Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Aukje de Vries over de aangekondigde evaluatie van het monetaire beleid
Vragen van het lid Aukje de Vries (VVD) aan de Minister van Financiën over de aangekondigde evaluatie van het monetair beleid (ingezonden 28 januari 2020).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 11 februari 2020)
Vraag 1
Bent u bekend met de door de Europese Centrale Bank (ECB) aangekondigde evaluatie
van het monetaire beleid? Hoe ziet het proces van deze evaluatie eruit? Wat is de
planning?
Antwoord 1
De Raad van Bestuur («Governing Council») van de Europese Centrale Bank (ECB) is op
23 januari 2020 gestart met een evaluatie van haar monetaire beleidsstrategie. De
Raad van Bestuur zal inventariseren hoe de monetaire beleidsstrategie in de loop der
jaren heeft bijgedragen aan het vervullen van het mandaat van de ECB. Het mandaat
van de ECB is verankerd in artikel 127(1) van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie (VWEU). De primaire doelstelling van het monetaire beleid van de
ECB is het handhaven van prijsstabiliteit. De evaluatie heeft uitdrukkelijk geen betrekking
op het mandaat van de ECB, maar op de invulling daarvan. Zo heeft de Raad van Bestuur
aangegeven dat er onder andere zal worden gekeken naar de kwantitatieve formulering
van prijsstabiliteit, monetaire beleidsinstrumenten, economische en monetaire analyses
en communicatie. De Raad van Bestuur van de ECB heeft aangegeven dat het proces naar
verwachting tegen het eind van het jaar wordt afgerond. Verdere details over het proces
heeft de Raad van Bestuur van de ECB nog niet bekend gemaakt.
Vraag 2
Wat is de consequentie van deze evaluatie? Waar worden de resultaten van deze evaluatie
besproken? In hoeverre zal ook de Ecofinraad/Eurogroep meepraten, en bijvoorbeeld
input leveren voor de evaluatie? Wat is de invloed van politieke gremia zoals de Ecofinraad/Eurogroep
op wat er met resultaten van deze evaluatie gebeurt?
Antwoord 2
Zoals vermeld bij het antwoord onder vraag 1 heeft de evaluatie geen betrekking op
het mandaat van de ECB maar op de invulling daarvan. De ECB beschikt over beleidsvrijheid
om invulling te geven aan dit mandaat binnen de verdragsrechtelijke kaders. Dit past
bij de onafhankelijke rol van de ECB, die is vastgelegd in artikel 130 van het VWEU.
In dit artikel is expliciet vastgelegd dat bij de uitoefening van de bevoegdheden
de ECB niet is toegestaan instructies te vragen aan dan wel te aanvaarden van regeringen
van lidstaten, Europese instellingen of van enig ander orgaan. Het is nog onduidelijk
of, en zo ja hoe, gremia zoals de Eurogroep en Ecofinraad een rol zullen hebben in
de evaluatie.
Vraag 3
Welke Nederlandse instanties of organisaties zullen gevraagd worden om input op deze
evaluatie? Bent u bereid om bepaalde organisaties, zoals het Centraal Planbureau (CPB)
en Nederlandse pensioenfondsen, aan te moedigen om bij te dragen aan deze evaluatie?
Antwoord 3
De Raad van Bestuur van de ECB heeft aangegeven zich in het uitvoeren van de evaluatie
te laten leiden door twee uitgangspunten: grondige analyse en openheid van geest.
Hierbij heeft de Raad van Bestuur toegezegd dat het Eurosysteem, dat wil zeggen de
ECB en alle nationale centrale banken van landen die de euro hebben ingevoerd, in
gesprek zal gaan met alle belanghebbenden. De voorzitter van de ECB, mevrouw Lagarde,
heeft tijdens een hoorzitting in het Europees parlement aangekondigd tijdens de reguliere
hoorzittingen met het Europees parlement van gedachten te zullen wisselen over de
evaluatie. Tevens heeft zij aangegeven met een bredere groep belanghebbenden in gesprek
te willen gaan, waaronder academici, vertegenwoordigers uit de financiële sector en
van maatschappelijke organisaties. In dit verband zal in maart een eerste «luistersessie»
plaatsvinden in Brussel. Ook de nationale centrale banken zullen «luistersessies»
organiseren. Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe aan de «luistersessies» precies
invulling zal worden gegeven.
Vraag 4
Kunt u aangeven wat u betreft de macro-economische rol van monetair beleid is, zeker
in een periode van (structureel) lagere rente?
Antwoord 4
Het hoofddoel van het monetaire beleid van de ECB is het handhaven van prijsstabiliteit
in de eurozone zoals vastgelegd in artikel 127 van het verdrag van de werking van
de Unie. Door het nastreven van prijsstabiliteit wordt macro-economische volatiliteit
tegengegaan.
Rentetarieven zijn sinds de laatste strategieherziening in 2003 sterk gedaald. Dit
is mede te danken aan structurele veranderingen in de economie van het eurogebied,
zoals de daling van de potentiële groei onder invloed van de productiviteitsvertraging
en de vergrijzing.1 Door de rentedaling neemt de afstand tot de effectieve ondergrens van de rente af
en beschikt de ECB over minder ruimte om het monetaire beleid met conventionele instrumenten
verder te verruimen. Het kan hierdoor lastiger worden om het mandaat van prijsstabiliteit
te bewerkstelligen. Daarnaast is de inflatiedynamiek aan verandering onderhevig. Door
mondiale trends zoals globalisering en digitalisering is de directe stuurbaarheid
van inflatie met grotere onzekerheid omgeven dan voorheen. De omgeving waarbinnen
de ECB het mandaat van prijsstabiliteit vervult is hiermee gewijzigd.
Tegen deze achtergrond acht de ECB nu een evaluatie van de monetaire beleidsstrategie
noodzakelijk. Deze strategieherziening zal zich richten op hoe de ECB in deze veranderende
economische context haar mandaat van prijsstabiliteit vervult. Ik vind het belangrijk
dat de ECB nadenkt over hoe zij haar beleid vervult en daarmee een bijdrage levert
aan duurzame welvaart in de EMU
Vraag 5, 6 en 7
Bent u voornemens deel te nemen aan deze evaluatie, daar de ECB stelt dat deze evaluatie
plaats zal vinden in «openheid van geest en dialoog met alle belanghebbenden»?2 Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen, nu de ECB hier zelf om vraagt?
Wat zal uw input zijn op deze evaluatie? Bent u bereid deze input met de Kamer te
delen en met de Kamer te bespreken?
Neemt u in uw inbreng bij deze evaluatie ook de rol van het onconventionele monetaire
beleid mee op de Nederlandse economie?
Antwoord 5, 6 en 7
Zoals gezegd is het mandaat van prijsstabiliteit verdragsrechtelijk vastgesteld in
het VWEU. Dit Verdrag is gesloten door de lidstaten van de Europese Unie. Het is vervolgens
aan de Raad van Bestuur van de ECB om in onafhankelijkheid invulling te geven aan
dit mandaat binnen de juridische context. Zo heeft de ECB zelf een definitie vastgesteld
die zij hanteert voor prijsstabiliteit. De ECB heeft in 1998 prijsstabiliteit kwantitatief
gedefinieerd als een jaar-op-jaar stijging van de geharmoniseerde consumentenprijzenindex
(HICP) voor het eurogebied van minder dan 2%. Tijdens de laatste strategieherziening
in 2003 heeft de Raad van Bestuur duidelijk gemaakt dat zij op de middellange termijn,
inflatie van dichtbij maar onder de 2% nastreeft. Bij deze strategieherziening in
2003 hadden regeringen geen rol. Het is verdragsrechtelijk verboden voor regeringen
en ministers om de ECB en leden van de Raad van Bestuur te beïnvloeden. De ECB en
haar leden mogen tevens geen instructies aannemen en zouden zonder politieke druk
hun werk moeten kunnen doen. Het feit dat de ECB stelt dat de strategie herziening
plaats zal vinden in «openheid van geest en dialoog met alle belanghebbenden» betekent
niet dat beïnvloeding van de ECB door regeringen nu wel is toegestaan. Het kabinet
zal dan ook geen inbreng leveren op de evaluatie.
Vraag 8
Hoe staat u tegenover de conclusie van het CPB dat «[de] effecten van onconventioneel
monetair beleid zijn niet aangetoond»?3 Neemt u dit mee in uw input voor de evaluatie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals hierboven aangegeven zal ik geen input leveren voor de evaluatie. Ik heb de
Kamer door middel van een brief eerder over deze CPB-studie geïnformeerd.4 Zoals ik in deze Kamerbrief stel, geeft het CPB aan dat het niet kan vaststellen
of het monetaire beleid een effect heeft gehad op het bbp en de inflatie. Dit betekent
echter niet dat de CPB met zekerheid vaststelt dat het ECB-beleid geen effect heeft
gehad. Het is lastig om aan te geven wat precies het effect van het beleid van de
ECB was omdat we niet weten wat er was gebeurd als de ECB het beleid niet had uitgevoerd.
Dit is ook wat blijkt uit de CPB-studie waar ik de Kamer over heb geïnformeerd.
Vraag 9
Hoe staat u tegenover een ander inflatiedoel voor de ECB, nu dit eveneens onderdeel
uitmaakt van de evaluatie? Hoe staat u tegenover het eerder door Klaas Knot, de president
van De Nederlandsche Bank (DNB), bepleite flexibele inflatiedoel? Kunt u aangeven
hoe de ECB dit andere inflatiedoel zou moeten halen, nu zelfs met onconventioneel
beleid het huidige doel niet behaald wordt?
Antwoord 9
Zoals gezegd is het aan de ECB om in onafhankelijkheid prijsstabiliteit te definiëren
binnen de context van haar mandaat. Het staat de ECB dus vrij om te evalueren wat
de optimale definitie van prijsstabiliteit zou moeten zijn. De ECB acht een nieuwe
strategie herziening noodzakelijk omdat sinds 2003 de economie van het eurogebied
en de wereldeconomie ingrijpende structurele veranderingen hebben doorgemaakt, zoals
de afnemende groei waardoor rentetarieven zijn gedaald en de veranderde inflatiedynamiek.
In het licht van deze uitdagingen heeft de Raad van Bestuur besloten te beginnen met
een evaluatie van de monetaire beleidsstrategie, met volledige inachtneming van het
in het Verdrag vastgelegde prijsstabiliteitsmandaat.
De president van DNB heeft gepleit voor flexibiliteit in de monetaire strategie, bijvoorbeeld
door de introductie van een bandbreedte rondom de doelstelling of een langere tijdshorizon.
Volgens de president van DNB kan flexibiliteit helpen om het commitment aan de doelstelling
te communiceren, terwijl de beperkte stuurbaarheid van inflatie op korte termijn ermee
wordt onderkend. Leden van de Raad van Bestuur hebben verschillende voorkeuren m.b.t.
invulling van het mandaat van prijsstabiliteit. Dergelijke discussies kunnen onderdeel
zijn van de ECB-evaluatie.
Vraag 10, 11 en 12
Waarom doet de ECB eveneens onderzoek naar de «milieuduurzaamheid» van haar beleid?
Hoe is dit in overeenstemming met het politiek vastgestelde mandaat, zoals vastgelegd
in artikel 127 van het Werkingsverdrag van de EU («Het hoofddoel [...] is het handhaven
van prijsstabiliteit»)?
Bent u het dan ook eens met Klaas Knot wanneer hij stelt dat «de ECB zich niet op
klimaat moet richten»?5
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als de ECB haar mandaat breder zal/laat interpreteren,
omdat dit leidt tot verwatering van het bereiken van prijsstabiliteit?
Antwoord 10, 11 en 12
Conform het VWEU is het hoofddoel van de ECB het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd
dit doel dient de ECB het algemene economische beleid in de Unie te ondersteunen om
zodoende bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie zoals
die omschreven zijn in artikel 3 van het VWEU. Het kabinet heeft geen aanleiding om
te veronderstellen dat de ECB niet in lijn met haar mandaat handelt.
Vraag 13 en 14
Bent u bereid het effect van het monetair beleid op de Nederlandse pensioenfondsen,
woningmarkt, spaarrentes en de risico’s op «moral hazard» bij Europese overheden bij
deze evaluatie wederom onder aandacht te brengen? Zo nee, waarom niet?
In hoeverre neemt de ECB dit soort effecten mee als het gaat om de evaluatie van de
monetaire beleidsstrategie? Hoe gaat u erop sturen dat deze voor Nederland belangrijke
(negatieve) effecten voldoende worden meegewogen door de ECB?
Antwoord 13 en 14
Zover deze factoren een effect hebben op de doelstelling van prijsstabiliteit is het
mogelijk dat de ECB ze zal meewegen in de evaluatie. Echter, het is van belang om
in ogenschouw te nemen dat de evaluatie van de ECB zich zal richten op wat het effect
is van haar beleid op de gehele eurozone. Factoren die spelen in individuele landen
worden meegewogen in zoverre ze relevantie hebben voor de inflatie van de eurozone
als geheel.
Vraag 15
Vindt u dat artikel 123 van het werkingsverdrag, namelijk het verbod op monetaire
financiering, en de interpretatie van dit artikel door de ECB, verduidelijking noodzaakt,
bijvoorbeeld om de verhouding van bepaalde vormen van onconventioneel monetair beleid
ten opzichte van dit artikel helderder te maken, en om dit ook mee te nemen in de
evaluatie?
Antwoord 15
Het kabinet gaat niet over de interpretatie van het mandaat van de ECB, maar alleen
over het mandaat zelf. Daarbij is het kabinet niet van mening dat artikel 123 VWEU
aanpassing behoeft.
Vraag 16
Wat vindt u van de gewijzigde, «roulerende» stemverhouding bij de ECB? Deelt u de
mening dat gestreefd zou moeten worden naar een andere stemverhouding, waarbij iedere
lidstaat weer gewoon een stem heeft?
Antwoord 16
De stemverhoudingen bij de ECB zijn opgenomen in de statuten van het Europees stelsel
van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (protocol nr.4 bij het Verdrag
van Lissabon). Het roulatiesysteem is van toepassing sinds 1 januari 2015, toen Litouwen
toetrad tot de eurozone. De ECB blijft onafhankelijk beleid voeren ten behoeve van
de prijsstabiliteit in de eurozone en de presidenten van de nationale centrale banken
dienen conform het Verdrag te handelen vanuit het belang van de eurozone als geheel
en niet vanuit het belang van hun eigen land.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.