Plenair verslag Tweede Kamer, 106e vergadering
Donderdag 7 juli 2016

  • Aanvang
    9:00 uur
  • Sluiting
    2:32 uur
  • Status
    Gerectificeerd

Opening

Voorzitter: Arib

Aanwezig zijn 150 leden der Kamer, te weten:

Agema, Amhaouch, Arib, Van Ark, Azmani, Bashir, Beertema, Belhaj, Berckmoes-Duindam, Bergkamp, Bisschop, De Boer, Van Bommel, Bontes, Martin Bosma, Remco Bosma, Bosman, Bouwmeester, Ten Broeke, Brouwer, Bruins, Bruins Slot, Van der Burg, De Caluwé, Cegerek, Van Dekken, Tony van Dijck, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Pia Dijkstra, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Dikkers, Duisenberg, Eijsink, Elias, Fokke, Fritsma, Van Gerven, Gesthuizen, Geurts, De Graaf, Grashoff, Graus, Groot, Günal-Gezer, Van Haersma Buma, Harbers, Rudmer Heerema, Pieter Heerma, Helder, Van Helvert, Hoogland, Houwers, Jacobi, Jadnanansing, Karabulut, Keijzer, Kerstens, Klaver, Van Klaveren, Klein, Klever, Knops, Kooiman, Koolmees, Koşer Kaya, Krol, Kuiken, Kuzu, Van Laar, De Lange, Leenders, Leijten, Van der Linde, Lodders, Lucas, Madlener, Maij, Marcouch, Van Meenen, Merkies, Van Miltenburg, Mohandis, Monasch, Moors, Agnes Mulder, Anne Mulder, Neppérus, Nijboer, Nijkerken-de Haan, Van Nispen, Omtzigt, Oosenbrug, Van Oosten, Öztürk, Pechtold, Potters, Van Raak, Recourt, Roemer, Rog, Ronnes, De Roon, Rutte, Samsom, Schouten, Schut-Welkzijn, Segers, Servaes, Siderius, Sjoerdsma, Smaling, Van der Staaij, Straus, Swinkels, Tanamal, Taverne, Teeven, Tellegen, Thieme, Van Tongeren, Van Toorenburg, Ulenbelt, Van Veen, Van Veldhoven, Veldman, Verhoeven, Vermeij, Vermue, Visser, Van Vliet, Volp, Voordewind, Voortman, Jan Vos, Mei Li Vos, Albert de Vries, Aukje de Vries, Vuijk, Wassenberg, Van Weyenberg, Van Wijngaarden, Wilders, Wolbert, Van 't Wout, Ypma, Yücel, Ziengs en Zijlstra,

en de heer Asscher, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president, de heer Blok, minister voor Wonen en Rijksdienst, mevrouw Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Van Dam, staatssecretaris van Economische Zaken, de heer Dekker, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mevrouw Hennis-Plasschaert, minister van Defensie, de heer Kamp, minister van Economische Zaken, mevrouw Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer Koenders, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Van Rijn, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, minister van Infrastructuur en Milieu.

De voorzitter:
Ik heet iedereen welkom.

Renovatie Binnenhof

Renovatie Binnenhof

Aan de orde is het VAO Renovatie Binnenhof (AO d.d. 01/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister voor Wonen en Rijksdienst van harte welkom.

De heer Koolmees (D66):
Voorzitter. We hebben een AO gehad over de verbouwing van het Binnenhof. Daaruit bleek dat er nog veel onzekerheden zijn. Er is nog geen programma van eisen, er moet nog overleg plaatsvinden met omwonenden en ondernemers rond het Plein. We hebben gevraagd om een variant met gedeeltelijke openstelling van het Binnenhof, dus een gefaseerde verbouwing van het Binnenhof. Daarom heb ik de volgende lange motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de voorkeursvariant van het kabinet het Binnenhof in zijn geheel voor vijf en een half jaar dicht moet;

constaterende dat dit grote gevolgen zal hebben voor het publiek, de omwonenden en ondernemers rond het Binnenhof, en dat er nog geen overleg heeft plaatsgevonden tussen het Rijksvastgoedbedrijf en deze betrokkenen;

constaterende dat er nog geen definitief programma van eisen is opgesteld in samenspraak met de bewoners van het Binnenhof;

constaterende dat de gemeenteraad van Den Haag via een motie heeft aangegeven dat een variant van gefaseerde verbouwing met gedeeltelijke openstelling van het Binnenhof te prefereren valt boven de variant van vijf en een half jaar volledige afsluiting (voorkeursvariant);

overwegende dat er over de totale kosten van de verbouwing nog veel onzekerheid bestaat en de meerkosten van een gefaseerde verbouwing ten opzichte van de voorkeursvariant niet overtuigend zijn onderbouwd;

overwegende dat een gefaseerde verbouwing naast voordelen voor publiek, omwonenden en ondernemers rondom het Binnenhof gepaard kan gaan met aanzienlijk minder risico's voor vertraging en kostenoverschrijding dan de voorkeursvariant;

verzoekt de regering om de variant met de gefaseerde verbouwing (variant 2) mee te ontwikkelen in de verdere uitwerking totdat uit overleg met de bewoners en de gemeenten blijkt wat de uiteindelijke uitvoerbare variant zal blijken te zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koolmees, Bisschop, Van Raak en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (34293).

De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS kiest voor de goedkoopste en snelste oplossing en steunt daarin de minister. Maar we hebben wel één aanvullende wens: wie zijn huis verbouwt, heeft vaak een eenmalige en in verhouding zeer voordelige kans om het ook echt goed te doen. Dat is in ons geval het grondig aanpakken van het Hotel, in dit huis beter bekend als het sick-buildingdisease. Navraag bij de gemeente Den Haag leert dat dit daar niet op bezwaren zal stuiten. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de renovatie van het Binnenhof een uitgelezen kans is om te kiezen voor nieuwbouw in plaats van renovatie van het gedeelte van de Tweede Kamer aangeduid met Hotel;

overwegende dat nieuwbouw, ook volgens de validatie van Twynstra Gudde, de mogelijkheid biedt om de klachten van de gebruikers efficiënter en effectiever op te lossen tegen een beperkte extra investering en minimaal langere bouwtijd;

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met de gemeente Den Haag over vergunningverlening voor een eventuele nieuwbouw met behoud van de Jugendstil-voorgevel;

verzoekt de regering tevens, nieuwbouw van het gebouwdeel Hotel als optie in de bouwplannen op te nemen en de potentiële kansen en risico's daarin nader uit te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Krol, Fokke en De Caluwé. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (34293).

De heer Madlener (PVV):
Sloop en nieuwbouw lijken inderdaad heel logisch voor dat gedeelte. Maar als je nieuwbouw pleegt, zou je ook veel hoger kunnen dan nu het geval is. Als ik kijk naar de perstoren en verderop in de omgeving, zie ik dat er al veel hoge gebouwen staan. Bij een hoog gebouw kun je denken aan uitplaatsing of aan een heel andere tijdelijke fasering. Zou die optie wat u betreft ook meegenomen kunnen worden?

De heer Krol (50PLUS):
Ik hoop dat de minister alle mogelijkheden optimaal wil bestuderen. We hebben daar met een aantal deskundigen rondgelopen en die hebben het bekeken. De binnenplaats hoeft niet de huidige afmetingen te hebben, maar zou een stukje smaller kunnen zijn. De tussenstukken zouden inderdaad een complete etage hoger kunnen worden, zonder dat je het hele gebouw hoger maakt. Je kunt zelfs een extra tussenstuk plaatsen, waardoor je ineens veel meer ruimte krijgt. Het zou zelfs met behoud van de Jugendstil-elementen kunnen. Ik vind echter dat het aan de minister is om te onderzoeken wat redelijk is. Ik zou in ieder geval dit gebouw, dat weinig bewoners kent die er gelukkig mee zijn, grondig onder handen willen nemen.

De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. Het CDA wil aandacht vragen voor de projectbeheersing, zowel qua tijd als risico's als geld heeft dit project alles in zich om een mooie overschrijding te maken. Het CDA wil dat absoluut voorkomen. De renovatie zal binnen budget en binnen de tijd gerealiseerd moeten zijn. Al is er een post onvoorzien van 20% en wordt er met de BIM-methode gewerkt, we zijn er nog niet gerust op. We hebben overwogen om het voorstel te doen om de renovatie de status te geven van een groot project, maar het voldoet niet echt aan de criteria die de Kamer daarvoor heeft opgesteld.

Toch zouden we een aanpak à la groot project willen voorstellen. We denken dan aan een aanpak waarbij de commissie voor Wonen en Rijksdienst per kwartaal op projectbeheersingsaspecten, resultaat, organisatie, planning, informatie en kosten, wordt geïnformeerd. Wil de minister in een brief een voorstel doen aan de Kamer, waarbij hij aangeeft hoe hij het project gaat beheersen, welke rol de Kamer daarbij heeft, welke informatie de Kamer dan krijgt en op welke wijze we ervoor gaan zorgen dat dit project binnen de criteria wordt afgerond?

De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Ik mag namens de PVV deze marathondag aftrappen. Ik wil gelijk ook maar gezegd hebben dat het toch wel heel vreemd is dat we hier vannacht tot diep in de nacht hebben vergaderd, waardoor mensen dat niet eens meer konden volgen, terwijl dit gebouw morgen helemaal leeg staat en iedereen, ook het personeel, thuis aan het bijkomen is van deze belachelijk lange werkdag. Ik denk dat we er toch eens goed over moeten nadenken waar we hier mee bezig zijn.

Als je het Hotel zou slopen, ontstaat er ineens een enorme kans, namelijk om daar een heleboel vierkante meters kantoorgebouw te plaatsen. En dat op een toplocatie: naast de Tweede Kamer in het centrum van Den Haag. Die mogelijkheid is niet onderzocht. De motie van de heer Krol vraagt om een onderzoek. Ik heb hem zojuist gevraagd naar de mogelijkheid hier een hoger gebouw te realiseren, met veel meer vierkante meters. Dat kan heel rendabel zijn. Er zijn vast wel marktpartijen die daarin geïnteresseerd zijn, zeker als de Kamer dat gebouw wil huren.

Mijn fractie vindt de verbouwingskosten die geraamd zijn voor de hele renovatie echt absurd hoog, bijna een half miljard. Dat vinden wij echt onacceptabel. Wij vinden dat de mogelijkheid onderzocht moet worden dat een marktpartij daar een kantoorgebouw neerzet, dat wij dan kunnen huren. De motie van de heer Krol zou dat ook in zich kunnen dragen. Die overweeg ik dan ook te steunen met een positief advies aan mijn fractie. Ik heb zelf een motie die daar heel erg op lijkt. Ik twijfel of ik die in moet dienen, maar ik zal het doen, want ik kan haar altijd intrekken als de minister toezegt dit mee te nemen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de sloop van het gebouw Hotel is onderzocht, maar niet de optie om daar hoogbouw te plaatsen;

overwegende dat hoogbouw tot nieuwe mogelijkheden voor tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer kan leiden;

verzoekt de regering om sloop en hoogbouw van het Hotel te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (34293).

De heer Madlener (PVV):
Tot slot wil ik nog opmerken dat de gevel, een gemeentelijk monument, wat ons betreft niet heilig is. De plannen hoeven dus niet altijd met behoud van de gevel te zijn, als dat te duur mocht zijn.

Mevrouw De Caluwé (VVD):
Voorzitter. Dit is de afronding van een reeks debatten die we hebben gevoerd over de verbouwing van ons eigen huis. Het wordt tijd dat we daar een definitief besluit over nemen. Ik ben dan ook heel erg verbaasd over de motie die D66 heeft ingediend. We hebben van de minister mappen vol met informatie gekregen. Er zijn gedetailleerde planningen, adviesrapporten en financiële informatie naar de Kamer gestuurd en eergisteren is er op verzoek van onder andere D66 zelfs nog iets naar de Kamer gestuurd. Dat is echt ongelofelijk veel informatie, voor zover je die al kunt geven vier jaar voor de start van de verbouwing. Ik vraag mij echt af wat D66 nog meer nodig heeft, voordat het eindelijk tot een besluit kan komen. De VVD heeft zich duidelijk uitgesproken voor variant 3, een korte verbouwing van vijf en een half jaar, en daar was gedurende het laatste debat ook een meerderheid voor. Ik wil wel graag een motie indienen voor het verplaatsen van de locatie voor de viering van Prinsjesdag gedurende de verbouwing, zodat het feest behouden blijft, maar de bouw er niet door wordt vertraagd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Binnenhof voor vijf en een half jaar volledig wordt afgesloten vanwege een grootschalige renovatie;

overwegende dat gedurende de verbouwing enkel de viering van Prinsjesdag nog op het Binnenhof wordt gepland;

overwegende dat ieder jaar enkele weken oponthoud is voorzien voor het leegruimen van de binnenplaats voor de viering van Prinsjesdag in de Ridderzaal;

overwegende dat iedere vertraging van de bouwwerkzaamheden zo veel mogelijk vermeden dient te worden;

voorts overwegende dat het Binnenhof slechts gedeeltelijk zal worden vrijgemaakt, waardoor het koninklijk paar op een leeg Binnenhof zonder enig publiek zal arriveren en het feestelijke karakter van de aankomst in zijn geheel verdwijnt;

verzoekt de regering, de verbouwing van het Binnenhof niet te verstoren door het accommoderen van Prinsjesdag op een weinig feestelijk Binnenhof;

verzoekt de regering voorts, dit besluit over te brengen aan de Voorzitter van de Verenigde Vergadering der Staten-Generaal, zodat deze een alternatieve locatie voor de viering van Prinsjesdag gedurende de verbouwing kan vastleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Caluwé, Fokke, Krol en Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (34293).

De heer Koolmees (D66):
Ik hoor wat mevrouw De Caluwé zegt, maar ik constateer tegelijkertijd in de omgeving dat er nog heel veel onzekerheid is over de vraag wat er precies moet gebeuren. Ik constateer ook dat een meerderheid van de gemeenteraad van Den Haag een motie heeft aangenomen die tegen de voorkeursvariant van het kabinet ingaat. Ik heb alle rapporten gelezen en daaruit kun je concluderen dat er nog steeds heel veel onzekerheid is over de kosten. Ik vraag mij af of mevrouw De Caluwé die rapporten ook heeft gelezen. Ik heb uitgebreid beargumenteerd dat er ook heel grote risico's zijn als je het Binnenhof voor vijf en een half jaar dichtgooit, zoals het risico op vertraging. De motie van de heer Ronnes gaat daar ook over. Ik vind het daarom een beetje goedkoop als mevrouw De Caluwé zegt dat er stapels rapporten zijn en zich vervolgens afvraagt wanneer D66 nu eindelijk eens een keer een beslissing neemt. Ik heb een variant neergelegd, zodat we naast de voorkeursvariant van het kabinet ook de variant kunnen meenemen waar de ondernemers, het publiek en de politiek in Den Haag om vragen. Vervolgens word ik door de VVD een beetje achteloos opzijgeschoven. Dat is toch niet zorgvuldig, mevrouw De Caluwé?

Mevrouw De Caluwé (VVD):
De variant die hier is voorgelegd, kost 50 miljoen extra. Die variant is dus al gedetailleerd uitgerekend. Ik zie in dit huis veel projecten voorbijkomen. Van veel lopende projecten is de financiering niet zo netjes weergegeven en zo gedetailleerd uitgerekend als hier en daarover zijn tevens niet dit soort adviesrapporten verschenen. Bij die projecten vraagt men zich nog steeds af hoeveel het ongeveer gaat kosten, terwijl ze al lopen. De verbouwing vindt pas over vier jaar plaats en toch is er al zo veel berekend en vastgelegd. En ja, er zijn nog onzekerheden, maar het zou raar zijn als daar vier jaar van tevoren geen sprake van zou zijn. Wij hebben ook diverse omwonenden gesproken, maar die groep is heel divers. Er is wel degelijk met hen gesproken, maar zij geven verschillende signalen af en zij zijn het nog niet overal mee eens. Dat geldt overigens ook voor de gemeenteraad. Maar het bestuur heeft vorig jaar wel aangegeven dat men voor de korte variant is. De gemeenteraad komt nu met een motie, terwijl wij tijdens het vorige AO al een besluit hebben genomen. Die motie werd overigens niet gesteund door de VVD.

De heer Koolmees (D66):
Het punt is juist dat we nog geen besluit hebben genomen. De gemeenteraad heeft echter wel gekozen voor een variant, vanwege het publiek, de ondernemers en de omwonenden, en het publieke karakter van het Binnenhof. Ik heb het rapport heel goed gelezen, en het is discutabel dat die variant 50 miljoen meer kost. Die kosten zijn echt heel discutabel. Er is daarnaast geen rekening gehouden met de risico's. Daarom vraag ik de minister om die variant wel degelijk mee te nemen in de nadere ontwikkelingen, ook in overleg met de Eerste Kamer, de omwonenden, de bewoners hier en de Voorzitter. Dat lijkt me heel zorgvuldige besluitvorming. Simpelweg zeggen dat die 50 miljoen de reden is om het niet te doen, vind ik echt kortetermijndenken en kortzichtig. Daarin zit een groot risico op overschrijdingen en het uit de tijd lopen van deze verbouwing. Dat risico neemt de VVD dus. Ik denk dat mevrouw De Caluwé daar even over na moet denken.

Mevrouw De Caluwé (VVD):
De heer Koolmees zegt dat er helemaal geen besluit genomen is, maar na het vorige AO heeft een meerderheid van de Kamer zich uitgesproken voor de korte variant; dat was heel erg duidelijk. Er is een motie in de gemeenteraad aangenomen. Er is echter ook aangegeven dat we moeten doorgaan met de korte verbouwing. Nu komt er een motie in de commissie voor ruimtelijke ordening van de gemeenteraad. Er moet inderdaad overleg worden gepleegd en er moet inderdaad nog veel worden uitgezocht, maar dat is inherent aan een verbouwing die ontzettend groot is en over vier jaar gaat plaatsvinden. Natuurlijk moet er nog heel veel gebeuren, maar hoeveel meer informatie heeft D66 nog nodig om nu een besluit te kunnen nemen? Dat begrijp ik niet.

De voorzitter:
Ik zie dat de minister in staat is om gelijk te antwoorden.


Termijn antwoord

Minister Blok:
Voorzitter. De eerste ingediende motie, namelijk die op stuk nr. 23, is van de heer Koolmees. Zij is mede ingediend namens de heren Bisschop en Van Raak en mevrouw Schouten. De motie bevat een heel aantal overwegingen, die ik zal aflopen voordat ik tot een oordeel zal komen. De eerste overweging is dat er geen overleg zou hebben plaatsgevonden tussen het Rijksvastgoedbedrijf en betrokkenen. Dat is onjuist. Er vindt overleg plaats. Er zijn alleen verschillende meningen rondom het Binnenhof, die overigens ook wel gedeeld zijn met de Kamer. Ik denk bijvoorbeeld aan het unanieme verzoek van de medewerkers via de ondernemingsraden om snel te gaan verbouwen. Als het gaat om omwonenden zijn er inderdaad kritische brieven van partijen, bijvoorbeeld van het ‎Overkoepelend Overleg Pleinkwartier. Er zijn echter ook brieven van het Mauritshuis en het Haags Historisch Museum, waarin wij dringend worden verzocht om te kiezen voor de korte variant. Die brieven zouden er niet geweest zijn als er geen overleg geweest was.

Er wordt geconstateerd dat er geen programma van eisen is opgesteld. Er is echter wel degelijk een kruisjeslijst, zoals wij dat noemen, samengesteld met alle gebruikers. De kruisjes staan achter alle wensen van de gebruikers.

Er wordt ook gesproken over volledige afsluiting van het Binnenhof. De Kamer weet dat ik in alle varianten de heel belangrijke randvoorwaarde heb gesteld dat het Binnenhof wel degelijk op een veilige manier, bijvoorbeeld met een loopbrug of een bezoekerscentrum, zo veel mogelijk toegankelijk is.

In de volgende overweging wordt gesteld dat er grote onzekerheid zou zijn over de meerkosten. Als er ooit een project van tevoren door meerdere deskundigen uitgebreid is onderzocht en als er ooit op verzoek van de Kamer nog meer varianten zijn onderzocht, dan is het wel bij dit project. Het kan natuurlijk zijn dat de uitkomsten van die onderzoeken misschien wat minder aantrekkelijk zijn dan partijen zouden willen, maar dat maakt die uitkomsten niet minder plausibel. Als wij de uitkomsten van onafhankelijke deskundigen bij grote verbouwingsprojecten gaan ontkennen, krijg ik visioenen van een Betuweroute aan het Binnenhof.

De heer Koolmees (D66):
Twee dingen. Ten eerste mijn constatering over de motie die de gemeenteraad van Den Haag heeft aangenomen …

Minister Blok:
Daar kom ik nog op.

De heer Koolmees (D66):
Ten tweede merk ik op dat ik op achterstand sta, doordat het rapport over de meerkosten dat wij mochten inzien, vertrouwelijk is. Ik kan het hier niet gebruiken en ik kan het niet met de minister delen. Op basis van dat rapport heb ik echter wel de conclusie getrokken dat het niet overtuigend is aangetoond. Ik kan in dit debat echter niet zeggen waarom ik die mening ben toegedaan, want het rapport is vertrouwelijk. Daardoor sta ik op achterstand. Ik zou er heel graag over spreken, maar dan moet ik aan de minister vragen of dat deel van het rapport, dat geen bedrijfsgevoelige of concurrentiegevoelige informatie bevat, openbaar kan worden gemaakt. Dan kunnen wij twisten over de kosten, maar dat kan nu niet.

Minister Blok:
Ook zonder de vertrouwelijke rapporten erbij te halen, weet de Kamer en iedereen die heeft meegeluisterd, uit de eerdere debatten die wij hebben gevoerd, waarom de kosten zo veel hoger zouden zijn als eerst de overkant wordt verbouwd terwijl de Tweede Kamer doorwerkt en daarna andersom. Die onderbouwing is zo plausibel dat ik niet verrast ben dat meerdere ingenieursbureaus dit vaststellen. De plausibiliteit zit hierin dat er extra veiligheidsrisico's ontstaan als je hier doorwerkt terwijl daar een grote verbouwing aan de gang is. Bouwprojecten zijn naar hun aard riskant, …

De voorzitter:
Maar de vraag was een andere.

De heer Koolmees (D66):
Voor die veiligheidsrisico's is, uit mijn hoofd gezegd, 1,5 miljoen berekend. Er wordt steeds geschermd met een bedrag van 50 miljoen voor de meerkosten. Ik heb de onderbouwing daarvan gezien en ik heb daar veel vragen over, want ik vind die niet overtuigend. Ik kan er echter niet over praten.

De voorzitter:
Dat was inderdaad de vraag.

Minister Blok:
Ik was begonnen met de opsomming van de kostencomponent. De voorzitter leidt de vergadering, maar ik was nog niet aan het einde van die opsomming.

De voorzitter:
Gaat uw gang.

Minister Blok:
Het eerste veiligheidsaspect is een bouwfysisch veiligheidsaspect, het gebruik van zwaar materieel. Het andere is het veiligheidsaspect dat je altijd hebt rond openbare gebouwen waar kwaadwillenden op afstand moeten worden gehouden. Een volgend punt is dat grote delen van dit gebouw gedateerd zijn — dit geldt met name voor de bewegende onderdelen — en het wordt steeds duurder naarmate die langer in bedrijf moeten blijven. Ik noem roltrappen, ventilatie en liften. Dat merken de bewoners van de Kamer ook. Ook dat leidt tot extra kosten. Dat een ingenieursbureau dat nog eens onderstreept, lijkt mij zeer voor de hand te liggen. Verder wijs ik erop dat hoe langer een project duurt, hoe hoger de bouwrente oploopt. Ook dat weet iedereen die wel eens een huis heeft laten verbouwen. Bij een langer traject loop je ook tegen die kostenpost op.

De precieze bedragen zijn in verband met aanbestedingen vertrouwelijk, maar dat deze effecten optreden, is zeer plausibel.

De heer Koolmees (D66):
Laat ik op één punt inzoomen, de bouwrente. In mijn voorkeursvariant, de gefaseerde variant, worden eerst Algemene Zaken, de Eerste Kamer en de Raad van State verbouwd. Dan gaat de lening lopen, maar op het moment dat die verbouwing is afgerond — en dat is veel eerder dan in de variant van de minister — gaan de gebruikers weer terug. De rentevergoeding stopt dan en de gebruikersvergoeding gaat weer lopen. Dat is dus een voordeel in de rente. Dat geeft precies aan dat deze rentetegenvaller arbitrair is. Ik wil dit graag delen, maar dat kan ik niet.

Minister Blok:
Het grootste en duurste deel van de verbouwing, dit deel, duurt op deze manier langer. Bouwrente is echt geen nieuw of verzonnen gegeven. Die component speelt bij iedere verbouwing.

Nu kom ik bij de moties van de gemeenteraad van Den Haag die ik met belangstelling heb gelezen. In de motie van de fractie van D66 van de gemeente Den Haag waarnaar de heer Koolmees in zijn motie verwijst, wordt het college opgeroepen de voorkeur uit te spreken voor een verbouwingsscenario waarbij de Haagse belangen op het gebied van toerisme en economie maximaal worden gewaarborgd. Daar ben ik het volkomen mee eens. Verder wordt het college opgeroepen bij de uitwerking van de gekozen variant bijzondere aandacht te vragen voor de mogelijkheden om het Binnenhofcomplex tijdens de bouw gedeeltelijk toegankelijk te maken voor bezoekers. Daar ben ik het ook mee eens. In de motie wordt niet gevraagd om te kiezen voor een variant die 50 miljoen meer kost.

Daarmee kom ik op het laatste punt. In de motie wordt verzocht om variant 2 mee te ontwikkelen. Uit de onderzoeken die ter beschikking zijn gesteld, blijkt dat die variant langer duurt, meer risico's in zich bergt en 50 miljoen meer kost. Deze motie is per saldo dus ongedekt. Om al deze redenen moet ik de motie ontraden.

In de motie van de heer Krol op stuk nr. 24, mede ingediend namens de dames Fokke en De Caluwé, wordt de regering verzocht nieuwbouw van het gebouwdeel Hotel als optie in de bouwplannen op te nemen en de potentiële kansen en risico's nader uit te werken. Ik ben het met de indieners eens dat met name het klimaat in het Hotel, maar verder ook het gebruiksgemak, heel veel te wensen overlaat. Het is overigens ook niet voor niets dat al lang geleden geconcludeerd is dat verbouwing van het hele complex nodig is. Op verzoek van de heer Krol hebben we een extra onderzoek laten doen naar de mogelijkheden om het Hotel te verbouwen. Daaruit komen toch wel een aantal serieuze zorgpunten naar voren, waaronder de gevel. De heer Madlener is er overigens niet zo aan gehecht. In het rapport staat dat het risicovol is. Het is een jugendstilgevel. We kunnen niet goed beoordelen of we er een vergunning voor krijgen. In de motie staat ook dat dit nagegaan moet worden.

Los van de vraag of we dat risico aan willen gaan en of we de vergunning krijgen, is er ook de analyse van de externe deskundige dat dit zal leiden tot extra kosten, namelijk zes miljoen, en een vier maanden langere doorlooptijd. Ik zal zo naar aanleiding van een motie ingaan op de vraag om de doorlooptijd te verkorten via de Prinsjesdagroute. Daarom is het verrassend om nu een motie te bespreken die leidt tot een langere doorlooptijd. De Kamer kan ervan op aan dat na de verbouw de kwaliteit voor de gebruikers van het Hotel, wat betreft het klimaat en andere gebruikseisen, echt veel beter zal zijn. Het leidt naar mijn gevoel echter niet tot extra inzichten als we nu nog een keer onderzoek doen, aangezien we al in de fase zijn waarin we offertes en vergunningen moeten aanvragen. Deze keuze leidt wel tot extra kosten. Alles afwegend ontraad ik dus ook deze motie.

De heer Ronnes heeft gevraagd om veel aandacht te besteden aan projectbeheersing. Dat ben ik zeer met hem eens. Hij heeft mij ook gevraagd om de Kamer vooraf te informeren over de wijze waarop zij zal worden meegenomen in die projectbeheersing. Ik ben graag bereid om dit najaar in een brief te schetsen hoe ik de informatieverstrekking aan de Kamer over de projectbeheersing zal organiseren.

In de motie op stuk nr. 26 van mevrouw De Caluwé, mevrouw Fokke, de heer Krol en de heer Van Raak wordt de regering verzocht het besluit over te brengen aan de Voorzitter van de Verenigde Vergadering der Staten-Generaal dat de verbouwing van het Binnenhof niet verstoord hoeft te worden door het accommoderen van Prinsjesdag en dat de viering van Prinsjesdag gedurende de verbouwing op een alternatieve locatie kan plaatsvinden. De Staten-Generaal zijn de organisatoren van Prinsjesdag. Ik heb eerder in een debat aangegeven dat ik het Binnenhof een mooie historische locatie vind, maar ik laat het graag aan het oordeel van de Kamer waar zij Prinsjesdag wil organiseren. Deze motie laat ik dus aan het oordeel van de Kamer.

Ten slotte kom ik op de motie van de heer Madlener. Ik constateer tot mijn genoegen dat waar de heer Madlener aanvankelijk volstrekt afwijzend stond tegenover verbouw, hij nu toch verbouw bepleit, zoals blijkt uit zijn motie die vraagt om sloop en hoogbouw van het Hotel te onderzoeken. Dat is een nog ingrijpender verbouwing van dat deel dan het kabinet voorstelt. De optie van de heer Krol gaat minder ver, dus deze optie zal ongetwijfeld duurder worden en nog langer gaan duren, maar eigenlijk om dezelfde afwegingen moet ik ook deze optie ontraden, overigens met inachtneming van mijn absolute toezegging dat het gebruiksgemak en comfort van het Hotel enorm moeten verbeteren door de verbouw.

De voorzitter:
Minister, was u klaar met uw beantwoording?

Minister Blok:
Ja, ik ben klaar.

De heer Madlener (PVV):
Wat betreft de mogelijkheid van sloop en hoogbouw op de locatie van het Hotel: het kost natuurlijk meer om daar een heel hoge kantoortoren neer te zetten, maar het is wel een toplocatie waar heel veel marktpartijen grote interesse in zouden kunnen hebben, zeker als de Kamer zou aangeven het gebouw bijvoorbeeld voor vijf jaar te willen huren, terwijl we hier verbouwen. Je kunt de locatie afschermen. Het is weliswaar een binnenstedelijke locatie, maar het is niet onmogelijk om daar te bouwen terwijl we hier doorwerken. Die mogelijkheid zou je op z'n minst dus kunnen onderzoeken en dat heeft u tot nu toe niet gedaan. Dus bent u bereid om met marktpartijen te kijken of er interesse is om de locatie van het Hotel vrij te maken en om daar een kantoortoren neer te zetten, waarbij bijvoorbeeld de Kamer een aantal jaren als huurder participeert?

Minister Blok:
Het huren van een marktpartij is voor de overheid nooit goedkoper. Wij lenen goedkoper dan de markt. We huren wel eens van een marktpartij, als dat is op een plaats waar we flexibiliteit zouden willen hebben, maar ik heb niet de indruk dat er ooit de intentie bestaat om het Binnenhof te verlaten. Dus die flexibiliteit hebben we hierbij niet nodig. Als het gaat om het aspect van de hoogbouw, heb ik al aangegeven dat dit duur en complex wordt en dat het gevaarlijk is voor die bijzondere gevel. Om die reden blijf ik de motie dan ook ontraden.

De heer Madlener (PVV):
Die flexibiliteit lijkt mij juist heel erg nodig, want we hebben altijd wel weer nieuwe wensen. Soms willen we heel veel scholieren hier binnen krijgen en soms willen we de Kamer verkleinen, waardoor je weer minder ruimte nodig hebt. Dus die flexibiliteit is juist een heel goed punt. Daar komt bij dat als je middels zo'n toplocatie voor een kantoor een heleboel waarde kunt creëren, je heel veel geld kunt besparen voor de belastingbetaler. Die mogelijkheid zou op z'n minst toch onderzocht kunnen worden? Er is vaak contact met marktpartijen. Dus vraag het eens na!

Minister Blok:
De suggestie dat je geld kunt besparen door een groter gebouw neer te zetten dan nodig is en de financiering te laten doen door een partij die duurder leent dan wij, daarvoor heb ik geen onderzoek nodig; dat gaat niet gebeuren.

De heer Koolmees (D66):
Ik wil toch even terugkomen op het punt van de kosten, want dat geeft mij nog een onbevredigend gevoel. Ik begrijp dat we alle informatie die concurrentie- of aanbestedingsgevoelig is niet openbaar maken, maar ik vraag de minister wel om openbaarmaking van de informatie wat betreft de analyse van de verschillen tussen variant 2 en variant 3, zijnde niet concurrentie- of aanbestedingsgevoelige informatie. Dat zou de discussie iets meer diepte kunnen geven.

Minister Blok:
In feite heb ik dat mondeling gedaan, maar als de heer Koolmees dat nog een keer op papier wil hebben op het niveau waarop het niet concurrentiegevoelig is, kan de Kamer die informatie krijgen. Ik zou het wel zeer waarderen als de Kamer vandaag duidelijkheid zou willen geven, want de Kamer weet dat dit project al loopt sinds 2010.

De voorzitter:
Als die informatie vandaag nog naar de Kamer komt, ga ik ervan dat dit ook …

Minister Blok:
Dat zal ik doen.

De voorzitter:
Ik denk dat die informatie belangrijk is voor de Kamer om een goede afweging te maken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we vanavond of vanmiddag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voortgang trekkingsrechten pgb

Voortgang trekkingsrechten pgb

Aan de orde is het VAO Voortgang trekkingsrechten pgb (AO d.d. 29/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom, alsmede de woordvoerders. Zij hebben gisteren tot ongeveer kwart voor twee vannacht een debat gehad en zijn vandaag weer fris en fruitig aanwezig. Ik geef het woord aan de heer Potters als eerste spreker namens de VVD.

De heer Potters (VVD):
Nou, fris en fruitig? Dat is nog maar even de vraag, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat er een duurzame oplossing moet komen voor het huidige betaalsysteem van het persoonsgebonden budget;

van mening dat het in het belang van de budgethouders, zorgaanbieders en verstrekkers is om zo spoedig mogelijk te besluiten over de toekomstige uitvoering van het pgb-trekkingsrecht;

constaterende dat naar aanleiding van de motie van de leden Potters en Otwin van Dijk onderzoek is gedaan naar alternatieven voor het huidige betaalsysteem en dat op basis daarvan elementen voor een nieuw betaalsysteem zijn geformuleerd die een onherroepelijke taakherschikking inhouden ten opzichte van de huidige situatie;

verzoekt de regering, te komen met een uitgewerkt voorstel waarin in ieder geval de financiële kaders behorende bij de verschillende (hybride) varianten, de rol en verantwoordelijkheden van de budgethouders, verstrekkers en de rijksoverheid, de mogelijkheden voor het ontwikkelen en onderbrengen van het digitale portaal en de planning voor volgende stappen op weg naar implementatie met streefdatum 1 januari 2018 worden meegenomen;

verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover uiterlijk op 1 oktober 2016 te informeren, zodat de Kamer dit najaar een besluit kan nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Potters en Volp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 251 (25657).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter, goedemorgen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor een goede voortgang bij het opnieuw inrichten van het systeem van trekkingsrechten van belang is dat er één regievoerder en eindverantwoordelijke wordt aangewezen;

van mening dat gezien de huidige problemen en het belang van een goede uitwerking, actieve en sturende betrokkenheid van de verantwoordelijke bewindspersoon noodzakelijk is;

verzoekt de regering om de regievoering en eindverantwoordelijkheid met betrekking tot de realisatie van de nieuwe variant voor het trekkingsrecht expliciet bij de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te beleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Leijten, Dik-Faber en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 252 (25657).

Mevrouw Volp (PvdA):
Voorzitter. Mijn voormalige collega Otwin van Dijk heeft het AO gedaan. Ik neem het laatste stukje ervan over.

Een pgb is een manier waarop mensen de zorg die zij nodig hebben, zo passend mogelijk kunnen inrichten. Daarover is het AO gegaan. Er moet een uitbetalingssysteem komen dat eenvoudig en klantvriendelijk is. Ik dien hiertoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gezamenlijke elementen zijn geformuleerd die de basis vormen voor een nieuwe uitvoering van het betaalsysteem voor pgb's;

constaterende dat in oktober nadere besluitvorming zal plaatsvinden over de ontwikkeling van het nieuwe portaal;

van mening dat het belang van budgethouders hierbij voorop dient te staan;

verzoekt de regering om Per Saldo het voortouw te laten nemen bij het opstellen van het programma van eisen als basis voor de verdere ontwikkeling van het nieuwe portaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Volp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 253 (25657).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Ik lees mijn motie voor:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er een nieuw trekkingsrechtsysteem ontworpen wordt voor het persoonsgebonden budget;

van mening dat de vertaling van de wensen en eisen van budgethouders en zorgverleners voor het nog te bouwen portaal essentieel zijn om een gebruiksvriendelijk systeem te krijgen;

verzoekt de regering, bij de ontwikkeling van het nieuwe portaal de budgethouders via Per Saldo in samenwerking met de zorgverleners een leidende en doorslaggevende rol te geven in het bepalen van het pakket van eisen en de uitwerking van de functionaliteiten, en de Kamer hierover uiterlijk september 2016 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 254 (25657).

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Per 2018 moet er een nieuw systeem zijn voor de trekkingsrechten. Het grote risico dat we nu lopen is dat er weer een bureaucratisch, ondoorzichtig moeras ontstaat van allerlei overlegstructuren, waarin uiteindelijk geen goed besluit wordt genomen maar een soort van compromis dat niet gaat werken. De staatssecretaris moet daarop de regie hebben; daarom heb ik de motie van mevrouw Voortman medeondertekend.

Bij de ontwikkeling van het portaal moeten de budgethouders de leiding hebben. Mijn motie lijkt erg op die van mevrouw Bergkamp. We hebben geen tijd gehad voor onderlinge afstemming, maar we kunnen nog kijken hoe we een en ander ineenschuiven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor de uitvoering van het trekkingsrecht een portaal gebouwd gaat worden waarmee de budgethouder en zorgverleners de werkelijke situatie kunnen zien (realtime);

constaterende dat het portaal dat gebouwd zal worden voor de uitvoering van het trekkingsrecht een groot ICT-project betreft;

van mening dat de grootste valkuil is dat een opdrachtgever zich te veel richt op het bereiken van consensus tussen verschillende "ketenpartners", zonder dat er voldoende ervaring is met ICT-projecten en/of er voldoende kennis is van de inhoud van het pgb;

van mening dat de budgethouder centraal moet staan in de uitwerking van het portaal;

verzoekt de regering, te garanderen dat de budgethouders en hun zorgverleners het initiatief hebben bij het formuleren van de eisen voor gebruik,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 255 (25657).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. We hebben een goed algemeen overleg gehad met de staatssecretaris. De conclusie was dat er muziek zit in de budgethoudervariant. Dat is goed om te horen. Tegelijkertijd heb ik na het algemeen overleg toch ook weer signalen gekregen dat het weer een andere kant opgaat. Niet de budgethouders zouden vooropstaan, maar de ketenregisseurs. Ik zal niet herhalen wat er allemaal in het algemeen overleg gewisseld is, maar dit heeft bij mij wel geleid tot een motie. Ik heb gemerkt dat collega's vergelijkbare moties hebben ingediend, dus laten we na afloop van het debat bekijken of we zaken in elkaar kunnen schuiven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een nieuwe vorm van het trekkingsrecht nodig is, waarbij de regie middels een "centraal portaal" teruggaat naar de budgethouder;

overwegende dat het centrale portaal moet voldoen aan de wensen van budgethouders en hun hulpverleners en de functionaliteiten ook werkbaar moeten zijn voor de andere partijen (gemeenten en zorgkantoren);

verzoekt de regering, de budgethoudersvereniging de opdracht te geven om in overleg met pgb-verstrekkers een programma van eisen op te stellen voor te ontwikkelen functionaliteiten van het centrale portaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 256 (25657).

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. Dit dossier kent natuurlijk een gigantische geschiedenis. In juni 2014 diende een flink gedeelte van de oppositie een motie van wantrouwen in tegen de staatssecretaris, omdat hij ondoordacht en overhaast begonnen was met het invoeren van een nieuw systeem voor het pgb-trekkingsrecht. Als de Kamer en ook de regering iets geleerd moeten hebben, is het dat je heel zorgvuldig moet zijn met de stappen die je nu zet. Tijdens het AO bekroop mij en mevrouw Bergkamp het gevoel dat dit cowboygedrag — zoals ik het toch even noem — dat heeft geleid tot een gigantische ellende voor mensen die afhankelijk zijn van zorg en voor degenen die deze zorg verlenen, weer zijn intrede heeft gedaan.

Daarom dien ik samen met haar de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris in het algemeen overleg heeft toegezegd een vervolgonderzoek uit te voeren naar een nieuw systeem;

constaterende dat er ondertussen ook gestart wordt met de voorbereidingen van een nieuw pgb-portaal;

overwegende dat gezien de historie van het pgb-trekkingsrechtendossier zorgvuldigheid betracht moet worden en alle voors en tegens afgewogen moeten worden;

verzoekt de regering, zorgvuldigheid voor snelheid te betrachten bij alle vervolgonderzoeken en vervolgacties omdat de budgethouder op de lange termijn gebaat is bij een goed functionerend systeem,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 257 (25657).

De heer Potters (VVD):
Ik denk dat ik het met mevrouw Keijzer eens kan zijn dat wij bij vervolgstappen zeker naar een zorgvuldige besluitvorming moeten gaan, maar ik zit ook wel een beetje met het element van de tijd. Wij zitten een paar maanden, een halfjaar voor verkiezingen. Ik zou heel graag willen dat deze Kamer en deze staatssecretaris een vervolgstap bestuurlijk vastleggen, zodat niet een nieuwe Kamer en een nieuwe staatssecretaris opnieuw naar allerlei varianten moeten kijken. Is mevrouw Keijzer het met de VVD en, naar ik vermoed, ook de PvdA eens dat wij in ieder geval moeten proberen om hierover voor het kerstreces definitieve besluitvorming te hebben?

Mevrouw Keijzer (CDA):
Als het kan wel, maar het mag niet zo zijn dat het belang van verkiezingen en het aantreden van een nieuw kabinet gaat boven een zorgvuldig proces met goede afwegingen waardoor wij straks niet in dezelfde ellende terechtkomen. Ik neem aan dat de heer Potters zich #pgbalarm herinnert. Daarom hebben wij deze motie ingediend en zullen wij de motie van de VVD en de PvdA niet ondersteunen.

De heer Potters (VVD):
Ik denk dat wij allemaal zorgvuldigheid willen, maar wij weten ook hoe zo'n proces gaat. In maart hebben wij de staatssecretaris gevraagd om in ieder geval tot een volgende stap te komen. Ik denk dat het belangrijk is dat de Kamer aangeeft wat zij wil. Dat hoeft niet tot in detail, dat hoeft niet tot in hoe het allemaal precies moet. Wij moeten aan de slag kunnen gaan met een volgend systeem. Ik zou het heel fijn vinden als deze Kamer daarover een besluit kan nemen, omdat het anders nog heel erg lang duren — zo gaat het na verkiezingen — en daar zijn de budgethouders ook niet bij gebaat.

De voorzitter:
Een korte reactie, mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Dan wijs ik toch even op de geschiedenis. Zo is het de vorige keer ook precies gegaan. De Kamer heeft toen gezegd: een trekkingsrechtsysteem zou interessant zijn. Vervolgens is de regering aan de bak gegaan en heeft ondoordacht en overhaast uitvoering gegeven aan een op zich goede richting om om te gaan met het pgb-dossier. Dat doet de CDA-fractie niet nog een keer, althans, de CDA-fractie geeft de regering niet het alibi om het op dezelfde manier te doen. De ellende is veel en veel en veel te groot gebleken.

Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij was het grote probleem de vorige keer dat wij gewoon niet geïnformeerd zijn, waardoor wij niet aan de noodrem konden trekken. Zeggen dat alles in orde is terwijl dat niet zo is, dat is natuurlijk het grote probleem geweest bij de invoering van de trekkingsrechten. Ik voel wel mee met wat de heer Potters zegt. Als het verantwoord is, moeten wij er wel snelheid in houden. Het systeem dat wij nu hebben, moet je niet te lang laten bestaan. Kan ik de motie van CDA en D66 zo begrijpen, dat deze partijen zeggen: snel waar verantwoord, maar daarbij de Kamer steeds eerlijk informeren over hoe het loopt, zodat wij niet achteraf geconfronteerd worden met 100 waarschuwingen die wij niet kenden?

De voorzitter:
Korte reactie, mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):
In het dictum van de motie staat heel precies wat wij bedoelen: zorgvuldigheid voor snelheid. Dat de staatssecretaris, welke dat dan tegen die tijd ook moge zijn, de Kamer moet informeren, dat staat buiten kijf. Dat dat de vorige keer niet gebeurd is, weten wij allemaal. Het is een van de drie redenen waarom dat uiteindelijk geleid heeft tot die motie van wantrouwen.

De voorzitter:
Die discussie is gevoerd.

Mevrouw Leijten (SP):
Waar ik zo bang voor ben met deze motie, is dat het een argument gaat worden om geen besluiten te nemen, om te zeggen dat gemeenten nog langer moeten nadenken, om te zeggen dat de ketenregisseur er nog niet helemaal uit is. Mag ik het zo begrijpen dat deze motie geen alibi mag zijn om te vertragen?

Mevrouw Keijzer (CDA):
Wat mij betreft niet inderdaad.

De voorzitter:
Het woord is aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Voor de goede orde: het is de bedoeling dat de ondertekenaar per motie eventueel één vraag stelt als dat nodig is.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rijn:
In de motie op stuk nr. 251 wordt ons gevraagd om met een uitgewerkt voorstel te komen. Ik heb drie kanttekeningen bij deze motie. De eerste is dat in de motie wordt gesproken over een onderzoek naar de financiële kaders van de verschillende hybride varianten. Gelet op het gevoerde debat weet ik niet precies wat daarmee bedoeld wordt. Wij hebben nu gemeenschappelijke bouwstenen. Dat leidt ertoe dat wij één variant van de portal gaan uitwerken. Wij focussen ons op die ene variant die nu voorligt. Ik zou dat graag nog even verduidelijkt zien. Ten tweede staat er de streefdatum van 1 januari 2018. Ik wil dat woord "streefdatum" nog eens onderstrepen. Ik zal straks nog een duiding van de motie van mevrouw Keijzer geven, maar het is heel belangrijk om ons niet te focussen op een datum en daar vervolgens al het andere van afhankelijk te laten zijn. Wij streven naar die datum, maar het moet wel zorgvuldig gebeuren en inhoudelijk kunnen. Ten derde heb ik mij even verstaan met degenen die al deze plannen moeten uitwerken. Er staat "uiterlijk op 1 oktober". Het zou mij een genoegen doen als dat "in oktober" werd. Dat is al een hele eis. Het is een beetje een subtiel verschil, maar wij moeten even samen bekijken wat we kunnen beloven en toezeggen.

De heer Potters (VVD):
Volgens mij was dit een uitnodiging om te reageren op de motie. Het gaat over de verschillende hybride varianten omdat we de nulvariant en de plusvariant in de huidige situatie eigenlijk al hebben afgeschreven. Wij moeten naar een hybride variant gaan, in lijn met wat de staatssecretaris zegt. De streefdatum is inderdaad 1 januari 2018. Wij moeten niet zoals de vorige keer werken naar een streefdatum in januari om er vervolgens achter te komen dat wij die niet halen, met alle gevolgen van dien. Als het wat later wordt, kunnen wij ons dat voorstellen. Dat is ook de zorgvuldigheid die wordt gevraagd. Ik heb voor de formulering "uiterlijk op 1 oktober" gekozen omdat wij vanaf januari een verkiezingsreces hebben. Ik ben erg bevreesd dat het, als het ergens in oktober wordt, de Kamer straks niet meer lukt om ergens in november, december een besluit te nemen. Ik wil dus graag snel duidelijkheid dat wij in ieder geval dit jaar een besluit kunnen nemen over de vervolgstappen.

Voorzitter: Martin Bosma

Staatssecretaris Van Rijn:
Met dat laatste ben ik het eens, maar ik probeer ook even te bekijken wat een verstandig moment is waarop ik kan leveren. Als u wilt dat ik een aantal dingen goed uitzoek, kan ik oktober beloven. Dat kan er ook prima toe leiden dat wij nog dit jaar een besluit kunnen nemen, als de Kamer dat noodzakelijk vindt, maar zij moet mij ook de gelegenheid geven om een paar dingen echt goed uit te zoeken. Ik wil het oordeel over deze motie aan de Kamer laten als duidelijk is dat het een hybride variant is en dat het om een streefdatum gaat, en dat "1 oktober" "oktober" wordt. In dat geval laat ik het oordeel aan de Kamer, maar anders wijzigt mijn oordeel.

In de motie op stuk nr. 252 wordt de regering verzocht om de regievoering en eindverantwoordelijkheid met betrekking tot de realisatie van de nieuwe variant voor het trekkingsrecht expliciet bij de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te beleggen. Daarover hebben wij uitgebreid gesproken. De eindverantwoordelijkheid voor en regievoering over het totale proces berusten inderdaad bij mij. Om die reden laat ik het oordeel aan de Kamer. Overigens heeft dat een aantal consequenties voor de beoordeling van de moties die daarna volgen, want als ik de regie en de eindverantwoordelijkheid heb, moet ik die ook kunnen dragen. Dat heeft ook te maken met de verdere vormgeving van het proces. Daarop kom ik nog terug bij volgende moties.

In de motie op stuk nr. 253 wordt de regering verzocht om Per Saldo het voortouw te laten nemen bij de opstelling van het programma van eisen als basis voor de ontwikkeling van het nieuwe portaal. Hier gaan meerdere moties over. De essentie daarvan is dat de eisen die aan het portaal worden gesteld, door meerdere partijen moeten worden geformuleerd. Er zullen eisen zijn van de gemeenten, van de zorgkantoren en van de budgethouders. De eisen van de budgethouders zijn het belangrijkst, want zij moeten het portaal kunnen gebruiken en bedienen. Daar zit de belangrijkste partner om ervoor te zorgen dat het aan die eisen voldoet. Ik vind het prima dat Per Saldo het voortouw neemt, maar dit moet ook met anderen worden afgestemd. Er zijn verschillende moties op dat punt ingediend. Ik voel mij nog het meeste thuis bij de motie op stuk nr. 253 en de motie op stuk nr. 255. In de motie op stuk nr. 253 wordt gezegd: het voortouw geven bij het opstellen van het programma van eisen. Het is belangrijk om dat als startpunt te nemen: wat vindt de budgethouder? In de motie op stuk nr. 255 wordt de regering verzocht, te garanderen dat de budgethouders en hun zorgverleners het initiatief hebben bij het formuleren van de eisen voor gebruik. Als die combinatie zou kunnen worden gemaakt, zou ik het oordeel aan de Kamer kunnen laten. Kortom, ik acht de motie op stuk nr. 253 ondersteuning van het beleid en laat het oordeel aan de Kamer. Ik kom zo terug op de motie op stuk nr. 254. Ook over de motie op stuk nr. 255 laat ik het oordeel aan de Kamer.

Mevrouw Bergkamp (D66):
De staatssecretaris zegt dat hij zich wat minder kan vinden in mijn motie op stuk nr. 254. Ik denk wel dat er een verschil is in "het voortouw hebben". Hebben de budgethouders in de vorm van Per Saldo daarmee een doorslaggevende stem? Daar gaat mijn motie over. Of betekent het: we bereiden voor, maar uiteindelijk kan het nog variëren, wordt het in een pot gegooid en komt er een gemiddelde uit?

Staatssecretaris Van Rijn:
Het voortouw is natuurlijk prima, maar doorslaggevend? Als ik de regie moet voeren en de eindverantwoordelijkheid moet dragen, kan ik niet van tevoren zeggen dat we gaan doen wat een partij zegt. We willen het voortouw geven. Voor het gebruik is het noodzakelijk om dat aan de budgethouders te geven en het daar te laten. Uiteindelijk moet ik een afweging maken. Ik ga niet van tevoren zeggen dat de mening van een partij bij voorbaat doorslaggevend is.

De voorzitter:
Prima. Hebt u de motie op stuk nr. 254 al beoordeeld?

Staatssecretaris Van Rijn:
Dit gaat over de motie op stuk nr. 254. Die wil ik om die reden ontraden.

De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Dik-Faber, kort en puntig, één zin.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
De motie op stuk nr. 256 is hier ook bij betrokken, neem ik aan, als een van de moties waarbij de staatssecretaris zich minder thuis voelt. In mijn motie wordt aangegeven dat een programma van eisen moet worden opgesteld waarmee in ieder geval de pgb-houders en hun zorgverleners uit de voeten kunnen. Wat is daar verkeerd aan?

Staatssecretaris Van Rijn:
Daar is niets verkeerd aan. Met de opdracht om in overleg met pgb-verstrekkers een programma van eisen op te stellen voor dat centrale portaal, geef je weer één partij de opdracht voor het totaal. Ik vind het heel belangrijk dat de budgethouders het voortouw krijgen en dat zij het programma van eisen opstellen voor het gebruik. Andere partijen moeten dan hun eisen stellen en die moeten als het ware onder mijn regie bij elkaar worden gebracht en tot een voorstel komen. Zo wil ik het verdere proces vormgeven. Daarom denk ik dat dat het beste wordt uitgedrukt door de moties op stuk nr. 253 en stuk nr. 255. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 256.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 254 is ontraden, begrijp ik.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ja. Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 255 aan de Kamer en ik ontraad de motie op stuk nr. 256.

In haar motie op stuk nr. 257 vraagt mevrouw Keijzer om zorgvuldigheid voor snelheid te betrachten. Dat lijkt mij wijs. Laten wij even terugkijken op allerlei ervaringen waar iedereen zijn eigen kleur aan geeft. De Algemene Rekenkamer, het BIT en ook de Ombudsman geven aan dat als je keuzes maakt op basis van zorgvuldigheid, je die heel goede weging kunt maken, want daar is de budgethouder op de lange termijn bij gebaat. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel. Eén korte vraag nog, mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Waar voelt de staatssecretaris zich meer bij thuis: de motie van mevrouw Bergkamp en mij of die van de heer Potters en mevrouw Volp?

Staatssecretaris Van Rijn:
Gij zijt allen in de palm van mijn hand geschreven, dus ik heb u allen even lief.

De voorzitter:
Dit riekt al een beetje naar de dagsluiting, maar we hebben, geloof ik, nog twaalf uur te gaan. Heel kort, mevrouw Keijzer. Ik had gezegd: één vraag. Daar bedoel ik ook mee één vraag.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Nou moet de staatssecretaris kleur bekennen. What's it gonna be boy?

De voorzitter:
Yes or no?

Staatssecretaris Van Rijn:
I want to sleep on it!

De voorzitter:
I give you an answer in the morning!

Staatssecretaris Van Rijn:
I give you an answer in the morning. Dat lijkt me mooi, voorzitter.

De beraadslaging wordt gesloten.

Wijkverpleging

Wijkverpleging

Aan de orde is het VAO Wijkverpleging (AO d.d. 14/06).


Termijn inbreng

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. We hebben een debat gehad over de wijkverpleging. Daarbij is ook casemanagement dementie aan de orde geweest. Rond het thema dementie zal ik vandaag geen moties indienen. We hebben gisteren nog een algemeen overleg gehad met de staatssecretaris over dit onderwerp. Er ligt een actieplan dat geconcretiseerd moet worden, SMART geformuleerd. Dat gaat ook gebeuren, dus ik wacht die voorstellen af. Ik vind het in ieder geval heel goed dat alle partijen die bij casemanagement dementie betrokken zijn, met elkaar om de tafel zitten. Ik moedig die partijen aan om de handen ineen te slaan om ervoor te zorgen dat iedereen die casemanagement dementie nodig heeft, dat ook echt krijgt.

Ik heb één motie. Die gaat over de tarieven in de wijkverpleging.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is de huidige vijf prestaties verpleging en verzorging terug te brengen tot één tarief;

overwegende dat één tarief niet mag leiden tot verschraling in het aanbod wijkverpleging;

verzoekt de regering, te voorkomen dat:

  • complexe en dure vormen van zorg, zoals palliatieve terminale thuiszorg, onder druk komen te staan bij introductie van één tarief;
  • uit kostenoogpunt verzorging wordt ingezet waar verpleging nodig is;

verzoekt de regering tevens, dit actief te monitoren en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 732 (29689).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Er is op dit moment een algemeen overleg over de schade in Zuidoost Nederland waar ik bij moet aanschuiven. Dus ik moet helaas dit debat verlaten, maar er wordt meegeluisterd.

De voorzitter:
Bij verstek.

Het woord is aan mevrouw Leijten van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. De staatssecretaris heeft een nieuwe financiering aangekondigd voor de wijkverpleging. Tijdens het debat daarover bleek dat het optioneel gaat worden. Zorgorganisaties kunnen ervoor kiezen om te werken en in te kopen met de huidige of de nieuwe tariefstructuur. Mijn grote angst is dat wijkverpleegkundigen straks per huis moeten werken met een verschillend systeem voor de verantwoording. Wij hebben veel debatten in de Kamer over bureaucratie, maar hier heb je de bureaucratie in de Kamer staan. Dat kunnen wij voorkomen door te zeggen dat er één financieringsvorm is waar een zorginstelling of een wijkverpleegkundige voor kiest en dat de zorgverzekeraar die volgt. Dat zou mijn weg zijn. Omdat er misschien meerdere wegen zijn die naar Rome leiden, heb ik de motie opener geformuleerd, maar het doel is niet meerdere verantwoordingssystemen krijgen voor de wijkverpleegkundige.

De voorzitter:
Houd ons niet langer in spanning.

Mevrouw Leijten (SP):
Oké.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris per 2017 een pilot start met een geïntegreerd tarief voor wijkverpleging, maar het vrijwillig is om met deze financiering te werken;

constaterende dat er twee financieringsvormen naast elkaar gaan bestaan, met ieder zijn eigen verantwoordingsystematiek;

van mening dat het onwenselijk is om een wijkverpleegkundige op te zadelen met twee verantwoordingssystemen bij de dagelijkse werkzaamheden;

verzoekt de regering, te voorkomen dat een wijkverpleegkundige voor de ene verzekeraar moet werken en verantwoorden volgens de huidige financiering en voor de andere verzekeraar volgens het geïntegreerd tarief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 733 (29689).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat patiënten met een terminale zorgvraag indien nodig recht hebben op 24 uurszorg;

overwegende dat zorgverzekeraars in de praktijk soms op zodanige wijze contracteren dat zorgaanbieders aangeven niet in staat te zijn om 24 uurszorg te verlenen;

van mening dat dit hiaat tussen gecontracteerde zorg en zorgvraag onnodig, onwenselijk en in strijd met de zorgplicht is;

van mening dat mensen hier niet de dupe van moeten zijn;

verzoekt de regering, met Zorgverzekeraars Nederland in gesprek te gaan om zorgverzekeraars erop te wijzen dat zij, om aan hun zorgplicht te voldoen, de mogelijkheid moeten bieden als dat nodig is om 24 uurszorg te leveren, en de Kamer over de voortgang van deze gesprekken in het najaar 2016 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 734 (29689).

Mevrouw Agema van de fractie van de Partij voor de Vrijheid ziet af van haar spreektijd.

Het woord is aan de heer Rutte van de VVD.

De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. In het algemeen overleg hebben wij uitgebreid gesproken over de wijkverpleegkundige zorg in een breder perspectief. Een van de zorgen die daar besproken is, is dat er sprake zou kunnen zijn van het afschuiven van zorg. Zo zou de gemeente misschien zorg af kunnen schuiven naar de wijkverpleegkundige zorg en de wijkverpleegkundige misschien wel de boodschappen laten doen. Dat is dan weer voordelig voor de Wmo. Of misschien laten wijkverpleegkundigen de zorg afvloeien richting de Wet langdurige zorg. Dat scheelt dan ook weer in de kosten. Dat is allemaal buitengewoon ongewenst. Het is belangrijk dat wij dat in kaart hebben, want als dat gebeurt, zouden wij daartegen maatregelen moeten nemen. Daarover gaat de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zorg en ondersteuning worden geleverd in de drie domeinen Zorgverzekeringswet, Wet maatschappelijke ondersteuning en Wet langdurige zorg;

van mening dat het voor de kwaliteit van zorg en ondersteuning van belang is dat deze geleverd worden op het juiste moment en op de juiste plek;

overwegende dat het volstrekt onwenselijk is dat zorg ten onrechte van het ene domein wordt doorgeschoven naar het andere domein;

verzoekt de regering om Vektis in samenwerking met het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten de verschuiving van zorg en ondersteuning tussen de drie domeinen per gemeente, gecorrigeerd voor het aantal inwoners en de zorgzwaarte, in kaart te laten brengen en deze monitor jaarlijks te herhalen;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over deze verschuivingen in het jaar 2015 vóór de begrotingsbehandeling dit najaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 735 (29689).

Mevrouw Leijten (SP):
Gelet op de uitspraak dat we moeten onderzoeken of het niet wordt doorgeschoven, vraag ik mij af of de VVD wellicht spijt heeft van het feit dat zij de AWBZ, die gewoon één systeem was waarin niet doorgeschoven kon worden maar waarin gewoon zorg op maat kon worden gegeven en waarin men dat kon doen wat nodig was, de nek heeft omgedraaid en van één financieringsvorm drie financieringsvormen heeft gemaakt.

De heer Rutte (VVD):
Ik heb absoluut geen spijt, want de AWBZ gaf geen zorg op maat. De Wmo kan dat wel. In de Wmo kun je mensen bekijken in hun situatie en kun je de zorg leveren die nodig is, maar dat moet wel gebeuren. Dat mag niet worden doorgeschoven. Dat wil ik weten.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. Kort voor het AO kwam er een persbericht waaruit bleek dat de staatssecretaris met één integraal tarief wijkverpleging zou komen. Dat zou later worden uitgewerkt. Vervolgens werd in het AO duidelijk dat voorlopig nog verschillende systemen naast elkaar blijven bestaan, met allerlei uitzonderingen.

Ik kom bij de vraag of één tarief überhaupt wel verstandig is. Ik heb de staatssecretaris gevraagd of je straks nog kunt terugzoeken hoeveel uren persoonlijke verzorging en hoeveel uren verpleging er gegeven worden. Dat is van belang, omdat er nu eenmaal druk is om zo langzamerhand de persoonlijke verzorging, de hulp bij het douchen, uit het systeem te drukken. Daarbij is immers vaak geen sprake van een medische noodzaak en die moet er bij wijkverpleging wél zijn. Wij maken ons in ieder geval grote zorgen over de mogelijkheden om aan te blijven sluiten bij de praktijk en over ontoelaatbare druk vanuit zorgverzekeraars op verschillende zorginstellingen. Daarover wil ik een motie indienen. Ik zie nu dat ik de zojuist rondgedeelde motie heb meegenomen. Als u het mij toestaat, loop ik even terug naar mijn bankje om mijn motie op te halen.

De voorzitter:
Nou, dan pauzeren we wel even. Hoort u mij geïrriteerd zijn? Nee, hoor! We hebben vandaag toch alle tijd. Het was gisteren een latertje voor u allemaal. Dus ik vergeef het u.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Die laatste woorden klonken toch een stuk liever. Dank u wel daarvoor!

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat deelname aan het nieuwe bekostigingssysteem met één tarief voor wijkverpleging per 1 januari 2017 op basis van vrijwilligheid zal plaatsvinden;

overwegende dat als deelname aan het gemiddelde tarief op basis van vrijwilligheid plaatsvindt, zorgverzekeraars in het inkoopbeleid 2017 aan de oude bekostigingssystemen geen extra eisen mogen stellen of lagere tarieven mogen toewijzen;

verzoekt de regering, met zorgverzekeraars in overleg te gaan en vast te leggen dat de tarieven van de oude bekostiging niet lager zijn dan in 2016 of dat er geen aanvullende inkoopeisen aan mogen worden gesteld waardoor zorgaanbieders vanuit financiële overwegingen of door administratieve lastendruk gedwongen worden met het gemiddelde tarief te gaan werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 736 (29689).

Mevrouw Keijzer (CDA):
Tot slot: ik hoor graag toch nog even van de staatssecretaris hoe het straks gaat. Kun je straks nog terugzoeken hoeveel uren persoonlijke verzorging en hoeveel uren wijkverpleging er gegeven zijn?

Mevrouw Wolbert (PvdA):
Voorzitter. We hebben in het algemeen overleg uitgebreid gesproken over de kansen, maar ook over de risico's van een nieuwe bekostiging van de wijkverpleegkundige. Daarom heb ik daarover een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aangenomen motie-Wolbert aanstuurt op één (of enkele) tarieven voor verpleging en verzorging in de wijkverpleging;

overwegende dat één (of énkele) tarieven meer vrijheid biedt aan wijkverpleegkundigen om passende zorg te verlenen en administratielasten te verminderen;

constaterende dat één geïntegreerd tarief in de wijkverpleging per 2017 mogelijk wordt;

van mening dat voorkómen moet worden dat tariefdifferentiatie per 2019 leidt tot allerlei extra tarieven en administratieve lasten;

verzoekt de regering, met het oog op een doortastende en zorgvuldige invoering van het geïntegreerd tarief er samen met de NZa op toe te zien dat:

1. er voldoende contracten met een geïntegreerd tarief worden afgesloten;
2. er voldoende kleine aanbieders worden gecontracteerd met een geïntegreerd tarief;
3. zorgverzekeraars aan de zorgplicht blijven voldoen ten aanzien van gespecialiseerde onderdelen van de wijkverpleging, zoals palliatief terminale zorg, intensieve kindzorg en casemanagement dementie;
4. zorgverzekeraars aan de zorgplicht blijven voldoen ten aanzien van afspraken over wijkgerichte zorg zoals de coördinatie, samenwerking met de gemeente en de preventieve taken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 737 (29689).

Mevrouw Wolbert (PvdA):
Mijn laatste motie gaat over de indicatieruimte voor wijkverpleegkundigen. De Partij van de Arbeid is bang dat je, net als dat je in het onderwijs teaching to the test hebt, in de wijkverpleegkunde het indiceren naar de doelgroepen krijgt. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat wijkverpleegkundigen de professionele vrijheid moeten hebben om de meest passende zorg te indiceren;

van mening dat tariefdifferentiatie niet mag uitmonden in een keurslijf waarbuiten de wijkverpleegkundige niet mag indiceren;

verzoekt de regering, erop toe te zien dat de wijkverpleegkundige de zorg kan indiceren die zij nodig acht, ook als deze niet direct vertaalbaar is naar de verschillende doelgroepentarieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 738 (29689).

Is de staatssecretaris al in staat om de moties te becommentariëren? Hij mist er nog twee, maar die komen zijn richting uit. Ik stel voor om gewoon te beginnen.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. In de motie op stuk nr. 732 van het lid Dik-Faber wordt de regering verzocht, te voorkomen dat complexe en dure vormen van zorg onder druk komen te staan bij de introductie van één tarief. We hebben uitgebreid in het debat gewisseld dat dat niet de bedoeling is. Die elementen zitten overigens ook al in de monitor die we daarover door de NZa laten uitvoeren. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 733 van het lid Leijten wordt de regering verzocht, te voorkomen dat een wijkverpleegkundige voor de ene verzekeraar moet werken en verantwoorden volgens de huidige financiering en voor de andere verzekeraar volgens het geïntegreerd tarief. Dat is inderdaad nadrukkelijk de bedoeling. Zorgaanbieders kunnen aan de andere verzekeraars vragen, te volgen. Maar dat is wel het initiatief van de zorgaanbieders, in overleg met de zorgverzekeraars. De laatsten hebben toegezegd dat te zullen doen. Maar dat kan ik van mijn kant natuurlijk niet opleggen. De doelstelling onderschrijf ik wel, want we gaan met z'n allen voorkomen dat er administratieve lasten ontstaan. Om die reden wil ik het laten bij mijn toezegging om met de verzekeraars en de zorgaanbieders te bewerkstelligen dat dubbele lasten worden voorkomen. Maar we kunnen dat, zoals gezegd, niet opleggen. Alle partijen streven daarnaar. Om die reden wil ik de motie ontraden.

De voorzitter:
Korte vraag, mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Deze staatssecretaris beslist over de verschillende financieringsvormen. Als hij ziet dat het niet lukt om die afspraak te maken, kan hij zeggen: sorry, maar ik kies voor één financieringsvorm. Hij heeft dus wel degelijk machtsmiddelen. Dat is wat ik van de staatssecretaris vraag: niet alleen praten en vragen, maar ook handelen als het niet gebeurt. Is de staatssecretaris dan bereid, dat wel te doen? Want als hij dat hier kan toezeggen, kan ik de motie intrekken.

Staatssecretaris Van Rijn:
Zeker. Want als er te veel administratieve rompslomp komt doordat er te weinig met die ene norm wordt gewerkt, moeten we nadere besluiten nemen, die precies inhouden wat u vraagt, namelijk voorkomen dat er extra administratieve lasten ontstaan.

Mevrouw Leijten (SP):
Dus er gaan per 2017 geen twee verschillende financieringsstromen ontstaan in het dagelijks werk van de wijkverpleegkundige?

Staatssecretaris Van Rijn:
Dat gaat een slagje te ver. Partijen moeten dat met elkaar afspreken. Als dat onverhoopt niet goed gaat, kunnen we altijd de volgende stap zetten. Om die reden wil ik de motie ontraden.

In de motie-Bergkamp/Van der Staaij op stuk nr. 734 worden wij gevraagd om met Zorgverzekeraars Nederland in gesprek te gaan om 24 uur zorg te leveren. Dat gesprek met Zorgverzekeraars Nederland zal ik aangaan. Ik wil dit ook laten meenemen in de monitor van de Nederlandse Zorgautoriteit. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

In de motie-Rutte op stuk nr. 735 worden wij gevraagd om samen met Vektis en het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten verschuivingen in kaart te brengen. Ik heb in het AO aangegeven dat het heel belangrijk is om dat soort mogelijke verschuivingen of effecten te monitoren. Dat onderzoek wil ik daarom graag toezeggen. Het is echter wel een heel complexe vraag. In de motie wordt gevraagd om de informatie voor de begrotingsbehandeling dit najaar te geven. Ik begrijp de reden wel, maar ik vraag mij wel af of het realistisch is en of het allemaal lukt. Ik ben daarbij namelijk een beetje afhankelijk van de partijen. Mijn voorstel is daarom dat ik in de eerstvolgende voortgangsrapportage met een onderzoeksopzet kom, zodat we met elkaar kunnen kijken of die opzet conform de wens van de Kamer is. Daarna kunnen we het dan hebben over de timing.

De heer Rutte (VVD):
Ik snap dat die tijdsklem er is. Wil de staatssecretaris dan in ieder geval met deze partijen verkennen of een eerste inzicht op hoofdlijnen te behalen valt voor de begrotingsbehandeling? Dan hebben in ieder geval een eerste richting te pakken.

Staatssecretaris Van Rijn:
Daar wil ik wel mijn best voor doen. Ik ben afhankelijk van de vragen die u stelt, maar dat kunnen we dan in de voortgangsrapportage melden.

De voorzitter:
Wat is uw oordeel over de motie?

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik laat het oordeel aan de Kamer.

In de motie-Keijzer op stuk nr. 736 worden we verzocht te regelen en vast te leggen dat tarieven van de oude bekostiging niet lager zijn dan in 2016. Dat gaat recht in tegen datgene wat we aan partijen hebben gevraagd, namelijk om met elkaar te onderhandelen over het tarief. Dat moeten we niet doorbreken. Ik ontraad de motie.

In de motie-Wolbert op stuk nr. 737 worden we gevraagd om het geïntegreerd tarief te bewerkstelligen en erop toe te zien dat wordt voldaan aan een aantal voorwaarden: voldoende contracten, voldoende kleine aanbieders, zorgplicht en afspraken over wijkgerichte zorg. Ik acht deze motie ondersteuning van het beleid, conform datgene wat we in het AO hebben afgesproken. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

Datzelfde geldt voor de motie-Wolbert op stuk nr. 738. De wijkverpleegkundige moet de zorg kunnen indiceren die hij of zij nodig acht. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We stemmen vanavond bij de eindstemming over de ingediende moties. U kunt er dus nog even over nadenken.

De vergadering wordt van 10.16 uur tot 10.25 uur geschorst.

Goedkeuring verdragen

Goedkeuring verdragen

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • het Voorstel van Rijkswet van het lid Taverne tot wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen in verband met informeren van de Staten-Generaal over een ieder verbindende bepalingen van verdragen (34158-(R2048)).


Termijn antwoord

(Zie vergadering van 3 maart 2016.)

De voorzitter:
Ik heet de heer Taverne van harte welkom. Hij wordt bij de verdediging van zijn wetsvoorstel in vak-K ondersteund door de VVD-fractiemedewerkers Matthijs Hazenkamp en Jasper Boon. Ik heet ook hen van harte welkom, geniet ervan. Ik heet tevens de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom. Hij zal bij de behandeling van dit wetsvoorstel optreden als adviseur van de Kamer. We starten vandaag met de beantwoording van de initiatiefnemer, waarna de minister van Buitenlandse Zaken de aan hem gestelde vragen zal beantwoorden. Ik geef als eerste het woord aan de initiatiefnemer, de heer Taverne.

De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Zoals u al zei, spreken we vandaag over mijn voorstel inzake de goedkeuring van verdragen met een ieder verbindende bepalingen. Ik wil allereerst mijn collega's bedanken voor hun constructieve inbreng in de eerste termijn. Ik bedank tevens de minister van Buitenlandse Zaken voor zijn aanwezigheid, advies en ondersteuning, en voor de informatie die hij eerder deze week naar de Kamer stuurde naar aanleiding van de eerste termijn van de Kamer.

Ik zal proberen om alle vragen zo goed mogelijk te beantwoorden en voor de overzichtelijkheid heb ik soortgelijke vragen gegroepeerd. Ik zal allereerst ingaan op de vragen van de heren Servaes, Knops en Sjoerdsma, die willen weten wat nu precies het probleem is. De heren Van Raak, Servaes en Knops en mevrouw Schouten hebben suggesties gedaan voor minder vergaande verbeteringen. Mijn antwoord daarop zal mij leiden naar een toelichting op de nota van wijziging die ik inmiddels heb ingediend, en waarmee de Kamer derhalve bekend is. Ik zal vervolgens ingaan op de vraag van enkele collega's of het wetsvoorstel niet zorgt voor meer bureaucratie en/of een langere doorlooptijd van de goedkeuring van verdragen. Tot slot zal ik de overige vragen behandelen.

Voor welk probleem is dit wetsvoorstel de oplossing? En hoe groot is dat probleem? Dat zijn terechte vragen die vanzelfsprekend bij ieder wetsvoorstel moeten worden gesteld. Het antwoord daarop is dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan de oplossing van een fundamenteel probleem, een principieel probleem zo u wilt, dat ziet op ons werk als volksvertegenwoordigers. Wij worden hierdoor als parlement direct geraakt, zo zeg ik tegen de heer Servaes, en ik zal uitleggen waarom. Het parlement, waaronder deze Kamer, is medewetgever en pas als wij akkoord zijn gegaan, is een wet van kracht en zijn alle inwoners van ons land eraan gebonden en kunnen zij zich erop beroepen. Maar toch komt het voor dat de mensen in ons land gebonden worden aan juridische bepalingen, zonder dat wij die hebben bekeken en/of ons zegje erover hebben kunnen doen. Nederland is een representatieve democratie en dus zou je in zo'n geval kunnen stellen dat het Nederlandse volk er niets over heeft kunnen zeggen, en dat wij daarom als parlement ons werk niet of niet goed hebben gedaan. Het is al vervelend genoeg als wij ons werk niet goed zouden doen, maar het heeft ook een negatief effect op de andere machten in ons staatsbestel. Staat u mij toe om hier iets langer bij stil te staan.

Ik begin met de rechterlijke macht. Een ieder verbindende bepalingen van verdragen werken rechtstreeks door in de Nederlandse rechtsorde en hebben voorrang boven alle wetten die wij hier vaststellen, en zo staat het ook in onze Grondwet. De rechter past de wet toe en om te weten op welke manier hij dat moet doen, kijkt hij onder meer naar de parlementaire behandeling en de wetsgeschiedenis. Maar als wij een verdrag stilzwijgend goedkeuren, weet de rechter niet hoe de volksvertegenwoordiging over dat verdrag of over een specifieke bepaling denkt. De rechter mist dan een belangrijk handvat om de werking van de bepalingen in individuele gevallen uit te leggen en kan daardoor zijn werk minder goed doen.

Het is de taak van de regering om te onderhandelen over verdragen. Op dit moment wordt er bij die onderhandelingen weinig of in ieder geval weinig zichtbaar gelet op de vraag of bepaalde bepalingen een ieder verbindend zijn, en dat komt mede doordat wij er weinig aandacht aan besteden. Wat dat betreft kan ik het de regering moeilijk kwalijk nemen dat de situatie is zoals die nu is. Maar zodra de regering aangeeft welke bepaling naar haar oordeel een ieder verbindend is, kan dit ons aanleiding geven extra oplettend te zijn. Kort en goed is het probleem dus dat het parlement op dit moment zijn werk ontoereikend doet of kan doen. Dat heeft negatieve consequenties voor onszelf en voor de andere staatsmachten. Dat is het probleem dat ik wil oplossen.

De heer Sjoerdsma en anderen vroegen welke verdragen stilzwijgend zijn goedgekeurd en toch een ieder verbindende bepalingen bleken te bevatten. Daar zijn enkele voorbeelden van te noemen, maar het meest in het oog springende voorbeeld is het eerdergenoemde WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit voorbeeld is uitvoerig aan bod gekomen in de schriftelijke ronde. De heer Sjoerdsma — en wij allemaal trouwens — kan niet alle verdragen die naar de Kamer worden gestuurd, uitputtend bestuderen op de aanwezigheid van een ieder verbindende bepalingen. Noch kunnen we in redelijkheid de minister voor ieder verdrag naar de Kamer laten komen. Volgens mij willen we dat ook niet. Dat is de reden waarom veel collega's hebben gevraagd of het niet mogelijk is om het geconstateerde probleem op te lossen op een minder vergaande wijze. De afgelopen week heb ik contact gehad met een aantal collega's en mijn adviseur, de minister van Buitenlandse Zaken, over precies dit onderwerp. Als ik de collega's goed heb verstaan, is er brede steun voor het versterken van de parlementaire betrokkenheid bij verdragen, maar moet dat de regering en dit parlement niet onnodig extra werk opleveren. Om aan deze bezwaren tegemoet te komen, heb ik de eerder genoemde nota van wijziging opgesteld. Het wetsvoorstel houdt nu in dat de regering voortaan vooraf aangeeft of een verdrag naar het oordeel van de regering bepalingen bevat die een ieder verbindend zijn, en zo ja, welke bepalingen dat zijn. Het oordeel van de regering over deze bepalingen kan aanleiding geven om het stilzwijgen te doorbreken, maar uiteindelijk gaat de Kamer daar zelf over.

Er werd gevraagd of het wetsvoorstel niet meer bureaucratie of een langere doorlooptijd van goedkeuring van verdragen tot gevolg zal hebben. De heer Servaes en de heer Sjoerdsma wezen op het risico dat de doorloopsnelheid kan oplopen van vier naar elf maanden. De heer Knops vroeg naar de gevolgen voor de werklast van het parlement en de regering. Ook mevrouw Schouten vroeg naar de slagvaardigheid van Nederland in het internationale verkeer, alhoewel zij denkt dat het risico wat zwaar is aangezet. Ook ik denk dat het wel zal meevallen. Ik verwijs nogmaals naar de nota van wijziging waarin is bepaald dat de regering voortaan moet aangeven of een verdrag naar haar oordeel een ieder verbindende bepalingen bevat en de Kamer vervolgens op basis van die informatie kan besluiten op welke wijze zij het verdrag zal behandelen.

Dit zal enige extra werklast voor de regering met zich brengen. Zij moet immers bij onderhandelingen nog beter letten op de aanwezigheid van een ieder verbindende bepalingen. Ik zie die werklast niet als een nadeel, maar eerder als een voordeel. Die zorgt er namelijk voor dat wij beter weten waar wij ons aan verbinden als wij een verdrag ondertekenen. Daar zijn mijns inziens zowel de regering als het parlement als de rechter bij gebaat.

De heer Bisschop stelde dat bij uitdrukkelijke goedkeuring nog altijd de mogelijkheid bestaat een verdrag als hamerstuk af te doen. Dat is waar. Minder in het oog springende verdragen die toch een ieder verbindende bepalingen kennen, kunnen wij alsnog stilzwijgend goedkeuren. Dit is dan echter een bewuste keuze van deze Kamer.

Het kan ook voorkomen dat de Kamer heel lang over een verdrag wil praten, terwijl dat in het verleden stilzwijgend zou zijn goedgekeurd. De vraag is dan: is dit erg, of is dit gewoon werking van de democratie en dus ons werk. Het is toch alleen maar goed als wij hier lang willen stilstaan bij verdragen met een ieder verbindende bepalingen? Het zou merkwaardig zijn als wij van mening zijn dat wij meer moeten worden betrokken bij de goedkeuring van verdragen, maar dat wij debatten daarover maar lastig vinden of van mening zijn dat ze te lang duren.

De heer Bisschop — hij is hier niet aanwezig maar hij zal dit ongetwijfeld horen — doet in dit kader de suggestie dat de regering in dringende gevallen ook altijd nog een beroep kan doen op het parlement om het proces te versnellen. Dat gebeurt ook regelmatig. Ik denk dus dat het wel zal meevallen met die onnodige bureaucratie en het tijdsverlies.

Nu ga ik nog kriskras door de overgebleven vragen. De heer Servaes heeft gevraagd of wij voldoende vertrouwen hebben in de instanties van de trias politica. Vertrouwen wij onszelf voldoende om de afwegingen te maken van een ieder verbindendheid van verdragen? Vertrouwen wij erop dat de rechter voldoende is geëquipeerd om dat te doen? Ook de heer Sjoerdsma vroeg hiernaar. Voor mij is vertrouwen het uitgangspunt in de verhouding tussen de verschillende staatsmachten. Binnen de trias moeten wij elkaar, eenvoudig gezegd, af en toe ook helpen. De heer Teeven noemde dit de dialoog in de trias; ik had het niet mooier kunnen zeggen. Als de regering aangeeft dat een bepaling een ieder verbindend is en als wij daarover vervolgens een debat voeren, is de rechter optimaal geëquipeerd om de bepaling uit te leggen en toe te passen.

Binnen de dialoog in de trias hoeft natuurlijk niet iedereen het met elkaar eens te zijn. Het is mogelijk dat de regering en het parlement menen dat een verdrag geen een ieder verbindende bepalingen bevat, terwijl de rechter oordeelt dat dit juist wel het geval is. De heer Sjoerdsma vroeg naar het risico dat het parlement en de regering van mening verschillen over de vraag of een verdrag een ieder verbindende bepalingen kent of dat de Tweede en de Eerste Kamer hierover van mening verschillen. Ik zie dit niet als een risico, want ook dit past binnen de dialoog in de trias. De rechter heeft als altijd het laatste oordeel; de rechterlijke vrijheid wordt dus niet ingeperkt. Ik zeg dit met nadruk tegen de heer Sjoerdsma.

Ik kom nu op de vragen van de heer De Roon. Om te beginnen dank ik hem voor zijn vriendelijke woorden, want de PVV juicht het toe als de rechter betere handvatten heeft om te bepalen hoe de wetgever een verdrag heeft bedoeld, aldus de heer De Roon in eerste termijn. Dat is nu precies wat ik met dit voorstel beoog.

De heer De Roon vraagt hoeveel internationale verdragen de regering sluit zonder dat de Tweede Kamer daarover heeft gesproken. Mevrouw Schouten vroeg hetzelfde. In de periode 2012 tot 2014 zijn 103 verdragen stilzwijgend aangeboden aan de Tweede Kamer of aan de Staten-Generaal en 42 verdragen uitdrukkelijk. Een vijfde van de leden van de Tweede of de Eerste Kamer kan, zoals bekend, het stilzwijgen doorbreken. Dat is 30 leden aan deze kant of vijftien leden aan de overkant. In de genoemde periode gebeurde dat vijf keer. Er wordt dus één à twee keer per jaar gebruikgemaakt van wat mevrouw Schouten de "noodremprocedure" noemde. Dat betekent dat 98 verdragen stilzwijgend zijn goedgekeurd, dus zonder dat de Tweede Kamer daarover heeft gesproken. Of daar nog veel meer verdragen tussen zitten die een ieder verbindende bepalingen bevatten, weten we nu eenvoudigweg niet.

De heer De Roon vroeg voorts naar artikel 7 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. In dat artikel staan de situaties opgesomd waarin de regering voor het sluiten van een verdrag helemaal geen parlementaire goedkeuring nodig heeft. Volgens de kabinetsnotitie die de minister afgelopen maandag naar de Kamer stuurde, gaat het om gemiddeld 40 verdragen per jaar, waarvan gemiddeld twintig wijzigingen van bijlagen van al eerder goedgekeurde verdragen.

De heer Bisschop vroeg of we niet uiterst terughoudend moeten omgaan met stilzwijgende goedkeuring bij de overdracht van statelijke bevoegdheden aan internationale organen. Dat ben ik met hem eens. Als lid van de VVD-fractie, hoewel ik nu niet in die hoedanigheid hier sta, ben ik blij dat de VVD-fractie in ieder geval voor het initiatiefvoorstel van de heer Van der Staaij heeft gestemd over de parlementaire goedkeuring van Europese verdragen. Ik durf dat te zeggen nu het Nederlands voorzitterschap achter de rug is.

De heer Teeven vroeg naar de evaluatiebepaling. Volgens mij is het altijd goed om een wet na een bepaalde tijd te evalueren. Daarom heb ik die bepaling ook hierin opgenomen. Na vijf jaar zal de minister van Buitenlandse Zaken een verslag sturen aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Ik verwacht dat de verhouding van 103 stilzwijgend ter goedkeuring aangeboden verdragen, waarbij gemiddeld bij één per jaar het stilzwijgen is doorbroken, ten opzichte van vijf verdragen, dan anders zal blijken te zijn. Ik denk dat het ook goed is dat we straks weten hoe het in de praktijk heeft uitgepakt.

De heer Teeven wees voorts op de mogelijkheid dat juist meer bepalingen van verdragen als een ieder verbindend worden aangemerkt. Is dat een consequentie die ik wens, zo luidde de vraag. Het antwoord is dat ik dit in ieder geval niet erg zou vinden. Als een verdrag een ieder verbindende bepalingen kent, komt dat op een gegeven moment toch wel naar de oppervlakte. Dan heb ik veel liever dat de regering dat alvast heeft geconstateerd, zodat wij erover kunnen debatteren, dan dat dit op een veel later moment opeens duidelijk wordt. Nu kan het gebeuren dat die een ieder verbindendheid pas bij de rechter ter sprake komt en dat is toch suboptimaal te noemen. Als een verdrag dit type bepalingen bevat, moeten we dat zo snel mogelijk weten.

Mevrouw Schouten vroeg mij naar de situatie in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Zweden, Denemarken en Italië. In het Verenigd Koninkrijk worden verdragen aan het parlement voorgelegd, waarna het uiteindelijk aan het parlement is om om uitdrukkelijke goedkeuring te vragen. In Duitsland, Zweden, Denemarken en Italië is voor sommige verdragen uitdrukkelijke goedkeuring vereist, maar niet voor alle verdragen. Dat geldt wel voor verdragen met een groot politiek gewicht of waarvoor uitvoeringswetten noodzakelijk zijn. Voor zover mij bekend, kennen deze landen geen grote problemen wat betreft de slagvaardigheid in het internationale verkeer.

Voorzitter. Ik ben hiermee al weer aan het eind gekomen van mijn beantwoording. Rest mij om de minister van Buitenlandse Zaken en zijn ambtenaren nogmaals hartelijk te danken voor hun advies, ondersteuning en plezierige samenwerking. De heer Knops vroeg mij of en welke gevolgen het zou hebben voor mijn opstelling in de Kamer als ik een tijdje met de minister zou optrekken. Nou, ik heb dat nu gedaan. Het is mij niet tegengevallen. Of het voor mijn opstelling grote wijzigingen tot gevolg zal hebben, valt te bezien en of dat vervolgens de minister bevalt, moet u vooral aan hem vragen.

De voorzitter:
Dat gaat hij ons vast vertellen. Het woord is aan de minister en daarna gaan we de tweede termijn van de Kamer doen.

Minister Koenders:
Voorzitter. Ik dank de heer Taverne voor de plezierige manier van samenwerken en voor de gelegenheid om de Kamer te adviseren over de voorstellen die hij heeft gedaan. Laat ik beginnen te zeggen dat het kabinet het belang van democratische legitimatie van verdragen uiteraard onderschrijft en verwelkomt. Ik denk dat dit debat ook goed is om nog even goed door te nemen wat de beste betrokkenheid is, zoals u die wenst, bij het sluiten van verdragen. Op verzoek van de PvdA, het CDA en de SGP tijdens het plenair debat van 3 maart jongstleden heb ik een notitie gestuurd. De inhoud daarvan ga ik nu niet herhalen, want dat zou wel erg veel tijd vergen, maar daar lijkt eigenlijk precies in te staan wat voor uw Kamer van belang is, namelijk om goed te beschrijven en te bezien wat de huidige verdragspraktijk is, evenals de criteria voor de keuze voor stilzwijgende of uitdrukkelijke goedkeuring van verdragen. U leest daar uiteraard in dat in de huidige goedkeuringspraktijk parlement en regering — zo zie ik ook de samenwerking van vandaag — samen invulling geven aan de goedkeuring van verdragen met oog voor het belang van optimale parlementaire betrokkenheid en het belang van effectief optreden van het Koninkrijk in internationaal verband. U hebt de criteria gezien die daarvoor nu gehanteerd worden. Verdragen met bepalingen die mogelijk afwijken van de Grondwet worden altijd ter uitdrukkelijke goedkeuring voorgelegd. Dat geldt ook wanneer er uitvoeringswetgeving nodig is. Daarnaast is er een parlementaire praktijk ontstaan tussen ons, bijvoorbeeld als het gaat om specifieke punten waarvoor in de Kamer grote interesse bestaat. Ik noem bijvoorbeeld Protocol nr. 15 tot wijziging van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Er zijn nog andere voorbeelden te noemen die ik omwille van de tijd nu echter niet zal uitwerken.

Parlement en regering hebben samen de afgelopen jaren de goedkeuringspraktijk gevormd. Het betekent dat ook tijdens een stilzwijgende goedkeuringsprocedure uiteraard nog wel van gedachten gewisseld wordt via bijvoorbeeld het stellen van schriftelijke vragen. Er kan ook een technische briefing komen. Het kernpunt in de voorstellen van het lid Taverne heeft natuurlijk te maken met de een ieder verbindende bepalingen. Dit kader houdt in dat conform de Grondwet die bepalingen moeten worden toegepast door de rechterlijke en bestuurlijke instanties, zo nodig door binnen het Koninkrijk geldende met de verdragsbepaling strijdige wettelijke voorschriften buiten toepassing te laten. Verdragen zijn altijd instrumenten van buitenlands beleid en worden ingezet voor de diplomatieke, economische en maatschappelijke belangen van het Koninkrijk, zowel voor Nederland als voor de Caribische landen van het Koninkrijk. In die Grondwet is verankerd dat verdragen uiteraard niet alleen voorgelegd moeten worden, maar er ook intensief met de Kamer over moet worden overlegd.

Het initiatiefvoorstel van uw Kamer heeft daar een belangrijke bijdrage aan geleverd en dat doet dat nu ook middels een aantal bepalingen die mijns inziens van groot belang zijn. Het voorstel is ook versterkt, zodat voorkomen wordt dat aanzienlijke vertraging en verhoging van werklast in bepaalde gevallen waar dat onwenselijk zouden, de goedkeuringsprocedure voor verdragen zouden bemoeilijken. Die vertraging en verhoogde werklast zouden dan vooral veroorzaakt zijn door de verplichting om verdragen ter uitdrukkelijke goedkeuring voor te leggen die nu geen parlementaire goedkeuring behoeven. Gevraagd is of dit van belang kan zijn voor de internationale slagvaardigheid. Ja, dat is wel degelijk het geval, wanneer bijvoorbeeld de MH17-verdragen met Oekraïne en Australië eerst ter uitdrukkelijke goedkeuring zouden moeten worden voorgelegd. De regering moet de mogelijkheid houden om onmiddellijk op noodsituaties te reageren. In het voorstel dat nu voorligt, wordt wettelijk geregeld dat bij de goedkeuringsprocedures informatie wordt verstrekt over mogelijk een ieder verbindende bepalingen. Dat is belangrijk. Het is ook belangrijk om te onderstrepen dat aandacht aan dit belangrijke punt wordt besteed. Tijdens bijvoorbeeld onderhandelingen over mensenrechtenverdragen gebeurt dit al wel. Ik begrijp echter zeer goed de wens om dit veel substantiëler, coherenter en structureler te doen.

Het gewijzigde wetsvoorstel vraagt van de regering een extra inspanning met betrekking tot het opstellen van de goedkeuringsstukken, namelijk het benoemen van mogelijk een ieder verbindende bepaling in de memorie van toelichting bij een verdrag. Ik denk dat dit positief is. In ieder geval het oordeel van de regering is daarover positief. Ik zie het nut van die extra inspanning, want een oordeel van de wetgever over mogelijk een ieder verbindende verdragsbepaling kan een handvat voor de rechter bieden bij het vormen van zijn oordeel. Het eindoordeel over de eeniederverbindheid van een bepaling blijft natuurlijk uiteindelijk aan de rechter. Dat is zo geregeld in ons land. Nu in de toelichting uitgebreid zal worden ingegaan op een ieder verbindende bepaling, lijkt de suggestie — het was ook een gedachte van de heer Servaes — om een fiche op te stellen in dat kader minder relevant.

De vraag is nog of de aandacht die in de toekomst in toelichtingen aan mogelijk een ieder verbindende bepaling zal worden besteed, in een wetswijziging moet worden vastgelegd. Daarvan ben ik nog niet helemaal overtuigd. Ik laat dit oordeel graag over aan de Kamer en de inzichten die zij daarover heeft.

Er is nog een aantal vragen aan mij in mijn adviserende rol, die ik zou willen beantwoorden. Ik heb eerder in de stukken aangegeven dat wij er behoefte aan hebben om snel te kunnen optreden in het internationale verkeer. Wij kunnen daar voorbeelden van geven. Ik kan er twee noemen, maar er zijn er meer: toegang van het team van de MH17 tot Oekraïne, maar ook het eenjarig zetelverdrag van het Kosovotribunaal. Deze eenjarige verdragen maken het de regering mogelijk om in situaties die om onmiddellijke maatregelen vragen, snel verdragen te sluiten met andere staten.

Er is gevraagd wat de term "rechtstreekse werking of een ieder verbindend" in Nederland inhoudt. Ik geloof dat daarover nu opnieuw voldoende helderheid is geschapen in de notitie die ik heb toegestuurd. Het is een vrij lang verhaal. Ik zou dat, met uw welnemen, niet willen herhalen.

Men weet ook wat nu de formele criteria zijn. Daarover gingen vragen van de fracties van SGP en ChristenUnie. Die heb ik zojuist beantwoord.

Hoe vaak wordt gebruikgemaakt van het doorbreken van een stilzwijgende procedure? De heer Taverne heeft daarop zojuist de antwoorden gegeven. In ieder geval is vanaf 2012 tot april 2016 zeven keer daarvan gebruikgemaakt. Een voorbeeld daarvan, dat werd gevraagd door de fractie van de ChristenUnie, is het doorbreken van stilzwijgen bij het verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen met Peru. Zie voor een overzicht van alle verdragen waarbij het stilzwijgen is doorbroken sinds 2012 de bijlage bij de kabinetsnotitie.

De heer Taverne heeft het juiste antwoord gegeven op de vraag hoe het in andere landen geregeld is. Het is overal heel specifiek en het verschilt ook sterk per land. Het laat zich niet makkelijk samenvatten. Voor genoemde landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Zweden, Denemarken en Italië, waarnaar gevraagd wordt, geldt in het algemeen dat bepaalde categorieën verdragen aan het parlement moeten worden voorgelegd, maar dat de regering vrij is in het sluiten van verdragen buiten deze categorieën. In alle genoemde landen bestaan in spoedeisende gevallen bepaalde uitzonderingen voor de parlementaire goedkeuring.

Vervolgens is mij nog gevraagd, ook door de ChristenUnie, waar de Tweede Kamer op dit moment al uitdrukkelijke goedkeuring kan afdwingen van veel verdragen, of het doorbreken van de stilzwijgende goedkeuringsprocedure van verdragen problemen oplevert in het internationale verkeer. Dat kan, dat hoeft niet. Een recent voorbeeld, dat deze week in de Tweede Kamer aan de orde geweest, is het doorbreken van de stilzwijgende procedure met betrekking tot het FATCA-verdrag met de Verenigde Staten ten behoeve van Curaçao. Mede door de vertraging in de goedkeuringsprocedure werd de termijn voor inwerkingtreding van het verdrag niet gehaald. Maar goed, daarvoor is vervolgens met de Verenigde Staten weer een oplossing gevonden. Het is uiteraard ook onze plicht om dat te doen als zoiets zich voordoet. Daarom is het nu moeilijk om voorafgaand — dat heeft de SP-fractie gevraagd — of tijdens de parlementaire behandeling van verdragen eenduidig vast te stellen of een bepaling van een verdrag een ieder verbindend is of niet. Het kan lastig zijn omdat rechtstreekse werking vaak pas optreedt in heel specifieke situaties. Bovendien kan in de loop van de tijd de opvatting over de eeniederverbindendheid van een verdragsbepaling ook nog veranderen. In veel gevallen kan niet verder worden gekomen dan een uitspraak dat de bepaling mogelijk een ieder verbindend is. Het eindoordeel ligt bij de rechter op basis van de specifieke feiten en omstandigheden in de individuele zaak die voorligt. Verder heeft de regering geprobeerd om dit nader te verklaren in de kabinetsnotitie.

Door de PVV-fractie is mij gevraagd in hoeverre het parlement wordt betrokken bij het sluiten van verdragen vallend onder artikel 7 van de Rgbv. Voor verdragen onder artikel 7a machtigt het parlement de regering in een goedkeuringswet bij een basisverdrag tot het sluiten van bepaalde verdragen zonder voorafgaande goedkeuring. Het voornemen tot het sluiten van een uitvoerings- of verlengingsverdrag — artikel 7b respectievelijk 7e — brengt de regering ter kennis van het parlement. Het parlement en, waar van toepassing, de gevolmachtigde ministers van Aruba, Curaçao en/of Sint-Maarten hebben dan 30 dagen om te besluiten dat het verdrag alsnog een goedkeuringsprocedure moet doorlopen. Vorige maand heeft het parlement gebruikgemaakt van deze mogelijkheid en aangegeven dat een eventuele verlenging van een verdrag met Burundi ter uitdrukkelijke goedkeuring moet worden voorgelegd aan de Kamer.

Voor kortlopende verdragen op grond van artikel 7c die geen belangrijke geldelijke verplichtingen met zich meebrengen, voorziet de Rgbv niet in goedkeuring achteraf. Deze verdragen staan wel voor totstandkoming op de overzichten van de in onderhandeling zijnde verdragen die het parlement iedere kwartaal aangeboden worden. Een voorbeeld daarvan is het eenjarig interim-verdrag inzake de vestiging van de Kosovo-rechtbank in Nederland. Dat verdrag is gesloten om voorbereidingen te kunnen treffen voor de daadwerkelijke start van de Kosovo-rechtbank. Verdragen met een geheim of vertrouwelijk karakter worden, zoals geregeld in artikel 7d, ter kennis gebracht van het parlement onder voorwaarde van geheimhouding, tenzij het belang van het Koninkrijk zich bepaaldelijk tegen kennisneming verzet. Ook daarover hebben we toevallig gisteren gesproken tijdens het debat over de NAVO. Voor wijzigingen van technische bijlagen bij verdragen vallend onder artikel 7f kan het parlement bij de goedkeuring van het moederverdrag het goedvinden dat toekomstige wijzigingen zonder betrokkenheid van het parlement tot stand worden gebracht.

De SP-fractie heeft gevraagd of het wetsvoorstel gevolgen heeft voor de behandeling van CETA en TTIP in de Kamer. Mijn inschatting is: niet of nauwelijks. De Europese Commissie heeft op 5 juli aangegeven een voorstel te doen voor CETA als een gemengd akkoord, ondanks haar eigen juridische analyse. Daaruit volgt dat het Nederlandse parlement goedkeuringsbevoegdheid heeft met betrekking tot dit verdrag. Deze visie ten opzichte van CETA zou mogelijk ook gelden voor TTIP. CETA zal sowieso ter uitdrukkelijke goedkeuring worden voorgelegd. Als blijkt dat TTIP ook een gemengd akkoord is, zal ook TTIP ter uitdrukkelijke goedkeuring worden voorgelegd.

Waarom houdt het ministerie niet bij welke verdragen mogelijk een ieder verbindende bepaling bevatten? Hoeveel verdragen waarin bij geldend recht een ieder verbindende verklaring moet worden gelezen, zijn destijds stilzwijgend goedgekeurd? Ik dacht dat de heer Taverne al daarop was ingegaan. Cijfers over verdragen met mogelijk een ieder verbindende verklaring kan ik nu niet precies geven. Het ministerie heeft een database waarin juridische feiten worden geregistreerd. Het gaat dan om data, voorbehouden, verklaringen, typen goedkeuring, verwijzingen naar staatsbladen et cetera. Het oordeel van de wetgever over eeniederverbindendheid van verdragsbepalingen is, zoals u weet, geen eindoordeel. Ik heb dat zojuist nog geadstrueerd. Het is een voorlopige inschatting. Daarom wordt het oordeel niet geregistreerd. Het is geen hard gegeven, omdat het eindoordeel bij de rechter blijft. Uit de overzichten die als bijlage bij de kabinetsnotitie naar de Kamer zijn gezonden, blijkt dat er gemiddeld 35 verdragen per jaar ter stilzwijgende goedkeuring worden aangeboden. Een aantal daarvan zou een ieder verbindende bepaling kunnen bevatten. Voor details verwijs ik de Kamer naar de kabinetsnotitie.

De SP-fractie heeft mij gevraagd of ik bereid ben om de kwartaallijsten en jaarlijsten helderder te maken. Wij staan open voor de wensen van het parlement wat betreft een duidelijker informatieverstrekking daarover. Dat kan via kwartaalberichten, jaarlijsten en lay-outs. Het is echter niet mogelijk om in de kwartaallijsten inzake in onderhandeling zijnde verdragen aan te geven hoe dat precies moet lopen, vanwege het punt van het niet definitief zijn daarvan.

Tot slot zeg ik nogmaals dat het voorstel dat vanuit de Kamer is ingediend, volgens de regering echt een goede bijdrage zou kunnen leveren aan de versterking van de rol van het parlement in de goedkeuring van verdragen.

De heer Van Raak (SP):
Ik dank de minister en de indiener hartelijk voor het feit dat zij gezamenlijk met een praktisch voorstel komen. De Kamer wordt bij een verdrag gewezen op de mogelijkheid van een ieder verbindende bepaling. Is daar per se wetgeving voor nodig of is de toezegging van de minister eigenlijk al voldoende? Vereist dit voorstel wetswijziging?

Minister Koenders:
Ik ben daar niet geheel van overtuigd. Ik denk dat een toezegging mijnerzijds in deze Kamer daarvoor zou kunnen volstaan, maar ik laat dat oordeel graag aan de Kamer.

De heer Teeven (VVD):
Ik grijp deze gelegenheid even aan voor de vraag wanneer de minister verwacht de goedkeuringswet voor de verlenging van het verdrag tussen Nederland en Burundi naar de Kamer te sturen?

Minister Koenders:
Dat durf ik u niet te zeggen. Ik weet niet of ik nog een mogelijkheid krijg om te spreken vanmorgen …

De voorzitter:
In principe is dit uw laatste mogelijkheid, maar voor dit brandende onderwerp breken wij de vergadering even open.

Minister Koenders:
Ik zal de Kamer daarover vandaag nog inlichten op de een of andere manier.

De voorzitter:
Dat kan ook nog tijdens dit debat.

Daarmee zijn wij aan het eind van deze termijn gekomen. Ik constateer dat er behoefte bestaat aan een tweede termijn.


Termijn inbreng

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Ik dank de indiener van het wetsvoorstel, de heer Taverne, voor de beantwoording van de vragen en voor zijn toelichting op de tweede nota van wijziging. Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken voor zijn advies aan de Kamer en ook voor zijn beantwoording van gestelde vragen. In eerste termijn heb ik niet onder stoelen of banken gestoken dat ik enthousiast was over het wetsvoorstel, maar ik heb inmiddels kennisgenomen van de tweede nota van wijziging en nu frons ik. Het lijkt erop dat het wetsvoorstel stevig wordt veranderd. Je zou kunnen zeggen dat het wordt afgezwakt.

Aanvankelijk bevatte het initiatiefvoorstel de verplichting voor de regering om verdragen met een ieder verbindende bepalingen aan de uitdrukkelijke goedkeuring door de Staten-Generaal te onderwerpen. Daar zou dan geen ontkomen meer aan zijn, tenzij het door de Staten-Generaal alsnog tot een hamerstuk zou zijn verklaard. Die verplichting in het aanvankelijke wetsvoorstel heeft de indiener gewoon doorgestreept. Artikel 6 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen wordt niet langer gewijzigd. In plaats daarvan wil de indiener nu volstaan met een wijziging van artikel 2 van die rijkswet. Die wijziging houdt in dat de regering slechts verplicht wordt om bij de voorlegging van een verdrag ter goedkeuring aan te geven of het verdrag naar de mening van de regering een ieder verbindende bepalingen bevat en, als dat het geval is, aan te geven welke bepalingen dat dan zijn. Het is dan aan de Staten-Generaal om te bepalen of hij wenst dat de goedkeuring van zo'n verdrag uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt verleend. Dat betekent dat wij daarmee in de procedure van artikel 5 van de rijkswet komen.

Ik zou graag van de indiener vernemen wat hem heeft bewogen om zijn wetsvoorstel op deze manier te wijzigen. Verdient het geen aanbeveling om de Staten-Generaal gewoon te dwingen om verdragen met een ieder verbindende bepalingen uitdrukkelijk hier in deze zaal te bespreken? Immers, alleen dan kan de bevolking zien waarom de Staten-Generaal zo'n verdrag goed- of afkeurt. Alleen dan kan de bevolking beoordelen wat zij zelf vindt van die opstelling in Eerste en Tweede Kamer. Dat vond ik nou juist het mooie van het aanvankelijke wetsvoorstel van de indiener: het dwong de Staten-Generaal om de invoering van een ieder verbindende bepalingen uitdrukkelijk te bespreken. Dat komt de transparantie en inzichtelijkheid voor de burger ten goede.

Zet het voorstel van de indiener, zo vraag ik hem uitdrukkelijk, niet toch weer de deur open naar een bepaalde mate van heimelijkheid en achterkamertjespolitiek?

De voorzitter:
De heer Van Raak ziet af van zijn spreektijd.

De heer Servaes (PvdA):
Voorzitter. Ik heb een inbreng die weleens wat spiegelbeeldig zou kunnen zijn aan die van de vorige spreker.

Ook ik dank de heer Taverne voor zijn beantwoording, voor de toelichting op de vragen die wij in eerste termijn hebben gesteld. Ik dank natuurlijk ook de minister voor de notitie en zijn beantwoording. De kern van dit debat was inderdaad of er een probleem was dat een oplossing behoefde. Wij hebben in dat kader inmiddels vele getallen gehoord van wetten die ingediend zijn, die stilzwijgend goedgekeurd zijn, die wel besproken zijn et cetera. Die cijfers zijn duidelijk, want objectief, maar mij is nog steeds niet helemaal duidelijk waar het probleem in de samenleving zit. Ik heb in eerste termijn gezegd dat wij hier niet aan juristerij moeten gaan doen. Wij moeten geen bureaucratie optuigen omdat er een verdrag is. Wij moeten pas iets veranderen aan onze praktijken als gebleken is dat er meerdere malen iets is misgegaan in de samenleving. Als er maar één voorbeeld is, is er eigenlijk nog steeds geen probleem. Dan is het misschien één keer fout gegaan. Het antwoord op de vraag waar het in de samenleving is misgegaan, heb ik in de beantwoording in eerste termijn gemist. Kan de heer Taverne daar nog op ingaan? Denkt hij dat er zaken fout gaan?

Dat gezegd hebbende, mij is duidelijk dat de heer Taverne zich heeft aangetrokken wat er in deze Kamer is gezegd. Ik heb sterk de indruk — misschien kan hij het bevestigen — dat hij op basis van hetgeen hier door meerdere fracties, waaronder de mijne, naar voren is gebracht, zijn wet heeft aangepast. Ik vind dat verstandig. Hij heeft ook gezegd dat hij daarbij uitgaat van een bepaald parlementair zelfvertrouwen; daar heb ik hem ook toe aangemoedigd. Als wij eenmaal goed geïnformeerd zijn, zijn wij ook prima zelf in staat om te beoordelen of wij een verdrag hier wel of niet expliciet moeten behandelen.

Wat overblijft is het element dat de minister voortaan verplicht wordt om toe te lichten of een verdrag eenieder verbindende bepaling of bepalingen bevat. Dat lijkt mij verstandig. Het verbeteren van de informatiepositie van deze Kamer is een continu punt van aandacht. Als dat hiermee geregeld wordt, is dat goed. Dan vervalt natuurlijk de behoefte aan aparte fiches bij verdragen, zeg ik de minister na. Dan hebben we het gewoon zo geregeld.

Je kunt je ten slotte nog afvragen of met de kennis van nu, nu dit deel van de initiatiefwet over is gebleven, een initiatiefwet niet een beetje een zwaar middel is. Het antwoord daarop is waarschijnlijk ja, maar goed, dat is met de kennis van nu. Wij hebben dit debat gevoerd. Ik heb er geen bezwaar tegen om het nu op deze manier te regelen, hoewel dit als wij deze exercitie niet hadden doorstaan, inderdaad met een toezegging of een motie of op een andere manier geregeld had kunnen worden. Het is geen revolutie waar wij het hier over hebben, maar misschien wel een klein stapje en dus een evolutie.

Afsluitend: mijn fractie kan deze wetswijziging steunen. Daarmee komt de heer Taverne toch in een mooi lijstje terecht, mits de initiatiefwet door deze Kamer en straks ook door de Eerste Kamer komt. Vanochtend lazen wij nog in nrc.next dat van de 52 initiatiefwetsvoorstellen die sinds september 2012 in deze Kamer gepresenteerd zijn, tot nu toe slechts 13,5% de eindstreep heeft gehaald. Als je daarbij zit, is dat toch een felicitatie waard!

De heer Knops (CDA):
Voorzitter. Allereerst dank ik de heer Taverne en de minister voor de beantwoording van de vragen en voor de toegezegde notitie, die er ook gekomen is en die een uitvoerig beeld schetste van de bestaande praktijk. Zoals ik in eerste termijn al aangaf, begrijpt mijn fractie heel goed het principiële punt van de heer Taverne over de huidige goedkeuringsprocedure van verdragen. Daarin wordt vaak niet expliciet aandacht besteed aan de vraag of er sprake is van eenieder verbindende verdragsbepalingen.

Volgens het huidige stelsel is het mogelijk dat burgers worden gebonden aan bepaalde verdragsrechtelijke verplichtingen zonder dat het parlement zich daarover heeft uitgelaten, dit vanwege de mogelijkheid van stilzwijgende goedkeuring. Onze fractie ziet daar ook een leemte. Echter, we waren vooralsnog niet overtuigd van het oorspronkelijke voorstel van de initiatiefnemer: een wettelijke eis van uitdrukkelijke goedkeuring van alle verdragen die mogelijk een ieder verbindende verdragsbepalingen bevatten. Met de wijziging van het wetsvoorstel komt de initiatiefnemer tegemoet aan de kanttekening die in ieder geval onze fractie plaatste. Complimenten voor de initiatiefnemer omdat hij goed geluisterd heeft naar het debat in de Kamer en op basis daarvan — met de kennis van nu zou je het misschien niet op die manier gedaan hebben; de heer De Roon was daar teleurgesteld over — met een voorstel komt dat onze goedkeuring kan wegdragen.

Willen wij als Kamer onze rol in de goedkeuringsprocedure voor verdragen beter waarmaken, dan is het van belang dat bij ieder verdrag dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Staten-Generaal, de regering aangeeft of het verdrag naar haar oordeel bepalingen bevat die naar de inhoud eenieder kunnen verbinden zoals bedoeld in artikel 93 van de Grondwet en zo ja, welke bepalingen het dan betreft. Ook bij verdragen die ter stilzwijgende goedkeuring zijn voorgelegd, is dat van groot belang, want dat verschaft de Kamer een handvat om in voorkomende gevallen die procedure voor stilzwijgende goedkeuring te doorbreken. Dat alles draagt bij aan de democratische legitimiteit van verdragen.

Ik heb dan ook geen vragen meer aan de initiatiefnemer, noch aan de minister. Ik bedank hen beiden voor de blijkbaar coöperatieve samenwerking. Ik had het eigenlijk niet anders verwacht, maar het is leuk om te zien dat zij dat samen zo goed hebben opgepakt. Ik zal dan ook aan mijn fractie voorstellen om voor deze initiatiefwet te stemmen. Dank voor de geleverde inspanningen en daarmee ook dank aan de medewerkers, die op de achtergrond uitdrukkelijk hun bijdrage daaraan hebben geleverd.

De heer Teeven (VVD):
Voorzitter. De VVD dankt de initiatiefnemer en de minister van Buitenlandse Zaken voor de beantwoording. Wij zijn daar tevreden mee. Ik hoor graag in tweede termijn nog van de minister van Buitenlandse Zaken hoe wij verdergaan met het verlengingsverdrag tussen Burundi en Nederland. De reden dat de CDA-fractie en de VVD-fractie dat ter uitdrukkelijke goedkeuring voorgelegd wilden hebben, is dat er op dit moment wel wat mensenrechtenaspecten spelen in Burundi. Al zal dat verdrag niet meteen in werking treden, toch moeten we daar wat meer aandacht aan besteden, zeker als het om Burundi gaat. Ik ga ervan uit dat de minister van Buitenlandse Zaken dat met de fracties van de VVD en het CDA eens is.

Het voorstel van wet is gewijzigd van het laten vervallen van de mogelijkheid van stilzwijgende goedkeuring van verdragen met een ieder verbindende bepalingen naar informeren van de Staten-Generaal over een ieder verbindende bepalingen. Hiermee geeft de initiatiefnemer gehoor aan de kritiek uit de Kamer. Dat doet ons deugd. Door deze wijziging blijft naar ons oordeel duidelijk waaraan Nederland zich committeert bij het sluiten van een verdrag. Wij zijn verheugd dat het kabinet door de aangebrachte wijziging positiever is geworden over het wetsvoorstel. Zoals de heer Knops al zei, is het altijd goed om te zien dat bewindslieden en initiatiefnemers op een constructieve wijze met elkaar samenwerken.

Wij zijn ook blij met de toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken dat het ambtelijk apparaat van Buitenlandse Zaken gaat bijhouden welke verdragen mogelijk voor een ieder verbindende bepalingen bevatten. Wij zijn blij dat die aanmoediging is opgepakt. Wij zijn het met de minister van Buitenlandse Zaken eens dat er geen fiches meer hoeven te zijn.

Wij hebben geen aanvullende vragen meer aan de initiatiefnemer. We horen wel van de minister van Buitenlandse Zaken wanneer we dat verdrag tussen Nederland en Burundi in de Kamer tegemoet mogen zien. De VVD-fractie zal deze wet steunen.

De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Ook ik wil de initiatiefnemer en de minister van Buitenlandse Zaken graag bedanken voor de beantwoording in eerste termijn en natuurlijk ook voor de nota van wijziging en voor de brief die we van de minister mogen ontvangen. Complimenten ook voor de opstelling van de initiatiefnemer. Als de invloed van deze minister op zijn opstelling zo groot is, dan kan ik eigenlijk alleen maar betreuren dat de invloed van de adviezen van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op de opstelling van de heer Taverne zo klein is. Maar wellicht is daar in de toekomst nog ruimte voor.

Ik wil de heer Taverne ook complimenteren met zijn opstelling richting de Kamer. Hij heeft goed geluisterd naar hoe het debat in eerste termijn is gevoerd. Of het nu een doel diende of niet: elk verdrag met een ieder verbindende bepaling erin moest aan de uitdrukkelijkegoedkeuringsprocedure worden onderworpen, ongeacht of de Kamer daar het nut toe zag. Ik voorzag dat vertraging en frustratie het gevolg zouden zijn. Dat zou jammer zijn, want de initiatiefnemer, ik en volgens mij alle partijen in de Kamer delen hetzelfde doel: de behandeling van verdragen kan af en toe echt beter. Om die reden vroeg mijn fractie bij de raming van de begroting van de Kamer om extra ondersteuning door gespecialiseerde staf bij de behandeling van verdragen. Ik ben benieuwd hoe de initiatiefnemer en zijn partij daartegenover staan.

Als gezegd, het oorspronkelijke wetsvoorstel is afgeslankt. Toch komt de kern ervan nu wellicht duidelijker naar voren: wordt een verdrag voorgelegd, dan geeft de regering of er bepalingen zijn in het verdrag die eenieder verbinden. Dat lijkt mij een verstandig voorstel. Zo krijgt de Kamer meer inzicht in de gevolgen van een verdrag en kan zij beter beoordelen hoe de wet behandeld moet worden, stilzwijgend of uitdrukkelijk. Al met al sta ik hier dus met een veel positiever gevoel dan in eerste termijn. Ik sluit zeker niet uit dat dat zich bij de stemmingen zal vertalen in een stem voor dit wetsvoorstel.

De voorzitter:
Maar u houdt het nog even spannend, hè?

Tot zover de tweede termijn van de Kamer. Het woord is aan de initiatiefnemer en daarna ook nog even aan de minister.


Termijn antwoord

De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Dank aan de collega's voor hun vragen en opmerkingen en de al deels op voorhand uitgesproken steun.

Ik vind het oprecht jammer dat ik de heer De Roon teleurstel. Ik snap dat, gelet op de wijzigingen die ik heb doorgevoerd, maar ik kon, gebruikmakend van mijn — ik parafraseer onze minister-president — ragfijne politieke gevoel eigenlijk niet anders dan na de eerste termijn van de Kamer constateren dat het oorspronkelijke voorstel mogelijkerwijs op minder brede steun had kunnen rekenen. Toen rees de vraag of het betere de vijand van het goede moet zijn. Ik heb er uiteindelijk in goed overleg voor gekozen om het voorstel aan te passen zoals ik heb gedaan.

Ik denk dat het wel degelijk een aantal verbeteringen bevat. Dat wordt ook onderkend. Het verplichtende karakter aan de kant van de Kamer komt inderdaad te vervallen. Daar zat het grootste pijnpunt, maar voor dit parlement is het zonder meer winst dat er nu wel een verplichtend karakter aan de kant van de regering komt te bestaan om uitspraak te doen over de vraag of er een ieder verbindende bepalingen zijn en, zo ja, welke. Nogmaals, dat helpt de verschillende staatsmachten. Dat helpt zowel ons, de regering als de rechter om invulling te geven aan ieders verantwoordelijkheid. Daarin ligt winst besloten.

Ik snap dat sommigen zich afvragen of dat bij wetswijziging had gemoeten. Ik snap zelfs dat het voor sommigen niet had gemoeten. Maar wij hebben nu eenmaal een Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Dit lijkt mij een cruciaal onderdeel van die procedure. Ik zou het dus een beetje gek vinden om dit bij een toezegging of motie te doen, terwijl er een afzonderlijke wet, sterker, een Rijkswet voor is. Ik ben dus blij steun te proeven in de Kamer om het toch via een wetswijziging te doen. Dan ligt het maar vast in de wet. Dan hoeven wij niet te controleren of de regering haar toezeggingen nakomt. Dat hoeft natuurlijk sowieso niet. In ieder geval helpt dit niet alleen ons, maar ook onze opvolgers mogelijk tot in lengte van jaren. De heer Servaes vroeg nog naar het probleem, maar nu toegespitst op het probleem in de samenleving. Je zou bijna gaan denken in terminologieën zoals: wie aan de keukentafel merkt hier iets van? Ik ben de eerste om toe te geven dat dit een onderdeel betreft van het meer technische aspect van onze medewetgevende taak, dat misschien niet meteen tot verhitte debatten bij mensen thuis leidt. Dit kan echter wel degelijk een probleem voorkomen dat later misschien in de praktijk zal blijken en misschien wel aanleiding zal zijn tot verhitte discussies. Ik denk dus dat hierbij geldt dat voorkomen beter is dan genezen. Ik ben ervan overtuigd dat dit die preventieve werking zal hebben. Dit is een weeffoutje in de wet en dat herstellen we hiermee. Zoals de heer Servaes het treffend zei: dit is geen revolutie maar een evolutie. Dat is precies de juiste omschrijving van dit proces.

Ik dank de heren Knops, Teeven en Sjoerdsma voor hun ondersteunende opmerkingen. De heer Sjoerdsma refereerde aan wat er bij de Raming van de Kamer is besproken over extra staf. Het is altijd goed om na te denken over hoe we de positie van dit parlement kunnen versterken; ook dit is daar een onderdeel van. Enkele aanwezige collega's kennen mij ook als een Kamerlid dat zich graag hard maakt voor het versterken van de positie van de Kamer. Extra staf zou daar zonder meer een mogelijkheid voor zijn. Ik heb het debat over de Raming niet gedaan en ik vind het dus moeilijk om daar verder een inhoudelijk oordeel over te geven, want dit gaat ongetwijfeld ook weer geld kosten. Ik denk echter dat de heer Sjoerdsma zonder meer een punt heeft ten aanzien van het optimaal gebruikmaken van kennis over dit soort technische onderwerpen. Ik stel ook vast dat je, zoals ikzelf op gezette tijden ook doe, goed gebruik kunt maken van wetenschappelijke kennis binnen de universiteiten in Nederland. Ik heb ook gemerkt dat er in de literatuur wordt geschreven en gediscussieerd over dit onderwerp. Misschien liggen daar al mogelijkheden, maar andere voorstellen zal ik met een grote toeschietelijkheid tegemoet treden. Daarmee heb ik volgens mij alle vragen en opmerkingen van een reactie voorzien.

De heer De Roon (PVV):
De heer Taverne heeft uitgelegd waarom hij met een tweede nota van wijziging is gekomen. De reden blijkt puur politiek-pragmatisch te zijn; daar komt de heer Taverne rond voor uit. Dat waardeer ik, maar ik heb wel een vraag. Als de regering hier met een wetsvoorstel komt, kan het algemene oordeel van de Kamer zijn dat het niet de moeite van het bespreken waard is en dat we er dus een hamerstuk van maken. Ieder individueel Kamerlid heeft echter het recht om te zeggen: daar ben ik het niet mee eens; ik wil dat dat Kamerstuk "onthamerd" wordt. Dan gaan we het hier toch bespreken. Dan wordt voor de bevolking duidelijk wat elke partij precies van dat wetsvoorstel vindt. Als het om een verdrag gaat, werkt dat systeem in de huidige situatie niet zo. Dan heb je immers te maken met artikel 5 van de rijkswet: als de regering met een verdrag komt en als wij willen dat dat uitdrukkelijk wordt besproken, moeten minstens 30 leden van deze Kamer zeggen dat zij willen dat het verdrag uitdrukkelijk besproken wordt. In dat geval moet de regering met een wetsvoorstel komen; dan komen we weer in de bekende procedure terecht. In het aanvankelijk door de heer Taverne ingediende voorstel kreeg ieder individueel Kamerlid het recht om te zeggen: de regering biedt ons een verdrag aan met een ieder verbindende bepalingen en ook al vindt een meerderheid van de Kamer dat we het daar eigenlijk niet over hoeven te hebben, ik vind dat we dat hier wel moeten bespreken. Dan zou dat ook gebeuren. Is de heer Taverne het met mij eens dat hij dus eigenlijk door de Kamer gedwongen wordt om de rechten van het individuele Kamerlid, die hij met zijn aanvankelijke ontwerp juist zo prachtig waarborgde, toch weer te ondergraven?

De heer Taverne (VVD):
Je zou bijna, ook gelet op de tweede termijn van de Kamer, denken dat het bijzonder is dat ik naar de Kamer heb geluisterd; alsof ik daarop niet bijzonder gericht zou zijn. Dat is natuurlijk niet waar, noch voel ik mij gedwongen. Maar ik snap het punt van de heer De Roon zeer goed. De verplichting aan de kant van de Kamer om, wanneer de regering constateert dat een verdrag al was het maar één een ieder verbindende verklaring zou bevatten, dat verdrag te behandelen, is een minder groot probleem dan sommigen denken. Want je had het ook een hamerstuk kunnen maken. In die zin kan die verplichting worden ondervangen door de andere mogelijkheden die dit huis heeft. Maar ja, de realiteit is zoals ze is. Het gaat mij er vooral om, ervoor te zorgen dat de regering doet wat ze, als dit voorstel wordt aangenomen, moet doen, namelijk aangeven of ze van oordeel is dat dit type bepalingen al dan niet in een verdrag zit, en zo ja, welke dat dan zijn. Uiteindelijk is het dan aan de Kamer om daar al dan niet op te reageren. Dat betekent wel dat het niet-verplichtend is. De Kamer moet dan echter wel kleur bekennen. Mocht verder in het proces bij een verdrag waarvan de regering vindt dat het een ieder verbindende bepalingen bevat, de Kamer het stilzwijgen niet verbreken, waarna later een situatie ontstaat waarin niet duidelijk is hoe dit moet worden uitgelegd, dan moet de Kamer maar vertellen waarom ze destijds vond dat het verdrag niet moest worden behandeld, zodat er nog steeds parlementaire behandeling en wetsgeschiedenis ontbreekt. Ik ga ervan uit dat dat systeem ertoe zal leiden dat de Kamer wel anders om zal gaan met het oordeel van het kabinet of een verdrag zo'n bepaling bevat. Is dat een andere variant dan het oorspronkelijke voorstel? Ja. Ben ik hoopvol dat de praktijk nog steeds ten positieve zal uitpakken? Eveneens ja.

De heer De Roon (PVV):
Ik dank de heer Taverne voor dit antwoord. Het overtuigt mij niet, moet ik zeggen. Ik ben van mening dat wat hij er nu van gebakken heeft, onder druk van allerlei partijen in deze Kamer — een meerderheid — toch weer leidt tot de mogelijkheid dat bepaalde verdragen in achterkamertjes worden afgehandeld en dus uitdrukkelijk niet in de Kamer worden besproken. Ik vind dat jammer. Maar ik constateer aan de andere kant wel dat in het wetsvoorstel zoals het nu is afgezwakt toch nog een positief puntje overblijft, namelijk dat de regering wel wordt gedwongen, uitdrukkelijk een labeltje aan zo'n verdrag te hangen, luidend: let op, een ieder verbindende bepaling. Dat is het, zij het geringe winstpunt. Dat zal voor mij reden zijn om aan mijn fractie te adviseren om er toch mee in te stemmen, maar ik betreur het zeer dat het zo is afgezwakt.

De heer Taverne (VVD):
Nogmaals, ik snap dat. Laat ik de heer De Roon geruststellen: ik heb mij niet onder druk gezet gevoeld, maar ik heb goed geluisterd naar de Kamer. Maar ik ben ook erg blij dat de heer De Roon de voordelen die het voorstel nog steeds heeft, onderkent. Ik dank hem voor zijn uitgesproken steun.

De heer Van Raak (SP):
Ik had geen tweede termijn nodig. Maar ik wil de indiener in ieder geval ook meegeven dat ook ik mijn fractie zal adviseren, voor dit voorstel te stemmen.

De heer Taverne (VVD):
Mijn dank en gelukzaligheid kunnen niet groter zijn.

De voorzitter:
U gaat vandaag echt tot die 13% behoren.

De heer Taverne (VVD):
Mag ook wel een keer.

De voorzitter:
U gaat fluitend het reces in.

De heer Taverne (VVD):
Dank u wel.

De voorzitter:
Wil de minister nog een vraag beantwoorden? Dat is het geval.

Minister Koenders:
Voorzitter. Ik ben nog een antwoord schuldig aan de heer Teeven over Burundi. We gaan daar nu niet een inhoudelijk debat over voeren. Ik wil alleen zeggen dat de regering natuurlijk ook bezorgd is over de mensenrechten in Burundi. Over de rol van het leger is veel meer op te merken, omdat wij de flexibiliteit wilden houden om te kijken of het enige instituut dat nog goed multi-etnisch functioneert, niet toch ondersteund zou kunnen worden op het moment dat het juist de mensenrechten beschermt. Dat is een overweging van de kant van de regering.

De heer Teeven heeft gezegd dat hij dat nu toch uitdrukkelijk aan de orde wilde stellen in de Tweede Kamer. Dit is precies een voorbeeld van wat goede democratische controle is. De regering moet zich nu beraden of ze überhaupt het wetsontwerp wel wil indienen, want de gemiddelde duur van de behandeling, is ongeveer tien of elf maanden en dit is een verdrag voor een jaar. Ik zal met mijn collega's overleggen of het nog zinnig is voor ons om dit wetsontwerp in te dienen. Mocht dat het geval zijn, dan zal dat na de zomer zijn.

Ik wil nog van de mogelijkheid gebruik maken om de Kamer te bedanken voor de inbreng, in het bijzonder omdat het niet uitgesloten is dat dit initiatiefwetsvoorstel op een meerderheid kan rekenen in de Tweede Kamer. De heer Taverne wil ik zeer danken voor de goede samenwerking in deze zaak.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid en uiteraard ook de initiatiefnemers. We gaan vannacht, rond de klok van kwart voor één, volgens het laatste schema, stemmen over dit initiatiefwetsvoorstel.

Ik schors de vergadering tot 11.30 uur en dan gaan we praten over de evaluatie Wet op de parlementaire enquête. We gaan hier dus niet om 12.00 uur, maar om 11.30 uur over spreken. De woordvoerders moeten dus eerder aanwezig zijn dan aanvankelijk op het schema stond.

De vergadering wordt van 11.26 uur tot 11.33 uur geschorst.

Evaluatie Wet op de parlementaire enquête

Evaluatie Wet op de parlementaire enquête

Aan de orde is de voortzetting van het debat over het rapport van de Tijdelijke commissie evaluatie Wet op de parlementaire enquête over de mogelijkheden en randvoorwaarden van het horen onder ede buiten de parlementaire enquête (34400, nr. 2).


Termijn antwoord

(Zie vergadering van 30 juni 2016.)

De voorzitter:
Ik heet de leden van de tijdelijke commissie van harte welkom, alsmede de leden van de staf die de commissie hebben bijgestaan bij de totstandkoming van het rapport. Vandaag zal de commissie ingaan op de vragen die vorige week al zijn gesteld. Ik geef daarom nu graag het woord aan de voorzitter van de commissie, de heer Van Raak zelf.

De heer Van Raak (SP):
Dank je wel.

De voorzitter:
Dank ú wel, hè!

De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Wij danken ook de leden voor hun inbreng over het voorstel voor een parlementaire ondervraging. Het is de leden opgevallen dat deze uitwerking van dit parlementaire instrument eenvoudig is en nauw aansluit bij bestaande wetgeving. De heer Amhaouch noemde het voorstel: een kleine, praktische innovatie. De heer Van Nispen prees onze keuzes met de woorden: waarom moeilijk doen als het ook eenvoudig kan? Mevrouw Fokke vroeg instemmend: waarom zou je een nieuw wiel uitvinden? En de heer Taverne constateerde iets kritischer: alles wat de commissie voorstelt, kan al. Wij zijn het met al deze leden eens. Wie zijn wij? Wij zijn de Tijdelijke commissie voor de evaluatie van de Wet op de parlementaire enquête, TCEWPE. Mevrouw Fokke vermeed het onze naam uit te spreken, omdat dit te veel spreektijd zou kosten.

Deze commissie is bezig met een evaluatie van de Wet op de parlementaire enquête, met het oog op de informatiepositie van de Kamer. Daarbij proberen wij lessen te trekken uit de ervaringen met recente enquêtes: die naar het financieel stelsel, de woningcorporaties en het Fyra-debacle. Daarnaast heeft het Presidium ons gevraagd om een uitwerking te geven van de motie van de heer Segers en anderen. Deze werd ingediend in juni 2013 tijdens een debat over de Raming van de Tweede Kamer. In deze motie wordt geconstateerd dat parlementaire enquêtes veelal een aanzienlijke voorbereidingstijd vergen. Ook wordt geconstateerd dat mensen bij hoorzittingen en parlementaire onderzoeken niet kunnen worden verplicht om mee te werken en ook niet onder ede kunnen worden verhoord. De Tweede Kamer ziet hier een lacune. Met deze uitwerking van deze motie willen wij daarin voorzien. Dat karwei hebben wij met alle plezier op ons genomen.

Ik wil de leden van de commissie, maar vooral de ondersteuning, waarvan een aantal mensen hier achter ons zit, bijzonder danken. Zij hebben bijzonder veel arbeid verzet en ook zeer gedegen werk geleverd. Alle lovende woorden van de leden aan ons, zijn in de eerste plaats een compliment aan hen.

Na een uitgebreide zoektocht en consultatie van een keur aan deskundigen kwamen wij tot het inzicht dat een parlementaire ondervraging geen nieuwe wetgeving vraagt, omdat de huidige Wet op de parlementaire enquête ook een parlementaire ondervraging zoals de Kamer voor ogen staat, mogelijk maakt. De parlementaire ondervraging is eigenlijk een kortlopende parlementaire enquête, gericht op het verkrijgen van mondelinge inlichtingen door het onder ede horen van personen. Om een parlementaire ondervraging in goede banen te leiden, hebben wij een protocol opgesteld. Ook stellen wij voor om vijf jaar met dit middel te gaan experimenteren, waarna we kunnen zien of het de gevoelde lacune vult.

Over het voorstel en over het protocol hebben de leden vragen gesteld. Die zullen wij zo direct beantwoorden, maar eerst willen we een aantal vragen niet beantwoorden. Dat zijn vragen om voorbeelden te noemen van onderwerpen die wel of niet geschikt zouden zijn voor een parlementaire ondervraging, vragen over welke hoorzittingen of rondetafelgesprekken in het verleden beter een parlementaire ondervraging hadden kunnen zijn, of vragen hoeveel mensen in het verleden wel of niet zijn komen opdagen bij welke hoorzitting of bij welk gesprek. Hoe interessant dit soort casuïstiek ook is, het is niet aan deze commissie om een oordeel te hebben over keuzes die de Tweede Kamer in het verleden heeft gemaakt of in de toekomst zal maken. De opdracht van deze commissie was om een uitwerking te geven aan een motie om een parlementaire ondervraging mogelijk te maken. Over welke onderwerpen daar wel of niet geschikt voor zijn, beslist de Kamer zelf in meerderheid.

De commissie constateert dat nog voorafgaand aan de behandeling van ons verslag in een commissie een voorstel is gedaan voor een parlementaire ondervraging. Het is in eerste instantie dan ook aan die commissie om te bepalen of een voorstel voor een ondervraging daadwerkelijk wordt gedaan. Het is vervolgens aan de Tweede Kamer om te beslissen of dat een passend voorstel is.

Voordat we overgaan tot de beantwoording van de specifieke vragen van de leden, wil ik vooraf nog enkele opmerkingen plaatsen. De heer …

De heer Taverne (VVD):
Voorzitter, …

De voorzitter:
Zullen we daar eerst naar luisteren, mijnheer Taverne? Ja, we laten de heer Van Raak even zijn inleiding afmaken.

De heer Van Raak (SP):
De heer Taverne sprak de vrees uit dat de parlementaire ondervraging zou kunnen leiden tot uitholling van het instrument van de parlementaire enquête. Wij begrijpen zijn opmerking dat de parlementaire enquête het zwaarste instrument van de Kamer is, en delen zijn opvatting dat dit middel niet onnodig vaak moet worden gebruikt. Dat zou, om het in keukentaal te zeggen, het mes bot kunnen maken. Maar het middel van de parlementaire ondervraging is juist bedoeld om onnodig gebruik van de parlementaire enquête te voorkomen. Zie het als een schilmesje dat juist kan voorkomen dat het keukenmes bot wordt. Bovendien herinneren wij de heer Taverne eraan dat de huidige Wet op de parlementaire enquête een parlementaire ondervraging niet uitsluit, maar juist mogelijk maakt. De heer Taverne wees daar zelf ook al op. Als de Kamer alsnog zou besluiten dat een parlementaire ondervraging niet wenselijk is, zou eigenlijk de Wet op de parlementaire enquête moeten worden aangepast.

De heer Taverne (VVD):
Ik dank de heer Van Raak voor de inleidende woorden, die een paar nieuwe vragen oproepen. Nogmaals: dat heeft er niets mee te maken dat ik het werk van de commissie niet waardeer. Begrijpt u mij alstublieft niet verkeerd. Ik begin met het laatste. De heer Van Raak zegt nu in feite dat we, door een vorm van een parlementaire enquête te gebruiken, het gebruik van het middel van de parlementaire enquête voorkomen. Daar komt het in feite op neer nu de parlementaire ondervraging als zodanig niet bestaat en niet anders is dan een vorm van een parlementaire enquête. Ik snap dat dat tot een ingewikkeld construct leidt, waar dit protocol nu een antwoord op moet zijn, maar ik wil voorkomen dat de indruk ontstaat dat we een soort nieuw, lichter middel introduceren dat veelvuldig gebruik van de parlementaire enquête zal voorkomen. Dat is niet zo, want het is één en hetzelfde. Ik krijg daarop graag een reflectie van de heer Van Raak.

Daaraan voorafgaand vertelde de heer Van Raak welke vragen niet zullen worden beantwoord. Dat waren wat mij betreft wel cruciale vragen om het nu voorgestelde protocol op waarde te kunnen schatten. Een van de redenen voor het voorstel is immers dat wat we nu hebben, onvoldoende werkt. Bij rondetafelgesprekken kun je mensen bijvoorbeeld niet dwingen om te komen. Ik vind het onbevredigend als er niet een begin van een antwoord komt op de vraag hoeveel van die rondetafelgesprekken naar het oordeel van deze commissie in de nieuwe situatie een parlementaire ondervraging hadden kunnen zijn. En misschien nog wel belangrijker is de vraag: hoe vaak zijn mensen nou niet op komen dagen? Het middel dat nu wordt voorgesteld, althans de inzet daarvan, brengt met zich mee dat je wel degelijk mensen hiernaartoe kunt halen. Ik vraag de heer Van Raak, in zijn hoedanigheid van voorzitter van deze commissie, om daar een antwoord op te geven, want dat is van groot belang voor de waardering van het voorstel.

De heer Van Raak (SP):
Dat ga ik niet doen en daar is deze commissie ook niet voor. Deze commissie is gevraagd om een motie uit te werken die door de heer Segers en anderen is ingediend tijdens een wetgevingsoverleg op 24 juni 2013 en die door de Tweede Kamer is aangenomen. In die motie werd gevraagd om een verkenning te maken van een parlementaire ondervraging en met een voorstel te komen voor de uitwerking daarvan. Het debat over het soort vragen dat tijdens een parlementaire ondervraging ter sprake kan komen, is gevoerd tijdens dat wetgevingsoverleg. Dat heeft als uitkomst gehad dat de Tweede Kamer de wens voor een nieuw middel heeft uitgesproken. De heer Taverne zegt dat als we gebruikmaken van dit middel, dat is gebaseerd op de Wet op de parlementaire enquête 2008, we dus ook vaker een beroep zullen doen op die wet; in zoverre volg ik zijn redenering. Maar dat wil niet zeggen dat we ook vaker een parlementaire enquête zullen houden, integendeel. De Tweede Kamer heeft de behoefte uitgesproken om naast de hoorzitting en het rondetafelgesprek enerzijds en de parlementaire enquête anderzijds, een middel te hebben dat flexibeler inzetbaar is, om er op die manier voor te zorgen dat de informatiepositie van de Kamer wordt verzekerd en dat zij mensen kan ondervragen, zo nodig onder ede, zonder daarvoor een "fully dressed" parlementaire enquête te organiseren. Men neemt een onderdeel uit die parlementaire enquête en formuleert een speciale onderzoeksvraag die men vervolgens aan de Kamer voorlegt. In de media wordt het ook wel een "mini-enquête" genoemd. Het is in ieder geval een ondervraging die louter gericht is op het mondeling verzamelen van informatie. Alle andere zaken van een parlementaire enquête, zoals het vorderen van stukken, het doen van uitgebreid vooronderzoek en het betreden van plekken, worden allemaal niet gebruikt.

De heer Taverne (VVD):
Maar dat kan wel, omdat het allemaal gebeurt op basis van de Wet op de parlementaire enquête 2008. Dat doet opnieuw de vraag rijzen waarom er gekozen is voor dit construct, een protocol op basis van de Wet op de parlementaire enquête 2008. Waarom is er niet gekozen voor een beter en zwaarder vastgelegde regeling, desnoods een nieuwe wet, waarin je uitsluit dat je van een aantal middelen uit de Wet op de parlementaire enquête 2008 gebruik kunt maken? Een protocol biedt immers wel dezelfde mogelijkheden, ook al zal de praktijk dat moet uitwijzen; dat ben ik met de heer Van Raak eens. Het is een beetje alsof je zegt: we gaan iemand op basis van het Wetboek van Strafrecht vervolgen, maar dat doen we maar een klein beetje en ook niet heel veel. Maar dat laatste kan wel, want het gebeurt immers op basis van het Wetboek van Strafrecht. Als deze overwegingen voorstaan, en dat neem ik aan, waarom is er dan voor dit middel en voor deze vorm gekozen? Op deze manier voorkom je immers niet de eerdergenoemde mogelijkheden alsmede de mogelijke twijfels over de inzet van dit instrument.

De heer Van Raak (SP):
Ik probeer de vraag van de heer Taverne goed te begrijpen. Hij stelde eigenlijk twee vragen. Hij wil allereerst weten waarom er niet voor een wet is gekozen. Het antwoord op die vraag is dat dit niet nodig is. We hebben gezocht naar de noodzaak van wetgeving, ook in het Reglement van Orde, maar die blijkt niet aanwezig. We kunnen ons voor het experiment van een parlementaire ondervraging immers baseren op de Wet op de parlementaire enquête 2008. Dat betekent dat er bijvoorbeeld vanuit een commissie een onderzoeksvraag wordt voorgelegd. Die vraag wordt eerst voorgelegd aan het Presidium, die daar vervolgens een weging aan geeft, en daarna aan de Tweede Kamer. Een meerderheid van de Tweede Kamer kan vervolgens besluiten om over te gaan tot een parlementaire ondervraging, maar dat is dus iets anders dan een "fully dressed" parlementaire enquête. In het onderzoeksvoorstel moet duidelijk naar voren komen waarom er mensen ondervraagd moeten worden, waarom juist die mensen ondervraagd moeten worden, waarom er voor dat middel is gekozen en niet voor een ander middel en waarom het nodig is dat er mondeling, en zo nodig onder ede, informatie wordt vergaard. De heer Taverne heeft gelijk als hij zegt dat het ook mogelijk is om gebruik te maken van de andere middelen uit de Wet op de parlementaire enquête 2008, zoals het vorderen van stukken en het betreden van ruimtes en dergelijke. Maar dat staat niet in de opdracht voor het parlementair onderzoek. Wij kunnen niet uitsluiten dat de Tweede Kamer als gevolg van een parlementair onderzoek via een aangepast of nieuw voorstel of een aangepaste of nieuwe commissie in meerderheid besluit dat de parlementaire ondervraging aanleiding heeft gegeven tot het doen van een parlementaire enquête. Dan zal de Tweede Kamer zich daar opnieuw over kunnen uitspreken.

Omdat we niet zo veel tijd hebben, wil ik op vijf onderwerpen kort ingaan: karakter van de ondervraging, voorbereiding, getuige en deskundige, samenloop en evaluatie. Ik begin met het karakter van de ondervraging. Het voorliggende voorstel voor de toepassing van de wet in de vorm van een parlementaire ondervraging hebben we breed geconsulteerd. In het voorstel staat wie we allemaal hebben geconsulteerd. Het vragen van voorlichting aan de Raad van State of nog breder consulteren, is volgens ons dan ook niet echt noodzakelijk. Wij wijzen de Kamer immers enkel op de mogelijkheid die zij volgens de wet al heeft. Dit biedt ons de mogelijkheid om het gat te dichten tussen een gewone hoorzitting en een omvangrijke en langdurige parlementaire enquête. Door deze mogelijkheid toe te voegen aan de gereedschapskist van de Kamer wordt geen vervanging beoogd; het is echt een toevoeging. De ministeriële verantwoordelijkheid verandert niet. De bestaande uitleg en de praktijk zullen niet hoeven te veranderen. Een minister moet conform artikel 68 van de Grondwet en conform de actieve informatieplicht gevraagd én ongevraagd de Kamer van inlichtingen voorzien. Als de Kamer vindt dat de minister de Kamer onjuist, onvolledig of ontijdig heeft geïnformeerd, is het aan de Kamer om daar politieke gevolgen aan te verbinden. Het instrument van de parlementaire ondervraging brengt daar geen verandering in en is ook niet bedoeld als een middel om de reguliere verhouding tussen Kamer en ministers te vervangen. Dat betekent ook dat de positie van de ambtenaren met dit voorstel niet wijzigt. Het instrument biedt natuurlijk wel een duidelijke meerwaarde richting derden. Deze zullen door de medewerkingsplicht mee moeten werken aan de ondervraging. Dit hoeven zij niet zomaar te doen, want de wet biedt hun ook allerlei waarborgen.

Wij wijzen er ook op dat alle door de leden geuite mogelijkheden, vragen en zorgen natuurlijk kunnen worden meegenomen in de afweging die de Kamer zelf maakt als zij in een concreet geval besluit tot het houden van een parlementair onderzoek. Op basis van de praktijk zal, zoals de heer Taverne ook zei, pas echt kunnen blijken wat de betekenis en meerwaarde is van het instrument waar de Kamer eerder om gevraagd heeft.

Dan over de besluitvorming en voorbereiding. Verschillende leden hebben aandacht gevraagd voor het risico dat de Kamer te snel en te vaak naar dit nieuwe instrument zal grijpen. Mevrouw Fokke noemde dit een "parlementair vluggertje". De heer Van Nispen heeft terecht gezegd dat de Kamer daar zelf bij is; er is een meerderheidsbesluit nodig. Hoe zorgen wij ervoor dat dit besluit zorgvuldig wordt genomen?

Ik wijs er om te beginnen op dat de Tweede Kamer nu al een uitgebreide procedure voor het nemen van dergelijke besluiten heeft vastgelegd in de Regeling parlementair en extern onderzoek. Dit betekent dat binnen de Kamer verschillende procedurele stappen moeten worden doorlopen om tot een besluit te komen. Zo wordt vaak eerst een motie in stemming gebracht en wordt vervolgens het onderzoeksvoorstel opgesteld door een vaste commissie. Het Presidium stelt een appreciatie van het voorstel op en dan wordt het in de Kamer in stemming gebracht.

De regeling schrijft ook voor dat in het onderzoeksvoorstel onder meer de aanleiding en de onderzoeksvragen worden beschreven en een onderbouwing wordt gegeven van de keuze voor het inzetten van het instrument. In het geval van een parlementaire ondervraging moeten de indiener of de indieners dus goed kunnen beargumenteren waarom het nodig is om personen te verplichten tot medewerking aan een verhoor, eventueel onder ede. Wij zijn het volmondig met de heer Bisschop eens dat als het even kan, minder vergaande middelen moeten worden gekozen. Het gaat hier ook altijd om de proportionaliteit.

In dezelfde Regeling parlementair en extern onderzoek worden bovendien alle criteria beschreven waaraan een onderzoeksvoorstel moet voldoen. Dit in antwoord op de vraag van mevrouw Koşer Kaya naar een standaardopzet. De indieners van een voorstel kunnen hierover uiteraard advies inwinnen bij de ambtelijke staf zoals dit nu ook al kan en ook veel gebeurt.

De heer Taverne (VVD):
De heer Van Raak refereerde aan de regeling voor het parlementair onderzoek. In eerste termijn is al gezegd dat nu gebruik wordt gemaakt van de zwaarste regeling om een lichtere variant te introduceren. Een van de argumenten is dat er niets tussen een parlementaire enquête en de parlementaire ondervraging zit. Dat is niet waar, want wij kennen het parlementair onderzoek. Dat is weliswaar op dezelfde en soortgelijke regelingen gebaseerd, maar waarom nu een lichtere variant van de parlementaire enquête introduceren op basis van dezelfde wet als er ook een mogelijkheid is voor een parlementair onderzoek dat lichter is dan een parlementaire enquête en waarvan niet overdreven veel gebruik wordt gemaakt?

De heer Van Raak (SP):
Omdat een parlementaire ondervraging iets anders is dan een parlementair onderzoek. Een parlementaire ondervraging biedt de Kamer de mogelijkheid om mensen te horen, mensen te verplichten en mensen onder ede te horen. Dit middel kan ook vrij snel worden ingezet. Als het protocol wordt gevolgd, kan het binnen vier tot twaalf weken. Het is een zorgvuldig instrument waarbij getuigen en deskundigen ook rechten hebben en de bescherming krijgen die nodig is — ik kom daar later op terug — maar het is echt een heel ander middel. De Kamer heeft gevraagd naar een uitwerking van dit middel. De Kamer heeft gevraagd naar een parlementaire ondervraging. De Kamer heeft gezegd dat dit nuttig zou zijn in haar parlementaire gereedschapskist en wij hebben daarvan een uitwerking gegeven.

Wij zullen niet alleen de besluitvorming over de ondervraging maar ook de daarop volgende voorbereiding op de ondervraging zorgvuldig moeten aanpakken. De heer Amhaouch heeft hier terecht aandacht voor gevraagd. Bij haar besluitvorming over de parlementaire ondervraging zal de Kamer zich dus ook de vraag moeten stellen of een ondervragingscommissie zich gedegen kan voorbereiden. Op basis van onze uitgebreide verkenning concluderen wij dat Kamerleden bij een parlementaire ondervraging meerdere mogelijkheden hebben. Zo kan een ondervragingscommissie kennisnemen van openbare rapporten, informele voorbereidende gesprekken voeren en de schriftelijke verklaringen van getuigen en deskundigen bestuderen. Ook een training in verhoortechnieken behoort tot de mogelijkheden; een niet te onderschatten vaardigheid. Een parlementaire ondervraging is een instrument van de Kamer, net als een parlementair onderzoek of een parlementaire enquête. Dit maakt dat leden van een ondervragingscommissie wordt gevraagd om in gezamenlijkheid een opdracht uit te voeren, om los te komen van hun partijpolitieke kleur. Dat is belangrijk wanneer je dit soort vergaande bevoegdheden inzet.

Dan kom ik op de positie van getuigen en deskundigen.

De voorzitter:
De heer Amhaouch heeft nog een vraag over het vorige punt.

De heer Amhaouch (CDA):
Ik kom terug op die zorgvuldige voorbereiding. Is de commissie van mening dat die voldoende geborgd is in het protocol? Of kunnen we er een extra stap in opnemen?

De heer Van Raak (SP):
Ik kom nog terug op het voorstel dat de heer Amhaouch in eerste termijn heeft gedaan. Wij denken dat dit voldoende is. Er is lang over nagedacht. Daarom doen we dit voorstel nu ook. Ik kom iets later nog terug op het specifieke voorstel van de heer Amhaouch.

Een aantal leden, onder wie de heer Taverne en de heer Van Nispen, had nog vragen over de positie van getuigen en deskundigen. De commissie is het volledig met deze leden eens dat een parlementaire ondervraging een ingrijpende gebeurtenis kan zijn voor een getuige of deskundige. Een zorgvuldige voorbereiding is daarom ook van zeer groot belang. Bij die zorgvuldige voorbereiding hoort ook dat de commissie nagaat of een persoon die zij op het oog heeft, wel de meest geschikte is. Daarbij zal natuurlijk ook moeten worden gekeken naar de situatie waarin deze potentiële getuige of deskundige zich bevindt, bijvoorbeeld gelet op eventuele andere onderzoeken. Daar kom ik later ook nog op terug.

In de voorbereiding op een ondervraging zijn geen formele voorgesprekken voorzien, zoals bij een reguliere enquête. Dat wil echter niet zeggen dat er vooraf geen contact kan zijn tussen getuige en commissie. Integendeel, dat lijkt ons juist van groot belang. Daarnaast introduceren we twee nieuwe waarborgen voor de getuigen, de schriftelijke verklaring, die voorafgaand aan de ondervraging openbaar wordt gemaakt, en de openingsverklaring. Die biedt de getuige de mogelijkheid om zijn of haar verhaal in eigen woorden te vertellen, voordat de commissie aan de ondervraging begint. Deze nieuwe waarborgen kunnen ook tegenwicht bieden aan het punt dat de heer Bisschop aan de orde stelde, namelijk het risico dat een getuige door middel van de ondervraging in het beklaagdenbankje terechtkomt. Dat is nadrukkelijk niet de bedoeling.

Door de getuige de ruimte te geven om eerst in eigen woorden over het onderwerp van de ondervraging te spreken, onderstrepen we nog eens dat het de Kamer te doen is om het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de informatiepositie van de Kamer. Vervolgens is het uiteraard aan de commissie om het doel van de ondervraging steeds scherp in het oog te houden. Zij zal er steeds voor moeten waken, zo menen wij, dat het een tribunaal wordt. Dat is trouwens bij de reguliere parlementaire enquête niet echt anders. De wet biedt daarnaast de mogelijkheid om een verhoor achter gesloten deuren te doen plaatsvinden. Ook kan een commissie kiezen voor een verhoor zonder beeld- of geluidsregistratie.

Als slot van dit deel kom ik op de vraag van mevrouw Koşer Kaya over de mogelijkheden van bezwaar en beroep. De wet biedt op dat punt al een regeling. Indien een getuige meent dat hij ten onrechte wordt opgeroepen voor verhoor of dat er sprake is van een verschoningsgrond, kan hij zijn medewerking weigeren. Als de commissie volhardt in haar oproep, zal zij naar de rechter moeten stappen om medewerking daadwerkelijk af te kunnen dwingen. De rechter zal vervolgens toetsen of het handelen van de commissie in overeenstemming is met de wet. Wij zien hierbij geen rol voor de Voorzitter van de Kamer. Wij denken ook dat dit een heel moeilijke rol zou zijn.

Een aantal leden had vragen over een samenloop van een parlementaire ondervraging met onderzoeken van andere instanties, waaronder het Openbaar Ministerie. Wij zijn het met deze leden eens dat hiermee zorgvuldig moet worden omgegaan. Wij benadrukken nogmaals dat het altijd aan de Kamer is om te beslissen wanneer en waarover een parlementaire ondervraging gehouden wordt. Niemand is er echter bij gebaat als andere onderzoeken onnodig worden belemmerd of doorkruist. Niets staat het dan ook in de weg dat de Kamer gedurende de besluitvorming over een parlementaire ondervraging informatie inwint bij bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie over eventueel lopende of op handen zijnde onderzoeken naar soortgelijke feiten. Ook nadat het besluit is genomen, mag van de ondervragingscommissie worden verwacht dat afstemming wordt gezocht. Dat is overigens nu ook al gebruikelijk bij enquêtes. Wij vinden het echter niet verstandig om de start van een ondervraging afhankelijk te maken van het overleg dat hierover wordt gevoerd, zoals de heer Amhaouch voorstelde. Dan zou de Kamer de toepassing van haar grondwettelijke onderzoeksrecht te veel afhankelijk maken van andere partijen, in dit geval het OM. Wij verwachten overigens niet dat samenloop bij elke ondervraging altijd een probleem zal zijn; integendeel. Bovendien zouden we dat overleg niet alleen met het Openbaar Ministerie maar met alle mogelijke onderzoeksinstanties moeten regelen, zoals inspecties, toezichthouders et cetera.

De heer Taverne (VVD):
De heer Van Raak stelt dat hij die samenloop niet vaak verwacht; integendeel. Daar sla ik op aan. Wat brengt hem tot de overtuiging dat het integendeel het geval zal zijn?

De heer Van Raak (SP):
We hebben nu al bij andere onderzoeken, zeker bij enquêtes, dezelfde situatie. Het probleem is dat het inwinnen van informatie door de Tweede Kamer niet afhankelijk kan zijn van een soort toestemmingsrelatie met derden, ook niet met het Openbaar Ministerie. De onderzoeken zijn ook naar hun aard totaal verschillend. Het OM doet strafrechtelijk onderzoek, met een schuldvraag. Met een parlementaire ondervraging wordt informatie verkregen. Dat is heel anders. Het doen van strafrechtelijk onderzoek sluit een ondervraging niet uit, en andersom ook niet. Ik kom daar zo nog heel kort op terug. Als er een ondervraging is geweest, wil dat ook niet zeggen dat er geen strafrechtelijk onderzoek meer kan plaatsvinden. Het is alleen wel zo dat wat gedeeld wordt bij de ondervraging niet kan dienen als bewijs in een strafrechtelijk onderzoek. Ik kom daar straks nog op terug. Dat bewijs kan mogelijk wel op andere manieren worden verkregen.

De heer Taverne (VVD):
Dat sluit niet uit dat een parlementaire ondervraging, overigens net als een parlementaire enquête, wel degelijk de rechtsgang, met name de rechtsvervolging, kan belemmeren. De overweging om een parlementaire ondervraging te beginnen, is informatievoorziening. Maar ik hoop dat de heer Van Raak het met mij eens is dat er ook andere, politieke en zelfs soms publicitaire, overwegingen een rol kunnen spelen bij een parlementaire enquête, en ongetwijfeld ook bij de inzet van een ondervraging. Die kunnen vervolging in de wielen rijden. Dan weten we wel heel veel, maar als wat we weten strafwaardig is maar niet meer vervolgd kan worden, of in ieder geval moeilijker wordt, dan is dat toch het paard achter de wagen spannen?

De heer Van Raak (SP):
Een parlementaire ondervraging is niet anders dan een parlementaire enquête, anders dan dat het middel veel minder ingrijpend is. Als het gaat om de verhouding tot strafrechtelijke onderzoeken door bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie, dan is dit middel niet anders, behalve dat het, als het al verstorend is, minder verstorend zal zijn. Daardoor is het ook heel belangrijk, en benadrukken wij dat bij deze behandeling, dat voorafgaand contact wordt gezocht met het Openbaar Ministerie als dat nodig is gezien het onderwerp of de personen die ondervraagd worden, zoals dat nu bij een enquête ook gebeurt. Gedurende het proces zal dat contact er moeten zijn. De ervaringen uit het verleden met enquêtes laten zien dat dit werkendeweg tot een samenwerking leidt. Iets anders is de vraag of het parlementaire onderzoek wordt gebruikt voor publicitaire of partijpolitieke doeleinden. Op dat punt wijs ik op de regeling dat er vanuit de commissie een groot afgewogen onderzoeksvoorstel moet komen, waarin van alles moet komen te staan: de aanleiding voor het onderzoek, een vastomlijnde onderzoeksvraag, indicaties van kosten, tijdsduur en benodigde ondersteuning en een onderbouwing voor de keuze om het onderzoeksinstrument in te zetten. Er zal dan uiteindelijk een meerderheid van de Kamer voor moeten zijn. Door het feit dat de Tweede Kamer hiermee in meerderheid moet instemmen lijkt mij de kans dat het een publicitair vluggertje of een partijpolitieke opzet wordt, een stuk geringer. Dat geldt overigens voor elk instrument van de Tweede Kamer. Dat geldt ook voor de parlementaire enquête. Daar zijn we zelf bij.

De heer Amhaouch (CDA):
In eerste termijn hebben we de suggestie gedaan om te komen tot afstemming met het Openbaar Ministerie in plaats van zoals de commissie verwoordt, toestemming te vragen aan het Openbaar Ministerie. Is de commissie het met mij eens dat je het minimaal een keer aan de voorkant zou moeten doen, zodat je in ieder geval in het protocol een afstemmoment hebt met het Openbaar Ministerie? Het is natuurlijk altijd aan de commissie of aan de Kamer zelf wat ze daarmee gaat doen.

De heer Van Raak (SP):
We zijn het er van harte mee eens dat dit moet gebeuren. Dat gebeurt in de praktijk ook, in ieder geval in de praktijk van de parlementaire enquête. Bij de praktijk van de parlementaire ondervraging zal dat, denk ik, altijd gebeuren als de aard van de personen en de aard van het onderwerp daarom vragen. Dus ik denk niet dat we het vast behoeven te leggen maar dat het gewoon onderdeel wordt van de werkwijze, omdat dat ook logisch is. Als het bij een enquête logisch is, lijkt mij dat bij een ondervraging zeker niet minder logisch. Mocht dat tot problemen leiden, wat wij niet voorzien, dan hebben we er niet voor niets voor gekozen om te gaan experimenteren. Dan kunnen we in de evaluatie natuurlijk kijken of dit nieuwe instrument een wettelijke basis behoeft of dat aanpassing van de Wet op de parlementaire enquête of het protocol nodig is. Dat kunnen we niet uitsluiten. Dit is het protocol waarvan we denken dat het goed is en waarvan we hopen dat onderzoeks- en ondervragingscommissies daarmee gaan werken, zodat we over een paar jaar ook kunnen zien of het protocol goed werkt. Mocht onderweg blijken dat dit niet zo is, mocht na een of twee ondervragingen blijken dat er problemen zijn, dan staat het de Kamer natuurlijk te allen tijde vrij om het protocol aan te passen.

De heer Amhaouch (CDA):
U zegt: we gaan ermee van start en dan komen we het gaandeweg wel tegen. Maar volgens mij heeft de historie aangetoond dat dit vraagstuk vaak naar boven komt wat betreft het Openbaar Ministerie. Ik vraag mij dan ook af wat het bezwaar is om het toch op te nemen in het protocol, niet als toetsing maar wel als afstemming vooraf.

De heer Van Raak (SP):
Je moet dingen opnemen als je problemen verwacht. We verwachten geen problemen omdat er in de praktijk bij parlementaire instrumenten vaker afstemming is met het Openbaar Ministerie, zeker in het geval van een parlementaire enquête. We verwachten dat dit bij de ondervraging ook het geval zal zijn. Soms zal dat niet het geval zijn. Soms zal het zo zijn dat bij een ondervraging die bedoeld is om bepaalde informatie te krijgen, er gezien het onderwerp en de personen helemaal geen sprake zal of kan zijn van een strafrechtelijk onderzoek en dat dit ook helemaal niet verwacht wordt. In dat geval zou het erg plichtmatig zijn om te verplichten in het protocol op te nemen om contact te hebben met het OM. Dan zouden we onszelf alleen maar extra werk bezorgen. Dus we verwachten daar geen problemen mee, niet omdat er geen samenloop kan zijn maar omdat er in de praktijk veel samenwerking is met het OM en er voorafgaand en tijdens ook contact wordt gezocht met het OM. Mochten er problemen blijken, dan kan de Tweede Kamer het stante pede aanpassen. Sterker nog, het protocol is ook niet verplichtend. Het staat dus niemand in de weg om dat te doen.

Ten slotte op dit punt de vraag hoe de parlementaire ondervraging zich verhoudt tot het uitgangspunt dat niemand verplicht is om medewerking te verlenen aan zijn of haar veroordeling. De heren Taverne en Van Nispen stelden daar vragen over. De Wet op de parlementaire enquête kent op dit punt een heldere regeling. Documenten en verklaringen die zijn afgelegd op vordering van een enquêtecommissie mogen niet worden gebruikt als bewijs in een gerechtelijke procedure. Dat geldt dus ook voor een verklaring die op vordering van een ondervragingscommissie is afgelegd. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat de medewerkingsplicht die geldt bij een parlementaire enquête, geen inbreuk maakt op het recht om niet te hoeven meewerken aan je eigen veroordeling, zoals ook voortvloeit uit artikel zes van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Overigens geldt deze bewijsuitsluitingsregel niet voor de schriftelijke verklaring en de openingsverklaring die de getuige op grond van het protocol kan afleggen. Die zijn immers niet op vordering van de commissie afgelegd.

De heer Taverne vroeg naar de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dat Hof heeft zich eerder specifiek uitgelaten over de parlementaire enquête in Nederland en de hier geldende wettelijke regeling van bewijsuitsluiting. In die uitspraak onderstreept het Hof dat een parlementaire enquête geen strafrechtelijke procedure is in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarbij is het goed om nog even te benadrukken dat de bestaande wettelijke regeling geenszins verhindert dat iemand wordt vervolgd voor feiten die ook in de enquête of in een ondervraging een rol hebben gespeeld. De wet sluit alleen uit dat verklaringen, afgelegd op vordering van een enquêtecommissie, worden gebruikt als bewijs. Dus nogmaals, ook in de richting van de heer Amhaouch, voor de zekerheid: op basis van ander bewijs, dus bewijs uit een andere bron, kan de strafbare gedraging zelf nog steeds leiden tot een veroordeling door de strafrechter. Dat gebeurt ook in de praktijk en dat zal bij een ondervraging niet anders zijn.

Ik kom bij het laatste punt, de evaluatie. Een nieuw instrument is een kwestie van uitproberen en vervolgens evalueren. In het protocol stellen wij een periode van vijf jaar voor. Daarna vervalt het protocol, tenzij de Kamer anders besluit op basis van een evaluatie die na vier jaar wordt uitgevoerd. Maar waarom niet al na twee jaar evalueren, vroeg de heer Taverne. Hierbij wijzen wij erop dat ondervragingscommissies, net als de reguliere enquêtecommissies, na afloop van hun werkzaamheden wordt gevraagd om een verslag op te stellen van hun ervaringen. Mocht om wat voor reden dan ook mede op basis van de verslagen blijken dat het opportuun is om eerder te evalueren, dan kan de Kamer daartoe te allen tijde besluiten. Op basis van die evaluatie — ik zei het al in de richting van de heer Amhaouch — kan de Kamer ook besluiten om het protocol aan te passen. Daar gaat de Kamer zelf over. Wij hebben voorgesteld om na vier jaar te evalueren. Dan hebben wij hopelijk ook twee periodes te pakken en enige ervaring opgedaan. Sommige mensen zeggen dat er weinig ondervragingen komen en sommigen zijn bang dat er heel veel ondervragingen zullen komen, maar wij weten het niet. Wij kunnen niet in de toekomst kijken. Daarom lijkt het ons dus goed om enige ervaring op te doen. Hopelijk gaan de onderzoekscommissies met het protocol werken, zodat wij ook het protocol goed kunnen evalueren. Of de Kamer dus het instrument van de parlementaire enquête vaak zal inzetten, is, zoals gezegd, aan de Kamer. Daarom, voorzitter, is ook nu de Kamer aan zet.

De voorzitter:
In letterlijke zin, want we gaan luisteren naar de tweede termijn van de Kamer. De eerste spreker is de heer Taverne van de fractie van de VVD.


Termijn inbreng

De heer Taverne (VVD):
Voorzitter. Dank aan de commissie en in het bijzonder aan de voorzitter van de commissie voor zijn uitvoerige beantwoording. Laat mij nogmaals stellen dat mijn kritische vragen niet afdoen en niet de bedoeling hebben om af te doen aan het werk dat is verzet, waarvoor nogmaals hulde aan de leden en de medewerkers van de commissie, maar voortkomen uit grote betrokkenheid van de VVD-fractie en mijzelf bij dit onderwerp. Dit heeft namelijk alles te maken met het versterken van de positie van de Kamer en van de eigen middelen van de Kamer. Zonder de betekenis dat het belangrijk is omdat het ons betreft, het is belangrijk omdat het de instrumenten van dit parlement betreft.

Zoals uit de interrupties bleek, blijf ik toch met een wat onbevredigend gevoel achter ten aanzien van de antwoorden op mijn vragen naar de staande praktijk waaraan met de invulling van dit instrument een einde zou moeten komen. Ik heb het dan met name over de wijze waarop het zich verhoudt tot de huidige ondervragingen en ronde tafels, juist omdat die eerder, door onder anderen de indiener van de motie, uitdrukkelijk zijn genoemd als onderdeel dat met dit instrument beter zou kunnen worden ingevuld. Maar goed, de commissie en haar voorzitter gaan over de eigen antwoorden.

Ik stel ook vast dat zowel de heer Van Raak als de heer Segers, die hier niet aanwezig is maar indiener van de motie is, in de openbaarheid heeft uitgesproken van oordeel te zijn dat dit instrument veel en vaak zal worden ingezet. Vandaar ook mijn vraag in eerste termijn of de evaluatie naar voren kan worden gehaald. Ik heb het antwoord van de heer Van Raak daarop gehoord. Het zou mij een lief ding waard zijn als de commissie toch een inspanning zou kunnen leveren om de evaluatie iets naar voren te halen, misschien naar drie jaar, juist omdat het voornemen is om het vaak te gebruiken. Als dat allemaal anders is, kan de Kamer daar zelf over gaan, maar ik denk dat dit een belangrijke toenadering zou zijn.

Tot slot. De VVD-fractie is nog steeds kritisch, maar dat zal de commissie niet verbazen. Ik zal de antwoorden betrekken bij de standpuntbepaling van de VVD-fractie.

De heer Van Nispen (SP):
Ik heb goed geluisterd naar de heer Taverne, net zoals ik zonet goed heb geluisterd naar de beantwoording van de vragen die we vorige week hebben gesteld. Ik hoor uiteindelijk geen conclusie. De heer Taverne gaat nogmaals goed luisteren. Ik probeer te begrijpen wat in de kern het bezwaar van de VVD-fractie is tegen het verder vullen van de gereedschapskist van de Kamer, tegen het opvullen van de lacune die we hebben geconstateerd tussen enerzijds de vrijwillige verschijning op de hoorzitting en anderzijds de diepgravende langdurige parlementaire enquête.

De heer Taverne (VVD):
Ik zal mijn eerste termijn, waarin ik een heel aantal bezwaren heb opgeworpen, niet overdoen. Het belangrijkste is dat alles wat nu wordt voorgesteld, al kan. De heer Van Raak heeft dat ook bevestigd. Weliswaar wordt in een protocol vastgelegd hoe het wordt ingezet, maar er staat niets in de weg om dat anders te doen, omdat het gebeurt op basis van de Wet op de parlementaire enquête. Een belangrijk argument om kritisch te zijn is dat het wordt voorgesteld als een nieuw middel tussen het rondetafelgesprek en de parlementaire enquête, terwijl er nog steeds ook een parlementair onderzoek is. Zoals gezegd vindt u in mij altijd een bereidwillig oor als het gaat om het versterken van de positie van het parlement en in het bijzonder deze Kamer. Dat neemt niet weg dat ik, ook met dat uitgangspunt, kritisch hierop ben. Ik vraag mij af of we uiteindelijk het paard niet achter de wagen spannen.

De voorzitter:
Dat is uw eerste termijn samengevat.

De heer Taverne (VVD):
Ja, dit keer in het kort, voorzitter.

De voorzitter:
Heel goed. Fijn dat we het nog even mochten horen, daar niet van. De heer Van Nispen heeft nog een vraag, dus misschien wilt u nog even bij het spreekgestoelte blijven, mijnheer Taverne.

De heer Taverne (VVD):
Ik wil de agenda niet onnodig belasten, voorzitter.

De voorzitter:
Nee, maar de heer Van Nispen denkt daar anders over.

De heer Van Nispen (SP):
Ik spreek echt de hoop uit dat de grootste fractie in de Kamer wil meewerken aan dit grondige onderzoek en aan het verder vullen van de gereedschapskist ter versterking van de Tweede Kamer.

De voorzitter:
Heel goed.

De heer Taverne (VVD):
Ik heb het gehoord, voorzitter.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Mijn inbreng is een geheel andere. Het verschil tussen de VVD en D66 wordt in dezen wel iets groter. Gelukkig maar, want ik denk dat dit instrument een geweldig instrument is in aanvulling op wat we nu in de Kamer aan instrumenten hebben. Mijn complimenten daarvoor. Ook mijn complimenten voor de kraakheldere beantwoording van de vragen. Ik dank de commissieleden ervoor dat zij zo geweldig veel werk hebben verricht. Mijn collega Fokke zal mede namens D66 een motie indienen waarin wij dit tot uitdrukking laten komen.

Voorzitter, ik dank u voor het voorzitten. Geweldig hè!

De voorzitter:
Fijn hier weer te zijn en u te mogen voorzitten.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik maak van de gelegenheid gebruik om de commissie en in het bijzonder haar voorzitter te bedanken voor de beantwoording van de vragen. Wij hebben wat zorgen geuit, maar wat mij betreft zijn die voldoende weggenomen. Ik zal de fractie adviseren om deze denklijn te volgen.

De voorzitter:
Dat hebt u maar weer in de pocket, mijnheer Van Raak.

De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Ook van mijn kant hartelijke dank voor de heldere beantwoording. De SP heeft in eerste termijn al haar steun uitgesproken voor dit initiatief. Ik denk dat het heel goed is dat wij de parlementaire gereedschapskist verder vullen. Daarom heb ik de motie medeondertekend waarmee dit nuttige instrument wordt toegevoegd aan die gereedschapskist. Het zou mij echt verbazen, maar ook teleurstellen, als de grootste fractie daarin niet zou meegaan.

De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. Ook namens het CDA dank aan de commissie voor de heldere uitleg, zeker in reactie op de vragen om zorgvuldige voorbereiding en om afstemming met het OM. Wij hadden daar iets meer in gezien, maar wij zien dat het protocol niet verplichtend is. Wij blijven erop hameren. Het CDA is niet bang voor uitholling van het instrument of voor het gebruik van het instrument voor publicitaire stunts. Wij zien het gewoon als een opvulling tussen het parlementair onderzoek en de parlementaire enquête. De Kamer is er zelf bij hoe zij dit instrument gaat gebruiken. Wij sluiten ons aan bij de motie van mevrouw Fokke.

De voorzitter:
Mevrouw Fokke, eerst het muziekkorps of pas na afloop?

Mevrouw Fokke (PvdA):
Voorzitter. Op de laatste dag voor het reces wordt de druk toch nog wat opgevoerd, maar ik denk dat ik het aankan. Ik dank de commissie hartelijk voor de heldere antwoorden. De Partij van de Arbeid was al positief en is nog steeds positief. Laten wij gewoon aan de slag gaan. Wij kunnen het er nog heel uitvoerig en uitbundig over hebben. Wij kunnen het Wetboek van Strafrecht erbij halen. Als je overigens alle protocollen die bij dat wetboek horen wilt afschaffen, dan ben je nog wel even bezig. Laten wij dat dus vooral niet doen, maar laten wij aan de slag gaan. Er was al een vooraankondiging gedaan, maar hier is de motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Tijdelijke commissie voor de evaluatie van de Wet op de parlementaire enquête op verzoek van de Kamer een uitwerking heeft gegeven aan de motie-Segers c.s. waarin wordt verzocht om een verkenning naar de zogeheten parlementaire ondervraging;

overwegende dat de commissie gedegen onderzoek heeft verricht en haar bevindingen heeft opgenomen in een helder verslag;

spreekt waardering en dank uit voor het werk dat de commissie heeft verricht;

spreekt voorts uit de conclusies en aanbevelingen van de commissie over te nemen en het tijdelijk protocol parlementaire ondervraging vast te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Fokke, Koşer Kaya, Van Nispen, Bisschop en Amhaouch.

Zij krijgt nr. 4 (34400).

Tot zover de termijn van de Kamer. Wij gaan nog even luisteren naar de voorzitter van de commissie voor een slotwoord en voor — dat houdt ons in spanning — zijn oordeel over de motie.


Termijn antwoord

De heer Van Raak (SP):
Mijnheer de voorzitter. De heer Van Nispen noemt het een nuttig instrument, mevrouw Koşer Kaya spreekt van een geweldig instrument, de heer Bisschop zegt dat de zorgen voldoende zijn weggenomen. In verschillende kleuren en vormen heeft de Kamer haar ondersteuning aan dit nieuwe instrument uitgesproken. Dat vind ik heel belangrijk. Alle complimenten aan ons, Kamerleden op de eerste rij, gelden toch vooral de medewerkers die nu op de tweede rij zitten.

De heer Amhaouch zegt: het is altijd aan de Kamer zelf, het is aan ons hoe wij dit instrument gaan gebruiken. Mevrouw Fokke zegt: laten we aan de slag gaan. Laten we dat doen! We krijgen straks een nieuw instrument. We gaan experimenteren om uit te vinden hoe we dat gaan gebruiken, wanneer we dat gaan gebruiken en hoe dat een aanvulling kan zijn op ons werk en de informatiepositie van de Kamer kan verbeteren.

De heer Taverne heeft nog een onbevredigd gevoel. Dat vind ik jammer, zeker zo vlak voor het reces. Ik kan mij dat enigszins voorstellen omdat zijn partij destijds ook niet de motie van de heer Segers en anderen heeft ondersteund waarmee deze commissie een opdracht kreeg voor het uitwerken van een parlementaire ondervraging. Dat snappen wij goed. De heer Taverne zegt dat parlementaire ondervraging eigenlijk al mogelijk is, dat het protocol vrijwillig is en dat dit niet echt een nieuw instrument is, maar een uitwerking van de Wet op de parlementaire enquête. De heer Taverne noemt dat als een mogelijke reden om bezwaar te hebben. Wij zouden ons ook kunnen voorstellen dat dit juist redenen zijn om geen bezwaar te hebben. Die overweging willen wij de heer Taverne nog meegeven.

Ten slotte hartelijk dank voor de motie, waarover wij het oordeel graag aan de Kamer laten.

De voorzitter:
Hartelijk dank! Ik dank de voorzitter van de commissie, de leden van de commissie en de ambtelijke ondersteuning.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dit voorstel staat op de stemmingslijst voor vanavond of wellicht vannacht. Hetzelfde geldt voor die ene motie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Luchtvaart (inclusief vliegen over conflictgebieden)

Luchtvaart (inclusief vliegen over conflictgebieden)

Aan de orde is het VAO Luchtvaart (inclusief vliegen over conflictgebieden) (AO d.d. 01/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Fijn dat de staatssecretaris weer even bij ons is. Wij hebben een aantal sprekers van de zijde van de Kamer, maar ik mis nog even de lijst waarop staat wie dat zijn. Ik denk dat het de heer Elias is, aangezien hij nu naar voren loopt, maar dat wil ik echt zwart-op-wit hebben. Als ik één iemand niet op zijn blauwe ogen geloof … De eerste spreker is de heer Elias van de VVD-fractie!

De heer Elias (VVD):
Die rare tussenzinnen heb ik allemaal niet gehoord.

Mijnheer de voorzitter. Alertheid, afstemming en afspraken over luchtvaartveiligheid kunnen en moeten veel beter. Dat hebben wij op onbarmhartig brute wijze ondervonden door de aanslag op vlucht MH17 en het daaropvolgende rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. De huidige internationale luchtvaart is echter niet in staat om hier snel in te voorzien. Zeer noodzakelijke aanpassingen duren minimaal vier jaar. Dat is veel en veel te lang. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • na ernstige ongevallen de kans op herhaling zo snel mogelijk moet worden verkleind;
  • het uitvoeren van aanbevelingen na ongevalsonderzoek zo snel mogelijk dient plaats te vinden;
  • het mondiale karakter van de luchtvaart veelal betrokkenheid van de internationale burgerluchtvaartorganisatie ICAO vraagt;
  • de bestaande ICAO-processen ertoe leiden dat pas na meerdere jaren mondiale regelgeving is aangepast;

verzoekt de regering, in overleg te treden met ICAO om processen te ontwikkelen die ertoe leiden dat binnen een jaar uitvoering wordt gegeven aan aanbevelingen uit een ongevalsonderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Elias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 341 (31936).

De heer Elias (VVD):
Bij deze processen zou gedacht kunnen worden aan een wisselende groep leidende landen zoals ook bij de VN-Veiligheidsraad het geval is of aan de mogelijkheid van ingelaste congressen met beslissingsbevoegdheid. Dit zijn nadrukkelijk suggesties. Ik wil de staatssecretaris niet voor de voeten lopen door ze dwingend in de motie te zetten, maar naar ons oordeel zouden ze de boel wel aanmerkelijk werkbaarder maken bij ICAO.

De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. Ik vind dat de VVD een prachtige motie over veiligheid heeft ingediend. Mijn fractie zal die zeker steunen. Met mevrouw Hachchi en later met mevrouw Belhaj van D66 heb ik daar regelmatig aandacht voor gevraagd. Ik ben blij dat de VVD, die nog steeds de grootste fractie in de Kamer vormt, nu met deze motie komt.

We hebben in het algemeen overleg ook over andere dingen gesproken. Een onderwerp wil ik nog aan de staatssecretaris voorleggen, namelijk het pay-to-flysysteem. Veel jonge mannen — het zijn vooral mannen — die een heel dure opleiding hebben gevolgd, moeten nog steeds zwaar betalen om überhaupt te mogen vliegen. Behalve dat ik mij afvraag of dat volgens onze wetgeving wel mag — misschien moeten wel meer ministeries hiernaar kijken, bijvoorbeeld Sociale Zaken — moet je zoiets niet willen. Iemand met zo'n verantwoordelijkheid zou niet onder zo'n zware financiële en psychologische druk moeten staan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat beginnende piloten bij sommige vliegmaatschappijen volgens het pay-to-flysysteem tot €50.000 moeten betalen om de eerste 200-500 vlieguren te kunnen maken om hun brevet te kunnen behouden;

verzoekt de regering, onderzoek te doen of en hoe het pay-to-flysysteem voor in Nederland gestationeerde vliegtuigmaatschappijen verboden kan worden, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 342 (31936).

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik heb drie moties en steek meteen van wal.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ganzen richting Schiphol worden gelokt door de eiwitrijke gewassen die in de omgeving worden verbouwd;

overwegende dat deze gewassen vervangen kunnen worden door alternatieve gewassen die minder aantrekkelijk zijn voor ganzen, zoals olifantsgras, of door klimaatvriendelijke alternatieven, zoals zonnepanelen;

constaterende dat de Staat eigenaar is van de gronden rondom Schiphol;

verzoekt de regering, voorwaarden aan de verpachting van deze gronden te stellen die de overstap van eiwitrijke gewassen naar deze diervriendelijke en klimaatvriendelijke alternatieven stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 343 (31936).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat eerdere pilots met verjagende lasers rond Schiphol succesvol waren om het aantal (bijna-)botsingen met ganzen tegen te gaan;

verzoekt de regering, grootschalige inzet van lasers rond Schiphol te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 344 (31936).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er opnieuw gekozen is voor het massaal afschieten van ganzen rond Schiphol;

constaterende dat het afschieten van ganzen niet bijdraagt aan vliegveiligheid maar zelfs contraproductief is, omdat afschot onvoorspelbaar vluchtgedrag bij ganzen veroorzaakt, waardoor de dieren vaker door vliegroutes heen kunnen vliegen;

verzoekt de regering, een einde te maken aan het massale afschot van ganzen rond Schiphol,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 345 (31936).

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Naar aanleiding van het algemeen overleg heb ik alleen nog maar een paar vragen. Allereerst heb ik een vraag over het advies van de Nationale Adviesgroep Cabinelucht over het aanpakken van incidenten met giftige stoffen in de cockpit. De Zembla-uitzending hierover dateert alweer van drie jaar geleden. Eén jaar geleden heeft D66 daar een motie over ingediend. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of de resultaten van de onderzoeken naar geurincidenten door luchtvaartmaatschappijen nu met de inspectie worden gedeeld. Betekent het rapport dat er nu ligt, ook het einde van de adviesgroep? Is de staatssecretaris bereid om de Kamer op de hoogte te houden van de ontwikkelingen?

Ik heb nog een vraag over de communicatie richting bewoners over vliegbewegingen rondom Schiphol. D66 heeft in het debat over de nieuwe normen en het handhavingsstelsel een motie ingediend die de regering oproept om de communicatie over vliegbewegingen drastisch te verduidelijken en te moderniseren. Hoe staat het met deze motie?

Tot slot wens ik de staatssecretaris ontzettend veel succes met haar enorme inspanning in de aanloop naar een ambitieus en Parijswaardig akkoord dat dit najaar hopelijk gesloten wordt om de CO2-uitstoot van de wereldwijde luchtvaart drastisch terug te dringen.

De heer Graus (PVV):
Mijnheer de voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Group Executive Committee van Air France-KLM bestond uit tien Fransen en slechts vier Nederlanders;

constaterende dat door het vertrek van voormalig directeur KLM Nederland en Transaviatopman, Bram Gräber, de reeds ongelijke machtsverdeling nog meer in het voordeel van de Fransen kan uitvallen;

verzoekt de regering, zich (op diplomatiek niveau) in te spannen om de Nederlandse zetel te behouden in de Group Executive Committee van Air France-KLM,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 346 (31936).

Ik heb een klein verzoekje, mijnheer Graus. U noemt een naam. Het is hoogst ongebruikelijk om dat te doen. Misschien dat wij die met uw welnemen mogen weghalen.

De heer Graus (PVV):
Zeker, maar ik vind het een beetje raar, want die discussie werd ook gevoerd tijdens het AO. De naam wordt niet in positieve of negatieve zin genoemd. Het is gewoon een feit dat de beste man gaat vertrekken. Dat staat in alle kranten. Dat is overal te lezen. Ik heb dat gewoon overgenomen uit openbare bronnen, dus het is niets geheims. Vandaar dat ik het heb gedaan. Ik noem de beestjes graag bij de naam, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:
Zo kennen wij u.

De heer Graus (PVV):
Want er wordt al vlug veel te wollig geneuzeld hier, zonder dat de mensen weten waar het over gaat. En ik noem alles bij de naam, altijd.

De voorzitter:
Had ik maar niks gezegd.

De heer Graus (PVV):
Dank u wel, mijnheer de voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer luchthavens worden getroffen door terroristische aanslagen;

overwegende dat onze mainport, tevens grenspost, Schiphol behoort tot de mogelijke doelwitten;

constaterende dat de pakkans van terroristen door de inzet van speurhonden enorm wordt vergroot;

verzoekt de regering, zowel meer hondengeleiders als speurhonden op te leiden en in te zetten ten behoeve van de preventieve zoekacties naar explosieven, vuurwapens en munitie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 347 (31936).

De heer Graus (PVV):
De laatste, mijnheer de voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat van een schoonmaker die al vier jaar werkzaam was binnen de beveiligde zone van een grote luchthaven in Berlijn, casueel zijn radicale achtergrond werd ontdekt;

overwegende dat tientallen medewerkers van luchthavens in Parijs en Orly zijn ontslagen nadat bleek dat zij waren geradicaliseerd;

constaterende dat personeel van kerncentrales en andere kwetsbare locaties wel diepgravend wordt gescreend of geweerd indien nodig;

verzoekt de regering om medewerkers die toegang hebben of krijgen tot beveiligde zones en/of zenuwcentra, te laten screenen door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 348 (31936).

De heer Monasch (PvdA):
Voorzitter. Vandaag spreken we twee keer over luchtvaart. Vanmiddag praten we ook over vliegen over conflictgebieden, zoals afgesproken in de regeling van werkzaamheden. Dan zullen we ons commentaar geven op het gesloten convenant. Dat komt namelijk eerst in een AO aan de orde en dat komt vervolgens hier terug in een VAO.

De door het CDA ingediende motie over pay to fly spreekt ons zeer aan, maar de motie gaat alleen over wat we in Nederland kunnen doen. De vraag is ook wat we in Europees verband kunnen doen om schandalige arbeidscontracten in de luchtvaart aan te pakken. Het is immers heel makkelijk om over de grens te gaan zitten. In dat verband heb ik een vraag, voordat ik mijn motie indien. Gisteren berichtte de Irish Times dat er in Duitsland grote invallen zijn geweest bij de vestigingen van Ryanair. Het parket in Koblenz heeft huiszoekingen gedaan bij piloten, heeft laptops en pc's in beslag genomen en heeft daar alle vestigingen van Ryanair onderzocht, omdat men vermoedt dat er onwetmatige schijnconstructies zijn aangegaan om de arbeidsrechtwetgeving daar te ontduiken. Kan de minister aangeven of dit ook in Nederland het geval is en of ook hier daaraan wordt gewerkt? Dit mag ook vanmiddag terugkomen in het AO, maar dit is actueel en dit sluit ook goed aan bij de terechte zorg die in de motie van de heer Van Helvert wordt aangegeven. Ik krijg hier dus graag een reactie op.

We kampen met een groot tekort aan luchtverkeersleiders. Dat leidt tot hoge salarissen, want als er weinig zijn, kun je veel vragen. Dat zeg ik ook als zoon van een chirurg, die van dichtbij heeft gemaakt dat je hoge salarissen betaalt als je weinig chirurgen aanneemt. Er worden buitengewoon weinig luchtverkeersleiders aangenomen. Volgens mij zijn er 1.200 aanmeldingen en worden uiteindelijk vier tot zes mensen geselecteerd. Dat is heel vreemd. Wij willen dus graag nader onderzoek en maatregelen om te bekijken of wij daar iets aan kunnen doen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een groeiend personeelstekort is bij LVNL;

constaterende dat er een groot aantal uitvallers is bij de selectie en de opleiding tot luchtverkeersleider;

verzoekt de regering, in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn om het rendement van de opleiding tot verkeersleider bij LVNL te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Monasch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 349 (31936).

De voorzitter:
We pauzeren enkele ogenblikken, zodat de staatssecretaris de moties kan ontvangen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. In de motie op stuk nr. 341 van het lid Elias wordt de regering verzocht, in overleg te treden met ICAO om processen te ontwikkelen die ertoe leiden dat de aanbevelingen van het ongevallenonderzoek worden uitgevoerd. Ik vraag er begrip voor dat in internationale VN-organisaties processen tijd vergen. Maar ik ben het zeer met de heer Elias eens dat ik er in het komende jaar alles aan moet doen om datgene voor elkaar te krijgen wat kan. In die zin wil ik de motie graag als ondersteuning van beleid beschouwen en het oordeel aan de Kamer overlaten.

In de motie op stuk nr. 342 van het lid Van Helvert wordt de regering verzocht, te onderzoeken hoe het zit met het pay-to-flysysteem voor in Nederland gestationeerde vliegtuigmaatschappijen. Ik zou ook deze motie aan het oordeel van de Kamer over willen laten. Een onderzoek kan geen kwaad. Het zal lastiger zijn voor niet in Nederland gestationeerde maatschappijen om zaken te doen, want daarmee hebben we geen directe wetgevende relatie. Maar het is prima om dit in beeld te brengen, waarbij ik ook zal kijken wat andere landen eventueel doen. Tegen de heer Monasch zeg ik dat we dat daarbij zullen meenemen. Maar weet van mij dat het veel lastiger is om daarop überhaupt invloed te hebben. Ik weet ook niet zeker of dat met deze constructie kan. Maar dat zullen we onderzoeken.

De heer Van Helvert (CDA):
Dank voor de woorden van de staatssecretaris, ook als het gaat om het internationale aspect. Wellicht zal ik de motie in overleg met de heer Monasch aanpassen, zodat dat aspect er ook in komt. Dat wordt echter wel lastig, zodat ik het even aftast. Over de vergelijking met social dumping: als mensen werken in Nederland, zij het niet volgens Nederlandse voorwaarden, hoe zit het dan precies? Wil het ministerie van SZW daar ook naar kijken?

Staatssecretaris Dijksma:
Wat het laatste betreft, werken we al heel nauw samen als het gaat om arbeidsconstructies en de vraag of die op orde zijn. Minister Asscher zit daar als een bok op de haverkist op. Dat doen we dus sowieso. Als ik dat mag doen, zou ik u adviseren om de motie niet aan te passen. Want dan wordt het weer lastiger voor mij. Wel zal ik uiteraard bekijken wat er in andere landen gebeurt en hoe andere regeringen daarmee omgaan. Als ik de motie zo mag uitleggen, hoop ik daarmee tegemoet te komen aan wat er in de Kamer breed leeft.

De heer Elias (VVD):
Wordt het een klein, simpel en kort onderzoek?

Staatssecretaris Dijksma:
Ja, want veel geld hebben we niet, tijd ook niet en met een kleine overheid hebben we, zoals u weet, ook weinig mensen.

In de motie op stuk nr. 343 van het lid Wassenberg wordt de regering verzocht, voorwaarden aan de verpachting van gronden te stellen die de overstap van eiwitrijke gewassen naar diervriendelijke en klimaatvriendelijke alternatieven stimuleren. Wij zijn zeer beperkt eigenaar van de gronden. Boeren, Schiphol, provincies en gemeenten zijn eigenaar van die grond. Ik kan deze motie, op deze wijze geformuleerd, daarom niet uitvoeren. Maar ik doe wel een toezegging. Bij de evaluatie eind dit jaar zullen we ook dit aspect meenemen. Dan wil ik dat op tafel leggen. Maar de motie zoals ze nu is geformuleerd kan ik niet uitvoeren, want die grond is niet in alle gevallen van de rijksoverheid.

De voorzitter:
En dus wordt de motie ontraden?

Staatssecretaris Dijksma:
Ja, dan moet ik haar ontraden. Misschien vindt de heer Wassenberg het een goed idee om de motie gewoon in te trekken.

De voorzitter:
Suggestie.

De heer Wassenberg (PvdD):
Intrekken niet, maar ik houd haar wel aan.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor, zijn motie (31936, nr. 343) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:
Dank. Het effect is in ieder geval voorlopig hetzelfde.

In de motie op stuk nr. 344 van het lid Wassenberg wordt de regering verzocht, grootschalige inzet van lasers rond Schiphol te stimuleren. We doen dit jaar een proef. Binnen de hekken is het overigens anders. We zullen na die proef de Kamer informeren. Als ik de motie zo mag uitleggen dat deze motie ondersteuning van beleid is — als het werkt, gaan we het verder uitvoeren; als het niet werkt, doen we het niet — laat ik haar aan het oordeel van de Kamer over.

In de motie op stuk nr. 346 van het lid Graus wordt de regering verzocht, zich in te spannen voor het behoud van een Nederlandse zetel.

De voorzitter:
De heer Wassenberg wil nu zeggen dat u zijn motie op stuk nr. 345 bent vergeten.

Staatssecretaris Dijksma:
Die zit niet in mijn set.

De voorzitter:
Dan is het automatisch: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Dijksma:
Nee, voorzitter. Bij twijfel niet inhalen, dan is het bij mij automatisch: ontraden.

De voorzitter:
Het Presidium besluit hier toch, mijnheer Elias?

Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb hier nog een motie. De motie-Wassenberg op stuk nr. 345 ontraad ik inderdaad. De motie vraagt om een einde te maken aan het afschot van ganzen rond Schiphol. Dat kan niet. Dat is op dit moment echt niet in het belang van de veiligheid. Dat gaan we dus niet doen.

Dan de motie-Graus op stuk nr. 346. De overheid heeft geen rol ten aanzien van de Group Executive Committee. Natuurlijk doen wij er alles aan om de Nederlandse belangen te behartigen. Op diplomatiek niveau doen wij dat luid en duidelijk waar mogelijk en achter de schermen als het niet anders kan. Maar deze motie vraagt van mij iets wat ik niet op deze manier kan waarmaken. We zorgen er echter wel voor dat we alle inspanningen verrichten om ook Nederlanders te laten benoemen, maar het lijkt mij niet goed om het op deze manier uit te spreken. Ik wil voorzichtig zijn met de rol die ik heb. Ik doe materieel wel het een en ander in deze richting. De heer Graus heeft het zelf al over diplomatie en daar hoort ook bij dat je dit niet in een motie gaat vastleggen. Maar de heer Graus kent mij, ik ga natuurlijk ook niet op mijn lauweren rusten.

De voorzitter:
U ontraadt de motie, neem ik aan?

Staatssecretaris Dijksma:
Ja, ik ontraad haar.

De heer Graus (PVV):
Omdat de regering ook een aandeel in KLM heeft en wij wel degelijk invloed hebben, zeker op de regering in Frankrijk, die zich hier wel mee bemoeit, vraag ik om een gelijk speelveld en bemoeienis. De staatssecretaris heeft min of meer een beetje laten doorschemeren dat ze dat wel gaat doen. Ik ga deze motie daarom preventief aanhouden, maar ik ga haar niet intrekken.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Graus stel ik voor, zijn motie (31936, nr. 346) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik wil de heer Graus eigenlijk vragen om dat met zijn motie op stuk nr. 347 ook te doen. Hij overvraagt mij hiermee namelijk. Die speurhonden is de business van V en J. Ik weet oprecht niet hoe dat exact in elkaar steekt en of er tekorten zijn. Dat zegt de heer Graus hier eigenlijk. Ik wil hem hiervoor dan ook verwijzen naar mijn collega. Als hij haar niet aanhoudt, moet ik haar alleen al uit collegiaal oogpunt ontraden, omdat ik vind dat dit niet mijn bevoegdheid is.

De heer Graus (PVV):
Ik heb het in de motie niet over de honden van V en J, van de KMar en van de politie. Die zijn er al. Het gaat er specifiek om dat de Staat ook aandelen heeft in Schiphol en KLM en dat die zelf honden hebben. De staatssecretaris kan er dan ook voor zorgen dat er meer honden en hondengeleiders komen. Een hond is effectiever dan twintig mensen. Ze hebben mensen sneller bij hun veter, zoals ik altijd zeg. Maar ik zal deze motie ook aanhouden, omdat ik de staatssecretaris overvraagd heb en dat is niet mijn bedoeling, zo vlak voor het zomerreces.

Staatssecretaris Dijksma:
Het punt is dat het wel gaat om de KMar en de douane en die ressorteren onder V en J. Dat honden sneller zijn dan mensen, dat geef ik meteen toe.

De heer Graus (PVV):
Voor de duidelijkheid en voor de Handelingen: KLM heeft eigen speurhonden. Daar gaat het om. Dit gaat echt over de honden van Schiphol en KLM en niet over die van de KMar of de politie.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Graus stel ik voor, zijn motie (31936, nr. 347) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:
In de motie-Graus op stuk nr. 349 wordt verzocht om een AIVD-screening. Dat is al de praktijk. De motie is dus overbodig. Als toegang tot veiligheidszones van het vliegveld mogelijk is, moet men een pas overleggen. Die wordt alleen afgegeven op vertoon van een verklaring van geen bezwaar en die wordt afgegeven door de KMar en de AIVD.

De heer Graus (PVV):
Die verklaring omtrent het gedrag gaat vaak maar tot vijf jaar terug. Ik heb het heel goed nagevraagd voordat ik de motie heb opgesteld, maar de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst is niet betrokken bij alle mensen die werkzaam zijn in veiligheidsschillen en zenuwcentra. Anders had die deze motie natuurlijk niet opgesteld.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik heb andere informatie. Mijn informatie is dat een AIVD-screening voor werknemers op Schiphol die werken in de veiligheidsschillen en zenuwcentra, de praktijk is. Ik zeg de heer Graus toe om dat nog eens in een brief op te schrijven. Ik vind dat we geen discussie moeten hebben over feiten.

De heer Graus (PVV):
Dan moet ik ook deze motie aanhouden en wacht ik de brief van de staatssecretaris even af. Ik bedank haar voor de toezegging.

De voorzitter:
Al dat werk voor niks.

Staatssecretaris Dijksma:
Nee, want de heer Graus krijgt nu wel weer een brief.

De voorzitter:
Daar hebt u helemaal gelijk in.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik kan u zeggen dat dat weer een hoop werk is voor mijn mensen, zeker als het een vraag van de heer Graus is.

De voorzitter:
Daar gaat hun reces.

Op verzoek van de heer Graus stel ik voor, zijn motie (31936, nr. 348) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:
Dan ga ik door naar de vraag van mevrouw Belhaj over het onderzoek naar de cabinelucht. Wordt de informatie gedeeld? Ja, dat doet men. De Nationale Adviesgroep Cabinelucht heeft nu ook doorgezet op dit onderwerp verder aan de slag te gaan. Daar zullen we de Kamer ook van op de hoogte houden.

Ik dank ook voor de ondersteuning in het kader van de onderhandelingen over het klimaatbeleid voor de luchtvaart. Daar zal ik zelf in september natuurlijk werk van proberen te maken.

Ook heeft mevrouw Belhaj gevraagd naar de ontwikkeling van een app. Een taskforce binnen de Omgevingsraad Schiphol kijkt hier actief naar. Deze gaat de komende periode ook verder uitwerking geven aan de effectieve en efficiënte informatievoorziening. Ik heb de Omgevingsraad Schiphol ook verzocht om er in overleg met partijen zorg voor te dragen dat reeds in de loop van dit jaar de eerste resultaten voor de omgeving zichtbaar worden.

Dan kom ik bij de motie van de heer Monasch op stuk nr. 349 die verzoekt om in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn om het rendement van de opleiding bij de LVNL te vergroten. Dat lijkt mij een goed idee. Daar zijn we namelijk al voorzichtig mee aan de slag. Dat betekent dat we deze motie graag als ondersteuning van beleid zouden willen beschouwen en daarmee aan het oordeel van de Kamer kunnen overlaten.

Ik meen dat ik er daarmee ben.

De voorzitter:
Dat dacht ik ook. Hartelijk dank, fijn dat u bij ons was.

Staatssecretaris Dijksma:
Graag gedaan! Tot later.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Vanavond, wellicht na middernacht, gaan wij stemmen over de moties die vandaag zijn ingediend. Na de schorsing gaan we verder met de herdenking van de militairen te Mali.

De vergadering wordt van 12.53 uur tot 13.32 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Stilstaan bij het overlijden van Nederlandse militairen in Mali

Stilstaan bij het overlijden van Nederlandse militairen in Mali

Aan de orde is stilstaan bij het overlijden van Nederlandse militairen in Mali.

De voorzitter:
Voor wij verdergaan met de plenaire agenda, staan wij stil bij het overlijden van de twee Nederlandse militairen bij de VN-missie MINUSMA in Mali. Ik verzoek iedereen in de zaal en op de publieke tribune om, voor zover dat mogelijk is, te gaan staan.

Nog geen twee weken geleden onthulde de koning hier in de Tweede Kamer de Lijst van gevallenen tijdens oorlogen en missies sinds de Tweede Wereldoorlog. Het is een monument van de Staten-Generaal met de namen van ruim 6.400 Nederlandse militairen die hebben deelgenomen aan oorlogen en missies om te bouwen aan een stabielere, veiligere en vrijere wereld en die nooit thuis zijn teruggekomen. Gisteren, in de avond van 6 juli 2016, bereikte ons het verdrietige nieuws dat wij twee namen aan die lijst van gevallenen moeten toevoegen.

Bij een tragisch ongeval tijdens een mortierschietoefening in Mali zijn twee Nederlandse militairen om het leven gekomen: sergeant der eerste klasse Henry Hoving, 29 jaar oud, en korporaal Kevin Roggeveld, slechts 24 jaar oud. Allebei de militairen hoorden bij de mortiergroep van de C-compagnie van het 13 infanteriebataljon van de Luchtmobiele Brigade in Assen. Bij het ongeval in Kidal, een plaats in het noorden van Mali, raakte een derde militair zwaargewond.

Namens de Tweede Kamer wil ik hun gezin, familie, vrienden en collega's heel veel kracht toewensen in deze donkere en moeilijke tijd. We hebben het grootste respect voor Henry, Kevin en de gewonde militair. Het zijn militairen die onder zeer zware en moeilijke omstandigheden het goede wilden doen en het verschil wilden maken. Dat vereist betrokkenheid en moed. Ik hoop dat die wetenschap hun nabestaanden ergens enige troost biedt. In ons hoofd en in ons hart zijn wij bij hen. Samen met de voorzitter van de vaste commissie voor Defensie stuur ik namens ons allen een brief naar de nabestaanden om ons medeleven te betuigen.

Ik verzoek u om een moment van stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De voorzitter:
Ik dank u wel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

Regeling van werkzaamheden (stemmingen)

De voorzitter:
We gaan verder. Het is altijd een ongemakkelijk moment, na zo'n stilstaan.

Voordat we gaan stemmen, geef ik de heer Omtzigt het woord.

De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik verzoek u om de stemmingen bij punt 22, over de begroting van Economische Zaken, uit te stellen tot vanavond. Op de stemmingslijst staat een amendement van CDA, ChristenUnie en SGP over de NVWA. Daarover vindt straks nog een debat plaats, en de woordvoerders zouden graag nog even met de minister van gedachten willen wisselen.

De voorzitter:
Mijnheer Smaling? O, u wilt iets anders. Ik dacht dat u wilde reageren op het verzoek van de heer Omtzigt, maar dat is niet het geval. Ik zie dat niemand bezwaar heeft tegen zijn verzoek, dus we zullen de stemming uitstellen.

Dan bent u nu aan de beurt, mijnheer Smaling.

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik zou bij punt 14, de stemmingen over de wijziging van de Mijnbouwwet, het amendement-Smaling/Wassenberg op stuk nr. 51 willen intrekken.

En bij punt 15 wil ik de motie op stuk nr. 79 intrekken.

De voorzitter:
Eerst het amendement.

Het amendement-Smaling/Wassenberg (stuk nr. 51,I) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

De heer Smaling (SP):
Bij punt 15 — dat zijn de moties over hetzelfde wetsvoorstel — zou ik graag de motie op stuk nr. 79 willen intrekken.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Smaling (34348, nr. 79) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

Ik geef het woord aan de heer Amhaouch.

De heer Knops (CDA):
Ja, de heer Knops meldt zich.

De voorzitter:
De heer Knops.

De heer Knops (CDA):
Voorzitter. Ik zou graag de stemming onder punt 24, over de instelling van een Staatscommissie Bezinning Parlementair Stelsel, willen uitstellen, omdat die verband houden met een verzoek dat de heer Amhaouch bij de regeling na de stemmingen zal gaan doen.

De voorzitter:
Ja. Ik zie dat niemand daartegen bezwaar maakt. Dan stellen we die stemming uit tot na de regeling.

Het woord is aan mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn excuus, misschien kunt u mij even helpen. Het gaat om een motie van mij, die is ondertekend door meerdere personen en die is ingediend bij de Mijnbouwwet. De motie gaat over de opkoopregeling. Ik zou die motie graag willen aanhouden, maar ik heb het nummer niet bij de hand.

De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 88, bij punt 15 van de stemmingslijst. Die wordt dus aangehouden.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Geweldig.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (34348, nr. 88) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zou aanvullend het verzoek willen doen om de stemmingen onder 22, over de begrotingsstaten Onderwijs, uit te stellen in verband met een net ontstane discussie over een amendement.

De voorzitter:
Dat is agendapunt 21.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Onderwijs, sorry. Dat is inderdaad 21.

De voorzitter:
Ik zie dat daar geen bezwaar tegen is. Dan gaan we daar later over stemmen.

Het woord is aan mevrouw Schouten.

De voorzitter:
Voorzitter. Excuses, ook van mijn kant. Ik zou graag bij de stemmingen onder 17, over moties ingediend bij het debat over de Voorjaarsnota, de motie op stuk nr. 8 willen aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Schouten stel ik voor, haar motie (34485, nr. 8) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Onder punt 3, de stemming over de brief van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, dient de PVV-fractie geacht te worden, tegen het voorstel te hebben gestemd.

De voorzitter:
Ja.

De heer Fritsma (PVV):
En bij de Voorjaarsnota, onder punt 18, dient de PVV-fractie geacht te worden tegen de hoofdstukken IV en XVII te hebben gestemd.

De voorzitter:
Ik ga dit eerst even op orde brengen, want anders gebeuren er ongelukken.

Mijnheer Smaling, u bent net al aan de beurt geweest!

De heer Smaling (SP):
Ja, maar ik heb erg genoten.

(Hilariteit)

De voorzitter:
Ga uw gang.

De heer Smaling (SP):
We hadden even wat tijd nodig om na te denken en ons te beraden, maar wij willen graag de motie op stuk nr. 515 onder punt 9 van de stemmingslijst, over Wegverkeer en verkeersveiligheid, aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Smaling stel ik voor, zijn motie (29398, nr. 515) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
We gaan nu echt stemmen.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Jaarverslag ministerie van Infrastructuur en Milieu voor het jaar 2015

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het Jaarverslag van het ministerie van Infrastructuur en Milieu voor het jaar 2015,

te weten:

  • de motie-Van Veldhoven over een totaaloverzicht van en toekomstplan voor de exploitatie van de Betuweroute (34475-XII, nr. 9);
  • de motie-Van Veldhoven over inzicht in uitgaven en verplichtingen in het jaarverslag (34475-XII, nr. 10);
  • de motie-Van Helvert over de economische belangen binnen het MIRT (34475-XII, nr. 11);
  • de motie-Van Helvert/Van Veldhoven over mutaties boven de 5 miljoen euro (34475-XII, nr. 12);
  • de motie-Van Helvert over een toekomstplan voor de Betuweroute (34475-XII, nr. 13).

(Zie wetgevingsoverleg van 30 juni 2016.)

In stemming komt de motie-Van Veldhoven over een totaaloverzicht van en toekomstplan voor de exploitatie van de Betuweroute (34475-XII, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Veldhoven over inzicht in uitgaven en verplichtingen in het jaarverslag (34475-XII, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Helvert over de economische belangen binnen het MIRT (34475-XII, nr. 11).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Helvert/Van Veldhoven over mutaties boven de 5 miljoen euro (34475-XII, nr. 12).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Helvert over een toekomstplan voor de Betuweroute (34475-XII, nr. 13).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Kansspelen op afstand

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (33996).

(Zie vergadering van 30 juni 2016.)

De voorzitter:
Op 5 juli 2016 heeft de Kamer reeds over de artikelen en de ingediende amendementen gestemd. Dan komen nu in stemming de wijziging voorgesteld door de regering en het wetsvoorstel.

In stemming komt de wijziging voorgesteld door de regering (stuk nr. 71).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze wijziging met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van de wijziging voorgesteld door de regering (stuk nr. 71).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming brief Bevoegdheid Statenleden van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties over een voorlichtingsvraag aan de Raad van State inzake het toekennen van de bevoegdheid aan Statenleden van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten om een voordracht tot een voorstel van Rijkswet te kunnen doen (27570-(R1672), nr. 19.

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties te besluiten en in te stemmen met de voorlichtingsvraag aan de Raad van State, onder de aantekening dat de PVV-fractie tegen het voorstel heeft gestemd.

Daartoe wordt besloten.


Stemming Wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten (nieuwe normering primaire waterkeringen) (34436).

(Zie wetgevingsoverleg van 4 juli 2016.)

De voorzitter:
Het amendement-Geurts (stuk nr. 7) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet en enkele andere wetten,

te weten:

  • de motie-Visser c.s. over een plan voor sneller handelen bij extreme wateroverlast (34436, nr. 8).

(Zie wetgevingsoverleg van 4 juli 2016.)

In stemming komt de motie-Visser c.s. over een plan voor sneller handelen bij extreme wateroverlast (34436, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik (34455).

(Zie wetgevingsoverleg van 4 juli 2016.)

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemming motie Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wet implementatie verordening en richtlijn marktmisbruik,

te weten:

  • de motie-Ronnes over het bedingen van meer beleidsvrijheid voor de Nederlandse wetgever (34455, nr. 10).

(Zie wetgevingsoverleg van 4 juli 2016.)

In stemming komt de motie-Ronnes over het bedingen van meer beleidsvrijheid voor de Nederlandse wetgever (34455, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Wegverkeer en verkeersveiligheid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid,

te weten:

  • de motie-Belhaj c.s. over een sluitende registratie van de plaats en de oorza(a)k(en) van verkeersongevallen (29398, nr. 509);
  • de motie-Van Tongeren over het terugbrengen van het aantal verkeersdoden op autosnelwegen (29398, nr. 510);
  • de motie-Van Tongeren over veiliger verkeersomstandigheden voor langzame verkeersdeelnemers (29398, nr. 511);
  • de motie-Van Helvert over een campagne tegen appen op de fiets (29398, nr. 512);
  • de motie-Hoogland over een actieplan tegen het opvoeren van snorfietsen (29398, nr. 514);
  • de motie-Madlener over geen helmplicht en kentekenplicht voor elektrische fietsen tot 40 km/u (29398, nr. 516);
  • de motie-Visser/Van Helvert over het ongeldig verklaren van het rijbewijs voor vijf jaar (29398, nr. 517);
  • de motie-Visser/Van Helvert over een analyse onder welke condities het alcoholslotprogramma in het strafrecht kan worden opgenomen (29398, nr. 518).

(Zie vergadering van 5 juli 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Visser stel ik voor, haar motie (29398, nr. 517) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Belhaj c.s. over een sluitende registratie van de plaats en de oorza(a)k(en) van verkeersongevallen (29398, nr. 509).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren over het terugbrengen van het aantal verkeersdoden op autosnelwegen (29398, nr. 510).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren over veiliger verkeersomstandigheden voor langzame verkeersdeelnemers (29398, nr. 511).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Helvert over een campagne tegen appen op de fiets (29398, nr. 512).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Hoogland over een actieplan tegen het opvoeren van snorfietsen (29398, nr. 514).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Madlener over geen helmplicht en kentekenplicht voor elektrische fietsen tot 40 km/u (29398, nr. 516).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, 50PLUS, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Visser/Van Helvert over een analyse onder welke condities het alcoholslotprogramma in het strafrecht kan worden opgenomen (29398, nr. 518).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Spitsmijdenprojecten

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Spitsmijdenprojecten,

te weten:

  • de motie-Hoogland/Visser over het maximeren van de periode van het uitkeren van geld voor het mijden van de spits (29398, nr. 519);
  • de motie-Visser over het terugbetalen van onterecht uitgekeerde beloningen voor reizen buiten de spits (29398, nr. 520);
  • de motie-Visser over het alleen in uitzonderlijke gevallen toestaan van automatisch fotograferen of registreren (29398, nr. 521);
  • de motie-Belhaj over het niet inzetten van kentekenregistratie via ANPR voor spitsmijdenprojecten (29398, nr. 522).

(Zie vergadering van 5 juli 2016.)

In stemming komt de motie-Hoogland/Visser over het maximeren van de periode van het uitkeren van geld voor het mijden van de spits (29398, nr. 519).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Visser over het terugbetalen van onterecht uitgekeerde beloningen voor reizen buiten de spits (29398, nr. 520).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Visser over het alleen in uitzonderlijke gevallen toestaan van automatisch fotograferen of registreren (29398, nr. 521).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Belhaj over het niet inzetten van kentekenregistratie via ANPR voor spitsmijdenprojecten (29398, nr. 522).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, D66, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen overige moties Uitkomsten Europese top van 28 en 29 juni

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de uitkomsten van de Europese top van 28 en 29 juni 2016,

te weten:

  • de motie-Voordewind c.s. over hervormingen op het terrein van soevereiniteit (21501-20, nr. 1130);
  • de motie-Van Bommel c.s. over niet akkoord gaan met voorlopige inwerkingtreding van CETA (21501-20, nr. 1131);
  • de motie-Grashoff/Maij over geen concessies in bonuswetgeving voor banken die zich in Nederland willen vestigen (21501-20, nr. 1132);
  • de motie-Thieme c.s. over strikte toepassing van het Nederlandse bonusbeleid (21501-20, nr. 1134);
  • de motie-Omtzigt c.s. over de EU-hervormingsagenda op papier zetten (21501-20, nr. 1135).

(Zie vergadering van 5 juli 2016.)

De voorzitter:
De motie-Van Bommel c.s. (21501-20, nr. 1131) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Bommel, Jasper van Dijk, Thieme en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1137, was nr. 1131 (21501-20).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. over hervormingen op het terrein van soevereiniteit (21501-20, nr. 1130).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Bommel c.s. over niet akkoord gaan met voorlopige inwerkingtreding van CETA (21501-20, nr. 1137, was nr. 1131).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. De ChristenUnie zou graag een brief van het kabinet ontvangen waarin het ingaat op de vraag hoe de motie op stuk nr. 1130 zal worden uitgevoerd.

De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

In stemming komt de motie-Grashoff/Maij over geen concessies in bonuswetgeving voor banken die zich in Nederland willen vestigen (21501-20, nr. 1132).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Thieme c.s. over strikte toepassing van het Nederlandse bonusbeleid (21501-20, nr. 1134).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Omtzigt c.s. over de EU-hervormingsagenda op papier zetten (21501-20, nr. 1135).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Noodhulp

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het VAO Noodhulp,

te weten:

  • de motie-Voordewind/Van Laar over het budget voor de Dutch Relief Alliance voor 2017 (32605, nr. 185).

(Zie vergadering van 6 juli 2016.)

In stemming komt de motie-Voordewind/Van Laar over het budget voor de Dutch Relief Alliance voor 2017 (32605, nr. 185).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Gaswinning Groningen

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen (34390).

(Zie vergadering van 6 juli 2016.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Bosman stel ik voor, in afwijking van de artikelvolgorde van het wetsvoorstel eerst te stemmen over het amendement op stuk nr. 19.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt het amendement-Van Veldhoven c.s. (stuk nr. 19) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Jan Vos c.s. (stuk nr. 21, I) tot het invoegen van de onderdelen A00 en A0.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit tweede nader gewijzigde amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit tweede nader gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 21 voorkomende tweede nader gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 19) tot het invoegen van een onderdeel Ba en de tweede nader gewijzigde amendementen-Jan Vos (stuk nrs. 21, I en II) tot het invoegen van de onderdelen A00 en A0.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Versterking veiligheidsbelang mijnbouw

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen) (34348).

(Zie vergadering van 6 juli 2016.)

De voorzitter:
Het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 18) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

Het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 48) is ingetrokken.

Ik stel vast dat daarmee wordt ingestemd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Smaling (stuk nr. 53, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 53 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 8) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Smaling c.s. (stuk nr. 96) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber (stuk nr. 62, I) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 62 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde subamendement-Wassenberg/Van Tongeren (stuk nr. 102, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de ChristenUnie voor dit nader gewijzigde subamendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde subamendement de overige op stuk nr. 102 voorkomende nader gewijzigde subamendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Veldhoven c.s. (stuk nr. 100, I) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 100 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Jan Vos c.s. (stuk nr. 103, I) tot het invoegen van een onderdeel Aa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 103 voorkomende gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber c.s. (stuk nr. 64, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op stuk nr. 64 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van Tongeren c.s. (stuk nr. 41, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 41 voorkomende nader gewijzigde amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Tongeren c.s. (stuk nr. 94) tot het invoegen van een onderdeel Ba.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Smaling (stuk nr. 105, I) tot het invoegen van een onderdeel Ca.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 105 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber c.s. (stuk nr. 30, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de SGP en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 30 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Veldhoven c.s. (stuk nr. 60, I) tot het invoegen van een onderdeel H0a.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 60 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):
Mijn fractie wordt geacht voor het amendement op stuk nr. 30 en het laatste amendement gestemd te hebben.

De voorzitter:
Hiervan zal een aantekening in de Handelingen worden opgenomen.

In stemming komt het amendement-Wassenberg c.s. (stuk nr. 43, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 43 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Tongeren c.s. (stuk nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Bosman c.s. (stuk nr. 68).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Dik-Faber c.s. (stuk nr. 37).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Smaling (stuk nr. 104).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Tongeren c.s. (stuk nr. 63).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 66).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Smaling/Wassenberg (stuk nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de ChristenUnie en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Agnes Mulder c.s. (stuk nr. 99) tot het invoegen van een onderdeel Oa bis.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Smaling (stuk nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en de PVV voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Agnes Mulder c.s. (stuk nr. 98, I) tot het invoegen van een onderdeel Ra.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 98 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Agnes Mulder c.s. (stuk nr. 55).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 35).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdA ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het amendement-Smaling (stuk nr. 61) tot het invoegen van de onderdelen Xa t/m Xd.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Agnes Mulder (stuk nr. 65) tot het invoegen van de onderdelen Xa t/m Xc.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Tongeren/Van Veldhoven (stuk nr. 49).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Agnes Mulder c.s. (stuk nr. 56) tot het invoegen van een artikel IIIa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 36) tot het invoegen van een artikel IIIa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Van Tongeren (stuk nr. 8) tot het invoegen van een onderdeel Aa, het amendement-Smaling (stuk nr. 96) tot het invoegen van een onderdeel Aa, de gewijzigde amendementen-Jan Vos (stuk nrs. 103, I tot en met IV) tot het invoegen van een onderdeel Aa, de amendementen-Dik-Faber (stuk nrs. 64, I tot en met IX), de nader gewijzigde amendementen-Van Tongeren (stuk nrs. 41, I tot en met IV), het amendement-Bosman (stuk nr. 68), het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 66), het amendement-Agnes Mulder (stuk nr. 99) tot het invoegen van een onderdeel Oa bis, de amendementen-Agnes Mulder c.s. (stuk nrs. 98, I en II) tot het invoegen van een onderdeel Ra, het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 35) en het amendement-Van Veldhoven (stuk nr. 36) tot het invoegen van een artikel IIIa.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen moties Gaswinning Groningen en Versterking veiligheidsbelang mijnbouw

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Mijnbouwwet,

te weten:

  • de motie-Wassenberg over een wet voor de transitie van fossiele naar duurzame energie (34348, nr. 70);
  • de motie-Wassenberg over borgen van het moratorium op de winning van schaliegas (34348, nr. 72);
  • de motie-Wassenberg over niet meer financieel bijdragen aan de winning van fossiele energie (34348, nr. 73);
  • de motie-Van Tongeren over geen opsporingsvergunning verlenen zonder dat de lagere overheden een inspraakmogelijkheid hebben gehad (34348, nr. 75);
  • de motie-Van Tongeren over het ontmoedigen van het lozen van afvalwater in de Waddenzee (34348, nr. 77);
  • de motie-Van Tongeren over het onder de Arbitragewet brengen van arbiters aardbevingsschade (34348, nr. 78);
  • de motie-Smaling over een burgerschadeprotocol en een Fonds Mijnbouwschade (34348, nr. 80);
  • de motie-Smaling over de governance van het gasgebouw (34348, nr. 81);
  • de motie-Smaling/Dik-Faber over veiligstellen van de drinkwatervoorziening bij mijnbouwactiviteiten (34348, nr. 82);
  • de motie-Dik-Faber c.s. over het Staatstoezicht op de Mijnen onder volledige verantwoordelijkheid van I en M brengen (34348, nr. 83);
  • de motie-Dik-Faber over een exitplan voor fossiele energie (34348, nr. 84);
  • de motie-Dik-Faber over geen boringen en proefboringen onder en rondom de Waddeneilanden (34348, nr. 85);
  • de motie-Dik-Faber/Van Tongeren over niet toestaan van permanente CO2-opslag in nog in werking zijnde gas- en olievelden (34348, nr. 86);
  • de motie-Dik-Faber over schrappen van "staatsinkomsten" als wegingsfactor bij de rijkscoördinatieregeling (34348, nr. 87);
  • de motie-Agnes Mulder over een onafhankelijke instantie voor de berekening van de seismische dreiging (34348, nr. 91);
  • de motie-Agnes Mulder over ook na overdracht vergoeden van nog onbekende schades (34348, nr. 92);
  • de motie-Bosman c.s. over rekening houden met de Waddeneilanden in de Structuurvisie Ondergrond (34348, nr. 93).

(Zie vergadering van 6 juli 2016.)

De voorzitter:
De motie-Wassenberg (34348, nr. 72) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er tot 2023 een moratorium is afgekondigd op commerciële winning van schaliegas in Nederland;

constaterende dat de Mijnbouwwet de gelegenheid biedt om middels een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) te bepalen dat een bepaalde delfstof niet mag worden gewonnen in Nederland;

verzoekt de regering, het moratorium op schaliegaswinning te borgen middels een AMvB,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107, was nr. 72 (34348).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Agnes Mulder stel ik voor, haar motie (34348, nr. 91) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Wassenberg over een wet voor de transitie van fossiele naar duurzame energie (34348, nr. 70).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Wassenberg over borgen van het moratorium op de winning van schaliegas (34348, nr. 107, was nr. 72).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein en de ChristenUnie voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wassenberg over niet meer financieel bijdragen aan de winning van fossiele energie (34348, nr. 73).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren over geen opsporingsvergunning verlenen zonder dat de lagere overheden een inspraakmogelijkheid hebben gehad (34348, nr. 75).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren over het ontmoedigen van het lozen van afvalwater in de Waddenzee (34348, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren over het onder de Arbitragewet brengen van arbiters aardbevingsschade (34348, nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling over een burgerschadeprotocol en een Fonds Mijnbouwschade (34348, nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling over de governance van het gasgebouw (34348, nr. 81).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling/Dik-Faber over veiligstellen van de drinkwatervoorziening bij mijnbouwactiviteiten (34348, nr. 82).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber c.s. over het Staatstoezicht op de Mijnen onder volledige verantwoordelijkheid van I en M brengen (34348, nr. 83).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber over een exitplan voor fossiele energie (34348, nr. 84).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber over geen boringen en proefboringen onder en rondom de Waddeneilanden (34348, nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber/Van Tongeren over niet toestaan van permanente CO2-opslag in nog in werking zijnde gas- en olievelden (34348, nr. 86).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber over schrappen van "staatsinkomsten" als wegingsfactor bij de rijkscoördinatieregeling (34348, nr. 87).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Agnes Mulder over ook na overdracht vergoeden van nog onbekende schades (34348, nr. 92).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bosman c.s. over rekening houden met de Waddeneilanden in de Structuurvisie Ondergrond (34348, nr. 93).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming motie Nader onderzoek commissie-Oosting

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het debat over een nader onderzoek door de commissie-Oosting,

te weten:

  • de motie-Segers c.s. over uitvoering van de aanbevelingen van het rapport van de Erfgoedinspectie over de zaak Cees H (34362, nr. 21).

(Zie vergadering van 8 juni 2016.)

In stemming komt de motie-Segers c.s. over uitvoering van de aanbevelingen van het rapport van de Erfgoedinspectie over de zaak Cees H (34362, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

De voorzitter:
Het woord is aan de heer Segers.

De heer Segers (ChristenUnie):
Voorzitter. We krijgen graag een brief van het kabinet over de uitvoering van deze motie.

De voorzitter:
Ik stel voor om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Voorjaarsnota

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de Voorjaarsnota,

te weten:

  • de motie-Merkies over onder de Financiënbegroting brengen van de aanvullende posten (34485, nr. 3);
  • de motie-Harbers over bekostigen van de redding van ROC Leiden uit het algemene macrobudget (34485, nr. 4);
  • de motie-Omtzigt over een inventarisatie van de inkomensongelijkheid van eenverdieners (34485, nr. 5);
  • de motie-Omtzigt over de risico's voor Nederland van de situatie bij Italiaanse banken (34485, nr. 6);
  • de motie-Schouten over de inkomenspositie van eenverdieners (34485, nr. 7).

(Zie vergadering van 6 juli 2016.)

De voorzitter:
De motie-Omtzigt (34485, nr. 6) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Italiaanse regering maatregelen heeft genomen en wil gaan nemen om de problemen op de balans bij Italiaanse banken te mitigeren;

overwegende dat de problemen bij Italiaanse banken bij een crisissituatie kunnen resulteren in gevolgen voor de Nederlandse economie met alle gevolgen van dien;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke risico's er voor Nederland zijn van de situatie bij Italiaanse banken, zo mogelijk maatregelen nemen om deze risico's te beperken en er zorg voor te dragen dat afgesproken regels binnen de bankenunie — zoals bail-in — ook worden toegepast bij Italiaanse banken;

verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover zo snel mogelijk en in het geval van calamiteiten onmiddellijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9, was nr. 6 (34485).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Merkies over onder de Financiënbegroting brengen van de aanvullende posten (34485, nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Harbers over bekostigen van de redding van ROC Leiden uit het algemene macrobudget (34485, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Omtzigt over een inventarisatie van de inkomensongelijkheid van eenverdieners (34485, nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Omtzigt over de risico's voor Nederland van de situatie bij Italiaanse banken (34485, nr. 9, was nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Schouten over de inkomenspositie van eenverdieners (34485, nr. 7).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Voorjaarsnota 2016

Aan de orde is de stemming over de Voorjaarsnota 2016 (34485).

De voorzitter:
Ik stel voor, de Kamerstukken 34485, hoofdstuk I, IIB tot en met V, IX, X, XII, XVI tot en met XVIII en de fondsen A tot en met C en J zonder stemming aan te nemen, onder de aantekening dat de fractie van de PVV geacht wenst te worden tegen hoofdstuk IV en XVII te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.


Stemmingen Wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota (Staten-Generaal)

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (34485-IIA).

In stemming komt het amendement-Arib c.s. (stuk nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Arib (stuk nr. 3).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (34485-VII).

In stemming komt het amendement-Arib c.s. (stuk nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door de aanneming van het amendement-Arib c.s. (stuk nr. 5).

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen Wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota (Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (34485-XV).

In stemming komt het amendement-Grashoff (stuk nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.


Stemmingen moties Verpleeghuiszorg

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over de stand van zaken in de verpleeghuiszorg,

te weten:

  • de motie-Volp/Potters over inzetten van het interventieteam bij instellingen die dat zelf willen (31765, nr. 218);
  • de motie-Leijten over een noodfonds van 100 miljoen in verband met onderbezetting (31765, nr. 220);
  • de motie-Van der Staaij c.s. over het informeren van de raad van toezicht door IGZ en NZa (31765, nr. 223);
  • de motie-Potters c.s. over een goede medicatieveiligheid voor het einde van de zomer (31765, nr. 224);
  • de gewijzigde motie-Krol over elk halfjaar over de resultaten van de interventieteams rapporteren (31765, nr. 229, was nr. 226);
  • de motie-Voortman/Bergkamp over openbaar maken van gegevens over de tevredenheid van verpleeghuisbewoners en hun naasten (31765, nr. 227);
  • de motie-Voortman over een onderzoek naar mogelijke verklaringen voor het verschil in kwaliteit (31765, nr. 228).

(Zie vergadering van 6 juli 2016.)

In stemming komt de motie-Volp/Potters over inzetten van het interventieteam bij instellingen die dat zelf willen (31765, nr. 218).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Leijten over een noodfonds van 100 miljoen in verband met onderbezetting (31765, nr. 220).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Staaij c.s. over het informeren van de raad van toezicht door IGZ en NZa (31765, nr. 223).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Potters c.s. over een goede medicatieveiligheid voor het einde van de zomer (31765, nr. 224).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Krol over elk halfjaar over de resultaten van de interventieteams rapporteren (31765, nr. 229, was nr. 226).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De voorzitter:
Mevrouw Van Veldhoven?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Ik was al snel gaan staan, voordat u "aangenomen" zei. Wij waren namelijk tegen deze motie.

De voorzitter:
Hiervan zal in de Handelingen een aantekening worden gemaakt.

In stemming komt de motie-Voortman/Bergkamp over openbaar maken van gegevens over de tevredenheid van verpleeghuisbewoners en hun naasten (31765, nr. 227).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voortman over een onderzoek naar mogelijke verklaringen voor het verschil in kwaliteit (31765, nr. 228).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat zij is aangenomen.

De voorzitter:
Hiermee zijn wij aan het einde van de stemmingen gekomen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:
Ik stel voor, de volgende wetsvoorstellen toe te voegen aan de agenda van de Kamer:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht in verband met rechtsbescherming bij toegangsweigering, uitzonderingen op Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU 2008, L 348) en het herstel van enkele wetstechnische gebreken (34128);
  • het wetsvoorstel Regels over het verwerken van gegevens ter bevordering van de veiligheid en de integriteit van elektronische informatiesystemen die van vitaal belang zijn voor de Nederlandse samenleving en regels over het melden van ernstige inbreuken (Wet gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity) (34388);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de samenstelling van het College van procureurs-generaal (34404);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met de mogelijkheid tot herziening van pensioenfondsen voor het notariaat (34342);
  • het wetsvoorstel Aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe afdelingen 7.2a.2 en 7.2b.1 en 2 en een nieuwe titel 7.2c (Consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening) (34442);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Wet op de huurtoeslag, de Woningwet en enkele andere wetten teneinde daarin een aantal technische wijzigingen en een aantal wijzigingen met beperkte beleidsmatige gevolgen aan te brengen (Veegwet wonen) (34468);
  • het initiatiefwetsvoorstel van het lid Van Klaveren tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met een verruiming van de vrijheid van meningsuiting (34051).

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van een notaoverleg met stenografisch verslag van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken op maandag 3 oktober 2016 van 14.00 uur tot 18.00 uur over mensenrechten.

Ik stel aan de Kamer voor, in te stemmen met het volgende schema voor de begrotingsbehandeling in het najaar 2016:

  • op 21 en 22 september: de Algemene Politieke Beschouwingen;
  • de week van 4 oktober tot en met 6 oktober: de Algemene Financiële Beschouwingen;
  • de week van 11 tot en met 13 oktober: Koninkrijksrelaties en Wonen en Rijksdienst;
  • de week van 25 tot en met 27 oktober: Algemene Zaken, de Koning en Economische Zaken (deel Economie en Innovatie);
  • de week van 1 tot en met 3 november: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Infrastructuur en Milieu;
  • de week van 8 tot en met 10 november: Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
  • de week van 15 tot en met 17 november: Defensie;
  • de week van 22 tot en met 24 november: Buitenlandse Zaken, Economische Zaken (deel Landbouw en Natuur);
  • de week van 29 november tot en met 1 december: Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken;
  • de week van 6 tot en met 8 december: Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Ik stel daarbij voor, de volgende spreektijden aan de fracties toe te kennen voor de begrotingsbehandeling:

  • VVD: 400 minuten;
  • PvdA: 360 minuten;
  • SP: 250 minuten;
  • CDA: 230 minuten;
  • PVV: 220 minuten;
  • D66: 220 minuten;
  • ChristenUnie: 150 minuten;
  • GroenLinks: 140 minuten;
  • SGP: 130 minuten;
  • PvdD: 120 minuten;
  • 50PLUS: 110 minuten;
  • Groep Kuzu/Öztürk: 60 minuten;
  • Groep Bontes/Van Klaveren: 60 minuten;
  • Houwers: 30 minuten;
  • Klein: 30 minuten;
  • Van Vliet: 30 minuten.

Aangezien voor een aantal stukken de termijnen zijn verstreken, stel ik voor, de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen:

34484-1; 34438-1; 34431-1; 34405-1; 34392-1; 34381-1; 34337-(R2063)-1; 23908-(R1519)-125; 23908-(R1519)-123; 23908-(R1519)-124; 23908-(R1519)-126; 23908-(R1519)-127; 34488-1; 24493-R1557-69; 24493-R1557-68; 24493-R1557-67; 24493-R1557-66.

Ook stel ik voor, de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren:

34475-J-2; 34475-A-2; 34475-XII-8; 34475-XII-2; 34475-XV-2; 2016Z12187; 26488-400; 34475-VI-5; 34475-VI-2; 32803-6; 32293-19; 34475-XVI-6; 34475-XVI-2; 34475-VIII-5; 34475-VIII-2; 34475-XVII-2; 34475-X-8; 34475-X-2; 34394-4; 34475-IX-5; 34475-22; 31066-272; 34475-XIII-8; 34475-XIII-2; 31941-12; 31066-270; 31066-257; 34475-2; 31865-78; 31865-82; 26448-567; 30196-453; 21501-07-1307; 32813-120; 2016Z01548; 31490-176; 30196-370; 28165-181; 28165-187; 28165-188; 34394-1; 22026-462; 32769-107; 33123-1; 33750-XVIII-5; 33678-15; 30079-60; 34168-3; 34311-4; 33888-5; 24587-626; 29279-297; 28741-26; 28741-25; 28741-24; 23530-110; 31015-121; 29279-300; 31015-113; 31015-120; 31015-112; 31015-101; 31015-104; 24587-635; 24587-636; 32735-151; 30573-135; 33628-16; 33836-16; 34362-14; 33836-15; 32008-(R1883)-3; 33845-16; 31839-499; 34300-IV-50; 34300-IV-52; 32317-385; 32317-394; 22112-2067; 22112-2057; 33832-3; 32761-92; 32317-397; 33552-18; 33552-17; 34082-17; 30952-227; 19637-2149; 19637-2145; 19637-2152; 19637-2151; 19637-2146; 19637-2133; 19637-2124; 19637-2120; 19637-2123; 29279-284; 31753-113; 2016Z03163; 2016Z03104; 32317-396; 34370-3; 33757-11; 34068-16; 29279-278; 33997-52; 34300-IV-36; 34300-IV-43; 29984-640; 32317-387; 29628-610; 29628-609; 29628-611; 25124-79; 29628-607; 29628-606; 24587-624; 24587-629; 24587-628; 24587-627; 34000-IV-49; 2016Z03634; 29279-301; 22112-2068; 2016Z03664; 19637-2148; 34300-VI-84; 33054-21; 34300-VI-80; 34362-11; 34300-IV-6; 34300-IV-35; 34300-IV-31; 33042-22; 19637-2121; 19637-2115; 19637-2113; 19637-2114; 19637-2110; 32175-59; 30573-133; 19637-2086; 29628-591; 29628-593; 29279-279; 29628-580; 29628-577; 29628-561; 19637-2111; 19637-2087; 19637-2105; 19637-2074; 19637-2072; 19637-2066; 30573-132; 19637-2052; 28844-96; 34362-9; 33628-15; 29452-198; 33826-17; 34166-42; 34362-8; 33628-14; 29754-269; 29754-271; 33836-8; 32175-58; 34300-IV-33; 34300-IV-32; 32317-383; 32317-379; 34370-2; 28844-100; 34362-17; 34362-16; 34362-19; 34362-18; 34362-20; 31066-276; 32415-(R1915)-20; 30952-237; 30952-236; 24077-370; 34362-4; 34475-IX-2; 32317-372; 32317-381; 32761-91; 29279-327; 30573-134; 26234-183; 34300-IX-22; 34300-A-65; 22112-2073; 32761-99; 32847-211; 30136-49; 32847-248; 29453-418; 32847-249; 27926-264; 30136-50; 29453-420; 24515-360; 24515-359; 24515-357; 34509-1; 24515-356; 29279-324; 24515-338; 34300-74; 34300-75; 32317-421.

Tevens deel ik mee dat de volgende aangehouden moties zijn vervallen:

21501-08-617; 31209-183; 33576-68; 29683-209; 29683-210; 33979-121; 24587-642.

Op verzoek van de D66-fractie benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het lid Van Meenen tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Sjoerdsma;
  • in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Van Veldhoven tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Pechtold.

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik:

  • in de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het lid Brouwer tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie het lid Brouwer tot lid in de bestaande vacature in plaats van het lid Volp;
  • in de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport het lid Brouwer tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties het lid Brouwer tot lid in de bestaande vacature;
  • in de vaste commissie voor Wonen en Rijksdienst het lid Brouwer tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda:

  • het VAO Armoede- en schuldenbeleid, met als eerste spreker het lid Koser Kaya namens D66;
  • het VAO Regeldruk care, met als eerste spreker het lid Agema namens de PVV.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van na het reces:

  • het VSO over de hernieuwde voorhang van het ontwerpbesluit subsidiëring sloop- en ombouwkosten pelsdierhouderij (30826, nr. 45), met als eerste spreker het lid Dijkgraaf namens de SGP;
  • het VAO Textiel en conflictmineralen, met als eerste spreker het lid Van Laar van de PvdA.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Mede namens mevrouw Thieme vraag ik een debat aan naar aanleiding van berichten dat op basis van onderzoek van het RIVM is aangetoond dat intensieve veehouderij ongezond is voor direct omwonenden. Wij zouden dat debat willen voeren met de staatssecretaris van Economische Zaken.

Mevrouw Lodders (VVD):
Misschien is het goed om eerst het kabinet te verzoeken om de onderzoeken naar de Kamer te sturen en vervolgens een kabinetsreactie op te stellen. Wij spreken onze steun uit voor een debat daarna, maar niet nadat een kabinetsreactie is ontvangen.

De heer Van Dekken (PvdA):
Een ernstige kwestie. Steun voor een debat.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Zeker een ernstige kwestie. Steun voor een debat, maar het is ook zeer belangrijk dat die rapporten naar de Kamer komen.

De heer Geurts (CDA):
Graag de rapporten naar de Kamer, inclusief een appreciatie van het kabinet. Daarna geven wij zeker steun voor een debat.

Mevrouw Thieme (PvdD):
De heer Grashoff heeft het debat mede namens ons aangevraagd, maar wij zouden graag de minister van Volksgezondheid erbij willen hebben, aangezien het hier gaat om volksgezondheidsrisico's.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Steun voor de aanvraag, inclusief de rapporten met een beleidsreactie naar de Kamer.

De heer Van Gerven (SP):
Steun voor alles …

De voorzitter:
Voor alles?

De heer Van Gerven (SP):
Nou, niet voor alles.

De voorzitter:
Dat zei u.

De heer Van Gerven (SP):
Dat gaat wat ver. Ik steun ook het verzoek om de minister van Volksgezondheid erbij te halen. Het gaat om beide ministeries.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik steun het debat en ook de brief en de rapporten. Ik kan mij voorstellen dat de minister van Volksgezondheid aanwezig is, maar het is uiteindelijk aan het kabinet wie het afvaardigt. Als het alleen de staatssecretaris van EZ is, zou dat wat mij betreft ook prima zijn.

De voorzitter:
Mijnheer Grashoff, u hebt een meerderheid voor het houden van een debat.

De heer Grashoff (GroenLinks):
Stelt u ook een meerderheid vast voor het uitnodigen van de minister van VWS daarbij?

De voorzitter:
Ik vraag expliciet of dat het geval is.

De heer Van Dekken (PvdA):
Het is inderdaad zo dat het kabinet gaat over zijn afvaardiging. Wij hebben helemaal geen bezwaar tegen de aanwezigheid van de minister van Volksgezondheid.

De voorzitter:
Dat beschouw ik het als steun.

Mevrouw Lodders (VVD):
Het kabinet gaat over de afvaardiging. Ik kan mij ook voorstellen dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aanwezig is.

De heer Geurts (CDA):
Het kabinet gaat over zijn afvaardiging. Wij moeten het laten afhangen van wie die brief ondertekent en van wie verantwoordelijk is voor die brief. Op basis daarvan kunnen wij het bepalen.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Keijzer.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. Toen u dinsdag het VAO Jeugdhulp op de agenda zette, ben ik meteen naar voren gelopen om te zeggen dat ik nog wacht op een brief van de staatssecretaris over de meervoudig gehandicapte kinderen die de Wlz niet meer in komen. Tijdens het AO zegde de staatssecretaris dat toe. Toen heb ik "klasse" gezegd, maar ik heb de brief nog steeds niet gezien, terwijl ik die wel graag wil hebben. Vanavond om 10.00 uur is dat VAO. Als de staatssecretaris een brief stuurt die stemt tot tevredenheid, scheelt dat weer een motie.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Ik geef het woord aan de heer Amhaouch van de CDA-fractie.

De heer Amhaouch (CDA):
Voorzitter. Op de stemmingslijst van vandaag staat onder punt 24 de brief van de Eerste en Tweede Kamer over het instellen van een staatscommissie. Mede namens SP, PVV, ChristenUnie en SGP vraagt het CDA om eerst een inhoudelijk debat in de Tweede Kamer te voeren, alvorens dit in stemming te brengen. Het debat is wel gevoerd in de Eerste Kamer, maar nog niet in de Tweede Kamer.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Het instellen van een staatscommissie is heel erg belangrijk. Als collega's er behoefte aan hebben om hierover te debatteren, dan steunt D66 zo'n debat.

De heer Zijlstra (VVD):
Dat wordt interessant. Wij gaan dan een debat met elkaar voeren, terwijl in een commissie al is gedebatteerd over de standpunten van partijen. Die standpunten liggen nu voor. Ben je voor of tegen de instelling van een staatscommissie? Dan is er duidelijkheid. Het lijkt mij totaal overbodig om daar voor de zoveelste keer nog eens uitgebreid over te debatteren. Als partijen het niet willen, wees dan gewoon duidelijk en stem gezellig tegen, maar ga niet het proces nog verder in de wielen rijden.

De voorzitter:
Mijnheer Segers, dit verzoek is mede namens u gedaan.

De heer Klein (Klein):
Steun voor het verzoek.

Mevrouw Fokke (PvdA):
Het is inderdaad heel erg belangrijk om een staatscommissie in te stellen. Daarom hebben we het heel zorgvuldig gedaan. We hebben er verschillende malen overleg over gehad. Het begint erop te lijken dat we al een duimendik rapport gaan krijgen over het instellen van de staatscommissie. Ik denk dat een debat hieraan niets zal toevoegen, dus geen steun voor het debat. Stem dan inderdaad gewoon tegen.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het probleem is natuurlijk altijd dat wat de een heel uitgebreid vindt, de ander toch nog onbevredigend kan vinden. Kennelijk is dat bij de CDA-fractie het geval. Ik vind dat als het CDA daar behoefte aan heeft, er gelegenheid moet zijn om daarover te debatteren.

De voorzitter:
Mijnheer Amhaouch, er is geen meerderheid voor een apart debat over het voorstel van de commissie voor Binnenlandse Zaken.

De heer Amhaouch (CDA):
Wij vinden het heel vreemd dat de Eerste Kamer er wel inhoudelijk over debatteert en dat wij het afdoen met een gesprek met de Huishoudelijke Commissie van de Eerste Kamer. Wij vinden dat een gemiste kans.

De heer Dijkgraaf (SGP):
Er is wel steun van minimaal 30 leden. Mijn voorstel zou zijn om het op de lijst van dertigledendebatten te zetten en nog niet te stemmen totdat dat debat is geweest.

De voorzitter:
We zullen dit verzoek toevoegen aan de lijst van dertigledendebatten. Bij de stemmingen zal er een meerderheid moeten zijn voor het wel of niet doorgaan van de stemmingen. 30 leden kunnen niet beslissen om die stemmingen niet te laten doorgaan. Dat moet echt bij de stemmingen aan de orde worden gesteld.

De heer Zijlstra (VVD):
Exact, voorzitter. Er worden eigenlijk twee verzoeken gedaan. Het eerste is feitelijk een verkapt verzoek om uitstel van stemmingen. In Amerika hebben ze een mooi woord, filibustering, voor wat deze partijen kennelijk willen. Wees een man of een vrouw, geef gewoon duidelijkheid of je voor of tegen bent en houd op met dit proces.

De heer Amhaouch (CDA):
Ik mag nooit Engelse termen gebruiken, heb ik altijd geleerd.

De voorzitter:
O ja? U mag gaan zitten. Voor de helderheid: straks bij de stemmingen kan om uitstel worden gevraagd; een stemverklaring kan ook. We zullen het zien. We zijn aan het eind gekomen van de regeling van werkzaamheden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Maij

Waterschade in Zuidoost-Nederland

Waterschade in Zuidoost-Nederland

Aan de orde is het VAO Waterschade in Zuidoost-Nederland (AO d.d. 07/07.


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van harte welkom. Wij gaan vlot van start. De eerste spreker is de heer Geurts van het CDA. De spreektijd is twee minuten maximaal, maar het mag ook minder.

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Zuidoost-Nederland recentelijk getroffen is door extreme regenval en hagelstorm;

overwegende dat de overheid abrupte maatschappelijke ontwrichting moet voorkomen en solidariteit met gedupeerden in Zuidoost-Nederland nodig is;

verzoekt de regering, de Wet tegemoetkoming schade bij rampen van toepassing te verklaren of een noodfonds in te stellen of een andere gelijkwaardige oplossing voor de gedupeerden van de extreme hagelstorm en regenval in Zuidoost-Nederland te bewerkstelligen en na het zomerreces de uitwerking van het voorstel aan de Kamer voor te leggen;

verzoekt de regering voorts, dit voorstel in overleg met de provincies Noord-Brabant, Limburg, de betrokken gemeenten, waterschappen en de belangenbehartiging van ondernemers vorm te geven en alleen schadeposten die niet redelijkerwijs verzekerbaar, verhaalbaar of vermijdbaar zijn, voor een tegemoetkoming in aanmerking te laten komen en te stimuleren dat de regionale economie erbij wordt betrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Dijkgraaf, Van Gerven, Graus en Dik-Faber.

Zij krijgt nr. 52 (31710).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Zuidoost-Nederland recentelijk getroffen is door extreme regenval en hagelstorm;

verzoekt de regering, per direct bij herstel van daken een slimme koppeling met Noord-Brabants en Limburgs provinciaal beleid te maken voor het plaatsen van zonnepanelen;

verzoekt de regering voorts, snelle sanering van getroffen asbestdaken te bevorderen, eventuele belemmeringen weg te nemen en subsidieaanvragen bij zonnepanelen te versnellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Dik-Faber en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (31710).

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. Ik heb een tweetal moties, die niet zullen verbazen gezien het debat dat wij vanmorgen met de staatssecretaris gevoerd hebben. Ik doe nogmaals een oproep aan hem om zich vooral als een superman te gedragen die zorgt voor oplossingen voor het ernstig getroffen gebied.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de hagelinslag in Zuidoost-Brabant en Noord- en Midden-Limburg vele asbestdaken beschadigd zijn;

overwegende dat er subsidieregelingen zijn om asbestdaken te saneren;

spreekt uit dat iedereen in het getroffen gebied die in aanmerking komt voor een dergelijke subsidieregeling, hier ook gebruik van kan maken als hij of zij dat wil en dat beschikbare budgetten hiervoor — indien noodzakelijk — dienen te worden opgehoogd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (31710).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de extreme weersomstandigheden in Zuidoost-Brabant en Noord- en Midden-Limburg hebben geleid tot grote schade, waardoor faillissementen dreigen voor financieel gezonde bedrijven;

overwegende dat er sprake kan zijn van onverzekerbare schade, onvoorzienbare omstandigheden of schrijnende gevallen;

spreekt uit dat gezonde bedrijven door deze natuurramp niet failliet behoren te gaan en roept de regering op om hierop in te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (31710).

De heer Leenders (PvdA):
Voorzitter. Wij hebben vanochtend intensief gesproken over de waterschade in de getroffen gebieden Oost-Brabant en Limburg. Wij hebben de staatssecretaris aangegeven dat wij als Kamerleden graag nauwgezet op de hoogte willen blijven, ook in het zomerreces. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris het initiatief heeft genomen tot een gezamenlijke werkgroep die lopende initiatieven gaat inventariseren, en af te stemmen wat eenieder binnen de eigen verantwoordelijkheid kan doen;

overwegende dat getroffenen in de regio Oost-Brabant en Limburg geholpen zijn met snelle en adequate oplossingen;

verzoekt de regering, aan de Kamerleden en decentrale overheden de mogelijkheid te bieden hun bevindingen en ideeën voor zowel de korte als de langere termijn aan te reiken en deze in de werkgroep in te brengen;

verzoekt de regering tevens, regelmatig aan de Kamer te rapporteren over de resultaten van het werk van de gezamenlijke werkgroep en over de door de regering aangekondigde aanpak ter ondersteuning van de bedrijven;

verzoekt de regering voorts, de aangekondigde evaluatie van de brede weersverzekering en de ervaringen die nu worden opgedaan te bespreken in de werkgroep en te betrekken bij de kabinetsreactie op de evaluatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leenders en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (31710).

De heer Graus (PVV):
Mevrouw de voorzitter. Ik sluit mij aan bij de motie van het CDA, van de heer Geurts. Ik heb die motie ook medeondertekend. Ik hoop dat de hele oppositie daaraan meedoet en dat de coalitie de motie zal steunen. Tijdens het AO bleek dat er werkgroepen en meldpunten zijn en dat resten van asbestdaken worden opgeruimd. We hebben het ook gehad over "scheurtjes", terwijl er gewoon honderden bedrijven naar de knoppen zijn gegaan die voor ons allemaal, zoals we hier zitten, in onze primaire levensbehoeften voorzien. Ik zeg hier nogmaals — dat zeg ik al heel lang — dat er miljarden naar Griekenland en naar de EU gaan en dat in het voormalige Oostblok jeu-de-boulesbaantjes worden aangelegd met geld van onze boeren, als grootste nettobetalers, en van iedere burger, als een van de grootste nettobetalers. Het kan dan niet zo zijn dat er nu geen geld is voor onze boeren en het kan al helemaal niet zo zijn dat er wel geld is voor bankbobo's. Daar zijn miljarden in gestoken. Dat kan gewoon niet! Dat krijgen wij niemand uitgelegd. Ik voorzie dat onze motie het niet gaat halen, want de PvdA en de VVD houden elkaar als een Siamese tweeling angstvallig vast op weg naar de verkiezingen, omdat zij alle twee een pak op hun broek krijgen van de kiezers. Ze moeten het dus zo lang mogelijk met elkaar proberen vol te houden, maar er moet ook eens aan het algemeen belang gedacht worden, aan het nationaal belang. Onze boeren zijn van nationaal belang.

Mevrouw Lodders, u kunt knikken wat u wilt, maar dit zijn de feiten. Ik vind niet dat u namens de VVD en de heer Leenders namens de PvdA opkomen voor het nationaal belang. Het gaat om onze boeren, om onze primaire levensbehoeften en om een natuurramp van ongekende omvang, die de afgelopen 100 jaar nooit is voorgekomen.

De voorzitter:
U hebt mevrouw Lodders uitgelokt. Ik wil wel zeggen dat dit een debat is over het verslag van het algemeen overleg en niet een voortzetting van het algemeen overleg. Ik hoop dus dat we het allemaal kort kunnen houden, want we hebben de rest van de dag nogal wat verslagen te behandelen. Ik geef het woord kort aan mevrouw Lodders.

Mevrouw Lodders (VVD):
Dat is precies de reden waarom ik het kort zal houden. We hebben het debat zojuist gehad en ik heb hier afstand van genomen. Iedere hier aanwezige partij heeft daar gezegd hoe zij hierover denkt.

De voorzitter:
Dat is helder. Mijnheer Graus, u hebt nog dertien seconden.

De heer Graus (PVV):
Zo'n natuurramp heeft de afgelopen tien jaar niet in ons land plaatsgevonden. Daar gelden nieuwe regels en nieuwe wetten voor. Ik verzoek de staatssecretaris nogmaals om de boeren tegemoet te komen door artikel 3 van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen in werking te laten treden. Dat is mijn verzoek.

Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. Ik dien twee moties in. De eerste motie gaat over de flexibiliteit van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de getroffen ondernemers gebaat zijn bij praktische oplossingen en flexibiliteit om zo snel mogelijk weer aan de slag te kunnen;

overwegende dat vanuit het gemeenschappelijk landbouwbeleid er regelgeving kan zijn die een spoedig herstel in de weg kan staan, zoals herbemesting en het voldoen aan voorwaarden in het kader van de vergroening;

verzoekt de regering, bij de komende Landbouw- en Visserijraad melding te maken van de situatie in de getroffen gebieden;

verzoekt de regering tevens, aan te dringen bij de Europese Commissie op de benodigde flexibiliteit bij de uitvoering van de wet- en regelgeving in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en daarbij extra administratieve lasten te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (31710).

Mevrouw Lodders (VVD):
Mijn tweede motie gaat over psychosociale hulpverlening.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aanhoudende regen in juni en de ongekende hagelstorm van 23 juni naast grote materiele schade ook maatschappelijke schade tot gevolg hebben;

overwegende dat de beelden van de angstaanjagende hagelstorm bij mensen op het netvlies gegrift staan en dit van grote impact is op de getroffenen;

overwegende dat er een werkgroep in het leven is geroepen die vooral de economische en werkgelegenheidseffecten zal monitoren;

verzoekt de regering, bij de aanpak van de werkgroep nadrukkelijk aandacht te besteden aan psychosociale hulp en de noodzakelijke nazorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Leenders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (31710).

De voorzitter:
De heer Van Gerven wil nog iets over zijn motie zeggen.

De heer Van Gerven (SP):
Het gaat om mijn motie op stuk nr. 55. Het dictum daarvan luidt: spreekt uit dat gezonde bedrijven door deze natuurramp niet failliet behoren te gaan en roept de regering op hierop in te zetten. Deze motie is medeondertekend door mevrouw Dik-Faber.

De voorzitter:
Dat is bij dezen genoteerd.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik bedank de heer Van Gerven dat ik de motie mede mag ondertekenen. Ik had exact dezelfde motie liggen, maar hij had het net iets netter opgeschreven dan ik. Het is alleen maar efficiënt dat ik zijn motie kon medeondertekenen. Mijn naam staat ook onder twee moties van het CDA. Deze moties gaan over de asbestregeling en een vorm van financiële tegemoetkoming. Ik hoop dat deze moties worden aangenomen.

Ik wil zelf nog de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er als gevolg van het extreme noodweer grote schade is ontstaan in Zuidoost-Nederland, waarvan de financiële omvang wordt geschat op 500 miljoen euro;

overwegende dat (weers)verzekeringen in veel gevallen slechts een deel van de schade dekken;

verzoekt de regering, de schade als gevolg van het extreme noodweer te inventariseren, in het bijzonder de onverzekerde schade, en te bekijken op welke wijze daaraan tegemoet kan worden gekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (31710).

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de inbreng van de zijde van de Kamer. We wachten even tot de staatssecretaris alle moties heeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Dam:
Voorzitter. De motie-Geurts c.s. op stuk nr. 52 gaat over iets waarover we vanmorgen uitgebreid hebben gedebatteerd. Ik moet deze motie ontraden, want ik kan haar niet uitvoeren. Dat heb ik vanmorgen uitvoerig uiteengezet. De Wet tegemoetkoming schade kan ik niet van toepassing verklaren, aangezien de schade waar het hier om gaat niet binnen de definitie van de wet valt. Het instellen van een noodfonds of een andere gelijkwaardige oplossing kan niet binnen de Europese kaders voor staatssteun, omdat dergelijke steun alleen kan worden toegekend in het geval van een nationale ramp zoals we die hebben gedefinieerd in de Wet tegemoetkoming schade bij rampen. Deze motie is dus niet uitvoerbaar.

Laat ik ook iets zeggen over het tweede verzoek. Ik ben de heer Geurts er wel erkentelijk voor dat hij hier nu aangeeft dat schade die verzekerbaar is niet door de overheid gedekt zou moeten worden. In het AO vanmorgen hadden we daarover nog veel discussie. Ik denk dat het goed is om te concluderen dat Kamer en kabinet daarover nu op één lijn zitten. In het geval van schade die verzekerbaar was, is het niet aan de overheid om die te vergoeden. Zelfs als een oplossing, waar de heer Geurts nu om vraagt, zou kunnen, biedt dat voor de ondernemers waar het om draait, dus ook niet zo veel soelaas. Immers, de ondernemers die de grote schade hebben, zijn ondernemers met waterschade die zich niet hadden verzekerd. Die zouden ook buiten de scope van deze motie vallen. Ik ontraad haar omdat ik haar niet kan uitvoeren.

De voorzitter:
Mijnheer Geurts, kort alstublieft.

De heer Geurts (CDA):
Ik zal mijn best doen. We hebben hierover vanmorgen een heel debat gevoerd. Schade als gevolg van water dat van onderop komt — dat heeft te maken met de grondwaterstand et cetera — is ook niet verzekerbaar. Dat wilde ik even toevoegen.

Staatssecretaris Van Dam:
Daar hebben we ook over gedebatteerd. Daarover zijn desbetreffende boeren in discussie met de twee waterschappen in de regio. Daar hebben ze claims ingediend. Ik denk dat de heer Geurts daarom in zijn motie heeft opgenomen: schade die niet verhaalbaar is. Dat is echt een dispuut tussen de boeren en die twee waterschappen. Ik heb vanmorgen gezegd dat het terecht is men daarover onderling contact heeft en over discussieert, maar dat dat verder niet ziet op de rol van de rijksoverheid.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 53 van de heer Geurts, mevrouw Dik-Faber en de heer Dijkgraaf, over de sanering van asbestdaken. Die motie verzoekt om een koppeling te maken met Brabants en Limburgs provinciaal beleid en snelle sanering van asbestdaken te bevorderen door belemmeringen weg te nemen en subsidieaanvragen bij zonnepanelen te versnellen. Die lijn hanteren wij zelf ook. Ik laat deze motie graag oordeel Kamer. Omdat er wordt gevraagd om een afstemming met het provinciale beleid, vind ik dat ik haar niet kan overnemen en laat ik het oordeel aan de Kamer. Zij is wel in lijn met het beleid zoals we dat hebben ingezet.

Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter, …

De voorzitter:
Ik zou willen dat omwille van de snelheid alleen de eerste indiener een vraag stelt.

Mevrouw Lodders (VVD):
Ik heb geen vraag. Ik denk dat het een heel sympathieke motie is die recht doet aan het debat. Persoonlijk zou ik er dus geen probleem mee hebben als we er niet over hoeven te stemmen en de motie wordt overgenomen.

Staatssecretaris Van Dam:
Ik gaf net aan waarom ik denk haar niet te kunnen overnemen. Zij vraagt namelijk ook om integratie met provinciaal beleid. Daar zet ik dus graag op in. Er wordt gevraagd om een koppeling te maken. Als ik haar overneem moet ik ook toezeggen dat me dat lukt; maar daarvoor moeten we echt overleggen met beide provincies. Vandaar dat ik deze motie oordeel Kamer geef. Dan is het echt het verzoek van de Kamer aan de regering en dan ga ik met dat verzoek aan de slag. Dat lijkt me in dit verband het meest zuiver.

De motie op stuk nr. 54 van de heer Van Gerven moet ik ontraden, want hij vraagt hierin om het budget op te hogen maar hij geeft daar geen dekking voor. Een motie die niet gedekt is, kan ik niet uitvoeren. In het AO vanmorgen heb ik wel gezegd dat ik de intentie deel, namelijk dat er zo veel mogelijk gebruik moet kunnen worden gemaakt van betreffende subsidieregelingen die er zowel op provinciaal als landelijk niveau zijn. Ook de staatssecretaris van I en M, die voor de landelijke regelingen verantwoordelijk is, deelt die intentie. We zullen dit dus ook in de werkgroep bespreekbaar maken om ervoor te zorgen dat er zo veel mogelijk gebruik van kan worden gemaakt.

De heer Van Gerven (SP):
Mijn motie is volstrekt in lijn met de vorige motie op stuk nr. 53, waarvan de staatssecretaris zegt dat hij het oordeel aan de Kamer laat. Daar zijn waarschijnlijk ook extra middelen mee gemoeid als je drempels wilt wegnemen en tot versnelling wilt komen. We hebben vanmorgen ook over de cijfers gesproken. Ik doe dus toch een dringend beroep op de staatssecretaris om extra middelen te realiseren als die nodig zijn. De staatssecretaris zal het mij niet euvel duiden dat ik niet spits heb om hoeveel geld het zou kunnen gaan, want dat moet natuurlijk in beeld worden gebracht. Het zou toch goed zijn als de staatssecretaris ook de intentie zou uitspreken dat hij, als dat nodig is, op zoek gaat naar extra middelen met zijn collega-bewindslieden, want het gaat natuurlijk om meerdere ministeries.

Staatssecretaris Van Dam:
Ik heb eerder gezegd dat ik de intentie zoals die ook vanmorgen door de heer Van Gerven is uitgesproken, zal doorgeleiden, ook naar de staatssecretaris van I en M, die de eerstverantwoordelijke is wat betreft landelijke regelingen. Zij heeft al aangegeven, en ik zei dat ook vanmorgen, dat we bekijken of ook landelijke regelingen hiervoor kunnen worden ingezet. Er zijn ook provinciale regelingen. Alleen de heer Van Gerven geeft met deze motie eigenlijk een soort blanco cheque. Hij zegt namelijk dat de budgetten moeten worden opgehoogd als ze niet toereikend zijn, zonder dat hij daarbij aangeeft waar het geld vandaan komt. Ik weet dat de heer Van Gerven wel vaker zo omgaat met de rijksbegroting, maar op die manier kunnen we het als kabinet natuurlijk niet doen. Op het moment dat we ergens extra geld voor nodig hebben, moet dat ook gedekt worden. De Kamer heeft ook budgetrecht. Ik vind het dus gepast dat de Kamer, als zij zegt dat ergens extra geld voor nodig is, dan ook aangeeft waar dat vandaan moet komen.

De heer Van Gerven (SP):
Nou is-ie mooi! Natuurlijk heeft de Kamer het budgetrecht, maar dat onthoudt het kabinet niet het recht om ook zelf met ideeën te komen en om een dekking te zoeken. De staatssecretaris weet als geen ander dat het voor het kabinet een fluitje van een cent is om dekking te zoeken voor dingen waar het ook achter staat. Ik nodig de staatssecretaris daar dus toch toe uit.

Staatssecretaris Van Dam:
Zowel voor het kabinet als voor Kamerleden geldt dat we niet alleen het recht hebben om ergens dekking voor te zoeken, maar dat we ook de plicht hebben om ergens dekking voor te zoeken. Het betreft namelijk allemaal belastinggeld. Maar goed, dat debat heb ik weleens vaker met de SP gevoerd. Je kunt niet alleen maar geld uitgeven en vervolgens niet zeggen waar het vandaan komt. Maar de intentie is dat we ervoor zorgen dat er zo goed mogelijk van deze regelingen gebruikgemaakt kan worden.

De heer Van Gerven zal tevredener zijn met wat ik ga zeggen over de motie op stuk nr. 55, want die wil ik graag overnemen. De inzet van het kabinet is ook dat gezonde bedrijven niet failliet gaan door de omstandigheden waarin ze terechtgekomen zijn. Die motie wil ik dus graag overnemen.

De voorzitter:
De staatssecretaris heeft aangegeven de motie op stuk nr. 55 te willen overnemen. Is daartegen bezwaar bij een of meer leden? Dat is niet het geval.

De motie-Van Gerven/Dik-Faber (31710, nr. 55) is overgenomen.

Staatssecretaris Van Dam:
Voorzitter, diezelfde vraag mag u aan de Kamer stellen over de motie op stuk nr. 56, want die motie wil ik ook graag overnemen. Er is alle ruimte voor Kamerleden om ideeën aan te dragen. Die zullen we ook in de werkgroep bespreken. Ik heb vanmorgen toegezegd dat ik regelmatig ga rapporteren. Ook de aangekondigde evaluatie van de brede weersverzekering en recente ervaringen zullen we daarbij bespreken en betrekken bij de kabinetsreactie. Ook die motie wil ik graag overnemen.

De voorzitter:
De staatssecretaris heeft aangegeven de motie op stuk nr. 56 te willen overnemen. Is daartegen bezwaar bij een of meerdere leden? Nee, dat is niet het geval.

De motie-Leenders/Lodders (31710, nr. 56) is overgenomen.

Staatssecretaris Van Dam:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 57 van mevrouw Lodders, waarin ten eerste wordt verzocht om "bij de komende Landbouw- en Visserijraad melding te maken van de situatie in de getroffen gebieden". Ik geef mevrouw Lodders in overweging om dit verzoek uit de motie te schrappen, omdat mijn ervaring in de Landbouw- en Visserijraad is dat het landen die daar melding van maken in de eerste plaats niks oplevert — laat ik het zo zeggen — omdat er in de Raad verder geen mogelijkheden zijn om daar iets mee te doen. Ik denk dat het mevrouw Lodders erom gaat dat de Europese Commissie — dat is het tweede verzoek — ons hierbij ter wille is. Het gaat dan vooral om de directe betalingen en de vergroeningsvoorwaarden. Daarover is al contact met de Europese diensten. De Commissie heeft daarbij duidelijke randvoorwaarden. Mevrouw Lodders vraagt om flexibiliteit. Op zich is de Commissie vrij duidelijk over waaraan je moet voldoen om een beroep te kunnen doen op overmacht. Wij doen er alles aan om ervoor te zorgen dat ondernemers dat beroep ook daadwerkelijk kunnen doen, waarbij ik uiteraard zal letten op de administratieve lasten. Dat doe ik onder meer via de inzet van RVO. Het tweede verzoek is dus ongeveer in lijn met het staande beleid. Ik geef mevrouw Lodders in overweging om het eerste verzoek te laten vervallen.

Mevrouw Lodders (VVD):
Het gaat mij uiteindelijk om het resultaat, juist voor de ondernemers. Als ik de staatssecretaris goed begrijp, is het dus oordeel Kamer als ik het eerste verzoek schrap. Dan wil ik dat graag bij dezen doorgeven. Ik hoop dat dat voldoende is, voorzitter.

De voorzitter:
Prima. De motie wordt daarmee oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie-Lodders (31710, nr. 57) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de getroffen ondernemers gebaat zijn bij praktische oplossingen en flexibiliteit om zo snel mogelijk weer aan de slag te kunnen;

overwegende dat vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid er regelgeving kan zijn die een spoedig herstel in de weg kan staan, zoals herbemesting en het voldoen aan voorwaarden in het kader van vergroening;

verzoekt de regering, aan te dringen bij de Europese Commissie op de benodigde flexibiliteit bij de uitvoering van de wet- en regelgeving in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en daarbij extra administratieve lasten te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60, was nr. 57 (31710).

Staatssecretaris Van Dam:
Daarmee is het oordeel aan de Kamer, met de uitleg die ik zonet gaf.

In de motie op stuk nr. 58 van mevrouw Lodders en de heer Leenders wordt de regering verzocht om bij de aanpak van de werkgroep ook nadrukkelijk aandacht te besteden aan psychosociale hulp en noodzakelijke nazorg. Ook die motie zou ik graag overnemen. Dat zullen we doen. Ik meld daarbij dat ook regionaal dergelijke regiegroepen of werkgroepen actief zijn. Die zijn weer aangesloten op wat we landelijk doen. Daarbij zijn bijvoorbeeld ook de GGD en de ggz aangesloten. We doen het dus niet specifiek in de landelijke werkgroep, maar we bespreken daar ook dergelijke hulp en we zorgen ervoor dat het ook regionaal wordt opgepakt. Dat gebeurt ook al. Met die kanttekening neem ik de motie graag over.

De voorzitter:
De motie-Lodders/Leenders (31710, nr. 58) is overgenomen.

Staatssecretaris Van Dam:
Tot slot kom ik op de motie op stuk nr. 59. Dat is eigenlijk dezelfde discussie als bij de motie op stuk nr. 52. Deze motie ontraad ik dus met dezelfde argumentatie. Wat de motie vraagt, kan eigenlijk alleen via de Wts. Ik heb de Kamer aangegeven dat die wet niet van toepassing kan zijn op deze situatie.

De voorzitter:
De heer Geurts nog even, kort.

De heer Geurts (CDA):
Ik wil graag bij de motie op stuk nr. 53 mijn geachte collega Koşer Kaya toevoegen aan de ondertekenaars.

De voorzitter:
De motie zal aldus worden aangepast.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Daarmee komt er een einde aan dit verslag algemeen overleg Waterschade Zuidoost-Nederland. De ingediende moties zullen vanavond in stemming worden gebracht. Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Hamerstuk

Hamerstuk

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Aanpassing van enige bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden (34478).

Dit wetsvoorstel wordt zonder beraadslaging en, na goedkeuring van de onderdelen, zonder stemming aangenomen.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Aan de orde is het VAO Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (AO d.d. 23/06).


Termijn inbreng

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik heb drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat de NVWA door bezuinigingen en efficiëntiemaatregelen in tien jaar tijd "uitgebeend", "wegverdund" en "kapotbezuinigd" is en het toezicht daardoor ernstig is verzwakt;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer in 2013 reeds heeft vastgesteld dat de verwachte besparingen en efficiëntievoordelen niet behaald zullen worden en dat er eerst investeringen moeten komen in tijd en geld;

constaterende dat de staatssecretaris van Economische Zaken desondanks inzet op verdere besparingen en efficiëntiemaatregelen;

constaterende dat verdere besparingen en efficiency ten koste gaan van voedselveiligheid en dierenwelzijn;

verzoekt de regering, voedselveiligheid en dierenwelzijn prioriteit te maken in het beleid en af te zien van het streven naar meer efficiency, besparingen en een kleine NVWA,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (33835).

De heer Wassenberg (PvdD):
Uit onderzoek van Eyes on Animals blijkt dat bij 70% van de diertransportwagens aan de Turkse grens de Europese transpostverordening structureel wordt overschreden. 70%! Dat zijn geen incidenten meer, dat zijn structurele misstanden. Die overtredingen bestaan onder meer uit het overschrijden van de maximum vervoerstijden, het overbeladen van transportwagens, het blootstellen van dieren aan extreme temperaturen, gebrek aan water en voer, slechte hygiëne, het vervoeren van zieke, gewonde en hoogzwangere dieren waardoor het dierenleed enorm is en er regelmatig dieren overlijden. Daarom dien ik de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 70% van de diertransportwagens aan de Turkse grens de Europese Transportverordening (EG nr. 1/2005) structureel overtreedt en er dus geen sprake is van incidenten;

overwegende dat de staatssecretaris van Economische Zaken heeft aangegeven dat Turkije de omstandigheden voor diertransporten aan de grens moet verbeteren;

verzoekt de regering, er bij de Europese Commissie op aan te dringen in gesprek te gaan met de Turkse autoriteiten om de omstandigheden bij de Turkse grens te verbeteren en geen diertransporten vanuit de EU naar Turkije te laten gaan totdat verbeteringen zijn doorgevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (33835).

U moet nu heel snel gaan praten.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik heb nog een motie die uit één zin bestaat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de NVWA de opdracht te geven om geen vergunningen meer af te geven voor diertransporten richting Turkije,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (33835).

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik heb twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat doelmatigheid en efficiëntie van de NVWA door het kabinet als randvoorwaarde waren gesteld voor de verhoogde bijdrage van het bedrijfsleven en dat deze randvoorwaarde niet is gerealiseerd;

overwegende dat de Tweede Kamer een verzoek om voorlichting aan de Raad van State over doorberekening van kosten door het ministerie van Economische Zaken aan het bedrijfsleven, in het bijzonder ten aanzien van de huidige doorberekening van handhavings-, toezichts- en keuringskosten door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft gedaan en uitkomsten nog niet beschikbaar zijn;

verzoekt de regering, de verhoging van de keurings- en toezichtkosten voor het bedrijfsleven terug te draaien met de hiervoor beoogde middelen van amendement Geurts c.s. op (34485-XIII, stuk nr. 5),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Dijkgraaf en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (33835).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er nog onzekerheden zijn over de herkomst TTX, mogelijke gevolgen en effectieve aanpak;

verzoekt de regering, zo snel mogelijk samen met het bedrijfsleven een kennisprogramma op te zetten ten behoeve van zo adequaat mogelijke normstelling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Dijkgraaf en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (33835).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. De regering geeft zelf aan dat er op korte termijn niet op te lossen risico's zijn in het toezicht van de NVWA. Dat is erg zorgwekkend. We moeten zeker weten dat de voedselveiligheid niet in het geding komt. In het algemeen overleg vroeg ik de staatssecretaris daarom om nog eens heel goed te kijken naar de ingezette koers bij de NVWA. Er wordt namelijk al zo lang gereorganiseerd dat we zeker moeten weten dat we het juiste doen. Daarom heb ik aangegeven dat ik de van de Algemene Rekenkamer en de Raad voor het openbaar bestuur graag advies wil om de organisatie zowel financieel als bestuurlijk goed door te lichten. De staatssecretaris heeft in het debat gezegd dat de Auditdienst Rijk meekijkt bij het herijken en actualiseren van het verbeterprogramma. Voor de begroting wil ik hier graag duidelijkheid over. Daarom zal ik de twee moties die ik reeds klaar had nu niet indienen, maar bij de begroting weer uit de kast halen. Ik wil hier namelijk snel duidelijkheid over. Kan de staatssecretaris dat toezeggen?

Mevrouw Dikkers (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid heeft geen moties, maar wel een paar opmerkingen, onder andere naar aanleiding van de motie van de heer Geurts. Wat ons betreft is de normstelling van TTX echt een taak van de overheid en niet zozeer van het bedrijfsleven zelf. Wij zien uit naar het debat dat de staatssecretaris en de minister daarover gaan voeren met de sector. De normstelling wordt bepaald door de overheid, wat ons betreft. Wij hadden nog een vraag aan de minister van VWS over het plan van aanpak over de etikettering. Daar zitten wij al vanaf vorig jaar op te wachten. Dat zou in het voorjaar komen. Het was nog niet helemaal klaar. Wellicht kunnen we daar in het najaar over spreken. We vragen ons af wanneer we dat kunnen verwachten. We zijn blij met het goede debat dat we hebben kunnen voeren over de NVWA. Wij kijken uit naar het vervolg van dat debat. Dat zal ongetwijfeld dit najaar weer op de agenda komen. Wij wensen de mensen van de NVWA ondertussen sterkte toe deze zomer met hun belangrijke werk.

De heer Van Gerven (SP):
Voorzitter. In zijn brief antwoordt het kabinet dat het voorgenomen organisatiebesluit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit pas in oktober dit jaar aan de vakbonden en de ondernemingsraad zal worden voorgelegd. Dat betekent toch, zo vraag ik het kabinet, dat ook de reorganisatie dan pas later ingaat? Wij willen dan ook eigenlijk de garantie dat er niet al allerlei onomkeerbare stappen genomen worden voordat er met de vakbonden en de ondernemingsraad is overlegd. Zij moeten niet voor voldongen feiten worden gesteld. Ik hoor graag die toezegging. Dat is heel belangrijk bij een organisatie die al de zoveelste reorganisatie tegemoet kan zien en eigenlijk reorganisatiemoe is. Er wordt weer efficiencywinst beloofd, maar de vraag is of die wordt gehaald. Het verzoek aan het kabinet is of het reorganisatieplan dat er in de herfst dan kennelijk ligt en aan de or en de bonden wordt voorgelegd met een ex-antedoorrekening aan ons kan worden toegezonden. Dan kan de Kamer daarnaar kijken.

Dan heb ik nog een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat inspectiewerk in grote mate mensenwerk is;

overwegende dat grofweg een derde van het personeel de afgelopen jaren is wegbezuinigd;

overwegende dat de NVWA nu 2.337 fte heeft en met de nieuwste regorganisatieplannen nog maar 2.170 in 2020;

verzoekt de regering, investeren in professionals tot prioriteit te maken bij bestaande en nieuwe plannen voor de NVWA;

verzoekt de regering tevens, te onderzoeken wat voor de NVWA te leren valt van de opzet zoals Buurtzorg Nederland die toepast met verminderde overhead, het weglaten van onnodige managementlagen en de professional centraal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (33835).

Mevrouw Lodders (VVD):
Voorzitter. We hebben een stevig debat gevoerd over het functioneren van de NVWA. Dit debat is met dit verslag algemeen overleg wat mij betreft niet afgerond. We ronden het hier nu wel af, maar de Kamer verwacht nog een aantal uitkomsten, onder andere van het doorrekenen van de kosten aan het bedrijfsleven, en zeker ook van het internationaal vergelijkend onderzoek. Ook zal het debat vervolgd worden over de informatievoorziening van en de rapportage aan de Kamer naar aanleiding van een verzoek dat ik afgelopen week aan het BOR, de ondersteuning van de Kamer, heb gedaan. Dat zullen we na het reces verder oppakken. Ik dien op dit moment daarom geen moties in.

De voorzitter:
Daarmee komt een einde aan de inbreng van de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Economische Zaken voor het oordeel over de ingediende moties.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Dam:
Voorzitter. Als eerste de motie van de leden Wassenberg en Thieme op stuk nr. 38. Daarin wordt geconstateerd dat er sprake is van verdere besparingen en efficiencymaatregelen. Dat is niet het geval. Juist met de maatregelen die bij de voorjaarsnota zijn genomen, is fors budget toegevoegd aan de NVWA. Het verzoek is om af te zien van het streven naar meer efficiency. Het is voor elke overheidsorganisatie goed om te streven naar zo veel mogelijk efficiency, maar om af te zien van het streven naar meer besparingen en een kleine NVWA is een vrij onzinnig verzoek, als ik mij dat mag permitteren. Dat is immers niet het streven. Ik kan dan ook niet aan het verzoek voldoen en ontraad de motie.

De heer Wassenberg (PvdD):
Een korte reactie. Op de heel korte termijn komt er een aantal miljoenen bij de NVWA bij, maar na 2019 blijkt er structureel 8 miljoen euro af te gaan. Dat kan ik niet anders kwalificeren dan alseen bezuiniging.

Staatssecretaris Van Dam:
Ik meen dat bij de voorjaarsnota wij structureel 23 miljoen euro aan het budget hebben toegevoegd. Dat even in verhouding tot de 8 miljoen euro. Op basis van de onderzoeken die u hebt kunnen inzien, moet het mogelijk zijn om de 8 miljoen euro efficiencybesparing, die al eerder gepland was, over een paar jaar alsnog te realiseren, zonder dat dit enig effect heeft op de omvang van het toezicht. Ik heb in het AO uitgelegd dat ik daarom aan die al eerder ingezette besparing vasthoud. Als je dat allemaal bij elkaar optelt, is het een beeld dat niet strookt met de realiteit. De heer Wassenberg stelt het voor alsof wij fors aan het besparen zijn bij de NVWA. Het tegenovergestelde is het geval. Wij hebben in korte tijd voor de tweede keer juist fors budget toegevoegd.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik zei al dat in 2019 die 23 miljoen euro verdampt is en dat er 8 miljoen euro af gaat. In 2013 heeft de Rekenkamer geconcludeerd dat er geen efficiencymaatregelen meer te behalen zijn. De PvdD denkt dus dat er een besparing is, een bezuiniging, en ik zie niet hoe de staatssecretaris dat kan ontkennen. In 2019 is het 8 miljoen euro minder dan wat het nu is.

Staatssecretaris Van Dam:
De heer Wassenberg zegt weer dat de 23 miljoen euro die wij er nu bijleggen in zijn ogen over een paar jaar verdampt is. Ik ga graag met hem door alle boeken heen, maar dat bedrag staat gewoon structureel in de boeken. Dat komt jaar op jaar terug. Ik vraag de heer Wassenberg een reëel beeld te schetsen van hoe de ontwikkeling de komende jaren is en dan mag hij wat mij betreft best de discussie aangaan of de 8 miljoen euro efficiencyverbetering, die te realiseren is, een slechte zaak is. Er is een al lang lopende discussie over het feit dat het moment waarop NVWA-medewerkers in de auto stappen op weg naar hun werkplek al wordt gerekend tot werktijd, wat in heel veel organisaties niet het geval is. Als dat eindelijk wordt opgelost na overleg met de bonden, kan er 8 miljoen euro bespaard worden. Ik denk dat het een heel goede zaak is en dat het zonde is als die efficiencyverbetering niet gerealiseerd zou worden. Daarom laat ik die in de boeken staan. Ik vind dat die gerealiseerd moet worden.

De motie op stuk nr. 39 gaat over diertransporten. De regering wordt verzocht om bij de Europese Commissie erop aan te dringen in gesprek te gaan met de Turkse autoriteiten. Ik heb de Europese Commissie er al eerder op aangesproken om strikter toe te zien op de naleving van de transportverordening in de lidstaten maar ook in de overgang naar de omringende landen. Dat doen wij. De motie verzoekt ook om geen diertransporten vanuit de EU naar Turkije te laten gaan. Dat is niet in lijn met de transportverordening, die bepaalt dat transporten die aan de regels voldoen, moeten worden toegelaten. Ik kan die motie dus niet uitvoeren. Ik ontraad de motie.

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 40 met dezelfde argumentatie, namelijk dat transporten die aan de regels voldoen, niet kunnen worden tegengehouden. Ook die motie ontraad ik.

In de motie op stuk nr. 41 wordt de regering verzocht om de verhoging van de keurings- en toezichtkosten voor het bedrijfsleven terug te draaien. Ik ontraad die motie. De laatste tranche van de verhoging, die dit voorjaar heeft plaatsgevonden, is in lijn met het samen met de Kamer vastgestelde beleid. Het kabinet heeft het beleid uitgevoerd dat met de Kamer is afgesproken op basis van het rapport Maat houden. Daarover hebben wij eerder uitvoerig gediscussieerd. Ik ontraad de motie.

Dan de vraag van mevrouw Koşer Kaya om de Algemene Rekenkamer en de Raad voor het openbaar bestuur mee te laten kijken. Daarvan heb ik in het AO al gezegd dat mij dat niet verstandig lijkt en dat we nog komen met een actualisatie van het plan van aanpak, die de Kamer in het najaar zal ontvangen. Het staat gepland voor oktober. Ik weet niet precies uit mijn hoofd wanneer de Kamer de begroting behandelt, maar volgens mij is dat eind oktober. Dat zou dus betekenen dat de Kamer ongeveer tezelfdertijd al die informatie krijgt. Ik begrijp dat de portee van het verzoek van mevrouw Koşer Kaya is om ervoor te zorgen dat die informatie in elk geval voorafgaand aan die begrotingsbehandeling bij de Kamer zal zijn. Dat moet in de planning wel lukken. Dus laten we daarvoor zorgen.

De heer Van Gerven heeft gevraagd of het voorgenomen organisatiebesluit naar de Kamer gezonden zou kunnen worden. Het lijkt mij niet aan de Kamer om zich te bemoeien met de precieze invulling van de organisatie van de NVWA. Wat de Kamer krijgt, is een actualisatie van het plan van aanpak, het verbeterplan. Op die manier kan de Kamer op hoofdlijnen, zoals zij dat gewend is, zien wat er gebeurt, ook qua omvang van de organisatie, zonder dat het gaat over de precieze organisatie-inrichting en de bemensing. Want dat laatste lijkt mij niet helemaal te passen bij de controlerende taak van de Kamer. Ik heb net gezegd dat zij de actualisatie in het najaar krijgt.

De heer Van Gerven (SP):
Er zijn signalen dat er nu al reorganisaties plaatsvinden of dingen gebeuren, terwijl er nog met de bonden en de ondernemingsraad over gesproken moet worden. Is de staatssecretaris bereid uit spreken dat dit dan wel ordentelijk moet gebeuren en dat er niet mag worden gereorganiseerd voordat er met de bonden en de ondernemingsraad is gesproken en men tot een zeker vergelijk is gekomen? Het is natuurlijk een beetje raar dat je dingen gaat veranderen zonder dat er fatsoenlijk over gesproken is.

Staatssecretaris Van Dam:
Het gebeurt allemaal ordentelijk. Waar er sprake is van een reorganisatie conform het plan van aanpak dat uit-en-te-na hier in de Kamer besproken is, vindt die natuurlijk plaats via het reguliere proces, zoals in elke grote organisatie, namelijk met een organisatiebesluit. Dat wordt dan allemaal besproken met de ondernemingsraad et cetera, et cetera. Dus hierbij wordt het reguliere proces gevolgd, zoals dat bij elke grote organisatie het geval behoort te zijn.

De heer Van Gerven (SP):
Dan mag ik concluderen dat wat ik gesuggereerd heb als datgene wat mogelijk aan de orde zou kunnen zijn, niet juist is. Ik wacht dan af wat in het najaar het resultaat is van dat overleg en alle zaken die binnen de NVWA gebeuren.

Staatssecretaris Van Dam:
Op de motie op stuk nr. 42 zal de minister van VWS ingaan.

De motie op stuk nr. 43 verzoekt de regering te onderzoeken wat voor de NVWA te leren valt van de opzet zoals Buurtzorg Nederland die toepast. Er zijn vele onderzoeken gedaan naar hoe de organisatie van de NVWA zou moeten worden ingericht, evenals naar de efficiency en hoe het zo efficiënt mogelijk kan. Recent heeft de Kamer daarover nog iets ontvangen. Dus het lijkt mij niet zinvol om dit hele traject te belasten met weer een extra onderzoek. Dus ontraad ik ook die motie.

De heer Van Gerven (SP):
We hebben al jarenlang veel problemen met de effectiviteit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Dat is eigenlijk heel erg vergelijkbaar met de disussies die we hadden over de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Bij die inspectie kon er heel veel personeel bij. Wat zien we bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit? Nu een bezetting van 2.337 fte maar over een paar jaar zijn er nog 2.170 fte over. Dat is structureel weer bijna 200 minder. Dat wordt dan opgelost door een peperduur ICT-programma; ik vat het maar even in mijn woorden samen. Is dat niet buitengewoon riskant en moeten we het niet over een andere boeg gooien en leren van andere succesvolle organisaties?

Staatssecretaris Van Dam:
Ik vind dat de NVWA wel het recht heeft op een iets realistischer beschouwing van wat de organisatieverandering aldaar omvat. In 2013 is een verbeterplan in werking gesteld, waarvan u weet dat het vier à vijf jaar duurt om dat helemaal uit te rollen, omdat het een zeer groot en alomvattend verbeterplan is. Het gaat er daarbij om, de NVWA op een andere manier te laten werken: veel meer op kennis gebaseerd, veel meer op data gebaseerd en veel meer risicogericht. Daardoor kan de NVWA, inderdaad met een iets kleinere omvang dan voorheen, veel gerichter, beter en krachtiger toezicht houden. Daarvoor is ook ICT nodig. Dat is geen peperduur programma, want de ICT-kosten blijven ongeveer op hetzelfde niveau als hiervoor. Het probleem is alleen dat was ingeschat dat het allemaal veel goedkoper kon. Daarover heb ik de Kamer ook gerapporteerd. Dat was een illusie. De besparingen konden niet worden gerealiseerd. Daarom heeft het kabinet er extra budget aan toegevoegd. Het gaat er allemaal om dat de NVWA die krachtige, sterke toezichthouder wordt die we allemaal vinden dat ze moet zijn.

De voorzitter:
Dat hebt u ongetwijfeld ook allemaal in het algemeen overleg gewisseld.

Staatssecretaris Van Dam:
Meerdere keren, voorzitter.

De voorzitter:
Heel kort dan nog, mijnheer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):
We zullen zien wie gelijk krijgt, maar ik ben er in ieder geval niet gerust op.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor het oordeel over de moties. Ik geef graag het woord aan de minister van VWS voor het oordeel over de motie op stuk nr. 42.

Minister Schippers:
Voorzitter. Ik beantwoord eerst de vraag van mevrouw Dikkers over het plan van aanpak inzake etikettering. Momenteel wordt de laatste hand daaraan gelegd, dus het komt direct na het zomerreces naar de Kamer toe. Mevrouw Dikkers stelde dat de overheid verantwoordelijk is voor de normstelling TTX. Dat klopt ook. Er is wel veel kennis nodig als basis waarop die normen worden vastgesteld. Dat is echt cruciaal. Ik heb daarover gesprekken gevoerd, ook afgelopen vrijdag met het bedrijfsleven. Met elkaar hebben we geconstateerd dat zowel voor het bedrijfsleven als uiteraard voor de overheid de volksgezondheid vooropstaat. Die is het allerbelangrijkste. Wij hebben ook geconstateerd dat wij graag samenwerken om te bekijken hoe we de kennis kunnen vergroten.

In de motie-Geurts c.s. op stuk nr. 42 wordt de regering verzocht om met het bedrijfsleven een kennisprogramma op te zetten ten behoeve van een zo adequaat mogelijke normstelling. Zoals gezegd zijn wij al in gesprek. Er wordt ook al druk onderzoek gedaan. De sector is inmiddels begonnen met het inzetten van een onderzoek door IMARES naar de bron en verspreiding van TTX. Dat is een heel goed initiatief. Zo mogelijk zullen de beschikbare onderzoeksgelden via de topsector Agri & food worden benut. De sector heeft een conceptvoorstel aangeboden binnen het kader van de topsector Agri & food. De opstellers van dit onderzoek is gevraagd om voor 18 juli een voorstel in te dienen. Als dat wordt goedgekeurd, zullen wij er een overheidsbijdrage aan geven, dus er zal cofinanciering zijn. Ik denk dus dat deze motie overbodig is, want we zijn echt druk bezig om er samen mee aan de slag te gaan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
De stemming over de ingediende motie zal vanavond aan het einde van de vergadering plaats hebben. Hiermee komt er een einde aan het VAO Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Ik dank de staatssecretaris van Economische Zaken voor zijn komst naar de Kamer.

Uitstroom uit het bestuursrechtelijk premieregime

Uitstroom uit het bestuursrechtelijk premieregime

Aan de orde is het VSO over de ontwerpregeling tot wijziging van de Regeling zorgverzekering ter vaststelling van de voorwaarden voor uitstroom uit het bestuursrechtelijk premieregime (29689, nr. 716).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport opnieuw van harte welkom. Ik zeg opnieuw dag tegen de staatssecretaris van Economische Zaken. Het woord is aan mevrouw Leijten namens de fractie van de SP.

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Er bestaat een bestuursrechtelijk premieregime. Als je een tijd je premie niet hebt kunnen betalen, kom je in een soort boeteregime terecht. Het idee was dat dit zo angstaanjagend zou zijn dat mensen er nooit in terecht zouden komen. Dat was de filosofie in 2009. We zien nu echter dat zo'n honderdduizend mensen vanaf het begin al in het regime zitten. Dan betaal je 150% van de premie. Dat is wel erg veel. Nu wil de minister daar wat aan gaan doen. Dat is goed. We hadden graag gewild dat ze iets sneller ging, maar dat debat is geweest. Over de voorliggende regeling hebben wij al schriftelijk overleg gevoerd. Daarin hebben wij gevraagd om ervoor te zorgen dat er niet te veel verschillen gaan ontstaan in procedures van zorgverzekeraars en gemeenten. Wij hebben onvoldoende scherp gekregen dat het uitstromen voor iedereen gaat gelden. Daarom dienen wij twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de uitstroom uit het bestuursrechtelijk premieregime mede afhankelijk is van de bereidwilligheid van zorgverzekeraars;

constaterende dat zorgverzekeraars ieder voor zich aanvullende eisen kunnen stellen aan de uitstroom;

verzoekt de regering, te voorkomen dat zorgverzekeraars ieder voor zich aanvullende eisen gaan stellen aan de uitstroom van mensen uit het bestuursrechtelijk premieregime,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 739 (29689).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regeling om mensen uit het bestuursrechtelijk premieregime te laten stromen per gemeente sterk kan verschillen;

overwegende dat gemeenten bij de uitvoering van de regeling van elkaar kunnen leren;

van mening dat de meest effectieve maatregelen tot norm moeten worden verheven;

verzoekt de regering, na een jaar te evalueren welke maatregelen het meest effectief zijn en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 740 (29689).

Mevrouw Bouwmeester ziet af van het woord. Wij wachten even totdat de minister de moties heeft ontvangen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Schippers:
Voorzitter. De regeling zou 1 juli zijn ingegaan, maar dat is uitgesteld vanwege dit VSO. Ik denk dat het wel belangrijk is dat de regeling snel ingaat, want het aantal wanbetalers zakt van 335.000 eind 2014 naar 303.000 op 1 mei. In het ziekenfonds zaten wij op 2,5% wanbetalers. In deze regeling zitten wij op 2,2%. Het gaat dus goed. Waarom gaat het goed? Dat is gedeeltelijk te danken aan een zorgverzekeraar die de bestuursrechtelijke premie van een groep wanbetalers met een betalingsregeling heeft opgeschort. Als die betalingsregeling is voldaan, dan stromen die mensen definitief uit. Je ziet dat dat echt werkt. Deze regeling gaat daarbij helpen. Ik heb er dus verwachtingen van.

Mevrouw Leijten wil voorkomen dat zorgverzekeraars ieder voor zich aanvullende eisen gaan stellen aan de uitstroom. Deze regeling is tot stand gekomen na intensief overleg met gemeenten, met de schuldhulpverlening, met de verzekeraars. Iedereen heeft zich eraan gecommitteerd. Verzekeraars gaan geen aanvullende eisen stellen, want zij hebben zich eraan gecommitteerd dat zij dat niet zullen doen. Ik ontraad de motie op stuk nr. 739.

In de motie op stuk nr. 740 vraagt mevrouw Leijten om na een jaar te evalueren welke maatregelen het meest effectief zijn. Ik kan dat prima doen. Ik laat het oordeel over die motie aan de Kamer.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik ben er altijd voor om met zo veel mogelijk partijen te overleggen om te komen tot de best werkzame procedure om zoiets weerbarstigs als het aantal mensen dat heel lang in zo'n boeteregime zit, af te bouwen. Dat is dus prima. Ik heb bij de wetsbehandeling ook gezegd dat ik dat een goed voorstel vind, maar wij zien nu dat er zorgverzekeraars zijn die zich onttrekken aan de regeling. Dat heb ik ook in de schriftelijke behandeling met de minister gewisseld. De minister heeft in het schriftelijk overleg gezegd dat het mogelijk is om aanvullende eisen te stellen. Dat vind ik een achilleshiel. Daarom verzoek ik de minister om dit toch uit te schakelen. Er zijn zorgverzekeraars die er de vruchten van kunnen plukken als het goed gaat, maar die zich hieraan onttrekken als zijzelf iets moeten doen. Dat voelt niet goed. Daarom vraag ik de minister om toch te zeggen dat zij zo goed mogelijk uitvoering gaat geven aan die eerste motie. De minister kan het oordeel over de motie ook aan de Kamer laten, maar zeggen dat de motie overbodig is klopt niet helemaal.

Minister Schippers:
Ik heb die signalen helemaal niet. Wij hebben juist eendrachtig met de zorgverzekeraars aan deze regeling gewerkt. De zorgverzekeraars hebben er zelf overigens ook enorm baat bij dat het goed gaat. De eerste stap die gezet is, gaat heel goed. Ik heb dus ook grote verwachtingen van deze regeling. Ik ben ook blij dat wij dit VSO hebben, zodat alles snel in gang gezet kan worden. De verzekeraars hebben zich hier allemaal aan gecommitteerd. Ik zie hier dus geen probleem.

Mevrouw Leijten (SP):
Deze motie komt voort uit een schriftelijk overleg waarin duidelijk is geworden dat zorgverzekeraars zich aan de regeling onttrekken of aanvullende eisen stellen. De minister zegt dat zij dat onwenselijk vindt, maar dat zij zulke goede afspraken heeft gemaakt dat het niet zal gebeuren. Dan kun je zeggen dat de motie overbodig is, maar de minister zou de Kamer ook aan kunnen raden om de motie aan te nemen omdat die haar een goede steun in de rug geeft voor het geval het misloopt in de afspraken, als zorgverzekeraars toch andere dingen gaan doen dan afgesproken was. Als wij dat laatste doen, kan de minister het oordeel aan de Kamer laten en kunnen wij als Kamer vervolgens bekijken of er een meerderheid voor is.

Minister Schippers:
Alle zorgverzekeraars hebben zich hieraan gecommitteerd. Als ik ontdek dat zorgverzekeraars zich aan de regeling onttrekken of dat zij niet doen wat wij met elkaar hebben afgesproken, kan mevrouw Leijten erop rekenen dat ik ze daarop meteen fors zal aanspreken, maar wij hebben jaren met elkaar aan deze regeling gewerkt. Laten wij die nu gewoon in gang zetten. Ik heb mevrouw Leijten in antwoord op haar tweede motie net toegezegd dat ik ga evalueren. Dat zal ik ook doen, maar nu wij het commitment van alle verzekeraars hebben, gaat deze regeling gewoon uitgevoerd worden zoals wij hebben afgesproken.

De voorzitter:
Mevrouw Bouwmeester, heel kort.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Heel kort en technisch: wij hebben hier een debat gehad over één zorgverzekeraar die zich onttrok aan een regeling, maar ik begrijp dat de minister nu zegt dat ook die is bijgedraaid.

Minister Schippers:
Daarover heb ik de Kamer een brief geschreven. Wij hebben hierover een debat gehad waarin ik fout zat. Ik heb de Kamer in mijn brief geschreven dat die verzekeraar hier besproken was, maar dat wat ik daarover gezegd had, onjuist was. Ik ben daarvoor door het stof gegaan en wil dat best nog een keer doen, want het is heel vervelend als zoiets gebeurt en als je toevallig die verzekeraar bent. Geen enkele verzekeraar heeft zich hieraan onttrokken. Iedere verzekeraar heeft zich hieraan gecommitteerd. Ik houd verzekeraars daar natuurlijk aan.

De voorzitter:
Ik dank de minister van VWS voor haar beantwoording. Over de moties wordt aan het einde van deze vergaderdag gestemd.

Pakketbeheer

Pakketbeheer

Aan de orde is het VAO Pakketbeheer (AO d.d. 16/06).


Termijn inbreng

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Zorgverzekeraars kunnen via de polissen die zij maken en via de manier waarop zij met de service omgaan, een soort van selectieprocedure hebben. Zo heb je verzekeringen die alleen voor hogeropgeleiden zijn, verzekeringen waarbij je je kind niet kunt inschrijven, en verzekeringen waarbij geen telefoonnummer vermeld is en je alles via internet moet doen. Officieel moeten ze iedereen toelaten, maar ze heeft het zo opgezet dat ze bepaalde groepen wel aanspreekt en bepaalde groepen niet. Laten ze nou juist die groepen niet aanspreken die duur zijn in de schadelast, dus drukken op de winst.

Er zijn nog twee andere elementen die risicoselectie met zich meebrengen. Daarover wil ik graag twee moties indienen. De eerste gaat over de budgetpolis.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de budgetpolis een belangrijk instrument voor risicoselectie door zorgverzekeraars blijkt te zijn;

overwegende dat zorgverzekeraars een acceptatieplicht hebben en dat risicoselectie niet is toegestaan;

verzoekt de regering, een eind te maken aan de budgetpolis,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 741 (29689).

Mevrouw Leijten (SP):
Het vrijwillig eigen risico is ook een instrument voor risicoselectie. Juist gezonde mensen die verwachten geen zorgkosten te hebben, krijgen een lagere premie door een hoog vrijwillig eigen risico te aanvaarden. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het vrijwillig eigen risico een belangrijk instrument voor risicoselectie door zorgverzekeraars blijkt te zijn;

overwegende dat zorgverzekeraars een acceptatieplicht hebben en dat risicoselectie niet is toegestaan;

verzoekt de regering, een eind te maken aan het vrijwillig eigen risico,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 742 (29689).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dit is toch het VAO Pakketbeheer? Dit zijn allemaal risicovereveningsmoties. We kunnen het omwisselen, maar dan pak ik nu mijn risicovereveningsmoties.

Mevrouw Leijten (SP):
Heb ik de verkeerde moties voorgelezen? We hebben er vijf achter elkaar. Dit is volledig mijn fout.

De voorzitter:
Ik heb u vriendelijk aangekeken en waarschijnlijk niet goed geluisterd.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik was ook verbaasd, want ik dacht dat mevrouw Bruins Slot eerder was bij het VAO Risicoverevening.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dat klopt. Ik ben de eerste aanvrager van het VAO Risicoverevening.

Mevrouw Leijten (SP):
Moet ik andersom doen?

De voorzitter:
Nee, we gaan het niet opnieuw doen. Deze moties zijn ingediend.

Risicoverevening/risicoselectie

Risicoverevening/risicoselectie

Aan de orde is het VAO Risicoverevening/risicoselectie (AO d.d. 22/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Dit is inderdaad nu het VAO Risicoverevening/risicoselectie. Ik geef graag feitelijk als tweede, maar als eerste aanvrager het woord aan mevrouw Bruins Slot namens het CDA.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Dat is een mooie omschrijving: feitelijk als tweede, maar toch als eerste. Dat zou bij sportwedstrijden soms ook leuk zijn. Ik heb drie moties over de risicoverevening.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat overcompensatie van jonge verzekerden onder de huidige risicoverevening plaatsvindt;

overwegende dat het weghalen van de overcompensatie voor jonge verzekerden of beter het juist compenseren van jonge verzekerden mogelijkerwijs tot een betere compensatie voor chronisch zieken leidt;

verzoekt de regering, een onderzoek te laten uitvoeren naar de overcompensatie van jonge verzekerden en de Tweede Kamer hierover voor het algemeen overleg pakketbeheer 2018 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 743 (29689).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voor de duidelijkheid, voordat mensen het dictum verkeerd uitleggen: het gaat dus over het algemeen overleg dat we in 2017 hebben over het pakketbeheer in 2018.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voornemens is, de geestelijke gezondheidszorg en wijkverpleging per 1 januari 2017 risicodragend door zorgverzekeraars te laten uitvoeren en de ex-postbandbreedteregeling voor de geestelijke gezondheidszorg en de wijkverpleging te laten vervallen;

overwegende dat de kwaliteit van de ex-antemodellen voor risicoverevening in de geestelijke gezondheidszorg en de wijkverpleging nog onvoldoende ontwikkeld zijn;

verzoekt de minister, de ex-postbandbreedteregeling voor zowel de geestelijke gezondheidszorg als de wijkverpleging zo lang in stand te houden als nodig is om goede inhoudelijke criteria te ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 744 (29689).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Dan de laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voornemens, is de onorthodoxe verdeelcriteria (t-1) per 1 januari 2019 voor zowel de wijkverpleging als de ggz te laten vervallen;

overwegende dat het laten vallen van deze onorthodoxe verdeelcriteria pas kan als er goede inhoudelijke criteria zijn ontwikkeld;

verzoekt de minister, de onorthodoxe verdeelcriteria (t-1) te behouden zolang er geen goede inhoudelijke criteria voor de risicoverevening zijn ontwikkeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins Slot en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 745 (29689).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Wij hebben maar twee minuten, maar ik had eigenlijk heel graag de achtergrond en het belang van deze moties willen uitleggen, zodat iemand die toevallig hiernaar luistert ook zou begrijpen wat de bandbreedteregeling, de onorthodoxe verdeelcriteria en de t-1-verdeelsystematiek zijn. Maar helaas resteert mij nog maar één seconde, dus dat kan ik niet doen.

De voorzitter:
Maar misschien kunnen ze u een mail sturen. Dan kunt u het uitleggen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Daar heb ik in het zomerreces weer de tijd voor. Dus dank, voorzitter, voor deze suggestie.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. Ik heb een tweetal moties. Ik zal het kort houden. Ik zal ze niet inleiden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het nog onduidelijk is in hoeverre het invoeren van Solvabiliteit II invloed zal hebben op de risicoselectie binnen de Zorgverzekeringswet;

van mening dat risicoselectie zeer onwenselijk is en dit nauwlettend in de gaten gehouden dient te worden;

verzoekt de regering, jaarlijks te (laten) monitoren wat de invloed is van Solvabiliteit II op de risicoselectie, en de Kamer hierover te informeren, te beginnen met een nulmeting op 1 januari 2017,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 746 (29689).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
De volgende motie is:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering zorgverzekeraars volledig risicodragend wil maken voor de curatieve ggz per 1 januari 2017;

van mening dat de vereveningssystematiek (nog) niet passend genoeg is om verzekeraars te compenseren voor de groep verzekerden die langdurig, intensief gebruikmaakt van de curatieve ggz;

van mening dat strikt gemonitord dient te worden dat er geen risicoselectie op deze groep plaatsvindt zolang de verevening voor de (curatieve) ggz wordt doorontwikkeld;

verzoekt de regering, dit onderwerp specifiek mee te nemen in de monitor risicoselectie en de Kamer hierover jaarlijks te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 747 (29689).

Wij wachten weer even een momentje totdat de minister alle moties heeft, zodat zij haar oordeel kan geven.

De minister kan beginnen haar oordeel te geven over de moties.


Termijn antwoord

Minister Schippers:
Voorzitter. Wij hebben hier heel erg uitgebreid over gediscussieerd in het algemeen overleg. Vandaar dat ik vrij snel kan reageren.

De motie-Leijten op stuk nr. 741 vraagt een einde te maken aan de budgetpolis. Wat de budgetpolis is, weten wij niet precies. Het gaat wel over selectieve contractering. Het onderzoek van de NZa geeft geen argumenten voor deze motie, omdat daaruit blijkt dat er veel breder wordt gecontracteerd dan je zou verwachten bij een budgetpolis. Dus ik wil deze motie echt ontraden.

De motie-Leijten op stuk nr. 742 vraagt een einde te maken aan het vrijwillige eigen risico. Wij hebben op verzoek van de Kamer een onderzoek ingesteld naar het eigen risico. Dat komt na het reces. Het CPB doet dat onderzoek. Het eigen risico heeft ook voordelen. Ik vind het belangrijk om het onderzoek naar het vrijwillige eigen risico eerst af te wachten en ontraad dus de motie.

De motie-Bruins Slot op stuk nr. 743 verzoekt de regering een onderzoek te laten uitvoeren naar de overcompensatie van jonge verzekerden. Wij betalen allemaal premie. Wij compenseren verzekeraars met veel mensen met hoge lasten, want die moeten zij voor dezelfde premie accepteren. Zij mogen daar geen risicoselectie op doen. Ze hebben ook een acceptatieplicht. Dus er is geen sprake van overcompensatie van jonge verzekerden. Er is wel sprake van ondercompensatie van andere groepen verzekerden. Daar doen wij intensief onderzoek naar. Ik denk dat er weinig intensief onderzoek is gedaan in het verleden. In die zin doen wij massaal onderzoek naar onder- en overcompensatie. Dus ik zou deze motie willen ontraden.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Nu merk je dat het zich wreekt dat er relatief weinig tijd was om deze motie toe te lichten. Met deze motie bedoel ik dat in het systeem indirect overcompensatie plaatsvindt voor jonge verzekerden. Dat blijkt waarschijnlijk uit het systeem van de risicoverevening. Mijn vraag is of daar beter onderzoek naar gedaan kan worden.

Minister Schippers:
Een jonge verzekerde betaalt premie. De verzekeraar verdient daar relatief aan, omdat de premie een gemiddelde is voor alle verzekerden. Met het onderzoek proberen we dit te compenseren. Indirect zit deze notie daar dus altijd in, want we bekijken altijd voor welke groepen meer kosten worden gemaakt dan de premie die de verzekeraars daarvoor krijgen. Bij deze groep is sprake van meerkosten. Dat hoeven we niet te onderzoeken; dat weten we. We onderzoeken waar we een verzekeraar moeten compenseren, opdat hij geen risicoselectie gaat toepassen en geen tekorten krijgt op die groep.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Mijn verzoek is dus om die groep, waarvan we dat weten, beter te onderzoeken om te bekijken of je, als je daarop gaat sturen, ook iets bereikt voor de chronisch zieken en gehandicapten. Dat is dus het omdraaien van de aanvliegroute. Het leek mij interessant om dat nader te bezien.

Minister Schippers:
Ik denk dat het echt weinig zinvol is om dat onderzoek te doen, want we weten al dat iemand die jong is, meer geld binnenbrengt dan hij opsoupeert. Als je de groepen die verlieslatend zijn, vooraf kunt identificeren, kun je daar iets aan doen in de compensatie. Daar is het onderzoek dus op gericht en daar wil ik het onderzoek ook op gericht houden. Ik blijf dus bij mijn oordeel.

De voorzitter:
Wat was uw oordeel?

Minister Schippers:
Ik ontraad de motie op stuk nr. 743.

In de motie op stuk nr. 744 wordt verzocht om de ex-postbandbreedteregeling voor zowel de ggz als de wijkverpleging zo lang in stand te houden als nodig is om goede inhoudelijke criteria te ontwikkelen. Dat gebeurt ook. Ik heb in politiek opzicht alleen gezegd dat wij er wel druk op moeten houden dat deze criteria uiteindelijk weggaan, want anders zullen zij een perverse prikkel vormen voor de verzekeraar. Ik heb dus niet nu al beleidsvoornemens om die regeling af te schaffen. Deze motie is in die zin overbodig, want ik heb op dat punt niets ingediend.

Dat ligt anders bij de volgende motie, de motie op stuk nr. 745. Daarmee verzoekt mevrouw Bruin Slot om t-1 te behouden zolang er geen goede inhoudelijke criteria voor de risicoverevening zijn ontwikkeld. De AMvB waarmee bandbreedteregeling is afgeschaft, is vorig jaar al aangenomen door de Kamer. Die afschaffing treedt ook gewoon in werking. Ik vind het ook heel goed dat we dat doen, want met de compensatie zoals wij die nu toepassen bij de risicoverevening, lijden de verzekeraars daar op populatieniveau eigenlijk geen verlies op. We moeten t-1 wel zo snel mogelijk vervangen, maar ik zou deze motie dus willen ontraden.

Met de volgende motie wordt verzocht om de invloed van Solvency II op de risicoselectie te monitoren en de Kamer daarover te informeren.

De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 746.

Minister Schippers:
Dat is de motie op stuk nr. 746 van mevrouw Dijkstra. Solvency II wordt in Europees verband geëvalueerd. In de motie wordt gevraagd om dat jaarlijks te doen. Ik vind het wat ver gaan om dat echt jaarlijks te gaan doen. De NZa doet wel onderzoek naar risicoselectie. Volgens mij is zij nu aan haar derde onderzoek toe. Dit is dus geen onontgonnen gebied, maar ik vind dat het wel heel erg veel van de capaciteit zou eisen om dit onderzoek jaarlijks te herhalen.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Wat zou de minister wel een goede regelmaat vinden?

Minister Schippers:
Ik zou dat even moeten navragen, want ik kan de hiervoor benodigde capaciteit niet inschatten. Ik krijg alleen het bericht dat het echt heel veel capaciteit zou vergen als je dit ieder jaar zou doen. Dat moeten we dus niet willen, maar ik zal even nagaan wat een redelijke cyclus zou kunnen zijn.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Is het een idee om in de motie te zetten: zo vaak als mogelijk? Dan kan dat later worden ingevuld.

Minister Schippers:
U kunt ook zeggen: periodiek, want dan zit er een zekere regelmaat in. Als u dat doet, laat ik het oordeel aan de Kamer.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Prima.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u wilt nog iets zeggen over een van uw eigen moties?

Mevrouw Leijten (SP):
Ik wil mijn motie op stuk nr. 742 aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Leijten stel ik voor, haar motie (29689, nr. 742) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schippers:
In de motie-Pia Dijkstra op stuk nr. 747 wordt verzocht om specifiek het onderwerp van de curatieve ggz mee te nemen in de monitor, diezelfde monitor waar we het nu over hebben. Als dat technisch mogelijk is, ben ik daartoe bereid. Ik zal eerst moeten kijken of het technisch kan.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Kan de minister dat op korte termijn laten weten?

Minister Schippers:
Ik ga u dat heel snel laten weten, nog vandaag.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Prima, dan hoef ik de motie niet aan te houden.

De voorzitter:
Als het mogelijk is, zult u het oordeel aan Kamer laten?

Minister Schippers:
Als het mogelijk is, ja.

De voorzitter:
Dan komt het advies nog.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties wordt vanavond aan het eind van de vergadering gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Elias

Pakketbeheer

Pakketbeheer

Aan de orde is het VAO Pakketbeheer (AO d.d. 16/6).

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. We hebben een debat gevoerd over het pakket. We hebben het ieder jaar over de vraag wat er wel of niet wordt vergoed. Het goede is dat de minister kijkt naar die vergoedingen die onder plastische chirurgie, cosmetische chirurgie of cosmetische aanpassingen vallen, maar die niet zijn bedoeld om mooi te maken, maar om heel te maken. Dat vind ik een positieve stap. We hebben daar lang over gesproken. Er is echter een ding dat nog jammerlijk achterblijft en dat is de borstprotheses voor mensen die van man vrouw worden. Ik heb daar een motie over.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat alleen transgenders met agenesie of aplasie van de borst in aanmerking komen voor het plaatsen van borstprotheses;

overwegende dat de kans hierop vrijwel nihil is;

overwegende dat de transgendergroep duidelijk af te bakenen is en de kosten derhalve beperkt en controleerbaar zijn;

van mening dat ook secundaire geslachtskenmerken zoals borsten, onderdeel uit dienen te maken van de transformatie van man naar vrouw;

verzoekt de regering, ook borstprotheses voor transgenders te vergoeden vanuit het basispakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten, Pia Dijkstra en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 748 (29689).

Mevrouw Leijten (SP):
Dan nog een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bewezen effectieve geneesmiddelen en behandelingen instromen in het verzekerde pakket, maar dat dit voor preventieve maatregelen niet het geval is;

overwegende dat voorkomen beter is dan genezen;

verzoekt de regering, het Zorginstituut opdracht te geven om ook bewezen effectieve preventieve maatregelen in het verzekerde pakket op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 749 (29689).

Mevrouw Bruins Slot (CDA):
Voorzitter. Ik heb een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ministerie van VWS met de zorgverzekeraars heeft afgesproken dat zorgverzekeraars onderling pakketduidingen zullen uitvoeren;

overwegende dat er een groot verschil is tussen de duiding voor een individuele verzekerde en duidingen over het wel of niet toelaten van zorg in het basispakket;

overwegende dat het Zorginstituut Nederland is aangewezen om op basis van de praktijk en stand van de wetenschap te adviseren over wel of geen toelating in het basispakket;

van mening dat duiding over het wel of niet toelaten van zorg in het basispakket onafhankelijk dient plaats te vinden;

verzoekt de regering om per 1 januari 2017 de duidingen over het wel of niet toelaten van zorg in het basispakket uit te laten voeren door het Zorginstituut Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 750 (29689).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om het eerstelijnsverblijf per 1 januari 2017 van de Wlz over te hevelen naar de Zorgverzekeringswet, waar het gelijk risicodragend wordt uitgevoerd en samengevoegd met het budget voor de geriatrische revalidatiezorg;

constaterende dat het budget voor eerstelijnsverblijf de afgelopen twee jaar is verdubbeld;

overwegende dat het gelijk risicodragend uitvoeren van het eerstelijnsverblijf de risicoverevening verder onder druk zet, omdat van het eerstelijns verblijf voornamelijk ouderen en chronisch zieken gebruik moeten maken;

verzoekt de regering, het eerstelijnsverblijf de komende jaren met een ex-postbandbreedteregeling in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 751 (29689).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. Ook van de kant van D66 een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jaarlijks ruim 100.000 mensen in Nederland de diagnose kanker krijgen en een derde van deze patiënten behoefte heeft aan psychosociale oncologische zorg, waaronder mensen met een aanpassingsstoornis;

overwegende dat de richtlijn "Aanpassingsstoornis bij mensen met kanker" door een duidelijke afbakening van de doelgroep én overeenstemming over de behandeling van de aanpassingsstoornis, zorgt voor een verbetering van de kwaliteit van oncologische zorg, en bijdraagt aan zinnige en zuinige toepassing daarvan;

van mening dat het opnemen van aanpassingsstoornissen in het basispakket wenselijk is om tegemoet te komen aan de benodigde psychosociale zorg bij ernstige somatische oncologische aandoeningen;

van mening dat dit bijdraagt aan een betere re-integratie;

verzoekt de regering, na registratie van de richtlijn Aanpassingsstoornis bij mensen met kanker in het register van het Zorginstituut Nederland, in 2017 een twee jaar durende pilot uit te voeren waarin aanpassingsstoornisbehandelingen mogelijk zijn voor patiënten met een somatische oncologische aandoening, zodat inzicht verkregen kan worden in de omvang van de doelgroep, het moment van zorgbehoefte en de daadwerkelijke kosten die hiermee gemoeid gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pia Dijkstra en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 752 (29689).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Mijn tweede motie is een korte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Hoge Raad bepaald heeft dat er een breed aanbod dient te zijn van dieetpreparaten;

van mening dat smaak- en geurvoorkeuren niet voor iedereen hetzelfde zijn;

van mening dat dieetpreparaten die aan de persoonlijke voorkeuren tegemoet komen, therapietrouw bevorderen;

verzoekt de regering, een ruim aanbod van dieetpreparaten van verschillende aanbieders te waarborgen buiten het eigen risico,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 753 (29689).

De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Bouwmeester namens de fractie van de Partij van de Arbeid. U ziet: we houden het tempo er flink in.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Voorzitter. We hebben een debat gevoerd over het verzekerd zorgpakket. Dat is dit jaar weer breder geworden en uitgebreid, en is ook nog eens toegankelijk voor iedereen. Desondanks dien ik toch nog één motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de NZa aangeeft dat zorgverzekeraars vooral de zorg inkopen op prijs en onvoldoende op basis van kwaliteit;

van mening dat inkoop van zorg en hulpmiddelen niet alleen op basis van objectieve kwaliteitscriteria moet plaatsvinden, maar dat ook de subjectieve ervaring c.q. beleving van patiënten moet worden meegenomen;

overwegende dat de minister in de discussie rondom het aanbod van dieetpreparaten heeft aangegeven dat er een breed aanbod van hulpmiddelen beschikbaar moet zijn;

overwegende dat zorgverzekeraars op dit moment niet verplicht zijn een breed aanbod te vergoeden;

verzoekt de regering, de NZa opdracht te geven de inkoopnorm zodanig vorm te geven dat de door verzekerden, patiënten en zorgverleners ervaren kwaliteit wordt meegewogen zodat een breed aanbod gegarandeerd wordt, en de Kamer te laten weten op welke wijze dit gebeurt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 754 (29689).

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Ik heb nog een minuut, zie ik. De kern van deze motie is dat er een "breed aanbod" moet zijn, maar dat niet is gedefinieerd wat "breed" is. Het moet samen worden vormgegeven, maar er is ook niet gedefinieerd op welke manier. De intentie van onze motie is dus om daar een bredere duiding aan te geven, zodat een zorgverzekeraar niet kan zeggen: u kunt kiezen uit A en B, en dat vind ik breed.

De voorzitter:
Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de termijn van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Schippers:
Voorzitter. Ik hecht er toch wel aan om even te benadrukken dat wij nu, na jaren praten over wat er uit het pakket moet en een regeerakkoord waarin stond dat er 1,5 miljard uit het pakket gehaald moest worden, een heel verhaal met moties hebben over wat er nog extra in het pakket moet. Dat wilde ik even met elkaar markeren.

In de motie op stuk nr. 748 wordt de regering verzocht om ook borstprotheses voor transgenders te vergoeden vanuit het basispakket. Hier is in het AO ook met elkaar over gesproken. Die vergoeding zit niet in de voorstellen van het kabinet. Ik heb wel gezegd dat het Zorginstituut een overleg bijeenroept van plastisch chirurgen, zorgverzekeraars en vertegenwoordigers van transgenders over de specifieke indicatie voor borstimplantatie bij transvrouwen en mogelijke operationalisering daarvan. Ik ga die gesprekken niet doorkruisen. Ik hecht er zeer aan dat we dat met elkaar goed en, als het even kan, nog beter doen. Ik wil deze motie dus ontraden.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik denk dat het goed is om deze motie wel in stemming te laten komen, omdat het een uitgesproken wens is van een meerderheid in de media dat mensen die van man vrouw worden ook de laatste stap, de borsten, vergoed krijgen. Het gaat om een kleine groep op jaarbasis.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten, u weet hoeveel druk er op de agenda staat. Als u korte vragen hebt, stel die aan de minister. Maar laten we hier nou geen hele verhalen gaan houden, want dan wordt het echt 5.00 uur morgenochtend. Gaat u gang.

Mevrouw Leijten (SP):
Dat wordt het ook als de voorzitter er veel doorheen praat, wil ik maar even zeggen.

De minister heeft altijd gezegd dat er onvoldoende criteria waren om de groep vast te omschrijven. Volgens mij is het heel simpel om de groep vast te omschrijven. Ik wil dus dat zij in het gesprek dat zij heeft de vraag neerlegt hoe die groep zo vast mogelijk omschreven kan worden. Daar moet geen ruis worden opgeworpen, maar er moet gewoon een oplossing worden gevonden.

Minister Schippers:
Het Zorginstituut Nederland praat niet met alle partijen om geen oplossing te vinden; zij zijn natuurlijk met elkaar op zoek naar een oplossing. Er is echter wel een verschil tussen een subsidieregeling en het pakket. Op het pakket kan een beroep worden gedaan en dan heeft betrokkene een andere positie voor de rechter. Wij hebben daarover uitgebreid gesproken. Ik blijf erbij dat ik de motie ontraad. Overigens wijs ik erop dat alles wat in het pakket moet worden opgenomen, van een dekking moet worden voorzien. De Kamer moet dan ook een dekking aangeven voor alle moties waarin om uitbreiding van het pakket wordt gevraagd.

In de motie op stuk nr. 749 van mevrouw Leijten wordt de regering verzocht het Zorginstituut opdracht te geven ook bewezen effectieve preventiemaatregelen in het verzekerde pakket op te nemen. Ik wijs erop dat die wel in het pakket zitten en verwijs als voorbeeld naar de programma's voor stoppen met roken en de dieetadvisering. Wij hebben voor allerlei ziektebeelden preventie in het pakket opgenomen. Als zich iets aandient, moet het Zorginstituut dat net zo behandelen als allerlei andere zaken. Ik ga niet expliciet aan het Zorginstituut vragen om nieuwe uitbreidingen voor het pakket te zoeken. Daarom ontraad ik deze motie.

In de motie op stuk nr. 750 van mevrouw Bruins Slot wordt de regering verzocht om per 1 januari 2017 de duidingen over het wel of niet toelaten van zorg in het basispakket te laten uitvoeren door het Zorginstituut Nederland. Dit heeft betrekking op de manier waarop pakketduidingen worden uitgevoerd door de zorgverzekeraars. Zo is ons systeem opgebouwd: het Zorginstituut adviseert de minister wat in het pakket gaat, de minister stelt het vast en uiteindelijk moet de zorgverzekeraar toetsen of hetgeen hij vergoedt, ook tot het zorgverzekerde pakket hoort. Het is ongelooflijk belangrijk dat wij dat daar laten. Deze motie lijkt misschien onschuldig, maar is dat niet. Dit vraagt om een vracht mensen die dit bij het Zorginstituut zouden moeten gaan doen. Het probleem is wel dat zorgverzekeraars dat samen moeten doen. Ik heb de Kamer laten weten dat wij een aparte procedure hebben opgesteld waarin zorgverzekeraars dit samen kunnen doen. Als er twijfel is, gooi het dan in de groep met elkaar. Als dan echt de vraag is of in het pakket hoort, ga je naar het Zorginstituut. Het Zorginstituut stelt dit dan vast met zijn pakketdeskundigen. Ik ontraad deze motie dus echt.

In de motie op stuk nr. 751 van mevrouw Bruins Slot wordt de regering verzocht het eerstelijnsverblijf de komende jaren met een ex-postbandbreedteregeling, zoals in ggz en wijkverpleging, in te voeren. Ik ontraad deze motie. In het gesprek met verzekeraars en aanbieders is geen probleem gebleken. Het is bovendien in lijn met het regeerakkoord om dit niet te doen.

In de motie op stuk nr. 752 van mevrouw Dijkstra en de heer Van Weyenberg wordt de regering gevraagd om een pilot na registratie van de richtlijn Aanpassingsstoornis bij mensen met kanker. Ik heb toegezegd dat ik de Kamer voor de begrotingsbehandeling zal informeren over een pilot met betrekking tot psychosociale zorg op voorstel van het KWF. Ik vraag de indieners om de motie aan te houden tot ik met een voorstel daartoe kom. Dan kunnen zij aangeven of zij het daar wel of niet mee eens zijn.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ik zal de motie aanhouden.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Pia Dijkstra stel ik voor, haar motie (29689, nr. 752) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schippers:
In de motie op stuk nr. 753 van mevrouw Dijkstra wordt de regering gevraagd een ruim aanbod van dieetpreparaten, van verschillende aanbieders, te waarborgen buiten het eigen risico. De verzekeraar moet een ruim aanbod hebben; daarover heeft de rechter ook een uitspraak gedaan. Ik ben daar blij mee, want zo is het echt duidelijk dat dit moet worden aangeboden. In de motie staat wel "van verschillende aanbieders". Ik meen dat wij moeten vrijlaten wie dat moeten zijn. De essentie is dat er genoeg keuze moet zijn. Ik ontraad de motie omdat daarin sprake is van "verschillende aanbieders".

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Dat was nu precies het heikele punt dat wij hebben gewisseld tijdens het algemeen overleg. Ik heb toen gezegd dat het nogal wat uitmaakt of je muesli van het ene of van het andere merk eet. Dat is ook heel erg een kwestie van smaak. Het onderwerp van onze gedachtewisseling was dat er weliswaar sprake is van allerlei verschillende producten met verschillende smaken, maar dat ze afkomstig zijn van één producent. Ik vind het juist belangrijk dat ook daarin meer keuze mogelijk is.

De voorzitter:
Wat is uw vraag aan de minister?

Minister Schippers:
Ik vind het heel belangrijk dat we een breed aanbod hebben. Dat brede aanbod moet allerlei soorten smaken en samenstellingen hebben. Dat wij dat aanbod breed hebben moet toetsbaar zijn en door de NZa gecontroleerd worden. Wie dan de aanbieder is, vind ik niet relevant. Wat ik relevant vind is: heeft de patiënt voldoende keuze? Je kunt ook verschillende aanbieders hebben terwijl de keuze er eigenlijk niet is. Het gaat mij om de keuze. Die staat voor mij centraal. Ik wil de motie toch ontraden.

De voorzitter:
Ik stel voor naar de volgende motie te gaan.

Minister Schippers:
In de motie op stuk nr. 754 word ik verzocht om de inkoopnorm zodanig vorm te geven dat de door verzekerden, patiënten en zorgverleners ervaren kwaliteit wordt meegewogen. Het arrest van de Hoge Raad schrijft voor dat er voldoende ruim aanbod moet zijn. Hier hebben verzekeraars zich ook aan te houden. Dat laat onverlet dat een verzekeraar bij sommige dieetpreparaten mag bepalen dat er een eigen risico is of dat dat preparaat daarvan juist vrijgesteld is. Dat kunnen ze volgens de wet ook. Ik weet niet precies wat ik met deze motie moet. Er staat eigenlijk dat er zodanig vormgegeven moet worden dat door verzekerden ervaren kwaliteit wordt meegewogen. Dat hebben we met elkaar al geregeld. Dat was het beroemde amendement van mevrouw Dijkstra in de wet op artikel 13. Die heb ik gewoon omgezet in regulering. Dat is dus geborgd. Ik heb net aangegeven wat het arrest zegt over het brede aanbod. Verder wordt er verzocht de Kamer te laten weten op welke wijze dit gebeurt. We hebben aan de NZa gevraagd om ieder jaar aan te geven hoe dat is gebeurd. De NZa doet daar dus verslag van. Dus wat is hier nieuw?

De voorzitter:
Heel kort graag weer.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
De definitie van "breed" is niet ingevuld, net zomin als de definitie van "zorgplicht". Een zorgverzekeraar kan zeggen dat er een breed pakket van drie smaken is, maar wij vinden dat dan niet breed. Wij willen dus dat die norm nader wordt ingevuld. Als de minister zegt dat ze met een nadere duiding komt of aan de NZa gaat vragen de duiding van "breed" aan te geven, dan is dat de intentie. Dat zeg ik nadrukkelijk, want we kennen de Nutricia-lobby. Die wil verschillende smaken van verschillende merken, want daar hebben ze een bedrijfsbelang. Ik sta hier niet voor een bedrijfsbelang, maar ik wil wel dat "breed" ook echt "breed" is en dat moet gedefinieerd worden, anders krijgen we daar achteraf discussie over. Mijn vraag aan de minister is of ze daar een praktische oplossing voor kan toezeggen. Als dat zo is, dan is de motie overbodig.

Minister Schippers:
Nee, want de Hoge Raad heeft nou juist hierover een uitspraak gedaan. De Hoge Raad heeft daar meer duiding aan gegeven. Wij hebben gezegd: de NZa moet die duiding natuurlijk oppakken, moet hiermee aan de slag en moet dat gaan controleren. Het is juist daar waar dat minder duidelijk was na de uitspraak van de Hoge Raad duidelijk geworden. Als ik daar nog eens overheen ga, dan kom ik met hetzelfde, maar dat voegt eigenlijk niks toe.

De voorzitter:
Dus wat is uw advies?

Minister Schippers:
Ik ontraad de motie.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):
Dan heb ik nog de vraag: wat is volgens de minister de definitie van "breed"?

Minister Schippers:
Daar is een arrest over geweest van de Hoge Raad. Ik zie mevrouw Bouwmeester nee schudden, maar dat is wel gebeurd.

De voorzitter:
Over feiten gaan we in ieder geval niet in discussie. Wij zijn aan het einde gekomen van dit VAO. Ik stel voor binnen twaalf uur over de ingediende moties te stemmen.

Zwangerschap en geboorte

Zwangerschap en geboorte

Aan de orde is het VAO Zwangerschap en geboorte (AO d.d. 23/06).


Termijn inbreng

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat eerstelijnsverloskunde een volwaardige positie verdient voor een optimale geboortezorg met keuzevrijheid;

spreekt uit dat de financiering van de geboortezorg er niet toe mag leiden dat een dergelijke positie wordt ondermijnd en de eerstelijnsverloskunde als discipline verdwijnt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (32279).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister per 1 januari 2017 de integrale bekostiging in de geboortezorg mogelijk wil maken naast de huidige vorm van financiering;

overwegende dat zorgverzekeraars een voorstander zijn van integrale bekostiging;

constaterende dat veel partijen en zorgverleners in de geboortezorg per 1 januari 2017 niet over willen gaan op de integrale bekostiging omdat zij deze wijze van financieren niet adequaat vinden dan wel nog veel te vroeg vinden om in te voeren;

van mening dat de partijen in de geboortezorg bij de inkoop van zorg voor 2017 en volgende jaren nooit gedwongen mogen worden om over te gaan op integrale bekostiging;

verzoekt de regering, uit te spreken dat een overgang op integrale bekostiging in alle gevallen alleen op basis van vrijwilligheid en lokale instemming plaats mag vinden en niet door zorgverzekeraars op enigerlei wijze mag worden afgedwongen en dat de NZa hier adequaat toezicht op uitoefent,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten, Van Gerven en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (32279).

Mevrouw Leijten (SP):
Dan de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de eigen bijdrage voor kraamzorg voor vrouwen een reden kan zijn om af te zien van deze zorg;

van mening dat deze zorg bijdraagt aan het terugdringen van babysterfte en kan zorgen voor een goede start van het kind en de moeder, en daarom een wezenlijke voorziening is;

verzoekt de regering, de eigen bijdrage voor de kraamzorg af te schaffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (32279).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. We hadden een goed algemeen overleg met de minister over de integrale bekostiging van de geboortezorg. Voor één aspect wil ik nog even aandacht vragen. Dat doe ik via deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het van groot belang is dat vrouwen die zwanger (willen) worden weten welke rol voeding en leefstijl hierbij spelen;

van mening dat die voorlichting tijdig gegeven dient te worden;

verzoekt de regering, nog in 2016 in kaart te brengen op hoeveel mbo-scholen deze voorlichting adequaat vorm wordt gegeven en de Kamer daarover uiterlijk in december 2016 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (32279).

De voorzitter:
Ik had het woord willen geven aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie, maar zij is niet aanwezig.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Schippers:
Voorzitter. Heel speciaal bij het debat dat we hebben gevoerd, was dat er heel veel misverstanden bestonden over wat er eigenlijk ging gebeuren. Ik las van alles in kranten over verloskundigen die in dienst zouden moeten van ziekenhuizen of over de integrale bekostiging die iedereen per 1 januari 2017 zou krijgen en waar men geen zelfstandige keuze meer in zou hebben.

Dat was erg jammer, want wat was er aan de hand? Er kwamen een aantal verloskundige samenwerkingsverbanden naar mij toe, die zeiden: de huidige financiering is voor ons een belemmering; kun jij dat oplossen, want wij hebben echt behoefte aan een nieuwe manier van financieren? Die verloskundige samenwerkingsverbanden doen het heel goed en kunnen niet verder. Met die integrale bekostiging als optie wil ik bij instellingen per 1 januari 2017 die verloskundige samenwerkingsverbanden de wind in de rug geven om juist beter te worden in wat zij doen en om al die financiële schotten en belemmeringen weg te halen.

Daarbij krijg je natuurlijk dat in die verloskundige samenwerkingsverbanden de verloskundige onderdeel wordt van een integrale zorg en er dus niet meer een aparte lijn bestaat. Dat betekent niet dat dit in het hele land niet meer het geval is. Dat is het lastige bij de motie. Het is niet zo dat de eerstelijns verloskundige als discipline overal blijft bestaan. Daar waar de verloskundige samenwerkingsverbanden niet een aparte discipline zijn maar juist één manier van zorg aanbieden, is dat belangrijk. Is het dan zo dat het overal moet gebeuren en dat verloskundigen nergens meer een eigen discipline zijn? Nee, dat is ook niet het geval. Ik wil niet zeggen dat die altijd als discipline moet blijven bestaan als verloskundigen zelf zeggen dat zij heel graag een integraal pakket willen aanbieden. Daarom ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 91 wordt de regering gevraagd uit te spreken dat een overgang op integrale bekostiging in alle gevallen alleen op basis van vrijwilligheid en lokale instemming plaats mag vinden en niet door zorgverzekeraars op enigerlei wijze mag worden afgedwongen. Dat is ondersteuning van beleid. Ik heb in het debat gezegd dat het een "naast"-financiering is en niet een "in de plaats van"-financiering. Deze motie zie ik dus als ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 92 gaat over de eigen bijdrage voor de kraamzorg. Er wordt gevraagd of ik die zou willen afschaffen. Ik ontraad de motie. Er is geen financiële dekking voor en ik heb ook al in het debat gewisseld dat wij aan het eind van de zomer van het Zorginstituut een advies hierover krijgen. Dat moeten wij afwachten.

De voorzitter:
Of u kunt de indienster vragen de motie aan te houden.

Minister Schippers:
Dat zou ook kunnen.

De voorzitter:
De indienster handhaaft de motie.

Minister Schippers:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 93. Hierin wordt de regering verzocht om in kaart te brengen in hoeveel mbo-scholen de voorlichting adequaat wordt vormgegeven. Ik zie deze motie ook als ondersteuning van beleid. Ik heb dat in het AO toegelicht.

De voorzitter:
Mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):
Nu worden twee moties als ondersteuning van beleid gezien. De minister kan die overnemen, dan hoeven wij er niet over te stemmen. Ik geef die suggestie aan de voorzitter om wellicht aan de minister voor te leggen.

De voorzitter:
Een buitengewoon nuttige suggestie. Wij moeten zien wat de minister daarmee doet.

Minister Schippers:
Ik heb dat één keer gedaan en dat is mij niet goed bevallen. Ik zou zeggen: laat de Kamer er gewoon over stemmen.

De voorzitter:
U gaat daarover. Nu is daarnet mevrouw Wolbert tussen wal en schip gevallen. Ik stel de Kamer voor haar de pikhaak te reiken en haar alsnog op te vissen. Met excuus, mevrouw Wolbert van de PvdA, uw termijn, bij wijze van uitzondering.


Termijn inbreng

Mevrouw Wolbert (PvdA):
Voorzitter. Excuus aanvaard. Ik zat zelf niet op te letten. Ik dacht dat u op mevrouw Dik-Faber aan het wachten was. Ik ben blij dat ik hier sta. Ik heb op twee punten een motie. De eerste motie gaat over het Vlietlandziekenhuis.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verloskundigen, huisartsen en inwoners van regio Schiedam, Vlaardingen, Nissewaard en Maassluis bezorgd zijn over de kwaliteit en bereikbaarheid van geboortezorg sinds het Franciscus Gasthuis & Vlietland-besluit om geboortezorg en kindergeneeskunde te verplaatsen naar Rotterdam;

van mening dat goed overleg tussen betrokken bestuurders en zorgverleners van groot belang is voor goede samenwerking in de geboortezorg;

verzoekt de regering te bevorderen:

  • dat de geboortezorg in deze regio in goede afstemming met alle betrokken bestuurders en zorgverleners (waaronder verloskundigen, kraamzorg) wordt vormgegeven opdat de kwaliteit, veiligheid en bereikbaarheid van de geboortezorg wordt gewaarborgd;
  • dat het Franciscus Gasthuis en Vlietland zich zichtbaar en merkbaar optimaal zal inspannen om het vertrouwen van de huisartsen te herwinnen en gedurende dat traject geen onomkeerbare stappen zal zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert en Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (32279).

Mevrouw Wolbert (PvdA):
Ik heb de minister gevraagd of het mogelijk is dat ouders voortaan worden gevraagd om bij de perinatale audit aanwezig te zijn. De minister vond dat een goed idee, maar ik wil eigenlijk een stapje verder gaan en haar vragen om daarvoor met de beroepsgroepen een experiment te starten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de lokale perinatale audit een goede gelegenheid is om te signaleren in hoeverre er fouten zijn gemaakt in de communicatie naar ouders en of er tijdig is gereageerd op signalen van de ouders;

van mening dat het van groot belang is om ouders serieus te nemen in hun verdriet en dat zij hun verhaal kunnen vertellen aan de betrokken zorgverleners;

verzoekt de regering, samen met beroepsgroepen een experiment te starten waarin ouders proactief worden uitgenodigd als hun kind besproken wordt in de lokale perinatale audit en de Kamer uiterlijk 1 oktober 2016 te berichten over de voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wolbert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (32279).

De voorzitter:
Kan de minister al antwoorden of wachten we even op de moties?

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Schippers:
Voorzitter. In de motie op stuk nr. 94 van mevrouw Wolbert wordt gevraagd om te bevorderen dat de geboortezorg in deze regio in goede afstemming met alle betrokken bestuurders en zorgverleners wordt vormgegeven en dat de ziekenhuizen zich zichtbaar en merkbaar optimaal inspannen om het vertrouwen van de huisartsen te herwinnen. Ik vind het een heel goed teken dat de verloskundigen en de kraamzorg weer met het ziekenhuis om de tafel zitten en dat zij hebben afgesproken zich gezamenlijk te zullen richten op het verder vormgeven van de integrale geboortezorg. Ik hoop dat een dergelijke uitkomst er ook kan komen voor de huisartsen en het ziekenhuis. Derhalve, en ook omdat er "bevorderen" staat — ik kan immers niets afdwingen — wil ik zeker bevorderen dat men zich hiervoor maximaal gaat inspannen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 95 wordt de regering verzocht om samen met de beroepsgroepen een experiment te starten waarin ouders proactief worden uitgenodigd als hun kind wordt besproken in de lokale perinatale audit, en de Kamer hierover in oktober 2016 te berichten. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid. Perined, de organisatie die de audits organiseert en uitvoert, is gestart met het betrekken van ouders in een pilot in Nijmegen. Binnenkort gaan dergelijke pilots in Leiden en Groningen van start. Ik kan de Kamer na het zomerreces, in ieder geval voor 1 oktober, over die pilots informeren. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We zijn nu echt aan het einde van dit VAO. Ik stel voor om binnen elf uur over de ingediende moties te stemmen.

Beleidsdoorlichting artikel 4.1 Positie van de cliënt

Beleidsdoorlichting artikel 4.1 Positie van de cliënt

Aan de orde is het VAO Beleidsdoorlichting artikel 4.1 Positie van de cliënt (AO d.d. 16/06).


Termijn inbreng

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Met alle veranderingen in de zorg wordt gezegd dat de cliënt of de patiënt centraal behoort te staan. We zien echter in de financiering van de belangenorganisaties dat juist de belangenbehartiging van cliënten en patiënten steeds verder achteropraakt en dat het deelnemen aan projecten, het uitvoeren van beleid of het adviseren over beleid, veel belangrijker zijn geworden. Wij denken dat het goed zou zijn om ervoor te zorgen dat cliënten- en patiëntenorganisaties een stabiele subsidie hebben, waardoor ze de belangenbehartiging voor de mensen voor wie ze bestaan, beter ter hand kunnen nemen. Dat vraagt om een verschuiving binnen het budget.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat patiënten- en cliëntenorganisaties de huidige projectsubsidie ondeugdelijk vinden omdat die niet bijdraagt aan de vertegenwoordiging die patiënten en cliënten echt nodig hebben;

verzoekt de regering, de budgetten die momenteel beschikbaar zijn voor projectsubsidies, voortaan in te zetten middels een structurele subsidie aan patiënten- en cliëntenorganisaties, en daarover de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (32772).

Mevrouw Leijten (SP):
We zien ook dat er veel middelen naar de grote koepels gaan, en veel minder naar de kleine organisaties. Dat is in de afgelopen jaren onevenwichtig geworden. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bezuinigingen op patiënten- en cliëntenorganisaties desastreus uitpakken voor een adequate vertegenwoordiging van de cliënt;

van mening dat er extra budget nodig is voor adequate belangenbehartiging van de cliënt;

van mening dat de koepelorganisaties zich meer bezighouden met de vertegenwoordiging van organisaties dan met de belangenbehartiging van cliënten;

verzoekt de regering, een substantieel deel van het uitvoeringsbudget van de koepelorganisaties over te hevelen naar de patiënten- en cliëntenorganisaties die dat bedrag vervolgens in kunnen zetten voor concrete belangenbehartiging, lotgenotencontact en voorlichting, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (32772).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Schippers:
Voorzitter. De motie op stuk nr. 13 verzoekt de regering, budgetten die momenteel beschikbaar zijn voor projectsubsidie, voortaan in te zetten door middel van een structurele subsidie aan patiënten- en cliëntenorganisaties. De voucherprojecten die wij hebben ingezet, lopen tot eind 2018. We zijn wel bezig met een gedachtevorming over de toekomst van voucherprojecten. Dat is een onderdeel van een fundamentele wijziging van het beleidskader subsidiëring pg-organisaties per 1 januari 2019. Er kan meer geld naar instellingen of er kan meer geld naar projecten. Dat heeft allebei zijn voor- en zijn nadelen. Als mevrouw Leijten iets vraagt in de Kamer en ik de patiëntenorganisaties vervolgens vraag om dat te doen, dan geef ik hun daar geld bij om dat uit te voeren. Dat is dus een projectsubsidie. Dat gebeurt overigens heel regelmatig. Dan wordt dus de politieke agenda gevolgd. Zij krijgen ook geld om zelf dingen te doen.

Wij moeten een gedachtewisseling hebben over de wijze waarop wij dat in de toekomst gaan doen. Ik vraag de indieners om de motie aan te houden. Het duurt namelijk nog wel even voordat ik ermee kom. Dat werkt dus niet echt. Laten we eerst eens bekijken hoe we dat in de toekomst gaan doen. Voor nu loopt het toch tot 2018. Ik wil de motie in dit stadium dan ook ontraden.

Mevrouw Leijten (SP):
Natuurlijk is er het voornemen om nog verschillende vouchers in te zetten, maar ook daar zou je al een wijziging op kunnen toepassen. Het gaat ons erom dat er niet voldoende basissubsidie is. Daardoor worden organisaties zo afhankelijk van projectsubsidies dat ze bezig zijn met het binnenhalen van projecten in plaats van met de belangenbehartiging waarvoor ze eigenlijk bestaan. Dat is de angel die wij met deze motie eruit willen halen. De gedachtegang achter de motie is dus de afhankelijkheid van projectsubsidies en daarmee het niet meer kunnen doen wat we ook allemaal belangrijk vinden. Is het mogelijk dat de minister met het oog daarop al voor het eind van het jaar een visie neerlegt?

Minister Schippers:
Ik ben het ermee eens dat er een dilemma zit tussen project- en instellingssubsidie. Daar kun je een ander evenwicht in krijgen. In de voorstellen die er nu zijn gaat het om geld dat steeds overblijft en naar de algemene middelen gaat. Het geld gaat nu zo simpel mogelijk naar de behartiging van patiëntenbelangen. Ik kan proberen een hoofdlijnenidee daarover op te stellen. Ik wil ook niet over mijn graf regeren — dat klinkt ook weer zo bot — en mijn opvolger voor de voeten lopen. Maar ik kan wel een eerste gedachtennotitie schrijven voor het einde van het jaar, waarin ik beide noties uitwerk. Dat kan ik de Kamer toezeggen.

Mevrouw Leijten (SP):
Dat lijkt mij een goede afspraak. Dan kan ik deze motie laten vervallen. Het zou mooi zijn als wij daarin heel sec zouden zien wat de gevolgen zijn van bepaalde keuzes. Als wij meer voor projecten gaan, wat betekent dat dan voor de stabiliteit van organisaties en hun belangrijkste taak, te weten de belangenbehartiging? Wat gebeurt er als wij minder aan projecten geven? Wat betekent dat bijvoorbeeld voor wensen uit de Kamer? Als dat in eenvoudige vorm naar ons toe kan komen, dan kunnen wij zelf beslissen hoe wij verdergaan.

Minister Schippers:
Dat zal ik doen.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Leijten/Van Gerven (32772, nr. 13) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De minister schrijft voor 1 januari een brief waarin met potlood de contouren worden geschetst.

Minister Schippers:
In de motie-Leijten/Van Gerven op stuk nr. 14 wordt de regering verzocht, een substantieel deel van het uitvoeringsbudget van de koepelorganisaties over te hevelen naar de patiënten- en cliëntenorganisaties, die dat bedrag kunnen inzetten voor concrete belangenbehartiging, lotgenotencontact en voorlichting. PG-koepels betalen soms ook patiënten- en gehandicaptenorganisaties als zij meedoen met projecten of als zij gebruikmaken van leden van patiënten- en gehandicaptenorganisaties. De NPCF krijgt 1,2 miljoen. Ieder(in) krijgt 2 miljoen. LPGGz krijgt 0,8 miljoen instellingssubsidie. Als we daar substantieel geld gaan weghalen, gaan wij een heel groot deel van hun instellingsgelden weghalen. Dan gaat het heel moeilijk worden voor deze koepels om nog een vuist te maken. Ik denk echt dat wij deze koepels hard nodig hebben om de stem van de cliënt te laten horen. Ik vind dit nu niet wenselijk. Zoals gezegd kom ik voor 1 januari met een overzicht van wat de voor- en nadelen zijn als je het aan deze organisaties voor dit of dat doel geeft. Maar deze motie zou ik echt willen ontraden.

Mevrouw Leijten (SP):
Het ging ons niet zozeer om de instellingssubsidies die te maken hebben met kantoor kunnen houden, maar voornamelijk om de projectsubsidies. Wij zien dat de NPCF er vervolgens wel bijna 12 miljoen overheen krijgt. Dat is nogal buiten de verhouding. Over deze motie zou ik wel graag willen stemmen.

Minister Schippers:
Ik ontraad de aanneming van de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij zijn aan het einde gekomen van de reeks AO's met deze minister. Ik dank de minister hartelijk voor haar aanwezigheid en de gegeven antwoorden. Wij zullen om een uur of tien, elf over de ingediende moties stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Actieagenda Schiphol

Actieagenda Schiphol

Aan de orde is het VAO Actieagenda Schiphol (AO d.d. 07/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Het algemeen overleg over de Actieagenda Schiphol is zes minuten geleden geëindigd. Ik heet van harte welkom de staatssecretaris van I en M.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. We hebben net een algemeen overleg gevoerd, onder andere over het convenant dat vorige week is afgesloten, naar aanleiding van de lessen geleerd van de MH17. Ondanks de beantwoording van de staatssecretaris heb ik nog één specifieke motie, aanvullend op de opmerkingen die ik heb gemaakt dat wij niet geheel tevreden zijn met het convenant dat er ligt, al is het mooi dat het door alle partijen gezamenlijk is ondertekend. Onze ontevredenheid heeft met name betrekking op de transparantie, de mate waarin Nederlanders kunnen zien welke risico's er zijn indien zij een bepaalde vliegroute nemen, vergelijkbaar met het reisadvies dat je inwint als je op reis ergens naartoe gaat. Het tweede punt is de vraag of er structureel bij elkaar gekomen wordt om informatie over risico's met elkaar te delen. Daarom heb ik deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het sluiten van een convenant tussen overheid, luchtvaartmaatschappijen en piloten over het delen van dreigingsinformatie een goede stap is, omdat hiermee de staande praktijk wordt geformaliseerd en helderheid wordt geboden aan de betrokken partijen;

overwegende dat het voor het beter adresseren van de door de Onderzoeksraad Voor Veiligheid (OVV) geïdentificeerde blinde vlek voor risico's van conflict voor de burgerluchtvaart wenselijk is dat er een extra inspanning wordt geleverd aan de zijde van de overheid;

verzoekt de regering, een apart inlichtingenteam in te stellen voor veilige vliegroutes, waarin specifieke expertise wordt ingezet met als primair doel het identificeren van risico's voor de burgerluchtvaart,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 225 (29665).

Mevrouw Belhaj (D66):
Ik rond af. Het voordeel is dat dit niet in strijd is met het convenant, maar prima naast het net afgesloten convenant gerealiseerd kan worden.

De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. We hebben een mooi algemeen overleg gehad over een belangrijk onderwerp. Wij hadden de kritiek — en hebben die nog steeds — dat de Actieagenda te weinig actie omvat op twee punten die naar voren kwamen in de rondetafelgesprekken, namelijk security en de kosten daarvan aan de ene zijde en de verdeling van OD-vluchtverkeer en netwerkfunctieverkeer aan de andere. Daar had de agenda naar onze mening op in moeten gaan, en dat vonden wij te weinig gebeuren. De staatssecretaris heeft toegezegd met een reactie te komen op het SEO-rapport en de Kamer nog voor de kerst te laten weten hoe we daarmee om kunnen gaan, want zij vindt het ook een lastige kwestie. Omdat zij dat al toegezegd heeft, ga ik daarover geen motie meer indienen. Ik ken de staatssecretaris goed genoeg: als zij dat toegezegd heeft, dan komt zij daar ook mee. Dat vind ik heel goed.

Ik wil haar nog wel iets meegeven. Wij vinden Schiphol heel belangrijk en ik denk dat iedereen hier in de Kamer dat deelt. Wij zien dat het netwerk van KLM een belangrijke functie heeft, maar wij weten ook dat uiteindelijk het koste wat het kost beschermen van één maatschappij geen eindoplossing kan zijn. De staatssecretaris zegt: wij doen aan selectiviteit; dat is onze keuze. En toch is dat heel lastig, want je kunt niet op basis van de kleur van de staart zo makkelijk zeggen: jij mag hier wel landen en jij mag hier niet landen. Juist omdat die finesse zo lastig is en er in het rondetafelgesprek zo veel vragen hierover zijn gesteld door al die partijen, vind ik het heel belangrijk dat het kabinet daar goed over nadenkt. Dan kunnen we daarover op basis van het stuk dat we in het najaar nog gaan krijgen, nog een keer praten met het kabinet, liefst ruim voor het kerstreces en niet pas in de week voor het kerstreces, anders krijgen we weer zo'n toestand als nu.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien mijn moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat nachtvluchten veel hinder veroorzaken voor omwonenden van luchthaven Schiphol en daarom gestreefd moet worden naar een noodzakelijk minimum;

verzoekt de regering om als principe te omarmen dat de luchthaven Schiphol in de late avonduren, 's nachts en in de vroege ochtenduren beperkt wordt tot passagiersvluchten die onderdeel zijn van de gewenste hubfunctie en de Kamer over de uitvoering hiervan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 226 (29665).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vertegenwoordigers van omwonenden van luchthaven Schiphol betwijfelen of er een waarheidsgetrouw beeld is van de behaalde resultaten wat betreft minder hinder;

verzoekt de regering, te voorzien in een onafhankelijke second opinion over het werkelijke aantal ernstig gehinderden, de claim dat er een hinderreductie van 20% is gehaald en welke vervolgmaatregelen nu nodig zijn om de gewenste resultaten daadwerkelijk te behalen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 227 (29665).

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik heb geen moties, want ik ben van mening dat de staatssecretaris de vragen die in het debat zijn gesteld allemaal zo concreet mogelijk heeft beantwoord. De SP geeft haar de ruimte om uit te voeren wat we afgesproken hebben. Er zijn een hoop toezeggingen gedaan. Er zijn een aantal zaken rondom beveiliging op Schiphol die veel woordvoerders parten spelen. Ik reken erop dat de staatssecretaris daarmee aan de gang gaat op de manier waarop zij in het algemeen overleg heeft aangegeven dat te willen doen. De SP-fractie wenst de staatssecretaris een goede zomer en daarna weer de daadkracht die we van haar kennen.

De voorzitter:
Ik kijk nog even rond. De heer Monasch zal nog kort het woord voeren.

De heer Monasch (PvdA):
Voorzitter. Ik benadruk dat voor de Partij van de Arbeid de discussie rond de mainport een discussie is over een luchthaven die je in zijn kracht wilt zetten en wilt houden. Daarvoor is het selectiviteitsbeleid ontworpen en hebben we dat ingezet. Dat staat dus voor ons centraal. Daar zijn toezeggingen over gedaan en dat waarderen we. Tegen anderen die daarover discussiëren, zeg ik — omdat de heer Elias voorzitter is, zal ik de Nederlandse versie van het gezegde gebruiken — dat je de cake niet kunt opeten en hem vervolgens ook nog kunt hebben. Je zult een keuze moeten maken over wie je wel op Schiphol wilt en wie niet, los van de vliegtuigmaatschappen. Het moet een keuze zijn die ten dienste staat van de mainportfunctie van Schiphol, want die is haar kracht.

Dat geldt ook voor de woningbouw. Op een gegeven moment houdt het persen in zo'n gebied op en moet je verder kijken, naar gebieden die er heel dichtbij liggen. We zijn fantastische wegen aan het aanleggen naar Almere, waar vlaktes open liggen voor woningbouw. Ik heb Alphen aan den Rijn al genoemd, een kwartiertje rijden van Schiphol. Er wordt een goede wegverbinding aangelegd en daar is ruimte voor 15.000 tot 20.000 woningen met minder zo niet geen geluidsoverlast. Maak dus keuzes in plaats van alles bij elkaar te willen houden, want dat gaat gewoon niet lukken met zo veel schaarste en zo veel groei. Voor de bewoners en ook voor de kracht van de mainport hopen we dat de staatssecretaris het beleid rond selectiviteit met kracht zal doorzetten. Dat zien wij met vertrouwen tegemoet.

De voorzitter:
Ik zie dat de staatssecretaris even de boel wil ordenen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik zal reageren op de drie ingediende moties. Allereerst ga ik in op de motie op stuk nr. 225 van mevrouw Belhaj. Zij verzoekt de regering om een apart inlichtingenteam in te richten, ik denk bij de AIVD, voor veilige vliegroutes. Ik wil deze motie namens het kabinet ontraden, om twee redenen. In het debat heb ik al aangegeven dat dit uiteindelijk echt iets is waar de minister van V en J over zou moeten beslissen. Het kabinet heeft steeds gezegd dat het alle informatie die bij de overheid binnenkomt op dreiging beoordeelt. Als dat noodzakelijk is, gaan we die informatie uiteraard onmiddellijk delen. We gaan geen andere verantwoordelijkheidsverdeling aan door te zeggen dat er vanuit de dienst eigenlijk een apart team moet komen dat hiernaar kijkt. Dat is op 1 maart ook gewisseld in het debat met de minister-president. We hebben het net ook uitgebreid in het algemeen overleg besproken. Om die reden moet ik deze motie ontraden.

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Van Tongeren. Zij zegt "geen vrachtvluchten in de nacht", om het even heel kort te zeggen. Zoals gezegd is er een cap op de nachtvluchten. We werken aan selectiviteit, maar niet in de verdeling tussen vracht- en passagiersvluchten. Vrachtvluchten zijn heel belangrijk voor de economie van Schiphol. Ik heb wel toegezegd dat ik hier in de brief bij de m.e.r. op terugkom, zodat de Kamer een beter beeld krijgt van wat er nou in die nacht zit. Ik moet deze motie dus ontraden, maar uiteraard krijgt de Kamer te zijner tijd de informatie die gevraagd is.

De voorzitter:
Geloof het of niet, maar er zijn allerlei mensen die meeluisteren en -kijken naar dit debat. Zullen we daarom "de cap op" veranderen in "een plafond aan"?

Staatssecretaris Dijksma:
Absoluut.

De voorzitter:
Heel goed.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik weet dan niet zo goed wat ik van "hubfunctie" moet maken.

De voorzitter:
Spilfunctie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ja, maar zo wordt die functie op Schiphol natuurlijk nooit aangeduid. Sommige vakantievluchten dragen ook niet per se bij aan die hubfunctie. Wat ik hier probeer neer te zetten, is dat de spilfunctie het belangrijkste is voor de hoofdluchthaven Schiphol. Vandaar dat we die andere vluchten bij voorkeur niet in de nacht zouden moeten laten plaatsvinden. Als we zicht krijgen op zowel vakantievluchten die niet bijdragen aan de hubfunctie als op vrachtvluchten, zou ik de staatssecretaris heel dankbaar zijn. Ik zou deze motie dan willen aanhouden.

Staatssecretaris Dijksma:
De Kamer krijgt bij de m.e.r., de milieueffectrapportage, zicht op hoe het zit. Mijn verzoek zou dan zijn om de motie aan te houden.

De voorzitter:
Zeker.

Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (29665, nr. 226) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik kom op de motie op stuk nr. 227. Daarin wordt om een second opinion verzocht. Ook die motie wil ik ontraden. Ik heb in de eerste termijn wel toegezegd dat ik middels een brief nog eens netjes op een rij ga zetten hoe het nou precies zit met hinder en hinderreductie. Dat zal ik ook zeker doen. We zullen dan ook kijken wat nou de gerealiseerde hinderbeperking is en hoe we die hebben berekend. De Kamer kan dat dan zelf ook nazien. De m.e.r. is ook hier een belangrijke basis voor. Daar moeten we dus wel op wachten. Ik zou geen second opinion willen vragen, maar wel wil ik laten zien wat mevrouw Van Tongeren in beeld wil hebben, inclusief berekening. Daar hebben we de m.e.r. echter voor nodig. Die krijgt de Kamer na de zomer.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Met deze mooie, riante toezeggingen van de staatssecretaris — wij willen dezelfde kant op met de informatie — houd ik ook deze motie aan.

De voorzitter:
Na de zomer zou ook in 2020 kunnen zijn.

Staatssecretaris Dijksma:
Na de zomer van 2016, voorzitter.

De voorzitter:
Dat zou nog steeds 2020 kunnen zijn. Is dat voor 1 september?

Staatssecretaris Dijksma:
Nee. U overvraagt mij. Ik weet niet precies wanneer in september of oktober de m.e.r. komt.

De voorzitter:
Oké. Het is dus in ieder geval voor 1 …

Staatssecretaris Dijksma:
Oktober.

De voorzitter:
Oké. Voor 1 oktober.

Staatssecretaris Dijksma:
Nou, de m.e.r. komt in oktober.

De voorzitter:
Voor 1 november dus.

Staatssecretaris Dijksma:
Ja, voor 1 november.

De voorzitter:
Ik doe daar zo moeilijk over en vraag altijd om termijnen, omdat daar dan later geen misverstand over kan bestaan. Dat is de reden.

Op verzoek van mevrouw Van Tongeren stel ik voor, haar motie (29665, nr. 227) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Belhaj (D66):
Ik maakt toch nog even een opmerking naar aanleiding van het negatieve advies van de staatssecretaris over mijn motie, voorzitter.

De voorzitter:
Dat gaat dus over de motie op stuk nr. 225?

Mevrouw Belhaj (D66):
Ja.

De voorzitter:
Ik wil geen discussie, dus stelt u alleen een vraag alstublieft.

Mevrouw Belhaj (D66):
Ja voorzitter, ik heb niet de intentie om een discussie te gaan voeren, maar inderdaad om een vraag te stellen. Is de staatssecretaris bereid om, aanvullend op deze motie, aan de minister van Veiligheid en Justitie te vragen hoe hij precies die afspraken die nu in het convenant zijn opgenomen, nader gaat invullen?

Staatssecretaris Dijksma:
Nee. Ik zeg nogmaals dat we nu net het convenant hebben gesloten. Daarin zijn met alle partijen afspraken gemaakt. De Kamer heeft het convenant gekregen, tot en met de artikelen. De Kamer weet ook al dat we geen extra fte en geen apart team zullen krijgen. Ik kan het gaan vragen, maar dan krijgt mevrouw Belhaj dit antwoord. Ik wil dus ook niet doen alsof er nu een brief achteraankomt waarin mijn collega alsnog allerlei dingen wél gaat toezeggen die mevrouw Belhaj vraagt. Ik snap waarom ze worden gevraagd. Die toezeggingen komen er echter niet. Ik vind dit dus lastig. Als mevrouw Belhaj wil debatteren met de minister over de vraag welke prioriteiten de inlichtingendiensten wel en niet stellen, dan moet ik haar toch echt verwijzen naar een debat met hem daarover op enig ander moment, want eigenlijk raken we daar nu vol aan. Ik voel mij hierbij niet voldoende thuis om dat te doen.

De voorzitter:
Dank u zeer. Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van dit overleg …

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter, het spijt me. Ik heb nu gereageerd op de drie moties, maar er zijn nog wat vragen gesteld. Daar wil ik niet lang bij stilstaan, dus maakt u zich geen zorgen. De heer Smaling en de heer Van Helvert hebben mij gevraagd om met een nadere reactie op het SEO-rapport te komen en te bekijken hoe we die securitykosten in overleg met de sector verder naar beneden kunnen brengen. Uiteraard ga ik dat overleg vol aan. Ik heb dit in het debat al toegezegd, maar ik hecht eraan om dat hier ook nog een keer te doen.

Verder ben ik het eens met de heer Monasch, die zegt dat in een dichtbevolkt land met heel veel vliegbewegingen, waar er ruimte voor groei is, maar ook gewoond moet worden en de leefbaarheid op orde moet zijn, het altijd balanceren zal blijven tussen de verschillende belangen. We proberen dat echt zo goed mogelijk te doen. Heel veel dank voor de steun daarbij.

Tot zover mijn bijdrage, voorzitter.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dank u zeer. Hiermee zijn we gekomen aan het einde van dit verslag algemeen overleg. We zullen binnen tien uur over de ingediende moties stemmen.

Spoor

Spoor

Aan de orde is het VAO Spoor (AO d.d. 19/05).


Termijn inbreng

Mevrouw De Boer (VVD):
Voorzitter. Ik wil vier moties indienden. Ik meen dat ik uitloop heb, want we houden hierna nog een VAO over openbaar vervoer. De onderwerpen lopen een beetje in elkaar over. Ik begin daarom met het indienen van de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat we moeten komen tot een zo efficiënt mogelijke benutting van de beschikbare ruimte die er is voor spoorgoederenvervoer van met name gevaarlijke stoffen, met zo weinig mogelijk overlast en risico voor omwonenden;

overwegende dat we tevens het risico lopen dat het vervoer van gevaarlijke stoffen naar de weg verdwijnt, of dat dit negatieve effecten zal hebben voor chemische industrie in Nederland;

verzoekt de regering:

  • een gedegen onderzoek uit te voeren naar de exacte omvang en oorzaak van de overschrijding van de risicoplafonds en de resultaten verkregen uit de actualisatie van de marktverwachtingen uit 2006 te vergelijken met de voor de wet gehanteerde prognose en routering;
  • met de sector tot afspraken te komen over routering van het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen om het overschrijden van risicoplafonds tegen te gaan en indien nodig deze goederenpaden met de Duitse spoorbeheerder af te stemmen;
  • de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid inzake het ongeluk in Tilburg uit te voeren;
  • op locaties waar risicoplafonds (dreigen te) worden overschreden met spoorgoederenvervoer van gevaarlijke stoffen, zoals op de Brabantroute, of locaties in grootstedelijk gebied, zoals in de Drechtsteden, met de decentrale overheid in overleg te gaan over een samenhangende aanpak om veiligheid en leefbaarheid voor omwonenden te verhogen alsmede het versnellen van bestaande plannen en programma's op de omleidingsroutes;
  • te onderzoeken of de prikkels in de gebruiksvergoeding met Duitsland en België op elkaar af kunnen worden gestemd;
  • in overleg met de sector te komen tot een betere registratie van de wagons met gevaarlijke stoffen op het spoor;
  • en in overleg met ProRail te bezien of de flexibiliteit in het proces van capaciteitsverdeling kan worden vergroot, zodat er meer mogelijkheden ontstaan voor het, binnen de risicoplafonds van Basisnet, inpassen van lastminutegoederenvervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 675 (29984).

Mevrouw De Boer, u hebt ervoor gekozen om een ongelooflijk lange motie te maken. Daarmee is uw tijd op.

Mevrouw De Boer (VVD):
Dat klopt. Ik heb hierna nog een VAO en ik ga dan nog een aantal moties indienen. Die moties komen zo meteen.

De voorzitter:
Dat is aan u.

Ik geef graag het woord aan mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Ik heb één korte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het op dit moment niet is toegestaan een fiets mee te nemen in de Intercity direct;

overwegende dat in de hsl-concessie een expliciete verplichting voor een onderzoek naar de mogelijkheden tot het meenemen van een fiets in de Intercity direct is opgenomen, maar dit onderzoek nooit heeft plaatsgevonden;

verzoekt de regering, de concessie te handhaven en de NS te laten onderzoeken hoe een fiets meegenomen kan worden in de Intercity direct en de Kamer hierover voor het einde van 2017 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Hoogland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 676 (29984).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Hiermee hoop ik een bijdrage te leveren aan het nog sneller laten verlopen van alle VAO's.

De voorzitter:
Dat is een loffelijk streven.

Mevrouw Cegerek (PvdA):
Voorzitter. Ik heb een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de in de Wet basisnet gestelde risicoplafonds ten aanzien van gevaarlijke stoffen voor het spoor nageleefd dienen te worden;

overwegende dat het op dit moment onduidelijk is in welke gevallen overgegaan wordt tot het nemen van een routeringsbesluit en dit voor zowel omwonenden als de sector onwenselijk is;

verzoekt de regering, nu reeds te specificeren wat de oorzaken zijn van overschrijdingen van de Wet basisnet en in kaart te brengen welke oplossingen, waaronder het nemen van een routeringsbesluit, binnen het kader van de Wet basisnet mogelijk zijn en de Kamer hierover voor 1 oktober 2016 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 677 (29984).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de in de Wet basisnet gestelde normen ten aanzien van gevaarlijke stoffen voor het spoor niet nageleefd worden;

overwegende dat vervoer over water een veilig alternatief kan bieden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;

verzoekt de regering, de mogelijkheden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water te verkennen en, waar dit een alternatief biedt, te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 678 (29984).

De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. We hebben over veel zaken gesproken in het AO Spoor, zelfs nog in derde instantie. Op mijn vragen naar een eventuele zwarte lijst heeft de staatssecretaris toegezegd heel streng te gaan controleren op gevaarlijke stoffen en giftige stoffen, zeker als bedrijven niet tijdig zeggen welke gevaarlijke stoffen zij bij zich hebben. Ik hoef daarover dus geen motie in te dienen.

Er is wel een ander onderwerp waar we wat aan kunnen doen: de trillingshinder door "onronde" wielen van goederenvervoerders uit het buitenland. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat "onronde" wielen van slecht onderhouden goederentreinen in combinatie met een slecht geveerde massa zorgen voor een drastische verhoging van de wiellasten en daarmee voor meer trillingshinder en schade door trilling;

verzoekt de regering, in overleg met de goederenvervoerders op het spoor een plan te ontwikkelen om trillingshinder en trillingsschade te voorkomen en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 679 (29984).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de goederenvervoerders over het spoor tijdens de nu spelende Betuwestremming vrijwel alle lading via andere routes geleiden, welke door stedelijke gebieden gaan;

overwegende dat het hier om een vermijdbaar veiligheidsrisico gaat;

overwegende dat TNO eerder heeft aangetoond dat een aanmerkelijk deel van de gevaarlijke lading via de binnenvaart vervoerd kan worden;

roept de regering op om maatregelen te nemen om met name gevaarlijke lading per binnenvaart te vervoeren en over deze maatregelen uiterlijk in september de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 680 (29984).

De heer Van Helvert (CDA):
Ik wil nog heel kort iets zeggen over die "onronde" wielen. Moeten we hier nu over vierkante wielen gaan babbelen, zult u misschien zeggen, maar dit is laaghangend fruit. Het plan hoeft niet uitvoerig te zijn; in principe kan het één A4'tje zijn. We spreken af dat vervoerders — zeker vervoerders vanuit het buitenland, want daar speelt het 't meest — gewoon vragen wanneer de wielen voor het laatst zijn geslepen. Volgens mij kan dat heel gemakkelijk worden opgelost.

De voorzitter:
Mijnheer Smaling, u wilt interrumperen. Ik vraag u wel om dat heel kort en snel te doen.

De heer Smaling (SP):
Volgens mij staat mijn naam ook onder deze tweede motie. Ik heb u dat niet horen zeggen, mijnheer Van Helvert. Is dat een misverstand?

De heer Van Helvert (CDA):
De motie over de binnenvaart, bedoelt de heer Smaling. Als ik zijn naam daar niet onder heb geschreven, dan bied ik mijn gemeende excuses aan. Ik heb daarover uitvoerig met de heer Smaling overlegd. Het spijt me zeer dat ik vergeten ben de naam van mijn zeer gewaardeerde collega Smaling onder deze motie te zetten. Misschien ligt het aan deze laatste dag voor het reces; dan gaat alles heel snel. Als dat nog is te repareren …

De voorzitter:
Dat wordt bij dezen gerepareerd. De motie op stuk nr. 680 is mede ondertekend door de heer Smaling.

De heer Van Helvert (CDA):
Mijn excuses aan het Nederlandse volk, Zijne Majesteit en de heer Smaling.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ook ik heb een motie over fietsen. Die gaat misschien net iets verder dan de motie van mevrouw Van Veldhoven. Als ze erg op elkaar lijken, kunnen we ze ook in elkaar schuiven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vanwege de veiligheidseisen die aan de Intercity direct gesteld worden geen fietsen mogen worden meegenomen, maar dat vooralsnog onduidelijk is welke specifieke veiligheidsrisico's daarmee gemoeid zijn;

verzoekt de regering om erin te voorzien dat fietsen op korte termijn, zonder afbreuk aan de veiligheid te doen, kunnen worden meegenomen in de Intercity direct,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 681 (29984).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal nachtelijke treinverbindingen vrij minimaal is;

verzoekt de regering, te onderzoeken of en, zo ja, hoe het treinennachtnet kan worden uitgebreid, rekening houdend met de betrokken belangen van onder meer gebruikers, treinpersoneel en omwonenden van het spoornetwerk en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 682 (29984).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
GroenLinks maakt zich ook zorgen over het vervoer van gevaarlijke stoffen door gemeenten. Ik vroeg mij af hoe het staat met het uitvoeren van het chloorconvenant. Dat was oorspronkelijk bedoeld om geen chloor meer op het treinennetwerk te hebben, in elk geval niet in binnensteden. Ik begrijp nu dat dit niet lukt. Ik verzoek om handhaving van het chloorconvenant.

De heer Houwers (Houwers):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vervoerders aankondigen te streven naar betere vormen van het reizen van deur tot deur binnen een uur;

overwegende dat dit een prima ontwikkeling en verbetering van het openbaar vervoer is;

overwegende dat dit echter kostbare plannen zijn, van naar schatting 1 miljard structureel;

van mening dat deze plannen niet alleen ten laste moeten komen van de belastingbetaler, maar ook gedragen zouden moeten worden door de gebruikers;

verzoekt de regering, te onderzoeken of de kosten van het realiseren van het reizen van deur tot deur ook ten dele opgebracht kunnen worden door de gebruikers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 683 (29984).

Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de staatssecretaris.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik begin meteen met het oordeel op de moties.

Mevrouw De Boer heeft een heel lange motie ingediend. Dat is de motie op stuk nr. 675. Die motie gaat over de vraag hoe het nu verder moet met gevaarlijke stoffen en over het voorkomen van overlast en risico's voor omwonenden. Een eerste analyse van de oorzaken van de overschrijdingen door ProRail is afgerond. De Kamer krijgt daar heel binnenkort, waarschijnlijk deze week nog, informatie over. Die analyse biedt aanknopingspunten voor oplossingen. Het is overigens geen gemakkelijke opgave. Ik ga met de sector aan de slag. Om een heel lang verhaal kort te houden: ik zal deze voorstellen daarin meenemen, ik beschouw de motie als ondersteuning van beleid en ik laat het oordeel daarover aan de Kamer.

De voorzitter:
Een technische opmerking: u kunt de motie ook overnemen als u dat wenst.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik kan me voorstellen dat mevrouw De Boer daar graag over wil laten stemmen.

De voorzitter:
Maar ik vroeg wat u deed.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

In de motie-Van Veldhoven/Hoogland op stuk nr. 676 wordt de regering verzocht om een onderzoek te doen naar de mogelijkheid om een fiets mee te nemen in de Intercity direct en om de Kamer hierover voor het einde van 2017 te informeren. Er blijken aanpassingen van het materieel nodig te zijn om ervoor te zorgen dat fietsen stevig en veilig bevestigd kunnen worden. Dat kan nog niet bij de huidige ombouw van rijtuigen. We zijn wel bezig met het verbeteren van het hsl-aanbod en de fietsvoorzieningen daarbinnen. In die zin kan ik de motie als ondersteuning van het beleid beschouwen, want in 2017 zullen de eerste treinen met fietsvoorzieningen op de binnenlandse hsl-diensten gaan rijden. Ik beschouw deze motie dus als ondersteuning van het beleid en ik laat het oordeel daarover aan de Kamer.

De motie-Van Tongeren op stuk nr. 681 neem ik meteen mee, want die gaat ook hierover. Ik ontraad die motie, omdat het gevraagde vanwege de veiligheid gewoon niet op korte termijn kan. De motie van mevrouw Van Veldhoven en de heer Hoogland is net iets aanvaardbaarder geformuleerd. De motie op stuk nr. 681 ontraad ik dus.

De motie-Cegerek op stuk nr. 677 gaat over de Wet basisnet en de vraag wat ons nu te doen staat. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van het beleid en ik laat het oordeel daarover aan de Kamer.

Dat geldt ook voor de motie-Cegerek op stuk nr. 678. De mogelijkheden voor het vervoer over water zijn wel beperkt. Dat heeft ook te maken met de beperkte vertakking van de binnenwateren in vergelijking met het spoor. De keuze is uiteindelijk natuurlijk aan de markt, maar ik ben bereid om de binnenvaart daar waar mogelijk te stimuleren en om deze oplossingsrichting mee te nemen. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer en ik beschouw haar als ondersteuning van het beleid.

De motie-Van Helvert op stuk nr. 679 gaat over trillingshinder. Ik wil wel met de vervoerders bespreken wat er mogelijk is. We hebben natuurlijk wel te maken met een internationale markt. Ik kan dus niet op voorhand dingen verbieden. Je moet dan gaan kijken naar de differentiatie van bijvoorbeeld tarieven om zo bepaalde oude locomotieven uit te faseren. Dat zou op termijn wel kunnen. Ik zal echter met de vervoerders om tafel gaan, zoals de heer Van Helvert voorstelt. In die zin beschouw ik de motie als ondersteuning van het beleid en laat ik het oordeel daarover aan de Kamer.

De voorzitter:
Gaat u verder met de volgende motie.

Staatssecretaris Dijksma:
In de motie-Van Helvert/Smaling op stuk nr. 680 wordt de regering verzocht om nu maatregelen te nemen om gevaarlijke lading via de binnenvaart te vervoeren en om de Kamer daar in september over te informeren. Dat is gewoon te snel. De motie van mevrouw Cegerek heb ik ondersteund. Misschien kunt u nog met elkaar samen wat moois beginnen, maar ik ontraad deze motie echt, want in dit tempo red ik dat niet.

De heer Van Helvert (CDA):
De heer Smaling en ik zullen de motie intrekken en aan de plenaire griffie laten weten dat wij onze namen onder de motie van mevrouw Cegerek laten zetten.

Staatssecretaris Dijksma:
Heel goed.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Van Helvert/Smaling (29984, nr. 680) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Dijksma:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 682 van mevrouw Van Tongeren over het nachtnet en hoe dat kan worden uitgebreid. Aan de OV en Spoortafel spreken wij, ook decentrale overheden, vervoerders en I en M, over de mogelijkheden. Ik zal uw wens daar inbrengen en kan de motie aan het oordeel van de Kamer overlaten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Mag ik een punt maken?

De voorzitter:
Ja.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Als ik dat "op korte termijn" schrap uit de eerdere motie, zou dat het oordeel van de staatssecretaris veranderen?

De voorzitter:
Welke motie is dat?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Die op stuk nr. 681.

De voorzitter:
Ik had die motie al weggelegd.

Staatssecretaris Dijksma:
Dan is de motie eigenlijk gelijk aan die van mevrouw Van Veldhoven. U zou ook uw naam onder de motie van mevrouw Van Veldhoven kunnen zetten. Een suggestie.

De voorzitter:
Zullen we even ter zake komen?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Als de heer Hoogland daar geen bezwaar tegen heeft, heb ik er geen bezwaar tegen als mevrouw Van Tongeren haar naam eronder zet. Ik wil dat wel even met de heer Hoogland overleggen, maar in principe lijkt mij dat prima.

De voorzitter:
De heer Hoogland is akkoord.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Prima, dan doen wij het zo.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Van Tongeren (29984, nr. 681) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De motie-Van Veldhoven/Hoogland (29984, nr. 676) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Veldhoven, Hoogland en Van Tongeren, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het op dit moment niet is toegestaan een fiets mee te nemen in de Intercity direct;

overwegende dat in de hsl-concessie een expliciete verplichting voor een onderzoek naar de mogelijkheden tot het meenemen van een fiets in de Intercity direct is opgenomen, maar dit onderzoek nooit heeft plaatsgevonden;

verzoekt de regering, de concessie te handhaven en de NS te laten onderzoeken hoe een fiets meegenomen kan worden in de Intercity Direct, en de Kamer hierover voor het einde van 2017 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 684, was nr. 676 (29984).

Staatssecretaris Dijksma:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 683. Daarin wordt de regering gevraagd te onderzoeken of de kosten van het realiseren voor van het reizen van deur tot deur ook kunnen worden opgebracht door de gebruikers. De heer Houwers is er als een kievit bij. Het plan is nog maar vanochtend gelanceerd. Ik zeg altijd: ik ben al bezig met hoogfrequent spoor en daar stoppen wij al miljarden in. Wij zijn met 11 miljard euro tot 2028 in de weer. Ik was niet van plan om daarop vooruitlopend nu alvast van alles te gaan onderzoeken. Om die reden ontraad ik de motie. Wij hebben er nog niet eens een debat over gehad.

Er is nog een enkele vraag van mevrouw Van Tongeren over het chloorconvenant. Het chloorconvenant is afgelopen en een verlenging daarvan is onderwerp van bespreking met AkzoNobel. Ik zal de Kamer schriftelijk informeren over de uitkomst. Dat was mijn inbreng.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank u zeer. Wij stemmen later over de ingediende moties.

Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

Aan de orde is het VAO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi (AO d.d. 28/06).


Termijn inbreng

De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Het aantal misdragingen en ernstige incidenten met Marokkanen is de afgelopen Ramadanperiode weer tot een hoogtepunt gestegen. Wij zien zelfs stoeptegels door de bus gegooid worden en buslijnen die helemaal uit dienst worden genomen. Ook zien wij reacties van de SP in Rotterdam en van Connexxion: ach, geef die jongens nou maar een baan. Het moet toch niet gekker worden in dit land! De PVV zegt: neem hun paspoort in en stuur hen terug naar hun eigen land als zij zich zo afkeren van onze maatschappij. Ik heb de volgende moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris van I en M de ketenverantwoordelijkheid heeft over het hele openbaar vervoer;

constaterende dat tijdens de landelijke OV en Spoortafel is afgesproken dat er een gezamenlijke integrale aanpak voor sociale veiligheid in het ov komt;

constaterende dat de afgelopen tijd bij busdiensten in Almere en Haarlem sprake is geweest van een reeks van gewelddadige incidenten;

constaterende dat de veiligheid van ov-personeel en reizigers voorop moet staan en dat, indien dit niet gegarandeerd kan worden, extra maatregelen niet geschuwd mogen worden;

verzoekt de regering om meer middelen en bevoegdheden, zoals bijvoorbeeld camera's en politiehonden, in te zetten bij geweld in het openbaar vervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 626 (23645).

De heer Madlener (PVV):
Ik ga snel verder met het indienen van mijn tweede motie, voordat de voorzitter mij het woord kan ontnemen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vooral tijdens de ramadan veel gewelddadige incidenten plaatsvinden;

constaterende dat in Almere buschauffeurs hebben gestaakt omdat ze zich niet meer veilig voelden in hun eigen bus;

verzoekt de regering om samen met de lokale driehoek veel sneller en adequater te reageren op geweld of misdragingen door groepjes Marokkaanse jongeren, zoals onlangs in Almere,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 627 (23645).

De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. We hebben een mooi overleg gehad. We hebben nog wat gediscussieerd — vooral de VVD kwam daar heel duidelijk mee — over de vraag hoe we omgaan met de mobiliteitskaartaanbieders en de van-deur-tot-deurkwestie. Daarover zijn we nog niet helemaal tevreden, maar daarop zal de VVD verder ingaan. We zullen ook bekijken naar de toekomst toe wat we nog daaraan kunnen doen. Ik dien er nu geen motie over in.

Ik dien wel een motie in over iets anders, namelijk over de single check-in/check-out. Ik weet niet of "inchecken" en "uitchecken" Nederlands is, want "check" zit daar nog altijd in, maar goed.

De voorzitter:
Die woorden zijn helemaal ingeburgerd; dat is geen enkel probleem.

De heer Van Helvert (CDA):
Prima, dank u wel. Gelukkig. Het is toch fijn om daar de zegen van de heer Elias over te hebben, want anders dan kun je bij het indienen van een motie er door hem op aangesproken worden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat reeds geruime tijd gesproken wordt over het opheffen van de verplichting om in- en uit te checken bij het overstappen naar andere vervoerders, doch dat resultaten uitblijven tot op heden;

verzoekt de regering, met spoed de verplichting om in- en uit te checken bij het overstappen naar andere vervoerders op te heffen, doch uiterlijk 1 juli 2017,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 628 (23645).

De heer Van Helvert (CDA):
De oorspronkelijke belofte van de staatssecretaris — dit was in persoon overigens een andere staatssecretaris — was dat dit per 1 januari 2016 het geval zou zijn. Die datum is inmiddels gepasseerd.

De voorzitter:
Nog één keer over dat Engels. Mijn kruistocht gaat erom dat we niet hier vanuit de Kamer allerlei nieuwe rare Engelse termen verzinnen en het land in gooien. Gewone, staande uitdrukkingen kunnen natuurlijk worden gebruikt.

Mevrouw De Boer (VVD):
Voorzitter. Ik dien drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er bij het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) sprake is van een substantieel, potentieel tekort;

overwegende dat de spoorbranche aangeeft dat er winst te behalen valt met relatief kleine maatregelen op het spoor;

verzoekt de regering om in overleg met de spoorbranche te komen tot het formuleren van deze maatregelen en bij het PHS tussentijds de balans op te maken en te toetsen of het nog voldoet aan de oorspronkelijke uitgangspunten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 629 (23645).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat er nog altijd te weinig data met betrekking tot reizigersaantallen en -stromen gemakkelijk toegankelijk zijn, om de reis van deur tot deur te verbeteren, bijvoorbeeld via dynamische reisadviezen, die kans op een zitplaats vergroten;

verzoekt de regering, voor 2017 zich in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) er hard voor te maken om te bewerkstelligen dat vervoerders informatie over reizigersaantallen en -stromen in een speciale databank openbaar beschikbaar maken met waarborgen voor de privacy van de individuele reiziger;

verzoekt de regering tevens, in het Besluit personenvervoer een leveringsplicht van ov-chipkaartdata en andere gegevens voor het verkrijgen van een compleet beeld van het reisgedrag te overwegen, indien het overleg met decentrale overheden en vervoerders in het NOVB niet voor 2018 heeft geleid tot een adequaat informatiesysteem over het gebruik van het openbaar vervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Boer en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 630 (23645).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen met een beperking de mogelijkheid moeten krijgen om zo veel mogelijk met het openbaar vervoer te reizen;

verzoekt de regering om met regionale partijen en de doelgroepen in gesprek te gaan over de vraag in hoeverre het doelgroepenvervoer veel meer geïntegreerd kan worden in het reguliere vervoer en daarbij te kijken naar het ontschotten van de verschillende regelingenvervoerscontracten en de bijbehorende uitvoering en geldstromen waarbij de regie bij de uitvoerders kan komen te liggen, en de Tweede Kamer hierover in het najaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Boer en Hoogland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 631 (23645).

De voorzitter:
Ik stel vast dat de heer Houwers geen gebruik maakt van het woord.

Ik vraag de collega's om naar de sprekers te luisteren, of anders elders te confereren.

De heer Hoogland (PvdA):
Voorzitter! Ik heb één vraag aan de staatssecretaris. Is zij bereid om een brief te sturen over het plan dat vanochtend gelanceerd is door de verschillende vervoerders over het meer integraal aanbieden van openbaar vervoer in de Randstad? Het is de eerste keer sinds ik in de Kamer zit dat de vervoerders gezamenlijk op een dergelijk duidelijke manier de reiziger centraal stellen.

De voorzitter:
Welke termijn had u in gedachten voor die brief?

De heer Hoogland (PvdA):
In mijn gedachten heb ik van alles, maar het lijkt mij reëel om daar even de tijd voor te nemen. Laten wij zeggen: voor de begrotingsbehandeling. Als de brief voor het eind van het jaar komt, is het ook goed. Dit is niet iets wat morgen geregeld is.

De voorzitter:
Mijnheer Van Helvert, geen discussie graag, alleen een toelichtende vraag.

De heer Van Helvert (CDA):
Ik heb één korte vraag, een toelichtende vraag. De heer Hoogland spreekt over het plan van 1,1 miljard voor de Randstad. Bedoelt de heer Hoogland dat de reiziger in de Randstad centraal wordt gesteld, of de reiziger in het algemeen?

De heer Hoogland (PvdA):
In dit geval ging het over vervoerders die voornamelijk met elkaar opereren in de Randstad. Het gaat mij niet zozeer om die tegenstelling. Het gaat er vooral om dat ik het inhoudelijk, even los van de financiën — daar zie ik wel enkele beperkingen — een interessant voorstel vind. Graag horen wij of dit plan reëel is of niet. Als het plan leidt tot ernstige tekortkomingen op andere plekken in het land, dan moeten wij daarnaar kijken.

De voorzitter:
Mijnheer Houwers, één korte vraag.

De heer Houwers (Houwers):
Alleen een korte opmerking. Gehoord de vraag van de heer Hoogland, wil ik de door mij op dit punt ingediende motie graag aanhouden.

De voorzitter:
Dat kan niet op deze manier. De motie is ingediend bij het vorige VAO. U kunt de motie wel intrekken, maar dat moet dan via de griffie lopen. Het verzoek aan u is om dit via de griffie te regelen, maar wel zodanig dat de motie vanavond niet meer op de stemmingslijst staat.

Wij zijn gekomen aan het eind van de inbreng van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Allereerst zal ik iets zeggen over het belangrijke onderwerp van de sociale veiligheid. Over dit onderwerp hebben de heer Madlener en ik al vaker gesproken. Daarbij zijn wij het over heel veel zaken wel eens. Waar we het over eens zijn, is dat geweld tegen mensen die vanuit de overheid gezag dragen, absoluut ontoelaatbaar is. Waar we het zeer over eens zijn, is dat als er buschauffeurs worden bedreigd door groepjes jongeren, van welke afkomst dan ook, dat ontoelaatbaar is. En dan gaat het er inderdaad niet om dat we de reden waarom ze dat geweld plegen vergoelijken. Het gaat erom dat we dat niet alleen afkeuren, maar dat we de geweldplegers ook hard aanpakken.

Als je kijkt naar het maatregelenpakket, zie je dat er al meer cameratoezicht op stations is. Op 30 kleine en middelgrote stations waar nog geen cameratoezicht is, worden binnenkort camera's opgehangen, waaronder Almere, Amsterdam-Sloterdijk, Tilburg en Rotterdam-Zuid. ProRail heeft de opdracht voor het plaatsen en onderhouden van camera's gisteren gegund aan een partij. Bij de uitvoering wordt ook voorrang gegeven aan de twaalf meest prioritaire stations. Voor het eind van dit jaar zullen er 700 camera's geplaatst moeten zijn.

De motie van de heer Madlener op stuk nr. 626 gaat echt voor een deel over het beleid van V en J. Hij heeft met de minister en mijzelf na de zomer een debat over dit onderwerp. Mijn voorstel is dat de heer Madlener zijn motie aanhoudt tot dat debat, dan kunnen we daarna vaststellen of er voldoende gebeurt. Ik heb net al een eerste update gegeven.

De heer Madlener (PVV):
Eerlijk gezegd vind ik het onderwerp te ernstig om de motie aan te houden. We hebben een hele reeks van incidenten gezien; ernstige incidenten, waarbij grote stoepzegels door de ruiten van bussen zijn gegooid, en dat keer op keer. We hebben een burgemeester van D66-huize, die dan zegt: laten we die stoeptegels maar weghalen. Dat is natuurlijk de omgekeerde wereld. De directeur van Connexxion heeft gezegd: laten we die jongens een baan aanbieden. Dat is natuurlijk niet het goede geluid.

De voorzitter:
Mijnheer Madlener, dit is een herhaling van zetten. Ik zeg het tegen iedereen: geen herhaling van zetten. De staatssecretaris heeft u gevraagd om de motie aan te houden. U zegt dat u deze graag in stemming wilt brengen.

De heer Madlener (PVV):
Gezien de ernst van de incidenten. We moeten hier bovenop zitten. Het lijkt wel een trend te worden dat Marokkaanse jongeren, want dat zijn het, zich op deze manier tegen onze samenleving keren. Ik houd de motie niet aan, maar ik wil graag dat deze in stemming wordt gebracht.

De voorzitter:
De motie komt in stemming en dan verzoek ik de staatssecretaris om er ook een stemadvies over te geven.

Staatssecretaris Dijksma:
Gelet op datgene wat er allemaal al gebeurt, zou ik deze motie willen ontraden. Daarbij stel ik vast dat er in deze Kamer geen verschil van mening over is dat het gedrag van die groepen jongeren in Almere ontoelaatbaar is.

De voorzitter:
Ook dat is een herhaling van zetten.

Staatssecretaris Dijksma:
Maar de heer Madlener heeft niet een patent op morele verontwaardiging. Ik vind wel dat dit hier gezegd moet worden.

De voorzitter wil een oordeel over de motie op stuk nr. 627 en dat krijgt hij. Ik vind dat je zaken moet benoemen zoals ze zijn. Als er door groepjes Marokkaanse jongeren gewelddadigheden worden gepleegd, mag je niet wegkijken, maar dan moet je dat benoemen. De heer Madlener verwoordt dat in deze motie op een wijze waarbij hij hele groepen mensen, die gewoon aan het vasten zijn en die ook trouw zijn aan de normen en waarden van de Nederlandse samenleving, over één kam scheert. Dat vind ik geen goede zaak. Ook om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 627.

Zoals gezegd, er is geen enkel motief in deze samenleving geldig voor het hanteren van geweld, maar andersom stel ik vast dat het wegzetten van groepen mensen die niets te maken hebben met dat verschrikkelijke gedrag dat in Almere is gebeurd, ook niet passend is.

De voorzitter:
U wordt aangesproken, dus u krijgt kort de mogelijkheid om daarop te reageren.

De heer Madlener (PVV):
Als ik het niet mag benoemen zoals het is, namelijk dat het om Marokkanen gaat … Zelfs de D66-burgemeester heeft zich in dergelijke bewoordingen uitgelaten. Dat weten we allemaal. Hier wordt weer weggekeken, want het mag kennelijk niet op schrift komen dat het vooral om Marokkanen gaat. Ik vind dat toch wel triest.

Staatssecretaris Dijksma:
Ik vind het heel jammer dat de heer Madlener dat zo zegt. Ik heb immers net in mijn eigen bijdrage vastgesteld dat wij niet moeten wegkijken en dat wij ook moeten durven benoemen. En dat doe ik ook. Wat u doet, is er heel veel meer mensen bij halen die er niets mee te maken hebben.

De voorzitter:
Ik doe helemaal niks.

Staatssecretaris Dijksma:
De heer Madlener, voorzitter.

Dat is wat ik hier wens te bestrijden. Ik ben ervan overtuigd dat wij inderdaad heel precies moeten zijn als wij aan dit geweld een einde willen maken. Dan moeten wij die groepen jongeren, ook als zij van Marokkaanse afkomst zijn, aanpakken. Wij moeten echter niet doen alsof de broertjes of de zusjes of al die anderen die er niets mee te maken hebben, even schuldig zijn. Dat is kortzichtig.

De voorzitter:
De heer Madlener voelt zich aangesproken.

De heer Madlener (PVV):
Ik voel mij zeer aangesproken.

De voorzitter:
Een korte reactie, en dan sluit ik deze discussie. Ga uw gang.

De heer Madlener (PVV):
Er wordt hier beweerd dat ik alle Marokkanen bedoel, maar dat is niet het geval. Het gaat hier om de Marokkanen die zich schuldig maken aan dit soort gedragingen. Dat weet de staatssecretaris ook, want dat staat duidelijk in de motie. Die Marokkanen bedoel ik. Dat staat zo in de motie. De staatssecretaris moet hier niet doen alsof ik daarmee alle Marokkanen bedoel.

Staatssecretaris Dijksma:
Dan moet de heer Madlener om te beginnen de eerste overweging uit zijn eigen motie schrappen. Ik zou het toejuichen als hij dat zou doen.

De voorzitter:
Ik heb niet de indruk dat u het hierover eens wordt. De derde motie.

Staatssecretaris Dijksma:
Het is een debat.

Ik kom bij de derde motie, de motie-Van Helvert op stuk nr. 628. Deze motie gaat over het enkelvoudig in- en uitchecken. Wij houden op dit moment een proef op de Valleilijn. Die is later van start gegaan omdat er vragen waren die betrekking hadden op de mededinging. Afgelopen week heeft de ACM haar goedkeuring aan de proef gegeven en uitgelegd onder welke omstandigheden de proef door kan gaan. Ik kom in september met een brief nadat wij het advies van de ACM hebben kunnen bespreken. De heer Van Helvert vraagt om in dezen door te zetten voor een bepaalde termijn, maar dat kan ik gewoon niet beloven. Ik ben daar maar heel duidelijk over. Om die reden moet ik deze motie ontraden. Het is dus niet zo dat er niks gebeurt. Sterker nog, wij moeten er zo veel mogelijk vaart achter zetten.

De voorzitter:
De heer Van Helvert wil nog een korte vraag stellen.

De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter, ik volg uw voorbeeld; u deed dat zo goed. Op welke termijn dan wel?

Staatssecretaris Dijksma:
Dat hangt natuurlijk af van de uitkomst van de proef. Dat is nou juist de grap ervan. Wij gaan geen proef houden als we alles al weten.

De heer Van Helvert (CDA):
In het verleden heeft de staatssecretaris de deadline 1 januari 2016 genoemd, maar nu kan er ineens geen deadline meer genoemd worden.

Staatssecretaris Dijksma:
Dat is omdat die deadline van 1 januari 2016 niet is gehaald. Dat heeft de heer Van Helvert net als ik kunnen vaststellen. Ik ben nu dus voorzichtig met het doen van beloftes die ik niet kan waarmaken. Ik hoop dat de heer Van Helvert dat juist waardeert.

De voorzitter:
De heer Van Helvert handhaaft zijn motie.

Staatssecretaris Dijksma:
En ik blijf haar ontraden.

Dan ga ik in op de vierde motie, de motie-De Boer op stuk nr. 629 over het opmaken van een tussentijdse balans voor het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer. Ik kan hier een heel verhaal over gaan vertellen, maar ik zeg: dat doen we; ondersteuning beleid.

De motie van mevrouw De Boer en mevrouw Van Veldhoven op stuk nr. 630 gaat over de plicht om ov-chipkaartdata en andere gegevens te leveren. In de brief van 16 juni jongstleden heb ik al iets gezegd over de gegevens die nu reeds beschikbaar zijn en over het traject dat wij bewandelen om met inachtneming van het waarborgen van de privacy zo veel mogelijk data beschikbaar te maken. Er is ook een loket waar de ritgegevens beschikbaar zijn. In het NOVB wordt gewerkt aan de beschikbaarstelling van reisgegevens waarmee partijen reisadviezen en analyses over het gebruik van het openbaar vervoer kunnen maken. Als dit eind 2017 niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, dan overweeg ik inderdaad een wettelijke leveringsplicht. Als ik de motie zo mag lezen dat mij wordt verzocht om in lijn met de privacyrichtlijnen en de bedrijfsvertrouwelijkheid, ov-data zo veel en zo snel mogelijk beschikbaar te krijgen, dan wil ik deze motie als ondersteuning beleid zien en kan ik het oordeel daarover aan de Kamer overlaten.

Dan kom ik tot de motie op stuk nr. 631 van de leden De Boer en Hoogland over het in gesprek gaan over het ontschotten van het doelgroepenvervoer et cetera. Ik heb in het debat al gezegd dat ik daarover al met VWS aan de slag ben. Ik zie de motie dan ook als ondersteuning van beleid en laat het oordeel aan de Kamer.

Last but not least was er nog een vraag van de heer Hoogland over het plan van de vervoerders. Misschien is het goed om daar een paar woorden aan te wijden. Ik juich het zeer toe dat de vervoerders met elkaar nadenken over de toekomst van het openbaar vervoer. Men pleit er ook terecht voor dat we op een innovatieve manier kijken naar het van deur tot deurbeleid en naar hoe dat zo comfortabel mogelijk kan verlopen. Het is goed dat de vervoerders benadrukken dat het openbaar vervoer in ons land een bijdrage kan leveren aan de leefbaarheid en ook aan het verbeteren van de luchtkwaliteit. Ik ben daar zeer recent nog mee aan de slag geweest in het kader van het Europees voorzitterschap. Die visie past ook bij het programma Toekomstbeeld OV, waarmee we op dit moment aan de slag zijn, over hoe het openbaar vervoer zich richting 2040 moet ontwikkelen. Ik heb net in een ander debat tegen de heer Houwers gezegd dat wij tot 2028 al 11 miljard investeren en dat we zien dat er voortdurend scherpe keuzes nodig zijn. We gaan het zo meteen nog over het MIRT hebben, maar ook met het verlengen van het Infrafonds — ik zou haast willen zeggen: zelfs met het verlengen van het Infrafonds — zijn die keuzes nodig. Ik ben bereid om voor het MIRT-overleg in december een brief aan de Kamer te sturen over dit plan en mijn appreciatie daarvan.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Later vanavond of heel vroeg in de ochtend zal er over de ingediende moties worden gestemd.

MIRT

MIRT

Aan de orde is het VAO MIRT (AO d.d. 23/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik zie dat de minister van Infrastructuur en Milieu ook is gearriveerd. Ik heet haar van harte welkom.

Mevrouw Visser (VVD):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de filezwaarte bij de A4 tussen Zoeterwoude en Leiden inmiddels is vervijfvoudigd in twee jaar;

constaterende dat de tijdelijke oplossing met drie rijstroken in 2012 leidde tot een spectaculaire daling van de filezwaarte;

constaterende dat het aantal ongevallen fors is toegenomen volgens de Stichting Incident Management;

verzoekt de regering, het definitief openstellen van een derde rijbaan te onderzoeken en de voorbereidingen hiervoor te treffen om zo de doorstroming en veiligheid te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visser en Hoogland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75 (34300-A).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verruiming van de sluizen bij Kornwerderzand een belangrijke bijdrage kan leveren aan de regionale economie;

overwegende dat het Rijk ruimtelijke inpassing mogelijk heeft gemaakt bij de renovatie van de Afsluitdijk;

overwegende dat het een regionaal project is waarvoor landelijke subsidie wordt gevraagd;

overwegende dat binnen het Deltafonds ruimte is voor "meekoppelkansen" die ook voor economische versterking ingezet zouden kunnen worden;

verzoekt de regering, binnen het Deltafonds, onder de noemer "meekoppelkansen" na te gaan of het mogelijk is om, naast de regionale bijdrage, een landelijke bijdrage aan het regionale project Sluizen Kornwerderzand te leveren;

verzoekt de regering voorts, de Kamer hierover voor het MIRT-overleg 2017 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visser, Jacobi, Aukje de Vries, Monasch, Van Helvert en Bruins.

Zij krijgt nr. 76 (34300-A).

Mevrouw Visser (VVD):
Ik kom tot mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er twee MIRT-goederencorridorstudies en diverse MIRT-studies lopen in de regio Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven die in 2016 afgerond zullen zijn;

constaterende dat het Infrafonds met twee jaar verlengd wordt en er daardoor in het najaar beschikbare investeringsruimte zal zijn;

overwegende dat een aantal regionale projecten waarvan de financiering nog niet rond is, kan aansluiten bij de grote rijksinvesteringen en er regionale cofinanciering aanwezig is;

verzoekt de regering, in kaart te brengen welke investeringsbehoefte er bestaat bij decentrale overheden bij de volgende regionale projecten die aansluiten bij grote rijksinvesteringen:

  • A1/A30;
  • N35;
  • N50;
  • N57/N59;
  • Hooipolder;
  • oeververbinding Rotterdam;
  • A8/A9;

verzoekt de regering tevens, dit overzicht, met duiding over nut en noodzaak, mede in relatie tot de lopende MIRT-studies, voor het MIRT-overleg 2017 aan de Kamer toe te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visser en Hoogland. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77 (34300-A).

Ik geef de heer Madlener de gelegenheid om een toelichtende vraag te stellen.

De heer Madlener (PVV):
Ik ben natuurlijk blij met meer infrastructuur, en dat is de VVD ook. Zo lijkt het althans. Alleen het geld is op, want de VVD is de partij die niet alleen in het kabinet-Rutte II maar ook met het Kunduzakkoord het Infrafonds heeft leegbezuinigd. Er is nu geen geld meer. Hoe kunnen er hier nu steeds leuke plannetjes gelanceerd worden, terwijl er tegelijkertijd miljarden uit het Infrafonds zijn gehaald? Er is geen geld meer.

Mevrouw Visser (VVD):
Dit is een terugkerend item in de discussie met de heer Madlener. Hij kent ook mijn antwoord. Het MIRT-fonds werd mede door een motie van de VVD bij de vorige Algemene Financiële Beschouwingen met twee jaar verlengd. Het kabinet heeft toen gezegd dat het dat ook zou uitwerken. Dat biedt ruimte. Wat ons betreft, moet die ruimte ingevuld worden met maatregelen die ervoor zorgen dat Nederland bereikbaar blijft. Mijnheer Madlener, u had er ook aan kunnen meedoen om Nederland bereikbaar te houden door gewoon in het Catshuis aan tafel te blijven zitten. Dat hebt u niet gedaan. Daar hebt u nu spijt van. Wellicht kunt u ook nog een keer in uw eigen verkiezingsprogramma kijken welke bezuinigingen u zelf had doorgevoerd. Daarin staat namelijk een bezuiniging van 1,5 miljard bij het spoor.

De voorzitter:
Ik weet zomaar dat deze discussie al uitvoerig gevoerd is en dat we die niet nog een keer gaan voeren.

Het woord is aan mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland tientallen enkelsporige baanvakken telt die de intensivering van het treinverkeer en de verdere ontwikkeling van de achterliggende regio's in de weg staan;

overwegende dat dit in het bijzonder voor de enkelsporige brug bij Ravenstein geldt — ja, daar is die weer! —;

verzoekt de regering om samen met de provinciale en gemeentelijke overheden plannen te ontwikkelen voor de vervanging van de enkelsporige brug bij Ravenstein en de Kamer hierover te informeren;

verzoekt de regering voorts om de noodzaak te onderzoeken of en, zo ja, hoe enkelsporige baanvakken kunnen worden vervangen door meersporige baanvakken en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (34300-A).

Ik ben benieuwd wat het nageslacht ervan zal vinden dat in de Handelingen in een motie staat "ja, daar is die weer!"

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Zoals de bewindspersonen weten, hebben wij een file top 5 voor de trein gemaakt. De spoorbrug bij Ravenstein staat daarop. De staatssecretaris is voortvarend aan de slag gegaan met punt 1. Wij zijn nu aan het bekijken of we hetzelfde enthousiasme voor punt 2 kunnen krijgen.

Ik heb nog twee korte vragen. Wat is er verder binnen het MIRT eventueel mogelijk voor fietsparkeren? Er bereiken ons berichten uit verschillende grote steden dat dat toch echt een groot probleem is, dat nog niet geheel opgelost is met de maatregelen waar het rijk ook al wel aan bijgedragen heeft.

Wij hebben destijds met z'n allen gezegd dat we een A3 door het Groene Hart niet zouden moeten willen. Maar als dat eerst een beetje bij elkaar gesprokkeld wordt met N-wegen, heeft het kabinet dan een heldere visie die erop neerkomt dat we dat niet gaan doen, dat er geen snelwegen door het Groene Hart zullen lopen? Of denkt het kabinet: als dat zo door provinciale overheden wordt ingevuld met N-wegen, dan moesten we die wegen maar eens aanleggen? Wordt die optie opengehouden?

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik heb me tijdens de afgelopen VAO's heel rustig gehouden, dus ik mag nu even losgaan. Ik begin met de A8 in Zaanstad. We hebben het daar al vaker over gehad. Ik heb een motie waarvan ik hoop dat de minister haar kan omarmen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bewoners rondom de A8 in Zaanstad rond de Coenbrug zich zorgen maken over de milieuoverlast en de gemeente Zaanstad nader onderzoek verricht;

overwegende dat de regering al bereidheid heeft getoond te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om de geluidsoverlast van de Coenbrug te beperken;

verzoekt de regering, de uitkomsten van beide onderzoeken te bespreken met de gemeente Zaanstad en de Kamer te informeren over de uitkomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling en Visser. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (34300-A).

De heer Smaling (SP):
U bent zo streng met de tijd, voorzitter, daarom wilde ik de volgende motie al voorlezen.

De voorzitter:
De tijd wordt zelfs stilgezet als ik het prevelement doe tussendoor.

De heer Smaling (SP):
Goed, dan dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de N50 ter hoogte van Kampen een flessenhals vormt;

overwegende dat dit deel van de N50 per rijrichting slechts één rijstrook kent, waardoor inhalen onmogelijk is, de doorstroming slecht is en de weg als onveilig wordt ervaren;

verzoekt de regering, een MIRT-verkenning te starten naar het opwaarderen van de N50 ter hoogte van Kampen naar een snelweg met twee rijstroken per rijrichting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling, Bisschop en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 ().

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verbreding van de A27 bij Amelisweerd ongeveer 1 miljard euro belastinggeld gaat kosten;

constaterende dat dit project volgens het Centraal Planbureau hoogstwaarschijnlijk onrendabel is, luchtvervuiling en CO2-uitstoot vergroot en leunt op het achterhaalde feit dat meer asfalt de fileproblemen altijd oplost;

constaterende dat er talloze en vele malen goedkopere infra-, ruimte- en onderhoudsprojecten door het land heen op de plank blijven liggen;

constaterende dat er een alternatief is van 0,5 miljard euro waarbij de uitbreiding "binnen de bak" kan plaatsvinden;

verzoekt de regering, pas op de plaats te maken ten aanzien van de huidige plannen, het alternatief "binnen de bak" nader te onderzoeken en kleinere infra-, ruimte- en onderhoudsprojecten sneller ter hand te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling, Van Tongeren en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 ().

De heer Smaling (SP):
Wat zou het toch mooi zijn als deze motie werd aangenomen.

De voorzitter:
Ja, dat wil iedereen die hier moties indient.

Het woord is aan de heer Van Helvert.

De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wegvak Amersfoort-Zwolle (A28) door de sterke groei van het vrachtverkeer een groeiende vertraging kent;

overwegende dat groei Lelystad Airport een enorme opgave voor de bereikbaarheid gaat worden;

verzoekt de regering, te onderzoeken of op korte termijn, met de inzet van beperkte middelen uit bestaande programma's, aanvullende maatregelen genomen kunnen worden om de verkeersveiligheid en de doorstroming van het wegvak te verbeteren;

verzoekt de regering tevens, adequaat te monitoren of bij dit wegvak geen sprake zal zijn van een toekomstige situatie waarbij de doorstroming onaanvaardbaar verslechtert;

verzoekt de regering voorts, de Kamer in het eerste kwartaal van 2017 hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert, Geurts, Belhaj en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (34300-A).

De voorzitter:
mag ik u vragen, een iets lager tempo aan te houden?

De heer Van Helvert (CDA):
U weet niet hoe groot de druk is vanuit een fractie om een aantal moties in te dienen.

De voorzitter:
Als het allemaal onverstaanbaar is, hebben wij er ook niets aan.

De heer Van Helvert (CDA):
Excuus.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat inspraak en bewonersparticipatie bij de A13/A16 mislukt is omdat veel deelnemers te kennen hebben geven niet voldoende gehoord te zijn, dan wel dat er niet goed gekeken is naar de ingebrachte alternatieven;

verzoekt de regering, onafhankelijk onderzoek, bijvoorbeeld door de Nationale Ombudsman — maar het mag ook iemand anders zijn — te laten doen naar de inspraak en bewonersparticipatie bij de A13/A16 teneinde daaruit lering te kunnen trekken;

verzoekt de regering voorts, de Kamer voor het eerste kwartaal van 2017 hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (34300-A).

Het vertragen lukt nog niet echt helemaal naar behoren.

De heer Van Helvert (CDA):
Ik heb nog twee moties om te oefenen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat regionale investeringen in de N35 opgelopen zijn tot 80% van de investeringen;

overwegende dat er bij Raalte nog een fors knelpunt resteert waar doorstroming ernstig tekortschiet en waar verkeersveiligheid en leefbaarheid in het geding zijn;

verzoekt de regering, welwillend met de betrokken overheden te zoeken naar een mogelijkheid om het knelpunt bij Raalte aan te pakken;

verzoekt de regering voorts, de Kamer in het eerste kwartaal van 2017 hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert, Bisschop en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (34300-A).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het stedelijk mobiliteitsplan van de stad Utrecht de verkeersstromen op rijkswegen rondom de stad Utrecht zal beïnvloeden hetgeen effecten zal hebben op het verkeersaanbod op bijvoorbeeld de A27, de A12 en de A2;

verzoekt de regering, in overleg met de stad Utrecht te treden teneinde te voorkomen dat stedelijke plannen de verkeersstromen buiten de stad te zeer beïnvloeden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (34300A).

De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de A2 tussen Weert en Eindhoven zeer filegevoelig is;

constaterende dat de A2 de aorta van de provincie Limburg is;

verzoekt de regering, het aantal rijbanen van de A2 tussen Weert en Eindhoven te verhogen van 2x2 naar 2x3,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (34300-A).

De heer Madlener (PVV):
Ik besef dat het Infrastructuurfonds natuurlijk leegbezuinigd is door dit kabinet, maar als de minister nu de voorbereidingen treft om dit te realiseren, dan kunnen we hopelijk na de volgende verkiezingen met een grote PVV al die wegenprojecten echt aanleggen.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de A6 in Almere energieneutraal wordt door het plaatsen van zonnepanelen in het knooppunt met de A27;

verzoekt de regering, de kosten en baten in kaart te brengen van het plaatsen van zonnepanelen op veel meer verkeersknooppunten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87 (34300-A).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de N50 tussen Zwolle en Kampen veel file en verkeersonveiligheid te zien geeft;

verzoekt de regering, welwillend met de betrokken overheden te zoeken naar een mogelijkheid om het verzoek de N50 tussen Kampen en Zwolle te verbreden, te honoreren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins, Van Helvert, Smaling en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (34300-A).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het ontwerptracébesluit A27 Houten-Hooipolder een fly-over is opgenomen tussen de A59 west en de A27 noord, maar de rest van het knooppunt nog met verkeerslichten geregeld zal blijven en er hier files zullen blijven;

constaterende dat de regio met het Hooipolderplusplan is gekomen wat met extra rijstroken op de A59 en een nieuwe parallelweg langs de noordzijde van de A59 er onder andere voor zorgt dat sluipverkeer wordt geweerd uit de dorpskernen Raamsdonk en Waspik;

constaterende dat de regio wil bijdragen aan dit plan van circa 10 miljoen euro en ook bereid is voor te financieren;

verzoekt de regering, welwillend met de betrokken overheden te zoeken naar een mogelijkheid om bij de verbreding van de A27 het Hooipolderplusplan te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89 (34300-A).

De heer Bruins (ChristenUnie):
Dan komt nu mijn laatste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er lokaal en provinciaal geen bestuurlijk draagvlak meer is voor verbreding van de A27 bij Amelisweerd;

overwegende dat het schrappen van de Ruit rond Eindhoven heeft geleid tot een nieuwe programmatische aanpak met een grotere regie bij de regio en slimme maatregelen die op meer draagvlak kunnen rekenen;

verzoekt de regering, tot de kabinetsformatie geen onomkeerbare stappen te zetten met de verbreding van de A27 bij Amelisweerd, deze tijd te benutten om samen met de regio dit project te heroverwegen en hierbij te bezien of er rond Utrecht ook een regionale programmatische aanpak met draagvlak kan komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (34300-A).

Ik constateer dat de heer Houwers afziet van een inbreng.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik heb een tweetal moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de N59 een belangrijke tweebaansverkeersader is voor de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden die steeds meer (vracht)verkeer te verwerken krijgt;

overwegende dat overheden en bedrijfsleven in de regio aandringen op maatregelen op korte termijn om de verkeersveiligheid en de doorstroming op orde te brengen en bereid zijn om daar financieel aan bij te dragen;

verzoekt de regering, in overleg met de betrokken overheden op korte termijn werk te maken van maatregelen om de verkeersveiligheid en de doorstroming op het N59-wegvak Schaapsweg-Hellegatsplein te verbeteren en daarbij gebruik te maken van voorfinanciering door de betrokken overheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Van Helvert en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (34300-A).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de dynamiek en groei van Regio FoodValley, Regio Amersfoort en Barneveld, hun weerslag hebben op de infrastructuur en de bereikbaarheid van deze regio, en andersom;

constaterende dat de aansluiting van de A1 op de A30 een belangrijk knelpunt is;

verzoekt de regering, een MIRT-verkenning naar een totaaloplossing voor de zuid- én noordzijde te doen, zoals ook gedaan bij knooppunt Maanderbroek in Ede (Al2/A30);

verzoekt de regering, vooruitlopend op deze MIRT-verkenning onderzoek te doen naar het effect van een gefaseerde aanpak, te beginnen met no regret-maatregelen aan de zuidzijde;

verzoekt de regering, met de provincie en de regio in overleg te treden over de mogelijkheden van voorfinanciering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Van Helvert, Geurts, Smaling en Bruins.

Zij krijgt nr. 92 (34300-A).

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Je krijgt bijna een awkward gevoel van al deze gefinetunede follow-upmoties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kruispunt Bos op de N35 bij Raalte een van de gevaarlijkste is in de regio;

constaterende dat gemeente en provincie gezamenlijk reeds 38 miljoen euro beschikbaar hebben gesteld om het kruispunt aan te pakken;

verzoekt de regering, de nog benodigde 12 miljoen euro voor de aanpak van het op een rijksweg gelegen kruispunt Bos op de N35 bij Raalte te financieren uit de gelden die vrijvallen uit het hoogwaterbeschermingsprogramma,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93 (34300-A).

Mevrouw Visser (VVD):
Ik heb een vraag over het dictum. Hoor ik het nu goed dat D66 gelden uit de waterveiligheid wil bestemmen voor wegen, terwijl D66 daarop eerder zelf bezuinigingen had voorgesteld?

Mevrouw Belhaj (D66):
Je hoort altijd wat je wilt horen. Ik probeer hier een creatieve vertaling te vinden voor iets wat wij graag opgelost zien. Ik begrijp dat er een overmaat is en dan kan het een keuze zijn van dit kabinet om die overmaat hieraan te besteden.

Mevrouw Visser (VVD):
Het hoogwaterbeschermingsprogramma maakt onderdeel uit van het Deltafonds. Dat besteden we aan droge voeten. Volgens mij heeft D66 zich er altijd achter geschaard dat die gelden daaraan besteed worden. Ik hoor volgens mij nu een trendbreuk bij D66, als men ineens bereid is om het Deltafonds los te laten ten behoeve van wegen. Terwijl ik haar vanochtend nog hoorde zeggen dat dat slechts asfalt is waar je ...

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

Mevrouw Visser (VVD):
... volgens D66 niet meer in hoeft te investeren. Laat D66 het principe los dat watergelden niet worden besteed aan wegen?

Mevrouw Belhaj (D66):
Wat D66 doet, is een motie indienen die financiële consequenties heeft en constateren dat er bij een programma van het ministerie van I en M sprake is van een overmaat. Als je die gelden besteedt aan verkeersveiligheid, is dat iets anders dan wat mevrouw Visser hier suggereert door kort door de bocht te stellen dat het om wegen gaat. Dat is de betrouwbaarheid die je van D66 mag verwachten: er zit een financiële vertaling bij als we iets wenselijk vinden.

Voorzitter. Mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er op het gebied van verkeersveiligheid op infrastructureel gebied veel te winnen valt;

verzoekt de regering, verkeersveiligheid nadrukkelijker mee te wegen in de besluitvorming rond en prioritering van te realiseren infrastructurele projecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 94 (34300-A).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de audit van de gemeente Utrecht blijkt dat het terugbrengen van de ontwerp- en maximumsnelheid naar 80 km/u de verkeersveiligheid bij 2x6 rijstroken binnen de bak op de A27 bij Amelisweerd weer naar een acceptabel niveau zou kunnen brengen;

constaterende dat nooit onderzoek is gedaan naar verbreding binnen de bak bij een maximumsnelheid van 80 km/u;

verzoekt de regering, het CPB een quickscan uit te laten voeren op de effecten van uitbreiding van de A27 bij Amelisweerd binnen de bak en het invoeren van een 80 kilometerzone op verkeersveiligheid en congestie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 95 (34300-A).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het aantal verkeersdoden het afgelopen jaar voor het eerst sinds jaren weer is gestegen;

van mening dat alles op alles gezet moet worden om de streefcijfers van maximaal 500 verkeersdoden en 10.000 verkeersgewonden in 2020 te halen;

verzoekt de regering om Noord-Nederland aan te wijzen als proeftuin voor verkeersveiligheidsmaatregelen zoals deze genoemd zijn in het SWOV-rapport Opschakelen en de Kamer halfjaarlijks, voorafgaand aan de AO's Verkeersveiligheid, over de voortgang en resultaten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 96 (34300-A).

De heer Hoogland (PvdA):
Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste is een motie over de investeringsbehoefte spoor en ov.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er grote opgaven zijn voor het openbaar vervoer, ook na 2028;

constaterende dat het Infrafonds met twee jaar verlengd wordt en er daardoor in het najaar beschikbare investeringsruimte zal zijn;

overwegende dat een aantal regionale projecten waarvan de financiering nog niet rond is kunnen aansluiten bij de grote rijksinvesteringen;

verzoekt de regering om in kaart te brengen welke investeringsbehoefte er bestaat bij decentrale overheden bij de volgende regionale projecten die aansluiten bij grote rijksinvesteringen:

  • fietsparkeren;
  • viersporigheid Delft-Rotterdam;
  • op- en overslagpunt Valburg;
  • verdubbeling spoorbrug Ravenstein;
  • overwegenproblematiek;
  • station Eindhoven Airport;

verzoekt de regering tevens, dit overzicht, met duiding over nut en noodzaak, mede in relatie tot de lopende MIRT-studies, voorafgaand aan het MIRT-overleg dit najaar aan de Kamer toe te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hoogland en De Boer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 97 (34300-A).

De heer Hoogland (PvdA):
Mijn tweede motie gaat over de investeringsagenda REOS.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Rijk samen met de belangrijkste economische regio's van Nederland een Ruimtelijk Economische Ontwikkelstrategie (REOS) heeft vastgesteld, die de internationale concurrentiekracht van Nederland moet verbeteren;

overwegende dat concrete stappen nodig zijn om de internationale concurrentiekracht te verbeteren;

verzoekt de regering, een concrete uitvoeringsagenda van REOS, inclusief financieringsbronnen, dit jaar aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hoogland en Visser. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 98 (34300-A).

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van de zijde van de Kamer. Er zijn maar liefst 24 moties ingediend, meld ik neutraal. Dat betekent dat we ten minste vijf minuten moeten schorsen.

De vergadering wordt van 18.20 uur tot 18.28 uur geschorst.


Termijn antwoord

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Voorzitter. Ik begin vast. Er komen nog een paar Kamerleden deze kant op. Er waren veel moties vanavond en in het kader van de tijd begin ik vast met antwoorden. Het valt mij op dat de Kamer wederom heel Nederland wil bedienen. Dat is natuurlijk heel lovenswaardig. Er zijn natuurlijk ook veel regionale vertegenwoordigers aanwezig. Tegelijkertijd valt mij op dat bij een hoop moties geen geld is opgenomen.

Ik wilde maar eens beginnen met de motie op stuk nr. 75 van mevrouw Visser en de heer Hoogland. De motie vraagt niet om nu al geld uit te geven, maar om onderzoek, namelijk naar de derde rijbaan op de A4. Er staat ook: "en de voorbereidingen hiervoor te treffen om zo de doorstroming en veiligheid te verbeteren". In de commissie heb ik toegezegd dat ik onderzoek wil gaan doen. Dat wordt nu, denk ik, nog even definitief bevestigd in deze Kamer. Dat is goed, maar ik kan natuurlijk nog geen voorbereidingen treffen als er in de Kamer nog geen keuze gemaakt is om die derde rijbaan te realiseren. Het tweede deel van de motie kan ik alleen uitvoeren mits dat binnen de huidige context en financiële afspraken kan. Dan kan ik de motie overnemen.

De voorzitter:
Eigenlijk is dit een verzoek tot toelichting aan een van de indieners.

Mevrouw Visser (VVD):
Het debat in de commissie was er inderdaad op gericht om ervoor te zorgen dat we het onderzoek zouden starten. Het duurt namelijk zeven jaar. Zo is de motie ook bedoeld. We willen niet zeven jaar wachten. Ook willen we de minister verzoeken om, voordat we dat onderzoek doen en afwachten, te kijken welke maatregelen je nu op de korte termijn al kunt treffen. Een aantal dingen is al toegezegd. We verzoeken de minister om ook te kijken hoe het zit met de snelheid en wat je kunt doen met de doorstroming. Misschien kan de minister de motie zo lezen, conform hetgeen we in het AO hebben gewisseld.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dan lees ik hem zo: "en voorbereidingen te treffen om de doorstroming en de veiligheid te verbeteren". Dat kan ik zeker doen. Dan kan ik de motie overnemen, zoals dat heet.

De voorzitter:
Dan moet ik vragen of een van de leden zich daartegen verzet. U moet dan eerst uitspreken dat u de motie wilt overnemen. Dat deed u. Is daartegen bezwaar bij een of meer leden?

Mevrouw Belhaj (D66):
Ik wil nog een keer checken hoe de minister het bedoelt. Ze herhaalt alleen de laatste zin, maar de eerste zin van het verzoek is redelijk helder. Die betreft namelijk het openstellen van de derde rijbaan. Gaat zij dat wel of niet doen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Er staat "te onderzoeken". Dat ga ik doen. Vervolgens ga ik ook alvast voorbereidingen treffen om doorstroming en veiligheid te verbeteren, zoals ik ook al heb toegezegd. Alleen het woordje "hiervoor" heb ik weggelaten, omdat het daarmee alleen maar over de derde rijbaan lijkt te gaan. Dat is gewoon niet mogelijk zonder dat we hier met elkaar in de Kamer de keus gemaakt hebben dat we dat gaan doen.

De voorzitter:
Heeft een van de leden bezwaar tegen het voornemen van de minister om de motie over te nemen? Dat is niet het geval.

De motie-Visser/Hoogland (34300-A, nr. 75) is overgenomen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik kom dan bij de motie op stuk nr. 76 over Kornwerderzand. "Daar istie weer", zeg ik maar even in navolging van mevrouw Van Tongeren. In de motie wordt gevraagd om binnen het Deltafonds te kijken of er bij de meekoppelkansen een mogelijkheid is om een regionale bijdrage te leveren aan de sluizen in Kornwerderzand. Ik ben bereid om daarnaar te kijken en dat te onderzoeken. Er zijn natuurlijk ook spelregels voor het Deltafonds. Ik zal kijken wat die spelregels zijn en of het daarbinnen kan of niet. Ik ben bereid om dat te onderzoeken en laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Ik kom dan bij de motie op stuk nr. 77. In die motie wordt gevraagd om voor een heleboel regionale en regionaal-nationale projecten in beeld te brengen welke financiële wensen er zijn en om die voor het volgende MIRT-overleg van eind 2017 aan de Kamer te sturen. Gelukkig wordt ook verwezen naar de MIRT-goederencorridorstudies en andere studies die er zijn. Het is best complex. Ik weet dat ik kort moet zijn, maar ook voor de luisteraar: op het moment dat bekend is dat er in de toekomst weer geld vrijkomt, is te zien dat dat vervolgens alweer voor het hele land belegd wordt, zonder dat we nog een goede afweging met elkaar kunnen maken. Ik ben dus blij dat we in ieder geval even de tijd nemen en wachten tot de uitkomsten van die andere studies meer in beeld zijn. Ik zal dat allemaal in beeld brengen voor de Kamer, zodat er uiteindelijk ook, conform de spelregels in het MIRT geprioriteerd kan worden. Ik zal dus de regionale prioriteiten, inclusief de financiële bijdrage uit de regio's, in beeld brengen en met de regio's bespreken tijdens de MIRT-overleggen. Ik zal zorgen dat ook de nationale prioriteiten bij de Kamer in beeld zijn.

De spelregels schrijven voor dat er uiteindelijk een zorgvuldige keuze moet worden gemaakt. Waar zetten we middelen in en waar niet? We moeten ook selectief zijn en het geld groeit ons niet op de rug. Dat weten de leden ook. De kosten voor de opgaven waar we nu voor staan, zijn al ruimschoots hoger dan het beschikbare budget. Ik zal de Kamer echter gaarne van een advies voorzien voor het volgende MIRT-overleg later dit jaar. Ik laat de motie over aan het oordeel van de Kamer.

Op de motie op stuk nr. 78 zal de staatssecretaris reageren. Daarmee kom ik op de motie op stuk nr. 79. Daarin wordt de regering verzocht, de uitkomsten van onderzoeken naar de A8, onder andere naar geluidsoverlast van de Coenbrug, te bespreken met de gemeente Zaanstad en de Kamer te informeren over de uitkomst. Dat kan ik doen. De lopende onderzoeken ronden we af. We zullen de resultaten bespreken met de betrokkenen en de Kamer daarover informeren. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 80 gaat over de N50. Er komen er straks nog een paar. In deze motie wordt de regering verzocht, een MIRT-verkenning te starten naar het opwaarderen van de N50 ter hoogte van Kampen naar een snelweg met twee rijstroken per rijrichting. Ik zou graag heel Nederland opwaarderen, maar ik moet prioriteiten stellen. Dit is geen urgente wegverbreding in het spelregelkader dat we kennen. Dat concludeer ik ook op grond van de afwegingen die wij maken. De doorstroom en de veiligheid vormen op dit moment daar geen knelpunt. Ik heb in het algemeen overleg, en ook nu, bij de behandeling van de eerste motie, al gezegd dat ik regionale wensen zal inventariseren. Het lijkt mij daarom niet goed om voor deze weg nu bij voorbaat een MIRT-onderzoek op te starten. Dat zal ik dus niet doen. Ik ontraad de motie.

In de motie op stuk nr. 81 wordt de regering verzocht, een pas op de plaats te maken ten aanzien van de A27 bij Amelisweerd, om het alternatief "binnen de bak" nader te onderzoeken en kleinere infra-, ruimte- en onderhoudsprojecten sneller ter hand te nemen. Ook deze motie heeft een hoog déjà-vu-gehalte. Deze motie is al vaak langsgekomen. Ik ontraad haar, want dit is uitgebreid onderzocht en gereviewd. De inspraak wordt op dit moment al verwerkt. Ik ga dat ook niet overdoen. We zullen de inspraakreacties weer zorgvuldig een plek geven. De besluitvorming hierbij is echter al zodanig ver gevorderd dat het voorstel om dit nog weer een keer te onderzoeken echt een gepasseerd station is.

Ik kom op de motie op stuk nr. 82. Die gaat over de A28 Zwolle-Amersfoort. Een deel van dit traject door Amersfoort wordt al opgepakt als onderdeel van het project knooppunt Hoevelaken. Bij eerdere analyses is gebleken dat er verder geen sprake is van knelpunten op dit traject. In 2017 voeren we nieuwe analyses uit. Dit traject loopt ook mee in die landelijke analyse. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen door nu al een apart onderzoek te starten, zoals in de motie wordt gevraagd. Ik ontraad daarom deze motie.

De motie op stuk nr. 83 is ingediend door de heer Van Helvert en de heer Smaling, en gaat over de A13/A16. In hun motie vragen zij om een onderzoek naar de inspraak en de bewonersparticipatie. Er loopt al een onafhankelijk onderzoek. Ik heb dat ook in het AO al gezegd. Dat onderzoek wordt na de zomer afgerond. Nog een onderzoek doen, is in mijn ogen overbodig. Ik ontraad daarom deze motie.

De motie op stuk nr. 84 gaat over de N35. Daarin wordt de regering verzocht om welwillend met betrokken overheden te zoeken naar een mogelijkheid om het knelpunt bij Raalte aan te pakken. Verder wordt de regering in deze motie verzocht om de Kamer hierover te informeren. Deze wens is in deze Kamer al veel vaker uitgesproken. Mijn reactie is bekend. De N35 komt niet als knelpunt naar voren. Onder meer op verzoek van de Kamer heb ik desalniettemin fors geïnvesteerd in de N35. Ik heb diverse delen van die weg aangepakt. De totale investering bedraagt inmiddels 600 miljoen, waarvan 450 miljoen voor rekening van het Rijk is. Er wordt dus echt veel gedaan aan de N35, onder meer aan het kruispunt Bos. Daarvoor is ook 3,1 miljoen beschikbaar. Ik zie geen aanleiding om dat bedrag te verhogen. Iedere keer wordt mij weer gevraagd om voor het volgende stukje aan tafel te gaan zitten. Het is een soort schuifspel. Ik ontraad deze motie.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 85. Deze motie heeft betrekking op het mobiliteitsplan van de stad Utrecht. In deze motie wordt de regering verzocht in overleg te treden met Utrecht, teneinde te voorkomen dat stedelijke plannen de verkeersstromen buiten de stad te zeer beïnvloeden. Er is altijd bestuurlijk overleg met partners in de regio. In het geval van Utrecht is dat er ook, bijvoorbeeld in de procedures ter voorbereiding op het tracébesluit over de ring. Ook over de gevolgen van stedelijke plannen is er overleg. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van beleid.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 86. Deze motie gaat over de filegevoeligheid van de A2 tussen Weert en Eindhoven. In de motie wordt verzocht de weg te verbreden naar tweemaal drie rijbanen. Het is een motie zonder geld. Ik begreep echter dat alles goed zou komen als de partij van de heer Madlener in de regering komt. Voor nu wil ik de motie toch ontraden. Ik kan namelijk niet in een glazen bol zien of het werkelijk goed gaat komen. Ook wordt dit punt op dit moment al onderzocht in het programma Bereikbaarheid Zuid-Nederland. Het is dus op ons netvlies. Ik wil echter nog niet vooruitlopen op de resultaten en hier dus niet bij voorbaat al toe besluiten en budget voor uittrekken.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 87 van de heer Bruins. Hij vraagt om de kosten in beeld te brengen van het plaatsen van zonnepanelen op meer locaties langs het wegennet. Dit is best een complex onderwerp. Ik heb net gezegd dat ik het heel belangrijk vind om het hoofdwegennet energieneutraal te maken. Ik heb ook gezegd dat ik daarvoor de tijd uittrek tot 2030. Dat wil ik vooral doen door werk met werk te maken. Daardoor bespaar ik heel veel op de kosten en hoef ik geen extra geld voor deze mooie ambitie uit te trekken. Het gevaarlijke van het neerleggen van een ambitie is dat mensen altijd zeggen dat het nóg ambitieuzer kan. Dat doet de heer Bruins nu ook. Ik zie er echter geen heil in om een specifiek programma te maken voor het plaatsen van zonnepanelen. Dan moet ik namelijk nu al gaan bekijken wat de eventuele kosten zijn voor wegen die ik voorlopig nog niet ga aanpakken. Achter de motie zit de gedachte dat nu toch alvast te doen. Ik moet de motie dus ontraden. Ik zal, elke keer als ik een weg aanpak, zeker ook naar nut en noodzaak van zonnepanelen kijken. Ik ga echter niet bij voorbaat al een programma maken, terwijl we nog niet weten of het zinvol is, omdat we een weg pas over tien of vijftien jaar aanpakken. Ik hoop dat de heer Bruins dat begrijpt.

De motie op stuk nr. 88 is volgens mij een motie voor de staatssecretaris. Klopt dat? Nee? Dan mis ik die nog.

De voorzitter:
De heer Bruins, u krijgt heel kort het woord.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Wat mij betreft laat mijn motie over de zonnepanelen ruimte voor de interpretatie van de minister.

De voorzitter:
Dan hebben we het dus over de motie op stuk nr. 87.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Als de heer Bruins het goed vindt dat ik de motie zo interpreteer dat ik nu niet in één keer een programma hoef te maken, maar dat we, als we daadwerkelijk aan een weg gaan werken, bekijken wat de voor- en nadelen van zonnepanelen zijn, kan ik de motie als ondersteuning van beleid zien en laat ik haar aan het oordeel van de Kamer.

De heer Bruins (ChristenUnie):
Ik zou het nog iets willen aanscherpen. Iedere keer dat er iets wordt aangepakt, bekijken we meteen of het economisch voordelig is om er zonnepanelen bij te zetten.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dat was wat ik beoogde te zeggen.

De voorzitter:
Zijn we eruit? Oordeel Kamer?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik heb de motie oordeel Kamer gegeven, maar dat betekent dat dit nu niet in een programma gaat, maar gedaan wordt op het moment dat het speelt.

De motie op stuk nr. 88 is inderdaad voor mij. Deze motie gaat ook over de N50. In deze motie staat hetzelfde verzoek als in de voorgangers. Kunnen we welwillend zoeken naar een mogelijkheid om het verzoek te honoreren om de N50 tussen Kampen en Zwolle te verbreden? Ik ontraad deze motie. Deze wegverbreding heeft geen urgentie. Qua doorstroming en veiligheid is er geen knelpunt. Tijdens het AO heb ik al gezegd dat ik regionale wensen inventariseer en dat ik die dit najaar naar de Kamer stuur. Het antwoord is dus hetzelfde als het antwoord op een van de vorige moties.

Ik kom op de motie op stuk nr. 89 over het ontwerptracébesluit A27 Houten-Hooipolder. Hierin wordt, wederom welwillend, verzocht om met de betrokken overheden te zoeken naar een mogelijkheid om bij de verbreding van de A27 het Hooipolderplusplan te realiseren. Ik heb in het AO MIRT aangegeven dat ik geen extra budget wil geven voor een verdere aanpak van knooppunt Hooipolder. Ik heb ook gezegd dat een verdere aanpak van het knooppunt wel tussen het ontwerptracébesluit en het tracébesluit kan worden ingepast. Als de provincie de kosten van de verdere aanpak voor haar rekening wil nemen, is het dus mogelijk om deze maatregelen te nemen zonder vertraging in de procedure. Daarover ben ik met de provincie in gesprek. Ik kan het oordeel over deze motie aan de Kamer laten, maar ik ben wel helder over de financiële bijdrage.

In de motie op stuk nr. 90 staat dat er geen bestuurlijk draagvlak is voor een verbreding van de A27. Los van het feit dat ik het niet met deze overweging eens ben, moet ik de motie ontraden. Het ontwerptracébesluit is genomen en ik verwerk nu de inspraakreacties. Ik ga het nu niet weer anders doen. We hebben niet voor niets met de Elverding-aanpak spelregels afgesproken in deze Kamer. We gaan gewoon door met de vervolgstappen. Daarin verwerken we de inspraak van belanghebbenden zo goed mogelijk.

De motie op stuk nr. 91 gaat over de N59. Daarin wordt de regering gevraagd om in overleg met betrokkenen werk te maken van maatregelen om de verkeersveiligheid en de doorstroming te verbeteren op een specifiek tracé. De noodzaak om de N59 aan te pakken ontbreekt. De N59 is niet verkeersonveiliger dan vergelijkbare N-wegen. Voor de bereikbaarheid is er landelijk gezien ook geen prioriteit om de weg aan te pakken. Wel wil ik via Rijkswaterstaat in overleg blijven met de regio om na te gaan of de mogelijkheden die voortvloeien uit het programma Beter Benutten en de pilots die plaatsvinden op de N-wegen, ook daar kunnen worden toegepast. Die handreiking wil ik wel doen. Voor het overige ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 92 wordt de regering verzocht om een MIRT-verkenning te doen naar een totaaloplossing voor de zuid- en noordzijde van de A1 en de A30. De regering wordt verzocht onderzoek te doen naar het effect van een gefaseerde aanpak en met de provincie en de regio in overleg te treden over de mogelijkheden voor voorfinanciering. Via Beter Benutten heb ik al twee maatregelen genomen, namelijk een verdubbeling van de rijstroken onderaan de zuidelijke afrit van de A30 en de inrichting van een weefvak. Op korte termijn zijn er nog twee maatregelen voorzien in het kader van 130 km/u: een herinrichting van de spitsstrook op de A1 en een verdubbeling van de gehele zuidelijke afrit naar de A30. Aansluiting is op landelijk niveau geen NMCA-knelpunt. Gelet op de kosten kan een bijdrage van de regio het probleem niet oplossen. Ik ben dan ook niet voornemens een MIRT-verkenning te starten en ik ben ook niet voornemens om onderzoek te doen naar het effect van een gefaseerde aanpak. Ik ontraad daarom de motie.

De motie op stuk nr. 93 gaat over de N35. Daarin wordt de regering verzocht om de benodigde 12 miljoen voor de aanpak van het op een rijksweg gelegen kruispunt Bos op de N35 bij Raalte te financieren uit de gelden die vrijvallen uit het hoogwaterbeschermingsprogramma. Naast het feit dat ik niet uit het hoogwaterbeschermingsprogramma mobiliteitszaken kan financieren, hebben we — volgens mij heb ik dat al eerder gezegd naar aanleiding van een motie van de heer Smaling — er al genoeg ingestopt en hebben de overige onderdelen voor ons geen prioriteit. Er zijn zaken in Nederland die eerder aangepakt moeten worden. Daarom ontraad ik de motie.

De voorzitter:
U zei dat iedere keer een nieuw stukje vooruit werd geschoven op die weg.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Precies. Ik ben begonnen met één stuk N35 en vervolgens kwamen er steeds meer stukjes bij. De Kamer zei dan steeds: alleen dat stukje. Ik denk dat men daarmee blijft doorgaan tot het puzzeltje compleet is, maar ik blijf mij nog wat verzetten, als u het niet erg vindt, voorzitter.

Ik kom op de motie-Belhaj op stuk nr. 94. In die motie wordt de regering verzocht om de verkeersveiligheid nadrukkelijk mee te wegen in de besluitvorming rond en prioritering van te realiseren infrastructurele projecten. Ik doe dat al. De verkeersveiligheid is niet de enige reden voor het onderzoek, maar we wegen die natuurlijk altijd mee in onze besluitvorming rond infrastructurele projecten. Met het oog daarop zie ik de motie eigenlijk als overbodig of als ondersteuning van het beleid en laat ik het aan de Kamer of zij daar specifiek over wil stemmen.

De voorzitter:
U zei "overbodig", "ondersteuning van het beleid" en "oordeel Kamer". Welke wordt het? Aan multiple choice doen we niet.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
"Overbodig" is geen officiële term meer, toch?

De voorzitter:
Als u de motie overbodig vindt, kunt u de motie ontraden of het oordeel daarover aan de Kamer laten. Het is aan u.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dan ontraad ik de motie, want daarin staat dat dit nadrukkelijker moet gebeuren, terwijl ik zeg dat ik dat al doe. "Nadrukkelijker" betekent dat ik nog meer moet gaan doen, dus ik ontraad de motie.

In de motie-Belhaj op stuk nr. 95 wordt de regering verzocht om opnieuw onderzoek te laten uitvoeren naar de effecten van de uitbreiding van de A27 bij Amelisweerd binnen de bak en het invoeren van een 80 kilometerzone. Dat is onderzocht door de commissie-Schoof. Die heeft geconstateerd dat het al voldoende is onderzocht. Op 25 maart 2013 is dat onderzoek naar de Kamer gestuurd, dus ik ontraad deze motie.

In de motie-Belhaj op stuk nr. 96 staat het verzoek om Noord-Nederland aan te wijzen als proeftuin voor verkeersveiligheidsmaatregelen. Het onderwerp verkeersveiligheid heeft mijn volle aandacht. Ik ben geen voorstander van een regionale proeftuin. Het moet overal beter worden; daar werk ik aan. Ik ontraad deze motie daarom. Als ze dat daar zouden willen doen, zouden ze dat in principe zelf kunnen doen zonder de regering.

De motie-Hoogland/Visser op stuk nr. 98 gaat over de REOS. Ik deel het gevoel van urgentie dat in de motie wordt uitgesproken met betrekking tot de gezamenlijke strategie. Ik word in de motie verzocht om dit jaar de concrete uitvoeringsagenda naar de Kamer te sturen, maar met de verschillende partijen heb ik medio 2017 afgesproken. Ik kan dat dus niet zomaar doen, maar ik onderschrijf dat de gevraagde nadere concretisering er moet komen, want die is ook voor mij heel belangrijk. Het bedrijfsleven is een heel belangrijke partner. Gezien het grote aantal partijen is het niet mogelijk om dat dit jaar te doen. Ik wil daarom vasthouden aan de planning die eerder met de REOS-partners is afgesproken. Ik verzoek de indieners dus om de motie aan te houden of om het tijdschema aan te passen. Er staat ook "inclusief financieringsbronnen". Omdat dit een motie van twee regeringspartijen is, ga ik ervan uit dat een en ander gewoon binnen onze bestaande budgetten en mogelijkheden moet blijven.

De heer Hoogland (PvdA):
Het doel van de motie is dat de REOS niet verzandt in een soort esoterische sessie waarin je met bestuurders praat en een en ander blijft hangen in een intentieverklaring, maar dat er echt een uitvoeringsagenda komt. Als die er komt, kunnen we de motie misschien zelfs wel even aanhouden. We houden de motie dan aan en rekenen erop dat die uitvoeringsagenda er komt.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Gelet op de toezegging moet de heer Hoogland er al gerust op zijn dat het geen esoterische bijeenkomst is, maar dat het echt gaat leiden tot actie.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Hoogland stel ik voor, zijn motie (34300-A, nr. 98) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Mevrouw Van Tongeren heeft nog gevraagd: bent u van plan om nog een snelweg door het Groene Hart te leggen of om een aantal N-wegen aan elkaar te plakken tot het een snelweg wordt? We lossen knelpunten alleen op waar dat nodig is. Wij gebruiken altijd de verschillende partijen in de regio om in een breed proces te praten. Criteria als natuur, veiligheid en leefbaarheid spelen daarin altijd een rol, dus oplossingen zijn altijd breder dan alleen het aanleggen van wegen. Er zijn op dit moment geen concrete plannen voor snelwegen in het Groene Hart. Ik weet niet wat u gehoord hebt of waar uw angst zit, maar die plannen zijn er niet.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor een oordeel over twee moties.

Staatssecretaris Dijksma:
Voorzitter. Ik moet ook nog één vraag beantwoorden, namelijk die van mevrouw Van Tongeren. Zij vraagt wat er nog mogelijk is voor fietsparkeren. Wij hebben eerder, in maart 2016, een bestuurlijk overleg gehad met vertegenwoordigers van de gemeente, vervoersregio's, provincies, Fietsersbond, NS en ProRail. Zij heeft gelijk. De conclusie is dat wij voor de toekomst te weinig geld hebben, terwijl de behoefte aan fietsparkeerplekken enorm is. Wij zitten nu met alle partijen om de tafel en proberen te werken aan een convenant dat in oktober 2016 het licht moet zien.

Mevrouw Van Tongeren heeft een motie ingediend, de motie op stuk nr. 78, in het bijzonder voor het enkelsporig baanvak en de elektrificatie. Tegelijkertijd wil zij naar de brug bij Ravenstein kijken. Ik moet die motie ontraden. Wij hebben al vaker gezegd dat het verdubbelen van enkel spoor heel duur is en lang niet altijd rendabel. Dat kost veel geld en dat kan ik nu niet op voorhand financieren. Rondom de brug hebben wij in meerdere AO's de argumenten met elkaar gewisseld. Vandaag zit dit punt dus even tegen. Excuus daarvoor.

Dan kom ik bij de motie-Hoogland/De Boer op stuk nr. 97. De indieners willen een aantal zaken in kaart brengen vooruitlopend op de discussie die wij krijgen rondom de verlenging van het MIRT. Omdat het vooral om een aantal onderzoeken gaat en het in beeld brengen van wat wel en niet kan, denk ik dat het mogelijk is om dat te doen. Wij zullen overigens ook met de bestuurlijke partners tijdens de BO's MIRT in de regio spreken. Ook daar zullen wij kijken naar prioriteiten, regionaal en landelijk, en daar zal een afweging moeten worden gemaakt. Wij hebben spelregels en daar houd ik mij aan, maar ik ben bereid om de gevraagde inventarisatie in oktober/november aan de Kamer aan te bieden, zodat wij die later bij het notaoverleg MIRT kunnen bespreken. Om die reden kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer overlaten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de bewindslieden van harte voor hun compacte beantwoording. Wij zullen later vandaag over de ingediende moties stemmen.

De vergadering wordt van 18.54 uur tot 19.20 uur geschorst.

Water

Water

Aan de orde is het VAO Water (AO d.d. 16/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Infrastructuur en Milieu van harte welkom. De spreektijd is twee minuten, inclusief het indienen van eventuele moties. Twee minuten is twee minuten. Ga uw gang.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Allereerst een motie over het kustpact.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse kust behoort tot een van de hoogst gewaardeerde landschappen van Nederland;

constaterende dat er vele plannen liggen om te bouwen in en rondom kustgebied;

overwegende dat voorkomen moet worden dat een groot deel van deze plannen gerealiseerd wordt;

verzoekt de regering, in het kustpact met de lagere overheden bindende afspraken te maken over de bescherming van het kustlandschap inclusief handhaving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Cegerek. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 354 (27625).

Mevrouw Jacobi (PvdA):
De tweede motie gaat over het project Stroomlijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er veel rumoer is bij omwonenden en natuurorganisaties over de ongebreidelde bomenkap in het kader van het project Stroomlijn;

overwegende dat in een aantal van deze gebieden (Varik-Heesselt, Kampen) grote maatregelen op het gebied van waterveiligheid op stapel staan;

verzoekt de regering, in overleg met natuurorganisaties nog eenmaal te bezien of minder ingrijpende maatregelen een werkbaar alternatief kunnen vormen voor de nu geplande bomenkap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 355 (27625).

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Tot slot heb ik een motie over Grevelingen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat eerdere waterveiligheidsmaatregelen in de voormalige zeearmen Grevelingen en Volkerak-Zoommeer tot ernstige waterkwaliteitsproblemen hebben geleid;

overwegende dat een herstel van het getij op de Grevelingen leidt tot de noodzakelijke verbetering van de waterkwaliteit;

verzoekt de regering, in overleg met de regio bij het vaststellen van de Rijksstructuurvisie een gefaseerde aanpak en mogelijke financieringsconstructies uit te werken en samen met de andere betrokken overheden nog voor de aanstaande begrotingsbehandeling l en M hierover te rapporteren;

verzoekt de regering tevens, voor het Volkerak-Zoommeer een ontwikkelperspectief tot 2028 aan de Kamer toe te zenden en ook hier mogelijke financieringsconstructies in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Jacobi, Smaling en Visser. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 356 (27625).

De heer Geurts (CDA):
Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek van Alterra in het waterschap Hollands Noorderkwartier blijkt dat achtergrondbelasting zoals kwel, veen en natuur een belangrijke rol speelt bij de kwaliteit van het oppervlaktewater;

verzoekt de regering, op korte termijn in gesprek te gaan met waterschappen om monitoring waaronder monstername te uniformeren en zo in te richten dat maatwerk ten aanzien van nutriënten in oppervlakte- en grondwater mogelijk wordt;

verzoekt de regering tevens, op korte termijn de verschillende bronnen van nutriënten in oppervlakte- en grondwater in beeld te brengen per waterschap, en in het bijzonder onderzoek te faciliteren en ondersteunen naar achtergrondwaarden van kwel, natuur en veen;

verzoekt de regering voorts, de Kamer over beide verzoeken een week voor de begrotingsbehandeling te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 357 (27625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er nog grote onzekerheden blijven ten aanzien van de kosten en baten van zowel het voorkeursalternatief als het Plan Sluizen;

overwegende dat onderzoek niet moet wachten tot planvorming voor de vervanging van de Maeslantkering wordt opgestart;

verzoekt de regering, een uitgebreider onderzoek te starten naar de verschillende effecten waaronder kosten en baten van zowel het voorkeursalternatief als het Plan Sluizen ten aanzien van de waterveiligheid en zoetwatervoorziening;

verzoekt de regering voorts bij het onderzoek in ieder geval waterschap Hollandse Delta en haven Rotterdam te betrekken en de Tweede Kamer elk jaar, voor de begrotingsbehandeling, een voortgangsrapportage toe te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 358 (27625).

De heer Wassenberg (PvdD):
Voorzitter. Ik dien vier moties in. De eerste ervan lijkt op die van mevrouw Jacobi. Misschien kunnen we die nog in elkaar schuiven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kustpact dient om de kust te beschermen tegen bebouwing;

constaterende dat het kustpact vooral een intentieverklaring is en daarmee een vrijblijvend karakter heeft;

verzoekt de regering, harde waarborgen voor de bescherming van de gehele Nederlandse kust in het kustpact op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 359 (27625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat plannen om de Nederlandse kust te bebouwen explosief toenemen;

overwegende dat de Nederlandse kust van nationaal belang is;

constaterende dat de minister het instrumentarium van ruimtelijke ordening uit handen heeft gegeven aan provincies en gemeenten;

verzoekt de regering, de regie terug te nemen en alles wat in haar macht ligt te doen om nieuwe bouwplannen tegen te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 360 (27625).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat windparken op zee als kraamkamer voor vissen kunnen functioneren en een gunstig effect kunnen hebben op mariene ecosystemen;

verzoekt de regering, windmolenparken op zee gesloten te houden voor alle vormen van visserij, in ieder geval tot de kabinetsdoelstelling is behaald om 10% tot 15% van het Nederlandse gedeelte van de Noordzee te beschermen tegen bodemberoerende visserij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 361 (27652).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende er voor de kust van Borssele een offshore windmolenpark gebouwd gaat worden en dat er daarna nog meer parken zullen volgen;

constaterende dat de aanleg van windmolenparken veel geluid met zich meebrengt, met negatieve gevolgen voor walvisachtigen;

van mening zijnde dat de effecten van de geluidsreducerende maatregelen die bij deze bouw worden toegepast, moeten worden gemonitord om bij te kunnen sturen waar dat nodig is voor de bescherming van walvisachtigen;

verzoekt de regering, een monitoring- en evaluatieplan op te stellen voor het onderwatergeluid dat geproduceerd wordt bij de installatie van offshore windmolenparken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 362 (27652).

Mevrouw Visser (VVD):
Voorzitter. Tijdens het AO hebben wij het vooral ook gehad over de waterkwaliteit. Wij hebben minister opgeroepen om na te gaan hoe de discussie rond het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is verlopen. Ook toen was er veel discussie over de normen en de wijze waarop gemeten moest worden. Uiteindelijk is daar toch een oplossing voor gevonden. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van het Mesdagfonds blijkt dat er bij het waterbeleid nog niet voldoende rekening wordt gehouden met andere bronnen dan de landbouw;

constaterende dat het van belang is om tussen alle betrokken partijen eenduidige afspraken te maken over bronnen, meten, normen en maatregelen;

overwegende dat een dergelijke systematiek bij het beleid voor waterkwaliteit ontbreekt en het beleid kan verduidelijken;

verzoekt de regering, een dergelijke systematiek ook toe te passen op het waterbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visser, Geurts en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 363 (27625).

Mevrouw Visser (VVD):
In het kader van het Kustpact de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij het opstellen van het kustpact een integrale weging dient plaats te vinden van alle relevante elementen die van invloed zijn op het kustgebied;

overwegende dat vanuit het streven naar een goede balans tussen natuur en economische waarden ook de impact van de beleving van windparken voor de Nederlandse kust en de mogelijke effecten op toerisme dient te worden betrokken;

verzoekt de regering, het onderzoek naar Beleving Windparken Hollandse Kust (het vrijdag verschenen rapport-Motivaction) onderdeel te laten zijn van de totstandkoming van het kustpact,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Visser. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 364 (27625).

De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik heb eerst een aanvullende vraag naar aanleiding van de motie die mevrouw Jacobi namens een aantal leden heeft ingediend. Als het Deltafonds verlengd wordt tot 2030 …

De voorzitter:
Mevrouw Jacobi, er wordt u iets gevraagd, indirect.

De heer Smaling (SP):
Mijn vraag aan de minister is de volgende. Als het Deltafonds wordt verlengd van 2028 naar 2030, is het dan mogelijk om het deel van dat fonds dat gereserveerd zal worden voor waterkwaliteit, te bestemmen voor de gefaseerde aanpak van Grevelingen en Volkerak-Zomeer, zoals die in de motie aan de orde is gesteld?

Ik heb ook een motie over de kust. Die motie gaat over de periode vanaf nu tot het moment dat het Kustpact gerealiseerd is en luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de Nederlandse kust van grote ecologische en recreatieve waarde is;

constaterende dat deze kust in rap tempo volgebouwd dreigt te worden;

van mening dat deze bouwdrift een halt toegeroepen dient te worden voor onherstelbare schade is aangericht;

verzoekt de regering, gemeenten ertoe te bewegen om bouwplannen te bevriezen en er zorg voor te dragen dat tot realisering van het kustpact geen onomkeerbare stappen worden gezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Smaling en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 365 (27625).

De heer Smaling (SP):
Ik realiseer mij dat er vrij veel kustmoties worden ingediend. Wij zullen moeten zien hoe wij daar een mouw aan passen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

nagenietende van eerder aangenomen moties over bodemdaling en veenweidegebieden;

constaterende dat de regering nog wat terughoudend te werk gaat bij de uitvoering;

van mening dat een breed kennisfront over slappe bodems zich verenigd heeft tijdens het congres Heel Holland Zakt van afgelopen voorjaar;

van mening dat bodemdaling en veenoxidatie in het kader van klimaatbeheersing net zoveel aandacht verdienen als waterveiligheid;

verzoekt de regering, een actieve, katalyserende rol op zich te nemen om dit typisch Nederlandse werkterrein tot volle wasdom te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 366 (27625).

Deze motie wordt niet alleen ondersteund, maar roept ook veel hilariteit op.

De heer Smaling (SP):
Aan de lichaamstaal van mevrouw Visser te zien, gaat het helemaal goed komen met deze motie.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Ik heb twee moties. Een ervan gaat over het kustpact, want onze prachtduinen zijn ons lief en die willen wij ook zo houden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens Natuurmonumenten de afgelopen drie jaar 1.700 objecten gebouwd zijn aan de kust en er voor de komende drie jaar 5.500 voorgenomen zijn;

overwegende dat een kustpact in voorbereiding is;

verzoekt de regering, de kustpactafspraken die naar gemeentelijke regelgeving vertaald worden, nauw te monitoren op naleving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 367 (27625).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Mijn tweede motie gaat over een onderzoek naar de effectiviteit van natuurlijke retentie in de brongebieden van de Rijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de waterstand in de Nederlandse rivieren mede afhankelijk is van het beleid van buurlanden;

van mening dat het van groot belang is dat er goede afspraken gemaakt worden over gezamenlijke maatregelen om hoogwater het hoofd te bieden;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de effectiviteit van natuurlijke retentie in de brongebieden van de Rijn in het Middelgebergte in Duitsland, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 368 (27625).

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste betreft rapportages water.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in rapportages en internationale inzet:

  • onderscheid te maken tussen KRW-waterlichamen (Kaderrichtlijn Water) en niet-KRW-waterlichamen, en voor de niet-KRW-waterlichamen geen toestandsbeoordeling op te nemen;
  • aan te geven dat in een groot deel van West-Nederland sprake is van aanzienlijke fosfaatrijke kwel, en dat nog niet alle doelen hierop zijn afgestemd;
  • duidelijk te maken dat naast de landbouw en fosfaatrijke kwel ook nalevering vanuit de bodem, rioolwaterzuiveringsinstallaties, overstorten en watervogels een bijdrage leveren aan de (regionale) belasting van het oppervlaktewater en dat de respectievelijke (regionale) bijdragen nog onvoldoende in kaart zijn gebracht;
  • duidelijk te maken dat bedrijven die gebruikmaken van de derogatie van de Nitraatrichtlijn relatief goed scoren qua waterkwaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Geurts, Visser en Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 369 (27625).

De heer Bisschop (SGP):
Mijn tweede motie betreft het Friese Front.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering meer dan 10% van het Noordzeegebied wil sluiten voor bodemberoerende visserij;

overwegende dat de Kamer ten aanzien van de uitvoering van de Kaderrichtlijn Maritieme Strategie heeft verzocht om voldoende ruimte voor de visserij en waar mogelijk beperking van gebiedssluiting (aangenomen motie-Bisschop c.s., 33750-J, nr. 14);

verzoekt de regering, in lijn met de motie-Bisschop c.s. in ieder geval de in overleg met de visserijsector nader te bepalen visrijke delen van het Friese Front niet te sluiten voor de bodemberoerende visserij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop, Geurts, Visser en Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 370 (27625).

Ik mag het woord geven aan de heer Houwers voor zijn halve minuut.

De heer Houwers (Houwers):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het nodig is om ons oppervlaktewater zo veel mogelijk schoon te houden;

overwegende dat de Kaderrichtlijn Water-doelen niet worden gehaald en de verbetering erg langzaam gaat;

van mening dat medicijnresten ons water steeds meer verstoren;

verzoekt de regering, die stappen te ondernemen die nodig zijn om rioolwaterzuiveringsinstallaties verplicht de zuivering van medicijnresten te laten uitvoeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 371 (27625).

Daarmee is een einde gekomen aan de beraadslaging van de Kamer over dit onderwerp. Ik schors de vergadering voor enkele minuten, om de minister de kans te geven zich voor te bereiden op de beantwoording van de maar liefst 18 ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Voorzitter. Ik begin met de motie-Jacobi/Cegerek op stuk nr. 354, die gaat over de kust. Dit is heel bijzonder, want we zitten nog midden in het gesprek met alle partijen over het kustpact. Kennelijk heeft de Kamer behoefte om al in diverse moties wat piketpalen te slaan.

Er wordt verzocht om met de lagere overheden bindende afspraken te maken over de bescherming van het kustlandschap inclusief handhaving. Ik zal even zeggen hoe ik dit interpreteer, want dan kan ik de motie overnemen. We gaan met elkaar afspraken maken over welke gebieden we beschermenswaardig vinden en welke misschien niet. Vervolgens gebruiken we allen ons eigen instrumentarium. Ik ga niet instrumentarium weghalen bij anderen. Ons eigen instrumentarium is ook bindend. Op het moment dat wij iets in de Omgevingsvisie omschrijven, of een provincie in een provinciaal plan, of een gemeente in een bestemmingsplan, moet men zich daaraan houden. We maken geen nieuw juridisch instrumentarium, want dat is niet nodig. Dat hebben we gewoon. We maken afspraken over wat we willen.

Als ik de motie zo mag lezen, laat ik het oordeel aan de Kamer. Als de Kamer zegt dat zij nog een ander instrumentarium wil, dan ontraad ik de motie en dan zou ik zeggen: houd deze aan totdat we het kustpact aanbieden, dan kan men het zien.

De voorzitter:
Hier kan ik als voorzitter niet mee uit de voeten. Ik kijk even naar de indieners.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
De vraag is niet om een nieuw instrumentarium, maar om echt bindende afspraken te maken met al die overheden. Zo heb ik het gehoord, dus dan wordt het oordeel Kamer. Ik kan het niet anders interpreteren.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik geef aan dat de binding zit in het eigen instrumentarium. Wij maken met elkaar afspraken. Een convenant of een pact is nooit bindend. Het is gewoon geen bindend instrument. Vervolgens zegt iedereen toe het in zijn eigen beleid en instrumentarium op te nemen. Daarmee wordt het bindend voor iedere overheidslaag. Het kustpact zelf is dat niet. Dat is wat ik probeer aan te geven. Als mevrouw Jacobi dat wel bedoelt, moet ik de motie ontraden. Of zij houdt de motie aan totdat wij het kustpact aanleveren. Dan kunnen we het gewoon goed met elkaar bekijken. Ik ben toch even precies, voorzitter, want anders zeggen partijen aan tafel misschien dat zij eruit stappen, omdat dat niet is wat zij willen.

De voorzitter:
Er staat wat er staat: "verzoekt de regering, in het kustpact met de lagere overheden bindende afspraken te maken". Wat is uw oordeel daarover?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dan moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 355.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
De motie-Jacobi op stuk nr. 355 gaat over het Stroomlijn-project. Dat project betreft het weghalen van struiken uit de rivierbedding. De maatregelen die wij nemen, proberen wij zo zorgvuldig mogelijk uit te voeren. Er wordt gestreefd naar een optimale combinatie tussen het weghalen van vegetatie en het tegelijkertijd beschermen van het gebied en andere wezenlijke beleidsvelden als natuur en omgeving. Stilleggen is niet nodig; er wordt rekening gehouden met alternatieven, evenals met meekoppelkansen die er zijn. Die zijn ook meegenomen in de planvorming voor Ruimte voor de Rivier en het project Maaswerken. Ik ontraad de motie.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik vraag om een uitzondering te maken voor de twee plaatsen waar heel grote ontwikkelingen spelen en om nog een keer met de betrokkenen te kijken naar een alternatief. Het betreft de gebieden Varik-Heesselt en Kampen. Meer vraag ik niet. Ik vraag niet om het Stroomlijn-project eruit te halen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dat is helder, maar ook voor die gebieden geldt dat er een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden. Die is ook meegenomen in de projecten in het kader van Ruimte voor de Rivier. Ik moet de motie op stuk nr. 355 derhalve ontraden.

In de motie-Jacobi c.s. op stuk nr. 356 wordt de regering verzocht om voor het Volkerak-Zoommeer een ontwikkelperspectief tot 2028 voor de Kamer in kaart te brengen. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer. Er wordt mij niet gevraagd om alvast een rijksstructuurvisie vast te stellen. Dat kan immers niet, want dat zou op gespannen voet staan met het MIRT-spelregelkader. Er wordt mij gevraagd om aan tafel te gaan met diverse partijen en in beeld te brengen wat er kan en niet kan. De vorige keer heb ik al gezegd dat wij niet zomaar middelen van waterveiligheid naar waterkwaliteit kunnen brengen. Ik denk dus dat het goed is om met elkaar aan tafel te gaan zitten en te bezien wat de wensen en de mogelijkheden zijn en de Kamer daar vervolgens over te rapporteren. Als het mag — ik kijk nu naar de indiener van de moties — dan doe ik dat tijdens het WGO Water, omdat dit een logischer moment is, gelet op de samenhang met allerlei andere waterprojecten, dan de begrotingsbehandeling.

Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik ben bereid om de woorden "de aanstaande begrotingsbehandeling" te vervangen door "het WGO Water".

De voorzitter:
Wij gaan naar de motie op stuk nr. 357.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
De motie-Geurts/Bisschop op stuk nr. 357 zie ik als ondersteuning van beleid. Wij vinden het belangrijk om het onderscheid tussen waterlichamen en niet-waterlichamen in beeld te brengen en tevens in beeld te brengen hoe het binnen de waterlichamen gesteld is met zout- en fosfaatrijke kwel, in samenhang met de evaluatie van de Meststoffenwet die daarop van toepassing is. Recent heeft de Kamer het rapport van de monitoring op 300 derogatiebedrijven ontvangen. Dat rapport is naar de Europese Commissie gestuurd. Die feitelijke informatie maakt deel uit van de dialoog met de Europese Commissie en andere lidstaten en wordt betrokken bij de totstandkoming van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn en het daaraan verbonden behoud van de derogatie. Er wordt dus al conform de motie gehandeld. Ik wil de Kamer daar graag over informeren, maar een week voor de begrotingsbehandeling is te kort dag. Dat redden wij niet.

Ik zie in mijn aantekeningen staan dat er uiterlijk 2018 een gedetailleerde analyse is, maar dat lijkt mij heel ver weg. Het is een gefaseerde aanpak, op basis waarvan een en ander gefaseerd wordt uitgewerkt. Misschien is het goed als ik de Kamer schriftelijk laat weten wanneer de gevraagde informatie er kan zijn. De behandeling van de Begroting 2017 red ik echter zeker niet.

De heer Geurts (CDA):
Voor de zuiverheid meld ik dat dit akkoord is. Misschien kan de minister de motie dan overnemen. Dat scheelt vanavond weer een stemming.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik kan de motie op stuk nr. 357 overnemen, met uitzondering van het daarin opgenomen verzoek om de gevraagde informatie een week voor de begrotingsbehandeling te hebben.

De voorzitter:
Nee, dat gaat niet. Overnemen is overnemen. Laten wij nu zo min mogelijk in de moties veranderen, want anders wordt het helemaal gek.

De heer Geurts (CDA):
Ik kan natuurlijk het laatste verzoek in het dictum schrappen. Dan krijgen wij daar nog een brief over. In dat geval kan de minister de motie overnemen.

De voorzitter:
Iedereen heeft gevolgd hoe het gaat. U kunt de motie toch ook intrekken?

De heer Geurts (CDA):
Ik zal de motie niet intrekken.

De voorzitter:
Oké. Aanhouden. De motie op stuk nr. 357 is aangehouden.

De heer Geurts (CDA):
Nee, voorzitter, ik deed een verzoek om het laatste deel van het dictum te schrappen. In dat geval zou de minister de motie kunnen overnemen.

De voorzitter:
In dat geval moet u de motie wijzigen. De minister kan vervolgens de gewijzigde motie overnemen. Ik vraag nu aan de leden of er iemand bezwaar tegen heeft dat de minister de motie overneemt. Ik stel vast dat dit inderdaad het geval is. De motie komt derhalve gewoon in stemming. Het is dan aan de heer Geurts of hij er vanavond nog een gewijzigde motie van weet te maken.

Wij gaan door, want dit kost veel te veel tijd.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
In de motie-Geurts op stuk nr. 358 wordt de regering verzocht om opnieuw naar het plan Sluizen te kijken en de Kamer jaarlijks een rapportage toe te sturen. Het is bekend dat ik in principe positief sta tegenover het plan Sluizen, niet voor nu maar voor op de langere termijn. De kosten zijn heel hoog. Die kun je eventueel lager maken als dat nodig is, maar niet bij voorbaat terwijl je eerst andere zaken moet doen. Ik zeg het maar even heel kort door de bocht. Daar zit een heel verhaal achter. Ik ontraad deze motie omdat wij bij de actualisatie van de strategieën voor het Deltaprogramma iedere keer op de kansen van dit plan terugkomen, bijvoorbeeld in 2021. Jaarlijks een nader onderzoek vind ik echt te veel van het goede.

In de motie-Wassenberg op stuk nr. 359 wordt de regering verzocht harde waarborgen voor de bescherming van de gehele Nederlandse kust in het kustpact op te nemen. Bij de eerste motie van mevrouw Jacobi was eigenlijk hetzelfde aan de orde. De regering kan niet namens alle andere partijen die harde waarborgen toezeggen omdat het beleid is verdeeld over verschillende overheden. Nogmaals, je zit met verschillende partijen aan tafel om gezamenlijk een kustpact te maken. Ik moet ook deze motie ontraden. Het is niet dat wij met z'n allen iets anders zouden willen. Dat is het lastige ervan. Wij willen met elkaar de kust gaan beschermen, maar wij willen dat wel doen met respect voor eenieders rol en bevoegdheden. Ook deze motie zal ik dus moeten ontraden. Ik hoop eigenlijk dat de indiener de motie wil aanhouden tot wij het kustpact in de Kamer bespreken. Het is beter discussiëren als de inhoud bekend is.

De heer Wassenberg vraagt de regering in zijn motie op stuk nr. 360 om de regie terug te nemen over het instrumentarium van ruimtelijke ordening. Hij zegt dat de minister die uit handen heeft gegeven. Die is echter al jaren uit handen van de regering. Dat heeft deze regering niet gedaan. Gemeenten en provincies hebben hun eigen ruimtelijk beleid. Dat is altijd zo geweest. Dat willen wij ook op bijna alle vlakken. In dit geval kunnen en willen wij dat niet doen. Ik ontraad dus ook deze motie. Zij is ook niet nodig, omdat ik in het kustpact goede en duidelijke afspraken ga maken om de waarde van de kust te beschermen. Die afspraken, zo zeg ik maar even, zullen zo bindend mogelijk zijn. Ik zal daar de regie over voeren.

De heer Wassenberg (PvdD):
Ik ben nog relatief nieuw in dit huis, maar volgens mij is de ambtsvoorganger van de minister ook "de minister". Vandaar dat het in de motie zo is geformuleerd.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Eigenlijk hebben gemeenten altijd al het ruimtelijkeordeningsbeleid voor hun eigen grondgebied mogen voeren. Dat is niet gedecentraliseerd. Provincies hebben ook altijd eigen bevoegdheden gehad. Wij hebben wel onderdelen van bijvoorbeeld het nationaal ruimtelijk beleid overgeheveld, maar dat betrof niet de verantwoordelijkheid voor de kust. Daarbij ging het om een aantal nationale landschappen, die uiteindelijk provinciale landschappen zijn geworden. De situatie is dus eigenlijk zoals die altijd is geweest. Zo moet die ook blijven, want er valt natuurlijk veel meer onder de bevoegdheden van de gemeenten dan alleen maar de kust. Het belangrijkste is dat wij, wakker geschud door de discussie die over de kust wordt gevoerd, dit het met elkaar bespreken: wij willen bescherming, hoe gaan wij die realiseren, hoe worden wij het daar met elkaar over eens, welke delen zijn beschermwaardig en bij welke is dat wat minder en kunnen wij een en ander toelaten? Dat moeten wij helder met elkaar vastleggen en daar moeten wij als bestuurders voor gaan staan. Dat is eigenlijk veel interessanter dan de vraag of dit in één hand is of niet, want zo zal het nooit zijn bij het ruimtelijk beleid.

De voorzitter:
De achtste motie. Mag ik de mensen achterin vragen of zij, als zij willen overleggen, dat op de gang willen doen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
De motie-Wassenberg op stuk nr. 361 gaat over de kraamkamer voor vissen in windmolenparken. In de context van de KRM, de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, zet ik mij in voor ecologisch herstel. Daarnaast heeft de Kamer mij ertoe opgeroepen rekening te houden met diverse economische belangen in het Noordzeegebied, zoals de visserij. Ik probeer een goede combinatie van beide te bereiken. Ik ga niet bij voorbaat een van de belangen een voorkeurspositie geven. Ik heb immers ook gezegd dat ik hierop terugkom. Ik moet deze motie dus ontraden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 362 waarin de regering wordt verzocht een monitoring- en evaluatieplan op te stellen voor het onderwatergeluid. Ik vind dit van groot belang. We doen dat op veel terreinen. Ik zal het ook onderzoeken, maar … Ik heb hier "aanhouden" staan, maar ik vraag me af waarom dat zo is. Voor de zekerheid laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:
Zullen we deze motie aan het einde van de reeks nog even laten terugkomen? Er komt vast nog wel een briefje in uw richting.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dat is inderdaad veiliger.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 363 van mevrouw Visser, de heer Geurts en de heer Bisschop. In deze motie wordt de regering verzocht om de systematiek van het Mesdagfonds toe te passen op het waterbeleid. Ik neem deze motie over. Ik zal de voorgestelde NSL-aanpak voor waterkwaliteit overnemen en dat vormgeven in de uitwerking van de Delta-aanpak Waterkwaliteit. Ik informeer de Kamer daarover eind 2016.

De voorzitter:
De minister heeft aangegeven de motie te willen overnemen. Is daartegen bezwaar bij een of meer leden? Dat is niet het geval.

De voorzitter:
De motie-Visser c.s. (27625, nr. 363) is overgenomen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik heb de motie op stuk nr. 364 nog niet; ik wacht die nog even af. Ik ga daarom door met de motie op stuk nr. 365. In deze motie wordt de regering verzocht gemeenten ertoe te bewegen om bouwplannen te bevriezen. Ik ontraad deze motie. Ik ga met partijen die bij het Kustpact betrokken zijn, waaronder de gemeenten en Natuurmonumenten, de geïnventariseerde bouwplannen nader verkennen en analyseren. Daar zitten ook plannen bij die nieuw worden genoemd, maar die bijvoorbeeld het opknappen van een bestaand hotel behelzen. Er zitten dus een heleboel hiaten in. Toen we deze week om tafel zaten, werd dat door alle partijen ook onderkend. Ik zal zeker geen bouwplannen tegenhouden die in het beleid passen en die de waarden niet aantasten. Naar zaken waarover ik me zorgen maak omdat ze dat wel zouden doen, zal ik kijken en besluiten of ik die ga aanhouden. Dat behoort ook tot mijn eigen bevoegdheid. Ik ontraad deze motie.

Ik heb nog een aanvulling op de motie op stuk nr. 362, waarin werd verzocht om een monitoring- en evaluatieplan op te stellen. Dat doen we al. Daarmee kunnen we de motie overnemen.

De voorzitter:
De minister geeft aan de motie op stuk nr. 362 over te willen nemen?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ja, die motie ging over het opstellen van een monitoring- en evaluatieplan voor het onderwatergeluid. Dat doen we al, daarom kunnen we die motie overnemen.

De voorzitter:
Is daar bezwaar tegen bij een of meer leden? Dat is het geval. Dan is de motie niet overgenomen en zal de Kamer erover stemmen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik heb de motie op nr. 364 inmiddels voor me. Die kwam nog voor de motie op stuk nr. 365. Daarna ga ik weer netjes het rijtje af. Die motie zie ik als ondersteuning van beleid. Er wordt gevraagd de lokale economische effecten van windenergie op zee in kaart te brengen en die te betrekken bij het Kustpact. Ik zeg wederom dat ik natuurlijk wel maar een van de spelers ben bij het Kustpact. Ik kan anderen niet dwingen om iets mee te nemen, maar ik zal het in ieder geval inbrengen. Ik zie de motie dus als ondersteuning van beleid en kan deze overnemen.

De voorzitter:
De minister heeft aangegeven de motie te willen overnemen. Is daartegen bezwaar bij een of meer leden? Ik constateer dat de heer Wassenberg daartegen bezwaar maakt. De motie is daarmee niet overgenomen; de Kamer zal erover stemmen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Excuus voor het rommeltje, maar ik zal me nu weer aan de volgorde houden. Ik ben toe aan de motie op stuk nr. 366, die ik moet ontraden. De verantwoordelijkheid ligt bij de decentrale overheden. Ik heb het initiatief genomen om deze onderling tot kennisuitwisseling te kunnen laten komen, maar de verantwoordelijkheid moet bij de decentrale partijen blijven liggen. Hoe mooi de motie ook geformuleerd is, ik moet haar ontraden.

De voorzitter:
Ik zie dat de heer Smaling hierop wil reageren. Ja, mooi proza helpt niet altijd.

De heer Smaling (SP):
Nee. Er zijn moties aangenomen en er is ook een congres geweest dat heel veel in beweging heeft gebracht, maar het ministerie levert er echt geen enkele bijdrage aan. Er was niet eens iemand van het ministerie aanwezig.

De voorzitter:
Geen discussie op dit tijdstip! Wat is uw vraag?

De heer Smaling (SP):
Jawel. Dat kan, want het ministerie ligt aan de overkant. Ik vind gewoon dat hier meer actie vanuit de regering op moet komen. Er zijn twee aangenomen moties. Waarom wordt deze dan ontraden? Dat snap ik echt niet.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Volgens mij heeft het ministerie gewoon bijdragen geleverd aan het kennisfront. Wij hebben ook het initiatief genomen om ervoor te zorgen dat ze onderling tot kennisuitwisseling konden komen. Wij leveren dus zeker een bijdrage. Er zijn nu eenmaal zaken die je nationaal moet oppakken en trekken. Daar moet je dan ook heel hard aan trekken, en daar hebben we het al zwaar genoeg mee. En er zijn ook zaken die je gewoon op decentraal niveau moet laten liggen, die tot de verantwoordelijkheid van de decentrale overheid behoren. We helpen ze dus om over de gemeenten en regio's heen kennis uit te wisselen, zodat ze zelf hun eigen taken kunnen aanpakken.

De voorzitter:
Volgende motie. We lopen achter op het schema.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
In de motie op stuk nr. 367 wordt de regering gevraagd om te monitoren op naleving van het Kustpact. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid. Een monitoring van de afspraken is natuurlijk van belang en zal ook onderdeel zijn van het Kustpact. De juiste wijze van monitoring, vooral de vraag wie daarmee wordt belast en waar die monitoring op wordt gericht, leg ik niet nu al vast. Dat wil ik ook niet nu al vastleggen. Daarover ben ik in overleg met betrokken partijen. We zullen met elkaar nalevings- en monitoringsafspraken maken, maar de wijze waarop dat gebeurt, zal niet vast komen te liggen. Ik zie de motie dus als ondersteuning van beleid.

De voorzitter:
Dat betekent oordeel Kamer?

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ja.

In de motie op stuk nr. 368 wordt de regering verzocht om onderzoek te doen naar de effectiviteit van natuurlijke retentie in de brongebieden van de Rijn. De aanpak van de zoetwatervoorziening komt aan de orde in de Internationale Rijncommissie, die wij samen met de buurlanden hebben ingesteld. Daarover hebben wij ook verschillende studies tot onze beschikking. Bovenstroomse retentiemogelijkheden zijn beperkt. Als ik de motie mag lezen als een inspiratie om de dialoog in de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn voort te zetten, dan kan ik de motie als ondersteuning van het beleid zien en dus overnemen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Mijn collega-indiener is even weggelopen, maar wat mij betreft is het oké.

De voorzitter:
De motie-Koşer Kaya/Belhaj (27625, nr. 368) is overgenomen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
In de motie op stuk nr. 369 wordt de regering een aantal verzoeken gedaan. Ik heb drie verschillende oordelen over de motie. Het eerste verzoek is om een onderscheid te maken tussen Kaderrichtlijn Water-waterlichamen en niet KRW-waterlichamen, en voor de niet-KRW-waterlichamen geen toestandsbeoordeling op te nemen. Conform de Kaderrichtlijn Water maken de waterbeheerders onderscheid tussen die twee waterlichamen: KRW-waterlichamen en niet-KRW-waterlichamen. De Europese Commissie beoordeelt alleen de kwaliteit van de waterlichamen. Er wordt dus al conform de voorgestelde aanpak gewerkt.

Er wordt al conform de inhoud van de motie gehandeld. Ik heb daar net eigenlijk ook al iets over gezegd, toen ik sprak over de rapportages die we naar de Europese Commissie sturen. Ik kan de motie derhalve zien als ondersteuning van beleid en laat het oordeel daarover aan de Kamer.

In de motie-Bisschop c.s. op stuk nr. 370 wordt de regering gevraagd om met de visserijsector nader te bepalen om visrijke delen van het Friese Front niet te sluiten voor bodemberoerende visserij. Samen met de staatssecretaris van EZ heb ik de motie-Bisschop uitgevoerd. Ik heb rekening gehouden met de belangen van de visserij en voldoende ruimte gelaten om te vissen. Ik heb de gebiedssluiting beperkt. Wellicht heb ik deze breder gemaakt dan de SGP misschien had gewild. omdat ik het ook van belang vind dat er ecologisch herstel plaatsvindt, maar ik heb het ook weer niet zo smal gemaakt als de visserijsector had gewild. Daarom zit ik niet op een minimum. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik samen met de staatssecretaris van Economische Zaken in overleg ga met de visserijsector en de natuursector over de twee varianten die ik onlangs aan de Kamer heb voorgesteld, waarbij in de ene variant nog wat meer flexibiliteit aan de visserij wordt geboden dan in de andere, dan kan ik de motie overnemen. Indien die ruimte niet wordt geboden, zal ik de motie ontraden. Ik zie dat de woordvoerder van de SGP zijn duim omhoog steekt.

De voorzitter:
Nee, u moet even naar de microfoon komen, mijnheer Bisschop. De minister geeft een bepaalde interpretatie.

De heer Bisschop (SGP):
Ik dacht via non-verbale communicatie de tijd iets te kunnen inlopen, maar goed. Ik vertel graag dat wij ons kunnen vinden in de interpretatie van de minister. Ik ben blij dat de minister de motie overneemt.

De voorzitter:
De motie-Bisschop c.s. (27625, nr. 370) is overgenomen.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
De motie-Houwers op stuk nr. 371 beschouw ik als ondersteuning van beleid. Formeel maken de medicijnresten geen deel uit van de KRW-route zoals vastgesteld in 2009. Het zuiveren van medicijnresten wordt in de Delta-aanpak op basis van hotspotanalyse gefaseerd ingevoerd in overleg met alle partijen. Ik kan dat niet verplichten, maar als ik de motie zo mag begrijpen dat wij proberen om een en ander gezamenlijk zo goed mogelijk te realiseren maar het niet te verplichten, zie ik de motie als ondersteuning van beleid.

De heer Houwers (Houwers):
Met die uitleg kan ik leven.

De voorzitter:
Dan is het advies van de minister dus "oordeel Kamer", begrijp ik.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ja.

De heer Smaling heeft een vraag gesteld over de Grevelingen. Het betreft een verzoek om besteding van verlengde middelen, dus na 2028, voor zover ik het kan zien. Daar kan en wil ik geen ad-hocbeslissing over nemen. Ik wil dat in het bredere plaatje bezien. Ik heb een verzoek liggen waarin om een breder plaatje wordt gevraagd. Het is voor mij mogelijk om dat te bieden, want als je het bij een WGO water aanbiedt, kun je ook de andere wensen zien. Tijdens het AO MIRT heb ik al gezegd dat ik nationale en regionale prioriteiten naast elkaar wil leggen. Daar ga ik de komende BO's MIRT met de regio's over in gesprek. In oktober of november kom ik met een advies over de besteding van de verlengde middelen naar de Kamer, om te bespreken tijdens het BO MIRT, maar ook tijdens het WGO water voor zover het de verlengde middelen van het Deltafonds betreft. Daarbij wordt ook het advies voor de ontwikkeling van de Grevelingen betrokken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Wij zullen vanavond laat of morgenochtend vroeg over de ingediende moties stemmen.

Bescherming Nederlandse schepen tegen piraterij

Bescherming Nederlandse schepen tegen piraterij

Aan de orde is het VAO Bescherming Nederlandse schepen tegen piraterij (AO d.d. 23/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Defensie van harte welkom, die onze gelederen inmiddels is komen versterken.

Het woord is aan de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij hebben een debat gevoerd over particuliere beveiligers en militaire beveiligers. De conclusie van mijn fractie is dat het op dit moment onwenselijk is om tot particuliere beveiligers op koopvaardijschepen over te gaan. In eerste instantie hebben we al tien jaar die discussie gehad. VPD's waren op die schepen niet mogelijk, zei Defensie. Vervolgens waren ze wel mogelijk, maar met minimaal 30 man. Dat was echt the limit. Vervolgens zijn we terug naar elf VPD's gegaan. De duur van de inzet is teruggebracht van drie naar twee weken. De kosten zijn gedaald van 225.000 naar 70.000. Er zit dus flexibiliteit in die VPD's. Ik vraag de minister om een laatste stap flexibiliteit in te bouwen, namelijk om die teams kleiner te maken en flexibeler in te zetten. Daarover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat militairen die koopvaardijschepen beschermen tegen piraterij in de zogenaamde VPD's minimaal uit elf militairen dienen te bestaan terwijl private beveiligers vaak met kleinere teams werken;

constaterende dat er in 2015 geen concrete piraterijpogingen zijn ondernomen in het risicogebied voor de kust van Somalië;

verzoekt de regering, de VPD's zodanig in te richten dat zij sneller, goedkoper, flexibeler en zo nodig met kleinere teams kunnen worden ingezet, en tevens dit beleid jaarlijks te evalueren en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Eijsink, Jasper van Dijk en Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (32706).

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Van alle landen die een serieuze koopvaardijsector hebben, staat alleen Nederland de inzet van gewapende particuliere beveiligers tegen piraten nog niet toe. Dat is heel nadelig voor de koopvaardij van Nederland. Het is ook heel nadelig voor de Nederlandse schatkist. Het is vooral een de coalitiepartijen, namelijk de "partij voor de asielzoekersbootjes", de Partij van de Arbeid, die je dat mag aanrekenen. Bootjes met asielzoekers worden door de socialisten namelijk hartelijk verwelkomd terwijl Nederlandse koopvaardijschepen vakkundig worden weggejaagd. Dat getreuzel heeft nu lang genoeg geduurd. We moeten alle zeilen bijzetten om wetgeving tot stand te brengen die de introductie van die gewapende particuliere beveiligers mogelijk gaat maken. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse koopvaardijsector al jaren aandringt op wetgeving die de inzet van gewapende particuliere beveiligers tegen piraterij mogelijk maakt;

constaterende dat door traagheid en besluiteloosheid de koopvaardij en de schatkist tientallen miljoenen euro's per jaar mislopen vanwege de ontbrekende wetgeving;

verzoekt de regering, prioriteit te geven aan de totstandkoming van wetgeving waarmee de inzet van gewapende particuliere beveiligers op Nederlandse koopvaardijschepen mogelijk wordt en die wetgeving nog deze zomer naar de Raad van State te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77 (32706).

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Mijn motie is een beetje het spiegelbeeld van de motie van de heer De Roon.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

spreekt uit, dat inzet van particuliere beveiligers in het kader van de piraterijbestrijding onwenselijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (32706).

De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. Kan de minister al antwoorden of wil zij nog even overleggen en de stukken bekijken? Ik constateer dat zij al kan antwoorden.


Termijn antwoord

Minister Hennis-Plasschaert:
Voorzitter. Ik zal reageren op de eerste motie en de volgende twee moties zullen worden opgepakt door de minister van I en M, mede namens de minister van V en J. De motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 76 gaat in op een verdere flexibilisering van het VPD-concept. Ik heb tijdens het laatste debat wederom verteld wat de minimale omvang is van het Nederlandse inzetconcept en dat de Commandant der Strijdkrachten daar niet voor niets toe besloten heeft. Helaas moet ik de motie dan ook ontraden.

De voorzitter:
Ik dank u zeer. Dan mag ik het woord geven aan de minister van Infrastructuur en Milieu.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Voorzitter. Ik behandel de motie-De Roon op stuk nr. 77 en de motie-
Van Dijk op stuk nr. 78 namens mijn collega van V en J, die op dit moment in het buitenland zit.

In de motie op stuk nr. 77 vraagt de heer De Roon de regering, zo snel mogelijk en met prioriteit wetgeving te maken. De motie-Van Dijk op stuk nr. 78 wil de inzet van particulieren juist niet. De minister van V en J zou de motie op stuk nr. 77 graag uitvoeren, maar alleen dan — dat heeft hij ook in het debat gezegd — als daar ook een meerderheid van de Kamer voor is. Hij heeft namelijk nog een heleboel andere wetten op de plank liggen. Wij hebben inmiddels ook begrepen dat er een initiatiefwetsvoorstel van de VVD eraan gaat komen. De motie op stuk nr. 77 kan de minister van V en J dus zien als ondersteuning van beleid.

De voorzitter:
Zegt u, namens de minister van V en J.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ja, de minister van V en J kan die motie zien als ondersteuning van beleid, als de Kamer daar ook in meerderheid een prioriteit van wil maken. Als die motie toch niet aangenomen wordt, zal de minister daar ook niet met prioriteit aan werken, laten we daar helder over zijn. De motie op stuk nr. 78 van de SP moet ik ontraden.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Even voor de goede orde: die motie omvat geen verzoek aan de regering. Het is slechts een uitspraak van de Kamer, zoals u kunt zien. In die zin is commentaar van de regering op dit moment niet aan de orde.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dat is een bijzondere variant.

De voorzitter:
Het is inderdaad een niet-alledaagse variant, maar ook weer niet een die niet zou kunnen. Mevrouw Belhaj heeft een vraag over een motie die niet van haar hand is?

Mevrouw Belhaj (D66):
De microfoon is er inderdaad om een vraag te stellen. Er is wat onduidelijkheid over de uitspraak van de minister met betrekking tot de motie op stuk nr. 77. Ontraadt ze die motie nu of neemt ze haar over? Laat ze het oordeel erover aan de Kamer? Wat is precies haar oordeel?

De voorzitter:
Ze heeft gezegd oordeel Kamer.

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik stel de vraag aan de minister, omdat zij enerzijds zegt dat het afhankelijk is van wat er in de Kamer gebeurt en dat is een beetje dubbel, omdat hier juist een verzoek ligt aan de regering. Het is belangrijk dat de minister zegt wat zij zelf vindt.

De voorzitter:
Als u het liever nog een keer van de minister hoort, dan geef ik haar daarvoor het woord.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik wil mij daar graag heel helder over uitspreken, maar wij weten allemaal dat de verhoudingen in de Kamer op dit dossier al jaren complex zijn. De regering wil graag prioriteit geven aan de totstandkoming van wetgeving waarmee de inzet van gewapende particuliere beveiligers mogelijk wordt en zij laat de motie daarmee dus ook aan het oordeel van de Kamer, wetende dat de verhoudingen in de Kamer divers liggen op dit vlak.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dank u wel. Wij zullen later vandaag of heel vroeg morgenochtend over de ingediende moties stemmen. Ik dank beide ministers. Volgens mij kan de minister van I en M de Kamer nu verlaten.

Materieel Defensie

Materieel Defensie

Aan de orde is het VAO Materieel Defensie (AO d.d. 29/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Wij gaan door met het volgende VAO, met een spreektijd van twee minuten.

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. De PVV is al jaren tegen de export van wapens naar islamitische landen, onder andere omdat je maar nooit weet in wiens handen dat materiaal uiteindelijk terechtkomt en tegen wie het uiteindelijk gebruikt gaat worden. Je kunt die landen namelijk gewoon niet vertrouwen, en dat is onlangs nog weer bevestigd door de verduistering van een grote hoeveelheid wapens in Jordanië, nota bene met medewerking van hoge veiligheidsfunctionarissen van de Jordaanse inlichtingendienst. Nu wil Nederland militair materieel schenken en verkopen aan dat land. Daarover gaat mijn eerste motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland voornemens is militair materieel te schenken aan Jordanië;

constaterende dat hooggeplaatste officieren binnen de Jordaanse inlichtingendienst betrokken zijn geweest bij het verduisteren en doorverkopen van wapens;

verzoekt de regering om geen militair materieel te schenken aan Jordanië,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 179 (27830).

De heer De Roon (PVV):
Ik heb een tweede motie, die ik meteen ga voordragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Defensie op het punt staat om akkoord te gaan met de aanschaf van nieuwe tankvliegtuigen in het kader van het Multi Role Tanker Transportproject;

overwegende dat er geen onomkeerbare stappen gezet mogen worden voordat de financiële gevolgen voor Defensie zichtbaar zijn;

verzoekt de regering om geen verplichtingen aan te gaan met betrekking tot de aanschaf van nieuwe tankvliegtuigen voordat de Kamer is ingelicht over de financiële gevolgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 180 (27830).

De heer De Roon (PVV):
Dan mijn laatste motie. Die spreekt ook voor zich, denk ik.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Zr. Ms. Van Amstel de afgelopen weken ruim 1.000 gelukszoekers heeft opgepikt uit de Middellandse Zee en in Europa aan land heeft gezet;

constaterende dat het kabinet de mogelijkheid onderzoekt om een marineschip in te zetten voor de operatie EUNAVFOR MED Sophia;

verzoekt de regering om geen marineschepen meer in te zetten als veerdienst voor gelukszoekers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Roon en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 181 (27830).

Dan geef ik het woord aan de heer Houwers. Tegen de tijd dat u hier bent, is uw halve minuut al bijna voorbij.

De heer Houwers (Houwers):
Voorzitter. Ik lees mijn motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voornemens is 22.500 nieuwe helmen aan te schaffen waarvan afgerond 4.500 stuks bestemd zijn voor verstrekking vanuit een pool;

van mening dat het de voorkeur heeft om op basis van need to have een helm te verstrekken en hier onderscheid te maken tussen een militair in het veld en een militair op kantoor;

van mening dat het hebben van een goede helm een basisvereiste is voor de veiligheid van een militair en dat hier onder geen enkel beding op beknibbeld dient te worden;

van mening dat het onacceptabel is dat er militairen in het veld gestuurd worden die een helm moeten delen; dit is niet alleen vanuit hygiënisch oogpunt onwenselijk, maar geeft ook geen blijk van waardering; immers wat is een militair zonder eigen helm;

verzoekt de regering om geen pool van helmen aan te leggen en iedere militair die een helm nodig heeft een eigen helm te verstrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 182 (27830).

Ik waarschuw de minister. Ergens in de jaren vijftig is een keer KVP-staatssecretaris gevallen over de helmenaffaire.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister. Overigens was het een PvdA-staatssecretaris en geen KVP-staatssecretaris. Ga uw gang.


Termijn antwoord

Minister Hennis-Plasschaert:
Dank u wel voor deze welgemeende waarschuwing, voorzitter. Ik zal haar goed in mijn oren knopen.

Voorzitter. Ik begin bij de motie op stuk nr. 179 over Jordanië. Ook hierover hebben wij onlangs uitgebreid gesproken. De schenking aan Jordanië is een feit. Het is een coalitiepartner in de strijd tegen ISIS, en wat voor één. Het is een belangrijke gastheer geweest voor de Nederlandse F-16's voor een lange, lange periode, zoals de Kamer weet. Het Midden-Oosten, moet ik zeggen. Maar goed, inmiddels is dit natuurlijk een beetje … Nou goed, laat maar zitten. Laat ik daar even niks meer over zeggen. Hoe dan ook: feit is dat Jordanië een bevriend land is en een belangrijke partner in de strijd tegen ISIS. De schenking is een feit. Ik zal de motie ontraden. Tegen de heer De Roon zeg ik dat er echt voldoende waarborgen en veiligheidskleppen zijn ingebouwd. Je kunt niet zomaar materieel doorverkopen.

Dan kom ik op de MRTT, de Multi Role Tanker Transport Aircraft. Ik heb ook daarover de vorige keer al aan de heer De Roon duidelijk gemaakt dat ik nooit zomaar de Kamer zal passeren. Als er echter bijvoorbeeld offertes van Airbus dreigen te verlopen, zal ik moeten handelen. Dat verwacht de Kamer, denk ik, ook van mij. Anders is het zomaar een miljoenenstrop, ook voor Nederland. Inmiddels heb ik nog steeds geen brief aan de Kamer kunnen doen toekomen over het eventueel tekenen van de MoU tijdens de top in Warschau. Dat is omdat een land nog steeds bedenkingen heeft waar ik nu niet op kan ingaan. Ik denk dat ik de heer De Roon gerust kan stellen als ik zeg dat het er niet naar uitziet dat ik dit weekend een MoU inzake de MRTT ga tekenen, tot mijn spijt. Ik hoop snel tijdens het reces bij de Kamer terug te komen met meer informatie over hoe dan wel verder met die MRTT. Zoals de Kamer weet, zijn wij lead nation en ook afhankelijk van andere landen. Ik zal de motie op stuk nr. 180 ontraden.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 181, over de Van Amstel. De heer De Roon verwijst naar de kennisgevingsbrief die hedenmiddag naar de Kamer is uitgegaan. Het is slechts een kennisgevingsbrief. Dat betekent dat we kijken naar eventuele mogelijkheden. Het gaat dan niet alleen maar om het tegengaan van irreguliere migratie, maar ook over bijvoorbeeld — en ik denk dat de heer De Roon dat heel belangrijk vindt — het handhaven van een wapenembargo en, met andere woorden, het stoppen van wapensmokkel door Libië. Dat is een direct risico, ook voor Nederland. Het gaat bijvoorbeeld ook over het trainen van de Libische kustwachtautoriteiten. Kortom: er zit een aantal aspecten aan die ik in ieder geval voldoende serieus vindt om daar nader naar te kijken. Als we er nader naar gaan kijken, krijgt de Kamer een kennisgevingsbrief. Ook deze motie ontraad ik.

De voorzitter:
Mijnheer De Roon, bij voorkeur vragen en geen discussie. Anders komen we met de tijd niet uit en gaan we dingen dupliceren.

De heer De Roon (PVV):
Ik vraag dan of de minister de motie wel goed gelezen heeft. De motie vraagt namelijk niet om dat schip daar niet naartoe te laten gaan. De motie vraag om, als er enig schip naartoe gaat, dat dan niet meer als veerdienst voor gelukszoekers te laten functioneren.

Minister Hennis-Plasschaert:
Ik begrijp de opmerkingen van de heer De Roon, maar van een veerdienst is wat mij betreft geen sprake, of dat nu in de Egeïsche Zee of in de Middellandse Zee is. Mensen worden teruggebracht naar het land van herkomst dan wel het doorreisland. Ze gaan de procedure in. Ik moet deze motie dus ontraden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 182. Gelukkig wordt er bij Defensie ook over nagedacht hoe het nou moet met de helmen. Ik begrijp de motie, maar laat ik helder zijn: militairen die een helm nodig hebben, krijgen die. Daarmee wil ik deze discussie graag even beëindigen. De bedrijfsvoeringsaspecten staan echt ook bij ons helder op het netvlies. Ik ga deze motie dus ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Dank u zeer. Ik stel u voor om later op de avond of vroeg in de morgen over de ingediende moties te stemmen.

Verwerving F-35

Verwerving F-35

Aan de orde is het VAO Verwerving F-35 (AO d.d. 23/06).


Termijn inbreng

Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik dien de volgende twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat schommelingen in de dollarkoers een probleem kunnen vormen voor de aanschaf van de JSF (F-35), aangezien een duurdere dollar feitelijk betekent dat minder geld beschikbaar is voor de aanschaf van de JSF;

overwegende dat de consequentie van een duurdere dollar dus kan zijn dat er minder JSF's kunnen worden aangeschaft;

constaterende dat dit probleem al op dit moment aan de orde is;

verzoekt de regering, scenario's te ontwikkelen over de ontwikkeling van de euro-dollarkoers, inclusief mogelijkheden en oplossingsrichtingen en de eventuele consequenties voor het aantal toestellen dat binnen het budget gekocht kan worden en de operationele gevolgen daarvan;

verzoekt de regering tevens, hierover standaard te rapporteren in de halfjaarlijkse voortgangsrapportage over de verwerving van de JSF,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 410 (26488).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat geluidsoverlast kan leiden tot gehoorschade;

overwegende dat omwonenden van vliegbasis Leeuwarden en vliegbasis Volkel te maken krijgen met geluidsoverlast van de F-35;

verzoekt de regering, de komende twintig jaar kinderen die rondom vliegbasis Leeuwarden en vliegbasis Volkel wonen jaarlijks te onderzoeken op gehoorschade,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Belhaj. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 411 (26488).

De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Als je je verdiept in het dossier van de JSF, die door de regering consequent F-35 wordt genoemd, stuit je op een gigantische hoeveelheid problemen en tegenvallers met betrekking tot besturingssoftware en het onderhoudssysteem. Dan is er ook nog de twijfel over de stealth-capaciteit, verliest de JSF het in een dogfight van de al op leeftijd zijnde F-16 en is de blauwdruk van de JSF al jaren geleden gestolen door de Chinezen. Maar toch wil Nederland dat tegenvallende en peperdure vliegtuig aanschaffen, nu zelfs met een meerjarige bestelling, zodat in één klap een groter aantal van deze toestellen gekocht kan worden. Dat is allemaal het geval terwijl de voordelen van zo'n meerjarige bestelling nog onduidelijk zijn en terwijl door de mogelijk slechte ontwikkeling van de euro-dollarkoers zo'n bestelling misschien zelfs wel nadelig is. De PVV is tegen de Joint Strike Fighter en zo'n meerjarige bestelling lijkt mijn fractie hoe dan ook een slecht plan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de financiële voordelen van een meerjarige bestelling (block buy) van de Joint Strike Fighter (F-35) onduidelijk en zelfs discutabel zijn, mede vanwege mogelijk ongunstige ontwikkeling van de euro-dollarkoers;

verzoekt de regering, niet over te gaan tot een meerjarige bestelling van de JSF,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 412 (26488).

Mevrouw Eijsink (PvdA):
Voorzitter. Op 6 november 2013 steunde de Kamer een motie over geluidsbreedte. In tweeënhalf jaar tijd is er enorm veel en hard gewerkt door een stuurgroep. In die stuurgroep zitten omwonenden, een coördinator, het ministerie van Defensie, Provinciale Staten en de voorzitter van Gedeputeerde Staten. Deze groep heeft een enorme hoeveelheid werk verzet, in de eerste plaats in de samenwerking met elkaar. Ik wil dit compliment ook aan de minister en haar mensen geven, en misschien nog wel meer aan de bewoners rondom de vliegbasis in Leeuwarden en die in Volkel. Zij hebben aangetoond dat er kan worden samengewerkt.

In de brief van de minister, in de reacties en in de uitvoering van de motie heeft de minister aangegeven dat zij alle adviezen van de stuurgroep zal overnemen, inclusief de mogelijke opmerkingen over piekbelasting en alle adviezen die voortkomen uit twee rapporten, een van het NLR en een van het RIVM. Daar ben ik de minister zeer erkentelijk voor, maar ik zeg nogmaals dat ik ook de bewoners daar erkentelijk voor ben, de gedeputeerde, de coördinator, het ministerie en allen die hieraan hebben gewerkt. Ik vraag de minister om nogmaals te bevestigen dat er voldoende ruimte blijft voor discussies over piekbelasting in welke vorm dan ook die in de komende jaren opkomen. Dat geldt dus zowel voor voldoende ruimte voor de middelen, als voor de isolatie, als voor de verdeling van de werkzaamheden zodat het intact blijft. Ik vraag de minister te bevestigen dat dit wordt meegenomen in de taak van de stuurgroep.

De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de geluidsoverlast van de JSF tot een minimum beperkt dient te worden;

constaterende dat er momenteel geen normering is rond de piekbelasting, terwijl dit wel een nadrukkelijk verzoek is van de omwonenden;

verzoekt de regering, in overleg met de stuurgroep te onderzoeken welke piekbelasting nog acceptabel is en aanbevelingen te doen voor een normering ervan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 413 (26488).

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de inbreng van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister.


Termijn antwoord

Minister Hennis-Plasschaert:
Voorzitter. De vierde motie heb ik nog niet ontvangen, maar die volgt vast zo. We kunnen dus vast beginnen.

Allereerst behandel ik de motie op stuk nr. 410 over de dollarkoers. We hebben hier ontzettend veel met elkaar over gesproken. Ook heeft de Algemene Rekenkamer zich hierover uitgesproken. In een gesprek met de Algemene Rekenkamer heb ik gezegd dat ik het verzoek tot scenario's begrijp. We moeten echter goed uitkijken dat die niet zullen berusten op tal van arbitraire veronderstellingen, bijvoorbeeld over de ontwikkeling van de wisselkoersen, kostenontwikkelingen en de mogelijke vrijval van de risicoreservering. Het levert dan immers allerlei onzekere en daarmee weinig bruikbare uitkomsten op en dan krijgen we weer discussies zoals we die hadden bij het aanschafbesluit. Toen was er namelijk een hoeveelheid geld over door de dollarkoers; nu hebben we een bepaald tekort. Toen waren we met z'n allen aan het fantaseren over de vraag wat we met het resterende budget zouden doen; nu zijn we ons allemaal druk aan het maken over de eventuele tekorten. Het is niet voor niks dat ik samen met collega Dijsselbloem afgelopen vrijdag een briefje naar uw Kamer heb gestuurd —ik moet zeggen: een brief; sorry, wij noemen het een briefje, maar het is gewoon een hele brief — over de Studiegroep Begrotingsruimte. Het kabinet is zich zeer bewust van de valutakoerswisselingen en de impact daarvan op de begroting van Defensie en vooral ook op de planningsstabiliteit. Wij hebben reeds aangegeven bij uw Kamer terug te komen, als ik het scherp heb voor de Algemene Financiële Beschouwingen. We zullen natuurlijk ook in de voortgangsrapportages steeds weer aandacht geven aan de valutakoersproblematiek en we zullen de effecten van de verschillende koersen op de kostenramingen voor de leden inzichtelijk maken. Ik wil deze motie dan ook nadrukkelijk ontraden.

Ik kom op de motie op stuk nr. 411 over de gehoorschade bij kinderen. Ik ben blij dat mevrouw Eijsink al zei dat we een Stuurgroep geluid hebben. Die functioneert heel goed en daarin wordt nauw samengewerkt tussen de diverse betrokken partijen. Mevrouw Eijsink was zo attent om Defensie, maar ook alle omwonenden en de betrokken organisaties een compliment te geven. Laat ik het volgende daarom ook nog even tegen haar zeggen: dit alles is ontstaan op basis van een motie van de hand van mevrouw Eijsink. Sinds die motie is ingediend heeft de samenwerking een enorme vaart gekregen en staan alle neuzen dezelfde kant op. De stuurgroep zal een cruciale rol blijven vervullen en alle ruimte krijgen om willekeurig welk vraagstuk op te pakken. Het gaat me daarom veel te ver om hier te gaan praten over de monitoring van gehoorschade bij kinderen. Laat die stuurgroep z'n werk doen en geef hem de ruimte die hij nodig heeft. Ik weet zeker dat we daarmee tot de best mogelijke geluidsbeperkende maatregelen komen, die wij met elkaar op het Binnenhof niet hadden kunnen verzinnen. Ook deze motie wil dus ontraden.

De motie op stuk nr. 412 van de heer De Roon gaat over de block buy. Het is net of ik geen enkele motie wil omarmen. Dat is geenszins mijn bedoeling. Een block buy heeft echter lagere stuksprijzen tot doel. Linksom of rechtsom, we zijn allemaal gebaat bij lagere prijzen. Dus ook deze motie ga ik ontraden.

Tot slot de motie op stuk nr. 413. Ook hier geldt: geef het de ruimte. We hebben al eerder gesproken over normeringen voor luchtvaart, in die zin dat het gaat om een gemiddelde en dat je sowieso binnen de geluidscontouren moet opereren. Dus ook deze motie zal ik helaas moeten ontraden.

De voorzitter:
Dank u zeer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ook over deze moties zullen wij vanavond of morgenvroeg stemmen.

Reservistenbeleid

Reservistenbeleid

Aan de orde is het VAO Reservistenbeleid (AO d.d. 20/04).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer Knops van de fractie van het CDA.

De heer Knops (CDA):
Voorzitter. Eigenlijk iedereen in de Kamer is het erover eens dat reservisten van groot belang zijn voor de versterking van de krijgsmacht. Dat is niet over alle onderwerpen het geval. Waarom zijn er dan nog moties nodig, zou je zeggen. Omdat het niet helemaal in het tempo gaat dat de Kamer graag zou willen. Het kan wat sneller en het kan wat daadkrachtiger. Ik dien daartoe een tweetal moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat reservisten onmiskenbaar onderdeel uitmaken van de slagkracht en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht;

overwegende dat de Kamer zich in 2009 reeds heeft uitgesproken voor een goed reservistenbeleid en een nadere uitwerking daarvan in de reservistennota, en in 2015 met de motie-Knops (34300-X, nr. 25) de regering verzocht heeft met kracht het reservistenbeleid voort te zetten en de groeiende inzet van reservisten voluit te accommoderen binnen de defensieorganisatie;

van oordeel dat verdere doorontwikkeling van het reservistenbeleid noodzakelijk is om de kwaliteit en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht te verbeteren;

overwegende dat het Total Force Concept van Canada navolging verdient, waarbij reservisteneenheden onderdeel uitmaken van parate eenheden;

verzoekt de regering, met meer urgentie en tempo de huidige knelpunten bij de reservisten op te lossen;

verzoekt de regering tevens, vóór 1 januari 2017 met een uitgewerkt voorstel te komen hoe het Total Force Concept in de Nederlandse krijgsmacht geïmplementeerd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Knops, Vuijk en Eijsink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121 (34300-X).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het opleiden en trainen van de NATRES-eenheden uitgegaan wordt van een jaarlijks gemiddelde van 121 uren aan opleiden en trainen, hetgeen nodig is om reservisten op pelotonsniveau de status van inzetgereed te laten bereiken;

overwegende dat mede door de beheersmaatregelen van het Commando Landstrijdkrachten in 2015 achterstanden zijn ontstaan in de geoefendheid van de NATRES-eenheden;

constaterende dat uit een indicatie blijkt dat het gemiddelde aantal uren dat per reservist is besteed in de eerste vier maanden van 2016 ongeveer 10% lager ligt dan in voorgaande jaren;

overwegende dat een inhaalslag nodig is bij het opleiden en trainen van de NATRES-eenheden;

verzoekt de regering, het werkelijk aan opleiding en training bestede uren per NATRES-reservist vast te stellen op minimaal 121 uur per jaar en daartoe voldoende middelen ter beschikking te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Knops en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. ().

Verder zijn er geen sprekers van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Hennis-Plasschaert:
Voorzitter. In de motie-Knops op stuk nr. 121 wordt de regering verzocht om met een uitgewerkt voorstel te komen over de wijze waarop het Total Force Concept in de Nederlandse krijgsmacht geïmplementeerd kan worden voor 1 januari 2017. Ik vind deze motie sympathiek — dat woord kent de heer Knops van mij, dus hij schiet nu bijna wortel — maar ik wil toch twee dingen zeggen voordat ik mijn advies daarover geef.

Eén: de heer Knops verwijst in de motie naar Canada, maar hij weet net zo goed als ik dat er meerdere landen zijn die een Total Force Concept hebben dan wel daarnaar streven. Ik vind het van belang om breder te kijken dan alleen naar Canada, maar ik denk dat de heer Knops het op dat punt met mij eens is. Twee: in de motie staat dat dit moet gebeuren voor 1 januari 2017. Ik ga die inspanningsverplichting aan, maar let wel: het kost tijd en capaciteit om met een volledig uitgewerkt voorstel te komen. De inzet is om daar voor 1 januari 2017 mee te komen, maar ik voorzie wel dat het misschien in twee fasen geschiedt. Laten we zeggen dat ik bereid ben om deze inspanningsverplichting aan te gaan. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer.

Ik kom op de motie-Knops/Dijkgraaf op stuk nr. 122. Die motie begrijp ik ook heel goed, want we hebben verschillende keren met elkaar van gedachten gewisseld over het gemiddelde aantal uren dat jaarlijks aan opleiden en trainen wordt besteed. Er is vaker gevraagd hoe dat zit. Ik begrijp dus heel goed waar die motie vandaan komt. Tegelijkertijd heb ik in mijn brief van 1 juli jongstleden reeds uiteengezet dat voor de inzetgereedheid tot op pelotonsniveau voldoende uren beschikbaar worden gesteld voor de daarvoor benodigde opleiding en training. Daarbij wordt er rekening gehouden met een bepaald opkomstpercentage. Planmatig wordt dus al voor die 121 uur gezorgd waar de heer Knops terecht op wijst. De reden waarom er gekozen is voor een norm en niet voor een minimale eis is dat niet iedere reservist zich altijd kan vrijmaken voor alle oefeningen in een jaar. Ik vind dus ook deze motie sympathiek, omdat ik heel goed begrijp waar die vandaan komt. Ik laat het oordeel daarover dan ook graag aan de Kamer, wetende dat er in de praktijk misschien wel wat flexibiliteit nodig is en dat dat niet de flexibiliteit is waar we ons vorig jaar allemaal wild aan geërgerd hebben. Als dat wordt meegenomen, denk ik dat de heer Knops en ik elkaar goed hebben verstaan.

De heer Knops (CDA):
Ik constateer dat de minister en ik elkaar steeds beter gaan verstaan naarmate de dag vordert. Dat zit dus helemaal goed. Ik zou zeggen: ga nog even door.

Ik snap dat de minister zegt dat je dat niet in elk individueel geval kunt doen, maar ik verwijs ook naar de antwoorden op feitelijke vragen van 11 april 2016. Daarin staat letterlijk: "De geoefendheid en inzetbaarheid van de operationele Natres-bataljons vereist een minimum van 121 uur." Dat heeft de minister zelf bepaald, omdat daarmee de inzetbaarheid gegarandeerd wordt. We zitten er nu te ver onder. Als de minister nu zegt dat zij voor die 121 uur gaat, maar dat zij niet in 100% van de gevallen kan garanderen dat dat gebeurt, dan mag zij de motie interpreteren zoals zij net deed.

Minister Hennis-Plasschaert:
Dat is een goede vertaling van hetgeen ik eerder zei. Ik laat het oordeel over deze motie dus aan de Kamer.

De voorzitter:
Met de nadrukkelijke nuance waarover hier van gedachten gewisseld is. Het loven en bieden komt later op de avond nog op gang.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor de antwoorden. Later op de avond dan wel vroeg in de ochtend wordt er gestemd over de ingediende moties.

Arbeidsmarktbeleid

Arbeidsmarktbeleid

Aan de orde is het VAO Arbeidsmarktbeleid (AO d.d. 09/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Voor de nieuwe spelers zal ik de spelregels herhalen. De spreektijd bedraagt twee minuten per fractie. Dat is inclusief de indiening van moties. Interrupties mogen alleen in de vorm van een vraag over of toelichting op de ingediende moties worden gesteld.

De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Een tijdje geleden is het convenant over de Aziatische horeca in werking getreden, na lang aandringen van D66 en zeker ook de VVD. Dat convenant loopt nu bijna af. Daarom heb ik samen met de heer Ziengs van de VVD-fractie vandaag twee moties. Ik zal er één indienen en de heer Ziengs zal de andere indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Convenant Aziatische Horeca op 1 oktober 2016 afloopt;

constaterende dat Panteia concludeert dat een vergelijkbare kwaliteit en kwantiteit van het aanbod van Aziatisch eten hoogstwaarschijnlijk niet mogelijk is zonder de immigratie van Aziatische koks en dit daardoor niet leidt tot verdringing van Nederlandse werknemers of werkzoekenden;

overwegende dat de minister van plan is om met de sector hernieuwde afspraken te maken en daar een maximum aantal te verstrekken vergunningen voor verblijf en arbeid (GVVA) aan toe te voegen;

verzoekt de regering om:

  • zo snel mogelijk met de Aziatische horecasector afspraken te maken;
  • daarbij de duur van de te verstrekken vergunningen voor verblijf en arbeid (GVVA) te verlengen naar ten minste twee jaar;
  • bij het vaststellen van het maximum aantal te verstrekken vergunningen voor verblijf en arbeid (GVVA) rekening te houden met het feit dat nu ook Japanse chefs een dergelijke vergunning nodig hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Ziengs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 731 (29544).

De heer Van Weyenberg (D66):
Met het oog op de tijd laat ik het daarbij.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Wie melding wil maken van misbruik of uitbuiting op een stage of werkervaringsplek kan lang zoeken voordat hij bij de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid terechtkomt. Het meldpunt arbeidsuitbuiting van de inspectie is voor de jongeren niet herkenbaar als de plek waar zij moeten zijn. Daarom worden er nauwelijks meldingen gemaakt van deze misstanden. Volgens GroenLinks is een toegankelijke manier van het melden van stagemisbruik van groot belang voor het aanpakken van de uitbuiting. Ik merkte in het AO al dat de minister en ik dicht bij elkaar zaten. Ik dacht: ik kan een motie indienen, maar ik kan het ook eens op een andere manier proberen door de minister te vragen of hij dat wil regelen, gezien onze discussie in het algemeen overleg. Hij wil er ongetwijfeld ook alles aan doen dat uitbuiting bij stages en werkervaringsplekken wordt aangepakt.

Ik vraag de minister daarom om het meldpunt arbeidsuitbuiting laagdrempeliger en gemakkelijker vindbaar te maken. Er moet duidelijk op de website komen te staan dat het ook voor stagemisbruik is en dat het meldpunt naar boven komt als je googelt op "melding stagemisbruik", zodat het meldpunt net zo goed gevonden wordt als het meldpunt van FNV Jong, dat wel wordt gevonden door jongeren. Ik vraag de minister of hij op dit punt een toezegging kan doen. Dan scheelt dat weer een motie vanavond.

De voorzitter:
De heer De Graaf ziet af van het woord.

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid knokt voor een fatsoenlijke arbeidsmarkt, voor de Poolse werknemer bijvoorbeeld die hier aan de slag gaat, maar ook voor zijn Nederlandse collega. Te vaak nog wordt de een onderbetaald, waardoor de ander zogenaamd als te duur aan de kant wordt gezet, waardoor collega's elkaars concurrent worden. In deze kabinetsperiode worden misstanden op de arbeidsmarkt harder aangepakt dan ooit. En toch is er meer nodig. Ik heb in dat kader aangedrongen op extra maatregelen. De minister heeft toegezegd daarmee aan de slag te gaan. Ik druk hem nogmaals op het hart daarmee vaart te maken. Straks zal de heer Ulenbelt mede namens mijn fractie een motie over een van die mogelijke extra maatregelen indienen.

De PvdA knokt ook voor jonge mensen die hun eerste stappen op de arbeidsmarkt zetten, als vakantiewerker — volgende week mag ik de aftrap van de vakantiewerkcampagne van FNV Jong doen — of na het halen van een diploma en die in het laatste geval alleen aan de slag kunnen als "stagiair". Eigenlijk zijn zij helemaal geen stagiair, maar zo kunnen zij wel worden afgescheept met een boekenbon. De minister is voortvarend aan de slag gegaan met het door mij gevraagde actieplan om stagemisbruik aan te pakken. De eerste concrete stappen zijn al gezet en voor het eind van het jaar kunnen wij de verdere uitwerking van het actieplan tegemoetzien. In het kader daarvan dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voorkomt dat jongeren na het behalen van een diploma een stagecontract krijgen aangeboden terwijl feitelijk sprake is van een arbeidsovereenkomst;

constaterende dat het kabinet op verzoek van de Kamer momenteel werkt aan een plan van aanpak tegen dergelijk stagemisbruik;

overwegende dat hoewel daarin al eerste concrete stappen worden gezet, verdere uitwerking daarvan de komende maanden zijn beslag krijgt;

verzoekt de regering, bij die verdere uitwerking de voor- en nadelen van het principe dat een stage bij een opleiding hoort en na het afronden daarvan sprake dient te zijn van een arbeidsovereenkomst in kaart te brengen en die met bedoelde verdere uitwerking van het hier aan de orde zijnde plan van aanpak vóór de eerstkomende begrotingsbehandeling van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 732 (29544).

De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. De heer Kerstens kondigde deze motie al aan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Franse regering overweegt om de Detacheringsrichtlijn eenzijdig op te zeggen;

verzoekt de regering, de mogelijkheden en gevolgen te onderzoeken van het buiten werking stellen van de Detacheringsrichtlijn door Nederland en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ulenbelt en Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 733 (29544).

De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter. Twee jaar geleden werd het zogeheten wokakkkoord gesloten, waarin de Aziatische horeca afspraken maakte met de overheid om een bijdrage te leveren aan het inperken van het aantal werkloze Nederlandse koks. Om de continuïteit van hun bedrijven te waarborgen bleef het mogelijk om gespecialiseerde koks te laten invliegen, die met een tewerkstellingsvergunning aan het werk komen. De Aziatische horeca heeft laten zien dat hij de afspraken serieus heeft genomen. De brief van de minister geeft dat ook weer. Toch heb ik nog een vraag aan de minister. Intrekking van de tewerkstellingsvergunning kan plaatsvinden als er zware overtredingen worden geconstateerd, zo stelt de wet in artikel 8. Artikel 9 spreekt over lichte overtredingen die kunnen leiden tot uitsluiting. Het moge helder zijn dat de VVD wil dat er gehandhaafd wordt. Bedrijven die misbruik maken van de regeling moeten aangepakt worden, maar de goede moeten niet onder de kwade lijden. Is de minister bereid om met de Aziatische horecabranche helderheid te brengen in het begrip "overtredingen", zodat duidelijk wordt wanneer een tewerkstellingsvergunning ingetrokken wordt? Er mag geen misverstand over bestaan dat het uitgangspunt moet zijn dat bij recidive het intrekken van een tewerkstellingsvergunning het gevolg is. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

Zoals aangekondigd dien ik mede namens de heer Van Weyenberg van D66 de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er ondanks het wokakkoord en de verrichte inspanningen van werkgevers, sectororganisaties en uitvoerders IND en UWV onvoldoende aanbod is van chefs op niveau 4-6 in Nederland;

overwegende dat het onderzoek van Panteia dat de minister heeft laten uitvoeren stelt dat er geen sprake is van arbeidsmarktverdringing door de komst van Aziatische koks;

constaterende dat de minister heeft aangegeven om voor de periode na het wokakkoord te komen met een regeling met voorwaarden voor de toelating van Aziatische koks met inbegrip van een quotum;

overwegende dat de behoefte van de Aziatische horeca aan koks fluctueert en van mening dat een quotum voor een maximum aantal te verlenen vergunningen voor verblijf en arbeid (GVVA) dat de minister wil instellen, de sector niet moet beperken in het vinden van geschikte koks;

verzoekt de regering om te gaan werken met een flexibel quotum dat wordt aangepast aan de daadwerkelijke behoefte van de Aziatische horeca aan koks op basis van een periodieke toetsing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ziengs en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 734 (29544).

De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS wil dat de ambassadeur ouderenwerkloosheid, John de Wolf, gaat slagen in zijn opdracht en dat hij daarbij dezelfde middelen krijgt als indertijd de ambassadeur jongerenwerkloosheid. De heer De Wolf groeit steeds meer in zijn rol. De interviews die ik lees, worden met de week interessanter. 50PLUS wil hem daarom extra steunen met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de ambassadeur ouderenwerkloosheid voldoende mogelijkheden moet krijgen om de arbeidsmarktpositie van 45-plussers te helpen verbeteren en het actieplan ouderenwerkloosheid uit te voeren;

verzoekt de regering, de ambassadeur ouderenwerkloosheid op gelijke wijze te faciliteren als de ambassadeur jeugdwerkloosheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 735 (29544).

Ik kijk even naar deze zo ervaren minister, die ongetwijfeld meteen kan antwoorden. Ik begrijp dat hij nog niet over alle moties beschikt, maar de laatste komt eraan. Ik schors derhalve de vergadering voor één minuut.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Asscher:
Voorzitter. De eerste motie gaat over het wokakkoord. Dit is de motie van de heren Van Weyenberg en Ziengs op stuk nr. 731 om afspraken te maken, de duur te verlengen naar twee jaar en een maximumaantal vast te stellen. Dit sluit aan bij het debat dat wij eerder hebben gevoerd. Oordeel Kamer.

Dan de vraag van GroenLinks om zonder motie toch winst te behalen. Een loffelijk streven. Ja, ik ben bereid om meer te doen aan de vindbaarheid en de herkenbaarheid van de betreffende pagina waar mensen melding kunnen maken. Ik zeg toe dat uiterlijk eind van deze maand die mogelijkheid prominenter op de website zal staan. We hebben daar in het algemeen overleg ook over gesproken. Ik kan niet beloven dat deze bovenaan staat bij de zoekresultaten, want dat kan duur worden, maar we maken deze beter vindbaar, precies zoals mevrouw Voortman wil.

De motie-Kerstens op stuk nr. 732 sluit nauw aan bij mijn brief naar aanleiding van een eerdere motie over een actieplan tegen het fenomeen stagemisbruik, waar mevrouw Voortman ook over sprak. Eerlijk gezegd sluit die motie nauw aan bij wat ik toch al van plan was. Ik geloof dat dit een instrument is dat wij kunnen toepassen, dus die motie neem ik over. Dat scheelt weer een stemming.

De voorzitter:
De motie-Kerstens (29544, nr. 732) is overgenomen.

Minister Asscher:
De derde motie, op stuk nr. 733, van de heer Ulenbelt is een beetje dubbelzinnig. Waar deze motie mij vraagt om de gevolgen te onderzoeken van het eventueel buiten werking stellen van de Detacheringsrichtlijn door Frankrijk, wil ik dat uiteraard doen en de Kamer daarover ook informeren. Als die motie ertoe zou oproepen om ons niet aan de wet te houden, moet ik deze natuurlijk ontraden. Ik geef de indiener in overweging om de motie zo aan te passen dat deze toevoegt: "de mogelijkheden te onderzoeken om het effect dat beoogd was door het Commissievoorstel op een andere wijze te bereiken en te onderzoeken wat de buitenwerkingstelling van de Detacheringsrichtlijn door Frankrijk tot gevolg zou hebben", of om dat eerste stuk over de mogelijkheden weg te laten. In deze vorm moet ik de motie ontraden; dat begrijpt de indiener ook. Ik snap heel goed waar het om gaat. De Nederlandse regering hecht zeer aan dit onderwerp. Maar ik vertrouw erop dat de Kamer ook geen contra legem-motie in stemming zou willen brengen.

De heer Ulenbelt (SP):
De motie roept nog niet op om iets te doen, maar om te onderzoeken wat het zou betekenen als je dat zou doen. Dat zijn precies de woorden die de minister gebruikt. Ik kan de motie zo uitleggen als de minister zegt.

Minister Asscher:
Het verzoek is om de motie ook zo aan te passen, want dan hebben we geen enkel misverstand. Ik voel aan dat de heer Ulenbelt daartoe bereid is. Ik schrijf graag even mee, want ik denk dat ik precies weet wat hij bedoelt. Dan kan niemand ons verwijten dat we tegen de wet in zouden gaan. Dat willen we niet.

De voorzitter:
U schrijft natuurlijk sowieso niet mee.

De heer Ulenbelt (SP):
Een aanbod van hulp door deze minister kan ik echt niet afwijzen.

De voorzitter:
Dan gaat het van u uit. Met andere woorden, de heer Ulenbelt is voornemens zijn motie te wijzigen in de zin die volgens de minister tot de mogelijkheden behoort.

Minister Asscher:
Dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:
Dan is het oordeel Kamer, maar dan komt er dus nog wel een gewijzigde motie aan. Dan komen we op de vierde motie.

Minister Asscher:
Dan kom ik op de motie-Ziengs/Van Weyenberg op stuk nr. 734. De heren Ziengs en Van Weijenberg hebben zich de afgelopen jaren laten kennen als grote voorstanders van het wokken in het algemeen en het wokakkoord in het bijzonder. "Vrienden van de wok", noem ik Ziengs en Van Weyenberg, als ik het op het departement over ze heb. Ik hoop dat ik daarmee niemand ontrief. In het kader van de gelijke behandeling laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik ben in goed overleg met de sector, en dat verwacht ik ook van haar. Ik ben tevreden over een deel van wat ze gedaan heeft, maar niet over het geheel. Ik proef dat de indieners ook vinden dat men zich moet blijven inzetten voor het benutten van het Nederlandse en het Europese arbeidspotentieel. Dan is de oplossing die in deze motie gesuggereerd wordt, prima. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:
In technische zin merk ik op dat u de motie ook zou kunnen overnemen.

Minister Asscher:
Dat zou kunnen, maar ik denk dat de heer Ziengs dat zou betreuren.

De voorzitter:
Ik vraag het aan u.

Minister Asscher:
Ik laat het oordeel aan de Kamer. Of zal ik deze overnemen? Ik zie dat de heer Ziengs wil dat er gestemd wordt. Dat is mijn ragfijne gevoel voor verhoudingen.

De voorzitter:
Oordeel Kamer. We gaan naar de vijfde motie.

Minister Asscher:
Ik wil geen disbalans in het wokfront veroorzaken. Anders heb je immers alleen de motie-Van Weyenberg en is de motie-Ziengs foetsie.

Ik kom te spreken over de motie op stuk nr. 735 van de heer Krol, waarin de regering wordt verzocht om de ambassadeur ouderenwerkloosheid op gelijke wijze te faciliteren als de ambassadeur jeugdwerkloosheid. Dat is sympathiek als daar de gedachte van uitgaat dat John de Wolf er bekaaid vanaf zou komen ten opzichte van Mirjam Sterk. Dat is niet het geval. Maar het is natuurlijk wel een andere klus. Het is een andere groep en daar zijn andere dingen voor nodig. Als ik dat op gelijke wijze zou faciliteren, zou ik het team jeugdwerkloosheid meegeven aan de heer De Wolf. Ik weet zeker dat hij ook daar goede resultaten zou boeken. Zijn jeugdige uitstraling is een van de bewijzen dat vooroordelen tegen 50-plussers niet terecht zijn. Maar hem echt op gelijke wijze faciliteren is niet efficiënt en niet effectief. Om die reden ontraad ik de motie. Als de zorg van de heer Krol echter is dat de heer De Wolf niet met alle middelen zou worden ondersteund om zijn belangrijke taak uit te voeren, kan ik hem geruststellen. Dat wordt hij zeker wel.

De voorzitter:
Geven deze geruststellende woorden de heer Krol nog reden om de motie aan te houden of in te trekken, nu we toch aan het loven en bieden zijn?

De heer Krol (50PLUS):
Ik heb een heel mooie toezegging van de minister gekregen, namelijk dat hij alle middelen krijgt die hij nodig heeft. Als dat zo is, kan ik de motie intrekken.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Krol (29544, nr. 735) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Vanavond laat of morgenochtend vroeg wordt over de ingediende moties gestemd.

Diagnostische tussentijdse toets

Diagnostische tussentijdse toets

Aan de orde is het VAO Diagnostische tussentijdse toets (AO d.d. 14/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Ook nu gelden er twee minuten spreektijd, inclusief moties. Interrupties kunnen alleen worden gepleegd als toelichtende vraag bij het oordeel dat over een motie is gegeven.

De heer Rog (CDA):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het experiment met een diagnostische tussentijdse toets, waarbij scholen op een vast moment in het jaar met meerkeuzevragen hun leerlingen toetsen, haaks staat op het principe van een diagnostische, formatieve toets;

voorts overwegende dat de validiteit van de toets omstreden is en de ontwikkeling ervan door Cito geen recht doet aan het gewenste gelijke speelveld tussen toetsontwikkelaars;

verzoekt de regering, het experiment met de onderbouwtoets per direct te staken en de vrijkomende middelen te investeren in het versterken van een formatieve feedbackcultuur in het onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Van Meenen, Bruins, Bisschop en Siderius.

Zij krijgt nr. 8 (33661).

De heer Grashoff (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb ook een motie. Ik denk dat die iets subtieler is dan die van de heer Rog.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat leerlingen gebaat zijn bij doorlopende feedback van docenten over hun voortgang;

overwegende dat docenten de voortgang van hun leerlingen al meten gedurende het schooljaar en er geen extra toetsen nodig zijn;

overwegende dat de diagnostische tussentijdse toets een top-down en centralistisch uniform instrument is dat geen recht doet aan de verschillen tussen onderwijsprogramma's van scholen;

verzoekt de regering, het huidige proefproject diagnostische tussentijdse toets om te vormen tot een proefproject waarbij — in samenwerking met het onderwijsveld — een instrumentarium wordt ontwikkeld dat scholen ondersteunt in het formatieve toetsen in hun reguliere onderwijsproces,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (33661).

Hebt u er bezwaar tegen als we van "pilot" "proefproject" maken?

De heer Grashoff (GroenLinks):
Dat is geen enkel probleem.

De voorzitter:
Dan doen we dat.

Mevrouw Ypma (PvdA):
Voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de intentie niet is de diagnostische tussentijdse toets verplicht te stellen voor alle scholen en een examen toe te voegen;

overwegende dat leraren en schoolleiders zelf bepalen of het afnemen van de diagnostische tussentijdse toets past in hun werkwijze en bijdraagt aan de onderwijskwaliteit;

verzoekt de regering, vanaf 2018 het bedrag dat structureel is gereserveerd voor de diagnostische tussentijdse toets te besteden aan het ontwikkelen en bevorderen van een feedbackcultuur op scholen en hierover met het onderwijsveld in gesprek te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (33661).

De voorzitter:
Ik zie dat de staatssecretaris staat te trappelen om te antwoorden.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Ik wil de motie-Rog c.s. op stuk nr. 8 om drie redenen ontraden. Ten eerste, komend jaar is het derde en laatste pilotjaar van de diagnostische tussentijdse toets. Dat is nu precies het jaar waar scholen en leerlingen ook het meeste aan hebben. Ten tweede, zonder dat laatste jaar is de dtt niet af en is er ook geen instrument dat we goed kunnen overdragen aan de markt. Ten derde, de dtt wordt op dit moment gebruikt op zo'n 200 scholen die hier vrijwillig aan deelnemen en zelf ook aangeven daar veel baat bij te hebben. Kortom: ontraden.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 9. De heer Grashoff gaf al aan dat die iets minder vergaand is. Er wordt in de motie echter wel van uitgegaan dat we nu in een laatste jaar de hele essentie van die toets volledig kunnen omgooien. Dat is gewoon niet haalbaar. We kunnen de dtt zoals die er nu is, afmaken. We kunnen die goed laten werken, zodat scholen en marktpartijen daar in de toekomst iets aan hebben. We kunnen de dtt niet omzetten naar iets wat er eigenlijk ook al is als je kijkt naar bijvoorbeeld de toetsen die in de leerlingvolgsystemen zitten. Daarbij wordt meer uitgegaan van een jaarbasis terwijl met deze toets echt halverwege de schoolcarrière, aan het einde van de onderbouw, wordt gekeken of leerlingen goed op weg zijn naar het eindexamen.

Ik kan wel goed uit de voeten met de motie-Ypma/Straus op stuk nr. 10, omdat het met die motie mogelijk wordt gemaakt om de volledige pilot af te maken en te komen tot een diagnostische tussentijdse toets die vervolgens ook overgedragen kan worden. Het wordt vervolgens aan de scholen overgelaten om eigen keuzes te maken als het gaat om de vraag hoe zij het beste kunnen investeren in een feedbackcultuur. Ik neem die motie graag over.

De voorzitter:
Bestaat er bezwaar tegen het overnemen van deze motie?

Mevrouw Siderius (SP):
Mijn fractie wil graag over die laatste motie stemmen.

De voorzitter:
Dan is de motie niet overgenomen en zal de Kamer erover stemmen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Daarmee zijn we gekomen aan het einde van het VAO over de diagnostische tussentijdse toets. Aangezien er bij het volgende VAO grotendeels dezelfde spelers zijn, gaan we meteen door met dat volgende VAO.

Passend onderwijs

Passend onderwijs

Aan de orde is het VAO Passend onderwijs (AO d.d. 29/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Het woord is allereerst aan mevrouw Siderius.

Mevrouw Siderius (SP):
Voorzitter. Ik begin maar meteen met het indienen van de moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat specifieke doelgroepen onderwijsgerechtigde minderjarigen geheel of gedeeltelijk verblijven binnen een zorginstelling, maar uitgesloten zijn van het volgen van onderwijs, omdat de financiering van de combinatie van zorg en onderwijs niet of zeer slecht is geregeld;

constaterende dat een behandeltraject met een combinatie van zorg en onderwijs voor veel leerlingen de weg terug is richting het (reguliere) onderwijs;

verzoekt de regering, scenario's uit te werken welke mogelijkheden er zijn om bovenregionale voorzieningen die zowel zorg als onderwijs aanbieden te financieren, en de Kamer hierover voor 1 maart 2017 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 211 (31497).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat slechts in 58 van de 152 samenwerkingsverbanden doorzettingsmacht is geregeld met als gevolg dat kinderen geen passend onderwijs ontvangen of zelfs (lange) periodes thuiszitten en geen onderwijs ontvangen;

verzoekt de regering, voor 1 november 2016 in elk samenwerkingsverband doorzettingsmacht te organiseren en de Kamer hierover uiterlijk 1 november 2016 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 212 (31497).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het nastrevenswaardig is om zorgleerlingen in het reguliere onderwijs een passende onderwijsplek te bieden, maar dat dit niet voor alle zorgleerlingen haalbaar is;

constaterende dat het voortbestaan van scholen voor speciaal onderwijs als gevolg van het zogenaamde passend onderwijs onder druk staat en dat steeds minder leerlingen in aanmerking komen voor speciaal onderwijs;

verzoekt de regering, het recht op speciaal onderwijs wettelijk vast te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 213 (31497).

De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Ik dien een tweetal moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de doelstelling van passend onderwijs is dat alle kinderen een passende onderwijsplek krijgen;

constaterende dat anderhalf jaar na de invoering van passend onderwijs er nog duizenden kinderen zijn die ongewenst thuiszitten omdat er geen passende onderwijsplek is;

overwegende dat er recent een thuiszitterspact is gesloten, dat vervolgafspraken bevat, maar geen doelstellingen of acties in het terugdringen van het aantal thuiszitters;

verzoekt de regering, onverwijld actie te ondernemen om het aantal thuiszitter drastisch omlaag te brengen, hiertoe afrekenbare doelen te stellen en de Kamer voor Prinsjesdag te informeren over de afrekenbare doelen voor december 2016,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Rog en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 214 (31497).

Ik neem aan dat u bedoelt voor aanstaande Prinsjesdag. Ik constateer dat dit het geval is

De heer Van Meenen (D66):
Laten wij dat ervan maken. De tweede motie is eigenlijk een motie van mevrouw Siderius, maar zij had geen tijd meer, dus nu wordt het een motie-Van Meenen/Siderius. Deze luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Tweede Kamer wil dat wettelijk wordt geregeld dat meerderjarige cluster 3-leerlingen aanspraak kunnen maken op een Wajong-uitkering;

verzoekt de regering, geen onderzoek in te stellen, maar een voorziening te treffen waarbij meerderjarige leerlingen die op een cluster 3-onderwijsinstelling ingeschreven staan aanspraak op een Wajong-uitkering kunnen maken, en de reeds aangenomen motie onverkort uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 215 (31497).

Mevrouw Ypma (PvdA):
Voorzitter. Ik heb mijn motie dubbelzijdig geprint. Dat is goed voor het milieu, maar ik zeg het er even bij voor het kopiëren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het passend onderwijs in de praktijk veel administratieve rompslomp voor scholen en ouders met zich meebrengt, terwijl een van de doelen is het verminderen van de bureaucratie;

overwegende dat er door enige uniformering voorkomen kan worden dat werk dubbel gebeurt of in iedere regio en elke school anders gebeurt;

verzoekt de regering, met de PO-Raad en de samenwerkingsverbanden in gesprek te gaan en hun te vragen een format te ontwikkelen waardoor enige uniformering kan plaatsvinden van een deel van het Ontwikkelingsperspectief, op zo'n manier dat dit tevens als uniforme toelatingsverklaring kan gelden en meerjarig kan gelden voor kinderen wier situatie niet verandert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 217 (31497).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderwijs op een andere locatie dan school een tijdelijke oplossing kan bieden voor leerlingen die op dit moment geen onderwijs volgen en thuiszitten of dreigen thuis te komen zitten;

constaterende dat ouders, school, samenwerkingsverband en inspectie samen wel een passende oplossing willen bieden voor deze kinderen, maar het wettelijk kader of angst ze soms tegenhoudt;

verzoekt de regering, aan ouders, scholen, samenwerkingsverbanden en inspectie de duidelijkheid te verschaffen dat:

  • leerlingen die (deels) maatwerk ontvangen op een andere locatie dan de school ook in aanmerking komen voor bekostiging via school of samenwerkingsverband indien dit door de onderwijsinspectie als voldoende beoordeeld wordt;
  • maatwerk onder verantwoordelijkheid van de school geen verzuim is in de zin van het besluit bekostiging;
  • maatwerk waarbij sprake is van niet voltijds "schoolbezoek" (onderwijsprogramma) mogelijk is met een vrijstelling artikel 11, onder g, Leerplichtwet;

verzoekt de regering tevens, toezicht te houden op de implementatie van maatwerk in het onderwijsplan van scholen of het ondersteuningsplan van de samenwerkingsverbanden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 216 (31497).

De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat schoolbesturen een zorgplicht hebben ten aanzien van bij hen ingeschreven leerlingen en het onderwijs gericht moet zijn op een ononderbroken ontwikkelingsproces;

constaterende dat desondanks enkele duizenden kinderen thuiszitten of zonder overheidsbekostiging bij particuliere instellingen passend onderwijs krijgen;

constaterende dat schoolbesturen vaak huiverig zijn om maatwerkoplossingen te bieden voor leerlingen waarbij een deel van het onderwijs wordt verzorgd op een andere locatie dan de school die van overheidswege wordt bekostigd, terwijl die samenwerking de doelmatige inzet van de beschikbare middelen zou kunnen bevorderen;

verzoekt de regering, te bevorderen dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden ten behoeve van het leerrecht van kinderen samenwerken met externe (particuliere) onderwijs- en zorgaanbieders, waarbij leerlingen die deels maatwerk ontvangen op een andere locatie dan de school waar zij staan ingeschreven, ook in aanmerking komen voor bekostiging,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 218 (31497).

De voorzitter:
Ik constateer dat de heer Bisschop afziet van een inbreng. Ik schors de vergadering om orde in de chaos der ingediende moties te scheppen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Het oordeel over de motie-Siderius op stuk nr. 211 kan ik aan de Kamer laten.

De motie-Siderius op stuk nr. 212 ontraad ik. Het tijdspad dat hierin wordt geschetst is in mijn ogen niet haalbaar. Het is in ieder geval niet afdwingbaar op zo'n korte termijn. Ik zie de urgentie. In het debat heb ik ook al aangegeven dat iedereen die het thuiszitterspact heeft ondertekend het aan z'n stand verplicht is om ervoor te zorgen dat dat gedurende het komende schooljaar gaat gebeuren. Dit is echter niet realistisch.

De motie-Siderius op stuk nr. 213 is overbodig.

Mevrouw Siderius (SP):
Wat zou eventueel wel een realistische termijn zijn volgens de staatssecretaris?

Staatssecretaris Dekker:
Ik heb in het debat al gezegd dat ik vind dat dit geregeld moet zijn bij de aanvang van niet het komend schooljaar, maar het jaar daarop. Als dat niet het geval is, moeten we kijken naar andere maatregelen. We kunnen altijd nog een wettelijk traject volgen, maar voor nu hebben we een heel duidelijke afspraak gemaakt met de VNG, met alle onderwijskoepels, met iedereen die hierbij betrokken is, dat dit moet gebeuren in enigerlei vorm. Geen "one size fits all", maar het moet gebeuren. Ik vind dat we de partijen dan ook de tijd moeten geven om dat gedurende het komende schooljaar te realiseren.

In haar motie op stuk nr. 213 vraagt mevrouw Siderius om een recht op speciaal onderwijs. Ik vind dat een overbodige motie. Er is een zorgplicht voor scholen. Leerlingen voor wie speciaal onderwijs het meest passend is, kunnen in het speciaal onderwijs worden geplaatst. Daar voegt deze motie niets aan toe.

De voorzitter:
Dus?

Staatssecretaris Dekker:
Ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 214 van de leden Van Meenen, Rog en Siderius wil ik ontraden. Ook ik vind dat elk kind dat thuis zit, er één te veel is. Ik onderstreep van harte de urgentie die in deze motie wordt uitgesproken. We hebben een paar weken geleden gezamenlijk met landelijke partijen een Thuiszitterspact afgesloten dat, anders dan in deze motie wordt gesteld, een heel heldere doelstelling kent, namelijk in 2020 geen enkel kind meer langer dan drie maanden thuis zonder een passend aanbod.

Ik deel dat er heldere tussendoelen kunnen en moeten worden gesteld om dat einddoel uiteindelijk te realiseren, maar ik wil dat graag doen op een net iets andere manier dan in deze motie wordt gevraagd. Uit de laatste verzuimcijfers over het schooljaar 2014-2015 bleek dat er bijna 3.900 kinderen langer dan drie maanden thuis zaten. Eind dit jaar beschik ik over de nieuwe verzuimcijfers over het afgelopen schooljaar, dus 2015-2016, en die cijfers ga ik gebruiken als ijkpunt voor de tussendoelen voor de jaren daarna. Het is eigenlijk simpel: we hebben vier jaar de tijd om de ambitie te realiseren, dus wat mij betreft moeten die cijfers ieder jaar met een kwart omlaag. Dat worden de tussendoelen waarop de Kamer mij kan aanspreken.

De heer Van Meenen (D66):
De staatssecretaris zegt: we hebben vier jaar de tijd om de doelen te realiseren. Dat is de tijd die de staatssecretaris zichzelf en deze partijen geeft. Wat deze motie doet, is minder tijd geven om het eerste doel te realiseren, namelijk gewoon direct na de zomer aan de slag ermee! Dat is wat hier staat.

De voorzitter:
En uw vraag is?

De heer Van Meenen (D66):
Nou ja, ik merk dus op dat wat de staatssecretaris hier zegt, zijn eigen opvatting is over wat de doelstellingen moeten zijn. Dat is volgens mij geen reden om deze motie te ontraden.

Staatssecretaris Dekker:
Ik ontraad die motie wel graag. Als wij reële doelstellingen willen zetten voor het komend schooljaar en de schooljaren daarna, zodat we de doelstelling in 2020 halen, dan moeten we dat doen op basis van de cijfers van dit jaar, en die krijgen we pas in november. Ik geef aan wat mijn systematiek zal zijn: ieder jaar een kwart eraf, dan gaan we dat gewoon halen in 2020. Wat de motie vraagt, is onuitvoerbaar en daarom ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Motie op stuk nr. 215.

Staatssecretaris Dekker:
Ik wil nog één opmerking maken over de thuiszitters. Ik wil ook heldere ambities stellen op het gebied van het terugdringen van het geoorloofde verzuim, namelijk langs de weg van de vrijstelling onder punt 5a. Dat punt heeft mevrouw Ypma destijds aangedragen. Op dat punt loopt er een onderzoek, waarin er gekeken wordt naar deze doelgroep en naar de vraag welke concrete doelstellingen daarbij kunnen worden gesteld.

Mevrouw Ypma (PvdA):
Ik hoor dat de staatssecretaris wil doen wat in deze motie staat. Ik hoor hem namelijk concrete doelstellingen formuleren, dus ik vraag me af of die motie dan nog wel ingediend gaat worden.

De voorzitter:
Maar die is toch al ingediend?

Mevrouw Ypma (PvdA):
Dit gaat over de motie op stuk nr. 214. Die is al ingediend en die vraagt de staatssecretaris om concreet afrekenbare doelen te stellen. Ik hoor de staatssecretaris zeggen: dat doe ik, ik wil een afname van 25% per jaar. Dat is het concrete doel waar we het hele AO om gevraagd hebben en dat hoor ik de staatssecretaris nu zeggen, waarvoor hartelijk dank. Ik vraag me dan af of deze motie nog nodig is.

De voorzitter:
Volgens mij handhaaft de heer Van Meenen zijn motie — althans, dat blijkt uit alles — en heeft de staatssecretaris haar ontraden.

Staatssecretaris Dekker:
Ik blijf haar ook ontraden, omdat zij toch net iets anders vraagt. Het verzoek is namelijk om voor Prinsjesdag afrekenbare doelen te geven voor december 2016. Ik kom in december 2016, als we de reële cijfers van dit lopende schooljaar hebben, met de ambities voor de komende vier schooljaren tot aan 2020, het jaar waarin we willen uitkomen op nul.

De voorzitter:
Nu gaan we naar de motie op stuk nr. 215.

Staatssecretaris Dekker:
Nu gaan we naar de motie op stuk nr. 215, met permissie. Ik ontraad die motie. Dit is een punt dat overigens thuishoort bij mijn collega van Sociale Zaken. Ik zou het ook logischer vinden om het debat hierover met haar te voeren, want ik kan moeilijk overzien wat hiervan de consequenties zijn.

Mevrouw Siderius (SP):
Dit is wel frappant. De motie die dit vroeg, is al bijna unaniem door de Kamer aangenomen. Dus eigenlijk zegt de staatssecretaris: ik ga deze motie gewoon niet uitvoeren. Is dat wat hij hier beweert?

Staatssecretaris Dekker:
Er wordt aan mij gevraagd of ik vanuit onderwijs leerlingen het recht kan geven op een Wajong-uitkering. Of een leerling recht heeft op een Wajong-uitkering is volgens mij een onderwerp waar mijn collega Klijnsma zich over buigt. Het lijkt me heel erg logisch om dit de bespreken in een debat met haar. Als mij wordt gevraagd om dit te doen, zeg ik dat ik hier moeilijk de consequenties van kan overzien. Daarom ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Heel kort, mevrouw Siderius. Omdat u er zo hulpeloos bij kijkt.

Mevrouw Siderius (SP):
Dat werkt dus blijkbaar. Dat is mooi. Dit gaat zeker ook over onderwijs. Dit gaat over cluster 3-scholen en ernstig meervoudig beperkte kinderen van 18-plus. Ik zou dus niet weten wat daar SZW-achtig aan is. Dit betreft gewoon onderwijs. Het zou fijn zijn als de regering er gewoon een mening over heeft.

De voorzitter:
Staatssecretaris, heb een mening.

Staatssecretaris Dekker:
Ik heb heel graag meningen over de dingen waar ik verstand van heb en waar ik over ga. Als mij wordt gevraagd hoeveel Wajong-uitkeringen het ministerie van OCW verstrekt, weet ik het antwoord heel goed. Dat zijn er nul.

De voorzitter:
Oké. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 216.

Staatssecretaris Dekker:
Dan de motie op stuk nr. 216. Ik denk dat mevrouw Ypma en ik allebei heel erg het belang van maatwerk inzien. We zijn ook heel erg hard bezig om daar de wet op aan te passen. In deze motie wordt eigenlijk gevraagd om het vooruitlopend op de wetsaanpassing toch al mogelijk te maken dat met onderwijsbekostiging particuliere instellingen worden bekostigd. Dat kan op dit moment op basis van de wet niet. Mevrouw Ypma vraagt mij dus om iets te doen wat in strijd is met de wet. Dat lijkt mij onverstandig. Ik ga ervan uit dat een motie die contra legem is niet in stemming wordt gebracht.

De voorzitter:
Alleen een vraag graag, mevrouw Ypma.

Mevrouw Ypma (PvdA):
Is de staatssecretaris het met mij eens dat de "Miep Ziek"-contracten hier ook onder te scharen zijn? Dat is eigenlijk wat ik vraag. Dat gebeurt namelijk al. Dat zijn individuele onderwijsprogramma's die worden goedgekeurd door de inspectie. Dat is wat ik in deze motie zeg bij het eerste streepje. Over het tweede en het derde streepje heb ik de staatssecretaris sowieso niet gehoord, dus ik denk dat we het daarover eens zijn.

Staatssecretaris Dekker:
Ik raak heel even in verwarring over de nummering van moties. Ik heb hier een motie op stuk nr. 216 en die lijkt verdomd veel op de motie die ik onder stuk nr. 217 heb. Misschien is het goed om helder te hebben over welke motie we het nu hebben.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 216 heet bij ons hier de motie maatwerk en heeft drie liggende streepjes halverwege onder "verzoekt".

Staatssecretaris Dekker:
Dat is de motie waarover ik net een advies gaf. Die verzoekt de regering om samenwerkingsverbanden en de inspectie duidelijkheid te verschaffen. Nou, dat is volgens mij geen punt. Dan komt na het liggend streepje: "leerlingen die (deels) maatwerk ontvangen op een andere locatie dan de school ook in aanmerking komen voor bekostiging via school of samenwerkingsverband indien dit door de onderwijsinspectie als voldoende beoordeeld wordt". De andere locatie is dan vaak een particuliere instelling of een zorginstelling. Als het gaat om de bekostiging van de school waar de leerlingen ingeschreven staat, is dit geen punt. Als het gaat om het aanwenden van dat onderwijsgeld voor de bekostiging op de particuliere instelling waar dat kind zich soms twee of drie dagen in de week bevindt, is dat op dit moment een onrechtmatige aanwending van onderwijsgeld. Dat kan dus niet. Daar zal ook de inspectie nooit haar akkoord aan geven. Als de accountant aan het eind van het jaar controle doet van de boeken, zal hij zeggen dat dit een onrechtmatige besteding van onderwijsgeld is.

De voorzitter:
En wat is uw oordeel?

Staatssecretaris Dekker:
Daarom lijkt dit mij onverstandig. Ik zou de motie willen ontraden.

De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 217. Die staat bij ons bekend als de motie Uniformering ontwikkelingsperspectief.

Staatssecretaris Dekker:
Die motie heb ik hier niet.

De voorzitter:
Het logo van de Partij van de Arbeid staat erboven.

Staatssecretaris Dekker:
Daar staat een kruis door. De motie verzoekt de regering om met de PO-Raad en de samenwerkingsverbanden in gesprek te gaan en hen te vragen een format te ontwikkelen. Ik zou die motie willen ontraden, omdat ze uitgaat van een soort van bovenaf opgelegde uniformering. In mijn ogen doet dat geen recht aan de ruimte die we juist willen creëren voor lokaal maatwerk.

Dan kom in op de motie op stuk nr. 218, van de heer Rog en mevrouw Ypma. Ook die ontraad ik, eigenlijk volgens dezelfde redenering als die bij de motie op stuk nr. 216. De motie vraagt namelijk om iets te doen wat vooruitloopt op een wetswijziging. Dat betekent dat wij scholen in de tussentijd zouden moeten gaan vragen om iets te doen wat volgens de wet niet mag. Zij komen dan in de problemen met de inspectie en de accountant. Daarom zou ik de motie willen ontraden.

De heer Rog (CDA):
Dat is een vreemd advies. Ik heb hier een beslissing van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap waarin wel degelijk bekostigde scholen …

De voorzitter:
Wat is uw vraag?

De heer Rog (CDA):
… onderwijsmateriaal of begeleiding kunnen inkopen op de vrije markt, bij particuliere instanties. Ik heb daarbij ook een conceptcontract voor een handelingsplan. Ik zou willen vragen om deze beslissing en dit contract aan de Handelingen toe te voegen en het aan de staatssecretaris en de leden van de Kamer te overhandigen. Dit is heel gek, want dit gebeurt namelijk op dit moment. De staatssecretaris zegt dat het niet gebeurt. Dit is een zeer belangrijk punt, voorzitter. We hebben het hier over iets wat gebeurt met medeweten van de minister van deze staatssecretaris, waarvan de staatssecretaris zegt dat het niet gebeurt en niet mag. Dat is een wezenlijk punt. Ik wil dit dus graag verspreiden onder de leden en aan de bewindspersoon.

De voorzitter:
Ik zal de bode vragen het stuk bij u op te halen en het ook aan de staatssecretaris te verschaffen.

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Rog (CDA):
Ik zou daar ook heel graag een reactie van de staatssecretaris op willen.

De voorzitter:
Dan schors ik de vergadering.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
De staatssecretaris heeft inmiddels een afschrift van de brief ontvangen. Het woord is weer aan hem.

Staatssecretaris Dekker:
Voorzitter. Volgens mij is wat er in deze brief staat, niet in tegenspraak met wat ik zojuist heb gezegd. Het staat scholen namelijk vrij om expertise of materialen in te kopen. Wat echter niet mag, is het doorsluizen van onderwijsbekostiging van de ene instelling naar een particuliere instelling. Dat is iets anders dan wat er in deze brief staat. Met andere woorden, wat in de brief staat, kan op dit moment. Dat is dus ook geen punt. Ik ben ook best bereid om duidelijk aan scholen over te brengen dat dit een manier van werken is die kan, en die ook op dit moment binnen de wet mogelijk is. Wij willen echter een stapje verder gaan. Daarvoor moeten we de wet aanpassen. Wat in de motie wordt gevraagd, is echter vooruitlopend op die wetsaanpassing, namelijk dat onderwijsbekostiging kan worden doorgesluisd naar een particuliere instelling voor het onderwijs dat aldaar wordt gegeven. Dat is op dit moment contra legem.

De voorzitter:
Ik zie dat de heer Rog hierop wil reageren, maar ik wil per se niet dat hierover nu discussie ontstaat. Is er wellicht een ander moment om dit te bespreken? De heer Rog krijgt van mij de gelegenheid om nog heel kort te reageren.

De heer Rog (CDA):
Dank u wel, voorzitter. In de motie wordt gevraagd om wat in contracten is vastgelegd, dus inderdaad als beleid te accepteren en te doen, vooruitlopend op de wetgeving. Ik help dus de staatssecretaris met deze motie. Ik begrijp dan ook werkelijk niet waarom hij hierover negatief adviseert.

Staatssecretaris Dekker:
Maar dan is de motie volstrekt overbodig. Wat er in de brief staat die de heer Rog ons zojuist overhandigde, kan namelijk al. Daar hoeft de wet ook niet voor te worden aangepast. Dat is ook niet wat er in de motie staat. In de motie staat namelijk dat geld van de ene instelling naar een particuliere, niet-bekostigde instelling kan worden doorgesluisd. Dat kan op dit moment wettelijk niet. Met andere woorden, óf in de motie wordt iets beschreven en wordt gevraagd iets te doen wat al kan. Dan is zij overbodig. Óf de motie gaat een stap verder. Als dat het geval is, ontraad ik haar.

De voorzitter:
Met dit oordeel kan ik niet uit de voeten, staatssecretaris. U moet echt een keuze maken. Ik houd het op ontraden.

Staatssecretaris Dekker:
In beide gevallen ontraad ik haar. Als de motie overbodig is, ontraad ik haar. In het andere geval, ontraad ik haar ook.

De voorzitter:
Duidelijk.

Ik zie dat mijnheer Van Meenen ook nog een vraag wil stellen. Moet dat echt, mijnheer Van Meenen?

De heer Van Meenen (D66):
Ja, voorzitter, want ik wil graag een motie aanhouden, namelijk de motie op stuk nr.215, van mevrouw Siderius en mijzelf over de Wajong.

De voorzitter:
Moties aanhouden en intrekken is vanavond altijd toegestaan.

Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor, zijn motie (31497, nr. 215) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

Marktwerking en mededinging

Marktwerking en mededinging

Aan de orde is het VAO Marktwerking en mededinging (AO d.d. 30/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom. Excuses voor het feit dat ik u vroeger heb laten komen omdat ik dacht dat het sneller zou gaan, terwijl dat nu juist niet het geval is.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Ik dien drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat oneerlijke handelspraktijken, waar partijen marktmacht misbruiken en bijvoorbeeld eenzijdig contracten openbreken, niet goed zijn voor de marktwerking en als ze zich voordoen ook moeten worden aangepakt;

overwegende dat onzeker is of ondernemers klachten wel durfden te melden bij de stuurgroepen;

overwegende dat er behoefte is aan meer informatie om een goede analyse van het probleem te kunnen maken;

verzoekt de regering, per 2017 een éénjarige pilot te houden met een klachtenloket bij de Autoriteit Consument & Markt waar ondernemers anoniem hun klachten over oneerlijke handelspraktijken kunnen melden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen, Albert de Vries, Mei Li Vos en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 412 (24036).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in diverse sectoren aanwijzingen zijn voor oneerlijke handelspraktijken;

overwegende dat het voor ondernemers van groot belang is dat zij deze handelspraktijken kunnen melden bij een onafhankelijke instantie waarbij hun naam geheim wordt gehouden;

verzoekt de regering, een onafhankelijk meldpunt in te stellen waar ondernemers hun klachten over oneerlijke handelspraktijken kunnen melden, dat zelfstandig onderzoek doet naar deze klachten zonder de klager bekend te maken en tevens handhavend kan optreden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 413 (24036).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verhuur via online platforms als Airbnb kan leiden tot overlast, oneigenlijk gebruik van woonruimte en oneerlijke concurrentie met de horeca, en dat deze verhuur moeilijk in kaart is te brengen voor gemeenten;

overwegende dat gemeenten regelgeving op verhuur via online platforms effectief moeten kunnen handhaven;

verzoekt de regering, mogelijk te maken dat gemeenten een meldplicht instellen voor verhuurders die woonruimte voor vakantieverhuur aanbieden via een online platform,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen, Bashir, Mei Li Vos, Albert de Vries, Verhoeven en Agnes Mulder.

Zij krijgt nr. 414 (24036).

De heer Verhoeven (D66):
Voorzitter. Ik heb geen moties maar wel een vraag, met de hoop op een toezegging van de minister. Mijn vraag gaat over de beleidsregel voor het toezicht van de Autoriteit Consument & Markt (ACM) op de postmarkt. Op 7 juni stelde de minister een conceptbeleidsregel open voor consultatie. Die zal het toezicht voor de ACM waarschijnlijk nog moeilijker maken. Wil de minister toezeggen dat de beleidsregel niet in werking treedt voordat we er als Kamer over hebben gesproken? Dat is mijn verzoek aan de minister.

De voorzitter:
Dank u zeer. Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de inbreng van de zijde van de Kamer. Ik kijk even of de minister meteen kan antwoorden. Of zal ik hem even laten nadenken en wat papieren laten ordenen? Hij geeft aan dat hij onmiddellijk kan antwoorden. Ik geef heel graag het woord aan de minister van Economische Zaken.


Termijn antwoord

Minister Kamp:
Voorzitter. Ik ben verblijd met een drietal moties waar mevrouw Gesthuizen de eerste ondertekenaar van is. In haar eerste motie, die op stuk nr. 412, wordt de regering gevraagd om een eenjarige pilot bij de ACM onder te brengen. Laten we even bekijken waar het over gaat. In de Kamer waren er discussies, niet zonder reden, over oneerlijke handelspraktijken die bij diverse branches werden gevoeld. We hebben toen samen met die branches en bedrijven een tweetal pilots gestart, specifiek en voor die branches op maat gesneden. In beide pilots zijn geen klachten ingediend. De mensen konden ook anoniem klagen, maar ze hebben dat niet gedaan. We hebben die pilots geëvalueerd en dat was het dan.

Nadat de pilots zijn geëvalueerd en nadat we in de Kamer hierover een debat hebben gehad, is er een brief binnengekomen van een van de pilotpartijen, namelijk de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie. In die brief stond dat er toch klachten zijn en dat er angst is om die klachten te melden. Over de brief waarin dit naar voren werd gebracht, is vanmorgen al een eerste overleg met de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie geweest. We hebben afgesproken om hierover meteen na de zomer verder te praten. Het probleem zit namelijk in het punt dat de federatie wel wil dat er iets gebeurt, maar niet bij de ACM. Dat is op zich begrijpelijk, omdat de ACM niets kan doen met oneerlijke handelspraktijken. Daar is geen wetgeving voor. Er is wel wetgeving voor misbruik van een economisch machtspositie. Bij oneerlijke handelspraktijken waarbij geen sprake is van misbruik van een economische machtspositie — en daar is een heel hoge bewijslast voor — kan de ACM echter niets doen.

Ik denk daarom dat het nuttig om na de zomer met de federatie verder te praten en te bekijken hoe die mensen de zaak precies inschatten. Had de pilot die we daar samen met hen voor hebben ingezet, daar geen oplossing voor kunnen bieden? Als dat niet zo is en er toch iets van een meldpunt moet zijn, kunnen we bekijken hoe dat het beste, bij wijze van proef, voor een jaar ingericht kan worden.

Ik wil het vervolgoverleg met die federatie dus graag direct na de zomer voeren en ik wil de Kamer melden wat uit dat overleg is gekomen. Ik doe de suggestie aan de Kamer om te wachten met het in stemming brengen van deze motie totdat dat overleg is afgerond, we over de noodzaak en de vorm hebben gesproken en de Kamer daarover hebben bericht. Ik zal natuurlijk de Kamer over hetgeen daar besproken is en de resultaten informeren.

De voorzitter:
Mevrouw Gesthuizen, is de toezegging van de minister voor u reden om de motie aan te houden?

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Nee, voorzitter. En ik vind het te laat om ruzie te maken met de minister, maar hoort hij zelf niet dat dit haaks staat op hetgeen hij de Kamer heeft verteld tijdens het algemeen overleg? Hij zei toen dat deze vormen van oneerlijke handelspraktijken al wel bij de ACM gemeld konden worden. Hij zegt nu echter dat dit niet het geval is.

Minister Kamp:
Ik zeg dat er voor oneerlijke handelspraktijken die zich afspelen tussen bedrijven, geen wetgeving is. Als er bij oneerlijke handelspraktijken sprake is van misbruik van een economische machtspositie, waar een stevige bewijslast voor is, kan de ACM wel wat doen. Maar anders heeft de ACM geen concreet aanknopingspunt. Dat is ook de reden dat de federatie tegen mij heeft gezegd: we hebben eigenlijk iets anders in gedachten dan de ACM; wij denken meer aan een onafhankelijke persoon die naar aanleiding van een klacht kan gaan praten met betrokkenen. Ik wil dat graag verder met de federatie uitspreken. Mevrouw Gesthuizen spreekt van een discrepantie tussen wat ik nu zeg en wat in een AO aan de orde is geweest. Voor zover daarvan al sprake is geweest, is er ook nog het probleem dat dit allemaal bij de evaluatie niet naar voren is gekomen en dat pas na het overleg met de Kamer, een dag erna, er een brief kwam met de mededeling dat er iets anders aan de hand zou zijn dan in het algemeen overleg is besproken. Het lijkt mij heel goed om dit eerst eens goed uit te zoeken en uit te praten voordat wij als kabinet, maar ook als Kamer, hierover een uitspraak doen.

De voorzitter:
Niettemin graag uw oordeel over de motie.

Minister Kamp:
Mijnheer de voorzitter, als u mij zegt dat de motie niet wordt aangehouden en ik toch een oordeel moet geven, dan ontraad ik deze motie.

De voorzitter:
Dat moet u zeggen, omdat wij voort moeten. Mevrouw Gesthuizen, nog een laatste mogelijkheid.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik heb nog eventjes de tijd om die motie eventueel aan te houden. Ik beslis dat niet nu. Er staan meer ondertekenaars onder. Ik ga dit even met hen afstemmen. Ik zal mij ook op de hoogte stellen van wat de federatie precies heeft ingebracht. Daarover sprak de minister net. Ik laat u zo snel mogelijk weten of de motie wordt aangehouden. Vooralsnog is dat niet het geval.

Minister Kamp:
In de motie op stuk nr. 413 vraagt mevrouw Gesthuizen aan de regering om een onafhankelijk meldpunt in te stellen waar ondernemers hun klachten over oneerlijke handelspraktijken kunnen melden. Er is geen sprake meer van een pilot van een jaar, het moet sowieso worden ingesteld. Het moet ook onafhankelijk zijn, zelf onderzoek kunnen doen en handhavend kunnen optreden. Dat betekent dat er een heel nieuwe autoriteit moet worden opgericht. Dat is iets wat ik niet van plan ben om te doen, vandaar dat ik deze motie ontraad.

In de motie op stuk nr. 414 van mevrouw Gesthuizen en een aantal medeondertekenaars is sprake van Airbnb. Het kabinet is van mening dat met betrekking tot Airbnb-achtige activiteiten publieke belangen zoals veiligheid, leefbaarheid en eerlijke concurrentie, voldoende zijn geborgd in de bestaande wet- en regelgeving. Dan gaat het om de Huisvestingswet, de Woningwet en de Wet ruimtelijke ordening. Als je als gemeente de mogelijkheid hebt om op grond daarvan te handhaven, is het niet nodig om nog weer met extra voorschriften en regels te komen. Het is ook zeer de vraag of juist degenen die je wilt aanpakken, namelijk illegale hotels, zich braaf gaan melden als je daarmee komt. Het is heel goed denkbaar dat ze dat niet doen. Wij denken dat het veel beter is om de nadruk te leggen op lokale samenwerking tussen de gemeenten en digitale platforms, om zo praktische afspraken te maken en de mogelijkheden die in de wet staan, optimaal te benutten. De minister voor Wonen en Rijksdienst is hierover in gesprek. Binnenkort gaat hij hierover nader overleggen met de gemeente Amsterdam. We zullen dan de diverse mogelijkheden bespreken en ook nadrukkelijk stilstaan bij de voors en tegens van een meldingsplicht. Ik stel ook met betrekking tot deze motie voor om dit overleg af te wachten. We zullen de Kamer over de uitkomsten van het overleg informeren. Nadat we daarover eventueel hebben gesproken, kunnen we uitspraken doen, voor zover de Kamer dan nog van mening is dat dat noodzakelijk is.

De voorzitter:
En het oordeel over deze motie?

Minister Kamp:
Ik vraag de Kamer om deze motie aan te houden. Mocht de Kamer deze motie niet wensen aan te houden, dan ontraad ik de motie.

De voorzitter:
Ik zie geen bewegingen, dus dat is dan duidelijk.

Minister Kamp:
Het is ook laat op de avond, dus om dat nog te verwachten? Mevrouw Gesthuizen is heel flexibel, zegt ze. Ik zou niet durven daaraan te twijfelen.

Ik heb nog een vraag gekregen van de heer Verhoeven. Hij zegt dat er een beleidsregel is voor de post en dat hij die eigenlijk eerst in de Kamer wil bespreken. Die beleidsregel is volgens mij dringend, daarom ben ik ermee gekomen. Sinds medio juni ligt hij ter consultatie voor. De Kamer heeft dit niet met mij besproken tijdens het algemeen overleg van 30 juni, maar als zij zegt dat zij dit alsnog wil, dan denk ik dat haar hierin tegemoetgekomen moet worden. Natuurlijk ben ik bereid om zo spoedig mogelijk met de Kamer van gedachten te wisselen over deze beleidsregel. Wat mij betreft zou die regel in september in werking moeten treden, dus zou ik het op prijs stellen als de Kamer hierover meteen na het reces wil overleggen, in de vorm van een algemeen overleg of een schriftelijk overleg. Dan kan ik doen wat volgens mij nog noodzakelijk is en dan kan ik het overleg met de Kamer hebben dat zij noodzakelijk vindt. Ik hoop dat de heer Verhoeven zich daarin kan vinden en dat hij mij wil helpen om ervoor te zorgen dat dit overleg tijdig plaatsvindt.

De voorzitter:
Waarvan akte.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister van Economische Zaken voor zijn antwoorden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Maij

Jeugdhulp

Jeugdhulp

Aan de orde is het VAO Jeugdhulp (AO d.d. 30/06).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport welkom. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Siderius van de SP.

Mevrouw Siderius (SP):
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds de overheveling van de jeugdhulpverlening naar de gemeenten er 18 miljoen is verspild aan bureaucratie;

constaterende dat het programma om het enorme aantal "productcodes" terug te dringen niet verplicht wordt opgelegd;

overwegende dat de voorgestelde regeldruksessies een vrijblijvende aangelegenheid zijn voor gemeenten;

verzoekt de regering, de gemeentelijke inkoop en verantwoording van jeugdhulp vanaf 2017 te standaardiseren, zodat de enorme administratieve lasten bij gemeenten en aanbieders verminderd worden en de verspilling van gemeenschapsgeld tot het verleden behoort,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 526 (31839).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat geen enkele Veilig Thuis organisatie voldoet aan alle eisen om de basisvoorwaarden op orde te hebben;

overwegende dat slechts vijf Veilig Thuis regio's altijd bereikbaar zijn en slechts zes regio's altijd een vertrouwensarts beschikbaar hebben;

van mening dat alle Veilig Thuis organisaties met spoed aan de eisen van de basisvoorwaarden moeten voldoen opdat adequate hulp voor kinderen altijd beschikbaar is;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat alle Veilig Thuis organisaties voor 1 november 2016 aan alle eisen van de basisvoorwaarden voldoen, en de Kamer hierover uiterlijk 1 november te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 527 (31839).

Mevrouw Ypma (PvdA):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door het kabinet een actieplan regeldruk is gelanceerd dat ook geldt voor de jeugdzorg;

constaterende dat de hervorming in de jeugdhulp kansen biedt op het verminderen van administratieve lasten maar dit niet vanzelf gaat en dat er daarom mogelijkheden bestaan om hiervoor nadere regels vast te stellen;

constaterende dat met de VNG afspraken zijn gemaakt over de mogelijkheid van het verminderen van regeldruk en dat deze navolging verdienen;

verzoekt de regering, in overleg te gaan met de VNG over het landelijk invoeren van deze afspraken teneinde de regeldruk in de jeugdzorg fors terug te brengen, en de Kamer hierover in oktober nader te informeren;

verzoekt de regering tevens om hierbij aan te geven of zij deze afspraken afdoende acht teneinde te beoordelen of nadere regelgeving noodzakelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 528 (31839).

Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. Heel kort geleden kregen wij nog een brief van de staatssecretaris over de zogeheten Wlz-indiceerbaren. Het gaat over meervoudig ernstig gehandicapte kinderen, vaak in combinatie met gedragsproblematiek. Deze gaan vanuit de Wlz over naar gemeenten. Ik heb daar grote moeite mee. Daarom heb ik twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ongeveer een derde van de kinderen met meervoudige somatische en verstandelijke beperkingen geen toegang krijgt tot de Wet langdurige zorg;

overwegende dat dit leidt tot grote onzekerheid voor de ouders van deze kinderen en geen recht doet aan de uitgangspunten van de Wet langdurige zorg;

van mening dat het criterium dat "er nog sprake is van ontwikkeling" te pas maar ook te onpas door het CIZ wordt gebruikt;

verzoekt de regering, de indicatieregels zo aan te passen dat de combinatie van verstandelijke beperkingen met somatische en/of ggz-problematiek bij kinderen die leiden tot een levenslange en levensbrede afhankelijkheid van zorg, op zich zelf voldoende is voor toegang tot de Wlz,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 529 (31839).

Mevrouw Keijzer (CDA):
Dan nog de volgende motie. Mocht de staatssecretaris mijn eerste motie afwijzen, dan hoop ik dat hij in ieder geval met de volgende kan leven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat 26% van de cliënten die vielen onder de zogenaamde Wlz-indiceerbaren met ingang van 1 juli 2017 niet langer toegang tot de Wlz heeft maar onder de gemeenten zal vallen;

overwegende dat er een apart afwegingskader Wlz voor kinderen komt;

roept de regering op, in gesprek met ouders aan te bieden om de weigering voor de Wlz-indicatie in te trekken en wanneer het nieuwe afwegingskader er is een nieuwe beoordeling te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 530 (31839).

Mevrouw Keijzer (CDA):
Dit laatste is van belang. De staatssecretaris zal zeggen dat hij het overgangsrecht een halfjaar heeft verlengd, maar dat laat onverlet dat er dan eenmaal een wijziging is van een Wlz-indicatie die onherroepelijk is. Ik denk dat het de betrokken ouders heel veel rust geeft wanneer zij tot die tijd gewoon onder de Wet langdurige zorg vallen en niet afhankelijk worden van zorgverzekeraars die pgb's weigeren of gemeenten die te veel herindiceren.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Ik heb één motie, die ik mede indien namens mevrouw Kooiman.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-De Winter het kabinet heeft geadviseerd om eerder gemaakte keuzes van de doelgroep voor hun onderzoek te heroverwegen;

constaterende dat de commissie-De Winter adviseert om het vervolgonderzoek ook te richten op situaties van geweld jegens vrijwillig in de jeugdzorg geplaatste kinderen en jegens alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de azc's, en op situaties van geweld in de jeugd-ggz, in doven- en blindeninstituten en in instellingen voor 1945;

overwegende dat in bovengenoemde situaties de overheid in algemene zin een zorgplicht heeft vervuld en toezicht heeft gehouden;

van mening dat het onderzoek van de commissie-De Winter uitgebreid dient te worden met deze doelgroepen;

verzoekt de regering, het mandaat van de commissie-De Winter uit te breiden zodat het vervolgonderzoek een bredere reikwijdte kent,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 531 (31839).

Mevrouw Ypma (PvdA):
Er is een toezegging gedaan tijdens het AO. Wat is het verschil met de toezegging?

Mevrouw Bergkamp (D66):
Als de staatssecretaris volledig kan toezeggen wat in de motie staat, houd ik die aan. In het AO was er echter discussie over de vraag of de staatssecretaris op dit moment wil besluiten om het mandaat te verlengen. Als de staatssecretaris een toezegging doet naar aanleiding van onze motie, ben ik daar natuurlijk heel blij mee.

Mevrouw Van der Burg (VVD):
Voorzitter. Ik begin direct met mijn motie. Het is al laat en wij hebben al veel tijd aan moties besteed vandaag.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten, regio's en jeugdhulpaanbieders kampen met hoge administratieve lasten;

overwegende dat standaardisering van productcodes slechts een second best oplossing is voor regio's en gemeenten die inspanningsgericht inkopen (PxQ);

constaterende dat regio's en gemeenten die jeugdhulp resultaatgericht inkopen (outcome) zeer geringe administratieve lasten ervaren;

constaterende dat deze inkoopsystematiek gepaard gaat met zeer hoge cliënttevredenheid en ouderbetrokkenheid en bovendien de met de Jeugdwet beoogde transformatie stimuleert;

verzoekt de regering om in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gemeenten en regio's actief te stimuleren en te ondersteunen om jeugdhulp in te kopen op basis van outcomecriteria,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Burg en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 532 (31839).

Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ik diende deze motie in omdat we in de wet hebben verankerd dat outcome heel belangrijk is. We constateren dat zo'n wettelijke regeling onvoldoende wordt toegepast. Als er over standaardisering wordt gesproken, worden er kennelijk wel meters gemaakt. Op dit gebied gebeurt dat echter onvoldoende. Dit is echt de manier om van deze administratieve lasten af te komen.

De heer Klein (Klein):
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het tijdens ots- en uhp-rechtszittingen vaak voorkomt dat de betrokken gezinsvoogd wordt vervangen;

overwegende dat waarheidsvinding cruciaal is;

overwegende dat waarheidsvinding in het gedrang komt wanneer de betrokken gezinsvoogd bij zitting afwezig is;

verzoekt de regering, te bevorderen dat een direct betrokken gezinsvoogd bij dergelijke rechtszittingen aanwezig zal zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 533 (31839).

De heer Klein (Klein):
Tot slot een korte motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat waarheidsvinding verankerd is in artikel 3.3 van de Jeugdwet;

overwegende dat waarheidsvinding versterkt wordt wanneer medewerkers van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen ter zitting hun bijdrage onder ede leveren;

overwegende dat het vooraf afleggen van een eed tevens ingewikkelde klachtenprocedures achteraf kan voorkomen;

verzoekt de regering, het instellen van een dergelijke eed mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 534 (31839).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. In de motie op stuk nr. 526 wordt de regering verzocht de gemeentelijke inkoop en verantwoording van jeugdhulp vanaf 2017 te standaardiseren. Die motie is te algemeen gesteld. Zoals bekend, zijn bij amendement enkele artikelen uit de Jeugdwet gehaald die het mogelijk maken om tot aanvullende richtlijnen te komen. Dat wil niet zeggen dat ik daar niet toe bereid zou zijn als daar een noodzaak voor is, maar dit is een te algemene stelling. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 526.

In de motie op stuk nr. 527 wordt de regering verzocht te bewerkstelligen dat alle Veilig Thuis-organisaties voor 1 november 2016 aan alle eisen van de basisvoorwaarden voldoen. Er loopt nu een traject van de heer Jan-Dirk Sprokkereef. Dat traject is gericht op twee punten. Enerzijds wil men ervoor zorgen dat de kwaliteitsnormen en de basisvoorwaarden worden geformuleerd en anderzijds wil men een beeld ter verbetering neerzetten. Wij hebben afspraken gemaakt over de rapportage. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 527.

In de motie op stuk nr. 528 wordt de regering gevraagd om met de VNG te praten over het landelijk invoeren van de afspraken die gemaakt worden. Tevens wordt in de motie gevraagd om, als dat onvoldoende is, te bekijken of nadere regelgeving noodzakelijk is. Daarmee wordt naar mijn mening heel goed de volgorde verwoord die wij aanhouden: wij stellen de gemeente in staat om tot standaardisering te komen en als dat onvoldoende lukt, is het aan mij, in overleg met de VNG. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 526 van mevrouw Siderius. Eerder heeft de Kamer een motie van mevrouw Voortman van GroenLinks aangenomen die eveneens handelt over standaardisatie. Ik heb van de staatssecretaris begrepen dat hij bezig is met de uitvoering van die motie. Hoe wijkt de zaak waarmee de staatssecretaris bezig is — zo veel mogelijk standaarden aanbrengen in de administratieve handelingen, waar wij allemaal voorstander van zijn — af van hetgeen in de motie op stuk nr. 526 staat?

Staatssecretaris Van Rijn:
In deze motie wordt als het ware gevraagd om op grond van een wet — ik weet even niet welke wet — te reguleren dat vanaf 2017 de gemeentelijke inkoop en verantwoording worden gestandaardiseerd. Dit betekent dat ik dat dan regel. In de eerste plaats hebben wij dan het probleem dat de bepalingen in de Jeugdwet daarvoor waarschijnlijk op korte termijn — 1 januari 2017 — niet toereikend zullen zijn. In de tweede plaats zijn wij al bezig met standaardiseringstrajecten. In het debat heb ik gezegd dat wij bijvoorbeeld bezig zijn met drie standaardtrajecten voor de informatievoorziening sociaal domein, die de gemeenten nu gebruiken om te standaardiseren. Dit lijkt mij een goede volgorde. Als dat onvoldoende mocht blijken te zijn, ben ik bereid om te bezien of wij daar de genade een handje kunnen helpen. Ik bekijk momenteel al welke haakjes in wet- en regelgeving gemaakt zouden moeten worden om dat alsdan mogelijk te maken.

Mevrouw Ypma (PvdA):
Ik dank de staatssecretaris hartelijk voor het oordeel over de motie op stuk nr. 528. Ik wil de ondertekening van die motie aanpassen. De motie is niet alleen ingediend door mijzelf, maar ook door mevrouw Bergkamp en mevrouw Siderius.

Mevrouw Siderius (SP):
Ik weet van niets. Het gaat toch om de motie op stuk nr. 528? Daar is niet met mij over overlegd.

Mevrouw Ypma (PvdA):
Excuus! Dan heb ik dat verkeerd begrepen. In dat geval is de motie mede ingediend door mevrouw Bergkamp.

De voorzitter:
Het is genoteerd.

Staatssecretaris Van Rijn:
Met de motie op stuk nr. 529 heb ik twee problemen. Ten eerste wordt gezegd dat het CIZ te pas en te onpas een bepaald criterium gebruikt. Ik kan daar niet achter staan. Ten tweede wordt de regering verzocht de indicatieregels zo aan te passen dat het in de motie gestelde erin past. Wij hebben niet voor niets met elkaar een wet vastgesteld met daarin criteria die vervolgens worden toegepast. Ik heb in de brief laten weten dat ik extra zorgvuldigheid in acht neem om ervoor te zorgen dat wij ofwel een zachte landing kunnen bewerkstelligen, ofwel, als er nieuwe inzichten zijn, die alsnog kunnen beoordelen. Ik kom daar nog op terug bij de bespreking van een andere motie. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 529.

Mevrouw Keijzer (CDA):
De wet kent 24 uurszorg en permanent toezicht in nabijheid. In de praktijk wordt in geval van meervoudig ernstig gehandicapte kinderen vaak gezegd dat er nog sprake is van ontwikkeling. Het resultaat is dan dat ouders moeten beargumenteren dat dit niet het geval is. Dat is zó schrijnend. Het is afschuwelijk. Ik vind dat wij dit mensen niet kunnen aandoen, omdat het duidelijk is dat er sprake is van kinderen die levenslang en levensbreed afhankelijk zullen blijven van zorg. Dat is op zichzelf al verdrietig genoeg.

Staatssecretaris Van Rijn:
Naar mijn mening kan de omgekeerde redenering ook tot schrijnende situaties leiden; als wij in een motie stellen dat de combinatie van een verstandelijke beperking met somatische en/of ggz-problematiek automatisch zal leiden tot levenslang en levensbrede afhankelijkheid van de zorg. Dat is eigenlijk dezelfde kant van de medaille. Om die reden blijf ik bij mijn oordeel.

De voorzitter:
Heel kort.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Een korte zin, voorzitter: dat is natuurlijk veel te makkelijk en de staatssecretaris weet dat.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik wijs slechts op wat in het dictum van de motie staat.

In de motie-Keijzer/Bergkamp op stuk nr. 530 wordt gevraagd in gesprek met de ouders aan te bieden om de weigering voor de Wlz-indicatie in te trekken wanneer het nieuwe afwegingskader er is. Dat lijkt mij op z'n minst voorbarig. We hebben een halfjaar uitstel, zodat we in staat zijn om dat te wegen, als er nieuwe inzichten zijn op grond van die nieuwe beoordeling van de Wlz-indicaties. Het lijkt mij niet goed om op voorhand te zeggen dat het leidt tot een nieuwe beoordeling wanneer dat afwegingskader er is. Dat zal moeten blijken uit het afwegingskader. Om die reden ontraad ik de motie.

Dan kom ik op de motie-Bergkamp/Kooiman op stuk nr. 531, over de commissie-De Winter. Ik verzoek de indiensters om deze motie wellicht aan te houden. Wij zijn nog in overleg met de commissie-De Winter. Daarbij willen we een aantal afwegingen betrekken. Ik heb in het debat al een aantal uitbreidingen toegezegd, maar er zitten een paar uitbreidingen bij waarbij je er een discussie over kunt voeren of aan de orde is dat die kinderen onder de verantwoordelijkheid van het Rijk zijn gesteld. Ik wil dat zeer inhoudelijk benaderen. Het moet niet zo zijn dat het regime bepaalt of er erkenning is van mishandeling of van schade door wat er gebeurd is, maar ik wil dat juridisch even heel goed bekijken. Deze discussie hebben we ook gevoerd bij de commissie-Samson en de commissie-Deetman. Daar is om goede redenen dat onderscheid gemaakt. Ik snap dat verzoek van de Kamer, maar ik wil graag de gelegenheid hebben om er nog uitgebreid met de commissie-De Winter over te spreken.

Mevrouw Bergkamp (D66):
In het algemeen overleg dat we hierover hebben gehad, hebben ook de coalitiefracties hiervoor steun uitgesproken. Mevrouw Ypma vroeg net naar die toezegging van de staatssecretaris. Nu blijkt dat toch niet zo te zijn. Wanneer zou de staatssecretaris daarop terug kunnen komen? Er is veel onduidelijkheid en onzekerheid bij deze mensen.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik zou dat direct na het reces willen doen. Ik heb geprobeerd om tussentijds contact te hebben met de commissie-De Winter, maar dat ging niet wegens agendaproblemen. Wat mij betreft gebeurt dat direct na het reces.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik denk er nog even over na.

De voorzitter:
Oké, maar u hebt niet heel veel tijd om er nog over na te denken.

Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ik heb nog even een vraag. Wij hebben het advies over de motie op stuk nr. 530 gemist. Ineens zaten we bij de motie op stuk nr. 531. Het zal wel aan mij liggen, maar wij hebben dat gemist.

De voorzitter:
Het advies was ontraden.

Staatssecretaris Van Rijn:
Dank u, voorzitter.

Dan kom ik op de motie-Van der Burg/Ypma op stuk nr. 532, waarin wordt verzocht om in samenspraak met de VNG de regio's actief te stimuleren om jeugdhulp in te kopen op basis van outcomecriteria. Wij onderschrijven de overwegingen in de motie. Er zijn inderdaad twee wegen die naar het Rome leiden van minder administratieve lasten. Een is door zodanig in te kopen dat die lasten als zodanig worden gereduceerd, onder andere met het traject voor de Informatievoorziening Sociaal Domein. Een heel beproefde methode is ook om met meer outcomecriteria te werken, waardoor je in het systeem zelf al minder administratieve lasten krijgt. Ik acht deze motie een ondersteuning van het beleid en laat het oordeel aan de Kamer.

De motie-Klein op stuk nr. 533 ligt een beetje op het terrein van mijn collega. Ik interpreteer het verzoek zo dat wij in overleg zullen bekijken hoe bevorderd kan worden dat een direct betrokken gezinsvoogd bij dergelijke rechtszittingen aanwezig zal zijn. Ik wil dat graag met de staatssecretaris van V en J bespreken, evenals met Jeugdzorg Nederland. Als ik mag toezeggen dat ik zal bekijken hoe wij hier tot een oplossing kunnen komen, zou ik dat op prijs stellen.

De voorzitter:
En uw oordeel is?

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik lees de motie zo dat ik in overleg met mijn collega van V en J bekijk of dit te realiseren is. Dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:
De vraag is of dit aansluit bij uw verzoek.

De heer Klein (Klein):
Ik houd de motie aan en ik wacht het resultaat van het overleg af.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Klein stel ik voor, zijn motie (31839, nr. 533) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Rijn:
Zou ik de indiener mogen verzoeken om de motie op stuk nr. 534 ook aan te houden? Ik kan me voorstellen dat het vooraf afleggen van een eed versus de procedure achteraf wenselijker is, maar ik wil met mijn collega van V en J overleggen wat de consequenties van het instellen van een dergelijke eed zijn. Ik ben dus bereid om daarover met mijn collega te spreken en om snel te laten weten of dit tot de mogelijkheden behoort. Ik zou het op prijs stellen als de heer Klein de motie zou willen aanhouden totdat ik dat overleg heb gevoerd.

De heer Klein (Klein):
Dat lijkt me logisch, gelet op het feit dat de minister ook in de Europese Raad aanwezig is. Ik zal de motie aanhouden en ik wacht de brief af.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Klein stel ik voor, zijn motie (31839, nr. 534) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. U zei dat ik heel weinig tijd had, dus bij dezen houd ik mijn motie op stuk nr. 531 aan. Ik ga ervan uit dat er meteen na het reces een brief komt, met hopelijk uitbreiding.

De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Bergkamp stel ik voor, haar motie (31839, nr. 531) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Rijn:
In ruil daarvoor doe ik mijn best.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties wordt aan het einde van de vergadering gestemd.

Regeldruk care

Regeldruk care

Aan de orde is het VAO Regeldruk care (AO d.d. 06/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet wederom de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom.

Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Toen wij in 2010 onderhandelden op de zorgtafel voor het gedoogde regeerakkoord, was ik enorm dankbaar dat Halbe Zijlstra en Margreeth Smilde van het CDA het mogelijk maakten een pilot te gaan houden waarbij zorginstellingen daadwerkelijk regels buiten werking konden stellen. Ik ben ook enorm dankbaar voor het feit dat er daarna mensen waren die dit daadwerkelijk uitvoerden, zoals staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten, de 26 instellingen en de 26 buddy's van VWS, en natuurlijk voor het feit dat staatssecretaris Van Rijn het tot een einde bracht. Ik dien de volgende motie in, omdat ik wil dat er een vervolg op komt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de uitkomsten van het Experiment Regelarme Instellingen te vertalen in concrete doelstellingen (ERAI-indicatoren) ter vermindering van de interne en externe regeldruk in instellingen voor langdurige zorg, en de Kamer regelmatig te rapporteren over de voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Agema, Van der Staaij, Bergkamp, Keijzer, Leijten, Krol en Voortman.

Zij krijgt nr. 391 (29515).

Mevrouw Agema (PVV):
Natuurlijk hoop ik dat de heer Potters er ook nog bijkomt. Nogmaals spreek ik mijn grote dank uit aan de heer Zijlstra dat hij het destijds mogelijk heeft gemaakt.

Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Ik dien twee moties in om de regeldruk aan te pakken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat zelfstandigen en vrijgevestigden extra getroffen worden door de toenemende administratieve lasten vanwege de veranderingen in de zorg;

constaterende dat hierdoor een risico is dat zelfstandigen en vrijgevestigden er dan maar mee ophouden;

van mening dat dit, vanwege de toegevoegde waarde van de kwaliteit van deze zorg, zeer onwenselijk is;

verzoekt de regering, in de aanpak van regeldruk specifiek aandacht te besteden aan zelfstandigen en vrijgevestigden en resultaten in de voortgangsrapportage terug te koppelen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Potters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 392 (29515).

Mevrouw Bergkamp (D66):
Dan kom ik tot mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de verantwoordingseisen die gesteld worden aan organisaties in de langdurige zorg geen of onvoldoende rekening wordt gehouden met kleine instellingen;

van mening dat de administratievelastendruk hierdoor voor kleine organisaties substantieel hoger is;

verzoekt de regering, in samenspraak met instellingen waaraan verantwoord moet worden met aangepaste verantwoordingseisen te komen, speciaal voor kleine organisaties, en de Kamer hierover eind 2016 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 393 (29515).

Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Bij alles wat deze staatssecretaris de afgelopen jaren zo'n beetje heeft gedaan, is er een enorme druk aan regels bij gekomen. En nu gaat deze staatssecretaris regels maken om regels te schrappen. Eigenlijk zou je denken dat het een soort van komische verhandeling is, maar het is serieus. Er zijn mensen die gewoon echt 30% van hun tijd kwijt zijn aan registratie. Er worden heel veel regels niet hier gemaakt. Er worden hier eigenlijk maar weinig regels gemaakt. Die regels worden gemaakt door zorgkantoren of door organisaties zelf, omdat er keurmerken aangevraagd moeten worden. Dat komt allemaal neer op de mensen op de werkvloer die al met veel te weinig mensen zijn om goede zorg te leveren. En die moeten dan ook nog eens met hun neus in de papieren zitten. Iedereen die zich afvraagt hoe dat er precies uitziet, moet vandaag de voorpagina van het Algemeen Dagblad gewoon even lezen.

Ik denk dat op het moment dat je de overhead uit de zorginstellingen haalt, je ook heel veel bureaucratie weghaalt. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat regels óók gemaakt worden binnen de zorgorganisaties;

constaterende dat er organisaties zijn waarbij bestuur en management niet of niet voldoende weten wat er op de werkvloer speelt;

constaterende dat er sessies worden georganiseerd om onnodige regels te schrappen om zo de bureaucratie aan te pakken, maar dat daarbij ook voorstellen kunnen worden gedaan die management of bestuur van de zorginstelling raken;

van mening dat de geplande schrapsessies niet veel zullen opleveren als managers in hun positie geraakt zullen worden;

voorts van mening dat het verminderen van management ook zal leiden tot forse reductie van bureaucratie;

verzoekt de regering, een overheadnorm aan zorgorganisaties op te leggen om zo de schrapsessies daadwerkelijk een kans te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 394 (29515).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Van Rijn:
Voorzitter. Ik probeer de motie op stuk nr. 391 even goed te begrijpen en te duiden. Wij hebben in het debat met elkaar gewisseld op welke wijze de resultaten van ERAI zijn verwerkt in landelijk beleid. Ik heb daarbij ook een aantal voorbeelden genoemd. Ik heb ook aangegeven hoe we een aantal andere punten van ERAI verder gaan uitrollen in een aanpak van de administratieve lasten. Wij hebben afgesproken dat we de Kamer daar regelmatig over gaan informeren in voortgangsrapportages. Er is zelfs gesproken over een jaarlijkse schrapwet. Ik meen dat dat de uitdrukking is die gebruikt werd. Ik weet eigenlijk niet wat deze motie nu anders is of toevoegt aan datgene wat we in het debat hebben afgesproken. In de motie lijkt er sprake van te zijn dat we weer andere ERAI indicatoren zouden moeten opstellen en dat we er weer een andere aanpak naast zouden zetten. Om die reden zou ik, gelet op de toezegging die ik in het algemeen overleg heb gedaan, de motie willen ontraden.

In de motie-Bergkamp-Potters op stuk nr. 392 wordt de regering verzocht om bij de aanpak specifieke aandacht te besteden aan de zelfstandigen en vrijgevestigden. Dat lijkt mij een goed idee. Op basis van algemene regels die voor alle instellingen gelden, zouden wij kunnen bezien of de regeldruk voor zelfstandigen en vrijgevestigden niet een te zware last vormt, overigens met intactlating van de wettelijke wijze van verantwoording, die natuurlijk voor hen geldt. Ik laat het oordeel op dat punt aan de Kamer.

De voorzitter:
Ik denk dat mevrouw Agema nog een opmerking heeft over de motie op stuk nr. 391.

Mevrouw Agema (PVV):
Ik stond zojuist de staatssecretaris uitgebreid complimenten te geven omdat hij het experiment regelarme instellingen tot een einde heeft gebracht, dat zijn voorganger zo enthousiast in de steigers had gezet. Inderdaad hebben wij erover gesproken in het debat. Wij hebben gesproken over voortgangsrapportages. De staatssecretaris heeft die toegezegd. Wij willen ook concrete indicatoren terugzien. Die heeft de staatssecretaris niet toegezegd. Dus de staatssecretaris kan ook sportief zijn en zeggen: ik neem de motie over. Of: ik laat het oordeel aan de Kamer. Ik weet dat het laat op de avond is, maar laat de staatssecretaris nu alsjeblieft sportief zijn.

Staatssecretaris Van Rijn:
Het is altijd gemakkelijk om op de late avond sportief te zijn. 's Morgens is dat altijd veel moeilijker. Volgens mij zijn wij al bij elkaar gekomen. Ik heb in het debat toegezegd dat wij die ERAI-aanpak hebben vertaald in landelijk beleid. Wij willen die experimenten, schrapsessies en de aanpak van de administratieve lasten doorzetten. Ik zal de Kamer regelmatig informeren over de voortgang daarvan. Wat de schrapwet betreft kan het niet anders dan dat wij aan al die voortgangsrapportages ook concrete doelstellingen verbinden. Als ik nu toezeg dat ik aan de voortgangsrapportages en de schrapsessies, die leiden tot de jaarlijkse debatten in de Kamer over wat wij kunnen schrappen, heel concrete doelstellingen verbind, zijn wij er denk ik al. Waar ik een beetje bevreesd voor ben, is dat wij op grond hiervan weer nieuwe criteria moeten verzinnen. Dat zou ik een beetje zonde vinden.

Mevrouw Agema (PVV):
Die uitleg vind ik prima, en dan kan de staatssecretaris gewoon zeggen "oordeel Kamer", of hij kan de motie overnemen.

Staatssecretaris Van Rijn:
Als ik de motie zo mag uitleggen, wil ik het oordeel erover aan de Kamer laten.

De voorzitter:
Kijk, zo laat op de avond komen wij toch bij elkaar.

Staatssecretaris Van Rijn:
Ik begrijp dat mijn oordeel tot grote vreugde leidt.

In de motie-Leijten op stuk nr. 394 wordt de regering verzocht, een overheadnorm aan zorgorganisaties op te leggen om zo de schrapsessies daadwerkelijk een kans te geven. Of je nu wel of niet een overheadnorm hebt, schrapsessies geven wij sowieso een kans, omdat daar ook de werkvloer nadrukkelijk bij betrokken is. Wij hebben eerder over de overheadnorm gesproken en ik denk dat het niet goed is om bij elke organisatie een vaste overheadnorm te creëren dan wel voor verschillende organisaties weer verschillende overheadnormen te maken. Dat gaat niet helpen. Ik wil graag dat wij tot die schrapsessies komen en dat de administratieve lasten verminderen. Wij moeten regels kunnen schrappen waar dat mogelijk is, of er nu een overheadnorm is of niet. Ik ontraad de motie.

De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 393?

Staatssecretaris Van Rijn:
Nee, de motie op stuk nr. 394.

De voorzitter:
Dan hebt u de motie op stuk nr. 393 overgeslagen.

Staatssecretaris Van Rijn:
U hebt gelijk, voorzitter. In de motie op stuk nr. 392 gaat het over de zelfstandigen en vrijgevestigden. In de motie-Bergkamp op stuk nr. 393 gaat het om de kleine organisaties. Hiervoor geldt mutatis mutandis hetzelfde als voor de zelfstandigen en de vrijgevestigden. Ik wil zeker bezien in hoeverre een en ander mogelijk is en laat het oordeel over de motie aan de Kamer over.

Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb toch nog een vraag over zowel de motie op stuk nr. 392 als de motie op stuk nr. 393. Er wordt eigenlijk gevraagd om aangepaste regels voor aangepaste zorginstellingen. Als we zo veel verschillende regels gaan maken, dan zullen er altijd weer grensgevallen zijn waar we nieuwe regels voor moeten vormen. Zou het niet goed zijn als de staatssecretaris gewoon regels maakt die overal passen, die dus niet alleen voor grote en niet alleen voor kleine instellingen en niet alleen voor vrijgevestigden zijn? Anders krijgen we weer zo'n dik regelboek en dan staan we over drie jaar weer een debat te voeren over alle regels.

Staatssecretaris Van Rijn:
Daar heeft mevrouw Leijten een punt, maar we hebben nu natuurlijk regels die voor iedereen gelden. Dan komt het debat waarin gezegd wordt: als we die regels voor iedereen toepassen, dan komen we in de problemen. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij de regel dat je een raad van toezicht moet hebben. Als dat bij sommige vrijgevestigden of heel kleine organisaties niet hoeft, dan hebben we geen raad van toezicht meer bij een instelling waarin we qua good governance allang in deze Kamer hebben vastgesteld dat het daar wel nodig is. Als ik zelf alle toezicht toepas, dan kan ik inderdaad de opperbaas van Nederland worden. Ik juich het wel toe dat uitgerekend mevrouw Leijten mij nu de bevoegdheid wil geven om de baas van Nederland te worden. Ik had me geen mooier slot van het parlementaire jaar kunnen voorstellen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor zijn komst naar de Kamer. Over de ingediende moties gaan wij aan het einde van de vergadering stemmen. Ik schors even kort voor een changement.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Participatiewet

Participatiewet

Aan de orde is het VAO Participatiewet (AO d.d. 07/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid welkom.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik heb drie moties. De eerste had ik eerder aangehouden, maar ze was al verlopen, dus ik moet haar opnieuw indienen, want dat schijnt de procedure te zijn. Ze gaat over de praktijkroute.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vaststelling van de verminderde loonwaarde van mensen met een arbeidsbeperking met gevalideerde methodes op de werkvloer in de praktijk plaatsvindt;

overwegende dat op deze wijze goed in de praktijk vastgesteld kan worden of iemand binnen de doelgroep van de banenafspraak valt;

constaterende dat sociale partners in De Werkkamer met elkaar in gesprek zijn over het invoeren van een dergelijke praktijkroute;

verzoekt de regering om een praktijkroute voor bepaling van verminderde loonwaarde mogelijk te maken, waarbij De Werkvloer en gemeenten samenwerken, waardoor deze groep toegelaten wordt tot het doelgroepregister voor de banenafspraak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (34352).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De tweede motie gaat over de locatiebepaling bij de inkoop van diensten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat werkgevers diensten die ze inkopen van arbeidsbeperkten volgens advies van Berenschot alleen zouden mogen meetellen voor de banenafspraak als het werk op de locatie van die werkgever plaatsvindt;

overwegende dat dit de inkoop van diensten onnodig beperkt;

voorts overwegende dat het voor sommige bedrijven niet mogelijk is om deze diensten op locatie af te nemen, bijvoorbeeld vanwege strikte veiligheidsprotocollen;

verzoekt de regering, de inkoop van diensten ook mee te tellen voor de banenafspraak als het werk niet op locatie bij de opdrachtgever gebeurt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (34352).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Tot slot heb ik op de valreep de aangekondigde motie over de datum waarop de éénmeting naar de Tweede Kamer wordt gestuurd. Ik heb het zo sec, maar ook zo duidelijk mogelijk geprobeerd te formuleren, zodat er echt geen onduidelijkheid over kan bestaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, op 12 juli 2016 de éénmeting van de banenafspraak (oftewel de realisatiecijfers bij de overheid en het bedrijfsleven) naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten, Koşer Kaya, Voortman, Pieter Heerma en Karabulut.

Zij krijgt nr. 23 (34352).

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Ik heb vier moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het voornemen van het kabinet om de herbezettingsvoorwaarde voor beschutte werkplaatsen op te schorten;

constaterende dat het schrappen van de herbezettingsvoorwaarde leidt tot minder banen voor mensen met een arbeidsbeperking;

verzoekt de regering, de herbezettingsvoorwaarde in 2016 niet op te schorten;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (34352).

Mevrouw Karabulut (SP):
Mijn tweede motie gaat over het realiseren van beschutte werkplekken. Het is goed dat dat vastgelegd gaat worden in de wet, maar daarvoor moet de staatssecretaris dan ook nog de nodige middelen vrijmaken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het voornemen van het kabinet om beschut werk wettelijk te verankeren;

verzoekt de regering, om de voor realisatie van 30.000 beschutte werkplekken noodzakelijke middelen vrij te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (34352).

Mevrouw Karabulut (SP):
Willen wij überhaupt de infrastructuur voor arbeidsbeperkten intact houden, dan verzoeken wij de staatssecretaris om het SER-advies uit te voeren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de SER-verkenning Sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen binnen de Participatiewet;

verzoekt de regering, de aandachtspunten en aanbevelingen voor de korte termijn uit de verkenning Sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen binnen de Participatiewet over te nemen en voor de begrotingsbehandeling 2017 met een uitvoeringsplan te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (34352).

Mevrouw Karabulut (SP):
Tot slot. De grote belofte was dat iedereen, ook jonggehandicapten, een baan zou krijgen en erop vooruit zou gaan. Duizenden jonggehandicapten belanden op dit moment echter in de bijstand.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sinds de invoering van de Participatiewet jongeren met een arbeidsbeperking in de bijstand belanden zonder dat ze recht hebben op een jobcoach of begeleiding;

verzoekt de regering, alle jongeren met een arbeidsbeperking een individueel recht op begeleiding en jobcoaching te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (34352).

Mevrouw Karabulut (SP):
Dit zou het minste zijn wat de staatssecretaris kan doen, nadat zij heel veel rechten van deze groep heeft afgepakt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Ik heb twee moties en zal direct overgaan tot indiening ervan, want zo veel tijd hebben we niet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de praktijk goed vastgesteld kan worden of iemand binnen de doelgroep beschut werk valt;

overwegende dat gemeenten vanuit de oorspronkelijke doelstelling van de Participatiewet de beleidsvrijheid voor vernieuwing behouden om in samenwerking met werkgevers en andere partijen tot meer mogelijkheden te komen voor deze kwetsbare doelgroep;

verzoekt de regering om ook voor nieuw beschut werk een vergelijkbare praktijkroute mogelijk te maken, waarbij werkvloer en gemeenten samenwerken, waardoor in de praktijk kan worden vastgesteld of iemand tot de doelgroep beschut werk behoort,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Pieter Heerma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (34352).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
En dan mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de matching van kandidaten en werkgevers te traag en te passief verloopt, partijen met te weinig geschikte kandidaten komen, geen goed beeld hebben van de capaciteiten van hun kandidaten, maar ook niet van de wensen van de werkgever;

overwegende dat het doelgroepenregister nog steeds niet up-to-date is;

verzoekt de regering, alles op alles te zetten om het doelgroepenregister zo snel mogelijk up-to-date te brengen, zodat er succesvolle matching kan plaatsvinden tussen kandidaat en werkgever, en de Kamer voor de begrotingsbehandeling Sociale Zaken te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (34352).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Tot slot experimenteren in de bijstand. Daar hebben we om gevraagd. Het blijft een groot probleem. De staatssecretaris zei dat 1 januari niet wordt gehaald, terwijl de gemeenten staan te trappelen om het te kunnen doen. Mevrouw Voortman zal hierover een motie indienen en die heb ik mede ondertekend.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag direct het woord aan mevrouw Voortman.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. In het algemeen overleg hebben we onder andere van gedachten gewisseld over de experimenten in de bijstand. Gemeenten willen dat per 1 januari 2017, de VNG wil dat, de staatssecretaris wil dat en een meerderheid van de Tweede Kamer wil dat. Er zijn echter wel hobbels die genomen moeten worden, omdat er een AMvB moet worden vastgesteld. Een van die hobbels zijn wij zelf, omdat wij die Algemene Maatregel van Bestuur dan zo snel mogelijk moeten behandelen. Om die reden heb ik een motie opgesteld, die ik bij dezen voorlees.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten met de Participatiewet mensen aan het werk willen helpen en daarbij de experimenteerruimte willen benutten die in artikel 83 staat beschreven;

constaterende dat een aantal gemeenten al geruime tijd bezig is met de voorbereiding van deze experimenten in nauwe afstemming met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

overwegende dat gemeenten de wens hebben om vanaf 1 januari 2017 te starten en de staatssecretaris eerder heeft toegezegd dat zij dit mogelijk zou maken;

spreekt uit dat zij experimenten in de Participatiewet mogelijk wil maken vanaf 1 januari 2017;

verzoekt de regering daarom, de Algemene Maatregel van Bestuur zo snel mogelijk aan de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Voortman, Koşer Kaya en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (34352).

De heer Pieter Heerma (CDA):
Voorzitter. In maart heb ik een motie ingediend over de overdraagbaarheid van het quotum bij inkoop bij sociale ondernemingen. Die motie is destijds aangehouden. We hebben het er in twee instanties weer over gesproken in een algemeen overleg. Ik heb de motie iets aangepast. Zij luidt nu als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat overdraagbaarheid van het quotum voor inkoop bij sociale ondernemingen een goede bijdrage kan leveren aan de werkgelegenheid voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;

overwegende dat de Prestatieladder Socialer Ondernemen de mogelijkheid biedt om dit op praktische wijze vorm te geven;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat op korte termijn wordt gestart met pilots waarbij de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO overdraagbaar wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (34352).

De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. Een tijd geleden hebben we geregeld dat leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs in het zogenaamde "doelgroepregister" terechtkomen, zodat de kans dat de stage die zij tijdens hun opleiding lopen wordt omgezet in een echte baan wordt vergroot. Ik heb er in verschillende algemeen overleggen herhaaldelijk voor gepleit om die automatische opname in het doelgroepregister ook mogelijk te maken voor leerlingen van het praktijkonderwijs. Daarom dien ik een motie in, de mede is ondertekend door mevrouw Nijkerken-de Haan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voormalige leerlingen uit het praktijkonderwijs een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben en het van belang is die positie te verbeteren;

overwegende dat de kans dat de stage die leerlingen uit het praktijkonderwijs bij een werkgever lopen na het behalen van een diploma wordt omgezet in een baan fors wordt vergroot als een dergelijke baan meetelt als garantiebaan in het kader van de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten;

verzoekt de regering, het op zo kort mogelijke termijn mogelijk te maken dat leerlingen uit het praktijkonderwijs, net zoals dat eerder is gebeurd bij leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs, automatisch, dat wil zeggen zonder beoordeling, in het zogenaamde "doelgroepregister" worden opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kerstens en Nijkerken-de Haan. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (34352).

De voorzitter:
De heer Kerstens was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Ik schors kort, zodat de staatssecretaris alle moties heeft voordat zij daarover een oordeel geeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer. Ik begin bij de motie op stuk nr. 21 van mevrouw Schouten. Zij vraagt eigenlijk om met onmiddellijke ingang de praktijkroute mogelijk te maken. We hebben het daar in ons AO over gehad. Ik heb met de partners in De Werkkamer afgesproken dat we drie pilots draaien. Die zijn eind september klaar. Dan kijken we of de praktijkroute daar aan de orde kan zijn. Ik bereid de wetgeving alvast voor, maar ik moet het ontraden om dit onmiddellijk mogelijk te maken.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 22 over de locatiebepaling voor de inkoop van de diensten. Ik heb De Werkkamer om advies gevraagd en ik ben in gesprek met sociale partners en de uitvoeringsinstanties over de inkoop van diensten. De suggesties die ik van verschillende kanten heb meegekregen over de manier waarop we de inkoop van diensten nou precies kunnen meetellen, zijn bij deze partijen ingebracht. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Ik wacht het advies van de partijen in De Werkkamer af. Daarom moet ik de motie over de locatiebepaling nu ontraden. Mevrouw Schouten weet echter dat ik die locatiebepaling natuurlijk ook bij De Werkkamer heb neergelegd.

Ik kom dan bij de motie op stuk nr. 23, over de datum waarop we de éénmeting kunnen verwachten. Ik hecht aan betrouwbare cijfers op dat punt. Ik weet dat dit ook voor de Kamer geldt. De voorzitter van de raad van bestuur van het UWV heeft vanmiddag nogmaals bevestigd dat ik de cijfers zo snel mogelijk krijg, in ieder geval voor 19 juli. Het UWV deelt het belang van die betrouwbare cijfers. Het UWV is bereid om de raad van bestuur hierover tussentijds bij elkaar te laten komen als dat nodig is. Dit gebeurt dus in ieder geval voor 19 juli. De zorgvuldigheid staat voorop. Ik ontraad deze motie en ik informeer de Kamer onmiddellijk als ik de cijfers heb. Dat heb ik beloofd, ook hedenochtend, dus dat doe ik.

Dan ga ik in op de motie op stuk nr. 24, van mevrouw Karabulut. Die vraagt om de herbezettingsvoorwaarde niet op te schorten. Deze motie ontraad ik. De herbezettingsvoorwaarde kunnen we namelijk opschorten omdat wij het nieuwe beschutte werk natuurlijk gaan verankeren in de Participatiewet. We moeten ook echt nieuw beschut werk gaan maken. Dan heb je de herbezettingsvoorwaarde niet meer nodig.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat is pas volgend jaar. De motie gaat over het opschorten voor dit jaar. De redenering van de staatssecretaris zou kloppen als de wet dit jaar ingaat. Dat is echter nog niet het geval. Die wetgeving moet nog naar de Kamer komen. Ik begrijp dus niet waarom we, vooruitlopend daarop, dit jaar al afstappen van de herbezettingsvoorwaarde. Daar gaat deze motie over.

Staatssecretaris Klijnsma:
We hebben daar natuurlijk over gedebatteerd. We schaffen dit jaar reeds de herbezettingsvoorwaarde af, omdat we dat met de partijen in De Werkkamer hebben afgesproken. Dat is ook de juiste manier van doen. We hebben natuurlijk een hele trits aan maatregelen voorgesteld. De herbezettingsvoorwaarde is er daar een van. Daarom wordt deze ook voor dit jaar opgeschort.

Mevrouw Karabulut (SP):
Wat is dat nou voor argument? De staatssecretaris heeft met een paar mensen in De Werkkamer iets afgesproken en daarom moet die herbezettingsvoorwaarde losgelaten worden, terwijl haar redenering voor dit jaar niet opgaat. Het moet gaan om het aantal banen en om de mensen. Daar gaat het in dit geval niet om. Sterker nog: het gaat ten koste van de banen en de mensen. Ik zou de staatssecretaris dus toch willen verzoeken om die herbezettingsvoorwaarde op zijn minst pas op te geven wanneer de wet daar is. Er zijn negen plekken gerealiseerd. Zo kan ik ook wel aan het aantal banen komen.

Staatssecretaris Klijnsma:
De herbezettingsvoorwaarde is niet met een paar mensen uit De Werkkamer gewisseld, maar met de bestuurders van VNO-NCW, de vakbeweging en het UWV. Daar heb ik ook bestuurlijk goede afspraken mee gemaakt. Die afspraken wil ik gestand doen.

In de motie op stuk nr. 25 wordt gevraagd om ervoor te zorgen dat middelen worden vrijgemaakt voor nieuw beschut werk. Deze motie is overbodig. Ik ontraad de motie, omdat er natuurlijk al middelen vrijgemaakt zijn voor nieuw beschut werk. Sterker nog: er is voor nieuw beschut werk ook vijf keer 20 miljoen extra beschikbaar gesteld.

Ik kom op de motie op stuk nr. 26. Die gaat over de SER-verkenningen. In deze motie wordt gevraagd om daar een uitvoeringsplan op te maken. Ik heb de Kamer een brief gestuurd over de SER-verkenningen. Daarin heb ik gemeld hoe ik daar tegen aankijk en mee wil omgaan. Een uitvoeringsplan op de SER-verkenning vind ik dus overbodig in deze situatie. Ik ontraad daarom deze motie.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik begrijp niet waarom de motie overbodig zou zijn. In dat hoofdstuk staat namelijk een groot aantal punten die ik absoluut nog niet heb teruggezien in de brieven die de staatssecretaris tot op heden heeft geschreven en de plannen die zij heeft.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb de Kamer in een brief ook op dit punt "bijgeschreven". Dat was mijn reactie op de SER-verkenning. Uit die reactie blijkt dat ik de SER-verkenning een goede onderlegger vind voor de vervolgstappen rond de Participatiewet. Dus die SER-verkenning wordt er natuurlijk bij betrokken. Ik vind echter niet dat we een apart uitvoeringsplan op dit onderdeel nodig hebben.

Mevrouw Karabulut (SP):
Laat ik dan zeggen dat dit wel heel summier is. Is de staatssecretaris dan bereid om de Kamer nog eens per brief te informeren, per inhoudelijk punt uit de SER-verkenning, hoe zij hieraan uitvoering gaat geven en wanneer?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb niet voor niets in de brief die ik de Kamer al heb gestuurd, heel helder gesteld wat ik de meerwaarde vind van de SER-verkenning. Met de verkenning kan ik in ieder geval goed uit de voeten. Ik wil haar heel graag blijven benutten, ook als het gaat om de regionale infrastructuur. Iedere keer als ik de Kamer stukken doe toekomen over die regionale infrastructuur, speelt die SER-verkenning als onderlegger natuurlijk ook een rol. Een uitvoeringsplan wil ik dus niet maken, zoals hier echt in deze motie wordt gevraagd, maar die SER-verkenning doet er natuurlijk wel toe bij het verder uitwerken van beleid.

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter …

De voorzitter:
Nee, mevrouw Karabulut, we gaan door met de motie op stuk nr. 27. U hebt volgens mij tijdens het algemeen overleg de gelegenheid gehad om hierover van gedachten te wisselen. De staatssecretaris heeft een oordeel gegeven over de motie en u hebt uw oordeel gegeven. Ik denk dat we door moeten gaan.

Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb een inhoudelijke vraag gesteld waar ik geen antwoord op heb gehad, voorzitter. We staan hier ook om antwoorden te krijgen.

De voorzitter:
Ja, maar we staan hier niet om het algemeen overleg voort te zetten.

Mevrouw Karabulut (SP):
Dat had ik al wel door, voorzitter.

De voorzitter:
Ja, dank u wel.

Staatssecretaris Klijnsma:
In de motie op stuk nr. 27 wordt de regering verzocht, alle jongeren met een arbeidsbeperking een individueel recht op begeleiding en jobcoaching te geven. Deze motie moet ik ontraden, want gemeenten zijn hiervoor verantwoordelijk. Jonggehandicapten kunnen een beroep doen op hun gemeenten. Die moeten beoordelen, op basis van maatwerk, welke instrumenten jongeren kunnen krijgen.

De volgende motie, op stuk nr. 28, is van mevrouw Koşer Kaya. Daarin wordt de regering gevraagd om de invoering van de praktijkroute voor beschut werk. De doelgroep beschut werk is echt anders dan de doelgroep baanafspraak. Het gaat om mensen die intensieve begeleiding en zware aanpassingen van de werkplek nodig hebben. Die kunnen en mogen niet onmiddellijk van werkgevers worden verwacht. De praktijkroute baanafspraak gaat via gecertificeerde loonwaardemethodes. Die bieden waarborgen voor zorgvuldige beoordeling. In de context van nieuw beschut, gaat het er niet om dat je de praktijkroute daarvoor beschikbaar maakt. Ik wil echter wel toezeggen dat ik zal nagaan wat mogelijk is om het werkproces te vereenvoudigen. Ik kom daar graag op terug bij de behandeling van het wetsvoorstel waarover we het deze ochtend hebben gehad. De motie die nu voorligt, moet ik echter ontraden.

De motie op stuk nr. 29 gaat over matching. Het is wezenlijk dat alles op alles gezet wordt om het doelgroepregister goed gevuld te krijgen. Daar hebben we het ook over gehad. Dat moet niet alleen door het UWV gedaan worden, maar ook door de gemeenten. Ik wil dus heel graag voor de begrotingsbehandeling van SZW de Kamer informeren over de stand van zaken en ik wil deze motie oordeel Kamer laten.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 30. Deze motie gaat over de experimenten. Ik vind het zeer constructief dat mevrouw Voortman zegt dat de Kamer hierin een rol heeft te spelen. Zij vraagt in deze motie om, als de Kamer inderdaad heel veel inzet pleegt, de periode zo kort mogelijk te houden. Dat geldt dan natuurlijk ook voor degenen die de uitvoeringstoetsen moeten doen, namelijk de gemeenten en de Raad van State. Van de zijde van de ministerraad zal er werkelijk alles aan gedaan worden om de zaak zo snel mogelijk aan uw Kamer te doen toekomen. We hebben het hier vanochtend ook over gehad en ik heb toen aangegeven dat we de AMvB zo spoedig mogelijk sturen. Eigenlijk is deze motie dus overbodig.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
"Zo spoedig mogelijk sturen" is inderdaad aan de orde geweest. Het gaat mij echter om het dictum en daar kan de staatssecretaris niet echt een oordeel over uitspreken. In de motie staat dat de Kamer uitspreekt dat zij experimenten in de Participatiewet mogelijk wil maken vanaf 1 januari 2017. De staatssecretaris gaf heel terecht aan dat de Eerste en Tweede Kamer hier snel mee akkoord moeten gaan. Dan is het mogelijk. Met deze motie kunnen de verschillende fracties dus voor zichzelf aangeven of zij dit per 1 januari mogelijk willen maken. Als zij dat willen, stemmen zij voor; als zij dat niet willen — dat mag natuurlijk ook — dan stemmen zij tegen. Het is dus eigenlijk niet aan de staatssecretaris om over dat specifieke deel van het dictum te oordelen.

Staatssecretaris Klijnsma:
De staatssecretaris neemt daar natuurlijk kennis van. We hebben elkaar echter denk ik goed verstaan in het debat. Dankzij de Handelingen doet mevrouw Voortman hier een oproep, niet alleen aan de mede-Kamerleden, maar ook aan het kabinet, de Raad van State en degenen die de uitvoeringstoetsen moeten doen om de periodes daarvoor zo kort mogelijk te houden.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dank, maar dan kan de motie dus eigenlijk niet overbodig zijn. Het onderdeel "verzoekt de regering daarom de Algemene Maatregel van Bestuur zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen" zou ik ook kunnen schrappen. Dan verandert echter wel het oordeel van het kabinet. Dan gaat het immers over iets wat eigenlijk niet meer aan het oordeel van het kabinet is, maar waar de Kamer zelf over moet beslissen.

De voorzitter:
U stelt dus voor dat u de tweede regel schrapt.

Staatssecretaris Klijnsma:
Als mevrouw Voortman de motie zo inricht, is het oordeel inderdaad aan uw Kamer, voorzitter.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dan schrap ik het tweede dictum en dan gaat de motie alleen nog over het deel waarin de Kamer uitspreekt dat zij experimenten in de Participatiewet mogelijk wil maken vanaf 1 januari 2017.

De voorzitter:
Helder. Dank u wel.

De voorzitter:
De gewijzigde motie-Voortman c.s. (34352, nr. 33, was nr. 30) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten met de Participatiewet mensen aan het werk willen helpen en daarbij de experimenteerruimte willen benutten die in artikel 83 staat beschreven;

constaterende dat een aantal gemeenten al geruime tijd bezig is met de voorbereiding van deze experimenten in nauwe afstemming met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

overwegende dat gemeenten de wens hebben om vanaf 1 januari 2017 te starten en de staatssecretaris eerder heeft toegezegd dat zij dit mogelijk zou maken;

spreekt uit dat zij (de Tweede Kamer) experimenten in de Participatiewet mogelijk wil maken vanaf 1 januari 2017,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33, was nr. 30 (34352).

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik kom op de motie op stuk nr. 31 van de heer Heerma. In die motie wordt de regering verzocht om bij de uitwerking van de overdraagbaarheid van het quotum er zorg voor te dragen dat de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO overdraagbaar wordt. Ik heb De Werkkamer om advies gevraagd. Ik ben in gesprek met de sociale partners en de uitvoeringsinstanties over de mogelijkheden van het meetellen van het inkopen van diensten. Ik denk dat wij geen misverstand hebben over het feit dat dat een groot goed is. Ik zie hoe lastig het is om het detacheren van mensen goed te vervatten in ICT-aangelegenheden. De suggesties die ik van verschillende kanten heb meegekregen over de vraag hoe we die inkoop van diensten precies kunnen meetellen, zijn ingebracht bij de partijen en worden betrokken bij de afwegingen. Dat geldt wat mij betreft ook — laat ik dat even stevig zeggen — voor de suggestie toe te staan dat uren overdraagbaar zijn als ze worden ingekocht bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO. Ik vind het ook een goed idee om De Werkkamer te vragen te bekijken of het mogelijk is hier een pilot mee te doen. Als ik de motie op die manier mag duiden, kan ik het oordeel aan de Kamer laten.

Ik kom bij de laatste motie, namelijk die op stuk nr. 32 van de heer Kerstens en mevrouw Nijkerken-de Haan.

De voorzitter:
Mag ik u kort onderbreken? Mevrouw Schouten heeft namelijk nog een vraag over de motie op stuk nr. 31.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Het is niet gebruikelijk om in te gaan op een motie van een collega en ik ben het heel erg eens met het oordeel. De motie die ik als tweede heb ingediend, lijkt hier echter erg op. De staatssecretaris zei daarover dat zij met De Werkkamer in gesprek zou gaan, maar dat zij de motie ontraadde. Bij deze motie zegt zij echter dat zij goed snapt wat in de motie gevraagd wordt en nu laat zij het oordeel aan de Kamer. Ik vind het heel fijn voor de heer Heerma; dat oordeel wil ik dus niet veranderen. Maar ik snap niet zo goed waarom mijn motie dan niet op die manier wordt uitgelegd.

De voorzitter:
En dat geldt ook voor u, want uw naam staat ook onder de motie.

Staatssecretaris Klijnsma:
U bent een duo. Deze motie gaat over de locatievereiste. Laat ik ruiterlijk zijn. Als ik deze motie zo mag duiden als ik net zei over de pilot, dan wil ik ook de locatievereiste graag neerleggen bij De Werkkamer en daarover advies vragen. De partners in De Werkkamer kunnen dan daarover hun licht laten schijnen. Als ik de motie zo mag duiden, kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten.

De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 22. Wilt u nog iets zeggen, mevrouw Schouten?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat mag.

De voorzitter:
Kijk eens aan. We hebben nog één motie.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ja, de laatste. Die gaat over de leerlingen die vanuit het praktijkonderwijs komen. In deze motie wordt gevraagd of die leerlingen linea recta het doelgroepenregister in zouden kunnen. Het oordeel over die motie laat ik aan de Kamer, want net zoals bij het speciaal onderwijs blijkt dat deze kwetsbare jongeren eigenlijk voor een heel groot gedeelte in dit register thuishoren. Mocht dat uiteindelijk niet zo blijken te zijn, dan verlaten ze het register weer na twee jaar, omdat ze het wettelijk minimumloon zelfstandig kunnen verdienen. Kortom, het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer.

De voorzitter:
Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Over de ingediende moties gaan wij vanavond aan het einde van de vergadering stemmen.

Armoede- en schuldenbeleid

Armoede- en schuldenbeleid

Aan de orde is het VAO Armoede- en schuldenbeleid (AO d.d. 06/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik geef het woord aan de eerste spreker, mevrouw Koşer Kaya.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Ik heb twee moties. De inhoud spreekt voor zich, dus zal ik ze direct voordragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wetgeving op verschillende domeinen soms met elkaar botst en de effectiviteit van schuldhulpverlening in de weg zit;

van mening dat de effectiviteit en duurzaamheid van schuldhulpverlening leidend moet zijn;

verzoekt de regering, samen met gemeenten te inventariseren welk beleid en welke wetgeving met elkaar botsen en de schuldhulpverlening in de weg zitten, en de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over hoe deze knelpunten weggenomen kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya, Voortman en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 361 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er geen zicht is op hoe groot de instroom, doorstroom en uitstroom van het stelsel van schuldhulpverlening precies is;

overwegende dat er geen zicht is op de resultaten van en de uitgaven aan schuldhulpverlening;

constaterende dat op deze manier geen verantwoording mogelijk is over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de schuldhulpverlening;

verzoekt de regering, voor het einde van 2016 in kaart te brengen hoe groot de instroom, doorstroom en uitstroom van het stelsel van schuldhulpverlening precies is, en wat de resultaten en de uitgaven zijn, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 362 (24515).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik zal geen motie indienen over drempels bij gemeenten bij het toewijzen van schuldhulpverlening. De staatssecretaris heeft daarover namelijk uitdrukkelijk gezegd dat zij dit voortvarend ter hand zal nemen en het probleem zal oplossen. Als dat zo snel mogelijk kan, dank ik haar.

De heer Moors (VVD):
Voorzitter. Ik heb drie moties. Ik zal ze snel voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de WRR wetenschappelijk heeft vastgesteld dat veel van de huidige interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes in de schuldhulpverlening en financiële educatie in het geheel niet effectief zijn;

constaterende dat de WRR aanbeveelt om nader te onderzoek te doen naar de effectiviteit van financiële educatie, als daarin ook aandacht wordt besteed aan non-cognitieve factoren zoals motivatie en geloof in eigen kunnen;

constaterende dat het ministerie van SZW subsidies verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes, waarbij de effectiviteit hiervan niet wordt geëvalueerd;

van mening dat het inzetten van niet-effectieve interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes verspilling van gemeenschapsgeld is;

van mening dat belastinggeld doelmatig en doeltreffend besteed dient te worden;

verzoekt de regering, nader onderzoek te laten doen naar wat nodig is om financiële educatie effectiever te maken;

verzoekt de regering tevens, bij het verstrekken van subsidies aan projecten ter ontwikkeling van nieuwe interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes de voorwaarde te stellen dat deze binnen het project geëvalueerd worden op effectiviteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moors. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 363 (24515).

Ik hoop dat uw volgende moties korter zijn of dat u ze snel gaat voorlezen.

De heer Moors (VVD):
Ik ga ze heel snel voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de WRR wetenschappelijk heeft vastgesteld dat veel van de huidige interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes in de schuldhulpverlening en financiële educatie niet effectief zijn;

van mening dat het inzetten van niet-effectieve interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes verspilling van gemeenschapsgeld is;

van mening dat belastinggeld doelmatig en doeltreffend besteed dient te worden;

verzoekt de regering, gemeenten op te roepen interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes waarvan is aangetoond dat deze niet effectief zijn, stop te zetten;

verzoekt de regering tevens, methodieken ten behoeve van financiële educatie die worden aangeboden vanuit het Rijk en waarvan is aangetoond dat deze niet effectief zijn, niet langer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moors. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 364 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer gemeenten initiatieven ondernemen om schulden van schuldenaren over te nemen en kwijt te schelden;

overwegende dat dit het signaal geeft dat schulden maken geen consequenties heeft omdat deze toch wel worden overgenomen;

overwegende dat deze initiatieven dus geen duurzaam effect op de schuldenproblematiek hebben maar slechts symptoombestrijding zijn;

van mening dat de budgetten voor schuldhulpverlening effectief moeten worden ingezet;

verzoekt de regering, gemeenten een halt toe te roepen bij het niet effectief inzetten van gemeenschapsgeld door het overnemen en kwijtschelden van schulden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Moors. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 365 (24515).

Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Vier moties in twee minuten, dat moet lukken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, pilots voor effectieve schuldhulpverlening mogelijk te maken waarbij gemeenten zoals Amsterdam, Den Haag en Leiden schulden van hun inwoners bij het CJIB kunnen overnemen teneinde deze zelf af te handelen;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Yücel, Voortman, Schouten en Koşer Kaya.

Zij krijgt nr. 366 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er grote verschillen zijn tussen gemeenten als het gaat om hulp en ondersteuning aan kinderen in armoede;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat iedere gemeente een voorziening in de vorm van een kindpakket aanbiedt waarin minimaal is opgenomen:

  • basale levensbehoeften, zoals een dak, gas, licht en water, en voldoende te eten;
  • voldoende kleding;
  • mogelijkheid tot sporten;
  • toegang tot cultuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 367 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, de toegang tot de schuldhulpverlening voor iedereen te garanderen en te bevorderen dat ook werkende armen gebruik kunnen maken van schuldhulpverlening en armoederegelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Voortman en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 368 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de SER met het Sociaal en Cultureel Planbureau op verzoek van de regering voor het einde van 2016 advies moet geven over het terugdringen van het aantal kinderen in armoede;

verzoekt de regering om, gezien de urgentie van het probleem, het onderzoek te baseren op de meest recent beschikbare gegevens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 369 (24515).

In dit tempo had u er nog drie kunnen indienen, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Yücel (PvdA):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat steeds meer gemeenten de ontwikkeling van kindpakketten op een goede manier opgepakt hebben;

overwegende dat voorkomen moet worden dat armoede van generatie tot generatie wordt overgedragen;

overwegende dat elk kind moet kunnen deelnemen aan activiteiten op school, aan sport en aan spel om zo de ontwikkeling van kinderen te stimuleren en gelijke kansen te bevorderen;

verzoekt de regering om de handen ineen te slaan met landelijk werkende organisaties zoals het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds, Stichting Leergeld, Stichting Jarige Job en VNG om kinderen in gezinnen met armoede met integrale en bredere kindpakketten conform het advies van de Kinderombudsman te ondersteunen;

verzoekt de regering tevens om te stimuleren dat deze integrale aanpak door gemeenten overgenomen wordt zodat er meer kinderen in armoede beter bereikt worden, en om de Kamer tijdig voor de begroting SZW in het najaar van 2016 te informeren over de uitvoering van het plan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Yücel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 370 (24515).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dien één motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegend dat onder andere Nibud waarschuwt voor armoede bij eenverdieners;

voorts overwegende dat werken in het verleden juist een weg uit de armoede vormde;

verzoekt de regering, onderzoek te (laten) doen naar toenemende armoede onder werkenden, in het bijzonder onder eenverdieners, en de oorzaken daarvan, en de Kamer dit onderzoek voor de begrotingsbehandeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2017 toe te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 371 (24515).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik weet dat de staatssecretaris heeft gezegd dat zij de SER zal vragen. Ik heb gekeken wat voor onderzoek dat is en volgens mij is dat naar armoede onder kinderen. Oké, een ander onderzoek. Stel dat de SER zegt het niet te kunnen doen, dan nog hechten wij eraan dat er onderzoek hiernaar wordt gedaan. Vandaar deze motie. Mocht de staatssecretaris het bij de SER kunnen onderbrengen, dan kan dat ook via deze route. Ik wil in ieder geval zekerheid hebben dat het gaat gebeuren. Als wij daar pas in het najaar over gaan spreken, kunnen wij die resultaten niet meer meenemen bij de begroting van SZW.

De heer Krol (50PLUS):
Mevrouw de voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat consumenten gelokt worden met kredieten en periodieke afbetalingsregelingen waarvan het rentepercentage echter extreem hoog is, tot wel 15%;

overwegende dat in het Besluit kredietvergoeding, voor het laatst gewijzigd op 1 juli 2006, het hoogst toegelaten effectieve kredietvergoedingspercentage op jaarbasis 12 procentpunten bovenop de actuele wettelijke rente bedraagt;

verzoekt de staatssecretaris van SZW, in overleg te gaan met haar collega's van Financiën met als doel te bezien of het mogelijk is om het Besluit kredietvergoeding op korte termijn te herzien door de toegestane opslag op de actuele wettelijke rente significant te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 372 (24515).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat conform het advies van de Nationale ombudsman het burgerperspectief meer centraal moet worden gesteld in het armoede- en schuldenbeleid;

overwegende dat de gemeentelijke schuldhulpverlening laagdrempelig toegankelijk moet zijn voor mensen met een hulpvraag;

overwegende dat gemeenten in de praktijk verschillend omgaan met het honoreren van hulpvragen en het toelatingsbeleid tot gemeentelijke schuldhulpverlening;

verzoekt de regering, te borgen dat in alle gemeenten de minimale toegangseisen tot de gemeentelijke schuldhulpverlening identiek zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 373 (24515).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Staatssecretaris Klijnsma:
Voorzitter. Wederom dank ik de leden voor de ingediende moties, die ik snel zal langslopen.

Ik begin met de motie-Koşer Kaya c.s. op stuk nr. 361, waarin staat dat wet- en regelgeving soms botsen en niet consequent zijn. Er wordt gevraagd of de regering daar paal en perk aan kan stellen. Ik heb natuurlijk al menigmaal botsende wetten bij de kop gepakt. Vaak zijn de ervaren knelpunten in de wetgeving op te lossen binnen de ruimte die zij voor maatwerk biedt. Ik ontraad daarom deze motie. Ik vind deze overbodig omdat we iedere keer opnieuw kijken naar dit soort zaken en daar niet een heel overzicht voor nodig hebben.

De motie-Koşer Kaya/Karabulut op stuk nr. 362 gaat over de effectiviteit van de schuldhulp. Ook deze motie ontraad ik. Ik heb verteld aan de Kamer dat we met de verschillende lokale overheden juist bezig zijn om afspraken te maken over de wijze waarop zaken verbeterd kunnen worden, ook binnen gemeenten. Dat is echt de beleidsvrijheid van gemeenten zelf. Wij ondersteunen gemeenten daarbij en hebben daarvoor extra middelen beschikbaar gesteld, namelijk 7,5 miljoen. Dat is een plezierige handreiking aan gemeenten, lijkt mij zo.

Mevrouw Karabulut (SP):
Waarom maakt de staatssecretaris wel middelen vrij om ervoor te zorgen dat de schuldhulp effectiever wordt, maar neemt zij niet haar stelselverantwoordelijkheid door ervoor te zorgen dat in samenwerking met de gemeenten die gegevens hier terechtkomen, zodat ook wij kunnen beoordelen of de middelen effectief besteed worden?

Staatssecretaris Klijnsma:
Dat doe ik omdat ik eerst met mijn medeoverheden, de gemeenten, heel goed wil bekijken hoe de effectiviteit kan worden verbeterd vanuit de gemeenten zelf. Daar ligt het voortouw. Daar blijf ik bij.

Mevrouw Karabulut (SP):
In deze motie staat helemaal niet dat gemeenten geen voortouw nemen en dat de staatssecretaris niet moet overleggen. Integendeel, zij zou dit zelfs als ondersteuning van beleid kunnen zien. Laat de staatssecretaris maar uitleggen waar staat dat wij haar en de gemeenten belemmeren in hun werk. Integendeel. We willen juist dat het effectiever en beter wordt. Om dat te kunnen beoordelen, hebben we toch echt die gegevens nodig, zoals de Algemene Rekenkamer zegt.

Staatssecretaris Klijnsma:
In het dictum van de motie staat "(…) voor het einde van 2016 in kaart te brengen hoe groot de instroom, doorstroom en uitstroom van het stelsel van schuldhulpverlening precies is, en wat de resultaten en de uitgaven zijn (…)". Dat is toch echt aan de gemeenten. Ik ontraad daarom deze motie.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik wilde eigenlijk blijven zitten omdat ik vanochtend al een beetje een aanvaring heb gehad met de staatssecretaris op dit punt, maar zij lokt het toch echt uit. De Algemene Rekenkamer noemt het een black box. We stoppen daar een hoop geld in, maar weten totaal niet wat er met dat geld gebeurt, of het effectief is en hoe het beter gebruikt kan worden. Kan de staatssecretaris mij zeggen waarom de Algemene Rekenkamer dat wel ziet en zij niet?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik zit niet in de Algemene Rekenkamer. Afgezien daarvan, ik neem mijn medeoverheden serieus. Ik vind oprecht dat die druk doende zijn om de effectiviteit van de schuldhulpverlening te verbeteren. Wij helpen daarmee, ook in de context van het programma Vakmanschap. Divosa wordt daarbij ondersteund. Ik heb daar vertrouwen in en ga ervan uit dat gemeenten ook waarlijk verbeteren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Dit is toch verbazingwekkend. De staatssecretaris vindt de Algemene Rekenkamer, die over een black box spreekt, wel belangrijk, maar niet belangrijk genoeg om datgene waar hij om vraagt, uit te zoeken en de effectiviteit voor eens en voor altijd duidelijk te maken, opdat we niet zo veel geld kwijtraken, maar het echt effectief kunnen inzetten.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik denk dat ik daar voldoende over gezegd heb. Dat lijkt mij een heldere opstelling.

Dan de motie van de heer Moors, de motie op stuk nr. 363. In deze motie wordt de regering gevraagd om nader onderzoek te laten doen naar wat nodig is om financiële educatie effectiever te maken. Voorts wordt in de motie gevraagd om aan het verstrekken van subsidies een aantal voorwaarden te verbinden. Dit vind ik een motie waarover ik het oordeel aan de Kamer kan laten. Het is inderdaad een goed idee om dat nader onderzoek te doen.

Ik stap over naar de motie op stuk nr. 364, eveneens ingediend door de heer Moors. Als ik het dictum van de motie zo mag lezen dat ik in de verzamelbrief die ik van tijd tot tijd naar de gemeenten stuur de in het dictum van de motie verwoorde oproep doe, waarbij ik ook zal refereren aan de WRR, dan kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten.

De heer Moors (VVD):
De staatssecretaris doelt dan waarschijnlijk op het eerste punt van het dictum. Ik ga akkoord met haar uitleg van dat punt. Voor het tweede punt van het dictum geldt dat er staat wat er staat.

Staatssecretaris Klijnsma:
Het tweede punt van het dictum komt overeen met hetgeen in de eerste motie van de heer Moors al aanhangig is gemaakt. Het oordeel over die motie had ik al aan de Kamer gelaten.

Ik kom dan bij de motie van de heer Moors op stuk nr. 365. In deze motie wordt de regering verzocht de gemeenten een halt toe te roepen bij het niet-effectief inzetten van gemeenschapsgeld door het overnemen en kwijtschelden van schulden. Deze motie moet ik ontraden. Wij hebben daar in ons debat menig woord aan gewijd. Dit is echt de beleidsvrijheid van de gemeenten. Ik ontraad dus deze motie.

In de motie op stuk nr. 366, ingediend door mevrouw Karabulut en anderen, wordt de regering opgeroepen om pilots voor effectieve schuldhulpverlening mogelijk te maken. Deze motie ligt mooi in het verlengde van de motie op stuk nr. 365, want de bedoelde pilots zijn al mogelijk. Een gemeenten kan schulden overnemen van inwoners en inwoners kunnen vervolgens de gemeente afbetalen. Op zichzelf hoeven er dus geen pilots meer te komen, maar gemeenten kunnen natuurlijk in nauwe samenspraak met het CJIB bezien of zij verdere stappen kunnen maken. Dat vind ik sympathiek, dus ik wil de motie met die strekking graag oordeel Kamer laten. Overigens blijf ik er zelf graag bij betrokken.

In de motie op stuk nr. 367, ingediend door mevrouw Karabulut, wordt de regering verzocht te bewerkstelligen dat iedere gemeente een voorziening in de vorm van een kindpakket aanbiedt. Wij zijn druk doende, ook de Kinderombudsman, om het kindpakket verder te promoten bij alle gemeenten. In het AO heb ik al gezegd, ook tegen mevrouw Yücel, dat ik heel graag de thermometer wil hanteren in het najaar, om te bezien hoeveel gemeenten op dat moment het kindpakket uitvoeren. Het gaat mij echter te ver om te bewerkstelligen dat iedere gemeente een dergelijk kindpakket aanbiedt. Dit is immers aan de gemeenten zelf. Wel wil ik in het najaar graag het gevraagde inzicht bieden. Ik ontraad echter de motie op stuk nr. 367.

In de motie op stuk nr. 368 wordt de regering verzocht de toegang tot de schuldhulpverlening voor iedereen te garanderen en te bevorderen dat ook werkende armen gebruik kunnen maken van schuldhulpverlening en armoederegelingen. Aan de toegang tot de schuldhulpverlening hebben wij al menig woord gewijd. Het is niet voor niets dat ik de inspectie op dit vlak een ronde laat doen. Ook is het niet voor niets dat ik alvast kijk wat wij met wetgeving zouden kunnen bewerkstelligen. Als echter in de motie wordt gezegd dat de toegang tot de schuldhulpverlening voor iedereen gegarandeerd en bevorderd moet worden, dan moet ik haar ontraden, want het gaat hier om gemeentelijk beleid. Ik vind dat wij eerst moeten afwachten wat de inspectie ons op dit punt rapporteert.

Ik kom vervolgens bij de motie op stuk nr. 369, waarin gesproken wordt over het terugdringen van het aantal kinderen in armoede. In de motie wordt de regering verzocht om, gezien de urgentie van het probleem, een onderzoek te doen. Deze motie is overbodig, dus die ontraad ik. We gebruiken uiteraard alle beschikbare gegevens. De SER en het SCP zijn druk doende, ook op basis van de motie die in de Eerste Kamer is ingediend door de SP. Ik heb dat SER-advies formeel aangevraagd. Dat is goedgekeurd door de ministerraad, dus de SER is aan de slag.

Mevrouw Karabulut (SP):
Het gaat niet om de gegevens die er nu zijn, maar het gaat erom dat gebruik wordt gemaakt van de meest recent beschikbare gegevens, zodat het wel een actueel rapport wordt, op basis van nieuwe cijfers. Dat is even het punt. Gaat de staatssecretaris dat doen, of in dit geval het SCP? De staatssecretaris wil eind 2016 al dat rapport hebben.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik ga er voetstoots van uit dat zowel de SER als het SCP de meest recente gegevens benutten. Daarom vind ik deze motie een tikje overbodig. Maar we naderen het zomerreces. We kunnen het zo doen dat ik voor de zekerheid zowel de SER als het SCP nog een briefje schrijf of zij de meest recente gegevens wel willen benutten bij de adviesaanvraag, hoewel dat een beetje een open deur is. Dan zou ik deze motie oordeel Kamer kunnen laten.

Mevrouw Karabulut (SP):
Daar kunnen wij de zonnige zomer wel mee in.

Staatssecretaris Klijnsma:
Dat doet mij dan weer deugd.

Dan kom ik bij de motie-Yücel op stuk nr. 370 over het kindpakket. Zij verzoekt de regering om te stimuleren dat we met een aantal stichtingen aan de slag gaan om die integrale aanpak door gemeenten overgenomen te krijgen. Dat is niet een verplichting voor gemeenten, maar dat is een aansporing. Uit dien hoofde kan ik het oordeel aan de Kamer laten.

Mevrouw Karabulut (SP):
Is dit dan iets nieuws wat de staatssecretaris gaat doen? Bij mijn weten is dit wat de staatssecretaris al jaren zegt te doen. Daarmee zou de motie overbodig zijn, maar ik kan het mis hebben. Ik kan iets over het hoofd hebben gezien of iets hebben geïnterpreteerd wat niet zo is.

De voorzitter:
Omwille van de tijd doen we alleen vragen over onze eigen moties.

Staatssecretaris Klijnsma:
Zal ik toch nog maar even antwoorden, voorzitter?

De voorzitter:
Nou, heel kort.

Staatssecretaris Klijnsma:
Heel kort. Mevrouw Karabulut heeft hier een punt, want ik overleg regelmatig met al deze stichtingen. Deze stichtingen zijn ook doende om de handen meer in elkaar te slaan. Ik lees deze motie zo dat we in het najaar kunnen laten zien wat dat precies heeft opgeleverd. Dat vind ik op zichzelf prima. Ik kan daar goed mee leven.

Mevrouw Yücel (PvdA):
Dit is een motie die ik heb ingediend, maar niet om te onderstrepen wat er al gebeurt. Deze motie vraagt de staatssecretaris om actief met deze landelijk werkende organisaties aan tafel te gaan zitten, om hen te stimuleren om tot een plan van aanpak te komen om die kindpakketten die door de Kinderombudsman worden aanbevolen, meer aan te bieden voor alle kinderen in armoede. Volgens de kennis die wij allemaal hebben, hebben sommige gemeenten nu een summier kindpakket en andere gemeenten een breder pakket. Sommige stichtingen werken wel in bepaalde gemeentes, andere niet. Dat is het hele punt. Deze motie vraagt om een integrale aanpak. Daar wil ik nu echt een reactie op. Dat gaat misschien geld kosten, maar dat is een volgende fase. Dat zien we dan wel weer bij de begroting.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik laat de motie niet voor niets oordeel Kamer. Het kan best een meerwaarde zijn dat deze stichtingen gezamenlijk actie ondernemen, zodat het kindpakket beter kan worden ingekleurd. Het blijft zaak dat gemeenten zelf bekijken of zij dat integrale kindpakket zullen overnemen, ja of nee. Dat is gewoon de beleidsvrijheid van de gemeente, maar ik laat deze motie met liefde oordeel Kamer.

De voorzitter:
Mevrouw Yücel, kort nog.

Mevrouw Yücel (PvdA):
Hoor ik de staatssecretaris nu zeggen dat zij bereid is om met deze partijen om tafel te gaan en aan hen de opdracht te geven om met een integraal pakket te komen? Dat is immers geen decentraal beleid. Zij subsidieert deze landelijke organisaties en zij mag daar ook iets van vragen, zodat zij er samen met de VNG voor gaan zorgen dat er meer kinderen in armoede worden bereikt, met alle middelen die er zijn. Dat vraagt deze motie. Kan de staatssecretaris dat bevestigen?

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb de motie als volgt geduid en het is goed om dat nog even te onderstrepen: ik word opgeroepen om te kijken of deze stichtingen, waar ik al regelmatig overleg mee heb, een integraal kindpakket kunnen maken en, zo ja, op welke wijze en wat dat zou gaan kosten. Vervolgens kijken we naar wat dat voor gemeenten zou gaan betekenen. Zo heb ik de motie geduid. Ik wil het oordeel aan de Kamer laten.

Dan kom ik tot de motie op stuk nr. 371 van mevrouw Schouten over eenverdieners. Ik heb haar al toegezegd dat ik de SER zal vragen om dit punt van aandacht mee te nemen in de verkenning naar de combinatiebanen. Ik heb ook reeds toegezegd dat ik de Kamer voor 1 september zal informeren of dit lukt. Ik ontraad deze motie omdat die vraagt naar een SER-onderzoek als zodanig naar werkende armen en eenverdieners.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Volgens mij heb ik net precies uitgelegd wat ik bedoelde. Ik heb gezegd: als het bij de SER kan, helemaal goed! Dan moeten we dat lekker bij de SER gaan doen. Maar dat weten we nog niet. De staatssecretaris zegt immers dat ze de Kamer daarover 1 september pas kan informeren. Dan gaat de tijd dringen en wordt het te kort dag als we die gegevens ook nog voor de begrotingsbehandeling willen krijgen. Ik wil eigenlijk dat het linksom of rechtsom gebeurt en als dat bij de SER kan: helemaal goed. Dat is wat deze motie extra vraagt. Volgens mij geef ik de staatssecretaris alle ruimte die ze nodig heeft.

Staatssecretaris Klijnsma:
Mevrouw Schouten staat nu een beetje te zuchten, maar als we hiermee kunnen aanhaken bij het reeds lopende onderzoek van de SER, gaat dat natuurlijk het allersnelst. Daarom wil ik met alle plezier de SER verzoeken om dit erbij aan te haken. Ik heb de Kamer beloofd om onmiddellijk na het zomerreces mee te delen wat de situatie is. Dat doe ik met alle plezier.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat heb ik ook beaamd. Ik heb ook gezegd dat dat helemaal goed is. We weten alleen niet of de SER het mee kán nemen. De SER is al bezig, er loopt al een traject en het is misschien moeilijk, maar ik wil dat dit onderzoek, linksom of rechtsom, wel gebeurt. Kan de staatssecretaris toezeggen dat als het niet bij de SER kan, het dan op een andere manier wordt onderzocht en we de gegevens voor de begrotingsbehandeling 2017 krijgen? Ik ben dan best bereid om de motie in te trekken, maar ik wil wel die zekerheid hebben.

Staatssecretaris Klijnsma:
Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik niet zeker weet of ik dat voor de begrotingsbehandeling voor elkaar krijg. Ik denk oprecht dat de kortste route is om aan te haken bij de verkenning van de SER naar de combinatiebanen. Dan kan het "als een speer", zou ik willen zeggen. Ik wil dat echt met alle inzet voor elkaar proberen te krijgen, maar ik kan niet garanderen dat we voor de begrotingsbehandeling de resultaten van een ander onderzoek dan dit kunnen presenteren.

De voorzitter:
Daarmee blijft het oordeel dat de motie wordt ontraden.

Staatssecretaris Klijnsma:
Dan kom ik tot de motie op stuk nr. 372 van de heer Krol, waarin wordt gevraagd of ik in overleg kan treden met de minister van Financiën, omdat consumenten verlokt worden — als ik me zo mag uitdrukken — en om te bezien of het mogelijk is om het Besluit kredietvergoeding op korte termijn te herzien. Ik ontraad deze motie omdat dit echt thuishoort bij de minister van Financiën. Ik weet dat men er daar al menigmaal naar heeft gekeken. Ik denk dat het hier geen meerwaarde heeft.

De motie op stuk nr. 373 gaat over de minimale toegangseisen tot de gemeentelijke schuldhulpverlening. Wij hebben daar natuurlijk over van gedachten gewisseld. De inspectie is nu op zoek naar de toegang tot de gemeentelijke schuldhulpverlening en geeft ons daar in het najaar ook de rapportage van. Wij hebben afgesproken dat de brede toegang tot de schuldhulpverlening helder moet zijn en dat ik de wetswijziging ga voorbereiden die aan de orde is als mocht blijken dat die toegang niet breed genoeg is. We doen het dus al. Daarom ontraad ik de motie op stuk nr. 373. De overige punten in de motie betreffen gedecentraliseerd beleid.

De voorzitter:
De heer Krol heeft nog een opmerking naar aanleiding van het oordeel over de motie op stuk nr. 372.

De heer Krol (50PLUS):
Het enige wat in de motie op stuk nr. 372 wordt gevraagd, is of de staatssecretaris met haar collega van Financiën zou willen gaan praten, omdat er consumenten zijn die op dit moment 14% rente betalen als ze denken dat ze een nieuwe wasmachine nodig hebben, terwijl ze die ergens anders veel goedkoper kunnen aanschaffen. Dat lijkt me echt niet te veel gevraagd. Maar als de staatssecretaris het echt niet wil, dan houd ik de motie aan en dien ik die opnieuw in bij haar collega van Financiën. Juist omdat de staatssecretaris over schuldhulpverlening gaat, vind ik dat de vraag of zij met haar collega zou willen praten, niet te veel zou moeten zijn.

Staatssecretaris Klijnsma:
Toch blijf ik bij mijn opvatting dat de motie hier niet thuishoort. Ik ontraad dus de motie.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Krol. Betekent dit dat hij de motie aanhoudt?

De heer Krol (50PLUS):
Ik trek de motie in.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Krol (24515, nr. 372) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Klijnsma:
Tot zover mijn beoordeling van de moties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Daarmee komt er een einde aan het VAO Armoede- en schuldenbeleid. Over de ingediende moties gaan wij aan het einde van de vergadering stemmen. Ik bedank de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor haar komst naar de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Evaluatie verhuurderheffing en stedelijke ontwikkeling

Evaluatie verhuurderheffing en stedelijke ontwikkeling

Aan de orde is het VAO Evaluatie verhuurderheffing en stedelijke ontwikkeling (AO d.d. 06/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister voor Wonen en Rijksdienst welkom.

Het woord is aan de heer Bashir.

De heer Bashir (SP):
Voorzitter. De minister had een fundamentele evaluatie beloofd van de verhuurderheffing, maar het is een onderzoek geworden van de minister. Het is gedaan in opdracht van de minister, het is betaald door de minister, het is uitgevoerd door de minister, het is van feedback voorzien door de minister, en het is begeleid door de minister. Daaruit blijkt dat de minister heel veel complimenten geeft aan de minister zelf. Dat kan beter. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister in de Eerste Kamer heeft toegezegd dat er een "fundamentele evaluatie" zou komen, die "zeer doorwrocht en gedege" moet zijn;

constaterende dat er bijna alleen maar kritiek is op de door het ministerie uitgevoerde evaluatie;

spreekt uit dat de uitgevoerde evaluatie van de verhuurderheffing niet afdoende is en niet voldoet aan de gedane toezeggingen;

verzoekt de regering, nog voor de begroting voor 2017 te komen met een onafhankelijke evaluatie van de verhuurderheffing die wel fundamenteel, doorwrocht en gedegen is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 250 (32847).

De heer Bashir (SP):
Dan kom ik op de verhuurderheffing zelf. Wij hebben onlangs een notitie gezien van de fractie van de PvdA, die heel erg aansluit bij de wensen van de SP-fractie, namelijk: schaf die verhuurderheffing af, stel een fonds in en geef de huurders weer huurverlagingen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat door de groei van het aantal huishoudens er de komende jaren meer woningen nodig zullen zijn;

overwegende dat de verhuurderheffing een rem betekent voor investeringen van woningcorporaties;

overwegende dat de verhuurderheffing tevens heeft geleid tot huurverhogingen;

verzoekt de regering om de verhuurderheffing af te schaffen en met woningcorporaties afspraken te maken voor investeringen en huurverlagingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 251 (32847).

De heer Ronnes (CDA):
Voorzitter. Na het algemeen overleg over de verhuurderheffing resten ons nog twee punten die ik wil inbrengen via moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is om ter stimulering van de realisatie van huurwoningen in het middensegment in de regio's Amsterdam en Utrecht het Besluit huurprijzen woonruimte te wijzigen;

verzoekt de regering, de voorgestelde aanpassing van het Besluit huurprijzen woonruimte voor woningen tot 40 m2 te beperken tot woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend in 2017, 2018, 2019, 2020 of 2021,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ronnes, Albert de Vries en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 252 (32847).

De heer Ronnes (CDA):
Dan kom ik op het tweede onderdeel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het kader van de verhuurderheffing voor de bouw van nieuwbouwwoningen in schaarstegebieden de regering voornemens is om een aftrek van €20.000 mogelijk te maken;

verzoekt de regering, in gebieden waar aantoonbaar sprake is van negatieve effecten zoals die gelden in de aangewezen schaarstegebieden, eveneens de aftrek van €20.000 mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ronnes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 253 (32847).

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Voorzitter. Ik dien een motie in over de relatie tussen de vennootschapsbelasting en de verhuurderheffing

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verhuurderheffing budgetneutraal wordt aangepast, waartoe de minister na de zomer een wetsvoorstel naar de Kamer stuurt;

overwegende dat sommige woningcorporaties hierdoor minder verhuurderheffing zullen afdragen en andere juist meer;

overwegende dat de niet-verrekenbare verhuurderheffing een aftrekpost is in de vennootschapsbelasting (Vpb), waardoor de woningcorporaties die minder verhuurderheffing gaan betalen wel meer Vpb moeten gaan afdragen en vice versa;

constaterende dat dit een verstorend effect kan hebben op de beoogde resultaten van de aanpassing van de verhuurderheffing;

verzoekt de regering, in de eerstvolgende evaluatie van de verhuurderheffing specifiek aandacht te besteden aan dit aspect, zodat een eventueel verstorend effect opgelost kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 254 (32847).

De heer Houwers (Houwers):
Voorzitter. De tijd is kort, dus ik zal volstaan met het voorlezen van de volgende motie, betreffende het afstoten van het bezit van woningbouwcorporaties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat woningbouwcorporaties zich moeten inzetten voor de beschikbaarheid van betaalbare woningen;

van mening dat het onwenselijk is dat woningbouwcorporaties commercieel vastgoed zoals winkels en kantoren in bezit hebben;

verzoekt de regering, een actievere houding aan te nemen om woningbouwcorporaties ertoe te bewegen commercieel vastgoed af te stoten, zodat deze middelen kunnen worden ingezet voor huurwoningen voor de sociale doelgroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Houwers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 255 (32847).

De heer Van der Linde (VVD):
Voorzitter. De minister heeft goede plannen gepresenteerd die we graag willen ondersteunen met een concrete deadline. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering diverse maatregelen neemt om de nieuwbouw van betaalbare huurwoningen te stimuleren;

overwegende dat daardoor het aantal huurwoningen in de gereguleerde sector zal toenemen;

voorts overwegende dat daardoor woningen die in kwaliteit niet langer per se nodig zijn voor de sociale huursector beschikbaar komen voor het geliberaliseerde middensegment;

verzoekt de regering, voor 1 januari 2017 in de gebieden waar die uitbreiding plaatsvindt, de verkoopregels aan te passen zodat de toestemming van gemeenten bij de verkoop van reeds geliberaliseerde woningen vervalt, en te onderzoeken of de toestemming van de gemeenten ook bij te liberaliseren woningen kan vervallen, indien te borgen is dat die verkoop ten goede komt aan dit middensegment, bijvoorbeeld doordat in de verkoopovereenkomst de huurontwikkeling voor de komende jaren is vastgelegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Linde. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 256 (32847).

De heer Van der Linde (VVD):
Het klinkt wat ingewikkeld, maar het zijn de woorden van de minister zelf.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Ik heb eerst een opmerking. Ik dacht dat er een VVD-doctrine was dat dat wat al toegezegd was niet meer in moties zou worden vastgelegd. De heer Van der Linde leest letterlijk de laatste regels van de brief van de minister voor. Nu hij de motie toch indient, heb ik de volgende vraag. Bedoelt de heer Van der Linde dat we geen oude schoenen weggooien voor we nieuwe hebben, dus dat er alleen vrijheid van liberalisatie komt in gebieden waar al op grote schaal nieuwbouw gepleegd is? Zegt de heer Van der Linde met zijn motie dat we het gereguleerde deel, het woningwaarderingsstelsel, ook van toepassing verklaren boven €711?

De heer Van der Linde (VVD):
Wij stellen vast dat met de maatregelen die de regering nu gaat nemen de woningen in de gereguleerde sector in aantal zullen toenemen. Dan is het logisch dat er ook aan de bovenkant weer wat verkocht wordt. Dan heb ik het dus over het geliberaliseerde segment, boven de €700. Wat is het verschil met de brief? Dat is de deadline. We willen heel graag dat de minister dit voor 1 januari regelt. Verder denk ik dat er over de brief zelf en over de formulering niet veel misverstand is.

De voorzitter:
De heer De Vries nog heel kort.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Mijn conclusie is toch dat het gaat om regio's waar in flinke aantallen betaalbare sociale huurwoningen zijn toegevoegd. Alleen daar kan het. Daarnaast wordt er gekeken naar de huurstijgingen van die woningen. Het woningwaarderingsstelsel wordt ook boven de €711 van toepassing verklaard gedurende een aantal jaren.

De voorzitter:
De heer Van der Linde nog kort.

De heer Van der Linde (VVD):
Ik probeer even te bedenken waar de heer De Vries naartoe wil. Het woningwaarderingsstelsel geldt natuurlijk ook boven de €711. Ik begrijp de vraag niet helemaal.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Er staat in de motie dat de huur alleen in stapjes omhoog mag. Dat moet een zekere mate van regulering met zich meebrengen. Als dat wordt toegezegd, dan vind ik dat op zich een goede stap. Dat betekent dat we dan ook woningen van €730, €750 en €780 gaan aanbieden. Daar is een groot gebrek aan.

De heer Van der Linde (VVD):
Ik kan de heer De Vries geruststellen. We zetten in het dictum van de motie heel nadrukkelijk dat er dan ook een beperkte huurstijging is met die kanttekening.

De heer Krol (50PLUS):
Voorzitter. 50PLUS is überhaupt tegen de verhuurderheffing, maar afschaffen is nu niet politiek haalbaar, inperking wellicht wel. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verhuurderheffing verschillende negatieve effecten heeft;

overwegende dat het EIB mede in opdracht van de minister voor Wonen en Rijksdienst heeft becijferd dat voor extra sociale huurwoningen, verduurzaming, vervanging van de bestaande woningvoorraad, opgaven voor levensloopbestendig wonen en zorg en maatschappelijke opvang de komende decennia een investering nodig is ter grootte van 100 miljard euro;

voorts overwegende dat het realiseren van deze maatschappelijke opgave een fors lager tarief vergt voor de verhuurderheffing, dan wel een stevigere investeringsaftrek voor woningcorporaties;

verzoekt de regering, in goed overleg met alle betrokkenen te komen tot een substantiële verlaging van de verhuurderheffing en een stevigere investeringsaftrek voor woningcorporaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 257 (32847).

De voorzitter:
We wachten een kort moment tot de minister ook de laatste moties heeft ontvangen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Termijn antwoord

Minister Blok:
Voorzitter. De motie-Bashir op stuk nr. 250 over de evaluatie van de verhuurderheffing bevat de constatering dat er bijna alleen maar kritiek is op de door het ministerie uitgevoerde evaluatie. Volgens mij is die constatering niet juist. In de hoorzitting die de Kamer heeft georganiseerd, was onder meer het Centraal Planbureau heel genuanceerd. Ook in het AO waar dit overleg een vervolg op is, heb ik meer meningen gehoord dan uitsluitend de kritiek van de heer Bashir.

De motie verzoekt voorts om alsnog een extra evaluatie van de verhuurderheffing. Zo'n evaluatie kan interessant zijn als die zou leiden tot nieuwe inzichten, maar aangezien de volgende motie van de heer Bashir al verzoekt om afschaffing van de verhuurderheffing, lijkt dat mij weggegooid geld, en dat is iets wat de heer Bashir nooit kan wensen. Per saldo moet ik de motie dus ontraden.

Dat geldt ook voor de tweede motie van de heer Bashir, de motie op stuk nr. 251. Die verzoekt om het afschaffen van de verhuurderheffing, want het is een ongedekte motie, die een gat van 1,7 miljard slaat.

De motie op stuk nr. 252 van de leden Ronnes, De Vries en Schouten gaat over de aanpassing over het woningwaarderingsstelsel in de regio's Amsterdam en Utrecht en verzoekt om de aanpassing te beperken tot woningen waarvoor een bouwvergunning is verleend in de jaren 2017 tot 2021. In het AO is de zorg aan de orde geweest dat er makkelijke winst zou zijn voor al geplande bouwprojecten. Ik heb aangegeven dat ik dat effect wel erken, maar nou ook weer niet zo enthousiast ben over vertraging, en dat er een technisch probleem is wanneer de bouwvergunning als criterium wordt gehanteerd. Het begrip "bouwjaar" wordt meer gehanteerd, in het woningwaarderingsstelsel, maar ook in andere huurwetgeving. Dat is ook goed geadministreerd. Het begrip "afgifte bouwvergunning" is heel lastig bij te houden.

Alles afwegende, als ik de motie zo mag lezen dat die bedoelt de regeling één jaar later in te laten gaan, dus niet in 2017 maar in 2018, maar wel gebaseerd op het bouwjaar en niet op de bouwvergunning, dan kan ik haar uitvoeren en dan laat ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:
De heer Ronnes is eerste indiener. Misschien kan hij aangeven of hij dat zo ziet.

De heer Ronnes (CDA):
De vraag is dan of we daarmee het effect voorkomen dat we juist willen voorkomen. Als men wacht met het gereed melden van de bouw tot 2018, kan men nog die huurverhoging toepassen. Als het gaat om de afgiftedatum van de bouwvergunning, sluit je in ieder geval alles uit waarvoor de bouwvergunning al afgegeven is. Het is dus zekerder om de afgiftedatum van de bouwvergunning te pakken.

Minister Blok:
Ik dacht de Kamer tegemoet te komen door aan te geven dat ik deze motie technisch niet kan uitvoeren, omdat de registratie van de afgifte van bouwvergunningen niet voldoende is. Ik meende in de geest van de wens van de Kamer te handelen door te zeggen: ik kan de motie wel uitvoeren door het bouwjaar een jaar later in te laten gaan. Ik handhaaf mijn aanbod. In die constructie ben ik bereid om het oordeel over de motie aan de Kamer te laten.

De heer Ronnes (CDA):
Als bouwprojecten die nu starten in de loop van 2017 klaar komen en in pas in 2018 bouwgereed gemeld worden, voorkomen we niet dat trajecten die al zijn ingezet niet onder de regeling vallen.

Minister Blok:
Stel dat we voor bouwvergunningen zouden kiezen. Zoals ik al zei, kan ik de motie op die manier niet goed uitvoeren. Ook een bouwvergunning kun je natuurlijk vertragen, met het oog op zo'n regeling. We leven nu in 2016. Er zijn nu vast bouwvergunningen in aanvraag. Stel dat we het op deze manier zouden doen — nogmaals, dat kan ik niet — kun je ook de bouwvergunning die je nu op je bureau hebt liggen nog even aanhouden omdat je hebt gehoord dat er een motie wordt aangenomen. Daar zit het verschil niet in. Nogmaals, ik wil de Kamer tegemoetkomen door een werkbaar voorstel te doen.

De voorzitter:
U bent al twee keer geweest, mijnheer Ronnes. Ik denk dat het oordeel van de minister duidelijk is. We gaan er even wat vlotter door, mijnheer De Vries. Alleen de eerste indiener mag een vraag stellen.

De heer Albert de Vries (PvdA):
Ik heb een heel korte vraag. Ik heb in het algemeen overleg het voorstel aan de minister gedaan om in 2018 te beginnen. Toen had hij had hij allerlei argumenten waarom dat niet kon. Ik begrijp het gewoon niet meer.

De voorzitter:
Ik stel voor dat we het algemeen overleg niet herhalen.

Minister Blok:
Als ik nu iets toezeg wat ik toen nog niet toezegde, zou ik mijn zegeningen tellen.

De tweede motie van de heer Ronnes, de motie op stuk nr. 253, gaat over de aanpassing van de verhuurderheffing die ik aankondig, maar waarvoor ik nog met een wetsvoorstel zal komen. De motie verzoekt de regering om in gebieden waar aantoonbaar sprake is van negatieve effecten zoals die gelden in de aangewezen schaarstegebieden eveneens de aftrek van €20.000 mogelijk te maken. Ik wil de heer Ronnes eigenlijk vragen om deze motie aan te houden tot de behandeling van de wet. De omschrijving van negatieve effecten is voor wetgeving nogal onbepaald. Als we de wet voor ons hebben liggen, kunnen we het misschien eens worden over een scherpe definitie.

De heer Ronnes (CDA):
Ik ben bereid om de motie aan te houden.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ronnes stel ik voor, zijn motie (32847, nr. 253) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Blok:
In de motie van de heer Van Vliet op stuk nr. 254 wordt de regering verzocht in de eerstvolgende evaluatie van de verhuurderheffing specifiek aandacht te besteden aan dit aspect, zijnde de effecten van de verhuurderheffing voor de vennootschapsbelasting, zodat een eventueel verstorend effect opgelost kan worden. Eigenlijk wil ik ook verzoeken om deze motie aan te houden tot wetsbehandeling. Ik ben er niet helemaal zeker van of er überhaupt nog een evaluatie gepland is, maar dat is een klassieke vraag bij een wetsbehandeling. Om dezelfde reden als bij de vorige motie, lijkt het met sowieso logisch om haar tot dat moment aan te houden. Dat zal kort na de zomer zijn.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Ik zou zeggen dat dit een zeer redelijk geformuleerde motie is. Die kan toch wel oordeel Kamer krijgen?

De voorzitter:
Dat was niet de vraag. De vraag was of u haar wilde aanhouden. Daarop is het antwoord nee, als ik het zo hoor.

Minister Blok:
Dan vrees ik dat ik haar moet ontraden. Ik heb in het AO gezegd dat een bekend effect van subsidies die uitgekeerd worden aan vennootschapsbelastingplichtige bedrijven is dat daardoor vennootschapsbelasting omhoog gaat, terwijl door heffingen de vennootschapsbelasting omlaag gaat. Dat is niet nieuw. Dat is ook niet specifiek voor de verhuurderheffing. Dan moet ik de motie dus ontraden.

De heer Van Vliet (Van Vliet):
Laten we maar gewoon stemmen.

De voorzitter:
De motie wordt in stemming gebracht.

Minister Blok:
De motie van de heer Houwers op stuk nr. 255 verzoekt de minister een actievere houding aan te nemen om woningcorporaties ertoe te bewegen commercieel vastgoed af te stoten zodat de middelen kunnen worden ingezet voor huurwoningen voor de sociale doelgroep. Een motie met een wat specifieker verzoek dan een actievere houding helpt, eerlijk gezegd. Je kunt dit kabinet veel verwijten, maar niet dat het geen actieve houding heeft gehad op de woningmarkt. Als het gaat om stimulansen voor commercieel vastgoed denk ik dat de volgende motie veel concreter is. Eerlijk gezegd is deze motie zo onduidelijk dat ik haar per saldo maar ontraad. Het ontgaat me wat ze precies vraagt.

De volgende motie is die op stuk nr. 256, van de heer Van der Linde. Daarin wordt verzocht om voor 1 januari 2017 in gebieden waar uitbreiding van de voorraad sociale huurwoningen plaatsvindt de verkoopregels aan te passen, zodat toestemming van gemeenten bij verkoop van reeds geliberaliseerde woningen vervalt, en daarnaast te onderzoeken of de toestemming van de gemeenten ook bij te liberaliseren woningen kan vervallen, indien te borgen is dat die verkoop ten goede komt aan dit middensegment. Deze motie maakt het makkelijker om dure woningen te verkopen en de opbrengst te gebruiken voor het terugbrengen van betaalbare woningen. Dat sluit goed aan bij de ontwikkelingen op de woningmarkt. Het oordeel over deze motie laat ik dus graag aan de Kamer.

Ten slotte vraagt de motie op stuk nr. 257 van de heer Krol de regering om in goed overleg met alle betrokkenen te komen tot een substantiële verlaging van de verhuurderheffing en een stevige investeringsaftrek voor woningcorporaties. Het overleg met betrokkenen zal, denk ik, een beetje het karakter hebben van een gesprek met kalkoeken over het kerstmaal, waarbij het eensluidende menuadvies zal zijn: dit jaar maar konijn eten. Daarnaast is dit een ongedekte motie. Alles afwegende moet ik de motie dus ontraden.

De heer Houwers (Houwers):
De minister zegt dat hij de motie niet zo begrijpt. Volgens mij is de motie echter vrij helder. Ik zou willen vragen of de minister liever heeft dat ik formuleer dat hij in overleg treedt met de woningbouwcorporaties om ze te activeren om te verkopen. Of moet ik een datum noemen? Tot nu toe zegt de minister wel dat er dingen gebeuren, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik het tempo waarin dat gebeurt mager vind. Ik vraag de minister om aan te geven wat er onduidelijk is.

Minister Blok:
Een motie kan vragen om een regeling aan te passen. Daar heb ik een aantal voorbeelden van gezien, variërend van de verhuurderheffing tot het woningwaarderingsstelsel tot de verkoopregels. Daarbij is mij helder wat de Kamer aan mij vraagt. Daarop kan ik ja of nee zeggen, of ja onder voorwaarden. Als een motie mij vraagt om een actievere houding aan te nemen, weet ik niet of ik de wekker eerder moet zetten. In het overzicht van de Volkskrant van lobbybezoeken aan de ministers stond Aedes echt in de top vijf. Moet Aedes dan in de top drie komen? Het ontgaat mij wat een actievere houding is. Om die reden kan ik de motie gewoon niet beoordelen. Dan zal ik haar ontraden.

De voorzitter:
Nog heel kort, mijnheer Houwers.

De heer Houwers (Houwers):
Ik vind dat de minister de zaken ridiculiseert. Dat vind ik heel spijtig.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister voor Wonen en Rijksdienst voor zijn komst naar de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Stichting Hart van Homo's

Stichting Hart van Homo's

Aan de orde is het VAO Stichting Hart van Homo's (AO d.d. 06/07).


Termijn inbreng

De voorzitter:
Ik heet de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap welkom. Zij is niet alleen bij dit VAO aanwezig. Ik heb begrepen dat zij ook de rest van de avond tijdens de stemmingen blijft. Daar wil ik haar alvast hartelijk voor bedanken. Ik geef graag als eerste het woord aan mevrouw Van Miltenburg namens de fractie van de VVD. Ik zou de collega's die niet bij het VAO betrokken waren, willen vragen om ergens anders hun overleg voort te zetten.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Voorzitter. Staat u mij toe te beginnen met de opmerking dat ik het zelf behoorlijk symbolisch vind dat de laatste motie die in dit parlementaire jaar ingediend zal worden van alle collega's juist door mij ingediend wordt. Dat geeft mij wel een bijzonder gevoel. Daarvoor sta ik hier echter niet. Ik sta hier omdat wij deze week uitgebreid met de minister van gedachten hebben gewisseld over de subsidie die zij heeft verstrekt aan de christelijke homo-organisatie Hart van Homo's.

Ik stel vast dat niemand in deze Kamer vindt dat christelijke lhbt-jongeren aan hun lot moeten worden overgelaten. Dat vindt zeker de VVD niet. De vraag waar het om gaat is echter, wie die hulp moet financieren, het Rijk of hun kerk. Omdat de hulp die Hart van Homo's verleent niet in de geest is van het gelijkheidsbeginsel zoals beschreven in de Grondwet, vindt de VVD dat de subsidie per direct moet worden ingetrokken. Mijn fractie accepteert daarmee de mogelijke financiële consequenties, hoewel zij dat natuurlijk niet van harte doet. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de toekenning van een subsidie ook de handelwijze, doelstelling en visie van de gesubsidieerde organisatie onderschreven wordt of in ieder geval niet wordt afgekeurd door de subsidieverstrekker;

overwegende dat in het visiedocument, dat ten grondslag ligt aan alle activiteiten van Hart van Homo's, onder andere gesteld wordt dat het begeren van een ander van hetzelfde geslacht zondig is;

van mening dat de overheid homo's en hetero's gelijkwaardig moet behandelen en beschouwen;

constaterende dat de visie van Hart van Homo's niet in de geest is van het gelijkheidsbeginsel zoals beschreven in de Grondwet;

verzoekt de regering, de subsidierelatie met Hart van Homo's per direct stop te zetten en de Kamer per ommegaande hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Miltenburg, Yücel en Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 249 (30420).

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter. Ik wil er nog één motie aan toevoegen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de organisatie Hart van Homo's mogelijkerwijs andere invulling geeft aan het subsidiegeld dat zij gekregen heeft voor acceptatie en emancipatie dan in eerste instantie beoogd door het ministerie;

van mening dat het voor de Kamer inzichtelijk moet zijn welke organisatie momenteel subsidie ontvangt voor het bevorderen van acceptatie en emancipatie;

verzoekt de regering, een overzicht te maken van alle organisaties die op dit moment subsidie ontvangen en dit overzicht nog voor het algemeen overleg Emancipatie van 14 september 2016 aan de Kamer te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 250 (30420).

Mevrouw Yücel (PvdA):
Voorzitter. We hebben gisteren een mooi en intens debat gevoerd over de subsidie aan Hart voor Homo's. Dat ging in feite over de vrijheid van godsdienst en de vrijheid voor lhbt'ers, in welke gemeenschap dan ook. De PvdA staat voor die vrijheid van godsdienst, en tevens voor de vrijheid en gelijkwaardigheid van iedere lhbt'er, ongeacht achtergrond en religie. Je moet kunnen zijn wie je bent en de vrijheid hebben om lief te hebben. Daarbij moet het ook kunnen gaan om iemand van hetzelfde geslacht. Die vrijheid is ons dierbaar. Uit het gesprek met mensen van de stichting Hart voor Homo's bleek dat zij de jongeren die worstelen met hun homoseksuele gevoelens en hun geloof, vanuit een heel grote betrokkenheid proberen te begeleiden. Ik respecteer de begeleiding die Hart voor Homo's op deze zeer betrokken wijze wil bieden aan deze jongeren. Deze grote betrokkenheid waardeer ik zeer.

Echter, de hoofdboodschap die de jongeren hierbij in feite krijgen, is dat ze homoseksuele gevoelens mogen hebben, maar dat ze het eigenlijk niet mogen doen. De PvdA is van mening dat dit de emancipatie van deze jongeren geen millimeter verder brengt. Met deze boodschap doorbreken we volgens de PvdA de taboes niet in deze conservatieve religieuze gemeenschappen. Het gaat wat ons betreft niet alleen om het bespreekbaar maken, maar het gaat om het bespreekbaar maken om de acceptatie van homoseksualiteit te bevorderen. Deze organisatie subsidiëren is in onze ogen de status quo subsidiëren. Daarmee wordt de emancipatie niet verder gebracht. Daarom hebben we mede de motie ingediend waarin het kabinet wordt gevraagd om te stoppen met de subsidie.

De voorzitter:
Hiermee komt een einde aan de inbreng van de zijde van de Kamer bij dit verslag algemeen overleg.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister van OCW.


Termijn antwoord

Minister Bussemaker:
Voorzitter. We hebben inderdaad gisteren een ontzettend goed debat gehad. Dat ben ik mevrouw Yücel eens. Laat ik vooropstellen dat ik het met de indieners van de motie, mevrouw Van Miltenburg en anderen, voor een heel, heel groot deel eens ben wat betreft de emancipatie van lhbt'ers. We hebben het dan over het streven naar sociale acceptatie vanuit de visie dat iedereen moet kunnen zijn wie hij of zij is, ongeacht de seksuele geaardheid. En dat gaat niet alleen om het eigen bewustzijn, maar het gaat ook om de mogelijkheid om dat te uiten.

Indertijd heb ik de subsidieaanvraag van Hart van Homo's daar ook op beoordeeld. Als daarin had gestaan dat er maar één manier is om hiermee om te gaan, dan had ik die subsidie afgewezen. Ik heb indertijd niet alleen heel uitgebreid met Hart van Homo's gesproken, maar ook met de LCC, de koepelorganisatie van christelijke organisaties die zich bezighouden met de emancipatie van lhbt'ers. Ik heb dat gedaan vanuit de visie dat ik niet alleen minister ben voor degenen die mijn seculiere, liberale opvatting delen, maar voor iedereen in Nederland. Dat is gekoppeld aan het feit dat we vrijheid van onderwijs hebben. In het onderwijs is er een kerndoel over seksuele diversiteit: we willen dat alle scholen aandacht besteden aan seksuele diversiteit. Maar dat mogen ze op hun eigen manier doen.

Ik heb dus de subsidieaanvraag bekeken op de uitgangspunten. De overweging die mevrouw Van Miltenburg in haar motie noemt, namelijk dat je daarmee ook de handelswijze, doelstelling en visie goedkeurt, klopt inderdaad. Ik heb in die subsidieaanvraag nergens gelezen dat er maar één manier is — daar ging het debat gisteren voor een belangrijk deel over — namelijk dat je wel homoseksueel mag zijn, maar het niet mag uiten.

De tweede overweging van de motie, waarin word gesteld dat volgens deze organisaties het begeren van een ander van hetzelfde geslacht zondig is, deel ik niet. Ik citeer uit de meest recente informatie op de website: "Homoseksuele jongeren die bij ons aankloppen voor steun en hulp, mogen er zeker van zijn dat er geen voorwaarden verbonden zijn aan het ontvangen van deze steun en hulp." Simpel gezegd: jongeren die bij ons aankloppen en nu of later wel openstaan voor een relatie, zijn ook welkom. We kunnen er van alles van vinden dat er mensen zijn in de orthodox-christelijke hoek die uiteindelijk zelf beslissen, voor hun eigen individuele persoon, dat zij geen seksuele relatie aan willen gaan. Ik heb daar verder geen oordeel over, zolang zij maar niet anderen diezelfde mening opleggen.

In de motie wordt ook uitgesproken dat de visie van Hart van Homo's strijdig zou kunnen zijn met de Grondwet. Ik heb daar ernstige twijfels over en ik vraag mij zeer af of het College voor de Rechten van de Mens het met deze conclusie eens zou zijn.

In de motie wordt mij dan verzocht om de subsidierelatie per direct te stoppen en de Kamer per ommegaande hierover te informeren. Bij het algemeen overleg heb ik al gezegd dat ik deze subsidierelatie echt niet terstond kan stopzetten. Dat kan bestuursrechtelijk niet. De subsidie is toegekend. Er zijn geen redenen aan te geven waarom zij zich niet aan de subsidievoorwaarden zouden houden. De subsidie kan wellicht wel stopgezet worden, maar dat betekent dat de organisatie in beroep kan gaan en dat uiteindelijk de middelen aan hen betaald moeten worden. Daar moet ik, ook gezien de overwegingen in deze motie en de relatie die daarin wordt gelegd met de Grondwet — die is verstrekkend — echt op studeren en wellicht ook advies over inwinnen. Ik zeg u toe dat ik voor het einde van het reces de Kamer daarover zal informeren. Dat combineer ik dan met mijn reactie op het rapport dat u krijgt van de Inspectie van het Onderwijs, die onderzoek doet naar het kerndoel seksuele diversiteit. Tot die tijd zou deze organisatie toch al geen enkele school bezoeken, want men is bezig met het ontwikkelen van lesmateriaal en activiteiten. Ik vraag u allereerst om deze motie aan te houden, omdat wij nog in september een debat hebben en ik dan kan reageren, tegelijkertijd met mijn reactie op het rapport van de inspectie dat binnenkort komt. Als u dat niet wilt, kan ik de motie in haar huidige vorm alleen maar ontraden.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
De tekstexegese van deze motie hoort wellicht bij het christelijk geloof, maar daar wil ik niet aan meedoen. Gisteren hebben wij hier uitgebreid over gesproken. De minister pakt een bepaalde tekst van de website, maar ik baseer me op de visie waarop alle werkzaamheden zijn gebaseerd. Daar staat dit soort teksten wel degelijk in. Ik ben er verbaasd over dat waar de minister gisteren aan het einde van haar eerste termijn aangaf dat het mogelijk is om de subsidie stop te zetten en dat er wellicht een boeteclausule was, zij nu alsnog ruimte creëert. Dat vind ik gewoon niet oké. Ik wil dat de subsidie per direct wordt stopgezet. Daar wordt in de motie ook om gevraagd. Ik wil niet pas aan het einde van het reces worden geïnformeerd, maar per ommegaande. Als dat financiële consequenties heeft, is dat zo, maar de subsidie moet gewoon worden stopgezet. Ik wil graag dat de minister deze motie per ommegaande uitvoert.

Minister Bussemaker:
Met alle respect, het gaat hier niet over willen of niet willen. Ik heb me ook te houden aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Er is een subsidie toegekend. Die is overigens niet direct aan Hart van Homo's toegekend, maar via de LCC, de koepel van christelijke homo-organisaties. Die is anderhalf jaar geleden toegekend op grond van een subsidieaanvraag waarvan ik moet constateren dat de aanvraag niet is veranderd en dat er geen redenen zijn om tegen de organisatie te zeggen: u houdt zich niet aan de subsidieaanvraag. Het enige wat ik kan doen, is de organisatie op de hoogte stellen van de motie van de Kamer. Maar dat is niet hetzelfde als terstond een subsidie stopzetten. Ik zeg u toe dat ik deze motie bestudeer. Als ze wordt aangenomen, zal ik bekijken hoe ik ermee kan omgaan. Het kan ook betekenen dat de subsidieontvanger tegen zo'n besluit in bezwaar en beroep gaat en dat ik dan alsnog de subsidie toe moet kennen.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Ik herhaal: de motie vraagt om stopzetting, per direct. Dat daar andere zaken achter weg komen, is dan maar zo, maar niet eerst weer twee maanden studeren, dan maar gewoon per direct stopzetten.

Minister Bussemaker:
U zult mij toch hopelijk in ieder geval de kans geven om de consequenties in kaart te brengen van het terstond stopzetten van een subsidie zonder dat ik daar volgens de Algemene wet bestuursrecht en de beginselen van behoorlijk bestuur goede argumenten voor heb. Ik ga ervan uit dat de organisatie in bezwaar en beroep kan gaan en dat ik misschien nog wel meer moet betalen dan ik nu aan subsidie heb toegekend. Als deze motie wordt aangenomen, ben ik vanzelfsprekend van zins om de conclusie van deze motie aan de organisatie te melden. Ik denk dat men er dan ook verstandig mee om zal gaan.

Mevrouw Yücel (PvdA):
Ik vind dit echt een belangrijke motie, vandaar mijn interruptie als mede-indiener. Er gebeurt wat. De uitspraak die nu wordt gedaan door de Kamer, wordt niet zomaar gedaan. Het is een worsteling geweest; het is een heel principieel besluit. Die organisatie heeft er helemaal niets aan als het een beetje ertussenin blijft hangen. Datzelfde geldt overigens voor de Kamer en het ministerie. De uitspraak van de Kamer, die gezien de ondertekening straks bij de stemmingen waarschijnlijk een meerderheid gaat halen, is helder. Die luidt namelijk dat de subsidie moet worden stopgezet. We accepteren de consequenties. Het is geen geldkwestie; het gaat om de vraag of wij organisaties gaan subsidiëren die niet bijdragen aan het emancipatiebeleid. Dat is de kwestie.

Minister Bussemaker:
Als deze motie wordt aangenomen, kan ik de organisatie vragen om rekening te houden met de uitspraak van de Kamer zolang ik nog bezig ben om deze subsidie stop te zetten. Het is niet zo dat ik de organisatie morgen een briefje kan sturen met de mededeling dat ik de subsidie intrek. Ik ben gehouden aan de uitgangspunten van algemene regelingen en van de Algemene wet bestuursrecht en aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ik kan wel zeggen dat deze organisatie in ieder geval de komende tijd geen school zal bezoeken. Ik kan dat nu al zeggen, omdat ik weet dat er nog lesmateriaal in ontwikkeling is. De effecten zullen dus zeer beperkt of nihil zijn. Dat kan ik vragen en dat zal ik dus ook doen, mocht deze motie worden aangenomen. Nogmaals, ik vraag de Kamer om de motie aan te houden, maar mocht zij worden aangenomen, dan zal ik de organisatie in kennis stellen van de gedachtewisseling die hier heeft plaatsgevonden en van de uitspraak van de Kamer. Ik zal de organisatie laten weten dat ik zal bekijken hoe ik de motie kan uitvoeren binnen de beginselen en de uitgangspunten waaraan ik als minister gehouden ben.

De voorzitter:
Wat is uw oordeel over de motie als die niet wordt aangehouden?

Minister Bussemaker:
Dan blijf ik de motie ontraden.

De voorzitter:
Echt heel kort, mevrouw Yücel.

Mevrouw Yücel (PvdA):
Mocht de motie straks worden aangenomen, dan is de wens van de Kamer dat de subsidie onmiddellijk wordt stopgezet. De consequenties daarvan worden dan ook geaccepteerd.

Minister Bussemaker:
Zo heb ik het ook begrepen.

In de motie van mevrouw Dijkstra op stuk nr. 250 wordt de regering verzocht om een overzicht op te stellen van alle organisaties die op dit moment subsidies ontvangen en om dat de Kamer voor het algemeen overleg in september 2016 toe te zenden. Als de Kamer dat wil, dan ben ik bereid om een lijst te maken van de toegekende subsidies. Ik zal bekijken of ik dat wellicht kan combineren met de reactie op het inspectierapport over seksuele diversiteit. Wij kunnen dat dan verder bespreken bij het algemeen overleg in september.

De voorzitter:
Ik zie dat de heer Bisschop bij de interruptiemicrofoon staat, maar het was eigenlijk de afspraak dat alleen degenen die moties hadden ingediend een vraag mochten stellen. Ik zie uw naam niet onder een van de moties staan, mijnheer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):
Dat klopt, maar ik heb toch behoefte aan een verklaring. De organisatie Hart voor Homo's wordt hier op voorhand in de verdachtenbank gezet, alsof zij corruptie plegen …

De voorzitter:
Sorry, ik ga u onderbreken. Volgens mij is er in het algemeen overleg voldoende ruimte geweest om hierover van gedachten te wisselen. Wij hebben duidelijk aangegeven dat wij omwille van de vlotheid alleen de indieners van de moties kort de gelegenheid geven om een vraag te stellen. Mevrouw Dijkstra heeft wel een motie ingediend, dus ik geef haar kort het woord.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Het is echt een heel korte vraag. De minister zei net dat zij de Kamer dat overzicht misschien samen met het rapport van de inspectie kan toesturen. Ik heb gevraagd of we dat voor het AO kunnen krijgen. Begrijp ik het goed dat het dus ook voor het AO Emancipatie komt?

Minister Bussemaker:
Ja, het inspectierapport en de reactie daarop komen in ieder geval voor het einde van het reces naar de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik dank de minister van OCW voor haar komst naar de Kamer en voor haar bereidheid om hier nog even te blijven. Overigens ook dank aan de medewerkers van de Griffie en de stenografen die nu heel hard moeten gaan werken om een en ander nog mooi in een stemmingslijst te zetten en aan de bodes die volgens mij hier vandaag tien kilometer gewandeld hebben.

De vergadering wordt van 00.23 uur tot 01.13 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Tweede regeling van werkzaamheden (Stemmingen)

Tweede regeling van werkzaamheden (Stemmingen)

Tweede regeling van werkzaamheden (Stemmingen)

De voorzitter:
Voordat we gaan stemmen, deel ik aan de Kamer mee dat het lid Krol bij de stemmingen van hedenmiddag over het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (34485-XV) geacht wenst te worden tegen het amendement-Grashoff (34485-XV, nr. 4) te hebben gestemd.

Het woord is aan de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik houd mijn motie (21501-20, nr. 1108) bij punt 41, de stemmingen over de Europese top, aan.

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (21501-20, nr. 1108) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Stemmingen

Stemmingen


Stemmingen moties Renovatie Binnenhof

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Renovatie Binnenhof,

te weten:

  • de motie-Koolmees c.s. over de variant met de gefaseerde verbouwing mee ontwikkelen in de verdere uitwerking (34293, nr. 23);
  • de motie-Krol c.s. over vergunningverlening voor nieuwbouw van het gebouwdeel Hotel (34293, nr. 24);
  • de motie-Madlener over onderzoek naar sloop en hoogbouw van het Hotel (34293, nr. 25);
  • de motie-De Caluwé c.s. over niet accommoderen van Prinsjesdag op het Binnenhof (34293, nr. 26).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Koolmees c.s. over de variant met de gefaseerde verbouwing mee ontwikkelen in de verdere uitwerking (34293, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Krol c.s. over vergunningverlening voor nieuwbouw van het gebouwdeel Hotel (34293, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Madlener over onderzoek naar sloop en hoogbouw van het Hotel (34293, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Houwers, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Caluwé c.s. over niet accommoderen van Prinsjesdag op het Binnenhof (34293, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Voortgang trekkingsrechten pgb

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Voortgang trekkingsrechten pgb,

te weten:

  • de motie-Potters/Volp over het uitwerken van een nieuw betaalsysteem (25657, nr. 251);
  • de motie-Voortman c.s. over regievoering en eindverantwoordelijkheid bij de staatssecretaris van VWS leggen (25657, nr. 252);
  • de motie-Volp over de vereniging Per Saldo het voortouw laten nemen bij het opstellen van de eisen voor het nieuwe portaal (25657, nr. 253);
  • de motie-Bergkamp over de budgethouders in samenwerking met de zorgverleners een leidende rol geven bij de ontwikkeling van het nieuwe portaal (25657, nr. 254);
  • de motie-Leijten/Voortman over de budgethouder centraal stellen bij de uitwerking van het portaal (25657, nr. 255);
  • de motie-Dik-Faber/Voortman over de budgethoudersvereniging opdracht geven voor het opstellen van het programma van eisen (25657, nr. 256);
  • de motie-Keijzer/Bergkamp over zorgvuldigheid vóór snelheid bij alle vervolgonderzoeken (25657, nr. 257).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Dik-Faber/Voortman (25657, nr. 256) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De motie-Volp (25657, nr. 253) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Volp, Dik-Faber en Voortman, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gezamenlijke elementen zijn geformuleerd die de basis vormen voor een nieuwe uitvoering van het betaalsysteem voor pgb's;

overwegende dat het centrale portaal moet voldoen aan de wensen van budgethouders en hun hulpverleners en de functionaliteiten ook werkbaar moeten zijn voor de andere partijen (gemeenten en zorgkantoren);

constaterende dat in oktober nadere besluitvorming plaats zal vinden over de ontwikkeling van het nieuwe portaal;

van mening dat het belang van budgethouders hierbij voorop dient te staan;

verzoekt de regering om Per Saldo het voortouw te laten nemen bij het opstellen van het programma van eisen als het gaat over het gebruik en Per Saldo als volwaardig ketenpartner te betrekken, zowel bij de vaststelling van het programma van eisen als voor het verder ontwikkelen van het nieuwe portaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 258, was nr. 253 (25657).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Potters/Volp over het uitwerken van een nieuw betaalsysteem (25657, nr. 251).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Voortman c.s. over regievoering en eindverantwoordelijkheid bij de staatssecretaris van VWS leggen (25657, nr. 252).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Volp c.s. over per Saldo het voortouw laten nemen bij het opstellen van de eisen voor het nieuwe portaal (25657, nr. 258, was nr. 253).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp over de budgethouders in samenwerking met de zorgverleners een leidende rol geven bij de ontwikkeling van het nieuwe portaal (25657, nr. 254).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten/Voortman over de budgethouder centraal stellen bij de uitwerking van het portaal (25657, nr. 255).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Keijzer/Bergkamp over zorgvuldigheid vóór snelheid bij alle vervolgonderzoeken (25657, nr. 257).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Wijkverpleging

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Wijkverpleging,

te weten:

  • de motie-Dik-Faber over voorkómen dat één tarief leidt tot verschraling in het aanbod (29689, nr. 732);
  • de motie-Leijten over wijkverpleegkundigen niet opzadelen met twee verantwoordingssystemen (29689, nr. 733);
  • de motie-Bergkamp/Van der Staaij over 24 uurszorg voor patiënten met een terminale zorgvraag (29689, nr. 734);
  • de motie-Rutte over de verschuiving van zorg en ondersteuning tussen de drie domeinen (29689, nr. 735);
  • de motie-Keijzer over vastleggen dat de tarieven van de oude bekostiging niet lager zijn dan in 2016 (29689, nr. 736);
  • de motie-Wolbert over een doortastende en zorgvuldige invoering van het geïntegreerde tarief (29689, nr. 737);
  • de motie-Wolbert over de vrijheid voor de wijkverpleegkundige om de zorg te indiceren die zij nodig acht (29689, nr. 738).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Dik-Faber over voorkómen dat één tarief leidt tot verschraling in het aanbod (29689, nr. 732).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten (29689, nr. 733).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bergkamp/Van der Staaij (29689, nr. 734).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Rutte (29689, nr. 735).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fractie van de PVV ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Keijzer (29689, nr. 736).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wolbert (29689, nr. 737).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wolbert (29689, nr. 738).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen Goedkeuring verdragen

Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van Rijkswet van het lid Taverne tot wijziging van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen in verband met het laten vervallen van de mogelijkheid van stilzwijgende goedkeuring van verdragen met een ieder verbindende bepalingen (34158-(R2048)).

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

De voorzitter:
Is de initiatiefnemer bereid, de verdediging van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer op zich te nemen?

De heer Taverne (VVD):
Voorzitter, u overvalt mij hier een beetje mee. Nee hoor, het zal mij een genoegen zijn.

De voorzitter:
Dan wens ik u daarbij veel succes.

(Geroffel op de bankjes)


Stemming motie Evaluatie Wet op de parlementaire enquête

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over het rapport van de tijdelijke commissie Evaluatie Wet op de parlementaire enquête over de mogelijkheden en randvoorwaarden van het horen onder ede buiten de parlementaire enquête,

te weten:

  • de motie-Fokke c.s. over overnemen van de conclusies en aanbevelingen van de commissie (34400, nr. 4).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Fokke c.s. (34400, nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Nu de motie-Fokke is aangenomen, hoeven we niet over punt 6, het verslag van de tijdelijke commissie Evaluatie Wet op de parlementaire enquête, te stemmen.


Stemmingen moties Luchtvaart

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Luchtvaart,

te weten:

  • de motie-Elias over de ICAO betrekken bij de uitvoering van de aanbevelingen na ongevalsonderzoek (31936, nr. 341);
  • de motie-Van Helvert over een verbod op het pay-to-fly-systeem (31936, nr. 342);
  • de motie-Wassenberg over lasers om ganzen te verjagen van Schiphol (31936, nr. 344);
  • de motie-Wassenberg over de massale afschot van ganzen op Schiphol (31936, nr. 345);
  • de motie-Monasch over het rendement van de opleiding tot verkeersleider (31936, nr. 349).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Wassenberg (31936, nr. 344) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Wassenberg en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 350, was nr. 344 (31936).

De motie-Wassenberg (31936, nr. 345) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Wassenberg en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 351, was nr. 345 (31936).

Ik stel vast dat wij nu over deze gewijzigde moties kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Elias (31936, nr. 341).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Helvert (31936, nr. 342).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Wassenberg/Thieme (31936, nr. 350, was nr. 344).

De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Wassenberg/Thieme over de massale afschot van ganzen op Schiphol (31936, nr. 351, was nr. 345).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD en GroenLinks voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Monasch over het rendement van de opleiding tot verkeersleider (31936, nr. 349).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Elias (VVD):
Nu wij niet stemmen over punt 6 dreigt ook weg te vallen dat de VVD en volgens mij ook nog een andere fractie geacht worden tegengestemd te hebben.

De voorzitter:
Dan zal deze opmerking in de Handelingen worden opgenomen.


Stemmingen moties Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA),

te weten:

  • de motie-Wassenberg/Thieme over afzien van verdere besparingen op de NVWA (33835, nr. 38);
  • de motie-Wassenberg/Thieme over diertransportwagens aan de Turkse grens (33835, nr. 39);
  • de motie-Wassenberg/Thieme over geen vergunningen voor diertransporten richting Turkije (33835, nr. 40);
  • de motie-Geurts c.s. over het terugdraaien van keurings- en toezichtkosten voor het bedrijfsleven (33835, nr. 41);
  • de motie-Geurts c.s. over een kennisprogramma voor zo adequaat mogelijke normstelling (33835, nr. 42);
  • de motie-Van Gerven over investeren in professionals bij de NVWA (33835, nr. 43).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor, zijn motie (33835, nr. 43) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Wassenberg/Thieme over afzien van verdere besparingen op de NVWA (33835, nr. 38).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wassenberg/Thieme over diertransportwagens aan de Turkse grens (33835, nr. 39).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wassenberg/Thieme over geen vergunningen voor diertransporten richting Turkije (33835, nr. 40).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts c.s. over het terugdraaien van keurings- en toezichtkosten voor het bedrijfsleven (33835, nr. 41).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts c.s. over een kennisprogramma voor zo adequaat mogelijke normstelling (33835, nr. 42).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties VSO Uitstroom uit het bestuursrechtelijk premieregime

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VSO over de ontwerpregeling tot wijziging van de Regeling zorgverzekering ter vaststelling van de voorwaarden voor uitstroom uit het bestuursrechtelijk premieregime,

te weten:

  • de motie-Leijten over voorkomen dat zorgverzekeraars aanvullende eisen gaan stellen aan de uitstroom (29689, nr. 739);
  • de motie-Leijten over het na een jaar evalueren van de maatregelen (29689, nr. 740).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
Aangezien de motie-Leijten (29689, nr. 739) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

In stemming komt de motie-Leijten over het na een jaar evalueren van de maatregelen (29689, nr. 740).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SGP ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Pakketbeheer

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Pakketbeheer,

te weten:

  • de motie-Leijten c.s. over vergoeding van borstprotheses voor transgenders (29689, nr. 748);
  • de motie-Leijten over het opnemen van bewezen effectieve preventiemaatregelen in het pakket (29689, nr. 749);
  • de motie-Bruins Slot over de duiding van het toelaten van zorg laten uitvoeren door het Zorginstituut (29689, nr. 750);
  • de motie-Bruins Slot over de overheveling van het eerstelijnsverblijf (29689, nr. 751);
  • de motie-Pia Dijkstra over een ruim aanbod van dieetpreparaten (29689, nr. 753);
  • de motie-Bouwmeester over het meewegen van kwaliteit bij de inkoopnorm (29689, nr. 754).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Leijten c.s. over vergoeding van borstprotheses voor transgenders (29689, nr. 748).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66 en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten over het opnemen van bewezen effectieve preventiemaatregelen in het pakket (29689, nr. 749).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot over de duiding van het toelaten van zorg laten uitvoeren door het Zorginstituut (29689, nr. 750).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot over de overheveling van het eerstelijnsverblijf (29689, nr. 751).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra over een ruim aanbod van dieetpreparaten (29689, nr. 753).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bouwmeester over het meewegen van kwaliteit bij de inkoopnorm (29689, nr. 754).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Waterschade in Zuidoost-Nederland

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Risicoverevening/risicoselectie,

te weten:

  • de motie-Bruins Slot/Leijten over het voorlopig behouden van de onorthodoxe verdeelcriteria (29689, nr. 745);
  • de motie-Leijten over een einde maken aan de budgetpolis (29689, nr. 741);
  • de motie-Leijten over een einde maken aan het vrijwillig eigen risico (29689, nr. 742);
  • de motie-Bruins Slot over een onderzoek naar de overcompensatie van jonge verzekerden (29689, nr. 743);
  • de motie-Bruins Slot/Leijten over het in stand houden van de bandbreedteregeling ggz en wijkverpleging (29689, nr. 744);
  • de motie-Pia Dijkstra over de invloed van Solvabiliteit II op de risicoselectie (29689, nr. 746);
  • de motie-Pia Dijkstra over verzekerden die langdurig gebruikmaken van de curatieve ggz (29689, nr. 747).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Pia Dijkstra (29689, nr. 746) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het nog onduidelijk is in hoeverre het invoeren van Solvabiliteit II invloed zal hebben op de risicoselectie binnen de Zorgverzekeringswet;

van mening dat risicoselectie zeer onwenselijk is, en dit nauwlettend in de gaten gehouden dient te worden;

verzoekt de regering, periodiek te (laten) monitoren wat de invloed is van Solvabiliteit II op de risicoselectie én de Kamer hierover te informeren, te beginnen met een nulmeting op 1 januari 2017,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 756, was nr. 746 (29689).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Leijten over een einde maken aan de budgetpolis (29689, nr. 741).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten over een einde maken aan het vrijwillig eigen risico (29689, nr. 742).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot over een onderzoek naar de overcompensatie van jonge verzekerden (29689, nr. 743).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot/Leijten over het in stand houden van de bandbreedteregeling ggz en wijkverpleging (29689, nr. 744).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins Slot/Leijten over het voorlopig behouden van de onorthodoxe verdeelcriteria (29689, nr. 745).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Pia Dijkstra over de invloed van solvabiliteit II op de risicoselectie (29689, nr. 756, was nr. 746).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra over verzekerden die langdurig gebruikmaken van de curatieve ggz (29689, nr. 747).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Zwangerschap en geboorte

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Zwangerschap en geboorte,

te weten:

  • de motie-Leijten/Van Gerven over de volwaardige positie van de eerstelijnsverloskunde (32279, nr. 90);
  • de motie-Leijten c.s. over alleen vrijwillig overgaan op integrale bekostiging (32279, nr. 91);
  • de motie-Leijten/Van Gerven over het afschaffen van de eigen bijdrage voor de kraamzorg (32279, nr. 92);
  • de motie-Pia Dijkstra over adequate voorlichting op mbo-scholen (32279, nr. 93);
  • de motie-Wolbert/Bruins Slot over geboortezorg in de regio Schiedam, Vlaardingen, Nissewaard en Maassluis (32279, nr. 94);
  • de motie-Wolbert over een experiment met het proactief uitnodigen van ouders (32279, nr. 95).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Leijten/Van Gerven over de volwaardige positie van de eerstelijnsverloskunde (32279, nr. 90).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Leijten c.s. over alleen vrijwillig overgaan op integrale bekostiging (32279, nr. 91).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Leijten/Van Gerven over het afschaffen van de eigen bijdrage voor de kraamzorg (32279, nr. 92).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra over adequate voorlichting op mbo-scholen (32279, nr. 93).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wolbert/Bruins Slot over geboortezorg in de regio Schiedam, Vlaardingen, Nissewaard en Maassluis (32279, nr. 94).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wolbert over een experiment met het proactief uitnodigen van ouders (32279, nr. 95).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Beleidsdoorlichting artikel 4.1 Positie van de cliënt

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Beleidsdoorlichting artikel 4.1 Positie van de cliënt,

te weten:

  • de motie-Leijten/Van Gerven over structurele subsidie voor patiënten- en cliëntenorganisaties (32772, nr. 13);
  • de motie-Leijten/Van Gerven over overheveling van het uitvoeringsbudget naar patiënten- en cliëntenorganisaties (32772, nr. 14).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Leijten/Van Gerven over structurele subsidie voor patiënten- en cliëntenorganisaties (32772, nr. 13).

Mevrouw Leijten (SP):
Ik heb een akkoord kunnen sluiten met de minister. Toen heb ik gezegd: dan hoef ik de motie niet in stemming te brengen.

De voorzitter:
Aangezien de motie-Leijten/Van Gerven (32772, nr. 13) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

In stemming komt de motie-Leijten/Van Gerven over overheveling van het uitvoeringsbudget naar patiënten- en cliëntenorganisaties (32772, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Spoor

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Spoor,

te weten:

  • de motie-De Boer over een zo efficiënt mogelijke benutten van de ruimte voor het spoorgoederenvervoer (29984, nr. 675);
  • de motie-Van Veldhoven/Hoogland over het meenemen van een fiets in de Intercity Direct (29984, nr. 676);
  • de motie-Cegerek over de overschrijdingen van de Wet basisnet (29984, nr. 677);
  • de motie-Cegerek over onderzoek naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over water (29984, nr. 678);
  • de motie-Van Helvert over voorkomen van trillingshinder en trillingsschade (29984, nr. 679);
  • de motie-Van Tongeren over uitbreiding van het treinnachtnet (29984, nr. 682);
  • de motie-Houwers over de kosten van het van deur tot deur reizen (29984, nr. 683).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Houwers stel ik voor, zijn motie (29984, nr. 683) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De motie-Van Veldhoven/Hoogland (29984, nr. 676) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Veldhoven, Hoogland en Van Tongeren, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het op dit moment niet is toegestaan een fiets mee te nemen in de Intercity direct;

overwegende dat in de hsl-concessie een expliciete verplichting voor een onderzoek naar de mogelijkheden tot het meenemen van een fiets in de Intercity direct is opgenomen, maar dit onderzoek nooit heeft plaatsgevonden;

verzoekt de regering, de concessie te handhaven en de NS te laten onderzoeken hoe een fiets meegenomen kan worden in de Intercity Direct, en de Kamer hierover voor het einde van 2017 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 684, was nr. 676 (29984).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-De Boer over een zo efficiënt mogelijke benutten van de ruimte voor het spoorgoederenvervoer (29984, nr. 675).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Veldhoven c.s. over het meenemen van een fiets in de Intercity Direct (29984, nr. 684, was nr. 676).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Cegerek over de overschrijdingen van de Wet basisnet (29984, nr. 677).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Cegerek over onderzoek naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over water (29984, nr. 678).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Helvert over voorkomen van trillingshinder en trillingsschade (29984, nr. 679).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren over uitbreiding van het treinnachtnet (29984, nr. 682).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi,

te weten:

  • de motie-Madlener over inzetten van meer middelen voor het tegengaan van geweld in het openbaar vervoer (23645, nr. 626);
  • de motie-Madlener over sneller reageren op geweld door groepjes Marokkaanse jongeren (23645, nr. 627);
  • de motie-Van Helvert over opheffen van de verplichting om in en uit te checken bij het overstappen (23645, nr. 628);
  • de motie-De Boer over een tussentijdse balans inzake het Programma Hoogfrequent Spoor (23645, nr. 629);
  • de motie-De Boer/Van Veldhoven over een adequaat informatiesysteem over het gebruik van het openbaar vervoer (23645, nr. 630);
  • de motie-De Boer/Hoogland over beter integreren van doelgroepenvervoer in het reguliere vervoer (23645, nr. 631).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Van Helvert (23645, nr. 628) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Van Helvert en De Boer, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat reeds geruime tijd gesproken wordt over het opheffen van de verplichting om in- en uit te checken bij het overstappen naar andere vervoerders, doch dat resultaten uitblijven;

verzoekt de regering, in kaart te brengen hoe enkelvoudig in- en uitchecken zo goed mogelijk en op welke termijn kan worden gerealiseerd en met het NOVB een plan op te stellen om dit te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 632, was nr. 628 (23645).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Madlener over inzetten van meer middelen voor het tegengaan van geweld in het openbaar vervoer (23645, nr. 626).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, Houwers, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Madlener over sneller reageren op geweld door groepjes Marokkaanse jongeren (23645, nr. 627).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Van Helvert/De Boer over opheffen van de verplichting om in en uit te checken bij het overstappen (23645, nr. 632, was nr. 628).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de fractie van Houwers ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Boer over een tussentijdse balans inzake het Programma Hoogfrequent Spoor (23645, nr. 629).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Boer/Van Veldhoven over een adequaat informatiesysteem over het gebruik van het openbaar vervoer (23645, nr. 630).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Boer/Hoogland over beter integreren van doelgroepenvervoer in het reguliere vervoer (23645, nr. 631).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties MIRT

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO MIRT,

te weten:

  • de motie-Visser c.s. over een landelijke bijdrage aan het regionale project Sluizen Kornwerderzand (34300-A, nr. 76);
  • de motie-Visser/Hoogland over in kaart brengen van de investeringsbehoefte bij decentrale overheden (34300-A, nr. 77);
  • de motie-Van Tongeren over vervangen van de enkelsporige brug bij Ravenstein (34300-A, nr. 78);
  • de motie-Smaling/Visser over maatregelen tegen milieuoverlast en geluidoverlast bij Zaanstad (34300-A, nr. 79);
  • de motie-Smaling c.s. over een verkenning naar het opwaarderen van de N50 bij Kampen (34300-A, nr. 80);
  • de motie-Smaling c.s. over pas op de plaats maken ten aanzien van de verbreding van de A27 bij Amelisweerd (34300-A, nr. 81);
  • de motie-Van Helvert c.s. over verbetering van de doorstroming op het wegvak Amersfoort-Zwolle (34300-A, nr. 82);
  • de motie-Van Helvert/Smaling over onderzoek naar inspraak en bewonersparticipatie bij de A13/A16 (34300-A, nr. 83);
  • de motie-Van Helvert c.s. over aanpakken van het knelpunt op de N35 bij Raalte (34300-A, nr. 84);
  • de motie-Van Helvert over overleg met de stad Utrecht over het mobiliteitsplan (34300-A, nr. 85);
  • de motie-Madlener over verhogen van het aantal rijbanen op de A2 tussen Weert en Eindhoven (34300-A, nr. 86);
  • de motie-Bruins over kosten en baten van zonnepanelen op verkeersknooppunten (34300-A, nr. 87);
  • de motie-Bruins c.s. over verbreden van de N50 tussen Kampen en Zwolle (34300-A, nr. 88);
  • de motie-Bruins over het betrekken van het Hooipolderplusplan betrekken bij het verbreden van de A27 (34300-A, nr. 89);
  • de motie-Bruins over geen onomkeerbare stappen bij de verbreding van de A27 bij Amelisweerd (34300-A, nr. 90);
  • de motie-Bisschop c.s. over verbetering van de verkeersveiligheid en de doorstroming op de N59 wegvak Schaapsweg-Hellegatsplein (34300-A, nr. 91);
  • de motie-Bisschop c.s. over voorfinanciering van een totaaloplossing voor de aansluiting van de A1 op de A30 (34300-A, nr. 92);
  • de motie-Belhaj over de financiering van de aanpak van een kruispunt op de N35 bij Raalte (34300-A, nr. 93);
  • de motie-Belhaj over de verkeersveiligheid nadrukkelijker meewegen bij infrastructurele projecten (34300-A, nr. 94);
  • de motie-Belhaj over een quickscan naar de effecten van de uitbreiding van de A27 bij Amelisweerd (34300-A, nr. 95);
  • de motie-Belhaj over het aanwijzen van Noord-Nederland als proeftuin voor verkeersveiligheidsmaatregelen (34300-A, nr. 96);
  • de motie-Hoogland/De Boer over de aansluiting van regionale projecten op grote rijksinvesteringen (34300-A, nr. 97).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Visser c.s. over een landelijke bijdrage aan het regionale project Sluizen Kornwerderzand (34300-A, nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Visser/Hoogland over in kaart brengen van de investeringsbehoefte bij decentrale overheden (34300-A, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren over vervangen van de enkelsporige brug bij Ravenstein (34300-A, nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling/Visser over maatregelen tegen milieuoverlast en geluidoverlast bij Zaanstad (34300-A, nr. 79).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smaling c.s. over een verkenning naar het opwaarderen van de N50 bij Kampen (34300-A, nr. 80).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling c.s. over pas op de plaats maken ten aanzien van de verbreding van de A27 bij Amelisweerd (34300-A, nr. 81).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Helvert c.s. over verbetering van de doorstroming op het wegvak Amersfoort-Zwolle (34300-A, nr. 82).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Helvert/Smaling over onderzoek naar inspraak en bewonersparticipatie bij de A13/A16 (34300-A, nr. 83).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Helvert c.s. over aanpakken van het knelpunt op de N35 bij Raalte (34300-A, nr. 84).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Helvert over overleg met de stad Utrecht over het mobiliteitsplan (34300-A, nr. 85).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Madlener over verhogen van het aantal rijbanen op de A2 tussen Weert en Eindhoven (34300-A, nr. 86).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, 50PLUS, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins over kosten en baten van zonnepanelen op verkeersknooppunten (34300-A, nr. 87).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bruins c.s. over verbreden van de N50 tussen Kampen en Zwolle (34300-A, nr. 88).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins over het betrekken van het Hooipolderplusplan betrekken bij het verbreden van de A27 (34300-A, nr. 89).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bruins over geen onomkeerbare stappen bij de verbreding van de A27 bij Amelisweerd (34300-A, nr. 90).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bisschop c.s. over verbetering van de verkeersveiligheid en de doorstroming op de N59 wegvak Schaapsweg-Hellegatsplein (34300-A, nr. 91).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bisschop c.s. over voorfinanciering van een totaaloplossing voor de aansluiting van de A1 op de A30 (34300-A, nr. 92).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Belhaj over de financiering van de aanpak van een kruispunt op de N35 bij Raalte (34300-A, nr. 93).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Belhaj over de verkeersveiligheid nadrukkelijker meewegen bij infrastructurele projecten (34300-A, nr. 94).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, D66, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Belhaj over een quickscan naar de effecten van de uitbreiding van de A27 bij Amelisweerd (34300-A, nr. 95).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en D66 voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Belhaj over het aanwijzen van Noord-Nederland als proeftuin voor verkeersveiligheidsmaatregelen (34300-A, nr. 96).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Hoogland/De Boer over de aansluiting van regionale projecten op grote rijksinvesteringen (34300-A, nr. 97).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van het CDA ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter, wij hebben per abuis voor de motie op stuk nr. 93 gestemd. Wij willen geacht worden, hiertegen te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dat zal in de Handelingen worden opgenomen, mevrouw Thieme.


Stemmingen moties Water

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Water,

te weten:

  • de motie-Jacobi/Cegerek over bindende afspraken met de lagere overheden over de bescherming van het kustlandschap (27625, nr. 354);
  • de motie-Jacobi over een werkbaar alternatief voor de nu geplande bomenkap in het kader van het project Stroomlijn (27625, nr. 355);
  • de motie-Jacobi c.s. over een ontwikkelperspectief tot 2028 voor het Volkerak-Zoommeer (27625, nr. 356);
  • de gewijzigde motie-Geurts/Bisschop over uniformeren van monstername van oppervlakte- en grondwater (27625, nr. 372, was nr. 357);
  • de motie-Geurts over uitgebreider onderzoek naar de verschillende effecten van de kosten en baten van zowel het Voorkeursalternatief als het plan Sluizen
    (27625, nr. 358);
  • de motie-Wassenberg over harde waarborgen voor de bescherming van de gehele Nederlandse kust (27625, nr. 359);
  • de motie-Wassenberg over de plannen om de Nederlandse kust te bebouwen (27625, nr. 360);
  • de motie-Wassenberg over windmolenparken op zee gesloten houden voor alle vormen van visserij (27625, nr. 361);
  • de motie-Wassenberg over opstellen van een monitoring- en evaluatieplan voor het onderwatergeluid dat geproduceerd wordt bij de installatie van offshore windmolenparken (27625, nr. 362);
  • de motie-Visser over het onderzoek naar Beleving Windparken Hollandse Kust onderdeel laten zijn van de totstandkoming van het kustpact (27625, nr. 364);
  • de motie-Smaling/Jacobi over gemeenten ertoe bewegen bouwplannen te bevriezen (27625, nr. 365);
  • de motie-Smaling over bodemdaling en veenoxidatie in het kader van klimaatbeheersing (27625, nr. 366);
  • de motie-Koşer Kaya over de kustpactafspraken die naar gemeentelijke regelgeving vertaald worden nauw monitoren op naleving (27625, nr. 367);
  • de motie-Bisschop c.s. over wensen ten aanzien van rapportages en internationale inzet (27625, nr. 369);
  • de motie-Bisschop c.s. over in lijn met de motie-Bisschop c.s. in ieder geval nader te bepalen visrijke delen van het Friese Front niet te sluiten voor de bodem beroerende visserij (27625, nr. 370);
  • de motie-Houwers over die stappen ondernemen die nodig zijn om RWZI’s verplicht de zuivering van medicijnresten te laten uitvoeren (27625, nr. 371).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor, zijn motie (27625, nr. 358) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:
De fracties van GroenLinks en van D66 wordt aantekening verleend tegen de overgenomen motie op stuk nr. 370 te zijn.

In stemming komt de motie-Jacobi/Cegerek over bindende afspraken met de lagere overheden over de bescherming van het kustlandschap (27625, nr. 354).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jacobi over een werkbaar alternatief voor de nu geplande bomenkap in het kader van het project Stroomlijn (27625, nr. 355).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jacobi c.s. over een ontwikkelperspectief tot 2028 voor het Volkerak-Zoommeer (27625, nr. 356).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Geurts/Bisschop over uniformeren van monstername van oppervlakte- en grondwater (27625, nr. 372, was nr. 357).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Wassenberg over harde waarborgen voor de bescherming van de gehele Nederlandse kust (27625, nr. 359).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wassenberg over de plannen om de Nederlandse kust te bebouwen (27625, nr. 360).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wassenberg over windmolenparken op zee gesloten houden voor alle vormen van visserij (27625, nr. 361).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, D66 en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Wassenberg over opstellen van een monitoring- en evaluatieplan voor het onderwatergeluid dat geproduceerd wordt bij de installatie van offshore windmolenparken (27625, nr. 362).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Visser over het onderzoek naar Beleving Windparken Hollandse Kust onderdeel laten zijn van de totstandkoming van het kustpact (27625, nr. 364).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Smaling/Jacobi over gemeenten ertoe bewegen bouwplannen te bevriezen (27625, nr. 365).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Smaling over bodemdaling en veenoxidatie in het kader van klimaatbeheersing (27625, nr. 366).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66 en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koşer Kaya over de kustpactafspraken die naar gemeentelijke regelgeving vertaald worden nauw monitoren op naleving (27625, nr. 367).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bisschop c.s. over wensen ten aanzien van rapportages en internationale inzet (27625, nr. 369).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, de VVD, de SGP, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Houwers over die stappen ondernemen die nodig zijn om RWZI’s verplicht de zuivering van medicijnresten te laten uitvoeren (27625, nr. 371).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Bescherming Nederlandse schepen tegen piraterij

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Bescherming Nederlandse schepen tegen piraterij,

te weten:

  • de motie-Voordewind c.s. over het zodanig inrichten van VPD's dat zij sneller, goedkoper en flexibeler kunnen worden ingezet (32706, nr. 76);
  • de motie-De Roon over prioriteit geven aan de totstandkoming van wetgeving waarmee de inzet van gewapende particuliere beveiligers op Nederlandse koopvaardijschepen mogelijk wordt (32706, nr. 77);
  • de motie-Jasper van Dijk over uitspreken dat inzet van particuliere beveiligers in het kader van de piraterijbestrijding onwenselijk (32706, nr. 78).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Voordewind c.s. over het zodanig inrichten van VPD's dat zij sneller, goedkoper en flexibeler kunnen worden ingezet (32706, nr. 76).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-De Roon over prioriteit geven aan de totstandkoming van wetgeving waarmee de inzet van gewapende particuliere beveiligers op Nederlandse koopvaardijschepen mogelijk wordt (32706, nr. 77).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Houwers, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk over uitspreken dat inzet van particuliere beveiligers in het kader van de piraterijbestrijding onwenselijk (32706, nr. 78).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Materieel Defensie

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Materieel Defensie,

te weten:

  • de motie-De Roon over geen militair materieel schenken aan Jordanië (27830, nr. 179);
  • de motie-De Roon over geen verplichtingen aangaan voor de aanschaf van nieuwe tankvliegtuigen voordat de Kamer is ingelicht over de financiële gevolgen (27830, nr. 180);
  • de motie-De Roon/Fritsma over geen marineschepen meer inzetten als veerdienst voor gelukszoekers (27830, nr. 181);
  • de motie-Houwers over geen pool van helmen aanleggen (27830, nr. 182).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-De Roon over geen militair materieel schenken aan Jordanië (27830, nr. 179).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon over geen verplichtingen aangaan voor de aanschaf van nieuwe tankvliegtuigen voordat de Kamer is ingelicht over de financiële gevolgen (27830, nr. 180).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon/Fritsma over geen marineschepen meer inzetten als veerdienst voor gelukszoekers (27830, nr. 181).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Houwers over geen pool van helmen aanleggen (27830, nr. 182).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, Houwers en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij hadden onze vinger opgestoken bij de stemming over de motie op stuk nr. 179 omdat wij voor waren. Misschien was het niet helder genoeg.

De voorzitter:
Deze opmerking wordt opgenomen in de Handelingen.


Stemmingen moties Verwerving F-35

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Verwerving F-35,

te weten:

  • de motie-Belhaj over schommelingen in de dollarkoers in relatie tot de aanschaf van de F-35 (26488, nr. 410);
  • de motie-Belhaj over kinderen die rondom vliegbasis Leeuwarden en vliegbasis Volkel wonen jaarlijks onderzoeken op gehoorschade (26488, nr. 411);
  • de motie-De Roon over niet over gaan tot een meerjarige bestelling (26488, nr. 412);
  • de motie-Jasper van Dijk over onderzoeken welke piekbelasting geluidsoverlast nog acceptabel is (26488, nr. 413).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Belhaj over schommelingen in de dollarkoers in relatie tot de aanschaf van de F-35 (26488, nr. 410).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Belhaj over kinderen die rondom vliegbasis Leeuwarden en vliegbasis Volkel wonen jaarlijks onderzoeken op gehoorschade (26488, nr. 411).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-De Roon over niet over gaan tot een meerjarige bestelling (26488, nr. 412).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Jasper van Dijk over onderzoeken welke piekbelasting geluidsoverlast nog acceptabel is (26488, nr. 413).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Reservistenbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Reservistenbeleid,

te weten:

  • de motie-Knops c.s. over met meer urgentie en tempo de huidige knelpunten bij de reservisten oplossen (34300-X, nr. 121);
  • de motie-Knops/Dijkgraaf over het werkelijk aan opleiding en training bestede uren per NATRES-reservist vaststellen op minimaal 121 uur per jaar (34300-X, nr. 122).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Knops c.s. over met meer urgentie en tempo de huidige knelpunten bij de reservisten oplossen (34300-X, nr. 121).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Knops/Dijkgraaf over het werkelijk aan opleiding en training bestede uren per NATRES-reservist vaststellen op minimaal 121 uur per jaar (34300-X, nr. 122).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Arbeidsmarktbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Arbeidsmarktbeleid,

te weten:

  • de motie-Van Weyenberg/Ziengs over zo snel mogelijk afspraken maken met de Aziatische horecasector (29544, nr. 731);
  • de motie-Kerstens over een arbeidsovereenkomst na het afronden van een stage (29544, nr. 732);
  • de motie-Ulenbelt/Kerstens over het buiten werking stellen van de Detacheringsrichtlijn door Frankrijk (29544, nr. 733);
  • de motie-Ziengs/Van Weyenberg over een flexibel quotum dat wordt aangepast aan de daadwerkelijke behoefte aan koks (29544, nr. 734).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:
De motie-Ulenbelt/Kerstens (29544, nr. 733) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Franse regering overweegt om de Detacheringsrichtlijn eenzijdig op te zeggen;

verzoekt de regering, de voor- en nadelen te onderzoeken van het buiten werking stellen van de Detacheringsrichtlijn door Frankrijk en te onderzoeken hoe voor Nederland dezelfde effecten kunnen worden bereikt indien het Commissievoorstel het niet haalt, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 738, was nr. 733 (29544).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

De heer De Graaf (PVV):
De motie op stuk nr. 732 is overgenomen, maar wij zouden graag aangetekend zien dat wij geacht worden tegen te hebben gestemd.

De voorzitter:
Dan is ook deze opmerking in de Handelingen opgenomen.

In stemming komt de motie-Van Weyenberg/Ziengs over zo snel mogelijk afspraken maken met de Aziatische horecasector (29544, nr. 731).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Ulenbelt/Kerstens over het buiten werking stellen van de detacheringsrichtlijn door Frankrijk (29544, nr. 738, was nr. 733).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Ziengs/Van Weyenberg over een flexibel quotum dat wordt aangepast aan de daadwerkelijke behoefte aan koks (29544, nr. 734).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Diagnostische tussentijdse toets

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Diagnostische tussentijdse toets,

te weten:

  • de motie-Rog c.s. over per direct staken van het experiment met de onderbouwtoets (33661, nr. 8);
  • de motie-Grashoff over een instrumentarium dat scholen ondersteunt in het formatieve toetsen in hun reguliere onderwijsproces (33661, nr. 9);
  • de motie-Ypma/Straus over het bedrag voor DTT besteden aan het ontwikkelen en bevorderen van een feedbackcultuur op scholen (33661, nr. 10).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Rog c.s. over per direct staken van het experiment met de onderbouwtoets (33661, nr. 8).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Grashoff over een instrumentarium dat scholen ondersteunt in het formatieve toetsen in hun reguliere onderwijsproces (33661, nr. 9).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ypma/Straus over het bedrag voor DTT besteden aan het ontwikkelen en bevorderen van een feedbackcultuur op scholen (33661, nr. 10).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Passend onderwijs

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over Passend onderwijs,

te weten:

  • de motie-Siderius over mogelijkheden om bovenregionale voorzieningen die zowel zorg als onderwijs aanbieden te financieren (31497, nr. 211);
  • de motie-Siderius over in elk samenwerkingsverband doorzettingsmacht organiseren (31497, nr. 212);
  • de motie-Siderius over wettelijk vastleggen van het recht op speciaal onderwijs (31497, nr. 213);
  • de motie-Van Meenen c.s. over actie ondernemen om het aantal thuiszitter drastisch omlaag te brengen (31497, nr. 214);
  • de motie-Ypma over onderwijs op een andere locatie dan school voor leerlingen die nu geen onderwijs volgen (31497, nr. 216);
  • de motie-Ypma over een format voor uniformering van een deel van het Ontwikkelingsperspectief (31497, nr. 217);
  • de motie-Rog/Ypma over bevorderen dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden samenwerken met externe (particuliere) onderwijs- en zorgaanbieders (31497, nr. 218).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Siderius over mogelijkheden om bovenregionale voorzieningen die zowel zorg als onderwijs aanbieden te financieren (31497, nr. 211).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Siderius over in elk samenwerkingsverband doorzettingsmacht organiseren (31497, nr. 212).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66 en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Siderius over wettelijk vastleggen van het recht op speciaal onderwijs (31497, nr. 213).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Meenen c.s. over actie ondernemen om het aantal thuiszitter drastisch omlaag te brengen (31497, nr. 214).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ypma over onderwijs op een andere locatie dan school voor leerlingen die nu geen onderwijs volgen (31497, nr. 216).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ypma over een format voor uniformering van een deel van het Ontwikkelingsperspectief (31497, nr. 217).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Rog/Ypma over bevorderen dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden samenwerken met externe (particuliere) onderwijs- en zorgaanbieders (31497, nr. 218).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Rog (CDA):
Voorzitter. Ik zou graag een brief ontvangen van het kabinet waarin het toelicht hoe het mijn motie gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Om te voorkomen dat we te vroeg klaar zijn: ik weet niet zeker of u ons genoemd hebt bij de vorige ronde, bij de laatste stemming.

De voorzitter:
U wordt geacht voor te zijn, begrijp ik. Dat wordt opgenomen in de Handelingen.


Stemmingen moties Marktwerking en mededinging

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Marktwerking en mededinging,

te weten:

  • de motie-Gesthuizen c.s. over een éénjarige pilot met een klachtenloket bij de Autoriteit Consument en Markt (24036, nr. 412);
  • de motie-Gesthuizen over een onafhankelijk meldpunt waar ondernemers klachten over oneerlijke handelspraktijken kunnen melden (24036, nr. 413);
  • de motie-Gesthuizen c.s. over een meldplicht voor verhuurders die woonruimte voor vakantieverhuur aanbieden via een online platform (24036, nr. 414).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Gesthuizen c.s. over een éénjarige pilot met een klachtenloket bij de Autoriteit Consument en Markt (24036, nr. 412).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de fractie van 50PLUS ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Gesthuizen over een onafhankelijk meldpunt waar ondernemers klachten over oneerlijke handelspraktijken kunnen melden (24036, nr. 413).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de Groep Kuzu/Öztürk, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gesthuizen c.s. over een meldplicht voor verhuurders die woonruimte voor vakantieverhuur aanbieden via een online platform (24036, nr. 414).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Nu mijn moties op stukken nrs. 412 en 414 zijn aangenomen, wil ik zo snel mogelijk een brief van het kabinet waarin het toelicht hoe het deze moties gaat uitvoeren.

De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.


Stemmingen moties Jeugdhulp

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Jeugdhulp,

te weten:

  • de motie-Siderius/Kooiman over standaardiseren van de gemeentelijke inkoop en verantwoording van jeugdhulp (31839, nr. 526);
  • de motie-Siderius/Kooiman over bewerkstelligen dat alle Veilig Thuisorganisaties aan alle eisen van de basisvoorwaarden voldoen (31839, nr. 527);
  • de motie-Ypma/Bergkamp over landelijk invoeren van de afspraken met de VNG over de mogelijkheid van vermindering van regeldruk (31839, nr. 528);
  • de motie-Keijzer/Bergkamp over toegang tot de Wet langdurige zorg voor kinderen met meervoudige somatische en verstandelijke beperkingen (31839, nr. 529);
  • de motie-Keijzer/Bergkamp over in gesprek met ouders aanbieden om de weigering voor de Wlz-indicatie in te trekken (31839, nr. 530);
  • de motie-Van der Burg/Ypma over gemeenten en regio's actief stimuleren om jeugdhulp in te kopen op basis van outcomecriteria (31839, nr. 532).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Siderius/Kooiman over standaardiseren van de gemeentelijke inkoop en verantwoording van jeugdhulp (31839, nr. 526).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Siderius/Kooiman over bewerkstelligen dat alle Veilig Thuisorganisaties aan alle eisen van de basisvoorwaarden voldoen (31839, nr. 527).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ypma/Bergkamp over landelijk invoeren van de afspraken met de VNG over de mogelijkheid van vermindering van regeldruk (31839, nr. 528).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Keijzer/Bergkamp over toegang tot de Wet langdurige zorg voor kinderen met meervoudige somatische en verstandelijke beperkingen (31839, nr. 529).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Keijzer/Bergkamp over in gesprek met ouders aanbieden om de weigering voor de Wlz-indicatie in te trekken (31839, nr. 530).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Burg/Ypma over gemeenten en regio's actief stimuleren om jeugdhulp in te kopen op basis van outcomecriteria (31839, nr. 532).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Regeldruk Care

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Regeldruk Care,

te weten:

  • de motie-Agema c.s. over vertalen van de uitkomsten van het Experiment Regelarme Instellingen in concrete doelstellingen (29515, nr. 391);
  • de motie-Bergkamp/Potters over specifiek aandacht besteden aan zelfstandigen en vrij gevestigden in de aanpak regeldruk (29515, nr. 392);
  • de motie-Bergkamp over rekening houden met kleine instellingen bij de verantwoordingseisen (29515, nr. 393);
  • de motie-Leijten over opleggen van een overheadnorm aan zorgorganisaties (29515, nr. 394).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Agema c.s. over vertalen van de uitkomsten van het Experiment Regelarme Instellingen in concrete doelstellingen (29515, nr. 391).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp/Potters over specifiek aandacht besteden aan zelfstandigen en vrij gevestigden in de aanpak regeldruk (29515, nr. 392).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de SP ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Bergkamp over rekening houden met kleine instellingen bij de verantwoordingseisen (29515, nr. 393).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Leijten over opleggen van een overheadnorm aan zorgorganisaties (29515, nr. 394).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Participatiewet

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Participatiewet,

te weten:

  • de motie-Schouten/Pieter Heerma over mogelijk maken van een praktijkroute voor bepaling van verminderde loonwaarde (34352, nr. 21);
  • de motie-Schouten/Pieter Heerma over meetellen van de inkoop van diensten voor de banenafspraak als het werk niet op locatie bij de opdrachtgever gebeurt (34352, nr. 22);
  • de motie-Schouten c.s. over op 12 juli 2016 de éénmeting van de banenafspraak naar de Kamer sturen (34352, nr. 23);
  • de motie-Karabulut over niet opschorten van de herbezettingsvoorwaarde in 2016 (34352, nr. 24);
  • de motie-Karabulut over middelen vrijmaken voor de realisatie van 30.000 beschutte werkplekken (34352, nr. 25);
  • de motie-Karabulut over overnemen van de "aandachtspunten en aanbevelingen voor de korte termijn" uit de Verkenning sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen (34352, nr. 26);
  • de motie-Karabulut over alle jongeren met een arbeidsbeperking een individueel recht op begeleiding en jobcoaching geven (34352, nr. 27);
  • de motie-Koşer Kaya/Pieter Heerma over ook voor nieuw beschut werk een vergelijkbare praktijkroute mogelijk maken (34352, nr. 28);
  • de motie-Koşer Kaya over alles op alles zetten om het doelgroepenregister zo snel mogelijk up-to-date te brengen (34352, nr. 29);
  • de gewijzigde motie-Voortman c.s. over de Algemene Maatregel van Bestuur zo snel mogelijk aan de Kamer sturen (34352, nr. 33, was nr. 30);
  • de motie-Pieter Heerma/Schouten over pilots waarbij de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO-ladder overdraagbaar wordt (34352, nr. 31);
  • de motie-Kerstens/Nijkerken-de Haan over leerlingen uit het praktijkonderwijs automatisch in het doelgroepenregister opnemen (34352, nr. 32).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Schouten/Pieter Heerma over mogelijk maken van een praktijkroute voor bepaling van verminderde loonwaarde (34352, nr. 21).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Schouten/Pieter Heerma over meetellen van de inkoop van diensten voor de banenafspraak als het werk niet op locatie bij de opdrachtgever gebeurt (34352, nr. 22).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouten c.s. over op 12 juli 2016 de éénmeting van de banenafspraak naar de Kamer sturen (34352, nr. 23).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut over niet opschorten van de herbezettingsvoorwaarde in 2016 (34352, nr. 24).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut over middelen vrijmaken voor de realisatie van 30.000 beschutte werkplekken (34352, nr. 25).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut over overnemen van de "aandachtspunten en aanbevelingen voor de korte termijn" uit de Verkenning sociale infrastructuur voor kwetsbare groepen (34352, nr. 26).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut over alle jongeren met een arbeidsbeperking een individueel recht op begeleiding en jobcoaching geven (34352, nr. 27).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koşer Kaya/Pieter Heerma over ook voor nieuw beschut werk een vergelijkbare praktijkroute mogelijk maken (34352, nr. 28).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koşer Kaya over alles op alles zetten om het doelgroepenregister zo snel mogelijk up-to-date te brengen (34352, nr. 29).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Voortman c.s. over de Algemene Maatregel van Bestuur zo snel mogelijk aan de Kamer sturen (34352, nr. 33, was nr. 30).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pieter Heerma/Schouten over pilots waarbij de inkoop bij bedrijven met de hoogste trede op de PSO-ladder overdraagbaar wordt (34352, nr. 31).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, Houwers, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Kerstens/Nijkerken-de Haan over leerlingen uit het praktijkonderwijs automatisch in het doelgroepenregister opnemen (34352, nr. 32).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Armoede- en schuldenbeleid

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Armoede- en schuldenbeleid,

te weten:

  • de motie-Koşer Kaya c.s. over met gemeenten inventariseren welk beleid en welke wetgeving met elkaar botsen (24515, nr. 361);
  • de motie-Koşer Kaya/Karabulut over in kaart brengen hoe groot de instroom, doorstroom en uitstroom van het stelsel van schuldhulpverlening is (24515, nr. 362);
  • de motie-Moors over nader onderzoek doen naar wat nodig is om financiële educatie effectiever te maken (24515, nr. 363);
  • de motie-Moors over stopzetten van interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes waarvan is aangetoond dat deze niet effectief zijn (24515, nr. 364);
  • de motie-Moors over gemeenten een halt toeroepen bij het niet-effectief inzetten van gemeenschapsgeld door het overnemen en kwijtschelden van schulden (24515, nr. 365);
  • de motie-Karabulut c.s. over mogelijk maken van pilots voor effectieve schuldhulpverlening (24515, nr. 366);
  • de gewijzigde motie-Karabulut over aanbieden van kindpakketten door iedere gemeente (24515, nr. 374, was nr. 367);
  • de motie-Karabulut c.s. over de toegang tot schuldhulpverlening voor iedereen garanderen (24515, nr. 368);
  • de motie-Karabulut/Koşer Kaya over advies van de SER en het SCP over het terugdringen van het aantal kinderen in armoede (24515, nr. 369);
  • de motie-Yücel over integrale en bredere kindpakketten (24515, nr. 370);
  • de motie-Schouten/Karabulut over onderzoek naar toenemende armoede onder werkenden (24515, nr. 371);
  • de motie-Krol over borgen dat in alle gemeenten de minimale toegangseisen tot de gemeentelijke schuldhulpverlening identiek zijn (24515, nr. 373).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Koşer Kaya c.s. over met gemeenten inventariseren welk beleid en welke wetgeving met elkaar botsen (24515, nr. 361).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Koşer Kaya/Karabulut over in kaart brengen hoe groot de instroom, doorstroom en uitstroom van het stelsel van schuldhulpverlening is (24515, nr. 362).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Moors over nader onderzoek doen naar wat nodig is om financiële educatie effectiever te maken (24515, nr. 363).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Moors over stopzetten van interventies, werkwijzen en voorlichtingscampagnes waarvan is aangetoond dat deze niet effectief zijn (24515, nr. 364).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Moors over gemeenten een halt toeroepen bij het niet-effectief inzetten van gemeenschapsgeld door het overnemen en kwijtschelden van schulden (24515, nr. 365).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van Van Vliet, de VVD en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut c.s. over mogelijk maken van pilots voor effectieve schuldhulpverlening (24515, nr. 366).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Karabulut over aanbieden van kindpakketten door iedere gemeente (24515, nr. 374, was nr. 367).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD en de Groep Kuzu/Öztürk voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut c.s. over de toegang tot schuldhulpverlening voor iedereen garanderen (24515, nr. 368).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Karabulut/Koşer Kaya over advies van de SER en het SCP over het terugdringen van het aantal kinderen in armoede (24515, nr. 369).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Yücel over integrale en bredere kindpakketten (24515, nr. 370).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schouten/Karabulut over onderzoek naar toenemende armoede onder werkenden (24515, nr. 371).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol over borgen dat in alle gemeenten de minimale toegangseisen tot de gemeentelijke schuldhulpverlening identiek zijn (24515, nr. 373).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS en Houwers voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Evaluatie verhuurderheffing en Stedelijke ontwikkeling

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Evaluatie verhuurderheffing en Stedelijke ontwikkeling,

te weten:

  • de motie-Bashir over een onafhankelijke evaluatie van de verhuurderheffing (32847, nr. 250);
  • de motie-Bashir over afschaffen van de verhuurderheffing (32847, nr. 251);
  • de motie-Ronnes c.s. over beperken van de voorgestelde aanpassing van het Besluit huurprijzen woonruimte voor woningen tot 40 m2 (32847, nr. 252);
  • de motie-Van Vliet over de effecten van de niet-verrekenbare verhuurderheffing op de vennootschapsbelasting (32847, nr. 254);
  • de motie-Houwers over woningbouwcoöperaties ertoe bewegen om commercieel vastgoed af te stoten (32847, nr. 255);
  • de motie-Van der Linde over aanpassen van de verkoopregels in gebieden waar uitbreiding van huurwoningen plaatsvindt (32847, nr. 256);
  • de motie-Krol over een substantiële verlaging van de verhuurderheffing en een stevigere investeringsaftrek voor woningcorporaties (32847, nr. 257).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Bashir over een onafhankelijke evaluatie van de verhuurderheffing (32847, nr. 250).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Bashir over afschaffen van de verhuurderheffing (32847, nr. 251).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Ronnes c.s. over beperken van de voorgestelde aanpassing van het Besluit huurprijzen woonruimte voor woningen tot 40 m2 (32847, nr. 252).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Vliet over de effecten van de niet-verrekenbare verhuurderheffing op de vennootschapsbelasting (32847, nr. 254).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Houwers over woningbouwcoöperaties ertoe bewegen om commercieel vastgoed af te stoten (32847, nr. 255).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van der Linde over aanpassen van de verkoopregels in gebieden waar uitbreiding van huurwoningen plaatsvindt (32847, nr. 256).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, 50PLUS, Klein, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Krol over een substantiële verlaging van de verhuurderheffing en een stevigere investeringsaftrek voor woningcorporaties (32847, nr. 257).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Stichting Hart van Homo's

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Stichting Hart van Homo's,

te weten:

  • de motie-Van Miltenburg c.s. over per direct stopzetten van de subsidierelatie met Hart van Homo's (30420, nr. 249);
  • de motie-Pia Dijkstra over een overzicht van alle organisaties die op dit moment subsidie ontvangen (30420, nr. 250).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Van Miltenburg c.s. over per direct stopzetten van de subsidierelatie met Hart van Homo's (30420, nr. 249).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de VVD, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Pia Dijkstra over een overzicht van alle organisaties die op dit moment subsidie ontvangen (30420, nr. 250).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemming brief Decharge van de jaarverslagen voor het gevoerde financieel beheer door de ministers in het jaar 2015

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de commissie voor Financiën inzake de decharge van de jaarverslagen voor het gevoerde financieel beheer door de ministers in het jaar 2015 (34475, nr. 25).

De voorzitter:
Ik stel voor de slotwetten over het jaar 2015 (34475, hoofdstuk I tot en met X, XII, XIII, XV tot en met XVIII en de fondsen A tot en met C,H en J) zonder stemming aan te nemen en conform het voorstel van de commissie voor Financiën te besluiten en de desbetreffende ministers, met inachtneming van de diverse toezeggingen ter verbetering van het financieel beheer, decharge te verlenen voor het gevoerde beleid.

Daartoe wordt besloten.

De heer Martin Bosma (PVV):
Met de stem van de PVV tegen.

De voorzitter:
Tegen alles. Oké.


Stemming motie Staat van de Volkshuisvesting en diverse woononderwerpen

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Staat van de Volkshuisvesting en diverse woononderwerpen,

te weten:

  • de motie-Albert de Vries c.s. over maatwerkhuren voor aangepaste woningen (32847, nr. 232).

(Zie vergadering van 31 mei 2016.)

De voorzitter:
De motie-Albert de Vries c.s. (32847, nr. 232) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Albert de Vries en Ronnes, en luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat passend toewijzen helpt om te voorkomen dat huishoudens een onevenredig groot deel van hun inkomen aan wonen moeten besteden;

constaterende dat zorgwoningen door de aangebrachte voorzieningen vaak duurder zijn en dat hier in het woningwaarderingsstelsel en de huurtoeslag speciale regelingen voor zijn;

constaterende dat verhuurders moeite hebben met het verhuren van zorgwoningen volgens de regels van passend toewijzen;

overwegende dat passend toewijzen niet tot gevolg mag hebben dat huishoudens met lage inkomens met een ondersteuningsbehoefte worden uitgesloten van aangepaste of geclusterde woningen en daardoor gedwongen worden te kiezen voor intramurale zorg;

verzoekt de regering, met de betrokken woningcorporaties en zorginstellingen afspraken te maken om ervoor te zorgen dat huishoudens met lage inkomens en een ondersteuningsbehoefte toegang hebben tot aangepaste woningen met huurkosten die passen bij hun inkomen, en de Kamer voor 1 oktober 2016 over de gemaakte afspraken te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 259, was nr. 232 (32847).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Albert de Vries/Ronnes over maatwerkhuren voor aangepaste woningen (32847, nr. 259, was nr. 232).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.


Stemmingen moties Waterschade in Zuidoost-Nederland

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Waterschade in Zuidoost-Nederland,

te weten:

  • de motie-Geurts c.s. over een tegemoetkoming voor de gedupeerden van het extreme weer in Zuidwest-Nederland (31710, nr. 52);
  • de motie-Geurts c.s. over zonnepanelen op beschadigde daken in Zuidoost-Nederland (31710, nr. 53);
  • de motie-Van Gerven over subsidie voor het vervangen van asbestdaken (31710, nr. 54);
  • de motie-Van Gerven/Dik-Faber over voorkomen dat financieel gezonde bedrijven failliet gaan (31710, nr. 55);
  • de motie-Leenders/Lodders over de werkgroep die initiatieven inventariseert voor gedupeerden in Zuidoost-Brabant (31710, nr. 56);
  • de gewijzigde motie-Lodders over flexibiliteit in de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (31710, nr. 60, was nr. 57);
  • de motie-Lodders/Leenders over aandacht voor psychosociale zorg voor gedupeerden van de hagelstorm (31710, nr. 58);
  • de motie-Dik-Faber over het inventariseren van de (onverzekerde) schade door het noodweer (31710, nr. 59).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Geurts c.s. over een tegemoetkoming voor de gedupeerden van het extreme weer in Zuidwest-Nederland (31710, nr. 52).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, Van Vliet, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Geurts c.s. over zonnepanelen op beschadigde daken in Zuidoost-Nederland (31710, nr. 53).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Gerven over subsidie voor het vervangen van asbestdaken (31710, nr. 54).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP en de ChristenUnie voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Gerven/Dik-Faber over voorkomen dat financieel gezonde bedrijven failliet gaan (31710, nr. 55).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Leenders/Lodders over de werkgroep die initiatieven inventariseert voor gedupeerden in Zuidoost-Brabant (31710, nr. 56).

De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Lodders over flexibiliteit in de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (31710, nr. 60, was nr. 57).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mevrouw Keijzer (CDA):
Normaal gesproken zou ik hier niets over zeggen, maar gezien het tijdstip doe ik het toch: in mijn lijst staat dat de moties op stukken nrs. 60 en 58 allebei zijn overgenomen. Dat scheelt weer tijd als dat ook in uw lijst staat.

De voorzitter:
Nee, dat staat niet op onze lijst. Dat staat op niemands lijst, heb ik gehoord. We gaan stemmen!

Mevrouw Keijzer (CDA):
Probeer ik te helpen ...

De voorzitter:
Ja, dank u wel, mevrouw Keijzer. We gaan gewoon stemmen.

In stemming komt de motie-Lodders/Leenders over aandacht voor psychosociale zorg voor gedupeerden van de hagelstorm (31710, nr. 58).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de Groep Bontes/Van Klaveren ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Dik-Faber over het inventariseren van de (onverzekerde) schade door het noodweer (31710, nr. 59).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, 50PLUS, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen Wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (34485-VIII).

(Zie vergadering van 6 juli 2016.)

In stemming komt het amendement-Van Meenen (stuk nr. 4, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 4 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Grashoff (stuk nr. 6).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk en de ChristenUnie voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemmingen Wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota (Economische Zaken en Diergezondheidsfonds)

Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (34485-XIII).

(Zie vergadering van 6 juli 2016.)

In stemming komt het amendement-Grashoff (stuk nr. 4).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, 50PLUS en de Groep Kuzu/Öztürk voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het amendement-Geurts c.s. (stuk nr. 5, I).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, Klein, de SGP, de ChristenUnie, het CDA en de PVV voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 5 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, Van Vliet, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers, de VVD, de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.


Stemming brief Staatscommissie Bezinning Parlementair Stelsel

Aan de orde is de stemming in verband met de brief van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over een gezamenlijk verzoek van beide Kamers aan de minister-president tot instelling van een Staatscommissie Bezinning Parlementair Stelsel (34430, nr. 2).

De voorzitter:
Ik stel voor, conform het voorstel van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken te besluiten en in te stemmen met een gezamenlijke brief van beide Kamers aan de minister-president onder de aantekening dat de fracties van de PVV, het CDA, de SP, de ChristenUnie, Klein en de SGP geacht wensen te worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

Daartoe wordt besloten.


Stemming motie Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2017

Aan de orde zijn de stemmingen over aangehouden moties, ingediend bij het debat over de Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2017,

te weten:

  • de motie-Öztürk over voorlichting door de Raad van State over het rapport van de werkgroep Fractievorming (34444, nr. 14);
  • de motie-Öztürk over de criteria voor de selectie van onderwerpen voor het vragenuur (34444, nr. 15).

(Zie wetgevingsoverleg van 27 juni 2016.)

In stemming komt de motie-Öztürk over voorlichting door de Raad van State over het rapport van de werkgroep Fractievorming (34444, nr. 14).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD, GroenLinks, Van Vliet, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, Houwers en de Groep Bontes/Van Klaveren voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Öztürk over de criteria voor de selectie van onderwerpen voor het vragenuur (34444, nr. 15).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de Groep Kuzu/Öztürk en Houwers voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.


Stemmingen moties Actieagenda Schiphol

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het VAO Actieagenda Schiphol,

te weten:

  • de motie-Belhaj over een apart inlichtingenteam voor veilige vliegroutes (29665, nr. 225);
  • de motie-Van Tongeren over beperking van de vluchten op Schiphol (29665, nr. 226);
  • de motie-Van Tongeren over een second opinion over het werkelijke aantal ernstig gehinderden (29665, nr. 227).

(Zie vergadering van heden.)

In stemming komt de motie-Belhaj over een apart inlichtingenteam voor veilige vliegroutes (29665, nr. 225).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, GroenLinks, D66, de Groep Kuzu/Öztürk, het CDA, de Groep Bontes/Van Klaveren en de PVV voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Tongeren over beperking van de vluchten op Schiphol (29665, nr. 226).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdD en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zit wel mee te stemmen, maar we hebben de moties op de stukken nrs. 226 en 227 aangehouden na toezeggingen van de staatssecretaris.

De voorzitter:
Dan gaan we daar verder niet over stemmen. Ze zijn immers aangehouden. Dan gaan we naar het laatste agendapunt.


Stemming motie Landbouw- en Visserijraad d.d. 27 en 28 juni 2016

Aan de orde is de stemming over een aangehouden motie, ingediend bij het VAO Landbouw- en Visserijraad d.d. 27 en 28 juni 2016,

te weten:

  • de motie-Dik-Faber/Koşer Kaya over concrete maatregelen voor het tegengaan van voedselverspilling (21501-32, nr. 928).

(Zie vergadering van 22 juni 2016.)

De voorzitter:
De motie-Dik-Faber/Koşer Kaya (21501-32, nr. 928) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in de Landbouw- en Visserijraad van 27 en 28 juni 2016 Raadsconclusies heeft aangenomen over voedselverliezen en voedselverspilling;

overwegende dat in de EU jaarlijks ongeveer 100 miljoen ton voedsel wordt verspild;

overwegende dat Nederland vorig jaar de internationale conferentie "No more food to waste" heeft georganiseerd en daarmee heeft aangegeven de internationale aanpak van voedselverliezen en -verspilling serieus te nemen;

overwegende dat nu vooral concrete maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat voedselverspilling in Europa ook daadwerkelijk significant wordt verminderd;

verzoekt de regering, de in Raadsverband afgesproken maatregelen, waaronder maatregelen gericht op het aanpakken van verspilling in de keten en het borgen van de aansprakelijkheid van fabrikanten en supermarkten, te vertalen naar een Nederlandse inzet, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling EZ te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 932, was nr. 928 (21501-32).

Ik stel vast dat wij hier nu over kunnen stemmen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dik-Faber/Koşer Kaya over concrete maatregelen voor het tegengaan van voedselverspilling (21501-32, nr. 932, was nr. 928).

De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdD, de PvdA, GroenLinks, D66, 50PLUS, Klein, de Groep Kuzu/Öztürk, de SGP, de ChristenUnie en het CDA voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:
Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de stemmingen, maar ... Ik zal het heel kort houden.

Beste collega's. Het is een goede traditie dat de Voorzitter voor de Kamer het zomerreces ingaat, terugblikt op het afgelopen halfjaar. Ik maak het niet lang, dat beloof ik u. Het is al laat. Er zijn vandaag 16 schema's rondgestuurd, 35 VAO's gevoerd en 221 moties ingediend. Het waren volle weken en die eisen hun tol. Dat bleek vanmiddag, toen er tijdens het VAO Pakketbeheer moties werden ingediend die hoorden bij het volgende VAO over risicoverevening. Eerder, tijdens de stemmingen op 28 juni, riep Fred Teeven per ongeluk "tegen" tegen het amendement van zijn eigen fractiegenoot Aukje de Vries, maar dat was niet zijn schuld. Het was allemaal de schuld van Diederik.

(Hilariteit)

De voorzitter:
Ik zal het kort houden. Ik wil dit keer vooral aansluiten bij de woorden van anderen, maar dan niet van Kamerleden, maar van burgers. Als Voorzitter krijg ik dagelijks e-mails en brieven met vragen en opmerkingen. Het voert te ver om een volledig overzicht te geven, maar een kleine bloemlezing wil ik u niet onthouden. Het zijn toch belangrijke signalen voor ons als volksvertegenwoordigers.

Ik begin met een mijnheer uit Schiedam. Hij schreef het volgende. "Ik zit vaak te kijken naar politieke debatten en ik irriteer me mateloos aan de leden qua 1. het kapsel, 2. de pakken van de heren die zo strak zitten." Ik geef het u maar even mee.

(Hilariteit)

De voorzitter:
Over kapsels heb ik overigens meer vragen gekregen. Zo zou een man uit Hoogeveen graag zien dat wij een debat zouden voeren over de haarlengte op pasfoto's. Ik citeer: "Kan er in de wet niet iets geregeld worden dat ik en andere burgers van het mannelijke geslacht met goed verzorgd lang haar ons haar niet meer naar achteren hoeven te doen voor een pasfoto? Dan zou ik er nog veel beter en stukken knapper uit komen te zien voor het andere geslacht, en meteen beethebben."

(Hilariteit)

De voorzitter:
Dan is er een heer uit Brunssum die alle debatten volgt en mij vandaag een heel lange en lieve mail heeft gestuurd. Ik geef u een citaat uit die mail. "Een van mijn favoriete onderdelen is de regeling van werkzaamheden. Het is altijd leuk om te zien hoe Kamerleden de regeling proberen te gebruiken voor een kort debat, en dat u dan altijd zegt: dit is een korte regeling en geen debat." Ik zie mevrouw Van Tongeren op dit moment lachen … Verder schrijft hij: "Wilt u mijn complimenten doorgeven aan het Stafbureau Voorzitter en Presidium. Ik denk dat die de planning doen voor de plenaire vergadering. Vooral aan de vrouw die bij de regeling altijd links naast u zit."

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
"Ik denk dat dankzij haar de planning altijd heel soepel verloopt." U weet wie hier de planning inderdaad strak in handen houdt.

Maar zij is natuurlijk niet de enige die ervoor zorgt dat alles nagenoeg vlekkeloos verloopt. Er werken hier zo'n 600 mensen. Samen scheppen zij de kaders waarbinnen wij ons controlerende en medewetgevende werk kunnen doen. Ik wil alle medewerkers van de Kamer en van de fracties daar hartelijk voor bedanken. Dank voor jullie inzet en loyaliteit.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:
Ik wil ook de parlementaire pers bedanken, ons kritisch geweten. Het hoort bij een democratie dat wat wij hier doen en besluiten transparant is. De journalisten en fotografen die hier dag in, dag uit rondlopen, spelen daarin een cruciale rol.

Collega's, het was een halfjaar met hoogte- en dieptepunten. Vandaag hebben we stilgestaan bij het overlijden van twee militairen in Mali. Eerder hebben we de aanslagen in Brussel en Istanbul herdacht, en de laffe moord op collega-parlementariër Jo Cox. Maar er was ook de parlementaire dimensie van het EU-voorzitterschap die we met succes hebben afgerond. In een tijd dat er veel vragen zijn over de legitimiteit van Europa, hebben we ons als parlement van onze beste kant laten zien: een sterk parlement dat zijn controlerende positie en invloed op Europese besluitvorming opeist. Verder hebben we gedebatteerd over het Oekraïnereferendum, over brexit, over migratie, veiligheid, zorg, onderwijs, media, de Voorjaarsnota, en veel en veel meer.

Vanaf het kerstreces zijn er 2.194 moties, 607 amendementen en 11 initiatiefwetsvoorstellen ingediend. In totaal stelden we 1.534 schriftelijke en 672 mondelinge vragen. Van die laatste zijn er 93 toegekend. Waar ik me een klein beetje zorgen om maak als ik vooruitblik — ik zeg het toch — is de voorraadlijst van debatten. Er zijn maar liefst 43 dertigledendebatten en 79 meerderheidsdebatten aangevraagd. Een kleine rekensom wijst uit dat wij die debatten nooit allemaal kunnen inplannen voor de verkiezingen. En hoewel velen denken "het is allemaal de schuld van Diederik", is het misschien niet verkeerd dat wij als Kamer nadenken over de vraag hoe wij met onze instrumenten omgaan.

Met deze oproep stuur ik u de zomer in. Ik ga u in meer of mindere mate missen en zie uit naar een spannend laatste deel van de kabinetsperiode. Geniet van de zomer, samen met uw gezin, familie en vrienden en heel graag tot 6 september!

(Applaus)

Sluiting

Sluiting 02.32 uur.