Vasthouden en doorgaan
In het afgelopen schooljaar daalde het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv) naar 27.950. Daarmee zet de dalende trend van de afgelopen jaren door en komt de kabinetsdoelstelling van maximaal 25.000 nieuwe vsv’ers per jaar in 2016 in zicht. Op 4 maart heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen met de analyse van de nieuwste vsv-cijfers.
Bij het bepalen van de doelstelling is de aanscherping van de meetsystematiek als voorwaarde gesteld. Vanaf 2012/'13 wordt rekening gehouden met de correctie voor onterecht als vsv’er getelde jongeren. Dankzij verbeteringen in de meetsystematiek en het gebruik van meerdere informatiebronnen is vanaf nu scherper in beeld welke jongeren daadwerkelijk uitgevallen zijn. Bijvoorbeeld jongeren zonder startkwalificatie die zijn overgestapt naar het erkende particulier onderwijs, worden niet meer aangemerkt als vsv’er. Ook schoolverlaters op het niveau mbo-1 met een baan (minstens 12 uur per week) worden niet meer meegeteld.
De intensieve samenwerking tussen scholen en gemeenten die wordt gekenmerkt door een prestatiegerichte regionale aanpak met een actief verzuimbeleid, heeft duidelijk succes. Jet Bussemaker, de minister van OCW, vatte dit onlangs bondig samen als “vasthouden en doorgaan.”
-
Aantal voortijdig schoolverlaters per schooljaar in Nederland Doelstelling Realisatie 2001-2002 71000 71000 2002-2003 66500 2003-2004 62533 2004-2005 58600 58600 2005-2006 54667 52400 2006-2007 50733 50900 2007-2008 46800 46800 2008-2009 42866 41875 2009-2010 38933 39941 2010-2011 35000 39115 2011-2012 32000 36560 2012-2013 29500 27930 2013-2014 27200 2014-2015 25000
Wie zijn vsv’er?
6Vsv’ers zijn jongeren van 12 tot 23 jaar die het onderwijs in een schooljaar zonder startkwalificatie hebben verlaten. Een startkwalificatie is een havo/vwo-diploma of een mbo-diploma op minimaal mbo-2 niveau. Veruit de meeste vsv’ers zijn afkomstig uit het mbo. In 2012/'13 waren dat er 22 duizend; bijna 6% van alle mbo-leerlingen. Iets meer dan 5 duizend vsv’ers komen uit het voortgezet onderwijs, 0,6% van alle vo-scholieren. Een beperkt aantal vsv‘ers is afkomstig uit het vavo, de kleinste schoolsoort. Het vsv-percentage binnen het vavo is veruit het hoogst, in 2012/'13 is 13% van alle vavo-scholieren zonder startkwalificatie uitgevallen.
-
Aantal nieuwe vsv'ers naar schoolsoort Aantal nieuwe vsv'ers vo onderbouw 1034 vmbo bovenbouw 3042 havovwo bovenbouw 1077 mbo niveau 1 3431 mbo niveau 2 9186 mbo niveau 3+4 9492 vavo 674
Binnen het mbo loopt het percentage vsv’ers sterk uiteen. Op de niveaus 3 en 4 is ca. 3% voortijdig uitgevallen. Binnen niveau 2 is dat ongeveer 10% en binnen niveau 1 circa 30%. Daarbij zijn de verschillen tussen BOL en BBL klein. Duidelijk hoger ligt het vsv-percentage bij de examenleerlingen; 7% op niveau 3+4, 18% op niveau 2 en 45% op niveau 1.
Voor meer en gedetailleerdere informatie zie www.aanvalopschooluitval.nl.
Aangepaste meetmethode
In voorgaande schooljaren kon 95% van de jongeren in beeld worden gebracht, waardoor enkele duizenden jongeren onterecht als voortijdig schoolverlater werden meegeteld. Bijvoorbeeld jongeren die overstapten naar het particulier onderwijs om daar alsnog een startkwalificatie te gaan halen of jongeren met een vrijstelling op grond van de Leerplichtwet 1969. Door gebruik te maken van meerdere informatiebronnen en aanscherping van de meetmethodiek is het afgelopen schooljaar ruim 99%van alle jongeren terug te vinden en worden ruim 4 duizend jongeren per jaar niet langer onterecht aangemerkt als voortijdig schoolverlater.
De nieuwe informatiebronnen laten zien dat in het afgelopen schooljaar:
- Ongeveer 1.800 jongeren binnen de vsv deelnemerspopulatie zijn overgestapt naar het niet-bekostigd onderwijs;
- Ongeveer 750 leerlingen geen vsv’er zijn omdat ze een vrijstelling op grond van de Leerplichtwet hebben;
- 23 jongeren worden niet als vsv’er geteld omdat ze een opleiding zijn gaan volgen bij defensie of politie.
- Ruim 1.100 jongeren met een mbo-1 diploma direct na afloop van de opleiding een baan van 12 uur of meer hebben gevonden;
- Ruim 350 jongeren worden niet langer als vsv’er geteld, omdat ze gezien worden als eerstejaars nieuwkomer;
- 122 jongeren na 1 oktober in de maanden oktober, november en december alsnog een startkwalificatie hebben gehaald.
Bij het bepalen van de doelstelling van 25.000 in 2016 is de aanscherping van de meetsystematiek als randvoorwaarde gesteld. Ook de komende twee schooljaren 2013/2014 en 2014/2015 worden bovenstaande correcties doorgevoerd.
-
Aantal onterecht meegetelde en gecorrigeerde vsv’ers 2012/2013 vsv niet-bekostigd onderwijs 1799 substantiële baan 1158 vrijgesteld 754 vanuit het buitenland 351 startkwalificatie 122 opl. politie/defensie 23
Europese doelstelling 2020 in zicht
De EU hanteert een afwijkende vsv-definitie. Het gaat hier om het totaal van de jongeren van 18-24 jaar buiten het onderwijs en zonder startkwalificatie en niet uitsluitend om de jaarlijkse lichting van nieuwe vsv’ers. Ook is de Europese indicator gebaseerd op een andere bron: de Enquête Beroepsbevolking. Over het algemeen kan worden gesteld dat de aangescherpte Nederlandse systematiek meer in lijn is met die van de EU, bijvoorbeeld omdat in de EU-methodiek ook rekening wordt gehouden met de overstap naar het particuliere onderwijs.
De EU stelt zich ten doel om het aandeel voortijdig schoolverlaters binnen de Unie als geheel genomen terug te brengen tot maximaal 10% in 2020. Nederland heeft deze doelstelling aangescherpt tot 8%. Met een vsv-percentage van 8,8 in 2012 komt Nederland al in de buurt van de Europese doelstelling.
-
Percentage jongeren zonder startkwalificatie in Nederland en in de EU, 2000-2012 EU-28 Nederland 2000 15,4 2001 15,1 2002 16,9 15,3 2003 16,4 14,3 2004 16 14,1 2005 15,7 13,5 2006 15,4 12,6 2007 14,9 11,7 2008 14,7 11,4 2009 14,2 10,9 2010 13,9 10 2011 13,4 9,1 2012 12,7 8,8
In de EU daalde het percentage jongeren zonder startkwalificatie van 17,6% in 2000 naar 12,8% in 2012. De daling in Nederland was sterker, van 15,4% naar 8,8%. Daarmee behoort Nederland samen met Kroatië, Lithouwen, Luxemburg, Malta en Portugal tot de sterkste dalers in Europa. Deze 6 landen hebben kans gezien om hun vsv-percentage in ruim 10 jaar ongeveer te halveren. Daarbij startten Portugal en Malta op een beduidend hoger niveau (ca. 50%) dan de anderen (ca. 8 tot 17%). Vrijwel onveranderd bleef het lage percentage vsv’ers in landen als Tsjechië, Zweden en Finland (5 tot 10%).
Deze verschillen tussen landen zijn niet eenvoudig te duiden, maar geven wel aan dat het vsv-beleid niet overal in Europa even efficiënt of actief is geweest. Tussen de onderzochte Europese landen bestaan grote economische en sociale verschillen. Dit is mogelijk ook van invloed op de aanpak van voortijdig schooluitval.
Meer weten?
Voor meer informatie, zie ook: "Lissabon-doelstelling: Voortijdig schoolverlaten".
Op Onderwijs in Cijfers zijn meer figuren te vinden, zoals het aantal nieuwe vsv'ers en voortijdig schoolverlaters in Europa.