Plenair verslag Tweede Kamer, 50e vergadering
Dinsdag 12 maart 2024

  • Aanvang
    14:00 uur
  • Sluiting
    19:39 uur
  • Status
    Gecorrigeerd

Opening

Voorzitter: Martin Bosma

Aanwezig zijn 141 leden der Kamer, te weten:

Aardema, Aartsen, Agema, Van Baarle, Bamenga, Baudet, Becker, Beckerman, Bikker, Blaauw, Bontenbal, Boon, Van den Born, Martin Bosma, Boswijk, Boutkan, Brekelmans, Bromet, Bruyning, Van der Burg, Bushoff, Van Campen, Ceder, Chakor, Claassen, Crijns, Dassen, Deen, Tony van Dijck, Dijk, Diederik van Dijk, Emiel van Dijk, Inge van Dijk, Olger van Dijk, Dobbe, Eerdmans, Van Eijk, El Abassi, Ellian, Ergin, Esser, Faber-van de Klashorst, Flach, Gabriëls, Graus, Grinwis, Peter de Groot, Tjeerd de Groot, Van Haasen, Heinen, Helder, Hermans, Hertzberger, Heutink, Van Hijum, Van den Hil, Hirsch, Van der Hoeff, Holman, De Hoop, Van Houwelingen, Idsinga, Daniëlle Jansen, Jetten, Léon de Jong, Joseph, Kahraman, Kamminga, Kathmann, Keijzer, Van Kent, Kisteman, Koekkoek, Kops, De Kort, Kostic, Kröger, Krul, Lahlah, Van der Lee, Madlener, Maeijer, Markuszower, Martens-America, Van Meetelen, Van Meijeren, Meulenkamp, Michon-Derkzen, Mohandis, Mooiman, Edgar Mulder, Mutluer, Nijhof-Leeuw, Van Nispen, Nordkamp, Van Oostenbruggen, Ouwehand, Palmen, Paternotte, Patijn, Paul, Paulusma, Pierik, Pijpelink, Piri, Podt, Pool, Postma, Ram, De Roon, Six Dijkstra, Slagt-Tichelman, Smitskam, Sneller, Soepboer, Stoffer, Stultiens, Synhaeve, Teunissen, Thijssen, Tielen, Timmermans, Tseggai, Tuinman, Uitermark, Valize, Vedder, Van der Velde, Veldkamp, Veltman, Vermeer, Vijlbrief, Vlottes, Vondeling, De Vree, Van Vroonhoven, Welzijn, Westerveld, White, Van Zanten en Zeedijk,

en mevrouw Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat, en de heer Van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

De voorzitter:
Het is 14.00 uur. Ik open de vergadering.

Vragenuur

Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.


Vragen Michon-Derkzen

Vragen van het lid Michon-Derkzen aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de minister van Justitie en Veiligheid, over het bericht "Holocaustmuseum geopend in grimmige sfeer, ME moet demonstranten weghouden".

De voorzitter:
Aan de orde is het vragenuurtje. Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de minister vervangt. Ik geef graag het woord aan mevrouw Michon-Derkzen, die een vraag heeft aan de staatssecretaris in het kader van het vragenuurtje. Het woord is aan mevrouw Michon.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. Dit weekend werd het Nationaal Holocaustmuseum geopend, een plek om stil te staan bij de Jodenvervolging en om onderwezen te worden over de meest zwarte bladzijde uit onze geschiedenis. Bij de opening waren overlevenden, nabestaanden en buitenlandse gasten aanwezig om te herdenken en om hun respect te uiten richting de getroffenen. Zo'n opening vraagt om waardigheid, uit respect voor de slachtoffers van deze gruwelijke vervolging, en om stilte.

Maar zo ging het niet. De plechtigheid werd een absoluut dieptepunt door een demonstratie. Net als vele mensen werd ik overvallen door schaamte en boosheid. Ik vraag me oprecht af in wat voor land we leven als we onder het mom van een demonstratie toestaan dat de opening van zo'n belangrijk museum onder luid gejoel en gejouw verpest wordt. Holocaustoverlevenden werden uitgescholden en politiemensen werden belaagd. Dat lijkt allemaal te mogen, want het was immers een demonstratie.

Voorzitter. Ik stond hier al twee keer eerder om te spreken over zogenaamde demonstraties, maar nu is de maat echt vol. Ik vraag de staatssecretaris: "Hoe kon dit nu gebeuren? Wat was hier aan de hand?"

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Burg:
Dank u, voorzitter. Ik heb afgelopen zondag ontroerd zitten kijken naar de televisie, naar de opening van het Holocaustmuseum. Het is enerzijds heel bijzonder dat dat er nu pas is. Anderzijds ben ik heel blij — voor zover je mag spreken over het woord "blij" — dat het Holocaustmuseum nu geopend is, zodat deze gitzwarte bladzijde, of eigenlijk dit gitzwarte hoofdstuk, uit onze geschiedenis verteld kan blijven worden.

De afgelopen tijd — het is breder dan alleen afgelopen weekend — laat zien dat dit verhaal ook verteld moet worden, niet alleen omdat het antisemitisme weer aan het opleven is, maar ook omdat steeds meer mensen hun twijfels uiten rondom deze verschrikkelijke periode of deze periode zelfs in woord en daad omarmen. Zo heb ik afgelopen zondag naar de opening gekeken.

Voorzitter. Tegelijkertijd werd deze opening voor een deel overschaduwd door de beelden waar mevrouw Michon aan refereert. Ik kreeg een berichtje van iemand die tegen mij zei: de schreeuwers zullen vervagen in de toekomst, maar dit museum en de herinnering blijven altijd levend. Zo kijk ik er maar op terug.

Ik heb niet eens met ingehouden woede maar met echte woede zitten kijken naar de beelden. Iemand die "Hamas is my brother" roept, hoort in mijn stad niet thuis. U weet: ik woon in Amsterdam. Iemand die een slachtoffer van Demjanjuk uitscheldt — ik ga de woorden hier niet eens herhalen — moet zich kapot schamen. Als die persoon in mijn omgeving zou verkeren, als buurman, collega of ex-vriend, dan zou ik hem daar kei- en keihard op hebben aangesproken.

Ik kom op het nu voorliggende. Er zijn door verschillende organisaties demonstraties aangevraagd bij de burgemeester van Amsterdam. Demonstraties worden in Nederland in vrijwel alle gevallen toegestaan, want demonstreren is een zeer groot recht in Nederland. Het is aan de burgemeester om te beoordelen onder welke voorwaarden en waar dat kan. Ik heb de burgemeester ter voorbereiding op dit debat gesproken. Zij heeft aangegeven dat ze deze week met een brief naar de gemeenteraad van Amsterdam zal komen. Het is in eerste instantie ook aan haar om verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad van Amsterdam, die hierover gaat. Zij heeft richting mij nadrukkelijk aangegeven dat ze zowel mensen die pro-Israël waren als mensen die contra-Israël waren conform de wet het recht heeft gegeven om te demonstreren. Dat was ook haar verklaring voor waarom heeft plaatsgevonden wat heeft plaatsgevonden. Dat vond plaats als demonstratie. Dat laat onverlet dat er misstanden hebben plaatsgevonden die u en ik ook hebben gezien. Het is aan het Openbaar Ministerie om daar een oordeel over te vellen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Het lijkt wel alsof het recht op betoging en het recht op vrijheid van meningsuiting absoluut zijn, maar dat is niet zo. Ook die rechten zijn begrensd. De overheid heeft zondag gefaald in het beschermen van de mensen die dat nodig hebben. Dat is ook een taak van de overheid. Ik begrijp dat de burgemeester haar raad in eerste instantie zal informeren en zo hoort het ook, maar kan de staatssecretaris vandaag al duidelijk maken waarom de demonstratie juist op die locatie werd toegestaan? Welke afweging is daarbij gemaakt? En eigenlijk in het verlengde daarvan: heeft de staatssecretaris al van de burgemeester gehoord waarom er geen noodverordening is afgekondigd? Nogmaals, vanuit mijn eerste vraag: hoe kon dit zo misgaan?

Staatssecretaris Van der Burg:
Kort, voorzitter, want het is in eerste instantie aan de burgemeester van Amsterdam om hier richting de gemeenteraad op te reageren. Maar ik heb vanmiddag beide vragen wel aan de burgemeester gesteld. Met betrekking tot de noodverordening heeft de burgemeester aangegeven dat zij bijvoorbeeld bij 4 of 5 mei noodverordeningen inzet omdat er dan gedurende langere tijd mensen met een veiligheidsrisico — denk aan de koning of aan anderen — in de openbare ruimte zijn, waardoor een noodverordening gerechtvaardigd is. Het eerste deel van deze herdenking was een bijeenkomst binnen, namelijk in de synagoge. Bij het tweede gedeelte, waar we ook de afschuwelijke beelden van hebben gezien, was er een kort moment buiten en daarna was er een bijeenkomst binnen. Dat is voor de burgemeester de reden geweest om te zeggen: ik kondig geen noodverordening af.

Ik heb ook met de burgemeester over de plekken gesproken. Er waren demonstranten op meerdere plekken. Er zijn ook plekken waar de demonstranten wel om hadden gevraagd niet doorgegaan, maar dat vind ik echt aan de burgemeester om uit te leggen. De burgemeester heeft tegen mij gezegd: als ik een demonstratie tegen iets toelaat, ben ik op basis van wet- en regelgeving verplicht om die binnen zicht- en gehoorafstand te laten plaatsvinden en dat is voor mij de overweging geweest om de demonstratie daar te plaatsen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dit debat zal in eerste instantie ook in de gemeenteraad van Amsterdam moeten worden gevoerd. Laat helder zijn dat ik daar het mijne van vind. Ik zou ook aan de staatssecretaris willen vragen of wij zicht hebben op wie nou deze mensen zijn. Waarom lukt het een groep mensen nou gewoon niet om zich te gedragen op een moment dat dat van hen gevraagd wordt? Zijn dit elke keer dezelfde actievoerders, die ook bij voorgaande demonstraties voor een grimmige sfeer zorgden? En zijn er in het bestuurlijk instrumentarium middelen om dergelijke actievoerders die keer op keer de grens overgaan door middel van gebiedsverboden of een meldplicht van zo'n demonstratie weg te houden?

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik heb nu twee keer gezegd dat dat iets is waar de burgemeester op moet reageren. Ik vind het vervelend dat ik nu weer een antwoord van dezelfde strekking ga geven. Mevrouw Michon overvraagt mij hier. Ik sta hier als vervanger van de minister, die hier niet kon zijn. Hier weet ik gewoon het antwoord niet op. Ik weet dat door de politie dertien aanhoudingen zijn verricht. Dus van die mensen heeft de politie gegevens. Maar voor de rest kan ik op dit moment het antwoord op de vragen van mevrouw Michon niet geven.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Begrijpelijk, hoor. Alle begrip daarvoor richting de staatssecretaris. Over de politie gesproken: de politie is belaagd, er is vuurwerk naar de politie gegooid, op een politiebus is de term "genocide" gespoten en banden van die bus zijn lek gestoken. Het is vreselijk wat de politie op zo'n middag voor de kiezen krijgt. Laat ook duidelijk zijn: de politie werkt binnen de kaders die zij van de burgemeester dan wel van de officier van justitie krijgt. Dus alle respect voor het moeilijke werk van de politie. Het is goed dat er dertien aanhoudingen zijn verricht. Kan de staatssecretaris bevestigen dat het Openbaar Ministerie er alles aan zal doen, met behulp van de beelden die er nog zullen zijn, om nog meer arrestaties te verrichten, bijvoorbeeld waar het gaat om het scanderen van leuzen of haatzaaiende teksten?

Staatssecretaris Van der Burg:
De beelden van afgelopen zondag hebben mij weer eens bevestigd in het feit dat ik totaal ongeschikt ben als politieagent. Ik zou mij daar niet hebben kunnen inhouden en me niet hebben gehouden aan de geweldsinstructie. Dat maakt mij ongeschikt. Dus niks anders dan lof voor de agenten. Mevrouw Michon zegt het precies goed: zij handelen in overeenstemming met de geweldsinstructie die ze krijgen van de driehoek, namelijk burgemeester, officier van justitie en politie. Dit betekent dat je, ongeacht wat je vindt van de beelden die je afgelopen zondag hebt gezien, nooit de individuele agent daar op enigerlei wijze de schuld van moet geven.

Wat betreft eventuele andere aanhoudingen is het aan het Openbaar Ministerie om te kijken of er strafbare feiten zijn begaan. Het kan zijn dat iets wat mevrouw Michon en ik zum Kotzen of walgelijk vinden, niet automatisch hetzelfde is als strafbaar. Het is aan het Openbaar Ministerie om dat te beoordelen en om eventueel opdracht te geven tot het verrichten van onderzoek en aanhoudingen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik zou zeer hopen dat de politie aangifte doet als ze is belaagd met vuurwerk of anderszins en dat ze er ook voor zorgt dat de kosten die ze wegens schade heeft gemaakt, worden verhaald op de daders. Bij dezen doe ik ook die oproep aan de politie.

Voorzitter. Tot slot. Ik stond hier al twee keer met een heldere oproep aan het kabinet: durf nu een onderscheid te maken tussen demonstraties en het moedwillig verstoren van de openbare orde. In dit kader wil ik vragen hoe het staat met de uitvoering van mijn motie die vraagt om onderzoek naar het wettelijk kader van die demonstraties en openbare orde. We wachten al tijden op een brief van het kabinet over demonstraties. Ik denk dat die hard nodig is, want we moeten hier met elkaar echt een fundamenteel debat over voeren, juist om het recht op demonstraties te beschermen. We moeten onderscheid durven maken tussen demonstraties en moedwillig verstoren van de openbare orde. Dat laatste moet stoppen.

Staatssecretaris Van der Burg:
De Kamer krijgt nog deze maand de brief waar mevrouw Michon het over heeft, zodat u daarover met elkaar en het kabinet het fundamentele debat kunt voeren.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Michon.

De heer Deen (PVV):
Ook wij kijken natuurlijk reikhalzend uit naar die antwoorden van burgemeester Halsema, want wij hadden uiteraard ook de vraag hoe het in godsnaam kan dat op deze plek dit soort dingen worden goedgekeurd. Het is een schande. Klopt het dat burgemeester Halsema dit had kunnen voorkomen? Is zij verantwoordelijk geweest voor de tragische keuze om deze demonstratie op deze locatie te laten plaatsvinden? In het verlengde van de vragen van mevrouw Michon-Derkzen stel ik natuurlijk ook die vraag aan de staatssecretaris. Als tweede wil ik daaraan toevoegen dat de herbenoeming van mevrouw Halsema aan de orde is. Is het mogelijk dat de regering er daarna naar gaat kijken en eventueel een blokkade kan opwerpen om die tweede herbenoeming ongedaan te maken, in zoverre die al gedaan is?

Staatssecretaris Van der Burg:
Met betrekking tot het eerste punt: het is de burgemeester die demonstraties toestaat en bepaalt onder welke voorwaarden die demonstraties worden toegestaan. In dit geval betreft het dus inderdaad burgemeester Halsema. Zij heeft daar in overleg met de driehoek de voorwaarden voor gesteld. Over de locatie heeft de burgemeester ook in haar gesprekken met mij aangegeven dat ze het moest doen op geluids- en zichtafstand, omdat dat hoort volgens de wet- en regelgeving, en dat ze daarbij heeft gekozen voor een bepaalde opzet van de demonstratie om ervoor te zorgen dat er in de synagoge bijvoorbeeld geen sprake was van overstemming van geluid. Voor de rest wil ik het aan de burgemeester laten om daar verder op in te gaan, omdat zij die afwegingen ook goed kan weergeven. Dat zal ze doen in haar brief die deze week nog naar de gemeenteraad gaat.

Voorzitter. Dan het tweede punt. Ik zeg dit eventjes meer als krantenlezer dan omdat het in mijn dossier stond. Volgens mij heeft de gemeenteraad besloten tot verlenging van de termijn van de burgemeester van Amsterdam en is het nu formeel aan de minister van Binnenlandse Zaken om dat om te zetten in een besluit. Ik zie op dit moment geen aanleiding voor de minister van Binnenlandse Zaken om daar anders over te denken dan de gemeenteraad van Amsterdam.

De heer Deen (PVV):
Dank u wel voor deze beantwoording. Dan zullen wij deze vraag morgen ook nog neerleggen tijdens het geplande commissiedebat met minister De Jonge. Er wordt natuurlijk veel afgeschoven op burgemeester Halsema, maar wat gaat deze regering er nou aan doen? Wat gaat de regering eraan doen om te zorgen dat dit soort zaken gewoon niet meer gebeuren? Want ook wij maken ons bijvoorbeeld grote zorgen richting de nationale dodenherdenking van 4 mei, zowel in Amsterdam als in de rest van het land. Wat gaan we er nou aan doen om ervoor te zorgen dat dit soort verschrikkelijke zaken niet meer gaan gebeuren?

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik vind het jammer dat de heer Deen het woord "afgeschoven" in de mond neemt. In de verdeling zoals we die met elkaar hebben bepaald — met "we" bedoel ik kabinet en Kamers — is bepaald dat dit de bevoegdheid is van de burgemeester en niet van leden van het kabinet. Dat is dus geen afschuiven; dat is gewoon iets wat de volksvertegenwoordiging met elkaar in meerderheid heeft gewild en, voor zover ik weet, nog steeds wil. Dat is één. Twee: zoals ik in mijn bijdrage richting mevrouw Michon al aangaf, is op 4 mei door, in dit concrete geval, de burgemeester van Amsterdam steeds een noodverordening ingezet, omdat je dan te maken hebt met een andere situatie. Je hebt dan niet te maken met een situatie waarin de personen allemaal binnen zijn, zoals hier het geval was in de synagoge, dan wel grotendeels binnen zijn, zoals op de kweekschoollocatie, waar we die verschrikkelijke beelden van hebben gezien. Het vindt dan vooral in het publieke domein plaats. Dan is dus een noodverordening mogelijk. Dat is ook de reden waarom de burgemeester zegt: op zo'n moment zet ik bij zoiets een noodverordening in. De angst van de heer Deen is daarmee misschien niet weggenomen, maar dit is op z'n minst een antwoord op zijn vraag.

Mevrouw Helder (BBB):
Wat afgelopen zondag is gebeurd, is natuurlijk verschrikkelijk en absoluut verwerpelijk. Dat zeg ik richting iedereen, maar vooral ook richting "mijn politieagenten", zoals ik ze dan ook weleens pleeg te noemen. Het op jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gebaseerde "sight and sound"-criterium betekent eigenlijk dat demonstranten elkaar over en weer, van beide zijden zo veel mogelijk moeten kunnen zien om elkaar te kunnen beïnvloeden. Maar nog niet zo lang geleden heeft burgemeester Halsema demonstranten in een bekende zaak wél uit elkaar geplaatst. Het ging daarbij om een demonstratie bij een abortuskliniek. Daar werden demonstranten die tegen abortus waren juist weggehouden van de plek, om ervoor te zorgen dat vrouwen die de kliniek bezochten niet met hen geconfronteerd werden. Deze zaken kun je natuurlijk niet met elkaar vergelijken, maar het is dus niet zo makkelijk als mevrouw Halsema heeft gezegd, namelijk dat ze niet anders kon. Kan de vraag waarom ze daarover anders heeft beslist dus naar haar worden doorgeleid? Dat zou ik graag in die brief willen zien.

Staatssecretaris Van der Burg:
Daar zal het kabinet in zijn reactie richting de burgemeester op terugkomen. Het is niet aan het kabinet of het in de brief komt; dat is aan de burgemeester. Maar ik zal deze vraag in ieder geval doorgeleiden naar de burgemeester.

Mevrouw Helder (BBB):
Ik bedoel eigenlijk de kabinetsbrief die de staatssecretaris net heeft genoemd. Die brief komt deze maand eindelijk — mag ik toch hopen — naar de Kamer, want hier is het laatste woord niet over gezegd. Ik denk dat mevrouw Halsema blij mag zijn dat de Kamer ook zijn zegje hierover doet. Dat noemen we namelijk ook democratie. Ik zou dat heel graag willen zien in die brief, zodat we hierover kunnen debatteren tijdens het debat dat al gepland staat.

Staatssecretaris Van der Burg:
Excuses. Ik dacht dat er gerefereerd werd aan de brief die de burgemeester deze week zou sturen naar de gemeenteraad. Ja, het zal worden opgenomen in de brief aangaande demonstraties. Die zal nog deze maand door het kabinet naar de Kamer wordt gestuurd, zoals eerder is toegezegd aan mevrouw Michon en nu dus ook aan mevrouw Helder.

De heer Van Baarle (DENK):
Er werd niet gedemonstreerd tegen de komst van het Holocaustmuseum. Iedereen vindt dat we de Holocaust moeten herdenken. Waartegen gedemonstreerd werd, was de komst van Isaac Herzog, de Israëlische staatspresident, een oorlogsmisdadenhitser, die onderdeel is van de Israëlische regering …

De voorzitter:
Dat gaat wel heel ver, meneer Van Baarle. Dat gaat wel heel ver.

De heer Van Baarle (DENK):
… die verantwoordelijk is voor meer dan 30.000 doden. Voorzitter …

De voorzitter:
Ik wil hier toch even iets van zeggen, want u gaat een bevriend staatshoofd nu uitmaken voor oorlogsmisdadiger. Dat gaat mij 36 stappen te ver.

De heer Van Baarle (DENK):
Het Internationaal Strafhof heeft deze man betrokken in de aanklacht vanwege genocide. Ik hecht eraan dat ik mijn mening in dit huis kan verkondigen.

De voorzitter:
U gaat verder.

De heer Van Baarle (DENK):
Ik schaam me ervoor dat het Nederlandse staatshoofd naast deze meneer is gaan staan, die onderdeel is van een Israëlische regering die op dit moment verantwoordelijk is voor meer dan 30.000 doden in Gaza, voor een humanitaire ramp. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: waarom heeft de Nederlandse regering zich niet met alles ingespannen om ervoor te zorgen dat deze man niet kwam?

Staatssecretaris Van der Burg:
Drie dingen. Eén. Ik neem aan dat ook DENK het eens is met het standpunt dat iemand die beschuldigd is, nog niet veroordeeld is, en dat de stelling "u bent iets" dus niet kan als iemand ergens van beschuldigd is. Je bent pas iets als de rechter dat heeft vastgesteld. Dat is een principe dat ook DENK zou moeten hanteren. Dat is één.

Twee. Het staat eenieder vrij om te demonstreren bij de komst van een staatshoofd uit een ander land en te demonstreren tegen het beleid. In dit concrete geval mag eenieder demonstreren tegen het beleid van de regering-Netanyahu of de Staat Israël. Hoe daarin woorden als "Juden raus" en "kankerjood" passen, wens ik te betwijfelen. Dat zijn nadrukkelijk geen demonstraties tegen iemand uit een ander land. Dat is een doelbewust antisemitische uitlating tegen mensen die gewoon in de Nederlandse samenleving thuishoren. Dat werd gezegd tegen een slachtoffer van Demjanjuk. Nou, dan moet je je doodschamen.

En dan het derde punt. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om aan de president van Israël te vragen of hij niet wilde komen? Daarop moet ik het antwoord schuldig blijven; dat weet ik niet.

De heer Van Baarle (DENK):
Antisemitisme verwerp ik in alle toonaarden. De reactie van de collega-Kamerleden is veelzeggend. Men probeert mij dat in de schoenen te schuiven, en dat is schandalig. Nogmaals, ik verwerp antisemitisme. Waar ik de regering op aanspreek, is dat onderdeel van de Israëlische regering — daarmee bedoel ik de heer Herzog — dat hoogstpersoonlijk bommen heeft geaccordeerd die vielen op Gaza. De staatssecretaris zegt dat deze dingen niet bewezen zijn. Deze meneer Herzog heeft de blokkade van Gaza, wat een oorlogsmisdaad is, becommentarieerd met: "Er gaat niets meer Gaza in." Deze man is onderdeel van de oorlogsmisdaden die daar nu plaatsvinden. Ik schaam mij ervoor dat mijn staatshoofd, de Nederlandse Koning, naast hem gaat staan. Ik vraag het volgende nogmaals aan de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris antwoord geven op de vraag, of ervoor zorgen dat er antwoord komt op de vraag, waarom er geen inspanningen zijn geweest om deze man te weren?

Staatssecretaris Van der Burg:
Blijkbaar klopte mijn stelling in mijn eerste reactie op DENK niet. Ik was in de veronderstelling dat DENK het eens is met de stelling dat je pas als je veroordeeld bent, kunt zeggen dat iemand een misdadiger is. Maar doordat de heer Van Baarle in zijn tweede reactie opnieuw die woorden herhaalt, vindt DENK blijkbaar niet dat iemand onschuldig is tot zijn schuld door een onafhankelijk rechter is vastgesteld. Over rechtsstaat gesproken. Dat vind ik bijzonder. Los daarvan zei ik in de eerste termijn "dat weet ik niet" en dat was eigenlijk geen goed antwoord. Het juiste antwoord had moeten zijn dat de regering geen aanleiding heeft gezien om aan de heer Herzog te vragen om niet te komen. Ze heeft dit ook nadrukkelijk losgekoppeld van datgene wat er op dit moment plaatsvindt in de oorlog tussen Hamas en Israël. Want er is hier gewoon sprake geweest van een zaak die gaat over de vervolging, genocide en het vermoorden van 6 miljoen mensen. Dat is niet vastgesteld op basis van beschuldigingen door een willekeurig Kamerlid, maar door de rechters. Dat moet je los zien van datgene wat er op dit moment gebeurt, waar ook ter wereld.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Het beste geneesmiddel tegen de verschrikkelijke taferelen waarvan we afgelopen zondag getuige waren, is misschien wel een bezoek aan dat Holocaustmuseum. Iedereen zou daar een keer een bezoek moeten brengen. Het viel mij op dat zo'n ticket €20 kost; dat is best wel duur voor heel veel mensen. Is de staatssecretaris bereid om eens met zijn collega's te kijken of we ervoor kunnen zorgen dat elke Nederlander ten minste één keer, gewoon gratis, naar dit Holocaustmuseum zou kunnen?

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik vind dat juist ook de demonstranten, of zij die zeggen daarvoor door te gaan, hebben bewezen dat we heel veel moeten investeren in het onderwijs over de Holocaust. Ook moeten we ervoor zorgen dat men weet dat je niet genoeg kunt weten over de Holocaust en dat een bezoek aan dit museum dus buitengewoon belangrijk is. Want er wordt met woorden gesmeten en er worden beledigingen geuit die volstrekt onaanvaardbaar zijn. Die zou je niet uiten als je ook maar een greintje verstand had van wat er werkelijk is gebeurd in de Tweede Wereldoorlog. In die zin kan ik meegaan met de heer Van Dijk. Als simpele staatssecretaris van Justitie moet ik nu mijn collega van Cultuur niet opzadelen met het antwoord op deze vraag, of mijn privémening in dezen hier nu uiten. Ik zal uw vraag overbrengen aan de collega's, want in dit debat moet ik dat niet op deze manier beloven. Dat zou niet passen.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dat de staatssecretaris de vraag wil meenemen, waardeer ik al bijzonder. We geven tegelijkertijd gelukkig heel veel geld uit aan de strijd tegen antisemitisme. Biedt dat geen titel om mogelijk te maken dat inderdaad elke Nederlander in ieder geval één keer gewoon gratis naar dat hele belangrijke museum zou kunnen?

Staatssecretaris Van der Burg:
Dat zou inderdaad een voor de hand liggende titel zijn, als daar door het kabinet of door een toekomstig kabinet toe wordt besloten.

De heer Boswijk (CDA):
Er is een groot verschil tussen demonstreren tegen een regering en met antisemitische slogans demonstreren bij de opening van een Holocaustmuseum. Dat laatste is onbegrijpelijk en onverteerbaar. We hebben allemaal de nabestaanden en de slachtoffers van de Holocaust gezien. Je schaamt je toch kapot dat zij 80 jaar na dato nog steeds hiermee worden geconfronteerd? Ik vind het ook schokkend en misschien net zo erg als antisemitisme dat mensen hier in de zaal en in de samenleving er alles aan doen om te zeggen dat slogans zoals "kankerjoden" — de staatssecretaris noemde die al — niet antisemitisch zouden zijn. Ik vind dat onbegrijpelijk.

Voorzitter, dan mijn vraag. Wij staan hier al voor de zoveelste keer na de zoveelste demonstratie met opnieuw antisemitische uitingen. Nu hoor ik dat er een kabinetsbrief komt. Fijn! Eindelijk! Ik hoop dat die snel komt en dat we daar ook snel een debat over kunnen hebben. Dan wil ik de staatssecretaris vragen om ook naar de Kamer mee te nemen wat er uiteindelijk is gebeurd. Welk vervolg is hieraan gegeven? Ik hoorde dat er dertien aanhoudingen zijn gepleegd. Wat is daar uiteindelijk mee gebeurd? Ik heb eerlijk gezegd heel erg sterk het gevoel dat deze mensen een dagje kinderboerderij krijgen en er bij de volgende demonstratie weer staan. Dat kunnen we toch niet accepteren, want dat is dweilen met de kraan open?

Staatssecretaris Van der Burg:
Voorzitter, als u het goed vindt, lijkt het mij verstandig om er twee brieven van te maken. Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Michon gaat een brief, de eindmaartbrief, dan over demonstraties in den brede, zodat we een fundamentele discussie kunnen voeren over het demonstratierecht in Nederland. Verder komt er een andere brief over de opvolging van acties naar aanleiding van wat er afgelopen zondag is gebeurd. Door er twee brieven van te maken, verwar je het een niet met het ander en gebruik je het een niet in het andere debat. Uiteraard zeg ik dat toe aan u als Kamer.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Er is een tijd om te rouwen, verdriet te kennen en te zwijgen. Die tijd was zondag, bij de opening van het Nationaal Holocaustmuseum. Als we opnieuw zien wat er in Nederland gebeurd is, dan zou ons stilte passen, in plaats van gejoel, gejuich en, het allervreselijkst, intimidatie van mensen die deze verschrikkingen hebben meegemaakt. Ik schaam me nog steeds dat dat gebeurd is in onze hoofdstad, op de plek waar de meest gruwelijke verschrikkingen hebben plaatsgevonden. We hadden daar kunnen herdenken dat er ook Nederlanders waren die opstonden, zoals Johan van Hulst, die honderden kinderen redde in de Hervormde Kweekschool. Laten er momenten zijn in ons land waarin we samen stil durven zijn, waarin we in de spiegel durven te kijken, en naar de zwarte bladzijde van wat er gebeurd is. Als iets me aan het hart gaat na deze zondag, is het dat die momenten van herdenken onder druk staan, ook richting de 80-jarige herdenking van de bevrijding. Ik zou het kabinet daarom willen vragen om met kracht te blijven uitspreken hoe belangrijk het is dat we ons niet alleen verhouden tot de actualiteit en hier of daar nog eens even aanwijzen wat er niet goed is in de wereld. Vanzelfsprekend kan dat morgen weer. Vandaag kan het alweer. Maar er zijn momenten om stil te zijn, te zwijgen en te herdenken. In het licht van de 4 en 5 meiherdenking zou ik het kabinet willen vragen welke extra maatregelen er nodig zijn om dat als land te bewaken en te koesteren.

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik vind de heer Van Hulst niet alleen een ongelofelijke held, maar dat hij boven de 100 is geworden, vind ik een mooi en, zou ik bijna zeggen, symbolisch feit dat het goede uiteindelijk het kwade overwint. Ik kan me geheel vinden in de woorden van mevrouw Bikker. Het lijkt me goed dat er in de brief die ik net via u, voorzitter, aan de heer Boswijk heb beloofd, door het kabinet ook wordt stilgestaan bij de vraag wat te doen bij andere gedenkmomenten, zoals 4 en 5 mei.

De voorzitter:
U heeft 30 seconden, mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter; dat begrijp ik. Mijn tweede punt is het opkomende antisemitisme door heel Europa. Als we dat nu niet met kracht weerstaan, wanneer dan nog wel? Mijn heel precieze vraag is daarom: is het snelrecht toegepast bij deze dertien? Wordt het toegepast bij de anderen die nog gearresteerd worden? En kan ik van het kabinet een overzicht krijgen van de extra maatregelen die worden genomen om het antisemitisme hier en in Europa verder de kop in te drukken?

Staatssecretaris Van der Burg:
Met betrekking tot wat er is gebeurd met de dertien, heb ik via u, voorzitter, aan de heer Boswijk beloofd dat het kabinet daar in de brief op terugkomt. Ik bedoel dan niet alleen wat er is gebeurd op de korte termijn, maar ook of er een rechter aan te pas is gekomen et cetera. Als het gaat om wat te doen met antisemitisme, moeten we kijken of we dat in dezelfde brief opnemen. We zullen daar richting de Kamer in ieder geval met voorstellen voor, of in ieder geval een reactie op, komen.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Dijk van de SP.

Mevrouw Uitermark (NSC):
Volgens mij was ik eerst.

De voorzitter:
Dan gaan we naar mevrouw Uitermark van NSC.

Mevrouw Uitermark (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Wat er zondag is gebeurd, geeft ons een gevoel van woede en schaamte. Zoals hier in de Kamer ook door de collega's is aangegeven, gebeurde het op een bijzonder moment, de plechtige opening van het Nationaal Holocaustmuseum, waar zwijgen eigenlijk passender was geweest. Hier botsen dus grondrechten, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering en betoging, met respect voor mensen. U noemde net dat uit de wet- en regelgeving voortvloeit dat het verplicht is om demonstreren binnen gehoor- en gezichtsafstand toe te laten. Maar ik zou aan de staatssecretaris het volgende willen vragen. Moet bij het bepalen van die plaats naar uw mening niet het feit worden meegewogen dat het hier gaat om zo'n bijzondere plechtigheid met het karakter van een herdenking? Wellicht zou dat moeten leiden tot een andere afweging en zou de demonstratie dus op een iets grotere afstand geplaatst moeten worden dan in een andere situaties. Zou u het antwoord ...

De voorzitter:
U zit al op 1 minuut en u heeft maar 30 seconden.

Mevrouw Uitermark (NSC):
Ik zou graag het antwoord op mijn vraag in die brief willen laten betrekken.

Staatssecretaris Van der Burg:
Het lijkt me goed om dat te betrekken bij de eerste brief, over de fundamentele discussie over demonstreren. Dan kun je namelijk inderdaad onderscheid maken tussen demonstreren over de prijs van voetbalkaartjes of demonstreren bij herdenkingen, zoals afgelopen zondag dan wel op 4 mei of bij andere nationale herdenkingen.

De heer Dijk (SP):
Ik wil me eerst bij de heer Van Dijk aansluiten. Ik vind het een onwijs goed idee om het Holocaustmuseum voor iedereen toegankelijk te maken en iedereen het minimaal één keer te laten bezoeken. Volgens mij helpt dat om een gedeelde historie met elkaar te bespreken en te zien. Ook kan het eventueel een rol spelen in alle nare bewoordingen die ik anderen net heb horen herhalen, waar je nekharen van overeind gaan staan. Wat dat betreft is het vreselijk dat zo'n demonstratie uitgerekend bij de opening van zo'n Holocaustmuseum zó uit de hand loopt. Velen hebben dat terecht veroordeeld. De vraag die wel gesteld moet worden, en die stel ik hierbij, is wat er in onze samenleving is gebeurd. Wat is er in onze samenleving gebeurd dat groepen mensen zó tegenover elkaar zijn komen te staan? Ik weiger me erbij neer te leggen dat mensen "gewoon idioot gedrag vertonen" of "gewoon slecht zijn", wat ik sommigen hoor zeggen. Ik weiger me daarbij neer te leggen. Daaruit volgt de hele simpele vraag: hoe kan het dat mensen … Een groot deel van de mensen die demonstreren, heeft echt het beste voor met de Palestijnen die in het nauw zitten. Aan de andere kant zijn er heel veel mensen die graag een fatsoenlijke opening willen van het Holocaustmuseum. Hoe kan het dat deze groepen mensen … Ik heb het niet over de mensen die nare dingen hebben geuit.

De voorzitter:
Dank u wel, dank u wel.

De heer Dijk (SP):
Hoe kan het dat deze mensen zó tegenover elkaar zijn komen te staan?

Staatssecretaris Van der Burg:
Wij kennen in Nederland natuurlijk het grote goed van mogen demonstreren. Ik zei net al dat het recht van demonstratie bijna alomvattend is. Een deel van de demonstranten heeft ook gewoon gedemonstreerd tegen de komst van de president van Israël naar Nederland. Dat mag binnen wet- en regelgeving. We hebben het vandaag vooral over de walgelijke uitwassen die wij hebben gezien. We hebben het niet over de mensen die gewoon gebruik hebben gemaakt van hun democratisch recht. Laat het helder zijn: het is niet aan de burgemeester, noch aan iemand anders om zich te bemoeien met de inhoud van de demonstratie. Het doet er niet toe of je het eens bent met de demonstrant: je mag demonstreren. Waar we het hier met elkaar over hebben, zijn de uitwassen. Dat zegt in mijn ogen in ieder geval iets over het normen- en waardenpatroon van degenen die dat soort uitspraken doen, die ver staan van mijn normen en waarden. Het zegt voor een deel iets over de kennis en de opvoeding die mensen vanuit die opvoeding hebben meegekregen als mensen bepaalde zaken uiten, waarbij ik, terwijl ik toch nog altijd het positieve in mensen zie, denk: je weet niet waarover je praat, anders zou je dit soort bagger niet uit je mond krijgen. Voor een deel heeft het te maken met het feit dat we ook een discussie met elkaar moeten hebben: wat tolereren wij in het maatschappelijk domein? Dat gaat over hoe we in de Kamer met elkaar omgaan, maar ook hoe we buiten deze Kamer met elkaar omgaan: wat tolereren we van elkaar? Opvoeden begint bij het handhaven van zaken die je niet vindt kunnen.

De voorzitter:
U heeft 30 seconden, meneer Dijk.

De heer Dijk (SP):
Dat is inderdaad een antwoord waar ik me in grote lijnen in kan vinden. We zien deze patronen echter niet alleen maar afgelopen zondag. We zien het voortdurend. Het volgt elkaar steeds op. U heeft het terecht over waarden en normen. Dan is de vraag die hier gesteld moet worden: hoe zijn we hier terechtgekomen en hoe keren we dat? We kunnen hele repressieve maatregelen nemen als het gaat om het recht van demonstratie, maar volgens mij willen we niet in zo'n samenleving leven. Volgens mij willen we in een samenleving leven waarin mensen elkaar niet verrot schelden en waarin iedereen toch het recht heeft op demonstratie, zelfs bij de opening van een Holocaustmuseum, maar dan wel op een normale manier. De vraag is dus ook … Ik weet dat het een grote vraag is die ik stel.

De voorzitter:
Ja, ja, dank u wel.

De heer Dijk (SP):
Hoe komen we daar?

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik las de laatste vraag, "hoe komen we daar?", voor nu als retorisch en niet voor mij als kabinetslid om te beantwoorden.

De voorzitter:
Nee, nee, meneer Dijk.

De heer Dijk (SP):
Ik heb een vraag gesteld, dus ik vind dat daar wel een antwoord op moet komen, een begin in ieder geval.

De voorzitter:
Bij dezen.

Staatssecretaris Van der Burg:
Laten we om te beginnen vaststellen dat het bij mensen zelf begint. We kunnen natuurlijk beginnen met de overheid en aan die kant naar dingen kijken, maar het begint bij jezelf. Eén. Heb je de beschaafdheid — die term is hier al een aantal keren gevallen — om je op bepaalde momenten te gedragen? Dat kan gaan om religieuze feestdagen of religieuze periodes. Dat kan gaan over een nationale herdenking. Maar dat kan ook gewoon gaan over het op een normale manier met elkaar omgaan. De uitwassen die wij hebben gezien, vind ik totaal onbeschaafd. Dan is "onbeschaafd" nog een term die ik in deze parlementaire setting gebruik. Afgelopen zondag voor de televisie had ik daar wel andere termen voor. Het begint dus bij jezelf.

Twee. Het begint ook bij het ervoor zorgen dat je als samenleving elkaar corrigeert. Mensen die om de demonstranten die zich zo misdroegen heen stonden, lieten het ook gebeuren. Ik kan u wel vertellen dat als ik daar had gestaan en iemand naast mij dat had geroepen, ik me omgekeerd had en daarop gereageerd had. Het begint met elkaar aanspreken.

Het derde element is dat het te maken heeft met opvoeding. In eerste instantie gaat dat om de opvoeding door de ouders, in tweede instantie door de school, in derde instantie door de samenleving en in vierde instantie door de overheid. Zij moeten zeggen: als jij iets doet wat buiten elke orde is, dan corrigeren we je daar ook op. Als je niet corrigeert, zijn er helaas mensen die denken dat het blijkbaar mag. Daar moeten we het met elkaar over hebben.

De heer Eerdmans (JA21):
Het was een walgelijke vertoning. Onze JA21-mensen in Amsterdam zijn ook getuige geweest van de meest verschrikkelijke uitspraken. Ik vind het goed dat dit is geadresseerd in de Tweede Kamer. De opmerkingen en vragen van collega's zijn uitstekend, zeker ook de indringende oproep van collega Bikker.

Ik heb eigenlijk maar één vraag. In deze Kamer is een voorstel van JA21 aangenomen om de leus "From the river to the sea" niet meer te bezigen. Dat is goed. Ik hoop overigens dat het vandaag een keer rustig kan blijven op de tribune. Ik kijk met een schuin oog naar boven; het is hier bijna elke week bal met de meest verschrikkelijke leuzen die worden gescandeerd. Mijn vraag is als volgt. Tijdens deze demonstratie bij de opening van het Holocaustmuseum werd er geroepen: "Hamas is mijn broer; Hamas is mijn vriend". In hoeverre is dat niet nog een overtreffende trap van de leus die ik net zei? Vindt de staatssecretaris niet dat dit een gevaarzetting is geweest voor de aanwezige mensen?

Staatssecretaris Van der Burg:
U zag mij er nu even een papiertje bij pakken, omdat ik dit even heel precies wil zeggen. Er ligt natuurlijk ook de aangenomen motie van de SGP met betrekking tot "From the river to the sea". Deze motie is besproken tijdens het overleg met het College van procureurs-generaal op 15 februari jongstleden. Tijdens het overleg heeft het Openbaar Ministerie aangegeven dat het de thematiek serieus neemt. Hierbij geldt echter ook dat het afhankelijk is van de feiten en de omstandigheden van het individuele geval of een uitspraak als strafbaar kan worden aangemerkt. Dat geef ik u even mee met betrekking tot "From the river to the sea".

Van deze uitspraak kunnen we in ieder geval vaststellen dat deze walgelijk, schandalig et cetera is. Dan komt de vraag aan de orde of deze ook strafbaar is. Bij de demonstratie in het centrum van waaruit de politie-inzet werd gecoördineerd, was daartoe een officier van justitie aanwezig. Het is dan aan de officier van justitie om te bepalen of er sprake is van een strafbaar feit en of er op dat moment naar aanleiding van zo'n strafbaar feit door de aanwezige politieagenten moet worden gehandeld. Daarbij doet mijn privémening er minder toe. Het is aan het Openbaar Ministerie om dat vast te stellen en vervolgens eventueel tot vervolging over te gaan.

De heer Eerdmans (JA21):
Dan is de vraag natuurlijk ook of bij de dertien verdachten — of in ieder geval: aangehouden mensen — ook degene zit dit soort spreuken verkondigt. Nogmaals, het lijkt mij de andere leus te overtreffen.

Staatssecretaris Van der Burg:
Wat ik tot nu toe heb begrepen, is dat bij de dertien arrestanten mensen zaten die beledigingen hebben geuit, die dingen hebben opgeplakt die niet mogen, en anderszins, maar meer dan dat is bij mij op dit moment niet bekend. Ik heb u al aangegeven dat ik richting de heer Boswijk, en dus richting de hele Kamer, met een reactie kom. Ik zeg steeds "ik". Excuus, want ik bedoel het kabinet.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Gisteren vond de opening plaats van een belangrijk museum, een belangrijk monument, het Holocaustmonument. De komst van president Herzog was aanleiding om te demonstreren. Tegelijkertijd demonstreren, wil ik benadrukken, is een groot goed en een belangrijk instrument in onze democratische samenleving. Het is dan ronduit onacceptabel, wat hier ook door mijn collega's is gezegd, dat tijdens de demonstratie wordt gescholden met antisemitische leuzen of andere vormen van haatzaaiende teksten, of het nu door een enkeling gebeurt of door meerdere mensen. Het is onacceptabel en daarover moeten we ons altijd uitspreken.

Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat er arrestaties zijn verricht, maar dat tegelijkertijd veruit de meeste demonstranten gelukkig vreedzaam waren. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij van het OM heeft gehoord of zij tegen bepaalde zaken aanlopen in het opsporen van mensen die deze leuzen bezigen of in het oplossen van zaken. Ook vraag ik hem wat wij als Kamer nog meer kunnen doen om het OM het werk meer mogelijk te maken. En mocht dat nu niet helemaal kunnen, zou ik hem willen vragen of hij in de brief die naar de Kamer gaat, specifiek in zou kunnen gaan op de mogelijkheden die het OM kan krijgen om iets tegen die uitwassen te doen. Het gaat gelukkig om een relatief kleine groep, ook al is elke enkeling er een te veel.

Staatssecretaris Van der Burg:
Ik heb tussen het moment dat u besloot om mij naar de Kamer te roepen en het moment van dit debat, niet met het Openbaar Ministerie gesproken. Ik vind het na vandaag ook meer op de lijn liggen van de minister om gevolg te geven aan de vraag van GroenLinks-PvdA. We zullen dat meenemen in de brief.

De heer Ellian (VVD):
Je zal op dit moment maar Joods zijn in Nederland. Je zal maar geloven en zien dat 80 jaar na de Shoah dezelfde soort haat weer gebezigd wordt in Nederland. Ik heb één eenvoudige vraag: is het kabinet zich bewust van het veiligheidsgevoel van de Joodse gemeenschap? Vandaag ontving ik nog een bericht van een Joods gezin dat gaat verhuizen uit Nederland. Is het kabinet bereid om deze week nog in gesprek te gaan met de Joodse gemeenschap over het veiligheidsgevoel, dat naar een absoluut dieptepunt is gedaald, nota bene bijna 80 jaar na de Shoah?

Staatssecretaris Van der Burg:
Ja, daar is het kabinet zich buitengewoon van bewust. En ook ik heb de afgelopen dagen, even los van dit Kamerdebat, dus gewoon als mens, vader en bewindspersoon, veel appjes, sms'jes, telefoontjes en anderszins daarover gehad, ook uit mijn zeer directe omgeving. Ik herken dus nadrukkelijk wat hier wordt gezegd. De burgemeester van Amsterdam heeft aangegeven dat ook zij contact zal leggen met leiders uit de joodse gemeenschap om te praten over wat er de afgelopen dagen is gebeurd, wat je eigenlijk ook in een bredere context moet zien; de heer Ellian verwijst natuurlijk niet alleen naar de afgelopen drie dagen, maar naar een veel breder kader. Ik zal de wens van de VVD nadrukkelijk neerleggen bij mijn minister. Haar kennende en wetende hoe zij in dit dossier zit, kan ik de vraag ook namens haar wel bevestigend beantwoorden.

De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover dit onderwerp in het vragenuurtje. Hartelijk dank aan de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid en zijn uitleg.


Vragen Inge van Dijk

Vragen van het lid Inge van Dijk aan de minister van Economische Zaken en Klimaat, bij afwezigheid van de minister van Financiën, over het bericht "Financiële keuzes jongeren volop beïnvloed door influencers".

De voorzitter:
Ik heet de minister van Economische Zaken en Klimaat van harte welkom. Zij gaat een vraag krijgen van mevrouw Inge van Dijk, van de fractie van het CDA. Het woord is aan haar.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Voorzitter. Bij mij gaan de alarmbellen weer af als ik in het onderzoek Wijzer in geldzaken lees hoeveel jongeren tussen de 16 en 19 jaar beïnvloed worden door finfluencers. Twee derde van de jongeren die finfluencers volgen valt voor de vaak loze beloftes over snel geld verdienen. Het zijn vaak financieel kwetsbare jongeren, van wie 30% in de problemen komt door het opvolgen van adviezen. Dan kun je jezelf afvragen waarom zulke jonge mensen niet beter worden beschermd. Mogen finfluencers wel financieel advies geven? Welke partijen zitten hierachter die beïnvloedbare jongeren het geld uit hun zak kloppen door aansprekende figuren in te zetten? Wordt daar geen toezicht op gehouden?

Voorzitter. We stellen dit punt niet voor de eerste keer aan de orde. Een klein jaar geleden vroegen wij in een debat dat ging over toezicht op cryptoactiva ook al om het tevens toepassen van de strenge regelgeving voor traditionele beleggingsreclames op cryptoreclames. Hierover zouden overleggen plaatsvinden, maar tot nu toe lijkt het vooral bij overleg te blijven.

Dan stel ik mijn eerste concrete vraag. Die ziet op de leeftijd van jongeren. Het rapport heeft jongeren in de leeftijd van 16 tot 19 jaar onderzocht. Dat zijn jongeren die nog niet financieel onafhankelijk zijn. Waarom mogen jongeren die niet financieel onafhankelijk zijn überhaupt gokken met dit soort financiële producten? Is er helemaal geen leeftijdsverificatie op platforms? Zo niet, waarom niet? Hoe kunnen we dat dan zo snel mogelijk regelen?

De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Adriaansens:
Voorzitter, dank. Mevrouw Van Dijk stelt een aantal vragen. Allereerst stelde ze een vraag over finfluencing. Ik ben, mede namens de minister van Financiën, eigenlijk wel heel blij dat we hier aandacht aan besteden. Het is namelijk ook de Week van het geld. De minister van Financiën, die op dit moment verhinderd is vanwege de Ecofin-Raad in Brussel, benadrukt dat hij het echt jammer vindt dat hij hier niet kan staan, omdat het belang van goede voorlichting bij het doen van geldzaken zo centraal op zijn netvlies staat. Dat heeft juist zo veel aandacht van zijn ministerie.

In algemene zin breng ik toch even de volgende nuancering aan. Finfluencing hoeft in beginsel niet verkeerd te zijn, maar het gaat daarbij natuurlijk wel over het soort informatie dat je deelt. Daar zit wel degelijk een keerzijde aan, zoals mevrouw Van Dijk ook zegt. Als finfluencers jongeren namelijk verleiden om onverstandige keuzes te maken en daar zelf van profiteren, dan gaat er dus iets mis. Daarom is het dus heel belangrijk dat jongeren al op jonge leeftijd met geld om leren te gaan. Dat kan bijvoorbeeld door zich financiële vaardigheden eigen te maken. Je wil ook dat ze controle krijgen op hun geld en voorbereid zijn op financiële redzaamheid. Er is bijvoorbeeld het platform Wijzer in geldzaken. Dat is een voorbeeld van een mooi initiatief van onder meer het ministerie van Financiën, dat de financiële fitheid in Nederland wil bevorderen. Maar bevorderen alleen is niet genoeg, zoals mevrouw Van Dijk ook zei. Het gaat er ook om dat er wettelijke regels moeten zijn. Die zijn er ook als het gaat over financiële zaken. De finfluencers dienen zich ook te houden aan de regels, zoals onder meer staat beschreven in de Wet handhaving consumentenbescherming en de Verordening machtsmisbruik. De AFM houdt daar toezicht op. Als het gaat over algemeen consumentengedrag, dan doet de ACM dat. Als het gaat over financiële zaken, dan doet de AFM dat. De Europese Commissie heeft recent ook voorstellen gedaan om de regels voor finfluencingactiviteiten op het gebied van beleggen aan te scherpen. Het kabinet ondersteunt die voorstellen ook van harte. Dit ten aanzien van de vragen over de finfluencing.

Mevrouw Van Dijk vroeg daarna naar het overleg over de cryptoreclames. Ik sta hier namens de minister van Financiën. Ik zal de vraag omtrent de voortgang over het overleg naar hem doorgeleiden. Ik zal hem ook vragen of hij de Kamer daar spoedig over wil berichten.

Dan ten aanzien van het online gokken. Dit is best een hele specifieke vraag, zeg ik tegen mevrouw Van Dijk. Ik weet dat via de DSA en de DMA, en via platforms, nu veel meer regulering voor handen is om controle te houden op illegale activiteiten. Daar wordt ook op gehandhaafd, onder andere door de ACM. We proberen dus op die manier om het digitaal misbruik maken van deze, soms toch wat kwetsbare, jongeren te voorkomen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Misschien zal het antwoord op mijn volgende vraag wel in het stuk "aanscherpen" liggen. Dat hoor ik dan graag van de minister. Maar mijn zorg ligt ook bij het fenomeen "finfluencers". Want hoeveel van hen hebben volgens de minister een degelijke financiële basis? In de regel moet iemand die financieel advies geeft namelijk een vergunning hebben, maar de regels zijn hierover onduidelijk. Onder welke wet vallen ze überhaupt? Je hebt namelijk de Wft, maar je hebt ook de Wet oneerlijke handelspraktijken, waaronder het strafbaar is om misleidende informatie te verstrekken of belangrijke informatie achterwege te laten. Mijn vraag is: wat zijn nou precies de regels voor finfluencers? Maar misschien nog belangrijker is de vraag: wat zouden de regels móéten zijn? In hoeverre vindt de minister het verantwoord dat finfluencers financiële adviezen geven en reclames maken die met name kwetsbare en beïnvloedbare mensen aanzetten tot gokken met geld? De AFM heeft inderdaad een toezichthoudende rol, maar vindt er dan ook voldoende toezicht plaats?

Minister Adriaansens:
Ik denk dat dat een hele terechte vraag is. Er is een dunne lijn tussen wat adviseren is en wat informeren is. Als het informeren is, dus je maakt bijvoorbeeld een video en je zegt "bankier bij die en die bank" of "ik heb een leuke ervaring met dat en dat product", dan is dat in beginsel algemeen geaccepteerd. Maar als je echt gaat zeggen "je moet dit nemen" en je noemt daarbij allerlei voordelen, dus als je meer in de sfeer van adviseren komt, dan heb je echt een vergunning nodig. Dus als je financieel advies wil geven, dan mag je dat in beginsel niet doen zonder vergunning. Daar hoort dan ook handhaving en toezicht op te zijn. Zoals ik net zei, geeft de Wet handhaving consumentenbescherming aan dat je niet mag misleiden. De AFM houdt daar bij financiële diensten toezicht op. Je hebt natuurlijk ook nog het provisieverbod bij financiële diensten. Dat betekent dat je als beleggingsonderneming geen provisie mag geven als iemand een klant bij je aandraagt. Zo is er dus wel de nodige regelgeving. Maar mevrouw Van Dijk kaart terecht aan dat ook de vraag over toezicht en handhaving een hele belangrijke is. De zorgen rondom handhaven zal ik dan ook doorgeven aan de minister van Financiën. Ik zal vragen of hij specifiek kan aangeven wat er op dat gebied allemaal gebeurt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Tot slot. Hoe pakken we dit probleem nou het meest effectief aan? Moeten we ons vooral op de influencers richten of moeten we dieper kijken? Want hoe gaan we om met de opdrachtgevers van de influencers, die, als je erover nadenkt, toch wel een walgelijk businessmodel hebben, gericht op het soms nog kinderen geld afhandig maken? Zij betalen influencers namelijk voor reclame voor hun product. Of kunnen we beter naar platforms kijken waarop influencers posten? Die kunnen namelijk misleidende content van influencers verbieden. Graag een reactie van de minister.

Ik hoor in de beantwoording heel veel acties die nodig zijn. Maar mijn meest concrete vraag is: welke vervolgstappen gaan we zetten om hier écht een stap in te maken? Want het zal je maar overkomen dat je een kind hebt dat hierdoor in financiële problemen raakt. Als dat kind onder de 21 jaar is, heb je als ouder ook een probleem te pakken.

Minister Adriaansens:
De zorgen deel ik. Ik begon ook met aan te geven hoe belangrijk het is dat we aandacht besteden aan het belang van financiële redzaamheid. Dus we moeten vooral beginnen waar we nog de grootste basis hebben om iemand daarin op te leiden, voor te lichten. In de Week van het geld wordt daar heel veel aandacht aan besteed, met name door het ministerie van Financiën, maar ook door andere organisaties, zoals het platform Wijzer in geldzaken. Er worden lespakketten gemaakt voor scholen. Er worden video's gedeeld op social media die voorlichting geven aan jongeren over hoe je verantwoord met geld kan omgaan. Er zijn ook gastlessen op scholen. Er is een heel pakket aan maatregelen dat vooral in de preventieve sfeer moet werken aan meer bewustzijn van en meer kennis over hoe je met geld omgaat.

Het tweede onderwerp dat u aangeeft, is de suggestie van die opdrachtgevers. Daarom gaf ik ook het verschil aan tussen informeren en adviseren. Als er echt misbruik wordt gemaakt van een positie, waarbij een influencer dus een heel gerichte adviesrol heeft omdat die daartoe wordt aangezet door een beleggingsonderneming of iets dergelijks, een financieel bedrijf, dan zit je in de sfeer dat je daar een vergunning voor moet hebben, en dat moet gecontroleerd worden. Dus dat mag niet zomaar. Als het informeren is, dan is er veel meer mogelijk.

Zoals mevrouw Van Dijk in het derde onderwerp aangaf, hebben wij ook de platformregulering, die inmiddels, zou ik bijna zeggen, op volle kracht begint te komen. We hebben de DSA, de DMA. Wij hebben allerlei reguleringen, waarbij er ook een verantwoordelijkheid wordt gelegd bij platforms en bij de providers van deze diensten.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan echt tot slot. Ik hoor heel veel reactie, maar ik hoor weinig actie. Gaan we nou concreet iets extra's doen naar aanleiding van het onderzoek dat er onlangs is gekomen en de signalen die we eigenlijk al best wel lang hebben? Ik ben gewoon zo bang dat we denken dat we voldoende tools in handen hebben, maar dat we over twee jaar zeggen: oei, als we dit hadden geweten, hadden we echt strakker moeten optreden. Ik heb daar zorgen over. Maar dit zal, denk ik, niet het laatste gremium zijn waar we dit zullen adresseren.

Minister Adriaansens:
Dan toch nog even een laatste reactie. Uit het onderzoek komt naar voren dat ongeveer net zo veel jongeren geld hebben verloren als hebben bespaard. Dus het is heel goed om de balans waar het hier over gaat, in de gaten te houden. Er zijn ook heel veel jongeren gebaat bij het feit dat ze zich verdiepen in geldzaken. Het is cruciaal dat finfluencers, soms wel of niet bewust, toch een beetje misbruik maken van hun positie of dat ze niet in de gaten hebben wat voor impact het heeft. Daar moet het toezicht op zien. Er is voldoende regulerend kader. Het is best een grote doelgroep. Het gaat over heel veel. We hebben steeds meer influencers. De vraag is of je dat toezicht op een goede manier kan uitvoeren. Daarom spitste ik mijn antwoord een beetje daarop toe. Ik zal de vraag hoe dat toezicht zich ontwikkelt, doorgeleiden naar de minister van Financiën. Maar als ik zie wat er nu aan regelgeving is en wat de uitkomsten van het onderzoek zijn, dan ligt daar niet precies het probleem en wordt er ook heel veel gedaan aan preventie, omdat dat mensen uiteindelijk veel weerbaarder maakt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan wachten we het antwoord op de toezichtvraag nog af. Dank je wel.

De voorzitter:
Prima. Dank u wel. Tot zover dit onderwerp.


Vragen Van Kent

Vragen van het lid Van Kent aan de minister van Economische Zaken en Klimaat over onbeantwoorde schriftelijke vragen inzake de recente faillissementen in de winkelstraat.

De voorzitter:
Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Kent van de fractie van de SP, die een vraag heeft aan dezelfde bewindspersoon.

De heer Van Kent (SP):
Voorzitter. Op steeds meer plekken staan winkelpanden leeg. Dat is slecht voor onze winkelcentra, onze dorpskernen en onze winkelstraten. Winkeliers hebben daar last van: er staan panden naast hen leeg; het slecht is voor de aanloop. Mensen hebben er last van, want als bedrijven failliet zijn gegaan, vervalt de garantie. Maar vooral werknemers hebben daar heel veel last van. Niet zelden is het het gevolg van internationaal kapitaal van investeringsmaatschappijen die winkelketens opkopen, leegzuigen en vervolgens dumpen. Bijvoorbeeld bij BCC maar ook bij Big Bazar hebben we gezien dat werknemers vervolgens met lege handen staan. Er wordt geen transitievergoeding, geen ontslagvergoeding, geen vergoeding toegekend. De eerste vraag is: wat vindt de minister ervan dat dit soort internationaal kapitaal onze winkels kapotmaakt? En is zij bereid om in de wet een wijziging aan te brengen, zodat deze werknemers niet met lege handen komen te staan maar alsnog een vergoeding krijgen?

Minister Adriaansens:
Voorzitter. In algemene zin is een faillissement altijd een hele heftige ervaring voor de ondernemer, voor het bedrijf, voor de werknemers. Dus het is goed dat daar nu of eigenlijk altijd aandacht voor is. We praten best vaak over faillissementen. Kamerleden vragen mij ook regelmatig hoe die faillissementen zich ontwikkelen. Het is ook een goede graadmeter om te bepalen of we een gezonde economie hebben. Het kan zich op een gegeven moment voordoen dat een bedrijf misschien in een bepaalde fase niet meer levensvatbaar is, maar belangrijk is dat de kern van de activiteiten een kans krijgt om door te gaan en dat mensen werk hebben, werk vinden en worden doorgeleid naar nieuw werk. Gelukkig zitten wij wel in een tijd waarin er heel veel banen zijn. De situatie is echt anders dan decennia geleden. Desalniettemin is een faillissement een heftige ervaring. Daar ligt ook een wetsvoorstel voor. Er is een wetsvoorstel Wet overgang van onderneming in faillissement, waarin gewerkt wordt aan het beschermen van de rechten van werknemers bij de overgang van een onderneming. Dat is best een ingewikkeld onderwerp, want het is zelden zo — dat zeg ik ook even uit eigen ervaring — dat het totale bedrijf wordt doorgestart, omdat het bedrijf waarschijnlijk niet failliet was gegaan als dat mogelijk was geweest. Vaak wordt er gekeken naar levensvatbare onderdelen. Dan is weer de vraag welke werknemers er meegaan met die overgang. Het is een hele ingewikkelde wet, die in 2019 in consultatie is gegaan. Daar zijn toen heel veel kritische reacties op gekomen. Er is overigens ook nog gewacht op een zaak bij het Hof van Justitie, waar de Hoge Raad prejudiciële vragen heeft gesteld over de Heiploeg-zaak. Die uitkomsten zijn meegenomen om te kijken hoe we die wet goed kunnen maken. Daar wordt op dit moment aan gewerkt en de minister voor Rechtsbescherming zal daar begin van het tweede kwartaal op terugkomen. Dat gaat over een wettelijke bescherming voor mensen in een faillissement waar een doorstart plaatsvindt en waar dus overgang van onderneming aan de orde is.

Dan kom ik op de vraag over de winkelgebieden, want dat was eigenlijk het tweede deel van de vraag. Het is inderdaad zo dat we toch ongewenst zien dat er in bepaalde winkelgebieden te veel lege plekken zijn en dat er vertrek is. Dat zagen we zeker in de tijd van corona, maar dat komt ook door de hoge energiekosten. Dat hoeft niet altijd door faillissement te zijn, maar dat komt soms ook door een sluiting of een verplaatsing. Ik ben vanuit mijn ministerie actief bezig met zorgen dat we impulsen geven aan de binnensteden, die een belangrijke bron zijn van economische activiteit en overigens ook van veel plezier. We hebben ook de Impulsaanpak winkelgebieden, waar we 100 miljoen euro voor beschikbaar hebben gesteld en waar op 21 mei de vierde tranche van opengaat. Dan hebben we het over een budget van 22 miljoen euro waarmee retailondernemers, dus winkeliers, en overheden voorstellen kunnen doen om de binnenstad beter toegankelijk te maken, bijvoorbeeld door parkeergarages te helpen bouwen, door te zorgen voor meer groen, door te zorgen dat er wandelroutes zijn, et cetera, et cetera. Dat helpt allemaal om te zorgen dat de binnenstad beter kan floreren.

De heer Van Kent (SP):
De wet waar deze minister het over heeft, ligt er al sinds 2019 en dat heeft deze werknemers niet geholpen. Ik heb een vraag gesteld over de vergoeding bij het einde van een dienstverband. Ik heb daar geen antwoord op gekregen. Ik wil de minister ook vragen om haast te maken met die wet en daar bij de collega's op aan te dringen. Want het is geen natuurverschijnsel. Het is niet iets wat zomaar gebeurt. Nee, er wordt vaak doelbewust aangestuurd op het kapotmaken van een winkelketen, nadat die is leeggezogen en in de schulden is gestoken, om vervolgens een doorstart te maken met nieuwe werknemers die geen vaste contracten hebben of met jongeren die worden aangenomen tegen jeugdlonen. Dat is een bewuste strategie, waarmee bedrijven kapot worden gemaakt, mensen hun baan kwijtraken en onze wijken en dorpen worden geconfronteerd met leegstand. V&D is ook zo'n voorbeeld uit het verleden. Maar meer recent, bij BCC en Scotch & Soda bijvoorbeeld, is er gewoon bewust aangestuurd op een faillissement. Ik wil de minister nogmaals vragen om in te gaan op dat punt van die vergoeding en om haast te maken met wetten en regels die dit soort roofkapitalisten de weg gaan versperren en die zorgen dat er een einde komt aan het leegtrekken van onze winkelketens.

Minister Adriaansens:
Ieder faillissement heeft zijn oorzaken en zijn gevolgen. We hebben een systeem, de Faillissementswet, waarin de curator een onderzoek doet naar de oorzaken van het faillissement. Dat rapport wordt ook gepubliceerd. Het gaat mij echt te ver om alle faillissementen over één kam te scheren. Ik denk dat we ook het onderzoek moeten laten doen en dat we daar conclusies aan moeten verbinden als daar echt goed naar gekeken is. Daarom zal ik mij daar niet over uitspreken. Ieder geval staat immers op zich. Dat kan gaan over het bedrijfsmodel, dat kan gaan over de financiering. Dat kan over van alles gaan, bijvoorbeeld of je wel of niet snel genoeg bent ingesprongen op nieuwe klantvragen. Er zijn allerlei redenen waarom dat kan gebeuren. Ik denk dat het goed is om dat goed in de gaten te houden als die onderzoeken er zijn en om te kijken of we daar een bepaalde lijn in zien. Vooralsnog is mij die niet bekend.

Dan ten aanzien van de vergoeding aan werknemers. Wij hebben een regeling, die in de Faillissementswet staat, waarin werknemers een aantal weken hun salaris doorbetaald krijgen via de loongarantieregeling. Je krijgt dan geen vergoeding zoals die er is op het moment dat er geen sprake is van een faillissement. Maar dit is nou precies de situatie van een faillissement. Dat is al ruim 100 jaar zo. Nu kijken we naar de situatie waarin er een doorstart kan plaatsvinden. Als de kern van het bedrijf waar het over gaat, een nieuwe setting krijgt, zou het wel heel gek zijn als je als werknemer niet meegaat. Die situatie is buiten een faillissement wel geregeld, maar niet voor de situatie waarin er een faillissement is. Daar wordt die wet voor gemaakt. Zoals ik net heb aangegeven, zal daar begin Q2 informatie over komen richting uw Kamer van de minister voor Rechtsbescherming.

De heer Van Kent (SP):
Erkent de minister dat er in een aantal gevallen ook doelbewust is aangestuurd op een faillissement, zodat werknemers ontslagen konden worden en er tegen lagere kosten een voortzetting kon worden georganiseerd? Dat is bijvoorbeeld bij McGregor en Scotch & Soda gebeurd. Erkent de minister dat werknemers die hun baan zijn kwijtgeraakt door dit soort investeringsmaatschappijen, ook recht zouden moeten hebben op een transitievergoeding? Zij raken immers hun baan kwijt. Iemand die twaalf jaar bij Big Bazar heeft gewerkt, gaf bijvoorbeeld aan: ik zou ongeveer €8.000 als transitievergoeding mee moeten krijgen, maar ik eindig met lege handen omdat Big Bazar zich failliet heeft laten verklaren. Erkent de minister dat het onrechtvaardig is dat de investeerders in hun luxejacht aan de andere kant van de wereld ronddobberen en de werknemers met lege handen op straat staan?

Minister Adriaansens:
Laten we niet doen alsof een faillissement een makkelijke beslissing is. Daarbij is er ook heel veel leed. Het gaat gepaard met veel verlies, financieel maar zeker ook immaterieel.

De heer Van Kent (SP):
Voor de werknemers.

Minister Adriaansens:
Dat geldt eigenlijk voor iedereen, want er wordt gewoon iets vernietigd; er is in principe een scheiding van baten en lasten. Er kan dan niet meer optimaal gebruik gemaakt worden van het kapitaal; dat betreft ook mensen in een vennootschap. Die Wet — ik moet even de goede naam hebben — overgang van onderneming in faillissement, de WOVOF, ziet er juist op dat er situaties zouden kunnen zijn waarin dat tot misbruik leidt. Ik denk dus dat de vraag precies leidt tot het antwoord dat in dat wetsvoorstel wordt gegeven. Ik zou dus toch willen wijzen naar de behandeling van dat wetsvoorstel, want daar hoort precies deze discussie thuis.

De heer Van Kent (SP):
Voorzitter, tot slot. Vakbonden hebben te weinig en vaak geen inzicht in de actuele cijfers en in de actuele stand van de financiële situatie van een bedrijf, laat staan in de garantstellingen van bijvoorbeeld dochterondernemingen. Erkent de minister dat dat een probleem is? Wat wil de minister eraan doen om ervoor te zorgen dat vakbonden daar veel meer inzicht in krijgen zodat die de levensvatbaarheid van een bedrijf ook beter kunnen beoordelen?

Minister Adriaansens:
Ik blijf even bij mijn eigen kennis, maar ik denk dat het goed is om dit debat met de minister voor Rechtsbescherming te vervolgen. Voor zover ik weet zijn ondernemingsraden aangewezen om met de bestuurder te spreken over de strategie van het bedrijf en de gang van zaken. Mijn ervaring is ook dat dat zeer intensief en regelmatig gebeurt. De lijn met de ondernemers is ook in de Wet op de ondernemingsraden dus wel degelijk geborgd. Voor belangrijke beslissingen moet ook met de ondernemingsraad gesproken worden of moet de ondernemingsraad om advies worden gevraagd. De suggestie wordt gedaan dat werknemers daar niet bij betrokken worden. Dat is mij in die mate niet bekend.

De voorzitter:
Heel goed. Dank aan de heer Van Kent voor het stellen van zijn vraag. Mevrouw Zeedijk van NSC, u heeft 30 seconden.

Mevrouw Zeedijk (NSC):
Bedankt, voorzitter. Ik vind het hartstikke goed dat we hier een keer over praten. Het is inderdaad in onze winkelstraten heel zichtbaar. De retailsector heeft het moeilijk en ook de horeca staat flink onder druk. Dan vallen er weleens faillissementen. Dan zijn inderdaad vaak werknemers de dupe. Mijn vraag is eigenlijk of het bekend is hoe het met die mensen gaat. Hoe gaat het eigenlijk met die mensen? U had het al over de krappe arbeidsmarkt. Is het voor die mensen makkelijk om in deze krappe arbeidsmarkt iets te vinden? Waarom wel en waarom niet? En dan heb ik ook een vraag over de uitvoering: zijn er lessen voor de uitvoering die we daarvan kunnen leren?

Minister Adriaansens:
We zitten in een tijdgeest waarin we in beginsel voldoende werk hebben. De vraag is alleen of de werknemers voldoende kunnen inspelen op de nieuwe voorwaarden of de nieuwe eisen in een nieuwe baan. Er zijn ook heel veel voorzieningen, zeker vanuit de portefeuille van SZW, om mensen te scholen. Er zijn heel veel manieren waarop je je, ook via de fondsen die er daarvoor zijn, kan voorbereiden op een nieuwe baan. Als je werkloos bent, heeft ook het UWV een rol. Het UWV begeleidt werknemers daar ook in. Ik denk dus dat het goed is om de vraag door te geleiden naar Sociale Zaken om wat meer gericht te kijken hoe die situatie op dit moment is, maar ik weet wel dat daar heel veel gebeurt.

De heer Kisteman (VVD):
Als ondernemer in een winkelstraat weet ik als geen ander wat deze ondernemers meemaken: stijgende loonkosten, stijgende huurkosten, stijgende energielasten en ga zo maar door. De klappen in de winkelstraten zijn enorm. Met het wegvallen van dit soort grote ondernemingen wordt de winkelstraat steeds leger. Mijn vraag is daarom wat de minister kan doen om onze winkelstraten, die toch de levensaders zijn van onze winkels en dorpen, florerend te houden.

Minister Adriaansens:
Een aantal dingen. De belangrijkste noemde ik zojuist met de Impulsaanpak winkelgebieden. Daar reageren echt een heleboel gemeentes enthousiast op. Eigenlijk wordt die inschrijving iedere keer overtekend. Door het hele land, bijvoorbeeld in de Kerkstraat in Hilversum, in Apeldoorn en in Sluis in Zeeland, zie je initiatieven ontstaan om iets te doen aan het opwaarderen van de binnenstad. Het gaat immers niet alleen om de winkels, maar ook om de vraag of het daar prettig verblijven is. Daar wordt best veel in gedaan. De andere kant van het verhaal is: zorgen dat er op een eerlijke manier tussen huurder en verhuurder wordt ingespeeld op veranderingen. De huur is immers vaak een belangrijke factor. We hebben in de afgelopen periode een aantal zaken gezien die wat minder fraai waren. Ik ben intensief in gesprek gegaan met verhuurders en huurders om te kijken of we tot goede afspraken zouden kunnen komen. In een aantal gevallen is dat gebeurd, bijvoorbeeld om te zorgen dat van de stijging van energiekosten niet alles meteen doorging in de verhoging van de huurprijs. Ik weet dat dit op een aantal plekken tot afspraken heeft geleid.

De voorzitter:
Een vraag nog van de heer Van Houwelingen van Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor de beantwoording. De minister heeft het nu vooral over winkelketens. Maar wat ons ter ore komt, is dat ook kleine eenmanszaken het heel lastig hebben. Mijn vraag is of daar ook nog op wordt gelet in het beleid.

Minister Adriaansens:
Juist diversiteit maakt een winkelgebied zo aantrekkelijk. Dat hoort eigenlijk allemaal onder dezelfde aanpakken die ik schetste, zowel onder de huur-verhuurrelatie als onder die aanpak van winkelgebieden waarin verschillende grote en kleine retailers met de gemeente gaan kijken wat ze kunnen doen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Tot slot wil ik een kleine suggestie meegeven. We hebben ook gehoord dat die kleine winkelketens en eenmanszaken het in vergelijking met grote bedrijven vaak moeilijk hebben om aan alle eisen te voldoen. De grote bedrijven kunnen natuurlijk veel meer investeringen doen en zelfs ook eerder een deal sluiten met de Belastingdienst; die hebben het makkelijker. Ziet de minister die ongelijkheid als een probleem en wil zij daar wellicht iets aan doen?

Minister Adriaansens:
Ik denk dat het goed is om ook hier te noemen dat we een Retailagenda hebben met een vertegenwoordiging van de retailers. Ik zal deze suggestie ook meenemen in het overleg met hen.

De heer White (GroenLinks-PvdA):
Ik ben heel erg benieuwd. We zien de afgelopen drie jaar dat er toch stijgingen zijn van faillissementen in het mkb. Ik hoor de minister heel duidelijk zeggen dat het ook een belangrijk speerpunt is binnen haar beleid. Ik ben toch benieuwd hoe de minister kijkt naar de bedrijfsfinanciering. Hoe kunnen we die verbeteren voor het mkb?

Minister Adriaansens:
Dat is precies een van de punten waar het over gaat. We hebben al vaker in deze Kamer gedeeld dat de toegang van het mkb, en zeker van de kleine bedrijven, tot financieringen niet altijd goed gaat. Ik onderneem daarvoor een aantal lopende zaken. Allereerst hebben we wat garantieregelingen, bijvoorbeeld als het gaat over duurzaamheid. Met de BMKB kan bijvoorbeeld tegen gunstige voorwaarden een elektrische oven of een bestelbusje worden gekocht. We maken dat op die manier makkelijker. Maar we zien in algemene zin dat er vaak heel veel komt kijken bij het verstrekken van kleine leningen. Dat heeft ook te maken met de administratieve lasten van banken. Dat is problematisch. Recent is er een convenant getekend door alle banken, dus de Nederlandse Vereniging van Banken en de grootbanken, MKB-Nederland en non-bancaire financiers om te kijken hoe zij de handen ineen kunnen slaan om ervoor te zorgen dat die toegang wordt verbeterd. Dat zit enerzijds in informatieverschaffing, maar anderzijds ook in een activiteit die ik zelf oppak, namelijk zorgen voor een hub. Dat gaat om zorgen dat er een soort warme overdracht ontstaat en dat je als mkb'er of als ondernemer beter kunt zien waar je terechtkan voor geldvragen. Kan ik daarvoor naar een bank? Moet ik naar een non-bancaire financier? Is er iemand die mij kan adviseren? Heeft die bepaalde kwaliteiten? Zo zorgen we ervoor dat het geld meer gaat stromen.

De voorzitter:
Prima. Geld dat stroomt, is altijd mooi. Dank aan de minister voor het beantwoorden van de vragen. Tot zover het vragenuurtje. Ik schors enkele minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Erkens, voor de gehele week;

Omtzigt, voor de middagvergadering.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

Deze week is het 150 jaar geleden dat Arthur van Schendel werd geboren, een van de grootste schrijvers uit de Nederlandse geschiedenis. In het jaar 1945, ons bevrijdingsjaar, schreef hij een episch gedicht dat luisterde naar de naam De Nederlanden. Daar wil ik graag enkele strofen van ten gehore brengen. Luister.

Een schoner taal dan in de Nederlanden,
Van klanken zwaar en rijk en licht en zacht,
Wordt in de wereld door geen mens gesproken,
Van moeders stil — maar tot het heilig woord,
Van klanken kort maar nimmer te vergeten
Tot woorden uit het diep der ziel geboren,
En wie dit zegt heeft woorden veel verstaan.
En toen de taal een vorm gekregen had
En ieder haar gedrukt in boek kon lezen,
Toen was de dag voor 't grote werk nabij
En lentefonkels lagen op de stranden
Der slibbe waar het volk geboren was.

Arthur van Schendel

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
Ik stel voor zo dadelijk ook te stemmen over de aangehouden motie-Kröger (29023, nr. 470).

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Wet open overheid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Wet open overheid,

te weten:

  • de motie-Palmen over vanaf 2024 minimaal de helft van de Woo-verzoeken binnen de termijn afhandelen (32802, nr. 85);
  • de motie-Palmen over onderzoek naar aanpassingen die leiden tot het sneller, actief en meer geautomatiseerd openbaar maken van overheidsinformatie (32802, nr. 86);
  • de motie-Chakor/Palmen over overleg met indiener bij omvangrijke Woo-verzoeken (32802, nr. 88);
  • de motie-Sneller c.s. over de Woo overeenkomstig de wet en de jurisprudentie uitvoeren (32802, nr. 89).

(Zie vergadering van 5 maart 2024.)

In stemming komt de motie-Palmen (32802, nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Palmen (32802, nr. 86).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Chakor/Palmen (32802, nr. 88).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sneller c.s. (32802, nr. 89).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Wet implementatie Open data richtlijn

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en enkele andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2019/1024/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (Wet implementatie Open data richtlijn) (36382).

(Zie vergadering van 5 maart 2024.)

De voorzitter:
Het amendement-Sneller (stuk nr. 12) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het amendement-Six Dijkstra (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 10 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Six Dijkstra (stuk nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Krul (stuk nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

U heeft wel uw héle fractie meegekregen, meneer Krul. Dat is toch een kleine felicitatie waard. Dat wordt trakteren.

(Hilariteit)

In stemming komt het gewijzigde amendement-Kathmann/Sneller (stuk nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21 en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Six Dijkstra (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Six Dijkstra (stuk nrs. 10, I en II), het amendement-Six Dijkstra (stuk nr. 11), het gewijzigde amendement-Kathmann/Sneller (stuk nr. 16) en het amendement-Six Dijkstra (stuk nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van het CDA ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming motie Wet implementatie Open data richtlijn

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en enkele andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2019/1024/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (Wet implementatie Open data richtlijn),

te weten:

  • de motie-Kathmann over tot een gedragen standaard afwegingskader komen over hoe open data worden aangevraagd, gedeeld en verwerkt (36382, nr. 14).

(Zie vergadering van 5 maart 2024.)

In stemming komt de motie-Kathmann (36382, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming Verdere behandeling van aanhangige stukken

Aan de orde is de stemming in verband met de verdere behandeling van aanhangige stukken (36408).

In stemming komt het voorstel van de fracties NSC en GroenLinks-PvdA tot het doen vervallen van een brief (stuk nr. 36).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel voor om de lijst vast te stellen zoals deze nu is komen te luiden.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen moties Mijnbouw/Groningen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Mijnbouw/Groningen,

te weten:

  • de motie-Beckerman/Bushoff over het SodM om aanvullend advies vragen over wat de berekeningen betreffende zeespiegelstijging betekenen voor bestaande mijnbouwactiviteiten (33529, nr. 1217);
  • de motie-Beckerman/Bushoff over nieuwe gas- en oliewinning of uitbreiding daarvan tegenhouden, tenzij omwonenden daar nadrukkelijk mee hebben ingestemd (33529, nr. 1218);
  • de motie-Beckerman/Bushoff over het bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten in Nederland laten gelden (33529, nr. 1219);
  • de motie-Beckerman/Bushoff over alle mijnbouwactiviteiten toetsen aan enquêtes onder omwonenden en lokale overheden en deze meenemen in de besluitvorming (33529, nr. 1220);
  • de motie-Bushoff/Beckerman over bij de verduurzamingsmaatregelen 28 en 29 van Nij begun de rol en zeggenschap van particuliere wooneigenaren goed borgen (33529, nr. 1221);
  • de motie-Bushoff/Beckerman over als overheid eerst mediation aanbieden en als bondgenoot naast gedupeerden van de aardbevingsproblematiek staan (33529, nr. 1222);
  • de motie-Bushoff/Beckerman over uitspreken dat nooit en te nimmer bezuinigd mag worden op de toegezegde gelden voor de aardbevingsproblematiek in (33529, nr. 1223);
  • de motie-Bushoff over besluiten tot een nieuw herverdelingsmodel voor Schoonebeek (33529, nr. 1224);
  • de motie-Peter de Groot over nog voor het zomerreces additionele maatregelen voor versnelling van de gaswinning op de Noordzee delen met de Kamer (33529, nr. 1225);
  • de motie-Vermeer over dialogen starten met de provincie Groningen over de verdere uitwerking van Nij begun (33529, nr. 1226).

(Zie vergadering van 6 maart 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bushoff stel ik voor zijn motie (33529, nr. 1224) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Beckerman/Bushoff (33529, nr. 1217).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, NSC en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Bushoff (33529, nr. 1218).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Bushoff (33529, nr. 1219).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Bushoff (33529, nr. 1220).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bushoff/Beckerman (33529, nr. 1221).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bushoff/Beckerman (33529, nr. 1222).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bushoff/Beckerman (33529, nr. 1223).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

Mevrouw Beckerman, graag of niet.

Mevrouw Beckerman (SP):
Heel graag, voorzitter. Het is erg bijzonder dat de motie op stuk nr. 1219 over het bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten is aangenomen. Heel veel dank aan de collega's daarvoor. We willen graag binnen twee weken een brief van het kabinet over hoe het deze motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Prima. Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Peter de Groot (33529, nr. 1225).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, DENK, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Vermeer (33529, nr. 1226).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet en Mijnbouwwet in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld (36441).

(Zie vergadering van 6 maart 2024.)

De voorzitter:
Allereerst geeft de heer Eerdmans van de fractie van JA21 een stemverklaring. Het woord is aan hem.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter. Vandaag stemt de Kamer over een totaalverbod op gaswinning uit het Groningenveld. Dat is een besluit waarmee Nederland zich nog afhankelijker zal gaan maken van het buitenland plus instabiele energiebronnen en bovendien honderden miljarden euro's zal afschrijven. JA21 staat voor snelle en royale compensatie en versterking van de huizen in Groningen. Het stoppen met de gaswinning is echter niet alleen een historisch besluit, maar ook een historische fout. Het is een maatregel die nu misschien populair is, maar waarvan we over tien of twintig jaar zullen zeggen: hoe hebben we dit in hemelsnaam kunnen doen? JA21 stemt daarom tegen deze wet.

De voorzitter:
Waarvan akte.

In stemming komt het amendement-Tjeerd de Groot (stuk nr. 16, I) tot het invoegen van onderdelen 0A en 00A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en BBB voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 16 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Beckerman/Bushoff (stuk nr. 39, I) tot het invoegen van onderdelen 0A en 00A.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD en DENK voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 39 voorkomende nader gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Tjeerd de Groot/Bikker (stuk nr. 20, I) tot het invoegen van een onderdeel Ca.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 20 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

NB: Aangezien zowel 16 als 20 is aangenomen, wordt de door onderdeel Ca in 16 in te voegen tekst verwerkt als onderdeel 5 in het door 20 in te voegen onderdeel Ca.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Beckerman c.s. (stuk nr. 34, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 34 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Bushoff/Beckerman (stuk nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Beckerman/Bushoff (stuk nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Beckerman/Bushoff (stuk nr. 38, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 38 voorkomende nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Beckerman/Bushoff (stuk nr. 19) tot het invoegen van een artikel IIIA.

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de amendementen-Tjeerd de Groot (stuk nrs. 16, I tot en met III), de gewijzigde amendementen-Tjeerd de Groot/Bikker (stuk nrs. 20, I en II), de nader gewijzigde amendementen-Beckerman c.s. (stuk nrs. 34, I en II), het gewijzigde amendement-Bushoff/Beckerman (stuk nr. 32), het amendement-Beckerman/Bushoff (stuk nr. 14), de nader gewijzigde amendementen-Beckerman/Bushoff (stuk nrs. 38, I en II) en het gewijzigde amendement-Beckerman/Bushoff (stuk nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet en Mijnbouwwet in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld,

te weten:

  • de motie-Beckerman/Bushoff over uitspreken dat de Kamer alles op alles moet zetten om te voorkomen dat er vertragingen of nieuwe ongelijkheden veroorzaakt worden doordat het kabinet demissionair is (36441, nr. 23);
  • de motie-Beckerman/Bushoff over diepe bodemdaling ook aanmerken als mogelijke schadeoorzaak (36441, nr. 24);
  • de motie-Beckerman/Bushoff over de plaatsen Warffum en Marum als onderdeel van het Groningenveld zien en de rechten die daaraan verbonden zijn respecteren (36441, nr. 25);
  • de motie-Beckerman/Bushoff over onderzoeken welke middelen ingezet kunnen worden om Shell en ExxonMobil te dwingen om aan hun verplichtingen te voldoen (36441, nr. 26);
  • de motie-Tjeerd de Groot c.s. over inzetten op een definitieve weigering van een vergunning voor gaswinning bij Ternaard (36441, nr. 27);
  • de motie-Bushoff/Beckerman over het advies van de Commissie Verschillen omarmen en hier in de Voorjaarsnota financiële ruimte voor maken (36441, nr. 28);
  • de motie-Bushoff/Beckerman over alle gesprekken en onderhandelingen met Shell en Exxon over Groningen stoppen en slechts de harde juridische lijn hanteren (36441, nr. 29);
  • de motie-Bushoff/Beckerman over lobbywerk van Shell en Exxon tegengaan door in lobbycontact hetzelfde met hen om te gaan als met de tabaksindustrie (36441, nr. 30).

(Zie vergadering van 6 maart 2024.)

De voorzitter:
De motie-Bushoff/Beckerman (36441, nr. 28) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Commissie Verschillen in haar rapport "Veilig, schadevrij en verduurzaamd" adviseert om alle inwoners van het aardbevingsgebied de mogelijkheid te bieden om hun woning aardgasvrijgereed te maken;

verzoekt de regering dit hele advies te omarmen en voor de Voorjaarsnota opties aan de Kamer voor te leggen om hier opvolging aan te kunnen geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 42, was nr. 28 (36441).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Bushoff (36441, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Bushoff (36441, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de fractie van JA21 ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Bushoff (36441, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, BBB en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Bushoff (36441, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tjeerd de Groot c.s. (36441, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bushoff/Beckerman (36441, nr. 42, was nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bushoff/Beckerman (36441, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, D66, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bushoff/Beckerman (36441, nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD en DENK voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Rechtspraak

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Rechtspraak,

te weten:

  • de motie-El Abassi over aanvullende maatregelen om alsnog de beloofde 25% verlaging van de griffierechten te realiseren (29279, nr. 841);
  • de motie-Eerdmans over in specifieke gevallen en door de rechter getoetst anoniem spreekrecht mogelijk maken (29279, nr. 843);
  • de gewijzigde motie-Eerdmans over slachtoffers en nabestaanden actief de mogelijkheid bieden om hun reflectie te geven op het vonnis (29279, nr. 846, was nr. 844);
  • de motie-Sneller over wettelijk regelen dat de rol van de minister bij de benoemingsprocedure voor leden van de Raad voor de rechtspraak zo klein mogelijk wordt (29279, nr. 845).

(Zie vergadering van 6 maart 2024.)

In stemming komt de motie-El Abassi (29279, nr. 841).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Eerdmans (29279, nr. 843).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Eerdmans (29279, nr. 846, was nr. 844).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, NSC, de VVD, de SGP, JA21, FVD en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Sneller (29279, nr. 845).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Gevangeniswezen en tbs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het tweeminutendebat Gevangeniswezen en tbs,

te weten:

  • de motie-Ellian over magazine De Vrije Zielen niet langer toestaan in penitentiaire inrichtingen, justitiële jeugdinrichtingen en forensisch psychiatrische klinieken (24587, nr. 932);
  • de motie-Uitermark over geen nieuwe maatregelen laten ingaan voordat deze met de Kamer zijn besproken (24587, nr. 933);
  • de motie-Uitermark over het sanctiearsenaal van de rechter uitbreiden met elektronisch gecontroleerde thuisdetentie als nieuwe hoofdstraf (24587, nr. 934);
  • de motie-Eerdmans over detentievakantie niet faciliteren (24587, nr. 935);
  • de motie-Eerdmans over de inzet van meerpersoonscelgebruik intensiveren (24587, nr. 936).

(Zie vergadering van 6 maart 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Uitermark stel ik voor haar motie (24587, nr. 934) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Ellian (24587, nr. 932).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Ik ga 'm nog een keer overnieuw doen.

In stemming komt de motie-Ellian (24587, nr. 932).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat de uitslag bij handopsteken niet kan worden vastgesteld.

Dan moeten we 'm hoofdelijk doen. Maar de heer Ellian heeft aan een half woord genoeg.

De heer Ellian (VVD):
Voorzitter. We kunnen volgende week stemmen.

De voorzitter:
U bent een goed mens.

Op verzoek van de heer Ellian stel ik voor zijn motie (24587, nr. 932) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Uitermark (24587, nr. 933).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, NSC, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Eerdmans (24587, nr. 935).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, de SGP, BBB, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Eerdmans (24587, nr. 936).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, JA21 en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie (36372).

(Zie vergadering van 6 maart 2024.)

De voorzitter:
Vandaag zullen wij alleen stemmen over de ingediende amendementen en artikelen. De eindstemming over het wetsvoorstel volgt volgende week dinsdag.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Sneller/Lahlah (stuk nr. 20, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 20 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Sneller/Lahlah (stuk nr. 16, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 16 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Ellian (stuk nr. 9, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van NSC, de VVD, de SGP, BBB, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 9 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Sneller/Lahlah (stuk nr. 14, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66 en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 14 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Helder (stuk nr. 10, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 10 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

De heer Krul.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Wij willen geacht worden voor het amendement-Ellian (stuk nr. 9, I) te hebben gestemd. We waren niet genoemd.

De voorzitter:
Dat is bij dezen genoteerd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Lahlah c.s. (stuk nr. 21, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP en FVD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 21 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Ellian (stuk nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

NB: Aangezien zowel 9 als 12 is aangenomen, wordt de in 12, onder 1, opgenomen wijziging verwerkt in artikel 40d.

In stemming komt het amendement-Uitermark (stuk nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en FVD voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

NB: Aangezien zowel 9 als 15 is aangenomen, worden de in 15 opgenomen wijzigingen verwerkt in artikel 40d.


Stemmingen moties Aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet in verband met aanvullende maatregelen tegen georganiseerde criminaliteit tijdens detentie,

te weten:

  • de motie-Sneller c.s. over de plaatsingscriteria voor de AIT verduidelijken in de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (36372, nr. 17);
  • de motie-Lahlah c.s. over het beschrijven van de mogelijkheid tot afschalen van het beveiligingsniveau en de bijbehorende processen (36372, nr. 18);
  • de motie-Eerdmans over de realisatie van het Justitieel Complex Vlissingen een project van nationaal belang maken (36372, nr. 19).

(Zie vergadering van 6 maart 2024.)

De voorzitter:
De motie-Eerdmans (36372, nr. 19) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wijzigingen van de Penitentiaire beginselenwet extra capaciteitsdruk legt op de DJI;

constaterende dat de bouw van het Justitieel Complex Vlissingen al meerdere malen is uitgesteld;

overwegende dat de realisatie van Complex Vlissingen extra ruimte biedt om zware criminelen op te sluiten, onder meer vanwege 24 extra beveiligde plaatsen;

verzoekt de regering de realisatie van het Justitieel Complex Vlissingen een project in het kader van nationaal belang te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 23, was nr. 19 (36372).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Sneller c.s. (36372, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van BBB ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Lahlah c.s. (36372, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Eerdmans (36372, nr. 23, was nr. 19).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming brief Voordracht ter vervulling van een vacature voor interim-voorzitter van de CTIVD

Aan de orde is de stemming over de brief van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over het opmaken van een voordracht ter vervulling van een vacature voor interim-voorzitter van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) (36294, nr. 10).

De voorzitter:
De fractie van de PVV verzoekt om een schriftelijke stemming over de voordracht. Dat doen we volgende week dinsdag.


Stemmingen Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Tijdelijke regels over de opvang van ontheemden uit Oekraïne (Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne) (36394).

(Zie vergadering van 7 maart 2024.)

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Keijzer/Veldkamp (stuk nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, NSC, de VVD, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het nader gewijzigde amendement-Keijzer/Veldkamp (stuk nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van FVD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Tijdelijke regels over de opvang van ontheemden uit Oekraïne (Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne),

te weten:

  • de motie-Podt c.s. over bij de uitwerking van de eigen bijdrage door Oekraïners ervoor zorgdragen dat werken blijft lonen (36394, nr. 15);
  • de motie-Piri c.s. over in kaart brengen hoe groot het probleem is van uitzendbureaus die misbruik maken van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (36394, nr. 16);
  • de motie-Piri c.s. over Oekraïners ondersteunen met een opleiding of baan die van belang is voor de wederopbouw van Oekraïne (36394, nr. 17);
  • de motie-Koekkoek c.s. over een appreciatie geven van de verscheidene opties van de ECRE voor de opvang van Oekraïners (36394, nr. 18);
  • de motie-Koekkoek/Podt over garanderen dat gevluchte Oekraïners na maart 2025 toegang blijven houden tot zorg, onderwijs en werk zolang zij in Nederland verblijven (36394, nr. 19);
  • de motie-Markuszower over ontheemden die daartoe in staat zijn maximaal laten bijdragen aan de opvang (36394, nr. 22);
  • de motie-Markuszower over zo spoedig mogelijk bevorderen dat ontheemde Oekraïense mannen terugkeren om hun land te verdedigen (36394, nr. 23).

(Zie vergadering van 7 maart 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Koekkoek stel ik voor haar motie (36394, nr. 19) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De heer Tuinman heeft een stemverklaring.

De heer Tuinman (BBB):
Voorzitter. Namens mijn fractie wil ik een stemverklaring afleggen over de motie-Markuszower op stuk nr. 23, over zo spoedig mogelijk bevorderen dat ontheemde Oekraïense mannen terugkeren om hun land te verdedigen. Ik vind het goed en zinvol om deze discussie hier in de plenaire zaal te voeren. Donderdag is er een groot debat over de staat van oorlog in Europa, waarin wij met elkaar de brede discussie voeren en waarin alle aspecten van die oorlog in Oekraïne ook aan bod komen. Daarom zal mijn fractie nu tegen motie nr. 23 stemmen. Op basis van het debat van komende donderdag over de staat van de oorlog in Europa, ofwel over de Oekraïneoorlog en de steun die eruit voortkomt, sluit de BBB niet uit dat er een vergelijkbare uitspraak aan de Kamer gevraagd gaat worden. Maar daar is donderdag dan het moment voor.

Dank u wel.

In stemming komt de motie-Podt c.s. (36394, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Piri c.s. (36394, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Piri c.s. (36394, nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Koekkoek c.s. (36394, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Markuszower (36394, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Markuszower (36394, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fractie van de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemming motie Eurogroep/Ecofin-Raad

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het tweeminutendebat Eurogroep/Ecofin-Raad,

te weten:

  • de motie-Van Hijum/Heinen over zich blijven inzetten voor een stevige positie van onafhankelijke nationale begrotingsautoriteiten en een onafhankelijke beoordeling van naleving van de regels door het European Fiscal Board (21501-07, nr. 2013).

(Zie vergadering van 7 maart 2024.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Hijum stel ik voor zijn motie (21501-07, nr. 2013) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.


Stemming brief EU-voorstel transparantie van namens derde landen uitgevoerde belangvertegenwoordigingsactiviteiten

Aan de orde is de stemming over de brief van de vaste commissie voor Europese Zaken over het plaatsen van een parlementair behandelvoorbehoud bij het EU-voorstel: Richtlijn transparantie van namens derde landen uitgevoerde belangvertegenwoordigingsactiviteiten (COM (2023) 637) (36514, nr. 1).

De voorzitter:
Ik stel voor conform het advies van de vaste commissie voor Europese Zaken te besluiten en de regering te verzoeken een parlementair behandelvoorbehoud te laten vastleggen.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen Wet leeruitkomsten hoger onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek houdende de verankering van eenheden van leeruitkomsten in die wet (Wet leeruitkomsten hoger onderwijs) (36136).

(Zie vergadering van 7 maart 2024.)

In stemming komt het gewijzigde amendement-Krul (stuk nr. 11, II).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van DENK, Volt, D66, de VVD, het CDA, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 11 voorkomende gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Stultiens/Beckerman (stuk nr. 17).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, JA21, FVD en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Hertzberger (stuk nr. 20).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de fractie van DENK ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Beckerman/Stultiens (stuk nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, JA21, FVD en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de gewijzigde amendementen-Krul (stuk nrs. 11, I en II), het amendement-Stultiens/Beckerman (stuk nr. 17), het gewijzigde amendement-Hertzberger (stuk nr. 20) en het gewijzigde amendement-Beckerman/Stultiens (stuk nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Wet leeruitkomsten hoger onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek houdende de verankering van eenheden van leeruitkomsten in die wet (Wet leeruitkomsten hoger onderwijs),

te weten:

  • de motie-Martens-America c.s. over een onderzoek naar de mogelijkheid voor toekomstige leraren om een zijinstroomtraject met een hbo-diploma af te ronden (36136, nr. 13);
  • de motie-Martens-America c.s. over studenten die een bestuursjaar doen en daardoor collegegeldvrij studeren niet volledig uitsluiten van het volgen van onderwijs (36136, nr. 14);
  • de motie-Krul/Martens-America over onderzoeken onder welke voorwaarden werken met leeruitkomsten uitgebreid kan worden naar voltijdopleidingen van hogescholen met een kleine of ontbrekende praktijkcomponent (36136, nr. 15);
  • de motie-Krul over afspraken maken waardoor een combinatie van mantelzorg en studie voor jonge mantelzorgers haalbaar wordt (36136, nr. 16);
  • de motie-Beckerman/Stultiens over borgen dat de werkdruk voor docenten in het hbo en wo niet te hoog wordt als gevolg van de invoering van de Wet leeruitkomsten hoger onderwijs (36136, nr. 18).

(Zie vergadering van 7 maart 2024.)

In stemming komt de motie-Martens-America c.s. (36136, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Martens-America c.s. (36136, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krul/Martens-America (36136, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krul (36136, nr. 16).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Beckerman/Stultiens (36136, nr. 18).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Tekort aan medicijnen

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het dertigledendebat over het tekort aan medicijnen,

te weten:

  • de motie-Dijk/Krul over de productie van geneesmiddelen die essentieel zijn voor Nederlandse patiënten zo veel mogelijk in eigen land organiseren (29477, nr. 871);
  • de motie-Dijk over leveranciers en groothandelaren van geneesmiddelen een verplichte voorraad laten aanhouden van minimaal zes maanden (29477, nr. 872);
  • de motie-Bushoff over een onafhankelijk fonds voor geneesmiddelenonderzoek (29477, nr. 874);
  • de motie-Bushoff over een Europese subsidie voor de leveringszekerheid van geneesmiddelen (29477, nr. 875);
  • de motie-Tielen c.s. over een breedgedragen samenhangende strategie voor een Nationale apothekerskast (29477, nr. 876);
  • de motie-Tielen over het tegengaan van geneesmiddelenverspilling door een jaarlijkse medicatie-evaluatie en afspraken over samen beslissen (29477, nr. 877);
  • de motie-Claassen c.s. over niet één, maar twee of drie geneesmiddelen als preferent aanwijzen (29477, nr. 878);
  • de motie-Claassen over een centraal nooddepot voor schaarse generieke medicatie (29477, nr. 879);
  • de motie-Synhaeve/Paulusma over afspraken maken met de Europese collega's over solidariteit bij het voorkomen en oplossen van geneesmiddelentekorten (29477, nr. 880).

(Zie vergadering van 7 maart 2024.)

De voorzitter:
De motie-Bushoff (29477, nr. 874) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Bushoff en Dijk.

Zij krijgt nr. 881, was nr. 874 (29477).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Dijk/Krul (29477, nr. 871).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dijk (29477, nr. 872).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de SGP en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bushoff/Dijk (29477, nr. 881, was nr. 874).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bushoff (29477, nr. 875).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en BBB voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tielen c.s. (29477, nr. 876).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Tielen (29477, nr. 877).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, BBB, JA21 en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Claassen c.s. (29477, nr. 878).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, DENK, de SGP, BBB, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Claassen (29477, nr. 879).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, de SGP, BBB, JA21, FVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Synhaeve/Paulusma (29477, nr. 880).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, BBB en JA21 voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Meneer Claassen.

De heer Claassen (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De motie op stuk nr. 879 was ontraden door de minister. Ik zou daarom graag een brief van de minister willen hebben over hoe zij dit wil gaan uitvoeren. Als het kan zou ik die brief binnen twee weken, nou ja, misschien binnen drie weken, willen hebben.

De voorzitter:
Ja, wat is het nou?

De heer Claassen (PVV):
Tweeënhalve week.

De voorzitter:
Tweeënhalve week!

(Hilariteit)

De voorzitter:
Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.


Stemming motie Democratische zeggenschap over publieke voorzieningen

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over democratische zeggenschap over publieke voorzieningen,

te weten:

  • de motie-Kröger over nog dit jaar ervoor zorgen dat de warmtetarieven gebaseerd zijn op reële kosten (29023, nr. 470).

(Zie vergadering van 27 februari 2024.)

De voorzitter:
De motie-Kröger (29023, nr. 470) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Kröger, Postma en Beckerman, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er huishoudens zijn waarvan de energierekening is gestegen sinds ze zijn aangesloten op warmtenetten;

constaterende dat daarmee beloftes aan huishoudens zijn verbroken en woningbouwcoöperaties door onzekerheid steeds vaker afzien van een warmtenet;

constaterende dat het maximale warmtetarief voor huishoudens nu bijvoorbeeld mede wordt bepaald door de energiebelasting op gas en zeer hoge aangenomen kosten voor een cv-aansluiting, en zonder rekening te houden met woningoppervlak;

overwegende dat deze situatie funest is voor het draagvlak voor warmtenetten en voor de energietransitie;

overwegende dat de behandeling van de Warmtewet nog op zich laat wachten;

verzoekt de regering om dit jaar samen met TNO en/of andere daarvoor geschikte partijen de methodiek waarop het "niet meer dan anders"-principe wordt bepaald aan te passen op een reële en rechtvaardige wijze;

verzoekt de regering om de Kamer een zo gedetailleerd mogelijk inzicht te geven van de reële kosten van en tarifering door warmteleveranciers,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt nr. 488, was nr. 470 (29023).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kröger c.s. (29023, nr. 488, was nr. 470).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks-PvdA, de PvdD, DENK, Volt, D66, NSC, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, BBB, JA21 en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Nu deze motie is aangenomen, willen we graag binnen twee weken een brief van het kabinet over hoe deze motie wordt uitgevoerd.

De voorzitter:
Heel goed. Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Ik schors enkele ogenblikken en dan gaan we naar de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor toe te voegen aan de agenda van de Kamer het debat over de Europese top van 21 en 22 maart 2024, met spreektijden van vijf minuten per fractie.

Op verzoek van het lid Flach stel ik voor de volgende door hem ingediende motie opnieuw aan te houden: 32813-1340.

Ik deel aan de Kamer mee dat voor de volgende debatten de termijn voor toekenning is verlengd:

  • het debat over de hoge uitstroom van zorgmedewerkers;
  • het debat over het Nationaal Actieplan Dakloosheid.

Ik deel aan de Kamer mee dat het debat over belastingontwijking en belastingontduiking door extreem rijke particulieren is komen te vervallen.

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda:

  • het tweeminutendebat Kansspelen (CD d.d. 07/03), met als eerste spreker het lid Helder van BBB;
  • het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid (CD d.d. 07/03), met als eerste spreker het lid Eerdmans van JA21;
  • het tweeminutendebat Spoor (CD d.d. 07/03), met als eerste spreker het lid Veltman van de VVD.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:
In de regeling van werkzaamheden geef ik graag het woord aan mevrouw Welzijn van Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Welzijn (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag een plenair debat willen aanvragen. Sinds 2019 wordt ons land frequent bezocht door een VN-rapporteur. In zijn beeld is er sprake van een wooncrisis in Nederland, waarbij mensenrechten geschonden worden. Wij zijn als land voor de periode 2024-2026 lid van de VN-Mensenrechtenraad. Om die twee redenen vind ik het belangrijk dat wij ons als Kamer een mening vormen over datgene wat de VN-rapporteur heeft geconstateerd. Dat doen we wat mij betreft via een plenair debat, dat ik graag nog voor het meireces zou willen laten plaatsvinden.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga kijken of daar een meerderheid voor bestaat.

De heer Paternotte (D66):
Van harte steun, voorzitter.

De heer Peter de Groot (VVD):
Wat de VVD betreft gaat het om het oplossen van het woningtekort. We hebben volgende week een commissiedebat over de woningbouwopgave, dus laten we het daar behandelen. Geen steun.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Steun voor het voorstel van mevrouw Welzijn.

De heer Madlener (PVV):
Geen steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen steun. Gewoon bij het commissiedebat over de woningbouw.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Steun.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Ja, voorzitter ... Ik moest even hoesten. Pardon.

De voorzitter:
Dank u wel.

Mevrouw Keijzer (BBB):
Haha! Ja, je wordt er emotioneel van.

Voorzitter. Ik heb in toenemende mate gezien wat de bezetting is van de mensenrechtencommissie en dan komen ze zich ook nog bemoeien met een onderwerp waarbij ze wat mij betreft de plank flink misslaan. Is er een probleem? Ja, zeer degelijk, maar dat kunnen we heel goed bespreken in het debat dat we binnenkort hebben, dus nu geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun. Het lijkt me zeer belangrijk om dit debat te voeren.

Mevrouw Dobbe (SP):
Zeker wel steun, voorzitter.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Van harte steun.

De heer Krul (CDA):
Geen steun.

De heer El Abassi (DENK):
Steun.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, mevrouw Welzijn.

Mevrouw Welzijn (NSC):
Maar ik denk wel 30 leden.

De voorzitter:
Ja, dat heeft u goed geraden.

Mevrouw Welzijn (NSC):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dan zetten we het op de lijst van de dertigledendebatten.

Het lid Sneller van de fractie van D66.

De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. De afgelopen tijd hoorden we veel verontrustende Töne van ondernemers en kennisinstellingen over het vestigingsklimaat in Nederland. Concreet: ASML kijkt buiten de landsgrenzen om uit te breiden. Boskalis idem. We krijgen noodbrieven over het Groeifonds. En in de media lezen we over een "operatie Beethoven". Het lijkt me goed om daar het debat over te voeren met het kabinet, in ieder geval met de minister van Economische Zaken, maar wellicht willen er meer bewindspersonen aanschuiven. Het lijkt me ook goed om te vragen om een brief over de stand van zaken en dan, als we weten waar het kabinet precies mee bezig is, dit debat te voeren.

De voorzitter:
Heel goed. Dan ga ik kijken of daar een meerderheid voor bestaat.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Steun. Laten we niet alleen kijken naar wat we voor de bedrijven kunnen doen, maar ook naar de brede welvaart die we daarmee moeten bereiken. Maar steun voor het debat.

Mevrouw Zeedijk (NSC):
Ja, steun voor het debat en voor de brief.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Het is op zich goed dat we dit debat voeren. Ik weet niet zozeer of het bedrijfsleven ook heel erg blij wordt van de insteek die gekozen wordt. Dat ligt ook een beetje aan de inbreng van D66. Maar goed, het lijkt ons ook wel heel verstandig om dan ook de minister van Financiën uit te nodigen en het dan op die manier in te steken, dus geen vrijbrief, zo van: kijk maar wie er komt van het kabinet. Maar met de minister van Financiën erbij en die brief van tevoren: steun.

Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter. Het moet mij toch wel van het hart dat mijn fractie lichtelijk verbaasd is over de urgentie waarmee D66 dit agendeert, gezien het stemgedrag afgelopen najaar, maar …

De voorzitter:
Ja, ja, ja, ja, ja.

Mevrouw Martens-America (VVD):
… steun. En ook steun voor het uitnodigen van de minister van Financiën, omdat het debat wat ons betreft dan breder wordt getrokken.

De voorzitter:
Graag geen commentaar op andere partijen bij de interruptiemicrofoon …

De heer Sneller (D66):
Ik weet er namelijk ook nog wel een paar.

De voorzitter:
… want dan blijven we aan de gang en dan wordt het nachtwerk.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Beethoven is geweldig. Steun voor het debat.

De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, steun. En gelet op zijn eerdere uitlatingen en bezigheden in dit dossier, zou ik het niet zo gek vinden als de minister-president hier ook bij aanwezig zou zijn.

Mevrouw Dobbe (SP):
Steun. Het wordt vast interessant.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, steun. Maar wel graag ook de minister van Financiën erbij en op basis van een brief. Ik kan me voorstellen dat dit dus pas na afronding van de voorjaarsbesluitvorming is.

De heer Vermeer (BBB):
Steun. Geen spoed. Laten we dan ook ons eigen stemgedrag hierin meenemen.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

Kamerlid Kostic (PvdD):
We moeten stoppen met ons laten chanteren door bedrijven, dus steun voor dit debat.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Steun voor het debat en voor de brief.

De heer El Abassi (DENK):
Steun.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid, meneer Sneller.

De heer Sneller (D66):
Wat heeft u geconcludeerd over de timing, voorzitter? Een paar mensen zeggen namelijk: na de Voorjaarsnota. Dat lijkt mij wat laat. Het voorstel was om het te doen na ontvangst van de brief over die operatie.

De voorzitter:
Daar heb ik niets over geconcludeerd en dat wil ik nu ook niet doen, maar ik begrijp de urgentie van uw kant. Die heb ik wonderwel begrepen. We nemen die zeker mee in de planning.

De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Het was weer een genoegen.

De heer El Abassi van DENK.

De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter. We hebben een minister die keer op keer aangeeft vrouwen met een hoofddoek om, mannen met een keppel op en personen met een kruis om niet als politieagent te willen hebben. Deze personen kunnen bij neutraal gedrag niet als politieagent aan de slag, terwijl andere personen die niet-neutraal gedrag vertonen, wel welkom zijn. Zo zijn agenten die discrimineren en dus absoluut niet neutraal zijn, gewoon welkom bij de politie, volgens de minister. Inmiddels moeten we via de media opmerken dat de minister voornemens is om religieuze symbolen ook te verbieden bij boa's van de gemeente. Dat is iets wat de minister niet mag en iets wat niet kan. Graag wil ik hierover in debat met de minister van Justitie en Veiligheid.

De voorzitter:
Ik ga kijken of daar een meerderheid voor bestaat.

Mevrouw Helder (BBB):
Nee, voorzitter. Ik ben al heel blij dat mijn motie over het verbieden van het dragen van een hoofddoek bij een politie-uniform is aangenomen. Dit is daarmee geheel in lijn. Ik ben het heel erg eens met de minister. Geen steun voor dit debat.

De heer Aardema (PVV):
De minister is heel duidelijk. Dat steunen wij, maar wij geven geen steun aan het debat.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Naast dat we dit debat niet steunen, wil ik ook even opmerken dat we de suggestie die de heer El Abassi doet, namelijk dat volgens onze minister discriminerende politieagenten meer dan welkom zijn, markeren als iets wat gewoon niet thuishoort in deze Kamer. Daarnaast geen steun voor dit debat.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb er alle vertrouwen in dat de minister het belang van het uniform hooghoudt en daarom geen steun voor dit debat. Te zijner tijd, na het voorstel, zullen we vast een debat voeren.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Voorzitter. De minister voert een aangenomen motie van deze Kamer uit. Geen steun voor dit debat.

De heer Idsinga (NSC):
Geen steun.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Steun voor dit debat, met de aanvulling dat mijn fractie graag een brief zou willen van de minister waarin een aantal zaken duidelijk wordt gemaakt. Ten eerste ontvangen we graag een overzicht van met welke specifieke gemeenten en burgemeesters de minister gesprekken heeft gevoerd over dat voornemen van de minister. Ten tweede willen we weten wat de belangrijkste punten waren die door de betrokken gemeenten tijdens deze gesprekken naar voren zijn gebracht. Kortom, wat was de inhoud en de uitkomst van deze gesprekken? Tot slot wil ik ook graag de ministeriële regeling ontvangen, inclusief de specifieke gronden op basis waarvan de minister dit besloten heeft.

De voorzitter:
Het handigst is om brieven gewoon in de commissie aan te vragen, want dit wordt anders wel heel gedetailleerd voor de regeling van werkzaamheden.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Mocht er steun zijn voor dit debat, dan willen we die informatie ontvangen voordat dit debat plaatsvindt.

De heer Sneller (D66):
Dit kan in een commissiedebat, voorzitter.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer El Abassi.

De heer El Abassi (DENK):
Er werd de suggestie gewekt dat ik iets zou hebben gezegd over …

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter.

De heer El Abassi (DENK):
Sorry, als je het niet erg vindt, maak ik even mijn zin af. Dat zou ik willen zeggen via de voorzitter.

De voorzitter:
Oké. Ja.

De heer El Abassi (DENK):
De suggestie werd gewekt dat ik iets over de minister heb gezegd wat niet klopt. Daarvoor wil ik verwijzen naar de motie die ik had ingediend, waarin staat dat agenten die discrimineren niet moeten worden aangenomen.

De voorzitter:
Helder. U heeft uw zienswijze bekendgemaakt. Dank u wel.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Ik wilde alleen ook steun uitspreken namens de Partij voor de Dieren. Die was ik nog vergeten door te geven.

De voorzitter:
Dan had de heer El Abassi nog geen meerderheid gehad.

De heer Dassen van Volt wordt vervangen door mevrouw Koekkoek.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank, voorzitter. Ik wou een vooraankondiging doen van een tweeminutendebat dat deze week nog plaats moet vinden over de Raad Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:
Ja, met stemmingen dus.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Met stemmingen inderdaad.

De voorzitter:
Dat is de portee voor de plenaire agenda. Het wordt hogelijk gewaardeerd dat u dit even gemeld heeft.

Het lid Kostic van de Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Dank u, voorzitter. Vorige week werd duidelijk dat een kankerverwekkend landbouwgif, dinoterb, dat al 26 jaar verboden is, in het water van de Noord-Hollandse Bollenstreek is gevonden. Niet het waterschap, maar de organisatie van bezorgde burgers moest aan de bel trekken en verzoeken om hierop te gaan handhaven. Dit lijkt een zorgwekkend patroon te worden. De overheid lijkt de boel niet onder controle te hebben. Onze gezondheid, de biodiversiteit en onze waterkwaliteit staan hierdoor op het spel. Op het gebied van landbouwgif zijn er al weinig regels en de regels die er zijn, blijken nauwelijks te worden nageleefd.

De voorzitter:
En dus?

Kamerlid Kostic (PvdD):
En dus blijkt dat we een heel groot probleem hebben. Ik wil dus heel graag de ministers van IenW en LNV hier hebben om dit uit te leggen. Ik vraag hun om voor het debat nog met een brief te komen over hoe dit steeds kan gebeuren, of we ons toezicht en onze handhaving wel onder controle hebben en of de waterschappen hun werk doen.

De voorzitter:
Ik ga kijken of daar een meerderheid voor bestaat.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, namens GroenLinks-PvdA van harte steun.

De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter, geen steun. Dit kan prima in een commissiedebat.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mede namens het CDA geen steun.

De heer Vermeer (BBB):
Geen steun. Dit kan betrokken worden bij een NVWA-debat of een debat over gewasbescherming.

Mevrouw Dobbe (SP):
Wel steun.

De heer Tjeerd de Groot (D66):
Van harte steun, voorzitter.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Geen steun voor het debat, wel steun voor de brief.

Mevrouw Hertzberger (NSC):
Geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

De voorzitter:
Mevrouw Van Meetelen van de PVV. O, het is mevrouw Nijhof. Het gaat te snel voor me.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Geen steun.

De heer Ergin (DENK):
Steun.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Wel 30 leden?

De voorzitter:
Ja, wel 30 leden.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Dan graag een dertigledendebat. Dan zie ik graag een brief van de twee ministers tegemoet.

De voorzitter:
Ja.

Dan gaan we luisteren naar de heer Ergin van de fractie van DENK. Ik begrijp dat de fractie van DENK vier verzoeken had, maar dat er eentje van overblijft.

De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Ik heb één verzoek en de heer El Abassi heeft net één verzoek gedaan, dus we hebben twee verzoeken. Dat hebben we netjes doorgegeven.

De voorzitter:
Ja, oké. Maar ik zie nog een verzoek van Ergin staan en nog twee van Van Baarle. Die zijn allemaal ingetrokken, begrijp ik.

De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, u hoort nu mijn verzoek als u meeluistert.

De voorzitter:
Ja, heerlijk. Ik ga ernaar luisteren. Steek van wal.

De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Banken controleren hun klanten met een niet-westerse migratieachtergrond vaker dan alle andere klanten. Dat zeggen de banken te doen aan de hand van de Wwft. Dat doen ze niet alleen bij internationale transacties, maar ook bij eenvoudige transacties in het land, bijvoorbeeld als er een boek wordt aangeschaft. Volgens mij is de wet daar niet voor bedoeld. Daarom zou ik een debat willen aangaan met de minister van Financiën, om te voorkomen dat er een nieuw toeslagenschandaal ontstaat.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb het bericht ook gezien, maar ik heb al een verzoek ingediend bij de commissie om in de procedurevergadering te besluiten om een reactie van het kabinet te vragen en dan pas te bezien hoe wij daarmee verdergaan, in een commissiedebat of plenair.

De voorzitter:
En dus …

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):
Dus op dit moment nog geen steun voor een plenair debat.

De heer Vermeer (BBB):
Eens met de heer Van der Lee. Anders kunnen we het ook betrekken bij het commissiedebat Witwassen, dat onlangs is aangevraagd.

De heer Heinen (VVD):
Daar sluit ik me bij aan. Geen steun hiervoor.

De heer Sneller (D66):
Steun voor het voorstel van GroenLinks-PvdA.

De heer De Vree (PVV):
Wij sluiten ons bij meneer Van der Lee aan. Geen steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen steun.

De heer Van Hijum (NSC):
Ook geen steun voor het verzoek.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Idem.

De heer Krul (CDA):
De route-Van der Lee.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Steun.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, meneer Ergin.

De heer Ergin (DENK):
Ik heb gevochten als een leeuw en ik was er bijna.

De voorzitter:
Ja, ongelofelijk. Aan u heeft het niet gelegen.

Mevrouw Paulusma van de fractie van D66.

Mevrouw Paulusma (D66):
Voorzitter, dank u wel. Het afgelopen weekend stond er een heel indrukwekkend artikel in de Volkskrant over mevrouw Snijders, die niet kon sterven zoals zij dat zelf wilde. Haar verhaal, maar ook de foto's, waren zeer aangrijpend. Van de 110.000 mensen die jaarlijks doodgaan waarbij dat niet onverwachts is, is het maar de helft van de mensen gegund om te sterven op een manier waarop zij dat willen en waar zij dat willen. Dat aantal is te groot. De manier van doodgaan is belangrijk voor patiënten en hun nabestaanden. Het gaat te vaak mis. Ik wil daarom graag in debat met de minister van VWS om palliatieve zorg en stervenszorg voor mensen in Nederland te verbeteren.

De voorzitter:
Even kijken of daar een meerderheid voor bestaat. Mevrouw Agema van de PVV.

Mevrouw Agema (PVV):
Honderden keren gaf mevrouw Paulusma mij geen steun toen ik een verzoek deed als het gaat om zorg. Ik ben de beroerdste niet; ik zal het debat wel steunen. Ik wil de minister tegelijkertijd om een brief vragen over hoe zij de palliatieve fase wil gaan verankeren in alle zorgwetten.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Steun.

De heer Krul (CDA):
Steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Steun. En als er inderdaad een brief komt, dan zou ik daarin ook graag willen lezen in hoeverre slechte palliatieve zorg ook een pushfactor kan zijn als het gaat om euthanasie.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Steun.

Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Steun, ook namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Dobbe (SP):
Steun.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun.

De heer Vermeer (BBB):
Steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Ook steun.

Mevrouw Joseph (NSC):
Ook steun.

De voorzitter:
Een meerderheid.

Dan mevrouw Patijn van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Ik heb een foutje gemaakt. Eerst gaan we luisteren naar mevrouw Slagt-Tichelman van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Neem me niet kwalijk.

Mevrouw Slagt-Tichelman (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. In de zorg voor ouderen komen dagelijks steeds meer crisissituaties voor. Afgelopen vrijdag hebben we nog het bericht ontvangen van de NOS dat Nederland afstevent op een zorginfarct, deels vanwege de dubbele vergrijzing, maar ook vanwege de organisatie van de zorg. Met het huidige zorgstelsel kunnen we de vergrijzing die eraan zit te komen, echt niet aan. Daarom willen we als GroenLinks-PvdA graag een debat op hoofdlijnen aanvragen over dit urgente probleem. Het gaat om de toekomst van de ouderenzorg, dus steun gevraagd.

De voorzitter:
Ik ga kijken of daar een meerderheid voor is.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik bedenk het me eigenlijk nu pas, maar de palliatief terminale zorg is natuurlijk de laatste trede van de ouderenzorg. Ik wil dit debat ook steunen, maar ik denk dat het wel beter is om dit samen te voegen met het debat op hoofdlijnen, als u dat debat op hoofdlijnen wil.

De voorzitter:
Ja, maar u steunt het verzoek?

Mevrouw Agema (PVV):
Maar daar moeten de aanvragers dan maar samen over debatteren.

Mevrouw Synhaeve (D66):
Steun.

Mevrouw Dobbe (SP):
Genoeg te bespreken, dus steun.

De voorzitter:
Mevrouw Van der Hul van de VVD.

Mevrouw Van den Hil (VVD):
Het is mevrouw Van den Hil. Maar in dit geval geeft mevrouw Van den Hil geen steun, want we hebben al diverse commissiedebatten. Volgens mij kan het veel sneller.

De heer Vermeer (BBB):
Steun.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Steun.

Mevrouw Joseph (NSC):
Wat ons betreft kan dit bij een commissiedebat, dus geen steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ook bij een commissiedebat.

De heer Krul (CDA):
Bij een commissiedebat.

De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, steun. Ik wil toch kort even iets aanstippen. Toen ik net wegliep, ben ik erachter gekomen dat de Partij voor de Dieren meestemde en dat we dus een dertigledendebat konden aanvragen over mijn onderwerp. Als ik dat eerder had geweten, dan had ik dat meteen aangevraagd.

De voorzitter:
Ik heb al wel een conclusie getrokken daarover, maar ik ga voor u lobbyen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Steun, maar pas als er een nieuwe minister voor ouderenzorg is.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid. We gaan het op de lijst zetten.

Mevrouw Patijn van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Donderdag voeren we een debat over de Wet verhoging minimumloon 2024. Deze wet komt voort uit het amendement waar de Kamer in oktober 2023 voor heeft gestemd. Het amendement regelde onder andere een verhoging van het minimumloon per 1 juli. Deze wetswijziging is daarvan de formele uitwerking. Om het minimumloon tijdig te kunnen verhogen, moet het UWV op 15 april actie ondernemen. Het tijdpad loopt al uit, aangezien het departement om het tijdpad te volgen uitging van een stemming op 27 februari. Dit schrijft het zelf in een eerdere brief. Ook de Belastingdienst gaat bij de uitkering van toeslagen uit van een hoger inkomen ten gevolge van deze stijging om terugvorderingen te voorkomen als de stijging pas later doorgaat. Dan hebben de mensen ook te lage toeslagen gekregen. We hopen dat u het gevoel van urgentie deelt, zodat de lonen en uitkeringen van honderdduizenden Nederlanders per 1 juli kunnen worden verhoogd, in plaats van dat zij nog een halfjaar langer moeten wachten. Daarom verzoek ik de Kamer, mede namens de ChristenUnie, de SP en D66, om aanstaande donderdag na het debat al te stemmen over deze wet.

De voorzitter:
Daar heb ik een beetje een probleem mee. Om te beginnen zegt de motie-Hamer immers dat we vooral op dinsdag moeten stemmen, tenzij er grote uitzonderingen zijn. Ten tweede zijn er allerlei beroepen op ons gedaan. Ik denk even aan de commissie-Van der Staaij maar ook aan de jongste parlementaire enquête over het toeslagenschandaal, waarin ons op het hart wordt gedrukt om goed na te denken over wetgeving. Nu stelt u voor om op dezelfde dag waarop de wet behandeld wordt, er ook over te stemmen. Ik vind dat toch niet een juiste gang van zaken, moet ik zeggen. Ik zou dus het liefste hebben dat we gewoon dinsdag over die wet stemmen. Die kan toch pas op 1 juli ingaan; er zit wat de Eerste Kamer betreft geen tijdsdruk achter. Ik zou dus heel graag zien dat we gewoon dinsdag over deze wet stemmen, zoals we dat altijd doen. Als we over deze wet al onmiddellijk gaan stemmen, voorzie ik dat we dus heel veel stemmingen gaan krijgen op woensdag en donderdag, want elke woordvoerder kan uitleggen waarom zijn of haar wet heel belangrijk is en geen uitstel duldt. Ik ben hier dus niet gelukkig mee, moet ik eerlijk zeggen, maar we gaan gewoon even simpel kijken of er hier een meerderheid bestaat.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, mag ik er zelf ook op reageren?

De voorzitter:
Ja, u mag er ook op reageren. Gaat uw gang.

Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Het probleem is natuurlijk dat als wij niet die snelheid kunnen betrachten, er een grote kans is dat 1 juli niet meer haalbaar is. Dan zijn er echt wel veel problemen voor deze mensen.

De voorzitter:
Ik waag dat te betwijfelen. De wet gaat gewoon naar de Eerste Kamer. Die heeft alle tijd van de wereld om dat te behandelen. Dan gaat zij erover stemmen en dan gaat die wet gewoon in per 1 juli. Maar goed, we hebben onze argumenten gegeven; we gaan kijken. Als er een meerderheid voor is, dan doen we het gewoon zo.

Mevrouw Agema (PVV):
Donderdag of dinsdag gaat het verschil niet maken. Wij willen op dinsdag stemmen.

De heer Vermeer (BBB):
Geen steun.

De heer Krul (CDA):
Zorgvuldigheid gaat hierbij echt even voor. Misschien worden er heel veel moties ingediend of misschien komen er nog amendementen. Daar wil je toch even zorgvuldig naar kunnen kijken. In dat licht: geen steun.

Mevrouw Dobbe (SP):
Wij snappen het verzoek heel goed, dus wel steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
De SGP steunt de redenering van de voorzitter. Ik weet dat de Eerste Kamer heel snel kan werken als het moet.

De heer Idsinga (NSC):
Geen steun.

De heer Ergin (DENK):
Zorgvuldigheid kan ook gepaard gaan met snelheid. Dus steun voor het verzoek, mede namens de Partij voor de Dieren.

De heer Aartsen (VVD):
Geen steun.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid, mevrouw Patijn, en mevrouw Koekkoek gaat daar geen verandering in brengen. Dank u wel. We gaan dus gewoon dinsdag over de wet stemmen.

Dan de heer De Roon van de fractie van de PVV.

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Ik sta hier nu als voorzitter van de commissie Buitenlandse Zaken. Die gaat op maandag 25 maart vergaderen naar aanleiding van een binnengekomen artikel 100-brief voor een militaire missie op de Rode Zee. De plenaire afronding zouden wij graag zien plaatsvinden op dinsdag 26 maart om 19.30 uur.

De voorzitter:
Heel goed. Dan gaan we daar rekening mee houden. Dank voor uw mededeling.

Dan mevrouw Synhaeve van de fractie van D66.

Mevrouw Synhaeve (D66):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag is het schokkende rapport gepresenteerd over de ZIKOS-afdelingen in de gesloten jeugdzorg. De verhalen van de jongeren gaan door merg en been. We sluiten niet alleen jongeren op die zorg nodig hebben; er is ook nog eens sprake van onder andere verwaarlozing en fysiek en seksueel geweld. We mogen niet opnieuw wegkijken. Daarom het voorstel voor een plenair debat. Wellicht kan dit debat worden samengevoegd met een eerder voorstel van de heer Crijns. Daarbij doe ik ook het verzoek om dat debat met de hoogst mogelijke prioriteit in te plannen.

De voorzitter:
Zal ik dan eerst het woord geven aan de heer Crijns? Want hij heeft het vorige debat eigenlijk op zijn naam staan.

De heer Crijns (PVV):
Nee, het kan toegevoegd worden aan mijn debat.

De voorzitter:
Dan hoeven we eigenlijk … Dan zijn we eruit.

Mevrouw Synhaeve (D66):
De steun voor de toevoeging is heel fijn. Het verzoek daarbij is dus ook om het met urgentie in te gaan plannen.

De voorzitter:
Ja, prima. Dan zijn we eruit.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Het lijkt me ook verstandig dat de staatssecretaris reageert op dit rapport. Ik zou graag een reactie willen zien op alle aanbevelingen die in dit rapport staan. Ik zou daarbij ook graag een reactie willen op de rol van de inspectie en ook op de vraag of de inspectie wel voldoende capaciteit heeft om, als er meldingen komen, daar adequaat mee om te gaan. Dat verzoek zou ik dus ook graag doorgeleid willen zien.

De voorzitter:
Ja, dat verzoek zal ik doorgeleiden.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Hetzelfde als mevrouw Westerveld. Zij heeft het al gezegd.

De voorzitter:
Oké. Het is goed dat u dat nog even bevestigt. Heel goed, dan gaan we dat als zodanig inboeken.

De heer El Abassi (DENK):
Nog even toch steun.

De voorzitter:
Nou, voor de eeuwigheid.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Van ons ook.

De voorzitter:
Goed hoor.

Mevrouw Tielen van de VVD.

Mevrouw Tielen (VVD):
Voorzitter. Ik sta hier niet zo vaak om een debat aan te vragen, maar vanochtend vond ik een aanleiding toen ik vernam dat de Nederlandse Zorgautoriteit omwille van het evenwicht in ons stelsel is begonnen met het toepassen van toezicht en handhaving op de zorgverzekeraars. Dat is heel erg belangrijk voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van onze zorg. Dat lijkt mij nou eens een hele goede aanleiding om daar met elkaar een plenair debat over te voeren.

De voorzitter:
Heel goed. We gaan kijken of daar een meerderheid voor bestaat.

Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb reeds een heel aantal rapporten over ontoegankelijke zorg aangevraagd. Er staat daarvoor een debat over ontoegankelijke zorg op de rol. Ik zou dit debat daar heel graag bij willen voegen. Dat debat is, denk ik, veel eerder aan de beurt dan uw debat.

Mevrouw Dobbe (SP):
Steun voor het debat.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Er zijn zo ontzettend veel ongeplande plenaire VWS-debatten die ook heel veel aan dit thema raken. Ik zou daarom dezelfde suggestie willen doen als mevrouw Agema: voeg het ergens aan toe. Maar plan het dan het liefst wel op vrij korte termijn in, want het is wel degelijk actueel en belangrijk. Voor een nieuw debat geen steun.

De heer Vermeer (BBB):
We sluiten ons graag aan bij mevrouw Agema.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Steun, ook voor de suggestie van de PVV om te kijken of we dingen kunnen samenvoegen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, geen steun voor een nieuw debat. Ik geef collega Tielen in overweging om een brief te vragen met een reactie.

Mevrouw Paulusma (D66):
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Grinwis over de brief. Ook geen steun voor het debat. Er is 19 juni ook een commissiedebat waar dit heel goed in zal passen.

De heer El Abassi (DENK):
Steun.

De heer Idsinga (NSC):
Betrekken bij een commissiedebat. Geen steun.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Het is goed als we een aantal debatten hierover kunnen combineren. Dat zou dus nog een optie kunnen zijn. Maar het is op zich een belangrijk onderwerp om een debat over te voeren.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid.

Mevrouw Tielen (VVD):
Nee, dat valt me tegen, want zo vaak sta ik hier niet. Maar ik snap de suggestie van mevrouw Agema, die zelf wel heel veel debatten op de rol heeft. Is het dan mogelijk om ergens in de maand voor het meireces een debat in te plannen over het zorgstelsel? Wellicht is dat een debat van mevrouw Agema, en dan ga ik me snel als tweede spreker inschrijven.

De voorzitter:
Daar gaan we zeer kritisch naar kijken.

Dan is het woord aan de heer Baudet van de fractie van Forum voor Democratie. Hij wordt blijkbaar vervangen. Het woord is aan de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. Vandaag hebben we te horen gekregen dat Dries van Langenhove — dat is een politicus in België — is veroordeeld tot maar liefst één jaar cel, eigenlijk vanwege het beheren van een appgroep. We zien dat het wereldwijd steeds vaker voorkomt dat politici uit een bepaalde richting, zal ik maar zeggen, door het juridisch apparaat worden aangepakt. Denk aan de gebroeders Tate en aan David Icke. Trump is een heel mooi voorbeeld uit de VS trouwens. Dat vinden wij heel zorgelijk en daar willen wij graag een debat over met de minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Dit lijkt me echt iets voor het Vlaamse dan wel Belgische parlement. Er is ook nog een commissiedebat Buitenlandse Zaken dat over een halfuur begint. Verder raad ik de heer Van Houwelingen aan om zich aan te melden voor de contactgroep België.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter, geen steun.

De heer Ergin (DENK):
Voorzitter. Het lijkt me goed dat iemand die aanzet tot haat en racisme bezigt, op deze manier wordt berecht. Dat lijkt me heel goed, dus geen steun.

De heer Veldkamp (NSC):
Voorzitter. Dit is een kwestie voor de rechtsgang in België. Geen steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen steun. Dit is voor de Belgische justitie.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Geen steun.

De heer Brekelmans (VVD):
Geen steun.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Geen steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Geen steun.

De heer Vermeer (BBB):
Geen steun.

De voorzitter:
We hebben nog niet geteld, maar ik denk niet dat u een meerderheid heeft.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dat is jammer. Als het politici uit een andere richting betreft, bijvoorbeeld Navalny, dan staat de Kamer op z'n achterste poten en nu is het blijkbaar allemaal in orde. Jammer.

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Beckerman van de fractie van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Vorig jaar werd een amendement van ons en D66 aangenomen dat ervoor zorgde dat ook studenten, kamerbewoners, een vast huurcontract konden krijgen. Nu blijkt dat minister Hugo de Jonge dat amendement sloopt. Wij vinden dat onterecht. Daarom lijkt het ons goed om daar een interpellatiedebat over te houden. Wij hopen op steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik begrijp de frustratie van collega Beckerman, maar het besluit is voorgehangen in de Kamer. Er heeft een procedure in de commissie plaatsgevonden; daar heeft mevrouw Beckerman geen meerderheid gekregen. Ik vind het niet netjes om dan nu een interpellatiedebat te steunen. Daarom geen steun.

De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Ik snap de redenering van de heer Grinwis. Maar als mevrouw Beckerman tijdens zo'n voorhangprocedure probeert hierover met de minister in gesprek te komen maar dit geblokkeerd wordt, wordt het wel heel erg lastig om als Kamerlid een aangenomen amendement te kunnen beschermen. Daarom kan ik niet anders dan steun geven aan deze interpellatie.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Er is gewoon een voorhangprocedure doorlopen, dus er wordt een suggestie gewekt die volgens mij niet helemaal klopt. Absoluut geen steun voor het interpellatiedebat.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Steun voor het verzoek.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Ik sluit mij aan bij de woorden van D66. Steun.

Mevrouw Welzijn (NSC):
Mijn fractie kan zich vinden in het voorstel van de minister en ook in de procedure die doorlopen is, dus geen steun.

De heer Madlener (PVV):
Ook geen steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

De heer Vermeer (BBB):
Geen steun.

De heer De Hoop (GroenLinks-PvdA):
Ik sluit mij aan bij de heren Grinwis en Krul.

De heer El Abassi (DENK):
Ik sluit mij aan bij de woorden van D66. Steun.

De heer Peter de Groot (VVD):
Ik sluit mij aan bij de woorden van Grinwis en Krul. Geen steun.

De voorzitter:
U heeft geen 30 leden, mevrouw.

Mevrouw Beckerman (SP):
Dat is heel treurig, want ik denk dat dit niet de manier is om met amendementen om te gaan. Wij waren keurig binnen het sluiten van de voorhangprocedure. Ik vind dit een hele bijzondere gang van zaken en we zullen het zeker opnieuw proberen in een debat, want we denken echt dat studenten een vast huurcontract moeten krijgen. Kamerprijzen zijn veel te hoog en huisbazen gedragen zich veel te slecht. We blijven het proberen.

De voorzitter:
Ja.

Mevrouw Helder van de fractie van BBB.

Mevrouw Helder (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil bij dezen het verzoek doen om het meerderheidsdebat met nummer 22 op de lijst, over antisemitisme, zo snel mogelijk in te plannen. Dat verzoek doe ik mede namens collega's van de VVD en JA21.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Er is echt iets aan de hand in onze maatschappij. Ik zou dit verzoek echt met klem willen steunen en ook echt de oproep willen doen om hier zo snel mogelijk een plenair moment voor te zoeken. Van harte steun.

De heer Idsinga (NSC):
Steun, voorzitter.

De voorzitter:
De heer Bamenga van D66. Ik moest even wennen, maar in mijn achterhoofd vond ik de naam toch ergens.

De heer Bamenga (D66):
Steun.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Steun voor dit debat.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Steun.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Steun.

De heer Boon (PVV):
Steun en het verzoek om de minister van SZW ook uit te nodigen.

De heer Ergin (DENK):
Steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Van harte steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

De voorzitter:
Dat is een meerderheid.

Dan mevrouw Dobbe van de SP.

Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. In tien jaar tijd is het aantal commerciële verpleeghuizen explosief gestegen. Het aantal is vervijfvoudigd van 96 naar inmiddels ruim 500. Deskundigen vinden dit zorgwekkend. De medische zorg is niet altijd goed geregeld, en er is extra druk op ziekenhuizen en extra druk op huisartsen. Deze ontwikkeling gaat razendsnel en heeft grote gevolgen voor de verpleeghuiszorg en andere zorg. Daarom vinden wij het goed om hierover met elkaar in debat te gaan. Ook vinden wij dat dit een apart debat verdient.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Bushoff van GroenLinks-PvdA.

De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Vorige week stond ik hier ook om een debat aan te vragen over de opkomst van bedrijfsketens in de huisartsenzorg. We zien eigenlijk breder dat private equity oprukt in de zorg. Dat is erg onwenselijk. Ik zou dus heel graag een breder debat willen hebben over de opkomst van private equity en bedrijfsketens in de zorg. Dat lijkt mij het belangrijkst en ook verstandig. Verder ook steun voor dit debat, maar mijn voorstel zou zijn: laten we het dan breder trekken. Ik hoop dat daar steun voor is van de collega's.

De voorzitter:
Ja, maar u steunt gewoon deze aanvraag; heel simpel.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter, er staat al een dertigledendebat over private equity in de zorg op de niet ingeplande lijst. Ik zou dan zeggen: maak daar een plenair debat van! Om nu weer een nieuw debat toe te voegen ...

De voorzitter:
Geen steun.

De heer Krul (CDA):
... dat waarschijnlijk weer een dertigledendebat wordt: dáár geven we geen steun voor. Als volgende week het verzoek komt om daar een plenair debat van te maken, dan daar wel steun voor.

Mevrouw Tielen (VVD):
Ook zonder onze steun is volgens mij net een plenair debat ouderenzorg ingepland. Daar kan dit volgens mij prima bij.

Mevrouw Paulusma (D66):
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Krul van het CDA.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Steun.

De heer El Abassi (DENK):
Steun.

Mevrouw Joseph (NSC):
Geen steun voor dit debat.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik zou het inderdaad voegen bij het private-equitydebat dat de fractievoorzitter van mevrouw Dobbe heeft aangevraagd.

De voorzitter:
Maar steunt u de aanvraag?

Mevrouw Agema (PVV):
Geen apart debat.

De voorzitter:
Dan steunt u het niet. Heel goed.

Mevrouw Agema (PVV):
Nee.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik sluit me aan bij collega Agema.

De voorzitter:
Dus u steunt het niet.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Steun.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik sluit me aan bij de suggestie van het CDA.

De heer Vermeer (BBB):
Geen steun; aansluiten bij het debat ouderenzorg of private equity.

De voorzitter:
U heeft geen meerderheid voor deze aanvraag.

Mevrouw Dobbe (SP):
En voor een dertigledendebat?

De voorzitter:
Ja, voor een dertigledendebat wel.

Mevrouw Dobbe (SP):
Ja, dan graag een dertigledendebat, want het gaat over meer dan private equity. Ik denk dus dat het relevant is om dit toch apart te bespreken.

De voorzitter:
Prima, dank u wel.

Dan de heer Tuinman van de fractie van BBB, maar ik zie hem niet. Meneer Vermeer, kunt u dat overnemen?

De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. De heer Tuinman wil graag een vooraankondiging doen van een tweeminutendebat Raad Algemene Zaken. Die is dinsdag al en daarom wil hij daar graag deze week nog over stemmen.

De voorzitter:
Ja, dan gaan we daar deze week nog over stemmen. Dank voor de aankondiging. De laatste bijdrage komt van de heer Stoffer van de Staatkundig Gereformeerde Partij. Hij wordt blijkbaar vervangen door de heer Diederik van Dijk. Het woord is aan hem.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank, voorzitter. Inderdaad wil ik graag namens mijn collega Stoffer verzoeken om aanstaande donderdag te stemmen over de moties die worden ingediend bij het debat over de onderzeeboten. De reden voor de spoed is dat er op korte termijn een kabinetsbrief komt. Daar willen we een motie over indienen, die daarbij wellicht nog van invloed zou kunnen zijn.

De heer Idsinga (NSC):
Steun.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wilde zeggen: vooruit maar. Maar indachtig uw eigen woorden van een tijdje terug zou ik denken: wees daar toch voorzichtig mee. Dat vind ik temeer omdat het hier over een Europees aanbestedingsproces gaat. Het kabinet moet eigenlijk eerst maar met een brief komen. Die komt vrijdag, dus het heeft eigenlijk niet mijn voorkeur om voorafgaand daaraan te gaan stemmen. Maar ik ontzeg de collega's van de SGP niet het recht om dat wel te willen, dus: vooruit maar. Maar met deze aantekening.

De voorzitter:
Maar betekent "vooruit maar" gematigd steun?

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ja, dat betekent steun.

De voorzitter:
Maar hij heeft wel een punt, vind ik, in wat hij zegt over de zorgvuldigheid. Kunt u daar eens op reageren? Waarom die haast?

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dat heb ik net kort proberen aan te geven. Die brief komt er inderdaad aan. Wij willen een motie indienen waarvan wij hopen dat die op een bepaalde manier kan worden verwerkt in die brief. Vandaar de spoed.

De heer Brekelmans (VVD):
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Grinwis: een hakkelende steun.

De voorzitter:
Een lauwe steun ook.

De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik begrijp de hoop van de heer Van Dijk, maar het is de hoop van het CDA dat we niet met moties Europese aanbestedingsprocedures kunnen beïnvloeden, want dat zou niet heel gezond zijn. Maar oké, dan maar schoorvoetend steun voor dit verzoek.

De voorzitter:
Steun met tegenzin. Dat noteren wij als zodanig.

De heer Vermeer (BBB):
Steun, want wij hebben liever mosterd vóór de maaltijd.

Kamerlid Kostic (PvdD):
Steun, met dezelfde kanttekening als de ChristenUnie.

De heer Ergin (DENK):
Steun.

Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Steun.

Mevrouw Agema (PVV):
Steun.

Mevrouw Paulusma (D66):
Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Grinwis.

Mevrouw Dobbe (SP):
Steun.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Steun.

De heer Eerdmans (JA21):
Steun.

De voorzitter:
U heeft een meerderheid.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ja. Het had best warmer gemogen, maar dank aan alle collega's.

De voorzitter:
Het komt niet van harte.

De heer Diederik van Dijk (SGP):
En donderdag niet duiken!

De voorzitter:
Maar het punt is door de Kamer gemaakt. Dank u wel.

Tot zover de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Verdienvermogen van Nederland

Voorzitter: Van der Lee

Verdienvermogen van Nederland

Aan de orde is het tweeminutendebat Verdienvermogen van Nederland (CD d.d. 15/02).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Verdienvermogen van Nederland. Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom. Er zijn tien sprekers van de zijde van de Kamer. Nee, negen sprekers: een van de ingetekenden wil alleen kunnen interrumperen. De eerste spreker is de heer Thijssen. Hij spreekt namens GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Sinds kort is bekend dat wij als Nederland 1.000 miljard met elkaar verdienen. Toch heeft zes op de tien Nederlanders financiële problemen. Dat komt omdat steeds minder van dat geld terechtkomt bij mensen. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inkomensquote daalt en dat relatief steeds minder van het geld dat we verdienen dus naar mensen gaat;

overwegende dat het kabinet in Perspectief op de Nederlandse economie aangeeft brede welvaart te ambiëren, waarvan de samenleving dient te profiteren;

verzoekt de regering deze ambitie in de uitvoering van Perspectief op de Nederlandse economie verder uit te werken met acties en tijdlijnen en hierover voor de zomer aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.

Zij krijgt nr. 613 (32637).

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
We hebben het nu ook veel over het investeringsklimaat. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Perspectief op de Nederlandse economie wordt gesteld dat het doel van de economie is om brede welvaart te creëren;

verzoekt de regering om bij maatregelen voor de verbetering van het vestigingsklimaat te kijken naar de brede welvaart in plaats van enkel naar het belang van bedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.

Zij krijgt nr. 614 (32637).

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Een gelijk speelveld is ook heel belangrijk. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat omringende landen fossiele subsidies als indirectekostencompensatie voor energie nog niet hebben afgeschaft en dat dit een ongelijk speelveld creëert;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met buurlanden om de indirectekostencompensatie af te schaffen en hierover voor het zomerreces te rapporteren aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.

Zij krijgt nr. 615 (32637).

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Tot slot een motie om de geëlektrificeerde zware industrie die we in Nederland hebben en die door de voorgaande motie over de fossiele subsidies in de problemen komt, zoals Nyrstar, te helpen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de energie-intensieve industrie in Nederland, waaronder zinksmelter Nyrstar, in zwaar weer zit;

overwegende dat power purchase agreements tussen industriële bedrijven en windparkontwikkelaars met contracts for difference leveringszekerheid voor een vaste prijs garanderen;

verzoekt de regering om een vorm van tweezijdige contracts for difference of power purchase agreements te onderzoeken die zowel bedrijven die binnen de klimaattransitie passen en de milieunormen halen als windparkontwikkelaars, voldoende zekerheid biedt over de prijs van groene elektriciteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.

Zij krijgt nr. 616 (32637).

Dank voor uw inbreng. Het woord is aan de heer Vermeer. Hij spreekt namens BBB. Gaat uw gang.

De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een motie over krimpregio's.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat regionale groei achterblijft en er in een derde van de regio's krimp zal worden ervaren;

constaterende dat het voornamelijk zal gaan om de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en buiten-Randstedelijke gebieden in Noord- en Zuid-Holland;

overwegende dat dit niet passend is bij de conclusies die zijn verbonden aan het rapport "Elke regio telt!";

verzoekt de regering om met een masterplan te komen om de krimpregio's een langjarige economische impuls te geven, waarbij er ook gekeken wordt naar de gebieden die buiten de NOVEX-aanpak vallen;

verzoekt de regering om in dit plan rekening te houden met de acht raderen van economische groei, te kijken hoe deze verbeterd kunnen worden op een manier die past bij de situaties van de krimpregio's en gelijktijdig te kijken hoe daarmee het vestigingsklimaat verbeterd kan worden;

verzoekt de regering om gelijktijdig na te denken over een juiste uitvoering in samenspraak met provincies en gemeenten, en de Kamer hiervan op de hoogte te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Vermeer.

Zij krijgt nr. 617 (32637).

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is de heer Sneller. Hij spreekt namens D66. Gaat uw gang.

De heer Sneller (D66):
Dank, voorzitter. Ik kijk ernaar uit om meer debatten met de collega's en deze minister te voeren, als ik deze portefeuille vanaf 1 april van collega De Groot over heb genomen. Voor nu heb ik twee moties over het Groeifonds.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Nationaal Groeifonds innovatieve, duurzame en structurele economische groei aanjaagt;

overwegende dat uitstel van en onzekerheid over de vierde ronde van het Nationaal Groeifonds kan leiden tot het wegvallen van private co-investeringen en het opschorten van consortia;

constaterende dat er voor deze vierde ronde al 61 quickscans zijn ingediend, waar voor miljoenen euro's in is geïnvesteerd door bedrijven en kennisinstellingen;

verzoekt de regering op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid te geven over de vierde ronde van het Nationaal Groeifonds en van uitstel geen afstel te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.

Zij krijgt nr. 618 (32637).

De heer Sneller (D66):
Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Nationaal Groeifonds is opgezet om te investeren in langdurige projecten die de Nederlandse economie op lange termijn versterken;

overwegende dat de Algemene Rekenkamer al eerder heeft gewaarschuwd dat deze middelen goed bewaakt moeten worden tegen kortetermijnuitgaven die niet passen bij het doel waarvoor het geld apart is gezet;

constaterende dat er op dit moment nog voor 8,2 miljard aan middelen gereserveerd staat in het Nationaal Groeifonds om het verdienvermogen van de toekomst aan te jagen, waarvan 3,4 voor de uitgestelde vierde ronde;

verzoekt de regering niet te bezuinigen op het Nationaal Groeifonds en de resterende middelen te blijven inzetten voor innovatieve, duurzame en structurele economische groei, zoals in lijn met de aanbevelingen van het rapport van de Algemene Rekenkamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Sneller en Thijssen.

Zij krijgt nr. 619 (32637).

De heer Sneller (D66):
De voorzitter zal de lijn herkennen van de debatten over de instellingswet, die wij samen voerden.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. De volgende spreker is mevrouw Martens-America. Zij spreekt namens de VVD. Gaat uw gang.

Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter, dank u wel. Drie weken geleden hebben wij een zeer belangrijk debat gevoerd over het verdienvermogen van Nederland. Hierbij doe ik de oproep om deze debatten ook op alle andere portefeuilles, bijvoorbeeld fiscaliteit, voort te zetten.

Ik dien vandaag een drietal moties in. De eerste wil ik gebruiken om het signaal af te geven dat we de komende vier jaar weloverwogen omgaan met onze besluitvorming en ons bewust zijn van de impact die het heeft op het bedrijfsleven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nederlandse vestigingsklimaat onder druk staat en dat er verschillende bedrijven met de voet op de drempel staan om uit Nederland te vertrekken;

overwegende dat het vertrek van bedrijven schadelijk is voor de Nederlandse economie;

spreekt uit dat een gezond Nederlands vestigingsklimaat een belangrijke rol speelt in het verdienvermogen van Nederland en dit voor de Kamer een zeer hoge prioriteit heeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Martens-America, Zeedijk, Flach, Vermeer, Koekkoek, Sneller en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 620 (32637).

Er is een interruptie van de heer Thijssen.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Het is een prachtige motie. Het is natuurlijk heel belangrijk dat het investeringsklimaat goed blijft. We hebben die bedrijven keihard nodig, maar ik wil ervoor waken dat we niet alleen gaan kijken naar het belang van bedrijven, maar naar de brede welvaart, naar de hele samenleving. Is mevrouw Martens dat met mijn fractie eens? Kunnen we misschien samen optrekken door onze moties te combineren?

Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank voor deze interruptie. Ik denk dat dit een ontzettend goed moment is om even stil te staan bij het feit dat wij het vandaag hebben over het verdienvermogen van Nederland. Als GroenLinks-Partij van de Arbeid graag een debat wil voeren over het verhogen van het minimumloon, zou ik mijn collega graag willen doorverwijzen naar het debat van aankomende donderdag.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Hoe wij onze economie inrichten, of mensen voldoende kunnen verdienen en of wij inderdaad zorgen dat bedrijven die veel winst maken ook bijdragen aan de Nederlandse samenleving zodat zij die fijne samenleving hebben waarin zij kunnen ondernemen, valt wel degelijk binnen de portefeuille van deze minister. Daar moeten we wel degelijk over nadenken als we met elkaar in gesprek gaan over het investeringsklimaat. Ik vraag het nogmaals. Laten we er niet alleen op focussen dat die bedrijven maar moeten kunnen ondernemen, maar laten we de brede welvaart en het welzijn van alle Nederlanders in het oog hebben. Is mevrouw Martens dat met mij eens?

Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik weet eigenlijk niet zo goed wat ik hier op dit moment op moet antwoorden. Het staat eenieder vrij om een invalshoek te kiezen bij het debat dat we op dit moment doen. Hieruit maak ik op dat mijn collega liever een ander debat voert dan nadenkt over hoe we zorgen dat deze grote ondernemers, die zorgen voor duizenden en duizenden en duizenden banen, de belasting opbrengen die GroenLinks-Partij van de Arbeid graag zou willen uitgeven. We moeten het ook nog een keer gaan hebben over hoe zij op dit moment met hun werknemers omgaan; absoluut. Dat zijn echter andere debatten. Vandaag de dag staan wij hier omdat wij allemaal de signalen opvangen vanuit het bedrijfsleven dat het niet goed gaat. Ik zou daar heel graag op willen focussen. Nogmaals, als u een ander debat zou willen voeren, zou ik u adviseren dat donderdag in te brengen, want volgens mij is dat de plek waar het gaat over het verhogen van het minimumloon.

De voorzitter:
Mevrouw Martens vervolgt haar betoog.

Mevrouw Martens-America (VVD):
De volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bedrijven, groot en klein, van onschatbare waarde zijn voor de Nederlandse economie omdat zij zorgen voor onze banen, innovaties en belastingopbrengsten;

constaterende dat steeds meer bedrijven overwegen om uitbreidingen niet in Nederland te doen maar in het buitenland;

constaterende dat steeds meer bedrijven overwegen om hun hoofdkantoor naar het buitenland te verhuizen;

overwegende dat het voor het vertrouwen tussen de overheid en het bedrijfsleven van belang is dat deze partijen blijvend met elkaar in gesprek gaan en wederkerige afspraken maken over wat partijen van elkaar mogen verwachten;

overwegende dat de Kamer op 12 oktober 2023 de motie van het lid Van Strien (364410-XII, nr. 44) heeft aangenomen om tot een ondernemersakkoord te komen;

verzoekt de regering vaart te maken met het vormgeven van dit proces,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Martens-America en Zeedijk.

Zij krijgt nr. 621 (32637).

Mevrouw Martens-America (VVD):
En dan, heel kort, mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse (maritieme) maakindustrie van oudsher een belangrijke rol speelt in onze economie;

constaterende dat de Nederlandse (maritieme) maakindustrie onmisbaar is voor onze werkgelegenheid;

overwegende dat steeds meer bedrijven actief in de maakindustrie ruimte moeten maken voor woningbouw omdat veel Nederlandse bedrijventerreinen transformeren naar woonwijken;

overwegende dat gemeenten en provincies in beginsel verantwoordelijk zijn voor het transformeren van deze bedrijventerreinen;

verzoekt de regering om in gesprek te gaan met de VNG en het IPO met als doel het benadrukken van het nationale belang van de maakindustrie in relatie tot ons transformatiebeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Martens-America en Flach.

Zij krijgt nr. 622 (32637).

Mevrouw Martens-America (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Mevrouw Koekkoek gaat nu het woord voeren. Dat doet ze namens Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Dank u wel, voorzitter. Het is in het debat heel veel gegaan over het belang van innovatie en concurrentievermogen. Daarom steun ik ook van harte de moties die net zijn ingediend over het Groeifonds. Het is niet alleen ontzettend belangrijk dat we dit fonds blijven inzetten waarvoor het bedoeld is, om innovatie te verstevigen, maar ik vind het ook echt onderdeel van het zijn van een betrouwbare overheid dat we niet gaan sjoemelen met de subsidieronde. Wat we beloofd hebben, moeten we ook gewoon doen.

Voorzitter. De regionale ontwikkelingsmaatschappijen zijn van belang voor de regionale economieën. Net zo belangrijk voor de regionale economieën en ecosystemen zijn de mbo-instellingen. Daarom is het ook heel erg van belang dat zij mee kunnen praten in plaats van dat er over hen gesproken wordt. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regionale ontwikkelingsmaatschappijen een grote rol spelen in het creëren van ecosystemen in de regio's;

overwegende dat in de ecosystemen een grote rol is weggelegd voor mbo'ers;

van mening dat de zichtbaarheid en toegevoegde waarde van het mbo voor deze ecosystemen onderbelicht zijn;

verzoekt de regering om de regionale ontwikkelingsmaatschappijen de opdracht te geven om met het mbo in gesprek te gaan over hoe ze de samenwerking kunnen verbeteren in de regionale ecosystemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koekkoek.

Zij krijgt nr. 623 (32637).

Mevrouw Koekkoek (Volt):
Voorzitter, tot slot. Er wordt al zo'n 30 jaar gewerkt aan het vergroten van de arbeids- en leermobiliteit binnen de Europese Unie. In het debat hebben we gesproken over het belang van het wederzijds erkennen van diploma's en kwalificaties. Voor het hbo en het wo is dat relatief goed geregeld, maar voor het beroepsonderwijs wil het niet lukken. Nu heb ik daar geen motie voor, want dan zou ik bij de verkeerde minister zijn. Wel roep ik deze minister op om samen met de collega's van SZW en van OCW hiermee aan de slag te gaan en er aandacht voor te vragen, juist omdat het dus al 30 jaar niet van de grond komt en dat wel heel hard nodig is.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan mevrouw Inge van Dijk namens het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Geld verdienen komt voor geld verdelen. Afgelopen week is weer duidelijk geworden hoe belangrijk dat is. We kunnen niet zonder ons bedrijfsleven. Dat signaal moeten we als politiek serieus nemen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot strategisch belang voor Nederland is om de huidige toppositie in de internationale ketens van de halfgeleiderindustrie te behouden en waar mogelijk te versterken;

overwegende dat de halfgeleiderindustrie en het toeleverende mkb voor grote investeringsbeslissingen staan en dat ook de impact op de leefomgeving aandacht vraagt;

overwegende dat dit een zaak van grote urgentie en zowel nationaal, regionaal als internationaal belang betreft;

verzoekt de regering met grote urgentie een samenhangend pakket voor te bereiden om de verdere ontwikkeling van de halfgeleiderindustrie in Nederland mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk en Zeedijk.

Zij krijgt nr. 624 (32637).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb nog een paar vragen aan de minister over de TEK-regeling. Dat is misschien een rare overgang, maar het is wel een relevant onderwerp. Ik ben geschrokken van de brief van afgelopen vrijdag. Omdat de energieprijzen uiteindelijk zijn meegevallen, zijn er nu hoge terugvorderingen bij met name kleine ondernemers. Van de 160 miljoen aan voorschotten moet 100 miljoen worden teruggevorderd. Dat gaat echt om duizenden tot tienduizenden euro's per ondernemer. Vooropgesteld: het is natuurlijk fijn dat er minder ondernemers geholpen hoeven te worden. Maar als ik dit lees, gaan de alarmbellen toch wel af, omdat we weten dat deze groep ondernemers het vaak al moeilijk heeft en vaak al grote coronaschulden met zich meedraagt, en omdat we weten dat het vorderen van deze bedragen een uitdaging is die we nu eigenlijk al lastig aankunnen. Mijn vraag is dan ook of we voldoende zijn ingericht om goed om te gaan met deze extra invorderingen en ook hierbij de menselijke maat voor ogen te houden.

Dank je wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. De heer Flach gaat nu spreken namens de SGP.

De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Verdienvermogen is belangrijk voor Nederland. Dat blijkt steeds weer. Dat zal ook de belangrijkste reden zijn voor het debat van morgen over de onderzeeboten. Dat is ook de reden dat we zojuist bij de regeling het verzoek van de heer Sneller om hier een nader debat over te voeren van harte hebben ondersteund. Voor nu heb ik drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bedrijven als ASML en Boskalis hun zorgen hebben geuit over het Nederlandse vestigingsklimaat, nadat eerder Unilever en Shell vertrokken uit ons land;

overwegende dat het behoud van het grootbedrijf van cruciaal belang is voor onze economie en het lokale mkb;

spreekt uit dat een toekomstig kabinet werk moet maken van verbetering van het vestigingsklimaat;

verzoekt de regering de wezenlijke knelpunten ten aanzien van ons vestigingsklimaat voor grotere bedrijven in kaart te brengen en handelingsperspectieven en beleidsopties ter verbetering hiervan uit te werken met oog op een volgend kabinet, en de Kamer over de uitkomsten hiervan voor het zomerreces te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.

Zij krijgt nr. 625 (32637).

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik heb dezelfde vraag aan de SGP. Moeten we ons nu uitleveren aan wat de grote bedrijven maar willen? Of is de SGP het met GroenLinks-Partij van de Arbeid eens dat het kabinet beleid moet maken zodat er een goed investeringsklimaat is, waarbij er oog moet zijn voor alle Nederlanders, voor brede welvaart, en niet enkel voor het grootbedrijf?

De heer Flach (SGP):
Het verschil tussen de benadering van de heer Thijssen en die van mij is dat hij die twee dingen tegenover elkaar zet en ik die in het verlengde van elkaar zie. Deze grote bedrijven staan vaak aan de top van een piramide waaronder honderden toeleveranciers zitten, vaak mkb-bedrijven. Die bedrijven leveren een enorm wezenlijke bijdrage aan de brede welvaart voor heel veel Nederlanders. Ik ben er dus echt van overtuigd dat we met het vertrek van die grote bedrijven niet weten wat we kwijtraken en echt de brede welvaart van heel veel Nederlanders onder druk zetten.

De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Ik ben er helemaal voor om die bedrijven te houden. We hebben die bedrijven namelijk keihard nodig voor onze banen, ons verdienvermogen, de energietransitie. Ik wil de SGP toch even uit de droom helpen. Van al het geld dat we met elkaar verdienen, ging vroeger 80% naar mensen en 20% naar aandeelhouders. Nu gaat 70% naar mensen en 30% naar aandeelhouders. We zien dat van al het geld dat we verdienen de economie steeds minder goed werkt voor Nederlanders en voor mensen. Daarom denk ik dat het belangrijk is dat we deze minister ook meegeven dat ze moet kijken naar het investeringsklimaat, maar er wel zorg voor moet dragen dat de samenleving daarvan profiteert en niet enkel de aanhouder.

De heer Flach (SGP):
Ik herhaal dat ik die twee dingen echt in elkaars verlengde zie. Ik weet dat de heer Thijssen graag met dit soort getallen schermt, maar ik weet ook hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Als één zo'n groot bedrijf uit Nederland vertrekt, dan verliest een hele piramide aan toeleveranciers bestaansrecht. Daarvan wordt heel veel geld geïnvesteerd in onze lokale gemeenschappen en werknemers. Ik denk dus dat we die twee dingen niet tegenover elkaar moeten zetten.

De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, meneer Flach.

De heer Flach (SGP):
Met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat er in de achterliggende jaren regelmatig sprake was van strengere implementatie van EU-wetgeving en dat de keuze hiervoor in de helft van de gevallen niet expliciet werd vermeld en onderbouwd in de toelichting;

overwegende dat ondernemers gebaat zijn bij voorspelbaar en regelluw overheidsbeleid en dat zeer terughoudend dient te worden omgegaan met extra nationale regels bovenop EU-regelgeving;

verzoekt de regering terug te keren naar het uitgangspunt van lastenluwe implementatie van EU-wetgeving en daartoe in het Beleidskompas op te nemen dat bij implementaties die verdergaan dan strikt noodzakelijk is, expliciet wordt vermeld dat er sprake is van aanvullende nationale regels en waarom hiervoor gekozen is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.

Zij krijgt nr. 626 (32637).

De heer Flach (SGP):
Tot slot een korte motie over de impacttoets.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet bezig was met de inrichting van een impacttoets ondernemingsklimaat om bij wetgeving vooraf de gevolgen van strengere implementatie in te schatten, maar dat de voorbereidingen daarvoor zijn stopgezet;

overwegende dat een dergelijke toets kan bijdragen aan het voorkomen van onnodige regeldruk voor bedrijven;

verzoekt de regering voorbereidingen voor de impacttoets ondernemingsklimaat door te zetten en het bedrijfsleven hierbij te betrekken, zodat een volgend kabinet over de invoering hiervan een beslissing kan nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.

Zij krijgt nr. 627 (32637).

Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is nu het woord aan ... O, sorry. Ik zag de heer Sneller over het hoofd. Hoe kan het gebeuren? De heer Sneller.

De heer Sneller (D66):
Dat overkomt de beste, voorzitter. Mijn vraag gaat over het Beleidskompas. Dat Beleidskompas is er gekomen omdat het Integraal Afwegingskader veel te veel verschillende regelingen had gekregen. Nu is het kabinet gekomen met het Beleidskompas. Ik mocht daar samen met collega Van der Staaij rapporteur voor zijn. Nu gaan we weer moties aannemen om het Beleidskompas verder op te tuigen met extra regels. Ik vraag me even af hoever we deze kerstboom weer gaan optuigen, totdat er weer een nieuwe versie moet komen.

De heer Flach (SGP):
Ik ben het, denk ik, met de heer Sneller eens dat we kerstbomen optuigen, regeldruk vergroten en allemaal rapportages optuigen zo veel mogelijk moeten voorkomen. Ik ben ook heel benieuwd naar de appreciatie van de minister. Ik denk dat we daar even naar moeten kijken.

De voorzitter:
Nogmaals dank voor uw inbreng. Dan is nu het woord aan mevrouw Zeedijk. Zij spreekt namens Nieuw Sociaal Contract.

Mevrouw Zeedijk (NSC):
Voorzitter. Wat een mooie moties allemaal. Ik ben hier juist gekomen voor de verbinding, voor meer verbinding tussen het bedrijfsleven en de politiek, en tussen Brabant en Den Haag. Als we zo doorgaan vandaag, gaat dat volgens mij helemaal goed komen.

Twee moties van de kant van Nieuw Sociaal Contract. De eerste vraagt aandacht voor de leefbaarheid in de Brainportregio bij de groei van ASML. Voor ons telt elke regio. Deze motie dienen we dus niet in omdat we de Brainportregio willen voortrekken, maar juist omdat er gesprekken worden gevoerd en we weten dat ASML wel stappen in die richting wil zetten, bijvoorbeeld met het al genomen initiatief omtrent het woonfonds. We vinden juist dat de leefbaarheid altijd een onderdeel moet zijn van de gesprekken tussen de overheid en het bedrijfsleven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering samen met ASML manieren onderzoekt om ASML en zijn ecosysteem van toeleveranciers verder te laten groeien in Nederland onder de codenaam "Beethoven";

overwegende dat de halfgeleiderindustrie van ASML vraagt om te blijven groeien en een groot deel van de inwoners van de Brainportregio direct of indirect zijn boterham verdienen met ASML;

overwegende dat de groei van ASML flinke impact heeft op de leefomgeving in de regio;

verzoekt de regering als onderdeel van "Beethoven" nadrukkelijk oog te hebben en blokkades weg te nemen voor het in de Brainportregio op peil brengen en houden van de woningvoorraad, sociale cohesie, infrastructuur en faciliteiten als scholen, zorg, bibliotheken en andere culturele instellingen bij verdere groei van ASML, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Zeedijk, Thijssen, Martens-America en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 628 (32637).

Mevrouw Zeedijk (NSC):
De tweede motie gaat over intellectueel eigendom uit het Nationaal Groeifonds voor het mkb.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het mkb ondervertegenwoordigd blijft in de consortia van het Nationaal Groeifonds (NGF);

overwegende dat het van belang is dat het mkb volop kan meeprofiteren van NGF-innovaties;

verzoekt de regering zich ervoor in te zetten om het intellectueel eigendom uit de projecten van het NGF beschikbaar te houden voor mkb-bedrijven, ook als deze nu nog niet betrokken zijn bij een consortium, en jaarlijks te rapporteren over het gebruik van intellectueel eigendom door het mkb,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Zeedijk.

Zij krijgt nr. 629 (32637).

Wilt u de moties even aan de bode geven? Ze moeten gekopieerd worden, zodat iedereen ze kan zien. De heer Van Houwelingen gaat als laatste spreken in de termijn van de Kamer. Dat doet hij namens Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. Het verdienvermogen van Nederland staat heel erg onder druk. ASML is, denk ik, slechts het laatste bedrijf dat overweegt om Nederland te verlaten. Het is al een paar keer genoemd: vooral de energie-intensieve industrie heeft het zwaar. Er is al een aluminiumbedrijf uit Groningen vertrokken. Ook een zinkbedrijf uit Noord-Brabant — de heer Thijssen noemde het al — is vertrokken. Hierom komen we met een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de elektriciteitsprijs in Nederland het hoogst is van heel Europa;

constaterende dat vanwege deze hoge elektriciteitsprijzen bedrijven Nederland inmiddels al hebben verlaten;

overwegende dat hiermee het verdienvermogen van Nederland wordt aangetast;

verzoekt de regering te onderzoeken in hoeverre de hoge elektriciteitsprijzen in Nederland ervoor zorgen dat bedrijven uit Nederland zijn verdwenen of overwegen uit Nederland te vertrekken en welke maatregelen genomen zouden kunnen worden om te voorkomen dat bedrijven Nederland verlaten vanwege de hoge elektriciteitsprijs in ons land,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 630 (32637).

De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik heb nog een tweede en laatste motie, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kleine en middelgrote bedrijven vaak moeilijk aan krediet kunnen komen;

constaterende dat het mkb niet alleen de banenmotor is van onze economie maar ook cruciaal is voor het verdienvermogen van Nederland;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe de kredietverlening aan het mkb verbeterd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 631 (32637).

De heer Van Houwelingen (FVD):
Tot slot, voorzitter. Op dit moment begint een ander debat voor mij. Ik vertrek, met uw goedvinden, maar ik ga de appreciatie uiteraard terugkijken.

Dank u.

De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. We gaan tien minuten schorsen. Daarna krijgen we een appreciatie van de minister van de negentien ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Verdienvermogen van Nederland. We zijn toe aan de termijn van de zijde van de regering. Ik geef het woord aan de minister van Economische Zaken. Gaat uw gang.


Termijn antwoord

Minister Adriaansens:
Dank u, voorzitter. Ik zal de moties doorlopen. Als ik die oordeel Kamer geef, dan ga ik er in beginsel niet te lang op in. Soms zal ik een "mits" geven.

De allereerste motie is die van de heer Thijssen; dat is die op stuk nr. 613. In het debat is goed aan de orde gekomen dat brede welvaart, met name het idee dat mensen moeten profiteren, een vierde pijler is in het perspectief op de economie. In die zin kan ik die dus oordeel Kamer geven. Maar ik zou over de "rapportagevraag" van meneer Thijssen even willen zeggen: ik reflecteer met de beleidsagenda van mijn begroting op de voortgang van het perspectief en de vier pijlers. Dat geldt dus ook voor de pijler "de samenleving profiteert". U vroeg namelijk iets over acties en tijdlijnen, maar dat wil ik in z'n geheel meenemen. Ik geef 'm dus oordeel Kamer, als de heer Thijssen zich in die uitleg kan vinden. Ik zal jaarlijks in de beleidsagenda van mijn begroting reflecteren op de voortgang. Als het tussentijds nodig is, dan kan ik dat meer doen. Maar daar moeten we dan echt een aanleiding voor hebben.

De voorzitter:
De heer Thijssen knikt instemmend. Daarmee heeft de motie op stuk nr. 613 oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:
De motie op stuk nr. 614, die ook over het vestigingsklimaat en brede welvaart gaat, wil ik graag overnemen, omdat dit staand beleid is. Dat heb ik net al toegelicht. Dat is de uitvoering van mijn perspectief op de economie.

De voorzitter:
De motie-Thijssen (32637, nr. 614) is overgenomen.

Minister Adriaansens:
De derde motie van de heer Thijssen, de motie op stuk nr. 615, moet ik ontraden. Die ging over de afschaffing van fossiele subsidies, zoals de IKC. Er lopen wat betreft fossiele subsidies in den brede sowieso allerlei afspraken om dat in Europees verband in kaart te brengen. Er wordt gekeken naar de gevolgen daarvan. Er wordt ook gekeken hoe je op een verantwoorde wijze naar afbouw kan komen. Mijn collega Jetten is daar intensief mee bezig. Daar rapporteert hij ook over aan uw Kamer. Maar specifiek de IKC heeft een tijdelijke duur. Die loopt ook af. Dus tegen de tijd dat ik mijn collega's er theoretisch van kan overtuigen om die niet toe te passen — als ik dat al kan — ben ik die termijn eigenlijk al voorbij. Maar in meer structurele zin zou ik willen verwijzen naar de rapporten die door de heer Letta en de heer Draghi worden opgemaakt ten behoeve van een nieuwe Commissie. Wij dringen daarbij, als Nederland, heel erg aan op een gelijk speelveld. Daarbij komt dit meer dan aan bod. Om die reden strookt dat niet met het uitvoeren van deze motie en ontraad ik 'm.

Dan kom ik op de vierde motie. Dat is de motie op stuk nr. 616 van de PvdA-GroenLinks, over het onderzoeken van de contracts for difference. Die geef ik graag oordeel Kamer.

Dan kom ik op het masterplan wat betreft de krimpregio's. Dat is de motie op stuk nr. 617 van de BBB. Die geef ik oordeel Kamer, mits ik de motie zo kan interpreteren dat ik ervoor zorg dat in de door de minister van BZK toegezegde regionale toekomstagenda's de component regionale economie nadrukkelijk wordt meegenomen, alsmede de interbestuurlijke samenwerking. Het is namelijk niet mijn portefeuille, maar ik zal het op die manier bevorderen. Met die uitleg geef ik 'm dan oordeel Kamer.

De voorzitter:
De heer Vermeer knikt instemmend. Daarmee heeft de motie op stuk nr. 617 oordeel Kamer gekregen.

Minister Adriaansens:
Dank u.

Dan geef ik de motie op stuk nr. 618 van D66, over het voortzetten van het NGF, oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 619 van D66, over het NGF, geef ik ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 620 is een spreekt-uitmotie. Die laat ik dus graag aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 621 van mevrouw Martens-America, over het ondernemersakkoord, geef ik heel graag oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 622 van de VVD geef ik ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 623 van mevrouw Koekkoek van Volt, die gaat over samen met de regionale ontwikkelingsmaatschappijen de zichtbaarheid en de toegevoegde waarde van het mbo vergroten, geef ik ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 624 van mevrouw Van Dijk geef ik ook oordeel Kamer.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 625 bevat een spreekt-uit. Dat deel laat ik aan uw Kamer. Maar het deel dat het verzoek aan de regering bevat, geef ik graag oordeel Kamer. Dat gaat over de rapportage. Die zullen wij voor de zomer doen.

Voorzitter. De motie-Flach op stuk nr. 626 geef ik ook oordeel Kamer.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 627 gaat over de impacttoets. Ik ben het volstrekt met de heer Flach eens. Ik ben dus eigenlijk wel blij met zijn aanmoediging om daar nog wat meer tempo mee te maken. Die motie geef ik dus heel graag oordeel Kamer. Soms helpen wij elkaar enorm.

Voorzitter. De motie-Zeedijk op stuk nr. 628 gaat over de Brainportregio en alle ontwikkelingen die daar zijn. Die geef ik ook graag oordeel Kamer.

Voorzitter. De motie-Zeedijk op stuk nr. 629 geef ik oordeel Kamer, maar wel onder bepaalde voorwaardes. Het is even zoeken of we elkaar daarin kunnen vinden. Die motie gaat over het intellectueel eigendom. Ik zie dit als een ondersteuning van de huidige inzet. We hebben in het debat ook gewisseld dat het heel erg belangrijk is dat als we collectief geld stoppen in dit soort projecten, we zo veel mogelijk moeten zorgen dat andere bedrijven daarvan kunnen profiteren. Maar soms is het ook belangrijk dat private partijen wíllen investeren. Het is dus zoeken naar een balans. Maar ik zie dit als een aanmoediging om duidelijk te rapporteren over de afspraken die we hebben gemaakt. Ik zie dit dus als een bevestiging van de huidige inzet. Ik zie dit als een oproep om te kijken of er binnen de NGF-projecten goede afspraken zijn gemaakt tussen de samenwerkende partijen. Daar zal ik over rapporteren. Als ik de motie zo mag opvatten, dan krijgt die oordeel Kamer.

De voorzitter:
Mevrouw Zeedijk geeft een duimpje omhoog. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 629 oordeel Kamer.

Minister Adriaansens:
Correct.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 630. Daar wil ik iets aan toevoegen. Die geef ik oordeel Kamer. Het gaat om een motie van de heer Van Houwelingen, die nu niet aanwezig is. Maar hij ging de beantwoording terugkijken, zei hij. Er zijn inderdaad zorgen over de concurrentiepositie van de industrieën die de heer Van Houwelingen bedoelt. Je ziet daarbij inderdaad dat met name de energieprijzen het speelveld op dit moment negatief beïnvloeden. We hebben dus echt een uitdaging om ervoor te zorgen dat onze industrie kan blijven produceren. Ik ben bezig met de speelveldtoets. In aanvulling daarop laat ik verdiepend onderzoek uitvoeren naar de totale elektriciteitskosten voor deze industrie ten opzichte van de buurlanden. Ik zal de Kamer daar in het tweede kwartaal over informeren. Ik voeg daaraan toe dat ik in aanvulling daarop in technische zin op een rij kan zetten welke maatregelen genomen kunnen worden om het speelveld gelijker te maken. Dat benadruk ik even vanwege de demissionaire status, maar ik wil er wel graag inzicht in geven, dus dat zal ik doen.

De voorzitter:
Daarmee krijgt de motie oordeel Kamer, toch?

Minister Adriaansens:
Daarmee krijgt ze oordeel Kamer. Dat is correct.

De motie op stuk nr. 631 wil ik overnemen, omdat dat staand beleid is. Die gaat over het hard werken aan het verbeteren van de financiering voor het mkb.

De voorzitter:
Is er een lid dat bezwaar heeft tegen het overnemen van die motie? Nee?

De motie-Van Houwelingen (32637, nr. 631) is overgenomen.

Minister Adriaansens:
Voorzitter. Er was nog een vraag van het CDA, over de zorgen rondom de terugbetaling door het mkb. Met name voor het energie-intensieve mkb hadden we de regeling ingericht. Het is goed dat de prijzen omlaaggingen, maar we hebben wel gezien dat best een aanzienlijk aantal bedrijven nu moet terugbetalen. Het is belangrijk dat we dat goed doen. De RVO monitort dat heel goed. Er hebben mij nog geen signalen bereikt dat er bedrijven echt in de problemen zijn gekomen. Wat de RVO concreet doet, is het aanbieden van ruime terugbetalingsmogelijkheden. De RVO wil ook maatwerkafspraken maken, als daar vraag naar is. Ik zal van deze kant bevestigen dat ik het goed in de gaten houd, want het was natuurlijk bedoeld om te helpen en niet om het bedrijven moeilijker te maken dan het al was of is.

Dat is het, voorzitter. Volgens mij ben ik erdoorheen.

De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw antwoord.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We gaan stemmen over de ingediende moties op dinsdag 19 maart, dus aanstaande dinsdag. Ik stel voor dat we heel kort schorsen. We gaan zo dadelijk een wet behandelen, die ook door deze minister wordt verdedigd: de Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven. Ik zie de eerste en derde spreker nog niet in de zaal. We gaan dus even kort schorsen, voor vijf minuten, en dan gaan we door met de wetsbehandeling.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Bevordering digitale weerbaarheid bedrijven

Bevordering digitale weerbaarheid bedrijven

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Regels ter bevordering van de digitale weerbaarheid van bedrijven (Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven) (36270).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van de Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven. Ik heet de minister van Economische Zaken weer van harte welkom. Dat geldt ook voor de leden en de mensen die het debat bekijken, hier of elders. We hebben van de zijde van de Kamer vier sprekers. Het is een heugelijke dag voor mevrouw Van Meetelen, want zij gaat als laatste spreken en houdt dan haar maidenspeech. Maar ze is ook nog jarig vandaag, heb ik begrepen. Ik feliciteer haar dus alvast van harte met haar verjaardag.

Ik ben van plan om de eerste termijn te doen voor de dinerpauze. Dan gaan we drie kwartier schorsen. Er kan dan gegeten worden, maar de minister zal dan haar best moeten doen om de antwoorden voor te bereiden die zij in de termijn na de dinerpauze gaat geven.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:
Als eerste is het woord aan de heer Six Dijkstra, die namens Nieuw Sociaal Contract het woord gaat voeren. Gaat uw gang.

De heer Six Dijkstra (NSC):
Voorzitter. De fractie van Nieuw Sociaal Contract staat positief tegenover dit wetsvoorstel. Het is zinvol dat het Digital Trust Center, het DTC, wettelijk verankerd wordt en dat overheden en het bedrijfsleven dreigings- en incidentinformatie kunnen uitwisselen. Dit lijkt onze fractie een goede manier voor de overheid om bij te dragen aan de digitale veiligheid van het Nederlandse bedrijfsleven. Daarbij hebben we nog wel enkele vragen aan de minister.

De weerbaarheid van Nederland is niet alleen een sectoraal vraagstuk, maar ook een nationaal vraagstuk. We zien een risico dat de verantwoordelijkheid van de Nederlandse digitale weerbaarheid te versnipperd is. Dit vraagstuk gaat verder dan deze wet, maar de wet laat wel een klein pijnpunt zien. Het Nationaal Cyber Security Center heeft als doelgroep vitale bedrijven en het DTC heeft als doelgroep niet-vitale bedrijven. Op termijn zullen deze instanties in enige vorm samengevoegd worden. Wat zal de samenvoeging doen met de verantwoordelijkheid van de twee betrokken ministers? Dat betreft de minister van Economische Zaken en Klimaat en de minister van Justitie en Veiligheid. In een eerdere brief is vermeld dat de minister van JenV eigenaar wordt van de nieuwe organisatie, maar daarbij blijft de minister van EZK wel medeopdrachtgever. Betekent dit dat de minister van EZK ook opdrachten kan geven met betrekking tot vitale bedrijven of alleen met betrekking tot de niet-vitale bedrijven, die voorheen onder het DTC zouden vallen?

Daar komt bij dat: "De vakministers, in navolging van de Wbni, verantwoordelijk blijven voor het stellen van eisen aan en het toezicht op de naleving daarvan door niet-vitale aanbieders in onder hen vallende branches en sectoren." Wij vrezen dat deze verkokering als algehele trend maakt dat onder de streep niemand binnen de overheid eindverantwoordelijk is voor de digitale weerbaarheid van Nederland. Voor iedere sector en branche gelden andere toezichthouders, die ieder weer andere eisen stellen aan cyberveiligheid en op een andere manier handhaven. In het domein van de digitale weerbaarheid bestaat een grote onderlinge afhankelijkheid, bijvoorbeeld in de supplychains. Problemen in de ene sector zijn vaak ook relevant in de andere sector. Juist daarom is het zo belangrijk dat er een algemeen beeld is van de digitale weerbaarheid in alle sectoren en in de hele samenleving. Wij zijn benieuwd hoe de minister hiertegen aankijkt. Is zij het met Nieuw Sociaal Contract eens dat de verkokering van de verantwoordelijkheid voor de Nederlandse digitale weerbaarheid een risico is? Hoe wil zij voorkomen dat er onnodig met verantwoordelijkheid wordt geschoven?

Verder staat in de memorie van toelichting benoemd dat in voorkomende gevallen ook Indicators of Compromise, oftewel IoC's, gedeeld kunnen worden. Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan IP-adressen of domeinnamen van hackerinfrastructuur. Hierop kunnen bedrijven gericht actie ondernemen. Is de minister voornemens om dit frequent te doen? Worden alle IP-adressen en domeinnamen als persoonsgegevens behandeld? Heeft het al dan niet behandelen van IoC's als persoonsgegevens nog invloed op de uitvoering en wettelijke waarborgen? En, tot slot, welk type persoonsgegeven kan onder deze wet nog meer gedeeld worden? Kunnen hier persoonsgegevens van derden, zijnde Nederlandse burgers, tussen zitten?

Ik zie uit naar de beantwoording van de minister. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het nu het woord aan mevrouw Martens-America. Zij voert het woord namens de VVD. Gaat uw gang.

Mevrouw Martens-America (VVD):
Voorzitter, dank. De VVD-fractie is groot voorstander van deze wet. De fractie vraagt hier al lang naar, net als veel bedrijven. Ik wil dan ook beginnen met dankwoorden voor de minister voor het ons voorleggen van deze prachtige wet. Want veel bedrijven, hardwerkende ondernemers, hebben dagelijks last van cyberaanvallen. Onze bedrijven en ondernemers, die in steeds grotere mate digitaal werken en waarvan wij vragen dat ze in steeds grotere mate digitaal werken, zijn voor venijnige cybercriminelen zeer aantrekkelijk om geld van af te troggelen. Niet alleen onze grote bedrijven hebben in steeds grotere mate te maken met cyberdreigingen, maar ook onze mkb'ers. Denk aan autogarages of de kapper om de hoek. Zij zijn doelwit voor criminelen, omdat ze doorgaans minder capaciteit in huis hebben om de digitale voordeur gesloten te houden. Dat maakt niet alleen onze individuele persoonsgegevens of de ondernemer in kwestie heel kwetsbaar, maar het raakt ook onze hele economie, want door succesvolle cyberaanvallen vloeien jaarlijks tientallen miljoenen euro's weg. Het raakt ons dus simpelweg allemaal. Door de digitalisering en de toenemende vervlechting van systemen vervagen fysieke grenzen. Het is gewoon een nieuw fenomeen. Een cyberaanval op een ogenschijnlijk onschuldig mkb-bedrijf kan daardoor zorgen voor problemen bij een vitaal bedrijf of bij bijvoorbeeld energievoorzieningen. Een goede structurele informatiedeling is wat mijn fractie betreft dus randvoorwaardelijk voor het versterken van de hele keten.

Ik heb nog wel drie verhelderende vragen aan de minister. Eén. Wanneer het NCSC en het DTC ruimte krijgen om niet-vitale organisaties te informeren over digitale dreigingen, waar komt dan de verantwoordelijkheid uiteindelijk te liggen, ook als het bijvoorbeeld gaat over de timing van de informatiestroom richting deze bedrijven? Ik wil graag een lans breken voor één nationaal cyber protection team, waarin het NCSC en het DTC de krachten bundelen en fysiek gaan samenwerken in één gebouw. Nu weet ik dat de minister daar op dit moment druk mee is, maar ik hoor ook dat dat misschien nog wel jaren zou kunnen duren. Misschien kan de minister ons daar iets over vertellen en ook over hoe we dat zouden kunnen versnellen.

Tot slot ontslaat de komst van deze wet mkb'ers niet van hun primaire verantwoordelijkheid om hun digitale huishouding op orde te hebben. Mkb'ers zullen dus ook zelf verantwoordelijk blijven voor de preventie van digitale aanvallen. De VVD merkt echter dat de digitalisering van het mkb achterblijft en dat hier gewoon simpelweg niet altijd prioriteit aan wordt gegeven, omdat ook de mankracht er niet is. Welke rol ziet de minister voor haarzelf in het omhoog krijgen van het digitaliseringsniveau?

Dank u wel.

De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan mevrouw Kathmann. Zij gaat het woord voeren namens de fractie GroenLinks-PvdA. Gaat uw gang.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik wil als eerste tegen de minister zeggen dat er een mooie wet voorligt, maar daar ga ik het niet bij laten. Het is geen kwestie van of, maar van wanneer. Dat is wat ik het meeste hoor als ik met ethisch hackers of ondernemers over digitale inbraken praat. Waar het een paar jaar geleden nog uren duurde voor een prima wachtwoord gekraakt was, gebeurt dat nu binnen een paar seconden. De hoeveelheid cyberaanvallen neemt jaarlijks toe. Het slachtofferschap van onlinecriminaliteit in Nederland is sinds 2012 met 22% toegenomen. De economische schade voor ondernemers neemt eveneens toe. Jaarlijks gaan er miljarden euro's verloren door digitale criminaliteit. Het liefst zou je alle lekken dichten en tien lagen beveiliging op elk IT-systeem inbouwen, maar dit zijn gevaren waar je niet altijd beleid op kan schrijven. Het wetsvoorstel is duidelijk over de rol die ondernemers zelf moeten oppakken en dat voelen zij ook. Het mkb heeft keer op keer bewezen hoe innovatief, weerbaar en gemotiveerd ze te werk gaan. Laat dat dus ook vooral aan hen.

Maar toch blijft cyberveiligheid een ondergeschoven kindje, want je hoort steeds vaker "mij zal het toch niet overkomen" of "heb ik wel wat te verbergen?" Bovendien zijn het weer extra kopzorgen voor ondernemers, dus is het logisch dat dat veiligheidsbeleid soms toch even blijft liggen. De insteek van deze wet is daarom ook goed. De overheid kan en zal geen wonderen verrichten, maar gaat hooguit belangrijke informatie op tijd verstrekken. Het is aan bedrijven om daarmee te doen wat zij goedvinden en wat past bij hun bedrijf. Dat neemt niet weg dat het absoluut noodzakelijk is dat iedereen cyberveiligheid tussen de oren krijgt. Het kan je duizenden of zelfs honderdduizenden of miljoenen euro's kosten als het fout gaat. Of het kost je bedrijf gewoon de kop. Misschien is je bedrijf op zichzelf geen groot doelwit, maar werk je samen met een grote leverancier, afnemer of een lokale overheid. En opeens ben je een schakel in een groter geheel. Als jouw onderneming ten onder gaat, raakt dat een ander, gevoeliger doelwit ook. Dit is een vorm van maatschappelijke ontwrichting die voor kwaadwillende hackers maar al te aantrekkelijk is.

We zijn steeds meer verweven met elkaar in lange productieketens via talloze digitale kanalen en nog meer. Klantgegevens zijn goud waard en moeten ook als zodanig bewaakt worden. Een ransomwareaanval treft dan ook meer dan alleen het bedrijf. Ook het vertrouwen van de klant wordt geschaad en hun gegevens belanden op straat. Die verantwoordelijkheid doorleven ondernemers ook. Er is een waslijst aan maatregelen die je kan nemen: lange wachtwoorden, dubbeling op dubbeling van je bedrijfs-IT, regelmatige pentests en tweestapsverificatie. Doe dat ook als het kan. Het is net zo belangrijk als het installeren van je buitenverlichting, het slot op je deur of het leeghalen van je kassa's na een drukke dag. Maar het is nooit een totaaloplossing, want één menselijke fout kan al je goede intenties tenietdoen. Eén verkeerd mailtje, geopend op vrijdagmiddag rond een uurtje of vijf, vlak voor de borrel, en de indringer is binnen. Vervolgens heeft die het hele weekend de tijd om je leeg te roven.

Alle snufjes om je bedrijf digitaal te versterken kunnen niet op tegen de menselijke factor. We zijn allemaal mensen; geloof het of niet. Die maken gewoon weleens een foutje. Dat doe ik ook; geloof het of niet. Toch zit er nog heel veel schaamte bij het melden van een digitaal ongeluk. Het wordt al snel een schuldvraag. Voor wie wil melden dat hij misschien op een verdacht linkje heeft geklikt, is het niet altijd duidelijk bij wie je kan melden. Een open sfeer op de werkvloer is dus nodig. Het gevoel van "je bent een held als je meldt" moet ook steeds meer doorklinken. Maar de grootste winst voor een digitaal weerbaar mkb zit 'm vooral in de bewustwording. Daarom het volgende.

We kennen allemaal wel de bedrijfshulpverlener, de bhv'er. Die kan geen gebouw blussen als het in de fik staat, maar een brandje in een prullenbak misschien wel. Een levensreddende operatie kan de bedrijfshulpverlener ook niet, maar de aed bedienen kan hij wel. Het is vaak iemand die mensen op de werkvloer kennen, vertrouwen en om hulp vragen bij een ongeluk. Daarom ben ik enorm gecharmeerd van de enige echte digitalehulpverlener. Een echt topidee is dat van sommige spelers uit de securitybranche: de zogenaamde dhv'er. In plaats van dat iedereen een beetje verantwoordelijk is, wordt iemand aangewezen als vast aanspreekpunt voor digitale ongelukken in een bedrijf. Diegene kan zichzelf opleiden en zich een uurtje of twee per week eigenaar maken van de digitale weerbaarheid. Diegene is dan het aanspreekpunt voor z'n collega's, staat in contact met de IT-afdeling of met de IT-experts op afstand en rapporteert aan het bestuur of de baas. Je bent dan misschien geen expert — dat vraagt ook niemand van je — maar je bent wel de eerste die kan inspringen als er een noodgeval is. Is de minister bekend met het concept dhv'er? Wat vindt zij ervan? Weet zij hoeveel bedrijven zo iemand hebben aangewezen? Wil zij dat aantal vergroten?

Mevrouw Martens-America (VVD):
Laat ik beginnen met het volgende. Ik vind het idee heel sympathiek. Ik probeer nu te zoeken naar een oplossing. Wat mensen die uit een mkb-onderneming komen weten, is dat ook het bhv-aspect als het gaat om extra regelgeving soms echt een nachtmerrie kan zijn als je een heel klein bedrijf hebt. Er moet altijd iemand aanwezig zijn en mensen moeten zich elk jaar bijscholen. Dat is niet zo makkelijk. Hoe ziet mijn collega van GroenLinks-Partij van de Arbeid dit voor zich qua uitvoering? Moet dit wettelijk verankerd worden? Wordt dit iets waar we op gaan sturen en waar we mensen ook voor kunnen beboeten? Ik ben benieuwd naar de uitvoering hiervan.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dat is een hele goede vraag. Ik ben het er ook helemaal mee eens dat die bhv af en toe ongelofelijk complex kan zijn, zeker als je een kleine ondernemer bent. Ik weet daar zelf alles van vanuit mijn eigen ervaring. Zo willen we het met die dhv'er niet aanpakken. Daarom zei ik ook: het is een idee vanuit de securitybranche zelf. Het is vooral bedoeld voor hele concrete bewustwording op de werkvloer, als je ziet dat je daar als ondernemer wel een mogelijkheid toe hebt. Dus leg het niet vast in de wet. Je kunt wel vastleggen dat je bijvoorbeeld als overheid in je communicatiekanalen het bedrijfsleven stimuleert en iedereen op de hoogte brengt van het bestaan van zo'n dhv'er, van dat ene aanspreekpunt. Het bekt lekker en het is concreet. We weten allemaal — dat laten de cijfers ons zien — dat stimuleren op een vage manier niet altijd helpt. Hoe concreter, hoe beter. Dan kunnen we allemaal stappen zetten om de miljarden aan economische schade waar mkb'ers mee te maken hebben en de kapotte bedrijven tot een minimum te beperken.

De voorzitter:
Mevrouw Kathmann vervolgt haar betoog.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Is de minister bekend met het dhv'er-concept? Die vraag had ik al gesteld. Wil zij het aantal vergroten? Kan zo'n dhv'er zich ergens aanmelden om gericht aangesproken te worden door het Digital Trust Center? Het hoeft een bedrijf namelijk amper iets te kosten, maar het kan de eerste stap zijn om digitale ongelukken op de werkvloer bespreekbaar te maken.

Dan de verantwoordelijke overheid. Ondernemers staan er niet alleen voor. De overheid heeft wel een rol, maar moet die duidelijk voor zichzelf en voor ondernemers afkaderen. Het lijkt me bijvoorbeeld goed om het vergroten van het aantal aangewezen digitalehulpverleners wel expliciet een doel in overheidsbeleid te maken, bijvoorbeeld in de Strategie Digitale Economie. Maar leg het bepalen van de manier waarop je dat voor elkaar krijgt in de handen van ondernemers. Zoiets kunnen we niet per motie opleggen. Zet een concreet doel als stip op de horizon en daag ondernemers uit om dat te bereiken. Help ze vervolgens waar dat nodig is. Zo zet je het mkb in eigen kracht en blijft de overheid een dienstbare partner in plaats van een schoolmeester.

Ik heb een aantal vragen. Denkt de minister dat het aantal fte en het budget van het DTC voldoende is om alle taken zoals die zijn neergelegd goed te verrichten en deze 24/7 optimaal uit te voeren? Zo ja, waar baseert de minister die veronderstelling op? Zo nee, is de minister bereid om meer budget vrij te maken? Zo niet, waarom niet?

Dan een vraag over het onderscheid tussen vitaal en niet-vitaal, waar al heel veel over gezegd is. In de digitale infrastructuur is alles natuurlijk volledig met elkaar verweven. Een hack bij een niet-vitaal bedrijf kan grote gevolgen hebben voor een vitaal bedrijf. Toch blijft de harde knip overeind: NCSC richt zich op vitaal en DTC richt zich op niet-vitaal. Met welke argumenten onderbouwt de minister de wenselijkheid van deze harde knip? Moet er niet gekeken worden naar een ander onderscheid? Wat vindt de minister van het voorstel van Cyberveilig Nederland om bijvoorbeeld te kijken naar het cybersecurityvolwassenheidsniveau?

Dan de vraag wat er nou precies in de wet is geregeld. Worden bedrijven ook geïnformeerd over mogelijke dreigingen, dus dreigingen die nog niet zijn vastgesteld? Zit in de taakstelling van het DTC ook dat de medewerkers bij het communiceren en adviseren een duidelijk handelingsperspectief geven? Er worden al digitale weerbaarheidstrainingen gegeven; daar zitten ook hele goeie tussen, maar die digitale weerbaarheidstrainingen zijn vaak best duur voor ondernemers, zeker als ze meerdere werknemers op pad willen sturen om deel te nemen aan zo'n training. Hoeveel mag een weerbaarheidstraining maximaal kosten van de minister? Wat doet de minister eraan om deze trainingen laagdrempelig beschikbaar te houden voor het mkb?

Ik kondig alvast aan — vorige week heb ik ook al gezegd dat dat geen dreigingen zijn maar een soort aankondigingen — dat ik drie moties heb klaarliggen. Eentje is bedoeld om het aantal dhv'ers bij bedrijven omhoog te krikken en om hen gericht op weg te helpen om hun taken te vervullen. Er is ook een motie die erop gericht is om het budget voor het Digital Trust Center te laten meegroeien met de hoeveelheid cyberbedreigingen in de komende jaren. Dan is er nog eentje om goeie nazorg te regelen voor werknemers en werkgevers die getroffen zijn door een cyberaanval. Je ziet nu namelijk heel vaak in die nazorg dat, ook als je de werknemer bent die op dat linkje heeft geklikt, de schuldvraag heel vaak aan de orde komt. Soms is er ook gewoon een hulpvraag waarbij juridisch advies nodig is. Hetzelfde geldt voor ondernemers die slachtoffer zijn van een cyberaanval. Vaak komen er heel veel juridische aspecten aan te pas en soms ook gewoon een beetje slachtofferhulp. Hoe ziet de minister eigenlijk die nazorg, waar is die geregeld en wat kan het DTC daarin betekenen?

Laat ik dan afsluiten met een mooie metafoor die ik gister hoorde van een gehackte ondernemer. Hij zei dat we de digitale infrastructuur als een snelweg moeten zien. In de jaren dertig legden we snelwegen aan en pas zo'n dertig jaar later kwamen we met wetgeving om alcohol achter het stuur te verbieden en gordels te verplichten. Toen nam het aantal verkeersslachtoffers drastisch af. Zo is dat nu ook met digitale infrastructuur. Laten we het ondernemers dan zo makkelijk mogelijk maken om hun gordels vast te klikken en zelf vangrails aan te leggen waar het kan. Voor een bedrijf kan dat, net als op de weg, van levensbelang zijn.

De voorzitter:
Hartelijk dank voor uw inbreng. Tot slot van de termijn van de zijde van de Kamer is het woord aan mevrouw Van Meetelen. Zoals ik al aankondigde zal zij haar maidenspeech houden en ik wens haar daar veel succes mee. Zij spreekt namens de PVV.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Dank u, voorzitter. Goedenavond allemaal, iedereen hier aanwezig in de zaal, op de publieke tribune en iedereen die thuis kijkt. Wat een cadeau om op je verjaardag je maidenspeech te mogen houden!

Voorzitter. 1.000 jaar, de geschiedenis van de kermis gaat hier in Nederland al 1.000 jaar terug. Dat vieren wij uitgerekend dit jaar. Het waren 1.000 jaar van ontwikkeling waarin de kermis de voorloper is geweest van vele zaken, zoals de bioscoop en de theaters. De kermis stond aan de wieg van de dierentuinen en het circus. 1.000 jaar werden cultuur en tradities doorgegeven, zoals het rondreizende bestaan van het wonen in een wagen en het voortzetten van familiebedrijven. Ik ben er dan ook enorm trots op dat mijn oudste zoon — ik heb twee zonen — samen met mijn partner ons familiebedrijf voortzet, net als ik dat met mijn ouders heb gedaan. Kermisfamilies zijn vaak vele generaties terug te herleiden, zoals die van mijn partner, die al de achtste generatie poffertjesbakker is. Van sommige andere families zijn tot wel twaalf generaties terug te vinden, en dat koesteren wij als gemeenschap. Ik zeg "wij", want ook al sta ik hier nu als Tweede Kamerlid voor de grootste partij van Nederland, de PVV, ik zal altijd onderdeel blijven uitmaken van die gemeenschap waarin familie en vrienden altijd vervlochten zullen zijn door die gemeenschappelijke achtergrond: het kermisleven.

Voorzitter. Als kind opgroeien op de kermis is fantastisch. Kermiskinderen spelen immers op de kermis en welk kind wil dat nu niet? Ik heb dan ook een geweldige jeugd gehad met heel veel vriendjes op de winterschool, die jaloers waren dat wij nog een tweede school hebben en nog wel één op wielen: de Rijdende School. Deze school is uniek in zijn werkwijze en innovatie. Nergens ter wereld bestond er een rijdende school toen die in Nederland opgezet werd: een meereizende school voor kermis- en later ook circuskinderen, een voorbeeld voor inmiddels meerdere landen in Europa. Door een jarenlange expertise in afstandsonderwijs zijn ze in de coronaperiode voor winterscholen van ongekende waarde geweest voor het opzetten en implementeren van afstandsonderwijs. Een prachtig instituut!

Voorzitter. Mijn ouders en overigens ook ikzelf hebben als kermisondernemers verschillende zaken gehad. Op enig moment kochten zij een poffertjessalon en besloten zij om poffertjes in Limburg en Brabant aan de man te gaan brengen. Hier zijn ze echte pioniers in geweest, want op een paar grote gemeenten na had niemand ooit een poffertje gegeten in het mooie zuiden. Poffertjes zijn een typische kermislekkernij. Een goed poffertje bakken is echt een ambacht en kijken naar dit proces is een lust voor het oog. Het is een ambacht dat gekoesterd moet worden.

Voorzitter. Altijd reizen, altijd onderweg en toen ineens, op 12 maart 2020, vandaag exact vier jaar geleden, ook toen mijn verjaardag, kreeg heel Nederland te horen dat het land op slot ging. Dus geen start van ons seizoen, geen inkomen, niets. Een periode van financiële onzekerheid; angst voor onze toekomst maakte zich van ons meester. Ik kon daar niet bij blijven zitten wachten. Niet alleen ik, onze hele gemeenschap roerde zich en verenigde zich om op elke mogelijke wijze bij de politiek duidelijk te maken dat wij perspectief moesten krijgen en toch zeker financiële ondersteuning. Die kwam er ook, maar niet voor iedereen en niet voldoende, want er werd verschillend gekeken naar de SBI-codes bij de RVO, wat resulteerde in grote verschillen in de mate van steun en in sommige schrijnende gevallen in helemaal niets. Als kermisgemeenschap hebben wij ettelijke acties ondernomen. Uiteindelijk vonden we daardoor in de Tweede Kamer gehoor en werd er met onze branche gesproken. Dit gaf mij een goed gevoel; dat je voor en met anderen iets voor elkaar kan betekenen en iets kan doen in het algemeen belang. Het vertegenwoordigen van mijn branche en het helpen zoeken naar oplossingen voor medeondernemers maakte dat ik mij steeds verder ging verdiepen in dossiers en de politiek daarachter.

De coronaperiode heeft mij het laatste zetje gegeven om de stap te wagen in de politiek. Ik kwam eerst op de lijst van de PVV Noord-Brabant voor de Provinciale Statenverkiezingen, alwaar ik geen zetel bemachtigde. Een paar maanden later, na vele gesprekken met mijn gezin over de vraag of ik het zou wagen, solliciteerde ik voor de Tweede Kamer. Vanaf dag één hebben ze achter mij gestaan en dat is onveranderd gebleven. Hierbij dank ik dan ook iedereen die mij de afgelopen jaren heeft geïnspireerd en gemotiveerd. Ik dank mijn gezin dat het dit zo geweldig oppakt. Dank aan al die mensen die op de PVV en op mij gestemd hebben. In het bijzonder dank aan onze fractievoorzitter Geert Wilders voor het in mij gestelde vertrouwen.

Voorzitter. Ik ben er enorm trots op dat het familiebedrijf wordt doorgezet. Maar zoals in alle bedrijven, moet er gevochten worden voor bestaanszekerheid en de voorliggende uitdagingen. Door de coronaperiode kwam er in onze branche een problematiek bovendrijven die er al wat langer lag, maar daarvóór nog niet echt zichtbaar was. Er kwamen ook opeens allerlei regels en problemen bij waarvan gedacht werd dat die na de coronaperiode wel weer zouden verdwijnen. Maar niets is minder waar: de regeldruk is alleen maar toegenomen, het gevecht om de beschikbare openbare ruimte wordt steeds feller en de samenleving wordt steeds harder. De druk op het ondernemerschap is onevenredig toegenomen.

Ik wil u graag even meenemen in een kleine greep van de uitdagingen waar veel ondernemers, en de kermis- en marktondernemers in het bijzonder, voor staan. De druk op het behoud van arbeidsterrein vanwege herinrichting en verstedelijking van gemeenten resulteert in verschraling of het volledig verdwijnen van kermissen, markten en overige evenementen in de binnensteden. Demografische veranderingen leiden tot spanningen en soms tot rellende jeugd. Dat resulteert in het wegblijven van welwillende bezoekers en het verzwaren van veiligheidseisen, die weer leiden tot extra restricties en kosten. De transport- en energiekosten nemen enorm toe en zijn niet meer door te berekenen in de prijzen. Ik noem ook de stikstofproblematiek en Natura 2000-gebieden waardoor sommige evenementen geen doorgang meer vinden. Door de nieuwe richtlijn voor schaarse vergunningen zien ondernemers hun inkomen ineens wegvallen en kunnen zij hun investeringen niet meer op tijd terugverdienen. Het storten en verantwoorden van contant geld bij banken en de mogelijkheid tot financieren zijn steeds moeilijker geworden. Als klap op de vuurpijl is er dan ook nog de implementatie van de zero-emissiezones die desastreus gaat uitpakken voor talloze sectoren, maar als eerste voor de ambulante handel, waar ook de kermis onder valt. Onhaalbare en onbetaalbare eisen en gebrek aan visie om hiervoor een passende oplossing te vinden, staan bovenaan het lijstje van menig ondernemer.

Voorzitter. Ondanks alles wat ik nu genoemd heb, zetten deze ondernemers door. Zij blijven kijken naar de toekomst. Zij willen de stap naar voren maken en zich verder ontwikkelen en innoveren.

Dan kom ik bij de wet waar wij vandaag het debat over hebben. Dat is een wet waarvan ik weet dat die nog niet of niet genoeg speelt bij de midden- en kleinbedrijven, laat staan bij zzp'ers. De PVV is dan ook blij met de bewustwordingscampagnes.

De PVV ziet dat er een keurmerk voor het mkb wordt opgezet en dat dit medio 2025 gereed moet zijn. De PVV is vóór keurmerken, want daarmee kan een bedrijf zich onderscheiden, maar de PVV vraagt zich wel af waarom er een keurmerk gaat komen voor het mkb terwijl er niet gehandhaafd gaat worden. Ook houdt een keurmerk in dat er een protocol moet zijn waaraan getoetst wordt, wat weer regeldruk en kosten met zich meebrengt. Kan de minister uitleggen hoe de uitvoering van het keurmerk gaat zijn en wat voor gevolgen dit heeft voor de kosten en regeldruk voor ondernemers?

De PVV vraagt zich ook af of het initiatief van het benaderen van afnemers van een door het DTC genotificeerde digitale dienstverlener bij die dienstverlener ligt, of dat wij met het DTC zelf afnemers gaan benaderen. Ik vraag dit in het kader van verantwoordelijkheid. Hoe wordt de ketenafhankelijkheid ondervangen? Als het vrijblijvend is, hoe zorgt de minister er dan voor dat die afnemers niet de dupe worden van niet-adequaat handelen? Kunnen de bedrijven die eventuele schade hebben ondervonden door nalatig handelen van zo'n dienst de weg naar de rechter maken, als bekend is dat dit bedrijf genotificeerd is?

Voorzitter. Dan heeft de PVV ook nog een vraag over de laatste regel op pagina 6; dat is de eerste alinea van de memorie van toelichting. Worden niet-vitale bedrijven al genotificeerd door het NCSC — hetgeen niet zou moeten — of staat die regel er abusievelijk in? De PVV ziet ook dat men mettertijd de departementen wil samenvoegen tot één loket; hier is de PVV altijd een voorstander van geweest. Maar ook hierbij, alvast voorsorterend op de toekomst, zien we graag dat er geborgd wordt dat de non-vitale bedrijven altijd uitgezonderd blijven van extra regeldruk en kosten.

Voorzitter. Samenvattend voorziet dit voorstel in de bevoegdheid van de minister om het NCSC en het DTC gegevens met elkaar te laten uitwisselen. Notificaties volgen uit analyses, maar zijn vrijblijvend. Kan de minister een voorbeeld geven van wat dit voor een gemiddeld bedrijf gaat opleveren en eventueel gaat kosten?

Dank u, voorzitter.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Van harte gefeliciteerd, mevrouw Van Meetelen, nogmaals met uw verjaardag, maar ook met een prachtig pleidooi voor de erkenning van 1.000 jaar kermistraditie. U heeft hartstochtelijk gesproken over het ondernemerschap en over het bakken van poffertjes. Ik feliciteer u van harte. Uw collega's gaan u ook nog feliciteren. We gaan drie kwartier schorsen, ook voor de dinerpauze.

De vergadering wordt van 17.58 uur tot 18.52 uur geschorst.

De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van het debat over de Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven. We zijn toe aan de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik geef het woord aan de minister van Economische Zaken.


Termijn antwoord

Minister Adriaansens:
Dank u, voorzitter. Voordat we beginnen wil ik mevrouw Van Meetelen graag vanaf deze plek alsnog feliciteren met haar maidenspeech. Het was een heel mooie persoonlijke speech. Ik denk dat het altijd heel veel waarde toevoegt als we zien wat voor ervaring mensen meebrengen en waarom ze gemotiveerd zijn. Dank daarvoor via de voorzitter.

Voorzitter. We hebben het vandaag over het veilig werken van bedrijven in de digitale wereld. Wij willen graag dat onze bedrijven veilig digitaal kunnen werken. Daarom is het belangrijk dat we informatie kunnen delen als er bijvoorbeeld een ransomwareaanval dreigt, waarmee databestanden kunnen worden versleuteld met het doel om die later vrij te geven in ruil voor losgeld. We willen dat voorkomen. We willen dat bedrijven zich daartegen kunnen beschermen. Met het wetvoorstel Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven worden de taken en bevoegdheden van de minister van Economische Zaken geregeld om die bedrijven te kunnen informeren. Je zou bijna vragen: waarom heb je daar een wet voor nodig; dat kun je toch gewoon doen? Nee, we hebben daar een wet voor nodig, omdat je daar soms persoonsgegevens voor moet gebruiken en dat laatste vraagt om een wettelijke grondslag.

Deze wet gaat over de zogenaamde niet-vitale bedrijven. Het is makkelijker om uit te leggen wat vitale bedrijven zijn dan wat niet-vitale bedrijven zijn. Het is alles wat niet vitaal is. Vitale bedrijven bieden een dienst aan die van vitaal belang is voor de continuïteit van Nederland, zoals energie, ICT, telecom, burgerluchtvaart en de financiële sector. Al het andere is niet-vitaal en daar gaat deze wet over. Heel veel mkb'ers hebben niet-vitale bedrijven. In een aantal gevallen geldt dit ook voor zzp'ers. Zoals door een aantal leden is vermeld, is het best een uitdaging om het allemaal op orde te hebben, want de digitalisering gaat uitermate snel en niet iedereen heeft de mankracht, het geld of de tijd om zich daarin te verdiepen. Daarom is het zaak om te ondersteunen. Die vitale bedrijven vallen dus onder de wet waarover we het nu hebben ... Nee, ik moet het goed zeggen: de vitale bedrijven vallen onder de Wbni en de rest valt onder de wet waarover we het nu hebben. Dat zijn zo'n 2 miljoen bedrijven. Er zijn verschillen die maken dat we twee wetten hebben. De Wbni is een omzetting van Europese regelgeving. Dat is deze wet zeker niet. De Wbni is vooral gericht op het voorkómen van maatschappelijke ontwrichting. De wet waarover we het nu hebben, is vooral gericht op het ondersteunen en informeren van bedrijven.

Voorzitter. Dit wetsvoorstel legt mijn taken en bevoegdheden als minister vast op het terrein van digitale weerbaarheid van die niet-vitale bedrijven, zodat ik specifieke informatie met die bedrijven kan delen. Ook kan ik met dit wetsvoorstel dreigingsinformatie ontvangen, verwerken en delen met andere overheidsorganisaties en derden. Dat moet zorgvuldig gebeuren, want dreigingsinformatie kan persoonsgegevens bevatten. Om die te mogen ontvangen en verwerken, hebben we dus die grondslag nodig.

In de praktijk zal het Digital Trust Center die informatie delen en de taken uitvoeren. Dat Digital Trust Center is in 2018 opgericht. Inmiddels is het interessant om te melden dat de informatiedienst van het Digital Trust Center sinds de start in juni 2021, toen ze echt actief werden, ruim 156.000 waarschuwingen heeft verstuurd over kwetsbare systemen bij bedrijven. Alleen al in 2023 waren dat er 140.000.

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel kunnen we nog meer doen om bedrijven te informeren en te waarschuwen. We zijn namelijk al begonnen, maar nu kunnen we nog verder gaan. Daarom hebben we het hier vandaag over.

Voorzitter. Dan zal ik nu de vragen beantwoorden. Ik probeer dat altijd zo veel mogelijk in blokjes te doen, ook omdat men dat op prijs stelt. Het eerste blokje gaat over lasten bedrijfsleven, kosten, regeldruk. Dan de samenhang van de wetgeving, privacy en persoonsgegevens, digitale hulpverleners, en een mapje overig. Het is vanavond overzichtelijk, vermoed ik!

Allereerst een vraag van mevrouw Martens. Zij vroeg: wat gaat de minister doen om het digitaliseringsniveau van het mkb omhoog te krijgen? Wij hebben een Strategie Digitale Economie. Een van de pijlers daarvan richt zich op de versnelling van de digitalisering in het mkb. In het coalitieakkoord hebben we opgenomen dat we het groeivermogen van het mkb willen versterken. Dat doe ik onder andere door een aantal publiek-private programma's, zoals Digitale Werkplaatsen, Mijn Digitale Zaak en Smart Industry. Ik heb u in een brief van 24 oktober 2023 geïnformeerd over de voortgang van die digitale strategie.

Voorzitter. Mevrouw Van Meetelen vroeg naar het keurmerk. De ontwikkeling van het keurmerk voor het mkb voor ICT-dienstverlening is door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid eind vorig jaar gestart met verschillende branches. Keurmerken zijn eigenlijk een instrument van de markt. Bedrijven gebruiken die keurmerken om zich te onderscheiden richting klanten. Het is vrijwillig om een keurmerk te halen. Er zijn dus ook geen wettelijke eisen of iets dergelijks waarop toezicht is. Het is ook nog niet bekend wat de kosten worden van het keurmerk, want daarvoor is de ontwikkeling nog niet ver genoeg.

Voorzitter. Er was ook nog een vraag van mevrouw Kathmann: hoe duur mag zo'n weerbaarheidstraining zijn? Tja, het is aan de markt om daar een goede prijs voor te bepalen en niet aan de overheid. Ik mag mij daar ook niet in mengen. Er is namelijk een wet die verhindert dat ik mij in private activiteiten meng. Maar ik verwacht dat marktpartijen met hun aanbod van weerbaarheidstrainingen rekening houden met de portemonnee, want ze willen hun dienst verkopen. Ik verwacht dus dat er een marktwerking gaat zijn.

Voorzitter, ik kom al bij het volgende blokje. Dat gaat over de taakverdeling.

Door de heer Six Dijkstra werd gevraagd naar de integratie van de organisaties. Die laat de verantwoordelijkheden onverlet. De minister van JenV wordt de verantwoordelijke voor de hele organisatie. Daarnaast heb je opdrachtgeverschap van de verschillende ministers voor de sectoren waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Binnen die organisatie ben ik verantwoordelijk voor de informatievoorziening aan de niet-vitale bedrijven. De minister van JenV is dat op haar beurt voor de vitale bedrijven. Maar we willen natuurlijk wel zo veel mogelijk integreren en ervoor zorgen dat er wordt samengewerkt en kennis wordt gedeeld. Daar wordt enorm op gestuurd. We willen namelijk één centrum waar al die kennis wordt gebundeld.

Er werd ook gevraagd naar een soort team. Dat wordt opgezet. Er wordt gewoon samengewerkt om te zorgen dat de goede informatie op de goede plek terechtkomt.

Voorzitter. Er werd gevraagd hoe ik kijk naar de verkokering bij de toezichthouders. We hebben een systeem waarin iedere sector eigenlijk zijn eigen toezichthouder heeft. Dat is onder andere omdat iedere toezichthouder de beveiliging, om het zo maar te zeggen, moet verinnerlijken. Kijk bijvoorbeeld naar EZK: wij hebben de RDI. Die is overigens de voorzitter van een toezichtraad waar al die toezichtsorganen in zitten om met elkaar hun kennis te delen en de vertaling te maken naar de markt. U vroeg mij of ik dat een probleem vond. Nee, niet zolang er wel goed wordt samengewerkt. Dat is wel de voorwaarde, denk ik.

Voorzitter. Wanneer krijgen het NCSC en het DTC de ruimte om niet-vitale bedrijven te informeren? Dat was een vraag van mevrouw Martens. Waar komt die verantwoordelijkheid uiteindelijk te liggen? Op het moment dat een bedrijf echt tussen wal en schip valt, dan doet het NCSC dat. Op dat moment valt dat ook onder de verantwoordelijkheid van de minister van JenV. Maar als er informatie over een vitaal bedrijf van het NCSC bij DTC komt, dan valt het onder de verantwoordelijkheid van het DTC en dus onder de verantwoordelijkheid van de minister van EZK.

Voorzitter. Er werd nog gevraagd wat nou het verschil is. Bij de vitale bedrijven is er echt sprake van maatschappelijke ontwrichting als er een cyberdreiging wordt doorgezet. Dat maakt ook echt — het is een uitvoering van een Europese regel — dat het een hele andere wet kent. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik er zelf ook wel over heb doorgevraagd. Ik wilde weten hoe we het gingen doen: of we een aparte wet gingen inrichten of het bij dezelfde wet onder gingen brengen. Dat is altijd een keuze. Maar in dit geval is er een best goede argumentatie om het gescheiden te houden. Dat is met name omdat we willen proberen om vanuit het marktperspectief te kijken, zodat bedrijven weten waar ze aan toe zijn. Als je die bril opzet, dan is het echt logisch om deze taken, die geen uitvoering van een Europese regel zijn, in een aparte wet onder te brengen. Dat was een vraag van onder anderen mevrouw Kathmann. Zij vroeg daarover door.

Mevrouw Kathmann vroeg ook, zeg ik via de voorzitter, naar het cybervolwassenheidsniveau van Cyberveilig Nederland. Ze vroeg of dat niet een goed onderscheid zou zijn in plaats van vitaal of niet-vitaal. De beoordeling van die volwassenheid is geen ordening die we hier willen aanbrengen. Het moment kan namelijk per bedrijf verschillen. Het is dan ook heel moeilijk om bedrijven volgens die waardering goed in te delen.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de beantwoording van de vraag of cybervolwassenheid een mogelijkheid is. De minister geeft aan te kijken naar vitaal en niet-vitaal, omdat er dan gekeken wordt vanuit het marktperspectief. Ik heb daar dan wel een extra vraag bij. De markt geeft aan dat het juist voor hen niet zo goed werkbaar is, omdat alles met elkaar verweven is: een cyberaanval op een niet-vitaal bedrijf heeft supergrote consequenties voor een bedrijf dat wél vitaal is. Als we die harde knip houden, hoe gaan we daar dan mee om?

Minister Adriaansens:
Ik denk dat dit een terechte zorg is. Van welke kant je hier ook naar kijkt, vitaal en niet-vitaal, wel bij elkaar en niet bij elkaar, het moet met name in de uitvoering goedkomen. Ik herken de alertheid. Ik denk dat we het erover hebben hoe we zorgen dat die informatie op de goede plek terechtkomt. Dat vraagt een verdergaande integratie. Daarom is het ook goed dat die drie organisaties worden samengevoegd, zeg ik tegen mevrouw Kathmann via u, voorzitter. Maar we moeten wel zorgen dat dat gaat werken. De informatie moet namelijk in teams worden gedeeld. Daarbij kent iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid in de informatieplicht die daaruit voortvloeit.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Hoe zorgt de minister op dit moment dan dat dat werkt of gaat werken?

Minister Adriaansens:
Het is "gaat werken", want ze zijn daarmee bezig. We zullen moeten gaan monitoren en kijken of bedrijven zich goed geïnformeerd voelen. Er zijn ontzettend veel samenwerkingsverbanden waar wij contact mee hebben en waar het DTC ook contact mee heeft. Dat zijn er volgens mij een stuk of 60 op dit moment. Dat moet echt een laagdrempelige communicatie zijn over de vraag of wij de goede informatie krijgen. We zien aan de bezoeken op de website en het gebruik van de tools die worden aangeboden dat het een welkome informatie en ondersteuning is, maar het blijft een kwestie van monitoren, navragen en enquêteren: voelt u zich goed ondersteund? Het is ook met name een kwestie van daar waar het fout gaat, begrijpen waarom dat mis is gegaan. Mocht dat zitten in een gebrek aan ondersteuning, dan zou dat in een verbetercyclus gelijk moeten worden opgepakt om dat de volgende keer beter te doen. Zo zie ik het.

Voorzitter. Mevrouw Van Meetelen vroeg naar de verantwoordelijkheid van de digitale dienstverlener om de klanten te informeren over cyberdreigingen. Het DTC gaat alle bedrijven informeren waarover zij dreigingsinformatie hebben. Dat stelt hen dan in staat om zichzelf te beschermen. In de relatie tussen de ICT-gebruikende bedrijven en de ICT-leveranciers gelden een contractuele relatie en de afspraken die zij daarover maken. Als een klant schade heeft omdat de leverancier bijvoorbeeld zijn contractuele verantwoordelijkheid niet heeft genomen, dan kan zo'n klant naar de rechter stappen. Daar vallen wij als overheid buiten.

Voorzitter. Mevrouw Van Meetelen vroeg ook of de niet-vitale bedrijven gewaarschuwd worden door het NCSC. Dat worden ze dus indirect via het Digital Trust Center. Dat ontvangt dan informatie van het NCSC. Zo proberen we goed te scheiden waar de verantwoordelijkheden liggen. Ik moet zeggen dat ik in de voorbereiding op dit debat heel erg ben gestruikeld over de afkortingen. De Wbni, dus de wet waar de vitale organisaties onder vallen, regelt dat het Nationaal Cyber Security Centrum dreigings- en incidentinformatie kan delen met de zogenoemde OKTT's. Dat zijn organisaties die objectief kenbaar tot taak hebben om andere organisaties of het publiek te informeren over digitale dreigingen en incidenten. Ik deel dit eigenlijk meer omdat ik het interessant vind dat wij overal afkortingen voor hebben, dus ik probeer in normale taal te blijven uitleggen dat wij gewoon met elkaar moeten samenwerken en dat die organisaties daarin samen moeten optrekken.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Dan heb ik toch nog een vraag. Begrijp ik het goed dat als er een dreiging wordt waargenomen, te allen tijde alle bedrijven waarvoor gedacht wordt dat die dreiging er kan zijn, worden geïnformeerd?

Minister Adriaansens:
Correct.

Mevrouw Van Meetelen (PVV):
Oké. Dus het is niet zo dat er op een bepaald moment één bedrijf dat is genotificeerd en dat eigenlijk zou … Stel dat die denkt "ik doe er niks mee" of "ik doe het niet goed genoeg", dus dat er niet adequaat naar gehandeld is. Dan kunnen de onderliggende bedrijven dus eventueel een stap naar de rechter maken?

Minister Adriaansens:
Het DTC informeert de niet-vitale bedrijven, dus een mkb-bedrijf, dat er een dreiging is of dat er iets heeft plaatsgevonden. Soms hebben wij die informatie als overheid ook iets eerder, want dat wordt centraal doorgegeven. Dan wordt dat bedrijf geïnformeerd. Bij de niet-vitale bedrijven is het vervolgens aan het bedrijf zelf om een actie te bepalen, om zich te beschermen, om een ander beschermingsprogramma te installeren, et cetera, et cetera.

De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.

Minister Adriaansens:
Dan de verhouding tot de implementatie van de NIS2-richtlijn. De vraag van mevrouw Van Meetelen ging vooral over wat het notificeren een gemiddeld bedrijf oplevert en wat het gaat kosten. Dat was volgens mij de echte vraag. Bedrijven worden gratis door het Digital Trust Center geïnformeerd over dreigingen en kwetsbaarheden. Het kost bedrijven dus niets. Het verschilt per ondernemer wat het notificeren oplevert. De Cybersecuritymonitor gaf aan dat 11% — dat is best veel — van de bedrijven met twee of meer werknemers losgeld betaalde. Dat vind ik best een indrukwekkend aantal. In ongeveer de helft van de gevallen bedraagt het losgeld meer dan 50% van de omzet. We hebben het hier echt over substantiële schade waarvan het echt de moeite waard is om te zorgen dat we dit voorkomen, zoals door een aantal van u is aangegeven.

Dan de vraag over de regeldruk. Op basis van dit wetsvoorstel is er geen regeldruk voorzien. Er worden geen eisen opgelegd aan de bedrijven. Dat is ook getoetst bij het Adviescollege toetsing regeldruk. Zij hebben dat ook aangegeven en bevestigd.

Voorzitter. Er was nog een vraag van mevrouw Van Meetelen, maar die hebben we eigenlijk net behandeld. Zij vroeg wat er gebeurt als het bedrijf geïnformeerd is. Informeert dat bedrijf vervolgens zijn klanten? Het is aan de contractuele relatie hoe ze dat vervolgens met elkaar oplossen.

Dan de vraag welke typen persoonsgegevens onder deze wet kunnen worden gedeeld. Dat was een vraag van de heer Six Dijkstra. In de basis zijn de gegevens die worden verwerkt, bedrijfsgegevens. Naast IP-adressen kunnen ook namen, e-mailadressen en telefoonnummers worden verwerkt die herleidbaar zijn tot natuurlijke personen. Die gegevens vallen dan onder de categorie gewone persoonsgegevens. Om die gegevens te mogen verwerken, is dus een wettelijke grondslag op grond van de AVG nodig.

Dan nog een vraag van de heer Six Dijkstra. Met al zijn brede ervaring in deze sector moest ik mijzelf wel verdiepen in de Indicators of Compromise, de IoC's. Dat zijn kenmerken van cyberaanvallen. Het kan dan gaan om IP-adressen van de mogelijke aanvallers. Het Digital Trust Center verwijst in de praktijk alleen naar de IoC's als deze openbaar beschikbaar zijn. IP-adressen zijn soms ook persoonsgegevens. Als het zzp'ers en dergelijke betreft, zijn ze vaak herleidbaar. Daarom is ook daarvoor weer een wettelijke basis nodig.

De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank aan de minister voor deze beantwoording. Wat is de reden dat het DTC in de regel alleen openbare IoC's deelt met bedrijven en geen mogelijk vertrouwelijke of niet openbare IoC's?

Minister Adriaansens:
Ik zal deze vraag terugnemen voor een in-depth beantwoording in de tweede termijn, maar ik vermoed dat we geen wettelijke positie hebben om toegang tot die data te verkrijgen. Ik zal dat even checken.

De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank. Ik ben daar erg benieuwd naar. Mocht er verdere integratie met het NCSC plaatsvinden, dat mogelijk ook toegang heeft tot andere data die mogelijk ook relevant kunnen zijn voor deze niet-vitale bedrijven, dan ben ik ook wel benieuwd of dat nog iets zou veranderen aan de situatie. Kunnen dan ook niet-vitale bedrijven toegang krijgen tot relevante data die via een of andere vertrouwelijke database verspreid zouden kunnen worden?

Minister Adriaansens:
Die vraag neem ik even mee in de rebound, als u dat goedvindt.

De voorzitter:
Ja hoor.

Minister Adriaansens:
Mevrouw Kathmann vroeg naar de digitalehulpverlener, het mooie concept van de dhv'ers. Tijdens de jaarlijkse bewustwordingscampagne van Alert Online wordt het belang van het laagdrempelig organiseren van hulp op de werkvloer onder de aandacht gebracht. Daar is het ook aan de orde gekomen. Bedrijven zijn volledig vrij in hoe ze het organiseren. Wel kunnen de dhv'ers zich aanmelden bij de onlinecommunity die het DTC bouwt. Ook via de website is informatie beschikbaar over hoe je de digitale hulp moet organiseren. Ik ben wel een beetje terughoudend over de mate waarin ik dit nog meer moet opleggen aan met name kleine bedrijven. Ik was wel gecharmeerd van het voorstel. Met enige nuance gaf mevrouw Kathmann ook aan dat dit voor een dhv'er een heel goed instrument is, als je het zo mag noemen, maar dat het ook wel een bepaalde regeldruk of organisatiedruk met zich meebrengt. Ik heb nu dus de lijn dat we het vooral moeten stimuleren. Het zou dan interessant zijn om bijvoorbeeld te kijken hoeveel dhv'ers zich nu aanmelden bij het DTC, dus of we het op een wat zachtere manier kunnen stimuleren zonder er in deze fase te veel verplichtingen aan te verbinden. Maar dat laatste bedoelde mevrouw Kathmann volgens mij ook niet.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Nou, dat vind ik eigenlijk heel mooi om te horen, want dan zit ik op dezelfde lijn als de minister. Het voorstel vraagt eigenlijk alleen om te stimuleren, dus niet om bedrijven iets op te leggen, maar om vanuit de overheid in een beleidsbepaling neer te leggen dat we ook echt gaan stimuleren. Omdat dit ook in de branche wordt gezien als een hele concrete maatregel voor bewustwording op de werkvloer, moeten we het niet opleggen in de zin van: iedereen moet er per 2030 eentje hebben rondlopen. We leggen het stimuleren door de overheid vast, zodat we kunnen blijven roepen dat dit een goede oplossing kan zijn. Dat is eigenlijk het enige wat ons voorstel vraagt. Ik snap dat je dat bij de bedrijfshulpverlener wat steviger doet. Daar hebben we het over hartfalen. Je moet het niet bagatelliseren, maar hier hebben we het gelukkig over cybercrime. Dan kan je dat misschien ook met een wat lichtere maatregel aanpakken.

Minister Adriaansens:
Ik neem het voorstel graag nog eens even serieus in overweging om te kijken of we iets kunnen doen om het nog wat steviger neer te zetten via het DTC en om eens te kijken wat er dan gebeurt en of dat voldoende enthousiasme opwekt, zodat bedrijven dit model overnemen.

Mevrouw Kathmann vroeg ook naar de nazorg. Het DTC biedt geen slachtofferhulp. Er is wel algemene informatie te vinden op de website over wat je kan doen als er zich een incident heeft voorgedaan. Daarbij wordt ook verwezen naar instanties waar men heen kan. Op het moment dat we daarbij te veel maatwerk zouden gaan leveren, kan er strijdigheid ontstaan met de Wet Markt en Overheid. Inmiddels is er overigens ook een markt die hierin voorziet met commerciële cybersecuritydiensten, zoals hulp bij respons en herstel bij schade en hacks. Een bedrijf kan zich natuurlijk ook verzekeren, waarbij wordt voorzien in hulp achteraf. Dat is dus de wijze waarop dat geregeld is.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dan denk ik dat ik mijn vraag misschien niet goed heb gecommuniceerd. Waar het juist vooral over ging, is de zachte kant van zo'n cyberaanval. Als je degene bent die op dat linkje heeft geklikt op het werk, of als je die ondernemer bent die misschien wel zijn bedrijf helemaal de mist in heeft zien gaan door zo'n cyberaanval, dan heb je natuurlijk te maken met de vraag of je wel of niet verzekerd bent, of je alles terugkrijgt en wat je kunt doen om het lek te dichten. Soms is er tegenwoordig zelfs ook al hulp van je IT-specialist bij de vraag of je moet betalen of niet. Waar dit om gaat is eigenlijk ook de maatschappelijk mentale kant waar mensen mee te maken krijgen. Op de werkvloer is het vaak een schuldvraag. Daar kan ook een juridische vraag bij komen als mensen aansprakelijk worden gesteld. Dat kan ook gelden wanneer een ondernemer ten onder gaat en hij ineens allerlei rechtszaken aan zijn broek krijgt van werknemers, schuldeisers, klanten en noem maar op, met de vraag: heb je wel goed genoeg gehandeld? Die ellende zorgt er echt voor dat het leven van mensen in het moeras draait. Het gaat er eigenlijk om of er vanuit het DTC ook aandacht is voor die kant en of mensen goed genoeg naar die hulp verwezen worden.

Minister Adriaansens:
Als het gaat om de werknemers denk ik dat bijvoorbeeld ook vertrouwenspersonen of de hr-ondersteuning daarin een rol kunnen spelen. Maar dat wordt niet bedoeld door mevrouw Kathmann. Zij heeft het echt over de ondernemer die daar zo veel ellende van kan ervaren. Ik sta wel sympathiek tegenover de aandacht die u daarvoor vraagt. Ik zal met het DTC contact opnemen over wat we daarin eventueel kunnen doen.

Voorzitter. Dan ben ik alweer bij mijn mapje "overig". Er was een vraag over het budget en de capaciteit: denkt de minister dat het aantal fte's en het budget voldoende zijn voor de taken? Het noodzakelijke budget is beschikbaar. Dat is ook besproken met de organisatie. Op de EZK-begroting is met versterking uit het vorige coalitieakkoord 8,1 miljoen per jaar beschikbaar gesteld voor de periode 2024 tot 2026. Vanaf 2027 gaat het om structureel 9 miljoen per jaar. Op basis van de plannen die er liggen en de uitvoering die gaande is, blijkt dat op dit moment voldoende te zijn.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Ik had al aangekondigd dat er in principe wel een motie klaarligt. De onderzoeken zijn soms nog wel een beetje diffuus, maar je ziet toch af en toe echt schrikbarende toenames in het cybercrimebeeld, van 40% stijging per jaar. Als we daar echt op afstevenen, kan ik me voorstellen dat je het DTC daarin moet laten meegroeien. Aan die scenario's moeten we denken. Voor nu geeft de minister aan dat het voldoende is, maar als die scenario's waar worden, hebben we dan ook een plan B, zodat we in ieder geval de middelen voor het DTC laten meegroeien met dat cyberbeeld? Het gaat erom dat we wel op tijd klaar zijn voor die grote toename.

Minister Adriaansens:
Ik begrijp dat, want je ziet een bepaalde dreiging toenemen. Ik zou het toch praktisch willen houden. We hebben nu budget beschikbaar gesteld. Ik zou graag willen monitoren wat er aan klachten, meldingen en activiteiten plaatsvindt en op basis daarvan bezien of er een toename nodig is, want dat kan ik nu eigenlijk helemaal niet onderbouwen. Dus ik zou dat wel willen doen. Dan is even de vraag op welke wijze ik de Kamer kan meenemen in die informatie. Ik denk dat ik dat het beste kan doen bij de voortgangsrapportages rondom de uitvoering van de digitale strategie. Dan neem ik daarin een paragraaf op over de integratie van het DTC met andere organisaties, maar ook informatie over de werkwijze omtrent de kengetallen en over in hoeverre het budget toereikend is.

Mevrouw Kathmann vroeg nog of het DTC alleen kan optreden indien zich daadwerkelijk een cyberincident heeft voorgedaan, of dat het ook kan optreden als er sprake is van een mogelijke dreiging. Dit wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om niet-vitale bedrijven te informeren over plaatsgevonden incidenten, maar ook over mogelijke bedreigingen. Er hoeft dus niet sprake te zijn van een daadwerkelijk incident.

Volgens mij ben ik dan door mijn vragen heen.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Een vraag in het verlengde van dit. Hoort het geven van een handelingsperspectief ook echt bij het communiceren met en het adviseren van niet-vitale bedrijven? Hoort dat in het advies en zit daar echt een handelingsperspectief bij?

Minister Adriaansens:
Er wordt dan verwezen naar organisaties die je kunnen ondersteunen. We moeten heel erg opletten dat we niet in de activiteiten treden van private organisaties, want dan zijn we gewoon niet het goede aan het doen. Er wordt dus in beginsel naar verwezen, maar er zijn ook samenwerkingsverbanden die heel erg groeien op dit moment. Ik noem de 60 samenwerkingsverbanden, waarin organisaties met elkaar ervaringen delen en expertise opbouwen. Dat is misschien ook wel de beste weg. Dat kunnen we wel stimuleren.

De voorzitter:
Dank voor uw inbreng in de eerste termijn. Ik stel voor dat we gelijk doorgaan met de tweede termijn, als daar bij de leden behoefte aan is. Dan kijk ik weer als eerste naar de heer Six Dijkstra. Die heeft er geen behoefte aan. Mevrouw Martens-America? Ook niet. Mevrouw Kathmann had het erover dat ze moties wilde indienen. Ja, dat wil ze ook, hoor ik. Dan gaat zij namens GroenLinks-Partij van de Arbeid het woord voeren.


Termijn inbreng

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Maar ik dien zeker niet alle moties in, hoor, want ik ben ook blij met een aantal toezeggingen, ook met die over de digitale hulpverlener. Maar ik ben nog niet helemáál tevreden, dus ik wil de volgende motie toch indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat cyberrisico's te vaak onbesproken blijven binnen een organisatie omdat er een stigma op heerst;

overwegende dat elke werknemer de ruimte moet hebben om laagdrempelig melding te doen als diegene een risico voor de digitale veiligheid van het bedrijf vermoedt zonder als schuldig te worden bestempeld;

van mening dat een dergelijke cultuurverandering niet vanzelf gaat maar bedrijven al veel kunnen doen door een medewerker te benoemen als digitalehulpverlener (dhv), met geringe gevolgen voor de regeldruk;

verzoekt de regering om in de Strategie Digitale Economie het vergroten van het percentage bedrijven met een aangewezen digitale hulpverlener op te nemen als doel waarop wordt gestuurd;

verzoekt de regering om deze digitale hulpverleners bij bedrijven gericht te informeren vanuit het Digital Trust Center en die zo veel mogelijk te ondersteunen bij het uitvoeren van hun takenpakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kathmann.

Zij krijgt nr. 8 (36270).

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
De andere motie ging inderdaad over digitale ongelukken en nazorg. Ik denk dat ik wel gewoon blij ben met de toezegging van de minister. Ik ben sowieso blij met de beantwoording van de minister en ook met deze wet, op één puntje na. Dat betreft namelijk mijn grote zorgpunt over de kosten voor zo'n digitale veiligheidstraining. Veel ondernemers geven aan: je moet zien hoeveel het ons kost als we veel werknemers succesvol door zo'n training willen sturen. Het is gewoon broodnodig, maar kijk hoeveel bedrijven echt over de kop kunnen gaan en hoe groot de risico's zijn. De minister zegt eigenlijk: de markt bepaalt. Maar wat als die prijzen dan veel te hoog zijn? Ik denk dat het echt veel meer een politieke keuze is of je daarin die sterke overheid wil zijn die ingrijpt en die die bedrijven en mkb'ers gewoon helpt om voor een redelijke prijs digitaal weerbaar te zijn.

Mevrouw Martens-America (VVD):
Ik sluit me helemaal aan bij het betoog van mevrouw Kathmann. Ik ben benieuwd naar het volgende. Misschien kunnen we samen over een jaar aan de minister vragen of ze ons een brief wil sturen met een inventarisatie van hoe het gaat. Als nou blijkt dat de mkb'ers echt met rekeningen worden opgezadeld die ze niet kunnen betalen, dan kunnen we met z'n allen opnieuw gaan kijken. Volgens mij hebben we namelijk vandaag een heel goed overleg gehad over de vraag wat we daar aan zouden kunnen doen. Want volgens mij delen we die zorg eigenlijk met z'n allen.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dat vind ik een goed voorstel. Het zou inderdaad fijn zijn als de minister dat zou willen monitoren en de Kamer over niet al te lange tijd zou willen laten weten hoe het daarmee staat. Volgens mij kunnen we dan inderdaad met elkaar beslissen of we daarop in willen grijpen. Ik wil ook graag mevrouw Van Meetelen feliciteren met haar verjaardag en met haar ongelofelijk mooie en inspirerende maidenspeech.

De voorzitter:
Dank voor uw inbreng. Mevrouw Van Meetelen had ook geen behoefte aan een tweede termijn. Dan zijn we ook alweer klaar met de tweede termijn. Er is één motie ingediend, maar die heeft de minister nog niet. Kan ze die gelijk beoordelen, of wil ze even schorsen? O ja, de minister had inderdaad ook nog toegezegd om een vraag te beantwoorden. We schorsen dus even voor vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van het debat over de Wet bevordering digitale weerbaarheid bedrijven. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de regering, waarin we ook een appreciatie krijgen van de ingediende motie. We krijgen ook nog antwoord op, geloof ik, twee vragen. De minister van Economische Zaken heeft het woord.


Termijn antwoord

Minister Adriaansens:
Dank u, voorzitter. Ik wil een kleine correctie doen op mijn toezegging over de berichtgeving over de capaciteit en het budget wat betreft het DTC. Ik hou me nog steeds aan de inhoudelijke toezegging, maar we doen dat niet bij de digitale strategie, maar bij de Nederlandse Cybersecuritystrategie. Die wordt, onder regie van de minister van JenV, jaarlijks aan uw Kamer gestuurd. Dit zeg ik voor de volledigheid.

Voorzitter. Dan kom ik op de zeer technische vraag van meneer Six Dijkstra. Ja, ook niet-openbare IoC's worden gedeeld, waar dat juridisch mogelijk is. Dat moet ik voor de notulen wel even goed vermelden. Dan gaat u nu vragen wanneer dat dan zo is. Dat vermoedde ik al. Maar ik ben niet voor één gat te vangen. Soms is er sprake van bijzondere persoonsgegevens. Dan heb je ook informatie over wie er op jouw systeem zit. Wij mogen op basis van deze wet geen toegang tot díé informatie geven.

De heer Six Dijkstra (NSC):
Dank aan de minister. Dat heldert al het een en ander op. Ik ben dan wel benieuwd naar het volgende. Waar moeten we dan naar kijken als het gaat om datgene wat wel gedeeld kan worden? Is het vrij eenvoudig om, bijvoorbeeld, IP-adressen te delen? Dat is namelijk een reeks cijfers: 2564. In principe is alles openbaar, alleen de context is gevoelig. In welke mate is de minister ook voornemens om daar echt gebruik van te maken, om uiteindelijk het bedrijfsleven beter toe te rusten?

Minister Adriaansens:
Dit zijn best technische vragen. Ik zal 'm dus in algemene zin beantwoorden. Ik bied de heer Six Dijkstra anders heel graag aan om daar nog een keer een verdiepend gesprek over te voeren, ook met wat technisch onderlegde ambtenaren erbij. Maar in beginsel gaan wij alles doen wat nodig is om informatie over die dreiging te krijgen. We hadden al een handelend DTC, maar toen hadden we geen toegang tot IP-adressen en alles wat daarmee samenhangt, waardoor er een risico was op het gebied van toegang tot persoonsgegevens. Dat hebben we nu wel. Je moet dan wel allemaal waarborgen inregelen. Deze wet heeft als doel dat we bedrijven gaan informeren over dreigingen. Maar dan moet ik dat wel kunnen doen. Dat zou dus altijd mijn toets zijn. Op het moment dat we tegen juridische grenzen aanlopen … Dat zeg ik even in mijn functie. Ik ga namelijk over het systeem. Ik wil dat het systeem werkt. Dus daar wil ik dan ook in de rapportage in voorzien. Als dat niet zo is, dan zult u mij zeker weer bevragen op de maatregelen die ik daarvoor zal nemen.

Voorzitter. Dan kom ik bij de motie-Kathmann op stuk nr. 8. Hoe sympathiek die motie ook is, ik moet die toch ontraden. We sturen namelijk op een doel en niet op een instrument. Het gaat om het middel dat de dhv'ers zouden kunnen bereiken, dus dat we meer weerbare bedrijven realiseren. Ik wil dat echter doen door te stimuleren, door informatiepakketten gereed te maken die recht doen aan verschillen tussen bedrijven en door daar in samenwerkingsverbanden aandacht voor te vragen. De DTC-community kan daarbij ook collegiaal advies bieden. Maar het verplicht opleggen, is niet iets wat ik wil. Ik ga het dus stimuleren, maar niet vormgeven op de manier die nu gevraagd wordt. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dan wil ik graag aan de minister vragen waar zij in de motie het voorstel leest dat we het verplicht willen opleggen aan bedrijven en dat we het niet willen stimuleren.

Minister Adriaansens:
Ik begrijp die vraag. "Het vergroten van het percentage bedrijven" vraagt van mij om dat te gaan registreren, om dat bij te gaan houden. Ik heb daar niet echt instrumenten voor. Wat ik wél kan doen — dat gaf ik al aan — is kijken welke dhv'ers zich melden bij het DTC. Dus ik kan tellen hoeveel ervan zijn aangesloten, maar ik kan daar niet actief op sturen. Als een dhv'er niet is aangesloten bij het DTC, zou het technisch gezien nog steeds een dhv'er zijn, maar dan zit hij niet in mijn boeken, dus dan moet ik daar heel andere activiteiten op ontplooien. Die vond ik niet heel wenselijk.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Welke activiteiten bedoelt de minister dan, welke "vele" activiteiten?

Minister Adriaansens:
In de een-na-laatste zin vraagt u aan mij: verzoekt de regering om in de Strategie Digitale Economie het vergroten van het percentage bedrijven met een aangewezen digitale hulpverlener op te nemen als doel waarop wordt gestuurd. Als u dat aan mij vraagt, moet ik daar actie op ondernemen. Dan moet ik dat gaan monitoren bij bedrijven. Dat creëert regeldruk. Zij moeten dat gaan registreren. Dat moet ik bijhouden. Op dat stuk ontraad ik de motie. Het stimuleren pak ik op.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Er wordt geen percentage genoemd. Er staat verhogen. Dat staat er eigenlijk. Volgens mij is dat ook het doel van stimuleren. Dan stuur je er eigenlijk op dat je een percentage verhoogt. Het is dus nu al mogelijk dat dhv'ers zich aanmelden, zegt de minister. Dan kan je in de praktijk toch aflezen aan het aantal dhv'ers dat zich aanmeldt, of het stimuleren gelukt is of niet? Dat is toch geen rocketscience?

Minister Adriaansens:
Dat ben ik eens met mevrouw Kathmann, maar er kunnen dan ook dhv'ers zijn die zich niet aanmelden. Die heb ik niet in het vizier. Dan vind ik het lastig om deze motie op die manier uit te voeren. Als de vraag veranderd wordt … Maar dan moeten we 'm even gaan herformuleren. Het stimuleren van dhv heb ik toegezegd, maar ik kan niet gaan sturen op dat doel.

Mevrouw Kathmann (GroenLinks-PvdA):
Dan wil ik alleen nog zeggen dat we nog even de tijd zullen nemen om te kijken of we de motie zo aan kunnen passen dat de minister haar kan omarmen.

De voorzitter:
Oké. Dat wachten we dan even af. De minister is klaar met haar beantwoording in tweede termijn.

Minister Adriaansens:
Ja. Dank u, voorzitter.

De voorzitter:
Dan zijn we aan het einde van dit debat. De motie is nu formeel ontraden, zeg ik er maar even bij, maar mogelijk komt er een aangepaste versie voor de stemmingen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemmingen zijn voorzien op dinsdag 19 maart aanstaande. Dank aan de minister en haar ondersteuning, de leden en hun ondersteuning, de staf hier en het publiek voor zover misschien digitaal aanwezig, want ik zie ze niet meer hier op de tribune. We zijn redelijk op tijd klaar vandaag. Ik wens u allemaal een prettige avond.

Sluiting

Sluiting 19.39 uur.