Op weg naar passend onderwijs
Vanaf 1 augustus 2014 zijn scholen verantwoordelijk voor passend onderwijs. Scholen hebben dan een zorgplicht en zoeken een passende plek voor alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Met passend onderwijs wordt meer uitgegaan van wat leerlingen kunnen in plaats van te focussen op hun beperkingen. Ook wordt meer maatwerk voor leerlingen mogelijk. Voor de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben betekent dit dat er niet meer onbeperkt kan worden doorverwezen naar het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). Tevens vervalt per 1 augustus de leerlinggebonden financiering (lgf), de zogenaamde rugzak.
De doorverwijzingen naar het vso zijn het afgelopen decennium bijna verdubbeld. In bijna dezelfde periode (tot 2011) is het aantal leerlingen met een rugzak (lgf) sterk gestegen. Met name in het vo is een sterke stijging te zien.
Met de invoering van passend onderwijs wordt de sterke groei van het (v)so tegen gegaan. Ook de sterke groei van het aantal scholieren met extra ondersteuning in de klas (de rugzakleerlingen) wordt een halt toe geroepen door een nieuw aanpak ‘op maat’. Een stabiliserende en dalende beweging is in het afgelopen jaar al ingezet in het speciaal onderwijs (so) en ook zichtbaar bij de rugzak-leerlingen in het po (lgf). In juni wordt de vijfde voortgangsrapportage over de stand van zaken met betrekking tot de invoering van passend onderwijs naar de Tweede Kamer verzonden.
Passend onderwijs beperkt zich niet tot de schoolsoort waar leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte onderwijs krijgen. Wilt u meer weten over bijvoorbeeld de zorgplicht van scholen, de mogelijkheden voor maatwerk voor leerlingen en het ontwikkelingsperspectief voor leerlingen? Lees dan verder op www.passendonderwijs.nl.
-
Ontwikkeling van het aantal leerlingen met lgf en leerlingen in het (v)so index 2003 =100 so vso lgf (po+vo) 2003 100 100 100 2004 102 105 108 2005 104 116 165 2006 107 125 259 2007 109 135 312 2008 103 153 338 2009 103 161 350 2010 104 166 358 2011 105 171 373 2012 104 174 377 2013 100 182 371
Samenwerken voor extra ondersteuning: nu en straks
Op dit moment kunnen leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben met een ‘rugzak’ deelnemen aan het regulier onderwijs of een plek krijgen in het (v)so. De plaatsing in het (v)so of het krijgen van een rugzak is geregeld via landelijk vastgestelde voorwaarden.
Om lichte ondersteuning voor leerlingen te regelen, werken alle basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs nu nog samen in circa 230 samenwerkingsverbanden, onder de noemer ‘Weer Samen Naar School’. Scholen zijn dit wettelijk verplicht. Elk samenwerkingsverband heeft daarbij een Permanente Commissie Leerlingenzorg die beoordeelt of een leerling kan worden toegelaten tot het speciaal basisonderwijs. De huidige samenwerkingsverbanden gaan op in 77 nieuwe samenwerkingsverbanden en worden per 1 augustus aanstaande ook verantwoordelijk voor de verwijzingen naar het speciaal onderwijs, de zwaardere ondersteuning.
De scholen voor voortgezet onderwijs werken nu nog samen in 83 samenwerkingsverbanden. In een samenwerkingsverband neemt ten minste 1 school voor praktijkonderwijs deel en 3 scholen voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs. Op dit moment zijn scholen voor havo en vwo niet verplicht om aan te sluiten bij een samenwerkingsverband, maar in de praktijk is dit - op een uitzondering na - wel het geval. Deze samenwerkingsverbanden worden vervangen door 75 nieuwe samenwerkingsverbanden, waar alle scholen voor voortgezet onderwijs in een bepaalde regio met elkaar samenwerken. Ook zij worden verantwoordelijk voor zowel de lichte als zwaardere onderwijsondersteuning van individuele leerlingen.
Samenwerkingsverbanden
Scholen werken met passend onderwijs intensiever samen in een regionaal samenwerkingsverband om leerlingen een passende plek te bieden. In de nieuwe werkwijze worden de middelen die zij daarvoor krijgen, gebaseerd op het totaal aantal leerlingen in het samenwerkingsverband. Binnen een samenwerkingsverband worden afspraken gemaakt over hoe de extra ondersteuning op school wordt georganiseerd, welke leerlingen worden doorverwezen naar het speciaal onderwijs en hoe dit wordt betaald. Door de nieuwe werkwijze verdwijnen niet alleen de huidige knelpunten in de systematiek van doorverwijzing, maar wordt tevens een prikkel ingebouwd om de stijgende lijn in het aantal doorverwijzingen van leerlingen naar het (voortgezet) speciaal onderwijs om te buigen.
Knelpunten van het huidige systeem
- Lichte en zware ondersteuning zijn naast elkaar georganiseerd en kinderen vallen tussen wal en schip
- Het systeem is complex en bureaucratisch
- Sterke groei van het aantal leerlingen (v)so en met een rugzak en druk op de duurste voorzieningen
- De ondersteuning op school is onvoldoende afgestemd op het brede (jeugd)zorgdomein
- De kwaliteit van het onderwijs is vaak onvoldoende en veel leraren hebben onvoldoende ervaring met leerlingen die een specifieke onderwijsbehoefte hebben.
Wilt u meer weten over deze knelpunten en de geschiedenis van passend onderwijs? Lees dan verder op www.passendonderwijs.nl.
Sterke toename zorgleerlingen
Het aantal leerlingen in het (v)so of met een rugzak is de afgelopen jaren - tegen de verwachting in - sterk toegenomen. De verwachting was dat er, met de invoering van lgf, een verschuiving zou plaats vinden van het (v)so naar het reguliere onderwijs, waar leerlingen (met geld uit de lgf) extra ondersteuning konden krijgen. Sinds de invoering van de leerlinggebonden financiering in 2003 bleef het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs (so) echter ongeveer gelijk. In het voortgezet speciaal onderwijs (vso) verdubbelde het aantal leerlingen bijna; van 20.000 naar bijna 40.000. Het totale aantal leerlingen met een rugzak in het po en vo steeg in dezelfde periode van 11.000 naar 40.000.
-
Aantal leerlingen met lgf en aantal in het (v)so 2003-2013 lgf po lgf vo so vso 2003 8665 2340 33492 20431 2004 9226 2691 34010 21587 2005 12971 5232 34940 24089 2006 17891 10709 35796 26074 2007 21317 13101 36435 28202 2008 22181 14991 34401 31868 2009 22115 16382 34354 33477 2010 21355 17835 34215 34648 2011 21014 19687 34241 35919 2012 20150 20812 33345 37077 2013 19585 20579 31821 39434
De groei in het (voortgezet) speciaal onderwijs is voornamelijk terug te zien bij de cluster 4-leerlingen. Het aantal leerlingen is hier gegroeid van 20.000 naar bijna 34.000. Binnen cluster 4 wordt onderwijs gegeven aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen, kinderen met psychiatrische stoornissen of ernstige gedragsproblemen en langdurig zieke kinderen zonder een lichamelijke beperking. Uit onderzoek blijkt dat er meerdere verklaringen zijn voor de groei van vooral het vso. Stoornissen worden eerder herkend door betere diagnostiek en ook de definities van sommige stoornissen zijn verruimd. Daarnaast stelt de samenleving hogere eisen aan jongeren en zijn mensen beter bekend met bestaande regelingen. Volgens het CPB heeft de groei van het aantal leerlingen dat speciaal onderwijs volgt ook te maken met de inrichting van het huidige systeem. Dit is zo ingericht dat scholen weinig belang hebben bij het kiezen van een goedkope voorziening. Voor een school is er daardoor geen prikkel om een leerling niet door te verwijzen naar het speciaal onderwijs.
-
Aantal leerlingen per cluster in so en vso cluster 1 - visueel cluster 2 - auditieve/spraak cluster 3 - lichamelijk/verstandelijk cluster 4 - gedrag/psychologisch 2003 694 8721 24348 20160 2004 712 8625 25116 21144 2005 704 8870 25879 23576 2006 724 9063 26577 25506 2007 739 9186 27047 27665 2008 759 9088 27188 29234 2009 769 9063 27224 30775 2010 759 9080 26978 32046 2011 752 9153 26970 33285 2012 738 9193 26513 33978 2013 736 9170 26404 34945
De weg naar passend onderwijs
De samenwerkingsverbanden moeten aan de slag met passend onderwijs rekening houdend met hun eigen financiële kader. In 2020 wordt dit kader gebaseerd op het totaal aantal leerlingen dat binnen het samenwerkingsverband naar school gaat en niet meer op het aantal leerlingen dat extra ondersteuning krijgt. Gemiddeld heeft dan ieder samenwerkingsverband per leerling even veel geld beschikbaar voor extra ondersteuning.
De veronderstelling hierachter is dat het percentage leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte gelijk over het land is verspreid. Dit bleek ook uit onderzoek van de Evaluatie- en Adviescommissie Passend Onderwijs. De nieuwe financieringswijze volgt dus het advies van deze commissie om het beschikbare budget voor extra ondersteuning te verdelen naar rato van het aantal leerlingen per samenwerkingsverband.
Samenwerkingsverbanden hebben tot 2020 de tijd om toe te groeien naar het landelijke gemiddelde aandeel zorgleerlingen van 2011. Vanaf het schooljaar 2015-2016 wordt de huidige financiering stapsgewijs omgezet in de financiering richting dit landelijk gemiddelde. Dat betekent dat tot 2020 sommige samenwerkingsverbanden meer middelen krijgen en anderen minder al naar gelang of zij boven of onder het landelijk gemiddelde zitten.
Daarbij kan ieder samenwerkingsverband vanaf 1 augustus binnen het wettelijke en financiële kader eigen keuzes maken over de toekenning van extra ondersteuning en de doorverwijzing van leerlingen naar het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Nu gaat dat nog grotendeels via landelijke criteria, maar deze zijn vanaf 1 augustus 2014 niet meer geldig. Dat geeft ruimte om maatwerk te bieden. Afgestemd op wat de leerling in zijn eigen situatie nodig heeft en op het beschikbare zorgaanbod binnen het samenwerkingsverband.
Doorverwijzingen per samenwerkingsverband
Op dit moment verschilt het aantal doorverwijzingen naar het (voorgezet) speciaal onderwijs sterk per samenwerkingsverband. Verschillen in doorverwijzing zullen wellicht blijven bestaan, maar ieder samenwerkingsverband moet dit wel doen binnen zijn eigen financiële kader. Dit betekent dat samenwerkingsverbanden die nu boven het landelijk gemiddelde zitten, minder moeten doorverwijzen of dat de schoolbesturen deze extra doorverwijzingen gezamenlijk moeten betalen.
In het po heeft een deel van de samenwerkingsverbanden reeds stappen gezet om de verwijzingen en de rugzak-toekenning op orde te krijgen. Tussen 2010 en 2013 is een stijging te zien in het aantal samenwerkingsverbanden met verhoudingsgewijs weinig doorverwijzingen. Het aantal samenwerkingsverbanden met minder dan 1% doorverwijzingen steeg van 11 naar 14 en het aantal samenwerkingsverbanden met meer doorwijzingen (1-4%) daalde van 66 naar 63.
-
Het aantal samenwerkingsverbanden in het po naar het percentage naar so doorverwezen leerlingen 2010 2013 <1% 11 14 1-2% 47 43 2-3% 18 19 3-4% 1 1 >4% 0 0 De figuur toont het aantal samenwerkingsverbanden in het po naar het percentage naar so doorverwezen leerlingen. Onder 'Gerelateerde grafieken' is het aantal samenwerkingsverbanden in het po naar het percentage 'rugzak' leerlingen te vinden.
Het aantal samenwerkingsverbanden in het po naar het percentage ‘rugzak’ leerlingen 2010 2013 <1% 42 47 1-2% 33 29 2-3% 2 1 3-4% 0 0 >4% 0 0
Ook het aantal samenwerkingsverbanden met verhoudingsgewijs weinig rugzakleerlingen steeg in het po (van 42 naar 47) en het aantal met een hoger percentage rugzakleerlingen (1-3%) daalde van 35 naar 30. In het vo is deze beweging nog niet zichtbaar. Hier ligt nog een grotere uitdaging.
Voor meer informatie per samenwerkingsverband, zie www.passendonderwijs.nl.
PO: 1,65% van de leerlingen in het speciaal onderwijs en 1,01% van de leerlingen met een oude rugzak.
VO: 3,45% van de leerlingen voor in het voortgezet speciaal onderwijs en 1,86% van de leerlingen een oude rugzak
Meer weten?
Op Onderwijs in Cijfers zijn meer cijfers over passend onderwijs te vinden, zoals het aantal zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs. Tevens kunt u terecht op www.passendonderwijs.nl voor meer informatie over onderwijs op maat.