Achterstand ingehaald: meer vrouwen dan mannen
In de afgelopen decennia is het aandeel vrouwen in het hoger onderwijs sterk toegenomen. In 1950 bestond een gemiddelde ‘klas’ nog voor bijna driekwart uit mannen, tegenwoordig is dat minder dan de helft. Het aandeel vrouwen is gestegen van ruim 26% in 1950 naar 52% in 2011. De stijging is een geleidelijke geweest met als omslagpunt het studiejaar 1999/2000. Sinds de eeuwwisseling zijn in het hoger onderwijs de vrouwen dus in de meerderheid.
-
Ontwikkeling aandeel studenten in het hoger onderwijs naar geslacht door de jaren heen In percentages van het totaal Mannen Vrouwen 1950/'51 73,61563518 26,38436482 1951/'52 72,48 27,52 1952/'53 71,10091743 28,89908257 1953/'54 71,25567322 28,74432678 1954/'55 70,76271186 29,23728814 1955/'56 69,25098555 30,74901445 1956/'57 68,62745098 31,37254902 1957/'58 69,38073394 30,61926606 1958/'59 70,36247335 29,63752665 1959/'60 71,31474104 28,68525896 1960/'61 71,37546468 28,62453532 1961/'62 71,9237435 28,0762565 1962/'63 71,48659626 28,51340374 1963/'64 71,1026616 28,8973384 1964/'65 70,4940849 29,5059151 1965/'66 69,94219653 30,05780347 1966/'67 68,96955504 31,03044496 1967/'68 68,84097035 31,15902965 1968/'69 69,2 30,8 1969/'70 69,52337305 30,47662695 1970/'71 69,59287532 30,40712468 1971/'72 68,63051112 31,36948888 1972/'73 67,55725191 32,44274809 1973/'74 66,66666667 33,33333333 1974/'75 65,56789681 34,43210319 1975/'76 64,32094706 35,67905294 1976/'77 63,3238726 36,6761274 1977/'78 62,58278146 37,41721854 1978/'79 60,99537037 39,00462963 1979/'80 60,25116025 39,74883975 1980/'81 59,00671141 40,99328859 1981/'82 57,65718758 42,34281242 1982/'83 56,94050992 43,05949008 1983/'84 56,89349861 43,10650139 1984/'85 57,53389614 42,46610386 1985/'86 57,73565574 42,26434426 1986/'87 57,43022379 42,56977621 1987/'88 56,95863747 43,04136253 1988/'89 56,20420127 43,79579873 1989/'90 55,513755 44,486245 1990/'91 54,92227979 45,07772021 1991/'92 54,09836066 45,90163934 1992/'93 53,51170569 46,48829431 1993/'94 52,8646981 47,1353019 1994/'95 52,29619864 47,70380136 1995/'96 52,17488289 47,82511711 1996/'97 51,4739229 48,5260771 1997/'98 50,99863822 49,00136178 1998/'99 50,42297418 49,57702582 1999/'00 49,79618108 50,20381892 2000/'01 49,26931106 50,73068894 2001/'02 49,12032356 50,87967644 2002/'03 48,82703777 51,17296223 2003/'04 48,9053874 51,0946126 2004/'05 48,80995972 51,19004028 2005/'06 48,69379776 51,30620224 2006/'07 48,40952546 51,59047454 2007/'08 48,2212766 51,7787234 2008/'09 48,06355511 51,93644489 2009/'10 48,07480748 51,92519252 2010/'11 47,97389589 52,02610411 2011/'12 48,28761063 51,71238937
Spectaculaire ontwikkeling
Het aantal hoger onderwijs studenten is enorm gegroeid. In 1950 volgden 60.000 jongeren hoger onderwijs. Om precies te zijn 4,8%van de 18-25 jarigen. In 2011 is het aantal gestegen naar ruim 650.000; 39,7% van de 18-25-jarigen. Een verachtvoudiging dus. Vrouwen hebben het meest gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hoger onderwijs te volgen. In 1950 volgde 2,5% van de 18-25-jarige vrouwen hoger onderwijs en in 2011 41,5%; ruim 16 keer zoveel.
-
Ontwikkeling aantal studenten in het hoger onderwijs als percentage van de bevolking van 18-25 jaar naar geslacht Index 1950 = 100 Mannen Vrouwen 1950 100,0% 100,0% 1951 99,9% 105,8% 1952 103,1% 116,9% 1953 105,1% 118,3% 1954 112,1% 129,7% 1955 118,3% 147,3% 1956 125,4% 161,5% 1957 135,1% 167,9% 1958 146,6% 174,6% 1959 157,6% 179,3% 1960 167,8% 190,2% 1961 179,2% 198,0% 1962 184,1% 208,4% 1963 189,2% 219,3% 1964 200,1% 239,7% 1965 200,6% 247,9% 1966 204,8% 266,0% 1967 212,9% 279,0% 1968 224,0% 287,5% 1969 239,7% 302,2% 1970 254,6% 320,2% 1971 267,9% 353,2% 1972 262,4% 345,7% 1973 268,4% 351,7% 1974 283,7% 425,7% 1975 304,2% 481,0% 1976 308,7% 510,8% 1977 317,5% 540,8% 1978 318,5% 578,8% 1979 326,0% 615,6% 1980 319,2% 634,1% 1981 315,7% 662,5% 1982 310,9% 673,7% 1983 311,4% 675,4% 1984 308,2% 650,7% 1985 307,0% 641,4% 1986 309,8% 655,1% 1987 316,7% 681,7% 1988 309,0% 686,4% 1989 317,1% 722,7% 1990 324,6% 758,9% 1991 334,8% 808,6% 1992 344,8% 851,3% 1993 353,4% 893,0% 1994 361,2% 931,2% 1995 367,7% 953,4% 1996 373,9% 995,0% 1997 385,0% 1040,6% 1998 401,4% 1107,4% 1999 419,9% 1187,1% 2000 431,4% 1245,7% 2001 446,2% 1297,4% 2002 450,4% 1326,2% 2003 469,5% 1378,9% 2004 485,8% 1429,5% 2005 498,4% 1468,6% 2006 504,9% 1506,2% 2007 515,0% 1548,3% 2008 524,7% 1589,1% 2009 542,3% 1642,0% 2010 550,0% 1671,2% 2011 554,2% 1663,0% 2012 545,3% 1627,5% 2013 542,7% 1621,2%
Meer weten?
Voor meer informatie over dit onderwerp zie hoofdstuk 'Analyseverschillen jongens en meisjes' in de uitgave OCW in Kerncijfers 2008-2012 (PDF-document, 231 pagina's - 9,1 Mb).