Brief regering : Thuiswerken en het creëren van een grondslag voor sluiting bij bronbesmetting
25 883 Arbeidsomstandigheden
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 408
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID,
VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2021
Tijdens het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op donderdag 21 januari
jl. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid toegezegd uw Kamer uiterlijk dinsdag
26 januari 2021 te informeren over maatregelen ten behoeve van het stimuleren van
thuiswerken. Met deze brief komt het kabinet tegemoet aan eerdergenoemde toezegging.
Om de verspreiding van het coronavirus af te remmen is het van groot belang dat contacten
tot een minimum worden beperkt. Een belangrijke manier om dat te doen is door thuis
te blijven. Dit betekent ook dat mensen wordt geadviseerd, waar dat mogelijk is, thuis
te werken. Zo wordt het aantal contacten dat mensen hebben onderweg van en naar kantoor
of op het werk gereduceerd. Thuiswerken is dus een effectieve en ook belangrijke manier
om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan.
Criteria voor thuiswerken
Tijdens het debat op 21 januari jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 47, Ontwikkelingen rondom het coronavirus) is de vandaag aangenomen motie van het lid
Marijnissen c.s. ingediend waarmee de regering wordt verzocht om met werkgevers en
werknemers duidelijke criteria op te stellen voor thuiswerken, die breed uit te dragen
en daar ook de inspectie SZW en andere toezichthouders nauw bij te betrekken zodat
meldingen binnen enkele dagen opvolging krijgen1.
Het kabinet is van mening dat werkgevers verantwoordelijk zijn ervoor te zorgen dat
werknemers, die thuis kunnen werken, dat ook daadwerkelijk doen. Logischerwijs kan
niet iedereen thuiswerken, bijvoorbeeld bepaalde groepen werknemers in beroepen in
de bouw, distributie, schoonmaak, zorg, chemie, nutsvoorzieningen, afvalverwerking,
industrie, onderhoud, supermarktpersoneel, etc. Naar hun aard kunnen deze werkzaamheden
nu eenmaal niet vanuit huis verricht worden. Naast dit soort gevallen zijn er situaties
waarin mensen (deels) thuis of op locatie of kantoor kunnen werken en waarin per geval
een afweging aan de orde kan zijn. Tegelijkertijd werken ook veel mensen in een kantooromgeving,
die dat ook geheel thuis zouden kunnen doen.
Om het belang van thuiswerken verder te benadrukken en het thuiswerken te stimuleren
gaat het kabinet samen met werkgevers- en werknemersorganisaties algemene criteria
opstellen. Dit moet leiden tot een handvat voor individuele werkgevers ten behoeve
van de afwegingen rondom thuiswerken. Tevens kunnen de criteria aanleiding geven voor
een helder proces hoe die afweging tot stand te brengen binnen de organisatie. De
uitwerking hiervan per individuele organisaties is aan de ondernemer in samenspraak
met de medezeggenschap. Om de criteria breed bekend te maken, zal hiervoor via verschillende
kanalen aandacht worden gevraagd. Naast het bekendmaken van de criteria lijkt er ruimte
om meer te communiceren dat thuiswerken de norm hoort te zijn. Daarbij wordt ook gekeken
naar andere manieren en vormen van communicatie dan tot nu toe. Werknemers die thuis
kunnen en willen werken, moeten niet door hun werkgever gedwongen worden om toch fysiek
op het werk te verschijnen. Ook is het van belang dat de werkgever zich inspant om
thuiswerken op een verantwoorde wijze mogelijk te maken.
De Inspectie SZW heeft een meldpunt voor meldingen over corona in relatie tot werk,
arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. Zodra er criteria zijn, zal de Inspectie
SZW, en waar nodig met andere toezichthouders, door middel van interventies opvolging
geven aan meldingen over niet-opvolging. In de tussentijd worden werkprocessen voorbereid
om aan meldingen snel gevolg te kunnen geven. Bij thuiswerken in opdracht of met toestemming
van de werkgever is het Arbobesluit (plaatsonafhankelijk werken) van toepassing. In
de Kamerbrief van de Staatssecretaris van SZW van 16 november jl.2, wordt uitgebreid ingegaan op het stimuleren van thuiswerken en de Arbowettelijke
consequenties daarvan. Over de verdere uitwerking zal de Minister van SZW de Kamer
in februari berichten.
Grondslag voor sluiting
In vervolg op het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus op donderdag
21 januari jl. heeft de Kamer de motie van de leden Klaver en Ouwehand aangenomen
waarmee de regering verzocht wordt om met spoed een wettelijke grondslag te creëren
om bij het niet naleven van coronamaatregelen, waardoor een bronbesmetting ontstaat,
te kunnen reageren met een tijdelijke sluiting van het bedrijfspand3 . Tijdens het debat is deze motie door het kabinet al van een positieve appreciatie
voorzien. Hiertoe zal het kabinet een gericht wetgevingsproces in gang zetten.
Sluiting is echter een ingrijpende maatregel. Daarom is voor de regering proportionaliteit
een belangrijke toetssteen. Dat geldt ook voor subsidiariteit omdat in de bestaande
wetgeving op onderdelen al bevoegdheden zijn geregeld die hier relevant zijn. Het
voornemen bestaat dan ook om een gerichte bepaling van tijdelijke duur op te nemen
in hoofdstuk Va (Tijdelijke bepalingen bestrijding epidemie covid-19) van de Wet publieke
gezondheid.
Tot besluit
Het kabinet blijft werkgevers oproepen om thuiswerken waar mogelijk te faciliteren
en roept werknemers op om van de geboden mogelijkheden gebruik te maken. Gelet op
het risico van besmetting op de werkvloer en gedurende de reis van en naar het werk
is thuiswerken van groot belang om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan.
Met de voorgenomen maatregelen zoals beschreven in deze brief verwacht het kabinet
het thuiswerken verder te stimuleren en besmettingen op de werkvloer tegen te gaan.
Daarnaast beziet het kabinet of er aanvullende maatregelen mogelijk zijn om het thuiswerken
nog verder te bevorderen, eventueel met een verplichtend karakter. Het kabinet kan
bijvoorbeeld, indien nodig, op grond van artikel 58g van de Wet publieke gezondheid
plaatsen aanwijzen waar groepsvorming verder moet worden beperkt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Medeindiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Medeindiener
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid