale
voedselvoorziening, kringlooplandbouw in regio’s, natuur inclusieve landbouw en recreatie.
Wageningen Economic Research (WEcR) heeft de vierde meeting multifuctionele landbouw
uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te geven in de omzet van multifunctionele
activiteiten per sector (zorg, educatie, recreatie, boerderijwinkels, agrarische kinderopvang
en natuur- & landschapsbeheer) op agrarische bedrijven. Het onderzoek van de WEcR
geeft echter nog niet het gehele beeld van multifunctionele landbouw. Het aantal activiteiten
wat onder multifunctionele landbouw kan worden geschaard is echter groter. Een voorbeeld
hiervan is het opwekken van energie. De WEcR gaat daarom samen met het CBS een vervolgonderzoek
uitvoeren waarbij er naar een completer beeld van multifunctionele landbouw wordt
gewerkt.
Monitoring van de bedrijfseconomische ontwikkeling van bedrijven is nodig om vinger
aan de pols te houden of de omslag ook positieve gevolgen heeft voor de inkomens van
boeren, tuinders en vissers. Sinds 2007 hebben 4 metingen plaatsgevonden die inzicht
gaven in de structuur- en omzetontwikkeling van MFL in Nederland. De laatste meting
van MFL over de periode 2007- 2018 laat zien dat de totale omzet is toegenomen met
€ 587 miljoen. Van een kleine € 300 miljoen in 2007 naar € 887 miljoen in 2018. De
omzetgroei heeft zich in alle multifunctionele activiteiten voorgedaan met uitzondering
van boerderijeducatie. Boerderijverkoop gevolgd door zorglandbouw heeft de grootste
omzet. De omzet groei bij boerderijverkoop komt enerzijds doordat seizoensverkoop
is meegenomen in deze meting. Anderzijds door de professionalisering van de verkoop
en door de toenemende vraag naar regionale producten. De forse omzetgroei bij zorglandbouw
komt voort uit een lichte toename van het aantal bedrijven, verdere professionalisering
en specialisering. Agrarisch natuurbeheer en boerderijeducatie hebben de laagste omzet.
De omzet van boerderijeducatie is gedaald tot onder € 1 miljoen. Dat komt doordat
er minder bedrijven zijn met een educatieve activiteit en doordat het aantal groepen
dat een educatieboerderij bezoekt afneemt.
Op 29 mei, tijdens de dag van de Multifunctionele Landbouw, is het Platform MFL ingesteld
door mijn ministerie. Dit platform krijgt als missie mee: het stimuleren van de verdere
ontwikkeling van de MFL door het inventariseren en wegnemen van knelpunten in wet-
en regelgeving en het creëren van ontwikkelruimte via uitwisseling van ervaringen
en kennis. Ik vind het belangrijk dat dit platform er is en ik ondersteun het platform
niet alleen om deze manier van landbouw bedrijven te stimuleren, maar ook om boeren
verder te helpen. De eerste actie is dat in 2019 gewerkt agaat worden aan het verbeteren
en actualiseren van kengetallen voor de MFL.
Onderwijs speelt een belangrijke rol bij het versterken van het ondernemerschap van
boeren, niet alleen bij MFL maar bij alle vormen van land- en tuinbouw. Daar kun je
niet vroeg genoeg mee beginnen, in het beroepsonderwijs, maar ook daarna. Zoals ik
in mij brief van 22 januari jl. over de realisatie van de LNV-visie heb aangegeven,
gaat het groene onderwijs aansluiten op de LNV-visie4. Ik ga afspraken maken over de vernieuwing en professionalisering in het onderwijs
ten behoeve van de omslag naar kringlooplandbouw. Centraal hierin staat de doorwerking
van de LNV-visie in de onderwijsprogramma’s en het toerusten van docenten hiervoor.
Ook in het opleidings- en coachingstraject van het Bedrijfsovernamefonds Jonge Boeren
is aandacht voor versterking van ondernemerschap en verschillende verdienmodellen.
5. Voedselonderwijs en gezond voedsel
Voor het ontwikkelen van een gezond en duurzaam voedingspatroon zijn de eerste levensjaren
cruciaal. De acceptatie én waardering van smaakverschillen kan daarom niet vroeg genoeg
beginnen. Wij willen de inzet op educatie daarom in deze kabinetsperiode actief voortzetten.
Het programma Gezonde School stimuleert scholen in het primair onderwijs, secundair
onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs om te werken aan een gezonde leefstijl
op school5. Op het thema Voeding werkt Gezonde School samen met het programma Jong Leren Eten.
Jong Leren Eten richt zich behalve op gezonde voeding specifiek op het weten waar
het eten vandaan komt, het leren waarderen van verschillende smaken, en het ontwikkelen
van voedselvaardigheden, zodat jongeren bewuste keuzen weten te maken voor gezonde
en duurzame voeding. Jaarlijks gaan minimaal 300 nieuwe scholen werken aan het vignet
Voeding van Gezonde School. Vanaf het schooljaar 2018/2019 kunnen scholen met financiering
vanuit het programma Jong Leren Eten gebruik maken van stimuleringsvouchers. Hiermee
kunnen scholen hun voedsellessen uitbreiden met praktijkervaringen als (moes)tuinieren,
koken of boerderij-educatie.
In het kader van Jong Leren Eten lopen er verschillende trajecten. Succesvolle landelijk
programma’s als Smaaklessen en Schoolfruit hebben een update gekregen. Met een zevental
organisaties ontwikkelt het Voedingscentrum een handleiding voor voedselvaardigheden.
Met LTO/Platform boerderij-educatie is een versterking van het netwerk van aangesloten
boeren gerealiseerd; niet alleen meer boeren, maar ook beter lesmateriaal, betere
training en certificering. Vorig jaar was «het jaar van de kinderopvang»; ter gelegenheid
daarvan zijn op meer dan 150 locaties «moestuinen» aangelegd voor jonge kinderen,
inclusief begeleidende programma’s gericht op het ontdekken van voedsel, smaak en
gezond gedrag. In de vorm van publiek-private samenwerking (PPS) wordt binnen de Topsectoren
gewerkt aan het versterken van een gezonde en duurzame voedselkeuze, onder meer in
het programma over voedseleducatie, waarin projecten «Gezonde schoollunch» en Smaaklessen
met steun van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt (door)ontwikkeld.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit